Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak
II De projecten per thema
1
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak
Thema 1: Diagnose van het Systeemfalen Project 1A: De vraagzijde: ontwikkelingen en uitdagingen
Registration form 1a. Details of applicant Naam, titel:
Frans Nijhuis
Geslacht:
man
Universiteit, instituut:
FHML, Sociale Geneeskunde Universiteit Maastricht
Adres:
POB 616 6200 MD Maastricht
Telefoonnummer:
043-3882223
Email:
[email protected]
1b. Title of research proposal De vraagzijde: ontwikkelingen en uitdagingen. Een analyse van de problemen die door werkgever en werknemer ervaren worden bij het articuleren van de zorgvraag en het sturen van het zorgaanbod. 1c. Abstract In de afgelopen jaren is een breed palet aan zorg ontwikkeld gericht op het vergroten van de employability en vitaliteit in organisaties en op de reïntegrratie van werknemers die uitgevallen zijn. Onduidelijk is in hoeverre dit palet beantwoordt aan de behoeften van werkgever en werknemer en aan de concrete zorgvragen waar zij mee worden geconfronteerd. Door literatuurstudie, gesprekken in de klankbordgroep en interviews met stakeholders zullen de problemen die werknemers en werkgevers ervaren op het snijvlak van arbeid en zorg worden geïnventariseerd. Het gaat hierbij over percepties van de veranderende zorgvraag, als ook om de verandering in zorgbehoefte door de toegenomen verantwoordelijkheid van werkgever en werknemer. Ook de ervaren obstakels van werknemers en werkgevers om regie te nemen en adequaat aanbod te entameren c.q. te ontvangen worden geanalyseerd. (Een kwantitatieve analyse van het te verwachten zorgaanbod is voorzien in project 1B). 1d. Max. 6 keywords Ontwikkeling gezondheidsproblemen, arbeidsparticipatie, vitaliteit, employability, reïntegrratie, regierol werknemers en werkgevers
2
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak
1e. Application to other bodies. Has the same idea been submitted elsewhere?
Nee
1f. Requested funding. Het betreft hier één Aio (lumpsum financiering). 1g. Team of researchers Dr. F.J.N, Nijhuis (Bijzonder hoogleraar psychologie van Arbeid en Gezondheid, i.h.b de arbeidsintegratie, senior onderzoeker) Dr I. Houkes (senior onderzoeker arbeid en gezondheid) Vacature (AIO, in samenhang met interventie deel 2B) Type of grant
Subsidie
Research proposal
3. Description of the proposed research 3a. Research topic De noodzaak van de vergroting van de arbeidsparticipatie, in combinatie met de toegenomen kosten van verzuim voor de werkgever heeft er toe geleid dat er verschillend vormen van zorgaanbod gecreëerd zijn om de werkgever te ondersteunen bij een snelle reïntegrratie van werknemers die uitgevallen zijn met specifieke gezondheidsklachten. Volgens sommigen is er zelfs een wildgroei ontstaan aan organisaties die pretenderen de werknemer sneller en doeltreffender te ondersteunen en daarmee langdurig verzuim en non-participatie te voorkomen (zie ook project 1C). Er is echter weinig zicht op de wijze waarop de aanbodzijde zich verhoudt tot de vraagzijde en de verwachte ontwikkelingen in de vraag. In de nabije toekomst zal binnen de beroepsbevolking de medische problematiek toenemen, door vergrijzing en een toename van werknemers met chronische (lifestyle-)aandoeningen. De belangrijkste zijn psychische en bewegingsapparaat problematiek, diabetes, en hart & vaataandoeningen. Ook het „dichtschroeien‟ van de WAO/WIA, het doorwerken tot 3
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak (na) het 65e levensjaar, de toename van werkstress, en de komst c.q. terugkeer van meer mensen met ernstige aandoeningen op de werkvloer door betere behandeling (kanker, hartinfarct, nierlijden, ernstige kinderziektes (Wajong)) draagt hieraan bij (zie hiervoor verder project 1B). De stijgende leeftijd van werknemers brengt met zich mee dat er sprake zal zijn van een verhoogd risico op chronische aandoeningen en op een veranderde arbeidsbelasting. Daarnaast zal de nadruk op vitaliteit, flexibiliteit en employability ook nieuwe zorgvragen met zich mee brengen. Om hierop in de toekomst adequaat te kunnen anticiperen, is het belangrijk om nu scherp te inventariseren hoe werkgevers en werknemers de ontwikkelingen in de zorgvraag voor werknemers met een chronische aandoening, psychische problematiek of een ander gezondheidsprobleem zien, welke problemen zij ervaren met het articuleren van een zorgvraag, en welke problemen zij ervaren met het entameren c.q. regisseren van een adequaat zorgaanbod. Wat zijn de behoeften van werkgever en werknemer met gezondheidsbeperkingen op het grensvlak van arbeid en zorg? In de praktijk blijkt dat werkgevers en werknemers meestal niet in staat zijn de hen opgelegde verantwoordelijkheid te nemen, waardoor de participatie beïnvloed wordt en aanzienlijke financiële kosten ontstaan. Bij het inventariseren en analyseren van problemen die werknemer met gezondheidsbeperkingen en werkgever ervaren zijn een viertal verschillende aspecten te onderkennen. Op elk van deze vier aspecten wordt geïnventariseerd in hoeverre werkgever en werknemer in de praktijk problemen ervaren die leiden tot een verminderde participatie en op welke wijze deze problemen verminderd of opgelost kunnen worden. Een aanvullende vraag die hierbij natuurlijk steeds gesteld moet worden is tot op welke hoogte werkgevers en werknemers in staat zijn om de eigen regie daadwerkelijk te voeren. a) Productieverlies door gebrek aan regie Bekend is dat gebrek aan adequate planning, op momenten dat een werkgever en werknemer met gezondheidsbeperkingen daaraan behoefte hebben, kan leiden tot onnodige financiële en maatschappelijke kosten voor werkgever en werknemer; bovendien is het voortduren van een arbeidsongeschiktheidsperiode een belangrijke zelfstandige factor voor de verlenging van de arbeidsongeschiktheid. Na zes weken arbeidsongeschiktheid is deze arbeidsongeschiktheidsduur zelf een ernstige belemmering geworden voor de werkhervatting. De vraag is in hoeverre binnen bedrijven inzicht of ervaring is met betrekking tot het ontstaan van productieverlies ten gevolge van inadequate sturing door de zorg bij ziekte of uitval of door een gebrek aan regie op het werkhervattingproces door werkgever en werknemer b) Onvoldoende sturingsmogelijkheden in het benutten van de arbeidsmogelijkheden door werkgever en werknemer met gezondheidsbeperkingen ten gevolge van kennisen informatiegebrek
4
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak Bij een groot aantal ernstige gezondheidsklachten krijgt de werknemer met gezondheidsbeperkingen te maken met verschillende medische en paramedische hulpverleners, die allen desgevraagd uitspraken doen over werkhervatting. Deze oordelen zijn veelal niet in volledige overeenstemming met elkaar. De vraag is in hoeverre en onder welke condities werkgever en werknemer ervaren dat het werkhervattingproces verstoord wordt doordat werknemer en werkgever onvoldoende of tegenstrijdige informatie heeft over de resterende arbeidsmogelijkheden. c) Onvoldoende sturingsmogelijkheden richting snelle, vroegtijdige werkhervatting Medische, psychologische, paramedische zorg en behandeling is gericht op de behandeling van klacht en aandoening. Ten behoeve van een snelle en succesvolle werkhervatting is het de grote vraag in hoeverre werkhervatting vooraf kan gaan aan het volledige herstel, zelfs bevorderend is voor het herstel. Tijdcontingent handelen gericht op klachtbehandeling en vroegtijdige werkhervatting blijkt veelal tenminste even effectief te zijn als een expliciete gerichtheid op de klacht of aandoening, terwijl de snelheid van werkhervatting aanmerkelijk groter is In hoeverre vinden of ervaren werkgever en werknemer dat de zorg gericht is op een snelle en gerichte werkhervatting of juist een snelle werkhervatting in de weg staat. d) De invaliderende werking van de zorg In hoeverre is binnen bedrijven de ervaring dat de bestaande zorgstructuur leidt tot een invalidering van de werknemer met gezondheidsbeperkingen en daarmee tot een inperking van de eigen regie van de werknemer, omdat de werknemer onbedoeld in een ondersteuningsstructuur geduwd wordt die het uiteindelijk moeilijker maakt om zelfstandig en autonoom te participeren. Concreet worden de volgende onderzoeksvragen onderzocht: 1. Wat zijn de huidige ervaren problemen rondom de arbo-curatieve afstemming bij werknemers met gezondheidsbeperkingen en werkgevers? Wat is de impact van de recente systeemveranderingen op deze problemen? 2. Wat zijn de concrete behoeftes die deze actoren ervaren (elk vanuit het eigen perspectief), en welke oplossingen voor het systeemfalen dragen zij aan? Bij deze vragen worden de vier genoemde deelaspecten gehanteerd als structurering van problematiek en als ingang voor de interviews en analyses. Voorts zal in deze studie een genderperspectief worden meegenomen, omdat het omgaan zelfsturing en autonomie, en het nemen van eigen verantwoordelijkheid bij reïntegratie voor vrouwen moeilijker lijkt te zijn dan voor mannen (cf. Verdonk et al., submitted).
5
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak 3b. Approach Het onderzoeksproject heeft een doorlooptijd van 1 1/2 jaar en bestaat uit 3 onderdelen die elkaar gedeeltelijk overlappen: Deel 1A.1: voorbereiding Deel 1A.2: dataverzameling en eerste analyseronde Deel 1A.3: tweede analyseronde en rapportage Deel
Start fase mnd 1-3
3-6
6-9
Experimentele fase 9-12
12-15
15-18
18-21
21-24
24 - ...
1A.1 1A.2 1A.3 Project 1A en 1C zullen qua methodiek zoveel mogelijk geïntegreerd worden uitgevoerd, om onnodige overlap qua inzet en interviewrondes etc. te voorkomen. Deel 1A.1: voorbereiding In deel 1 worden activiteiten ten behoeve van de voorbereiding voor de dataverzameling getroffen. Dit deel bestaat uit het: uitvoeren van een literatuurstudie over de staat van de huidige Nederlandse arbo-curatieve problematiek en de ervaren problemen aan de vraagzijde opstellen van een belangenkaart: selectie van te benaderen actoren (werknemers met een gezondheidsbeperking, werkgevers-leidinggevenden, P&O functionarissen, reïntegrratie consulenten, werknemers, bedrijfsartsen, beleidsmakers). De klankbordgroep zal worden benaderd om tot een zo krachtig mogelijke selectie van totaal vijftien sleutelpersonen te komen arrangeren van de interviews met de geïdentificeerde sleutelpersonen ontwikkelen en pilot-testen van vragenlijsten voor de interviews Deel 1A.2: dataverzameling en eerste analyseslag Het onderzoek is kwalitatief van aard, omdat we zo goed mogelijk de verschillende belemmeringen en problemen, die de werkgever en werknemer met gezondheidsbeperkingen ervaren in hun relatie met de zorg, in kaart moeten brengen. De analyse van de belemmeringen en problemen in dit project en de overige projecten uit Thema 1 vormt immers de basis voor een belangrijk deel van de interventies. Met de vijftien geïdentificeerde sleutelpersonen (zoals geselecteerd door de Klankbordgroep) worden semi-gestructureerde interviews gehouden. Omdat er nog relatief weinig bekend is over de te onderzoeken problemen, behoeften en processen zal in dit onderzoek de Grounded Theory benadering worden gebruikt (cf. Polit & Beck, 2004). Deze onderzoekstraditie is in de jaren 60 ontwikkeld door de sociologen Glaser en Straus en heeft als doel om de sociale, psychologische en structurele processen die plaatsvinden in een bepaalde context te beschrijven en verklaringen
6
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak hiervoor te vinden. De ervaren problemen en behoeftes zullen worden gecategoriseerd. Indien door de sleutelpersonen nog aanvullende individuen of partijen worden genoemd, dan is een aanvullende ronde van max. vijftien interviews mogelijk (i.e., purposive sampling). Vanwege efficiëntie overwegingen zullen deze in principe telefonisch worden afgenomen. De resultaten van de interviews en het literatuuronderzoek resulteren in een systematisch en conceptueel geordend overzicht van de problemen welke werknemers en werkgevers ervaren in het articuleren van de vraag, en in het entameren c.q. sturen van zorgaanbod op het grensvlak van arbeid en zorg. Ook de dynamiek die door de recente systeemveranderingen tot stand is gebracht – zoals door de geïnterviewden gepercipieerd - zal hierin worden verwerkt. Deel 1A.3: tweede analyseronde en rapportage Het doel van deze fase is het formuleren van heldere conclusies en aanbevelingen. De voorlopige resultaten, conclusies en aanbevelingen worden in een concepteindrapportage vastgelegd. De conceptrapportage wordt met de opdrachtgever en de klankbordgroep besproken. De inzichten die dit oplevert worden in de eindrapportage verwerkt. 3c/3e. Literature and Scientific Setting Belangrijkste publicaties van de aanvragers: Giezen van der, A.M., Bouter L.M. & Nijhuis, F.J.N. (2000) Prediction of return-towork of low back pain patients sicklisted for 3-4 months. Pain, 87, 285-294. Houkes, I. (2002). Work and individual determinants of intrinsic work motivation, emotional exhaustion and turnover intention. A study among bank employees and teachers. PhD thesis. Maastricht: Universiteit Maastricht. Houkes, I, Janssen PPM, Jonge, J de en F.J.N. Nijhuis. (2001) Work and individual determinants of intrinsic work motivation, emotional exhaustion and turnover intention. A multi-sample analysis. Int. J. of Stress Management 8, 257-283 Jansen, N.W.H., Kant, IJ, Amelsvoort van, G.P.M., Nijhuis, F.J.N. & P.A. van den Brandt. (2003) Need for recovery from work: evaluating short-term effects of working hours, patterns and schedules, Ergonomics, vol. 46, no. 7, 664-680 Jansen, N.W.H., Kant, IJ, Kristensen, T.S. & F.J.N. Nijhuis (2003) Antecedents and Consequences of work-family conflict: A prospective cohort study. JOEM vol. 45 no. 5, 479 – 491 Janssen, N. & F.J.N. Nijhuis (2004). Associations between positive changes in perceived work characteristics and change in fatigue. Journal of Occupational and Environmental Medicine, 46, 866-875. Lierop van, B. & Nijhuis, F. (2000) Assessment, education and placement: an integrated approach to vocational rehabilitation. International Journal of Rehabilitation Research, 23, 261-269.
7
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak Lierop, B.A.G. van & F.J.N. Nijhuis (2006) Early Work-Related Interventions in a Medical Rehabilitation Setting. The International Journal of Disability Management Research, p. 74-87 Nijhuis, F. & B. van Lierop (2007) Arbeidsintegratie en arbeidsrehabilitatie. In: Schaufeli, W. en Bakker, A. De psychologie van Arbeid en Gezondheid Houten: Bohn Stafleu van Loghum. p.169 – 193 Rijk, A. de, Janssen N., Alexanderson K. and F. Nijhuis (2008) Gender differences in return to work patterns among sickness absentees and their associations with health: A prospective cohort study in the Netherlands. International Journal of Rehabilitation Research (acc) Rijk, A. de, Lierop, B. van, Janssen, N en F. Nijhuis (2002). Geen kwestie van motivatie naar van situatie. Een onderzoek naar man/vrouw verschillen in werkhervatting gedurende het eerste jaar na ziekmelding. Doetinchem: Elsevier Bedrijfsinformatie bv (ISBN: 905901 1228) Smulders, P.G.W. & Nijhuis, F.J.N. The Job Demands Control Model and absence behaviour: results of a 3-year longitudinal study. Work and Stress, 1999, 13, 2, 115-131. Additional relevant literature: Polit, D.F., & Beck, C.T. (2004). Nursing research: principles and methods (7th ed.). Philadelphia: Lippincott, Williams & Wilkins. Verdonk P, de Rijk A, Klinge I, & van Dijk-de Vries A. (submitted). Sickness absence as interactive process: gendered experiences of young higher educated women with mental health problems.
3d. Time Plan Zie 3b. 3f. Output Expected scientific output - Eindrapportage - Publicaties in wetenschappelijk tijdschrift 3g. Societal & Scientific Relevance Aanvullend op hetgeen vermeld in Deel I: Dit project is cruciaal om de sensitiviteit voor de op dit moment gepercipieerde blokkades, kansen en (on)mogelijkheden scherp in kaart te krijgen. Het is daarmee een sine qua non voor het opzetten van kansrijke experimenten die op draagvlak kunnen rekenen. Voorzien van een adequate analyseslag zullen deze inzichten op zichzelf al krachtig genoeg kunnen zijn om te leiden tot een zelfstandige wetenschappelijke publicatie. De relevantie hier zal met name liggen in de recente ontwikkelingen in het licht van de liberalisering van zowel de zorgsector als ook de „markt‟ van arbeid en zorg.
8
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak
Signature
I hereby declare that I have completed this form truthfully: Name: Frans Nijhuis Place: Maastricht Date: 18 augustus 2008
9
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak
Thema 1: Diagnose van het systeemfalen Project 1B: Objectiveren van gezondheidsgerelateerde nonparticipatie en de vermijdbare bijdrage van de gezondheidszorg hieraan
Registration form 1a. Details of applicant Naam, titel:
Peter Buijs, Dr.
Geslacht:
man
Universiteit, instituut:
TNO Kwaliteit van Leven
Adres:
Postbus 718, 2130 AS Hoofddorp
Telefoonnummer:
023-5549488
Email:
[email protected]
1b. Title of research proposal
Objectiveren van de gezondheidsgerelateerde non-participatie en de vermijdbare bijdrage van de gezondheidszorg hieraan: een kwantitatieve analyse van de huidige en toekomstige gezondheidsproblemen vanuit het perspectief van arbeidsparticipatie en een analyse van de wijze waarop bestaande zorgarrangementen bijdragen aan non-participatie en/of productiviteitsverlies. 1c. Abstract
De omvang van de huidige gezondheidsproblematiek (prevalentie, kosten) in relatie tot arbeidsparticipatie wordt vanuit twee invalshoeken vastgesteld. In de eerste plaats vanuit de Nederlandse populatie in de arbeidzame leeftijd (15- 65 jarigen). In de tweede plaats wordt gekeken naar de gezondheidsproblemen die zich voordoen bij de populatie werkenden. Beide invalshoeken zullen elkaar aanvullen en inzicht geven in de omvang van de gezondheidsproblematiek vanuit het perspectief van arbeidsparticipatie. Op basis van aannames over de toekomstige samenstelling/omvang van de beroepsbevolking (naar leeftijd en geslacht), waarbij verschillende schattingen van de mate van arbeidsparticipatie zullen worden gehanteerd, zal ook worden aangegeven wat de omvang van de gezondheidsgerelateerde non-participatie zal zijn in 2020 (bij overigens gelijkblijvende omstandigheden). De gezondheidszorg kan op verschillende wijzen vermijdbaar bijdragen aan nonparticipatie cq. verzuim en productiviteitsverlies: - Suboptimale organisatie en coördinatie van de zorg (bijv. te lange wacht- en doorlooptijden in het zorgproces, binnen en tussen zorgaanbieders, onnodig of
10
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak
-
verkeerd doorverwijzen (inclusief afstemming met bedrijfs- en verzekeringsartsen) Blinde vlek voor het herstel van functioneren als richtsnoer voor het curatieve handelen i.p.v. het volledig herstel van klachten Onvoldoende focus op de zelfregie van de patiënt/cliënt/werknemer Vermijdbare iatrogene schade of suboptimaal herstel/gezondheidsstatus zoals een vermijdbare wondinfectie of decubitus, of niet goed begeleidde status hartfalen
In al deze gevallen is er sprake van een onnodig vertraagde respons en/of van een vermijdbaar tekortschietend resultaat van de zorg in termen van de gezondheidssituatie en van de werknemer. Onderzoek uit binnen- en buitenland laat zien dat deze problemen substantieel zijn (De Bruijne et al 2007; Institute of Medicine 2000; Murray en Berwick 2003; IGZ 2007); de effecten hiervan op nonparticipatie zijn echter nog niet of nauwelijks in kaart gebracht. Het totale project heeft een doorlooptijd van anderhalf jaar en resulteert in twee wetenschappelijke publicaties: - Een publicatie over de omvang (prevalentie en kosten) van gezondheidsproblemen die relevant zijn voor arbeidsparticipatie - Een publicatie over (vermijdbare) bijdragen van de gezondheidszorg aan nonparticipatie. 1d. Max. 6 keywords
Arbeidsrelevante gezondheidsproblemen, indirecte kosten, arbeidsongeschiktheid, arbeidsparticipatie, toekomstanalyse 1e. Application to other bodies. Has the same idea been submitted
Nee
elsewhere? f. Requested funding
Het betreft hier een AIO traject (lump sum financiering). 1g.Team of researchers
Algemeen coördinatie: dr. Peter C Buijs, bedrijfsarts/ex-huisarts, sr onderzoeker/adviseur Projectleider: dr. J. van Genabeek (econoom-historicus) Onderzoekers: dr. Anja Kremer (artsepidemioloog), dr. Romy Steenbeek (methodolooggedragswetenschapper) Adviseurs: drs. Dick van Putten (arts-epidemioog), drs Cees Wevers (bedrijfsarts, afdelingsmanager Arbeidsparticipatie); drs. Wim Zwinkels (econometrist) Type of grant Subsidie
11
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak Research proposal 3. Description of the proposed research 3a. Research topic
Gezondheidsproblemen veroorzaken individueel leed voor de betrokken persoon. Daarnaast leiden deze problemen vaak ook tot hoge maatschappelijke kosten. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen de directe (medische zorg) kosten en indirecte kosten van arbeidsuitval en productiviteitsverlies. Onderzoek laat zien dat de indirecte kosten een veelvoud zijn van de directe kosten. De omvang van de kosten kan geïllustreerd worden aan de hand van enkele onderzoeken. De kosten van depressie bedroegen in 2003 4.470 miljoen euro. Hiervan werd 670 miljoen euro veroorzaakt door de zorgkosten en 3.800 miljoen euro door indirecte zorgkosten (Nationale denktank, 2006). De totale kosten van RSI bedroegen 2.216 miljoen euro, waarvan 119 miljoen directe kosten en 2007 miljoen euro indirect kosten. De kosten van aandoeningen die samenhangen met psychosociale arbeidsbelasting bedragen 4.070 miljoen euro, waarvan 1.025 miljoen directe kosten en 3.045 miljoen indirecte kosten (Blatter 2005). Een recent onderzoek van de Engelse overheid laat zien dat de kosten van ongezondheid voor de (potentiële) beroepsbevolking 103-129 miljard pond bedragen, waarvan 5-11 miljard voor de gezondheidszorg. Verreweg het grootste deel betrof kosten van productiviteitsverlies (63 miljard) en verzuim (10 miljard) (Black, 2008). De kosten van presenteesim (productiviteitsverlies als gevolg van doorwerken met gezondheidsklachten/-problemen) worden geschat op ca. 2% (Australië) tot 2,5% (VS) van het BBP. De aandoeningen die in belangrijke mate bijdragen aan deze kosten zijn arthritis, hypertensie, depressie, migraine en diabetes. (Econtech, 2007, Goetzel et al 2004). Het onderzoek richt zich op de beantwoording van de volgende vragen: 1B.1: Wat is de huidige omvang van de gezondheidsproblematiek die relevant is vanuit het perspectief van arbeidsparticipatie? 1B.2: Wat is de te verwachten omvang van de gezondheidsproblematiek in de nabije toekomst (2020)? 1B.3: In welke mate dragen knelpunten in de gezondheidszorg bij aan de omvang van non-participatie en of productiviteitsverlies? 3b. Approach Ad 1B.1: Wat is de huidige omvang van de gezondheidsproblematiek die relevant is vanuit het perspectief van arbeidsparticipatie? Het vaststellen van de omvang van de gezondheidsproblematiek die relevant is vanuit het perspectief van arbeidsparticipatie wordt vanuit twee invalshoeken benaderd. In de eerste plaats wordt gekeken naar de omvang van de
12
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak gezondheidsproblematiek in de Nederlandse populatie in de arbeidzame leeftijd (1565 jarigen). De gezondheidsproblemen in deze populatie geven een beeld van de gezondheidsproblemen die bij de potentiële beroepsbevolking voorkomen en waar zorgverleners in de curatieve zorg en arbozorg mee geconfronteerd worden. Naarmate de arbeidsparticipatie groter wordt in deze populatie zullen de gezondheidsproblemen in de totale Nederlandse populatie in deze leeftijdsgroep (1565 jaar) een representatiever beeld geven van de gezondheidsproblemen bij de werkenden. Hierbij wordt gekeken naar de omvang van de gezondheidsproblemen in termen van prevalentie en zorgkosten. In de tweede plaats wordt gekeken naar de gezondheidsproblemen die zich voordoen bij de populatie werkenden. De aard van de gezondheidsproblemen in de populatie werkenden zal verschillen van die van de totale populatie. Dit effect zal vooral optreden in leeftijdsklassen waar de arbeidsparticipatie relatief gering is. Op oudere leeftijd zal non-participatie, mede ten gevolge van gezondheidsproblemen, toenemen (Burdorf, Mackenbach 2006). Beide invalshoeken zullen elkaar aanvullen en inzicht geven in de omvang van de gezondheidsproblematiek vanuit het perspectief van arbeidsparticipatie. De volgende activiteiten zullen verricht worden. a) Vaststellen van de omvang van de problematiek aan de hand van de (ICD-9) diagnosecategorieën. Vertrekpunt voor deze activiteit zijn de publicaties en basisgegevens van kosten van ziekten in Nederland 2003 (www.kostenvanziekten.nl). Op basis hiervan is het mogelijk de kosten van zorg (totaal en per Nederlander) vast te stellen, uitgesplitst naar leeftijdsklasse, geslacht, diagnosecategorie. Daarnaast kan op basis van de gegevens uit de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (Hollander et al, 2006) de prevalentie van de in deze studie opgenomen aandoeningen worden vastgesteld. Prevalentiegegevens zullen zonodig aanvullend worden verzameld via de bronbestanden (o.a. CMR peilstations, LMR registratie, kankerregistratie). Dit onderdeel resulteert in een overzicht van de voornaamste aandoeningen voor de leeftijdscategorie 15-65 jaar op basis van prevalentie en zorgkosten. b) Vervolgens worden gegevens verzameld over de omvang van de gezondheidsproblematiek vanuit het perspectief van de werkende populatie. De omvang van de problematiek wordt vanuit de volgende perspectieven gekwantificeerd: b1) Verzuim en gezondheidsklachten: De omvang van het verzuim naar leeftijd en geslacht resp. de aard van de gezondheidsklachten bij het laatste verzuim. Dit zal gebeuren op basis van een representatieve steekproef van 22.000 werknemers (betaald werk in loondienst, excl. zelfstandigen) die participeren in de NEA 2007 (Bossche van den et al, 2007). b2) Gezondheidsklachten en ‘presenteeism’: er wordt een schatting gemaakt van de kosten van presenteeism voor werknemers met nader gespecificeerde chronische ziekten, aandoeningen of handicaps. Dit zal gebeuren op basis van
13
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak de NEA 2007. Van deze werknemers is bekend in hoeverre ze bij het uitvoeren van het werk belemmerd worden door de ziekte. Ook is bekend of de betreffende werknemers denken dat de leidinggevende hun prestaties in de afgelopen vier weken beter, gelijk of slechter heeft beoordeeld dan die van collega‟s met dezelfde functie. Op basis van de literatuur zal een schatting worden gehanteerd van het percentage productieverlies dat behoort bij de mate waarin men aangeeft belemmerd te zijn en/of minder functioneert. b3) Verzuim naar leeftijd, geslacht en diagnose. Er wordt een overzicht gemaakt van het verzuim uitgesplitst naar de voornaamste verzuimdiagnoses naar leeftijd en geslacht. Dit gebeurt op basis van een groot databestand met gepoolde verzuimgegevens van verschillende grote arbodiensten. Dit bestand wordt ook gebruikt voor het maken van verzuimreferentiegegevens voor het Laboretum (uitgave BSL). Het betreft hier langerdurend verzuim (6 weken of meer), aangezien in veel gevallen de bedrijfsarts pas rond de zesde week betrokken zal zijn bij het verzuim en dus een diagnose kan vaststellen. b4 Arbeidsongeschiktheid naar diagnose. Aan de hand van de gegevens van UWV zal een overzicht worden gemaakt van de voornaamste diagnoses in de IVA en WGA, voor zover mogelijk (privacy) uitgesplitst naar geslacht/leeftijd. Daarnaast zal een literatuuronderzoek plaatsvinden om de bevindingen in perspectief te zetten van andere nationale/internationale onderzoeken naar de omvang van de huidige en toekomstige gezondheidsproblematiek vanuit het oogpunt van arbeidsparticipatie. Bij dit literatuuronderzoek zullen ook alternatieve methoden om de omvang en ernst van de problematiek te schetsen worden meegenomen. In het bijzonder betreft dit de methodiek van Disability Adjusted Life Years (Daly‟s). Daarmee worden de gegevens over prevalentie en kosten aangevuld met gegevens over de ziektelast. Op basis van de resultaten van de verschillende deelonderzoeken wordt inzicht verkregen in de omvang (prevalentie) en kosten van gezondheidsproblematiek die relevant is vanuit het perspectief van arbeidsparticipatie. Ad 1B.2 Wat is de te verwachten omvang van de gezondheidsproblematiek in de nabije toekomst (2020)? Op basis van aannames over de toekomstige samenstelling/omvang van de beroepsbevolking (naar leeftijd en geslacht), waarbij verschillende schattingen van de mate van arbeidsparticipatie zullen worden gehanteerd, kan aangegeven worden wat de omvang van de gezondheidsproblematiek is bij overigens gelijkblijvende omstandigheden. Daarnaast zal aan de hand van gegevens in de VTV over trends in het voorkomen van chronische aandoeningen (Hollander et al, 2006) een aanvullende schatting worden gemaakt van de consequenties hiervan voor verzuim met gezondheidsklachten/- aandoeningen en arbeidsongeschiktheid. Dit zal alleen
14
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak mogelijk zijn voor die aandoeningen waarvoor de diagnoseclassificatie in de VTV vergelijkbaar is met die in de verzuim/arbeidsongeschiktheidsregistraties. Ad 1B.3: In welke mate dragen knelpunten in de gezondheidszorg bij aan de omvang van non-participatie? De gezondheidszorg kan op verschillende wijzen vermijdbaar bijdragen aan nonparticipatie cq. verzuim en productiviteitsverlies: - Suboptimale organisatie en coördinatie van de zorg (bijv. te lange wacht- en doorlooptijden in het zorgproces, binnen en tussen zorgaanbieders, onnodig of verkeerd doorverwijzen (inclusief afstemming met bedrijfs- en verzekeringsartsen) - Blinde vlek voor het herstel van functioneren als richtsnoer voor het curatieve handelen i.p.v. het volledig herstel van klachten - Onvoldoende focus op de zelfregie van de patiënt/cliënt/werknemer - Vermijdbare iatrogene schade of suboptimaal herstel/gezondheidsstatus zoals een vermijdbare wondinfectie of decubitus, of niet goed begeleidde status hartfalen In al deze gevallen is er sprake van een onnodig vertraagde respons en/of van een vermijdbaar tekortschietend resultaat van de zorg in termen van de gezondheidssituatie en van de werknemer. Onderzoek uit binnen- en buitenland laat zien dat deze problemen substantieel zijn (De Bruijne et al 2007; Institute of Medicine 2000; Murray en Berwick 2003; IGZ 2007); de effecten hiervan op nonparticipatie zijn echter nog niet of nauwelijks in kaart gebracht. Om deze effecten in kaart te brengen worden de volgende activiteiten verricht: a) Literatuuronderzoek Dit betreft literatuuronderzoek gericht op de specifiek door de gezondheidszorg veroorzaakte bijdragen aan (vermijdbare) non-participatie resp. indirecte kosten. Daarbij wordt gezocht naar literatuur die ingaat op een of meer van de vijf bovengenoemde aspecten van het systeemfalen aan de hand van onderzoek naar specifieke gezondheidsproblemen (klachten en/of diagnoses). Indien uit deelproject 1 andere aspecten van systeemfalen naar voren komen, dan de hier genoemde, dan zullen deze alsnog worden meegenomen in het literatuuronderzoek. In dit onderdeel zal in ieder geval aandacht worden besteed aan: - het onderzoek van De Bruijne et al (2007). Hierin wordt de onbedoelde en vermijdbare schade in Nederlandse ziekenhuizen in kaart gebracht. Een groot deel van de schade blijkt zich af te spelen buiten de leeftijdsgroep 15-65 jaar. Onze aandacht richt zich vooral op de betekenis van deze uitkomsten voor de (potentiële) beroepsbevolking. - Onderzoek naar diagnosespecifieke kosteneffectiviteitstudies waarin nieuw/innovatieve zorg wordt vergeleken met gebruikelijke (reguliere) zorg. Randvoorwaarde is dat participatie en/of indirecte kosten zijn meegenomen in de effectmaten.
15
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak Daarnaast zullen andere beschikbare gegevensbronnen worden geraadpleegd, bijvoorbeeld via internet nagaan in welke mate er (nog) sprake is van wachttijden op basis van de zogenoemde Treeknormen, publiek beschikbare analyses van doorlooptijden, enzovoort. b) De terugkijkfunctie Dit onderdeel biedt de gelegenheid om terug te kijken naar de knelpunten in de gezondheidszorg resp. wat vermijdbaar was geweest. We starten met het definiëren van een groep werknemers die een langdurige gang door de gezondheidszorg en arbozorg achter de rug heeft. Het betreft werknemers die 12 maanden verzuimen en werknemers die voor de WIA-poort staan of met een erkende beroepsziekte geregistreerd worden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB). Toestemming van UWV, NCVB en betrokken werknemers is uiteraard vereist. Hiervoor zal afstemming plaatsvinden met het lopend onderzoek van het NCvB (ism Universiteit Maastricht, Hugo Sinzheimer instituut en de NVAB) „leerzame schadeclaims‟. Vervolgens wordt aan de hand van de dossiers het zorgpad teruggevolgd en nagegaan in hoeverre en op welke momenten mogelijk sprake was van een vermijdbare bijdrage van de gezondheidszorg aan de duur resp. uitkomst van het traject. Daarbij zal in ieder geval gekeken worden naar de hierboven genoemde aspecten van systeemfalen. Voor dit onderzoek zullen wij zoveel mogelijk de hoofdlijnen/definities volgen die door De Bruijne et al (2007) zijn gehanteerd. c Secundaire analyses op databestanden In dit onderdeel richten we ons op vermijdbaar verzuim vanuit het perspectief van de werknemer. Aan de hand van het longitudinale databestand “Patiëntenperspectief” (Steenbeek et al, 2006) kan nagegaan worden in hoeverre werknemers zelf vinden dat hun verzuim vermijdbaar was en in welke mate het optreden van vermijdbaar verzuim hun inziens toe te schrijven is aan het falen van verschillende aspecten van de gezondheidszorg. d Interviews met praktijkexperts Dit onderdeel biedt de mogelijkheid om in semi-gestructureerde interviews met sleutelpersonen nader in te gaan op de genoemde aspecten van het systeemfalen in de praktijk van alledag. Daarbij zullen de uitkomsten van de eerdere onderdelen zo veel mogelijk getoetst worden (face validity). 3c. Literature - Algemene Rekenkamer. Afstemming in de zorg. Aanpak chronische aandoeningen: twee voorbeelden uit de curatieve zorg. TK vergaderjaar 2006-2007, 30842 nrs 1-2 - Amstel RJ van, Anema JR, Jettinghoff K, Verbeek JH, Nauta AP, Putten DJ van. Weinig veranderingen in kwaliteit van sociaal medische begeleiding en tevredenheid bij patiënten met arbeidsverzuim, na samenwerkingsprojecten
16
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
voor huis- en bedrijfsartsen. Ned Tijdsch voor Geneesk 2005 (149) 24072412 Anema JR, Giezen AM van der, Buijs PC, Mechelen W van. Ineffective disability management of doctors is an obstacle for return tot work. A cohort study on low back pain patients sicklisted for 3-4 months. Occupational Environmental Medicine 2002 (59): 729-733 Anema JR, Jettinghoff K, Houtman I, Schoenmaker C, Buijs PC, Berg R van de. Medical care of employees long-term sicklisted due to mental health problems: a cohort study to describe and compare the care of OP and GP. Journal of Occupational Rehabilitation 2006(16) 41-52. Bakker RH, Krol B, Gulden JWJ van der, Groothoff JW. Arbocuratieve samenwerking een toekomstverkenning; TSG 83/2005: 5; 291-297 Blatter B, Houtman I, Bossche S van den, Kraan K, Heuvel S van den. Gezondheidschade en kosten als gevolg van RSI en psychosociale arbeidsbelasting in Nederland.TNO Kwaliteit van Leven, Hoofddorp, 2005 Black C. Dame Carol Black's Review of the health of Britain's working age population Presented to the Secretary of State for Health and the Secretary of State for Work and Pensions 17th March 2008 London: TSO Boer WEL de, Brenninkmeijer V, Besseling JJM. Disability Assessment/Evaluation, Europe. In: Albrecht GL (ed) Encyclopedia of disability Sage publications California USA :407-411 Bongers PM (editorial) Why is the information on cost effectiveness of interventions to manage neck and upper limb symptoms still lacking, while all stakeholders would benefit from this information? Occup Environm Med 2007 (64): 289- 290 Bossche van den S., Koppes L, Granzier J, Vroomde E de, Smulders P. Nationale Enquete Arbeidsomstandigheden 2007, methodologie en globale resultaten, TNO Broek P van den, Streng R, Linden m van der. Synergie in de keten van zorg en sociale zekerheid; utopie of realiteit? Den Haag Atos Consulting 2008 Bruijne, M.C. de, M. Zegers, L.H.F. Hoonhout, and C. Wagner, Onbedoelde schade in Nederlandse ziekenhuizen. Dossieronderzoek van ziekenhuisopnames in 2004. 2007, Amsterdam/Utrecht: EMGO Instituut en NIVEL. Burdorf A, Mackenbach JP. De invloed van gezondheid op vervroegde uittreding uit het arbeidsproces. EUR. In: Publieke gezondheid; achtergrondstudies. RVZ Den Haag 2006 Dijk P van, Hogervorst W, Buijs PC, Dijk F. van Information in a Dutch GP registration system about high risks on long-lasting sickness absence: a cross sectional exploration in their registration system Eur J Gen Pract 2006 (12): 74-76 Econtech Economic modelling of the cost of presenteeism in Australia, mei 2007 Eysink PED, Blatter BM, Gool CH van, Gommer AM, Bossche SNJ van den, Hoeymans N. Ziektelast van ongunstige arbeidsomstandigheden in Nederland. RIVM, 2007. Gezondheidsraad. Beoordelen, behandelen, begeleiden. Medisch handelen bij ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid, nr 2005/10( www.gr.nl) Goetzel RZ, Long SR, Ozminkowski RJ, Hawkins K, Wang S, Lynch W (2004) Health, absence, disability and presenteeism. Journal of Occupational and Environmental Medicine 46 (8), 398-412
17
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
Heuvel FMM van den, R. Steenbeek, Buijs PC. Werknemers wensen bij verzuim een prominentere rol van bedrijfsarts én huisarts In: Tijdschrift voor bedrijfs- en verzekeringsgeneeskunde 14 (2006) nr.7, p. 299-305 Hollander AEM de, Hoeymans N, Melse JM, Oers JAM van, Polder JJ (Eindred.). Zorg voor Gezondheid, Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006, BSL,RIVM, Bilthoven 2006 IGZ (Inspectie voor de Gezondheidszorg), Preoperatief traject ontbeert multidisciplinaire en gestandaardiseerde aanpak en teamvorming. 2007, Den Haag: IGZ. IOM (Institute of Medicine). Committee on Quality of Health Care in America, To Err is Human: Building a Safer Health System. 2000, Washington: National Academy Press. Koningsveld EAP, Zwinkels WS, Mossink JCM, Thie XM, Abspoel M. Maatschappelijke kosten van arbeidsomstandigheden van werknemers in 2001. Den Haag Min.SZW 2003 Kremer AM, Wevers CWJ Kanker in relatie tot werk In: Tijdschrift voor bedrijfs- en verzekeringsgeneeskunde 11 (2003) nr.8, p. 231-237 Kremer AM, Heuvel SG van den, Jettinghoff K, Putten DJ van. WAO-instroom door werkgebonden aandoeningen van de huid, longen en luchtwegen. Deel 1: en 2. TBV 2004(12):259-266. TBV 2004(12):325-333 Kremer AM, Pal TM, Keimpema ARJ van Employment and disability for work in patients with COPD: a cross-sectional study among Dutch patients / In: International archives of occupational and environmental health 80 (2006) nr.1, p. 78-86 Lagerveld SE, Blonk RWB, Brenninkmeijer V, Schaufeli WB. Work focused treatment of common mental disorders and its effect on return to work. A compartive outcome study. Submitted. Murray, M. en D.M. Berwick, Advanced access: reducing waiting and delays in primary care. Jama, 2003. 289(8): p. 1035-40. Nauta N, Engels J. Combineren van verschillende visies leidt tot een integrale kijk op arbocuratieve samenwerking. TSG 84/2006:2; 121-122 Putten DJ van. Nieuwe sociale zekerheid stelt eisen aan gezondheidszorg. Bedrijf, sociale zekerheid en gezondheidszorg. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken 2004-20, 166-168 Putten DJ van Gezondheid als randvoorwaarde voor arbeidsparticipatie. In: Genabeek L, Grundemann R, Wevers C. (eds) De toekomst werkt: mens en bedrijf in 2020. Hoofddorp TNO Kwaliteit van leven 2007. Putten van DJ. Cijfers over de maatschappelijke kosten van ziekten zijn onvoldoende onderbouwd. Redactioneel, TBV 16:5, 2008, 186. Steenbeek R, Kool RB, Visser E, Putten DJ van. De juiste verwijzing; evaluatieonderzoek verwijsfunctie bedrijfsarts. Eindmeting: stand van zaken een jaar na de invoering. TNO, Prismant, Marketconcern, TNO Kwaliteit van leven, Hoofddorp 2005. Steenbeek R, Kremer AM en Heuvel FMM van den. Patientenperspectief: eerste resultaten van twee metingen: een onderzoek naar de relatie tussen ontwikkeling van arbeidsrelevante klachten, contacten met zorgverleners en verzuim. TNO, Hoofddorp, 2006. Venema A, Anema JR, Amstel RJ van, Nauta AP, Verbeek JH, Putten DJ van, Buijs PC. Samenwerking tussen huis- en bedrijfsartsen. Longitudinaal onderzoek naar aanleiding van regionale samenwerkinsprojecten. TSG 2005(83): 286-290 Verbeek JH, Boer AG de, Weide WE van der, Piirainen H, Anema JR, Amstel RJ van, Hartog F. Patient satisfaction with occupational health physicians,
18
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak
-
development of a questionnaire.Occupational and Environmental Medicine 2005 (62) 119-123 Vroome EMM, Putten DJ van. Werkgebonden risicofactoren van ziekteverzuim en huisarts- en specialistenbezoek. TSG 2003 (81) 126-133 Waddell G, Kim Burton A. Is work good for your health and well-being. TSO, London, 2006
3d. Time Plan De doorlooptijd van project 1B bedraagt 18 maanden (aanvang bij start programma). 3f. Output Expected scientific output Dit project heeft een doorlooptijd van anderhalf jaar en resulteert in twee wetenschappelijke publicaties: - Een publicatie over de omvang (prevalentie en kosten) van gezondheidsproblemen die relevant zijn voor arbeidsparticipatie - Een publicatie over (vermijdbare) bijdragen van de gezondheidszorg aan nonparticipatie. 3g. Societal & Scientific Relevance Gegevens over de omvang (prevalentie en kosten) resp. de te verwachten trends, geeft een beeld van de omvang en urgentie van de problematiek, die aan dit SIGvoorstel ten grondslag ligt en bieden een basis voor het prioriteren van maatregelen om de knelpunten op te heffen. Inzicht in de omvang van de kosten kan ook bijdragen aan het realiseren van draagvlak bij stakeholders voor het opheffen van de knelpunten. De stakeholders zijn in dit geval werkgevers, werknemers, professionals en verzekeraars. Daarnaast zal duidelijk worden waar de zwakke plekken (leemten in kennis) zitten die nader onderzoek vergen om een beter beeld te krijgen van de problematiek resp. de daar aan toe te kennen urgentie. De leemten zullen zo veel mogelijk worden ingevuld in het kader van de experimenten in Thema 2.
Signature
I hereby declare that I have completed this form truthfully: Name: Peter Buijs Place: Hoofddorp Date: 18 Augustus 2008
19
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak
Thema 1: Diagnose van het systeemfalen Project 1C: De aanbodzijde: ontwikkelingen en best practices
Registration form 1a. Details of applicant
Naam, titel:
Marc Berg
Geslacht:
man
Universiteit, instituut:
Plexus Medical Group
Adres:
HJ Wenckebachweg 200
Telefoonnummer:
020 3010800
Email:
[email protected]
1b. Title of research proposal
Een analyse van ontwikkelingen in het huidige zorg- en ondersteuningsaanbod en de best practices daarbinnen, en een analyse van de problemen die aanbieders ervaren bij het creëren van adequaat aanbod. 1c. Abstract
Door literatuurstudie, gesprekken in de klankbordgroep en interviews met stakeholders zal het aanbod en de problemen die aanbieders ervaren op het snijvlak van arbeid en zorg worden geïnventariseerd. Ook worden via deze methodieken best practices (schoolvoorbeelden van aanbod die optimaal aansluiten bij de behoeften van werkgever en werknemer) geïnventariseerd, als ook de geleerde lessen van minder geslaagde initiatieven. Hierbij gaat het om de gehanteerde interventies, maar ook om de wijze waarop deze interventies organisatorisch zijn vormgegeven (inclusief professionele en institutionele rolverdeling en financieringsstromen). Zo objectief mogelijk wordt bepaald wat de resultaten van deze best practices zijn, zowel qua gezondheidswinst als qua vermindering van verzuim en verzuimgerelateerde kosten (de „businesscase‟ voor de best practice). 1d. Max. 6 keywords
Best practices, situationele analyse, zorg- en ondersteuningsaanbod, arbeid en zorg
20
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak 1e. Application to other bodies. Has the same idea been submitted
Nee
elsewhere? f. Requested funding
Het betreft hier één Aio (lumpsum financiering). 1g. Team of researchers
Dr. Marc Berg
arts,
gezondheidswetenschapper,
senior
onderzoeker,
Plexus
Medical Group Drs. Rianne Quak
senior onderzoeker, biomedische wetenschapper, Plexus Medical Group
Ir. Neeltje van Krieken
technisch bedrijfskundige, junior onderzoeker, Plexus Medical Group
Type of grant
Subsidie
21
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak
Research proposal
3. Description of the proposed research 3a. Research topic
Betere „arbo-curatieve afstemming‟ en meer aandacht binnen de zorg voor werk wordt al sinds de jaren ‟80 van de vorige eeuw bepleit. Ondanks projecten en convenanten, echter, en ondanks de recente, aanzienlijke veranderingen in het wettelijk kader voor de curatieve gezondheidszorg, de arbozorg en de sociale zekerheid lijkt het probleem niet kleiner te worden. Initiatieven en experimenten blijven te vrijblijvend en versnipperd. In dit project zal allereerst het huidige aanbod worden geïnventariseerd. Het gaat hierbij allereerst om de reguliere en commerciële zorgaanbieders op het veld van arbeid en gezondheid. Dit zorgaanbod dat vorm wordt gegeven door een groot aantal partijen in het zorgveld (huisarts, specialist, fysiotherapeut, psycholoog, etc.) wordt hier verder benoemd als arbo-curatieve zorg. Het aanwezige zorgaanbod zal worden geïnventariseerd naar omvang (hoeveel cliënten worden bediend) en naar doelgroep (op welke groepen werknemers richten deze instellingen zich). Ook de ontwikkelingen in het aanbod worden onderzocht (verschuivingen van cliëntenstromen), als ook de vraag welke professionals aanbieders in dienst hebben en welke methoden zij hanteren (inclusief de wetenschappelijke onderbouwing). De rollen die verzekeraars hierin spelen maken deel uit van deze omschrijving, ook al valt deze partij strikt genomen niet onder het „aanbod‟. Daarnaast wordt in dit project door literatuurstudie, gesprekken in de klankbordgroep en interviews met stakeholders de kennis over de huidige gepercipieerde problemen en behoeftes geactualiseerd vanuit het perspectief van het aanbod. Door literatuuronderzoek en door follow-up vanuit de interviews worden best practices en geleerde lessen van minder geslaagde initiatieven geïnventariseerd. Hierbij gaat het om de gehanteerde interventies, maar ook om de wijze waarop deze interventies organisatorisch zijn vormgegeven (inclusief professionele en institutionele rolverdeling en financieringsstromen). Wat maakt het dat sommige arbo-curatieve interventies niet alleen „in vitro‟ kosten-effectief blijken, maar dat ze ook „in vivo‟ in staat blijken aan te slaan? Welke generieke lessen kunnen hieruit worden geleerd voor de vormgeving van arbo-curatieve interventies en van de institutionele en regelgeving-context waarbinnen deze worden gepositioneerd? Zo objectief mogelijk zal worden bepaald wat de resultaten van deze best practices zijn, zowel qua gezondheidswinst als qua vermindering van verzuim en verzuimgerelateerde kosten. Deze onderbouwing vormt de basis voor het kunnen beargumenteren van een „ businesscase‟ voor een bredere invoering van best practices.
22
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak Concreet worden de volgende onderzoeksvragen onderzocht: 1. Wat zijn de huidige ervaren problemen in het aanbod rondom de arbocuratieve afstemming bij aanbieders en verzekeraars? Wat is de impact van de recente systeemveranderingen op deze problemen? 2. Wat zijn de concrete behoeftes die deze actoren ervaren (elk vanuit het eigen perspectief), en welke oplossingen voor het systeemfalen dragen zij aan? 3. Welke best practices in het aanbod zijn er, en wat zijn de factoren die het succes van deze best practices in de arbo-curatieve praktijk bepalen?
3b. Approach Het onderzoeksproject heeft een doorlooptijd van 1 1/2 jaar en bestaat uit 3 onderdelen die elkaar gedeeltelijk overlappen: Deel 1C.1: voorbereiding Deel 1C.2: dataverzameling en eerste analyseronde Deel 1C.3: tweede analyseronde en rapportage Deel
Opstart fase mnd 1-3
3-6
6-9
9-12
Experimentele fase 12-15
15-18
18-21
21-24
24 - ...
1C.1 2C.2 3C.3 Project 1A en 1C zullen qua methodiek zoveel mogelijk geïntegreerd worden uitgevoerd, om onnodige overlap qua inzet en interviewrondes etc. te voorkomen. Deel 1C.1: voorbereiding In deel 1 worden activiteiten ten behoeve van de voorbereiding voor de dataverzameling getroffen. Dit deel bestaat uit het: uitvoeren van een literatuurstudie over de staat van de huidige Nederlandse arbo-curatieve problematiek en de ervaren problemen aan de aanbodzijde opstellen van een belangenkaart: selectie van te benaderen actoren (verzekeraars, zorgaanbieders, bedrijfsartsen, beleidsmakers). De klankbordgroep zal worden benaderd om tot een zo krachtig mogelijke selectie van totaal vijftien sleutelpersonen te komen arrangeren van de interviews met de geïdentificeerde sleutelpersonen. bestuderen van documenten en literatuur met het oog op het inventariseren van best practices ontwikkelen en pilot-testen van vragenlijsten voor de interviews het ontwikkelen van een analysekader voor het definiëren van de best practices bestaande uit parameters zoals effectiviteit (gezondheidswinst, vermindering van verzuim, voorkomen non participatie etc), institutionele factoren, financiële issues en regelgevingaspecten.
23
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak Deel 1C.2: dataverzameling en eerste analyseslag Met de vijftien geïdentificeerde sleutelpersonen (zoals geselecteerd door de Klankbordgroep) worden semi-gestructureerde interviews gehouden. De interviews worden uitgewerkt en geanalyseerd met behulp van grounded theory methodologie. De ervaren problemen en behoeftes en best practices worden gecategoriseerd en conceptueel aangescherpt met behulp van de in de eerste fase ontwikkelde analysekader. De resultaten van de interviews en het literatuuronderzoek resulteren in een systematisch en conceptueel geordend overzicht van de problemen welke aanbieders en verzekeraars ervaren in het genereren van vraaggericht aanbod op het grensvlak van arbeid en zorg. Ook de dynamiek die door de recente systeemveranderingen tot stand is gebracht – zoals door de geïnterviewden gepercipieerd - zal hierin worden verwerkt. Een tweede ontwikkelend eindproduct is een groslist met best practices, inclusief key succes factors. Deze lijst wordt voorgelegd aan een aantal experts via een tweetal klankbordgroepbijeenkomsten. Uitkomst van de klankbordgroepbijeenkomsten is een shortlist van veelbelovende best practices met een korte omschrijving. Ook wordt per best practice aangegeven wat de key success factors zijn. Daarbij wordt ingezoomd op de organisatorische efficiëntie, de financiële prikkels, de effectiviteit van het aanbod etc. Daarnaast zullen de geleerde lessen van minder succesvolle initiatieven worden geïnventariseerd. Deze lessen helpen mee de groeiende lijst van key succes factors aan te scherpen en te falsificeren, en brengen valkuilen in beeld die tijdens de experimentfase van dit programma vermeden zullen moeten worden worden (Amstel 2007; Heideman 2002). De rol van experts bestaat uit het geven van een reflectie op de verkregen inzichten teneinde onze analyse aan te scherpen. Tevens vindt een inschatting plaats van wat de meest veelbelovende best practices zijn uit de totale lijst van best practices die zijn geïnventariseerd. Om te komen tot een heldere en transparante keuze wordt gebruik gemaakt van het ontwikkelde analysekader (zie voorbereiding). In het analysekader wordt o.a. gekeken naar de te behalen gezondheidswinst en de vermindering van verzuim en verzuim-gerelateerde kosten (de „businesscase‟ voor de best practice) en de institutionele, financiële consequenties. Ook wordt in deze fase bovendien goed naar de resultaten van de projecten 1A en 1B gekeken en worden de geïdentificeerde best practices gematched met de te verwachten ontwikkelingen en ervaren problemen in de vraag zodat ook onderzocht wordt of de toekomstige behoeften van werknemer en werkgever ook in de toekomst adequaat beantwoord kunnen worden door een daartoe goed uitgerust zorgaanbod.
24
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak Deel 1C.3: Analyse en rapportage Het doel van dit deel is het formuleren van heldere conclusies en aanbevelingen over het benodigde ondersteuningsaanbod dat nodig is om non participatie als gevolg van gezondheidsproblemen te voorkomen of te beperken. De voorlopige resultaten, conclusies en aanbevelingen worden in een concepteindrapportage vastgelegd. De conceptrapportage wordt met de opdrachtgever en de klankbordgroep besproken. De inzichten die dit oplevert worden in de eindrapportage verwerkt. 3c. Literature Plexus. Morgen zonder zorgen? Arbeidsproductiviteit en innovatieve kracht in de zorg. Amsterdam, juli 2005. SEO/Plexus/Universiteit van Amsterdam. Amstel RJ, Buijs PC. Voor verbetering vatbaar. Samenwerking tussen huis- en bedrijfsarts bij SMB. Amsterdam: NIA/TNO; 1997. Heideman JMC, Engels JA, Gulden JWJvd. Knelpunten in de arbo-curatieve samenwerking tussen bedrijfsarts en huisarts. Tijdschr Gezondheidswet 2002; 80(3): 185-190 Raad voor Gezondheidsonderzoek. Advies Onderzoek Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde. Den Haag: Raad voor Gezondheidsonderzoek; 2003. Raad voor Gezondheidsonderzoek. Advies Onderzoek Verzekeringsgeneeskunde. Den Haag: Raad voor Gezondheidsonderzoek; 2004. Willems JHBM, Croon NHTh, Koten JW, red. Handboek Arbeid en belastbaarheid. Houten: Bohn Stafleu Van Loghem.
3d. Time Plan Zie 3b.
3e. Scientific setting Relevante publicaties van de aanvragers: Berg, M. (1992). "The Construction of Medical Disposals. Medical Sociology and Medical Problem Solving in Clinical Practice." Sociology of Health and Illness 14(2): 151-180. Berg, M. (1997). Rationalizing Medical Work. Decision Support Techniques and Medical Practices. Cambridge, MIT Press. Berg, M., K. Horstman, et al. (2000). "Guidelines, Professionals and the Production of Objectivity: Standardization and the Professionalism of Insurance Medicine." Sociology of Health and Illness 22: 765-91. Berg, M. and A. Mol, Eds. (2001). Ingebouwde Normen. Medische Technieken Doorgelicht. Utrecht, Van der Wees. Berg, M., W. Schellekens, et al. (2005). "Bridging the Quality Chasm: Integrating Professional and Organizational Quality." International Journal of Quality in Health Care 17: 75-82. Berg, M. and T. E. D. van der Grinten (2003). Priority Setting in Dutch Health Care. Reasonable Rationing: International Experience of Priority Setting in Health Care. C. Ham and G. Robert. Maidenhead, Open University Press: 115-140. 25
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak
Quak, ABWM, V Francati, W Balestra. Functie-indeling eerstelijnszorg, in opdracht van CVZ. Plexus, december 2007. Quak, ABWM, T. Kockelkorn, W. Balestra. Mogelijkheden van diseasemanagement. Plexus, december 2006. Quak, ABWM, WT van Beekum, A Ament. Gebruik van thuiszorgtechnologie: kansen en mogelijkheden voor uitbreiding. TNO PG Rapport nr. K&D/2004.285, Leiden 2005. Quak, ABWM, KW Schuit, E Wilms, Thuiszorg. In: Diagnose en therapie, jaarboek 2005 onder redactie van JJE van Everdingen en JH Glerum. Bohn Stafleu van Loghum, Houten 2004. Jong, ORW de, Bruin SR de, Quak ABWM Resultaatmetingen Psychiater en Kwaliteit 2002-2004. TNO PG Rapport nr. K&D/2004.285. Leiden, TNO PG, november 2004 Hoeksema, HL, ABWM Quak, WJJ Assendelft en TA van Barneveld. Richtlijnontwikkeling en wetenschappelijk onderzoek. In Van Everdingen et al: Evidence Based richtlijnontwikkeling. Een leidraad voor de praktijk. Houten; Bohn Stafleu van Loghum; 2004, 95-103. Quak ABWM, Beekum van WT. Scenariomodel Thuiszorg en technologie. Vraag en aanbod. TNO-onderzoeksrapport. Deel 1 & 2.TNO Leiden, 1998. 3f. Output Expected scientific output - Eindrapportage - Publicatie in wetenschappelijk tijdschrift
3g. Societal & Scientific Relevance Aanvullend op hetgeen vermeld in Deel I: Dit project is cruciaal om de sensitiviteit voor de op dit moment gepercipieerde blokkades, kansen en (on)mogelijkheden scherp in kaart te krijgen. Het is daarmee een sine qua non voor het opzetten van kansrijke experimenten die op draagvlak kunnen rekenen. Voorzien van een adequate analyseslag zullen deze inzichten op zichzelf al krachtig genoeg kunnen zijn om te leiden tot een zelfstandige wetenschappelijke publicatie. De relevantie hier zal met name liggen in de recente ontwikkelingen in het licht van de liberalisering van zowel de zorgsector als ook de „markt‟ van arbeid en zorg.
26
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak Signature
I hereby declare that I have completed this form truthfully: Name: Marc Berg Place: Amsterdam Date: 11 Augustus 2008
27
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak
Thema 1: Diagnose van het systeemfalen Project 1D: Achtergronden en oorzaken van het systeemfalen
Registration form 1a. Details of applicant Naam, titel:
Peter Buijs, Dr.
Geslacht:
man
Universiteit, instituut:
TNO Kwaliteit van Leven
Adres:
Postbus 718, 2130 AS Hoofddorp
Telefoonnummer:
023-5549488
Email:
[email protected]
1b. Title of research proposal
Wat zijn de achtergronden van en oorzaken voor het hardnekkig systeemfalen op de grens van arbeid en gezondheid? 1c. Abstract Rondom de relatie „Arbeid en gezondheidszorg‟ worden al decennia hardnekkige problemen gesignaleerd, samen te vatten als gebrek aan kennis over en aandacht voor de relatie „arbeid-gezondheid‟ en de consequenties daarvan voor de patiënt/werknemer. Tal van pogingen zijn met name sinds de jaren negentig van de vorige eeuw ondernomen om aan deze problemen iets te doen, zonder dat er in de praktijk aantoonbare substantiële verbeteringen zijn gerealiseerd. De schaarse best practices blijken vooralsnog geen brede navolging te krijgen, en regievoering door werknemers en werkgevers blijft achter bij de verwachtingen. We spreken hier van „systeemfalen‟ (zie ook algemene Inleiding) omdat het collectief van verschillende betrokken institutionele actoren er chronisch niet in slaagt om deze gezamenlijke, expliciet onderschreven en maatschappelijke urgente doelstellingen te realiseren. Bovendien is geen van de institutionele actoren (laat staan individuen) in staat om eenzijdig realisatie dichterbij te brengen. Het „systeem‟ wordt daarbij omschreven als de curatieve zorg (aanbieders, professionals) en de partijen die deze zorg aansturen en afnemen/consumeren. Deze aansturende partijen zijn de werknemers en werkgevers als eerste verantwoordelijken, de zorgverzekeraars voor het arrangeren van een adequaat en betaalbaar aanbod en de overheid voor de context van wet- en regelgeving. Opvallend aan de veelheid aan literatuur van de afgelopen 20 jaar is dat uitgebreid de problemen beschreven worden en anderzijds de (veelbelovende) resultaten van enkele best practices, maar dat er veel minder studies zijn die zich focussen op de
28
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak geconstateerde hardnekkigheid van het fenomeen. Waarom is er sprake van zo‟n structureel gebrek aan responsiviteit, en van onvermogen om regie te nemen? De vraagstelling van project 1D heeft derhalve de functie greep te krijgen op de oorzaken en achtergronden van het systeemfalen, teneinde met deze kennis op systeemniveau de optimale randvoorwaarden te formuleren voor de experimenten in Thema 2. Wij pakken dit langs drie lijnen op: 1D.1 Een analyse van de hardnekkigheid van het systeemfalen, mede gebaseerd op gegevensverzameling onder de vragen 1A, 1B en 1C en uitgebreid literatuuronderzoek. Wij starten onze zoektocht naar verklaringsmodellen bij de dominante economische beleidstheorie van het laatste decennium. Immers de stelselwijzigingen in de sociale zekerheid en zorg (marktprikkels) zijn hierop gebaseerd. Deze beleidstheorie willen wij aanvullen, amenderen en/of corrigeren met andere verklaringen, die voor een deel op andere niveaus spelen (multi-level benadering). 1D.2 Wij verdiepen de inventarisatie van de gepercipieerde problemen op het grensvlak van arbeid en zorg (projecten 1A en 1C) door op één domein van de curatieve gezondheidszorg dieper in te gaan: de eerstelijn. De eerstelijn (met de huisarts als spil) speelt een centrale rol in deze problematiek. Immers, deze betreft vaak de begin- en eindfase (nazorg, thuiszorg etc.) in het zorgtraject, en de afstemmingsproblematiek is manifest aanwezig. Bovendien is een belangrijk gegeven dat de huisarts 95% van alle hulpvragen zonder verwijzing zelfstandig afhandelt. Door focusgroepen en diepte-interviews met aanbieders krijgen we meer inzicht in de achtergronden en oorzaken van de blinde vlek voor arbeid op werkvloerniveau in de eerstelijn. 1D.3 Tenslotte krijgt onze theoretische analyse reliëf met een internationaal onderzoek. Ondanks institutionele verschillen kampen andere landen met vergelijkbare problemen als „de blinde vlek‟, zodat de vraag zeer relevant is welke redenen/achtergronden men in deze landen aangeeft voor de hardnekkigheid van het probleem. d. Max. 6 keywords: systeemfalen; blinde vlek; sociale partners; verzekeraars; internationaal e. Application to other bodies. Has the same idea been submitted elsewhere?
No
f. Requested funding Bedrag benodigd voor dit project: Euro 245.871 (inclusief materiële lasten)
29
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak
Voor project 1D is, gezien het zware karakter van het traject, een postdoc voorzien. Het gaat hier immers om een conceptueel-analytische uitdaging van formaat, waarbij structurele, zorginhoudelijke, financiële, institutionele en aansturings-overwegingen in samenhang bekeken en geanalyseerd moeten worden. Bovendien dient de onderzoeker in staat te zijn adequaat met de betrokken partijen als ook met klankbordgroepleden te overleggen en te schakelen, als ook in de internationale arena kunnen optreden. Tenslotte dienen er ook nog op relatief korte termijn (binnen de eerste anderhalf jaar) eerste resultaten opgeleverd te worden t.b.v. de geplande Invitational conference, hetgeen goed ingewerkte krachten vereist. Dit alles maakt de inzet van een post-doc niveau onderzoeker (equivalent 4 jaar aanstelling) noodzakelijk. De materiële kosten liggen uit de aard van dit internationale project boven-gemiddeld (10.000 euro), met name wegens de voorziene buitenlandse reizen. Voor de focus- en diepte-interviews wordt de postdoc ondersteund door een AIO (overig werkzaam voor Deelproject 2C). 1g. Team of researchers
Dr. P.C. Buijs (bedrijfsarts/onderzoeker: algehele coördinatie), drs. J. van Genabeek economisch historicus, drs Cees Wevers (bedrijfsarts, afdelingsmanager Arbeidsparticipatie); drs. Wim Zwinkels (econometrist)
Type of grant Subsidie
3. Description of the proposed research 3a. Research topic Problemen al lang bekend In de algemene inleiding zijn de problemen en de daarmee samenhangende kosten beschreven die spelen op de grens van arbeid en gezondheidszorg. Het gaat om problemen die hun „workability‟ en daarmee hun arbeidsparticipatie bedreigen en die daarom ten grondslag liggen aan het onderhavige SIG-programma “Arbeid en gezondheidszorg”. Veel van deze problemen waren al bekend uit onderzoek uit de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw, zoals lange wachttijden/-lijsten en doorlooptijden, gebrek aan aandacht voor „arbeid‟ in de zorg en de factor „zorg‟ bij werkgevers en werknemers, en een onvoldoende afstemming met de bedrijfs- en verzekeringsgeneeskunde.
30
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak De eerste pleidooien voor verbetering dateren ook uit die tijd, aanvankelijk vooral uit sociaal-geneeskundige hoek, later ook van overheidswege. Voorbeeld van de laatste was de Adviesaanvraag Sociaal-medische begeleiding uit 1983. Deze adviesaanvraag mondde in 1987 uit in een Advies, doch resulteerde pas in 1992 in een kabinetsstandpunt. Deze lange beleidsroute was geen blijk van ervaren beleidsurgentie. Begin jaren negentig van de vorige eeuw ontstonden de eerste curatieve initiatieven tot verbetering (Invitational conferences KNMG, 1991, 1993, 1995), in samenspraak met andere betrokken partijen, o.a. sociale partners en overheid. Deze initiatieven waren mede ter voorbereiding van de eerste forse wetswijzigingen op dit terrein: TZ/Arbo (Buijs, 1994). Later kwam de thematiek ook hoger op de agenda van het kabinet (Borst, 1996, Hoogervorst, 1999) en sociale partners (SER-advies Sociale Zekerheid en Gezondheidszorg, 1998), mede n.a.v. TNO-onderzoek over gebrekkige arbocuratieve afstemming (Van Amstel e.a., 1997; Buijs e.a., 1999). De groeiende aandacht voor het gebrek aan afstemming in het grensgebied tussen arbeid en zorg resulteerde in enige financiering voor nader onderzoek en pogingen tot verbetering, zoals van VWS (ZON-programma Socaal-medische begeleiding (1996-2004) met regionale experimenten en instrumentontwikkeling), het College voor Zorgverzekeringen (Program Chronisch zieken en werk, 1999-2002), het NWOprogram over psychische vermoeidheid in de arbeid (PVA: 1997-2004) en het Platform Wachtlijsten (1999-2003). Ook werden tijdelijk vier kennisinstituten ingesteld voor de belangrijkste arbeidsgerelateerde aandoeningen, gekoppeld aan een eveneens tijdelijk kennisnetwerk (Medwerk), en mochten bedrijfsartsen verwijzen naar de tweedelijns curatieve zorg. Tenslotte werd er onder het kabinet Balkenende-1 zelfs een inter-departementaal project gestart over Sociale Zekerheid en Zorg, o.l.v. DG v Lieshout (2002-2004), met o.a. Groenekan-conferenties waaraan tal van sleutelfiguren deelnamen1. De eerstelijn (met de huisarts als spil) speelt een centrale rol in deze problematiek. Immers, deze betreft vaak de begin- en eindfase (nazorg, thuiszorg etc.) in het zorgtraject, en de afstemmingsproblematiek is manifest aanwezig. De huisarts wordt immers geacht goed overzicht te hebben over het geheel van zorg en een coördinerende rol te vervullen in de relatie met diverse specialisten (van extra groot belang bij complexe zorg). Bovendien is een belangrijk gegeven dat de huisarts 95% van alle hulpvragen zonder verwijzing zelfstandig afhandelt. De beroepsvereniging van huisartsen (de LHV) en de beroepsvereniging voor bedrijfsartsen (de NVAB) hebben in 1998 de volgende gezamenlijke doelstelling geformuleerd: "Beschermen en bevorderen van de gezondheid van werknemers en het behoud van arbeidsgeschiktheid". Uitgangspunt daarbij is dat “passend werk onder goede arbeidsomstandigheden meestal gezondheids- en welzijnsverhogend is”, dat een actieve rol voor de patiënt essentieel is, en dat e.e.a. valt of staat met een goede samenwerking tussen huisarts en bedrijfsarts2, 3, 4. Werknemers stellen 1
Voor een uitgebreider overzicht van arbo-curatieve initiatieven: zie o.a. Buijs, 2001, 2006.
2
LHV-NVAB. Convenant, Utrecht, april 1997.
31
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak betrokkenheid van de huisarts bij hun ziekteverzuim erg op prijs te stellen, meer nog dan die van de bedrijfsarts (van Heuvel e.a. 2006). Gebrek aan responsiviteit en regie Niettemin kwam de afgelopen jaren uit tal van (deel)publicaties steeds hetzelfde beeld naar voren: Alle inspanningen hebben vooralsnog niet geleid tot een aantoonbare, substantiële afname van genoemde problemen rondom „Gezondheidszorg en Arbeid‟, afgezien van enkele best practices en inkorting van bepaalde wachtlijsten (TNO e.a. 2003-2005; Steenbeek e.a. 2004; Evaluatierapport ZON-SMB-programma 2005; Bakker 2005; Nauta, 2005, van Amstel 2005; BPV&W, 2005, TNO/STAR 2005, Gezondheidsraad 2005; 2007; Langman 2006; Rekenkamer 2006; Verbond voor Verzekeraars 2007; 2008; Broek e.a. 2008). Ook – en misschien met name – in de eerstelijn zijn de afstemmingsproblemen tussen arbeid en zorg groot (Draaisma en Smulders 1978; Groothoff 1981; Buijs 1984; 2001; KNMG 1991; SER 1998) en ondanks initiatieven ter verbetering als hierboven beschreven, recent (opnieuw) onderzoeksmatig bevestigd (Buijs e.a. 1999; 2007; Nauta 2001; Anema e.a. 2002; 2006; Brug e.a. 2003; v Dijk e.a. 2006). Dit kwam ook aan de orde tijdens een door TNO en STAR5 georganiseerde bijeenkomst over Gezondheidszorg en arbeid. Daar debatteerden voor het eerst de voorzitters van de belangrijkste stakeholders – Wientjes (VNO-NCW) en Jongerius (FNV)- en van de relevante artsenorganisaties met elkaar over de gebrekkige oriëntatie van de gezondheidszorg op de factor arbeid, met commentaar vanuit wetenschap, patiëntenhoek en overheid6.– Er bleek consensus over de belangrijkste knelpunten: logistiek (wachttijden/-lijsten, alleen „open van 9-5‟), weinig afstemming met arbozorg; geen oriëntatie op „patient empowerment‟ en vooral te weinig kennis van en aandacht voor werk(omstandigheden), die gezondheidsbelemmerend, maar ook -bevorderend en therapeutisch kunnen uitwerken. Sociale partners, verwijzend naar hun commitment van een jaar eerder7 en de artsenorganisaties (met hun actieplan8) namen zich voor deze problematiek voortvarend aan te pakken. Aantoonbare resultaten zijn echter tot op heden uitgebleven. In een recent rapport 9 werd voor wat betreft het wetenschappelijk zorgonderzoek en –onderwijs van de Universitaire Medische Centra vastgesteld dat de sociale partners als belangrijkste stakeholders geen enkele invloed hebben op onderzoek en onderwijs op het gebied 3
Vd Rijdt-vd Ven A (2005).
4
TNO ontwikkelde een leidraad voor NVAB-LHV over de sociaal-medische begeleiding van arbeidsverzuim
(TNO 2002). 5 6
TNO en Stichting van de Arbeid, 18-11-2005, SER-gebouw. O.a. prof Knottnerus (Gezondheidsraad), Kerst Zwart (directeur BPV&W), Martin van Rijn (DG VWS),
José Hilgersom (DG SZW). 7
Gezamenlijk Standpunt inzake Ketendienstverlenng, STAR, september 2004
8
KNMG Plan van Actie „Artsen en arbeid‟, Utrecht, november 2005.
9
RGO-rapport Onderzoek dat ertoe doet, Den Haag, 19-12-2007
32
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak van arbeid en gezondheid. Als oorzaak werd genoemd dat patiëntenstromen rond het thema „Arbeid-gezondheid‟ zich aan het UMC-zicht onttrekken. Dit lijkt illustratief voor genoemde „Blinde vlek‟: onder UMC- en andere ziekenhuispatiënten bevinden zich vele werkenden, maar ze worden als zodanig vaak niet herkend, bevraagd en behandeld. Verwacht werd ook dat verzekeraars in het nieuwe zorgstelsel kwaliteit en zorgvernieuwing zouden stimuleren, onder andere door de gezondheidszorg aan te zetten tot een grotere gerichtheid op de factor arbeid (Zie o.a. de Groenekanconferenties in 2003 en 2004, en die van het Verbond voor Verzekeraars van 2007 en 2008) . Initiatieven en praktische arrangementen in de praktijk lijken echter uit te blijven, met name om via een geïntegreerde aanpak de schadelast te beperken van de zorg-, inkomens en letselschadeverzekering (Langman Economen, 2006; Van Rijn, 2007, Atos, 2008). In een conferentie georganiseerd in 2007 door het Verband van Verzekeraars) merkte Van Rijn, DG VWS, op: ”Grote vraag is dan ook waarom ik zo weinig leuke voorbeelden zie van contracten of producten met een integrale benadering. Waar wacht de zorgverzekeraar precies op? Moeten wij als overheid nog harder roepen, dat U aan de slag kunt?” Hij vervolgde: “De nieuwe ZVW biedt verzekeraars en aanbieders veel meer mogelijkheden. Zo zijn aard en omvang van de zorg gedefinieerd, maar de vraag hoe de zorg wordt geleverd niet. Daardoor is er meer ruimte om nieuwe arrangementen met integrale aanpak te creëren. Bovendien bestaat de contracteerplicht tussen zorgverzekeraars en ziekenhuis niet meer, waardoor verzekeraars veel efficiënter aan zorginkoop kunnen doen. Allemaal voorbeelden, dat zorgverzekeraars en –aanbieders genoeg mogelijkheden hebben om de markt te verkennen. Vraag is waarom dat dan zo geleidelijk gebeurt. Komt het omdat we net de stelselwijziging achter de rug hebben en iedereen nog heel druk is om die te implementeren? Weten marktpartijen nog onvoldoende over het verband tussen zorg en sociale zekerheid?” 10 Gebrek aan responsiviteit en regie: systeemfalen Zo dringt de vraag zich op, hoe het komt dat het systeem van de reguliere, curatieve gezondheidszorg en haar „aanstuurders‟ (sociale partners, zorgverzekeraars, overheid) tot nu toe falen in het oplossen van de gesignaleerde knelpunten. Waarom is de zorg zo weinig responsief ten aanzien van de factor arbeid? Waarom slagen werknemers en werkgevers er niet in om de zorg krachtdadig aan te sturen? Waren bovengenoemde en andere impulsen ter verbetering te beperkt, te kort, te vrijblijvend of te versnipperd? Zijn er te weinig financiële prikkels of werken deze juist tegen? Ontbreekt het aan goede ideeën of aan de vertaling daarvan door sociale partners tot eisen t.a.v. zorgverzekeraars? Zijn de aansturingsmogelijkheden onvoldoende, ondanks de forse toename daarvan door recente ingrijpende wetswijzigingen op het brede, samenhangende terrein van de curatieve zorg, „arbo‟ en sociale zekerheid: Liberalisering arbo-dienstverlening, WIA (2005); 10
ziej 'Verzekerd' van 8-2-07 + bijlage
33
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak Zorgverzekeringswet, wijziging Arbowet (2006)? Of zijn deze nieuwe wettelijke maatregelen nog te kort van kracht om tot meetbare resultaten te leiden? Worden de problemen door de direct betrokkenen wel als voldoende ernstig ervaren of serieus genomen? We spreken hier van „systeemfalen‟ (zie ook algemene Inleiding) omdat het collectief van verschillende betrokken institutionele actoren er chronisch niet in slaagt om deze gezamenlijke, expliciet onderschreven en maatschappelijke urgente doelstellingen te realiseren. Bovendien is geen van de institutionele actoren (laat staan individuen) in staat om eenzijdig realisatie dichterbij te brengen. Het „systeem‟ wordt daarbij omschreven als de curatieve zorg (aanbieders, professionals) en de partijen die deze zorg aansturen en afnemen/consumeren. Deze aansturende partijen zijn de werknemers en werkgevers als eerste verantwoordelijken, de zorgverzekeraars voor het arrangeren van een adequaat en betaalbaar aanbod en de overheid voor de context van wet- en regelgeving. Vraagstelling Opvallend aan de veelheid aan literatuur van de afgelopen 20 jaar is dat uitgebreid de problemen beschreven worden en anderzijds de (veelbelovende) resultaten van enkele best practices, maar dat er veel minder studies zijn die zich focussen op de geconstateerde hardnekkigheid van het fenomeen. Waarom is er sprake van zo‟n structureel gebrek aan responsiviteit, van het onvermogen om regie te nemen? Wil het onderhavige SIG-programma slagen waar dat bij eerdere pogingen niet lukte, dan dienen we greep te krijgen op deze „waarom‟ vraag. Project 1D heeft derhalve de functie greep te krijgen op de oorzaken en achtergronden van het systeemfalen, teneinde met deze kennis op systeemniveau de optimale randvoorwaarden te formuleren voor de experimenten in Thema 2. Drie deelprojecten Wij werken deze vraagstelling langs drie lijnen uit: 1D.1 Een analyse van de hardnekkigheid van het systeemfalen, mede gebaseerd op gegevensverzameling onder de vragen 1A, 1B en 1C en uitgebreid literatuuronderzoek. Wij starten onze zoektocht naar verklaringsmodellen bij de dominante economische beleidstheorie van het laatste decennium. Immers de stelselwijzigingen in de sociale zekerheid en zorg (marktprikkels) zijn hierop gebaseerd. Deze beleidstheorie willen wij aanvullen, amenderen en/of corrigeren met andere verklaringen, die voor een deel op andere niveaus spelen (multi-level benadering). 1D.2 Wij verdiepen de inventarisatie van de gepercipieerde problemen op het grensvlak van arbeid en zorg (projecten 1A en 1C) door op één domein van de curatieve gezondheidszorg dieper in te gaan: de eerstelijn, die een centrale rol in deze problematiek speelt. Deze betreft immers vaak de begin- en eindfase (nazorg, thuiszorg etc.) in het zorgtraject, en de afstemmingsproblematiek is manifest aanwezig. Bovendien is een belangrijk gegeven dat de huisarts 95% van alle hulpvragen zonder verwijzing zelfstandig afhandelt. Door focusgroepen
34
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak en diepte-interviews met aanbieders krijgen we meer inzicht in de achtergronden en oorzaken van de blinde vlek voor arbeid op werkvloerniveau in de eerstelijn. 1D.3 Tenslotte krijgt onze theoretische analyse reliëf met een internationaal onderzoek. Ondanks institutionele verschillen kampen andere landen met vergelijkbare problemen als „de blinde vlek‟, zodat de vraag zeer relevant is welke redenen/achtergronden men in deze landen aangeeft voor de hardnekkigheid van het probleem. Waar de projecten 1A, 1B en 1C zich met name richten op de huidige situatie en de problematiek aan vraag- en aanbodzijde voornamelijk inventariserend in kaart brengen, wordt bij dit project 1D meer gezocht naar de oorzaken en achtergronden van het persisterende systeemfalen. Projecten 1A en 1C brengen het huidige systeemfalen in kaart in de perceptie van de actoren, en project 1B objectiveert een aantal aspecten van de problematiek op maatschappelijk niveau. Project 1D probeert te begrijpen waarom dit systeemfalen zo hardnekkig is, om van daar uit de randvoorwaarden te formuleren waaronder dat falen doorbroken kan worden. 3b. Approach Deel
Start fase mnd 1-6
6-12
Experiment fase 12-18
18-24
24-30
30-36
36-42
42-48
Afrondende fase 60-66
66-72
72-84
1D.1 1D.2 1D.3 Approach 1D.1: theoretische analyse van het systeemfalen De theoretische analyse heeft tot doel om door middel van literatuurstudie, review van de informatie uit de andere deelprojecten en waar nodig aanvullende interviews inzicht te krijgen in het systeemfalen. Dit deelproject bestaat uit de volgende stappen: a. Gegevensverzameling Om te beginnen wordt een toegespitste literatuurstudie verricht, afgestemd met project 1C. De studie betreft o.a. eerdergenoemde analysepogingen van (onderdelen van) het systeemfalen, SER, 1998; Steenbeek e.a., 2004; ZON-SMB 2005; Venema, 2005; Gezondheidsraad, 2005, 2007; de Boer en Houwaart 2006; Langman, 2006; van den Broek, Streng en van der Linden 2008). Hierbij wordt specifiek gericht op arbocuratieve interventies een historisch perspectief aangebracht voor de periode rond de totstandkoming van de Ziektewet (jaren 30), de periode van de WAO (jaren 70) en de recente periode van stelselwijzigingen (vanaf jaren 90).
35
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak b. Theoretische analyse: naar een verklaringsmodel voor het systeemfalen - Wij starten onze zoektocht naar verklaringsmodellen voor het hardnekkige systeemfalen bij de dominante economische beleidstheorie van het laatste decennium. Immers de stelselwijzigingen in de sociale zekerheid en zorg (marktprikkels) zijn hierop gebaseerd. - Economische theorie over kwaliteit van de (keten)dienstverlening en doelmatigheid in de zorg: concurrentie, financieringsvormen, prikkels, informatie-asymmetrie, principal-agent theorie in de quasi-markt. Zie o.a.: De sociale zekerheid uitgedokterd: de markt voor arbeidsgerichte zorg, Keuzenkamp e.a. (2002), in opdracht van SIG. - Het transactiemodel en vergelijkbare economische of speltheoretische benaderingen, waarbij vooral naar (strijdige) belangen en prikkels in de aansturing van de uitvoering wordt gekeken. Deze theorieën zoeken de verklaring voor gebrekkige responsiviteit en het gebrek aan regie door werkgever, werknemer en/of verzekeraar met name in onvolkomenheden in het systeem van prikkels voor de actoren, die mogelijk strijdig of onvoldoende zijn. Deze dominante beleidstheorie willen wij aanvullen, amenderen en/of corrigeren met andere verklaringen, die voor een deel op andere niveaus spelen (multi-level benadering). We denken aan: - het zgn. ASES-model , speciaal gericht op de arbocuratieve samenwerking, dat een verklaring kan bieden voor het uitblijven van samenwerking (Bakker e.a 2005). In het zelfde artikel geven zij aan dat maatschappelijke en politieke ontwikkelingen overwegend een negatieve rol hebben gespeeld in de bereidheid tot samenwerking en wijzen zij op de zelfstandige rol van medicaliseringstendensen bij langdurig verzuim. - Analyses over de beperkingen van het model van patiënt/cliënt als „kiezende consument‟ (zie bijv. Hoff en Vrooman (2002), Prast (2005) en Bosselaar e.a. (2001)). - Ook zou de grote nadruk op technocratisch beheer - „managerialism‟ - innovatie en betrokkenheid van de professionals in de weg kunnen staan (zie o.m. Meurs e.a. 2008 en de bundel Beroeps(z)eer (2005). - Ook kunnen we gebruik maken van analyses op aanpalende terreinen die een vergelijkbaar gebrek aan responsiviteit signaleren; zie bijvoorbeeld het systeemfalen van de jeugdzorg (Algemene Rekenkamer: Zorg voor jeugdigen met een lichte verstandelijke handicap en/of psychiatrische problemen, oktober 2007) of „Afstemming in de zorg. Aanpak chronische aandoeningen: twee voorbeelden uit de curatieve zorg‟ (Algemene Rekenkamer. TK vergaderjaar 2006-2007, 30842 nrs 1-2) Op basis van de gegevensverzameling en de literatuurstudie wordt een interpretatiekader ontwikkeld dat als verklaringsmodel voor het systeemfalen kan dienen.
36
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak c. Toetsing en nadere uitwerking Onze conclusies uit de literatuurstudie en de keuze voor een interpretatiekader wordt vervolgens besproken met een bredere kring van deskundigen, om zo het analysemodel te optimaliseren. Hierbij zullen wij ons in eerste instantie richten op de geselecteerde wetenschappelijke experts en de klankbordgroep (zie Deel I), maar maken indien mogelijk daar waar nodig ook graag gebruik van het SIG-netwerk (hierbij valt te denken aan o.a. Peter van Lieshout, Wim van de Donk en Hugo Keuzenkamp). In dit stadium kunnen ook de andere deelonderzoeken met de gevonden analysekaders aan de slag; het interpretatiekader geeft immers handvatten voor het nader inrichten van de (randvoorwaarden voor de) experimenten (Thema 2). d. Workshop en inbreng in de algemene invitational conference De door ons uit bovenstaande analyses geformuleerde concept-conclusies en aanbevelingen voor het beleid in het algemeen en voor de op te zetten pilots in het bijzonder, zullen in bredere kring worden bediscussieerd in de vorm van een workshop. Vervolgens worden definitieve conclusies en aanbevelingen beschreven in een Notitie t.b.v. de algemene Invitational Conference aan het einde van de start periode, waar de inbreng vanuit alle deelprojecten uit Thema 1 ter discussie staan. e. Doorontwikkeling theoretische analyse; platform van integratie van gegevens en inzichten; eindrapportage Op basis van de reflecties uit de Invitational Conference, als ook van de inzichten welke uit het verloop van de experimenten ontstaan worden de analyse en het theoretisch kader verder verfijnd. Gedurende de fase na de Invitational tot einde van jaar vijf zijn de inspanningen op dit deeltraject gering; pas in het laatste jaar neemt het inspanningsniveau weer toe om tot een conceptuele integratie en eindrapportage te komen. In dat jaar wordt dit deelproject afgesloten met een separate eindrapportage en twee wetenschappelijke publicaties. Approach 1.D2: De ‘blinde vlek’ voor arbeid in de eerstelijn Naast de bovenstaande analyse benadering van het systeemfalen die vooral op macro- en mesoniveau is gericht, willen we deze problematiek ook onderzoeken vanuit de dagelijkse praktijk van de gezondheidszorg. Het gaat er dan om het systeemfalen op micro- en eventueel meso-niveau in kaart te brengen en nader te analyseren. Bovendien zullen vanuit deze niveaus oplossingsrichtingen worden geformuleerd die in diezelfde setting uitgetest kunnen worden. Wij doen dit, zoals hierboven uiteengezet, in een essentieel domein van de curatieve zorg: de eerstelijn. Door focusgroepen en diepte-interviews met professionals krijgen we meer inzicht in de achtergronden en oorzaken van de blinde vlek voor arbeid op werkvloerniveau in de eerstelijn. Welke taakopvatting, attitude en werkwijze hebben deze professionals (we zullen ons primair op de centrale professional – de huisarts –
37
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak richten) ten aanzien van arbeidsgerelateerde problematiek? Welke belemmeringen ervaren zij en welke mogelijk oplossingen zien zij? Hoe gaan deze professionals om met de factor werk bij hun patiënten? Wat belemmert huisartsen om hier een actievere rol te spelen? Gaat dit om tijdsgebrek, of een gebrek aan waardering; om een gebrek aan kennis of terugkoppeling, of om de afwezigheid van financiële prikkels? Waarom is de samenwerking met bedrijfs- en verzekeringsartsen vaak verre van soepel? In een zestal focusgroepsbijeenkomsten en aanvullende diepte-interviews zal een antwoord gezocht worden op de vraag waarom er een kloof is tussen het in richtlijnen aanbevolen handelen en de dagelijkse praktijk en hoe aandacht voor werk beter verankerd kan worden in die praktijk. Specifiek wordt aandacht besteed aan de mate waarin sprake is van samenwerking met de bedrijfsarts en wat hierin succesen faalfactoren zijn. Dit onderdeel wordt aan het einde van het eerste jaar afgesloten met een tweetal publicaties over de „blinde vlek‟ voor arbeid in de eerstelijn. Approach 1D.3: Lessen over de relatie Arbeid – Gezondheidszorg uit het buitenland Ondanks institutionele verschillen kampen andere landen met vergelijkbare problemen als „de blinde vlek‟ en bijvoorbeeld het ontbreken van urgentie bij werknemer en werkgever, zodat de vraag zeer relevant is welke redenen/achtergronden men in deze landen aangeeft voor de hardnekkigheid van het probleem. Deze insteek keert terug naar het meso- en macroniveau, en brengt een additionele comparitieve dimensie in de zoektocht naar oorzaken en achtergronden van het systeemfalen. De hier te beantwoorden deelvragen zijn: - In hoeverre spelen problemen of onderdelen daarvan, zoals in dit programma beschreven, ook buiten Nederland, m.n. in Europa? - Wat valt er te zeggen over omvang, oorzaken en achtergronden daarvan in de betrokken landen? - Zijn er in het buitenland oplossingen ontwikkeld, toegepast en eventueel zelfs geëvalueerd, die ook voor de Nederlandse situatie bruikbaar kunnen zijn? De analyse van deze uitkomsten en de integratie hiervan in het conceptuele kader maken deel uit van het hierbovengenoemde theoretische traject (1D.1 - met name het laatste jaar daarvan). In het eerste 1,5 jaar zal de nadruk liggen op het verkrijgen van eerste antwoorden op de eerste twee vragen (naast inbreng vanuit internationaal perspectief in de Invitational Conference na het eerste jaar) ter voorbereiding van de experimenten uit Thema 2. Gelijklopend aan de experimentele Fase zal de nadruk van het internationale deelproject komen te liggen op het opsporen van (positieve)
38
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak buitenlandse ervaringen, die van belang kunnen zijn voor het verbeteren van de Nederlandse situatie. Bovenstaande activiteiten bieden een uitstekend kader om tegelijkertijd (financierings-) mogelijkheden te verkennen om te komen tot een internationaal/ Europees vergelijkend (interventie)onderzoek, bij voorkeur nog binnen de experimenteerjaren 2 t/m 5 van het huidige programma (zie hieronder bij C). Mocht dat technisch en financieel (niet ten laste van onderhavig SIG-programma) haalbaar zijn, dan kan dat een waardevolle aanvulling vormen. De drie vraagstellingen stapsgewijs worden aangepakt: 1 Internationale literatuursearch (Start bij aanvang programma) Met zoektermen, ontleend aan de in de eerdere deelprojecten genoemde Nederlandse kernproblemen worden artikelen en/of landen opgespoord met wellicht vergelijkbare problemen, die nadere analyses, oplossingrichtingen of in praktijk gebrachte en eventueel getoetste pogingen tot verbetering kunnen opleveren. Via voornoemd netwerk zal ook relevante grijze literatuur worden opgespoord 2 Contact leggen met relevante internationale instellingen en organisaties; presentaties op internationale wetenschappelijke congressen Dit betreft de WHO en ILO, en voorts internationale professionele organisaties als WONCA (wereldhuisartsenorganisatie met een actieve Europese onderafdeling), ICOH (idem voor bedrijfsartsen), UEMO en UEMS (Europese organisatie van huisartsen resp. medisch specialisten) en EUMASS, de Europese vereniging van verzekeringsartsen . 3 Opbouwen van een internationaal netwerk en email-werkgroep Op basis van de hierbovengenoemde activiteiten en van eerder opgedane contacten wordt een internationaal netwerk gevormd van relevante contactpersonen. Aan hen zal worden gevraagd „toe te treden‟ tot een Emailwerkgroep/klankbordgroep ten behoeve van het SIG-project, waaraan ideeën, vragen, onderzoeksvoorstellen enz. kunnen worden voorgelegd voor commentaar. 4 Email-enquête Op basis van de vraagstelling van dit wordt een lijst opgesteld met een beperkt aantal semi-open vragen. Deze worden ter beantwoording voorgelegd aan de emailwerkgroep, zodat een eerste indruk verkregen wordt van hoe problemen op het grensvlak van arbeid en zorg elders ervaren worden, wat daarvan de achtergronden en oorzaken zijn, en welke oplossingen(srichtingen) elders zoal worden gezien. 5 Voeren van nadere (telefonische) gesprekken met sleutelpersonen Teneinde een eerste nader inzicht te verkrijgen in de situatie in de voor ons onderzoek interessant lijkende landen – vooral t.a.v. problemen en oorzaken/
39
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak achtergronden - zonder daarvoor erheen te hoeven reizen, wordt telefonisch en/of per email contact gezocht met sleutelpersonen aldaar. 6 Opstellen van groslijst van interessante (Europese) landen Op basis van de resultaten van de vorige stappen wordt een groslijst opgemaakt van landen waar ontwikkelingen gaande zijn dan wel initiatieven, projecten of onderzoeken afgerond, lopende of in voorbereiding zijn, die relevant kunnen zijn voor de oplossing van de Nederlandse problematiek, inclusief (potentiële) contactpersonen bij medische beroepsorganisaties, overheidsorganen, wetenschappelijke instellingen of andere relevante instanties (ivm eventueel vervolgonderzoek). Vervolgens wordt een nadere selectie/prioritering gemaakt. 7 Bezoek aan geselecteerde landen Na een grondige (email/telefonische) voorbereiding met contactpersonen ter plekke worden een aantal van de onder 7 geïdentificeerde landen bezocht, waar voor ons te leren valt wat analyse en oplossing(srichting)en betreft, in eerste instantie binnen Europa. Ter plaatse kan dan een betere indruk verkregen worden van de aldaar ontplooide activiteiten en resultaten door middel van diepte-interviews en documentanalyse. 8 Tussenstand: Wat valt er te leren over vergelijkbare problemen in andere landen? Tegen het einde van de startfase (na 1,5 jaar) wordt de voorbereidende fase afgesloten met een tussenstand: de tussentijdse resultaten worden zodanig gegroepeerd en samengevat dat er zoveel mogelijk lering valt te trekken uit de problemen rond arbeid en gezondheidszorg in het buitenland, en hun oorzaken en achtergronden. Dit t.b.v. de onder thema 3 te starten Nederlandse experimenten (slaag- en faalfactoren; randvoorwaarden). 9 Het opstellen van een onderzoeksdesign, en zoeken naar financieringsbronnen Gelijk op met de vorige activiteiten zal de haalbaarheid bekeken worden van een internationaal vergelijkend onderzoek, bij voorkeur in Europa, dat kan bijdragen aan het uitproberen van een oplossing - mits voor de uitvoering daarvan aanvullend (Europees) geld gevonden kan worden. Daartoe zal eerst op basis van de informatie, verkregen uit bovenstaande activiteiten een onderzoeksdesign worden ontworpen - zo mogelijk nog uitvoerbaar binnen de experimentele/uitvoerende fase. Afhankelijk van de resultaten tot dan toe kan een dergelijk design variëren van: - een beschrijvend vergelijkend kwalitatief onderzoek in een (bescheiden) aantal (Europese) landen onder sleutelinformanten naar knelpunten, achtergronden en eventuele oplossingen voor de problematiek in dit programma; tot
40
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak -
een systematisch, vergelijkend onderzoek in een nader te bepalen aantal (Europese) landen naar de effectiviteit en toepasbaarheid van een interventie, die ook in Nederland wordt toegepast (als onderdeel van bijv. Thema 2).
De mogelijkheden zullen onderzocht worden om per land financieel bij te dragen, dan wel om gezamenlijk Europese bronnen aan te boren (DG Health, DG Employment, Brussel) dan wel eventuele andere fondsen (via WHO, ILO, Wonca, UEMASS). Mocht er tijdig voldoende financiering gevonden worden, dan zal getracht worden een onderzoek nog uit te voeren tijdens de drie „experimentele jaren‟ van het SIGproject. Deze stap (9) en eventuele vervolgstappen vallen vooralsnog buiten de financiering vanuit onderhavig SIG-programma, en worden derhalve hier niet verder uitgewerkt. Indien additionele financiering niet realistisch lijkt dan zal dit deelproject hier eindigen. Indien financiering voor een internationaal design wel mogelijk blijkt, dan zal t.z.t. ook met de SIG nader over eventuele invulling van dat traject (verder vallend in Thema 2) worden gesproken. Dit onderzoeksdeel resulteert in een tweetal internationale publicaties met een expliciet internationaal vergelijkende analyse van het systeemfalen en de eventuele (al dan niet geëvalueerde) oplossingen daarvoor.
Literatuur Algemene Rekenkamer (2007). Zorg voor jeugdigen met een lichte verstandelijke handicap en/of psychiatrische problemen. Tweede Kamer der Staten-Generaal, 31245 nrs. 1-2. Amstel RJ v, Buijs PC (1997; 2000). Voor verbetering vatbaar. Over samenwerking van bedrijfsartsen met huisartsen, NIA, Amsterdam. Amstel RJ v, e.a. (2005). Weinig veranderingen in kwaliteit van sociaal medische begeleiding en tevredenheid bij patiënten met arbeidsverzuim , na samenwerkingsprojecten voor huis- en bedrijfsartsen. NTvG (149) 2407-2412 Anema JR e.a. (2002). Ineffective disability management by doctors is an obstacle for return-to-work: a cohort study on low back pain patients sicklisted for 3-4 months. Occup Environ Med. 2002 Nov;59(11):729-33. Bakker RH, Krol B, Gulden JEJ van der, Groothoff JW. (2005) Arbocuratieve samenwerking: bestaande visies schieten te kort. TSG 83 509-13 Beach J, Watt D (2003). General practitioners and occupational health professionals. Consensus statement to improve interaction is timely and welcome. BMJ Editorial, 327 302-3. Boer WEL de, Brenninkmeijer V, Besseling J. Disability Evaluation. In International Encyclopedia on Disability, september 2005. Boer, WEL, Houwaart, ES red. (2006). Geschiktheid gewogen. Claimbeoordeling en arbeidsongeschiktheid in Nederland 1901-2005. TNO: Hoofddorp, 2006.
41
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak Bosselaar H. e.a. red. (2002). Vraagsturing: de cliënt aan het roer in de sociale zekerheid en zorg. Utrecht. Brandsen, T., Donk, W.B.H.J. van de, & Kenis, P.N. (2006). Meervoudig bestuur: Publieke dienstverlening door hybride organisaties. Den Haag: Lemma. Broek, Paul van den, Renate Streng, Michelle van der Linden (2008). Synergie in de keten van zorg en sociale zekerheid: utopie of realiteit? Den Haag Atos Consulting. Brink, Gabriël van den e.a red. (2005). Beroepseer, waarom Nederland niet goed werkt Uitgeverij Boom Amsterdam. Buijs PC. (1984). Curatieve gezondheidszorg, ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. dissertatie UvA. Buijs, PC (1985). Curatieve gezondheidszorg, ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid (dissertatie) Stichting CCOZ, Amsterdam. Buijs P, Tudor Hart J (1997) Why Dutch GPs do not certify. Br J Gen Pract, 12, 860-1 Buijs P, van Amstel R, van Dijk FJ (1999) Dutch occupational physicians and general practitioners wish to improve cooperation. Occup Environ Med 56, 709-713. Buijs, P.C. Van verleden tot heden (deel 1): de periode tot begin jaren ‟90. Gebrek aan arbocuratieve afstemming jarenlang herkend maar niet erkend. TBV 2001; 9: 133-8. Buijs P.C. Dossier „Gezondheidszorg en arbeid‟ nog niet op orde. Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde 2006;14:24. Compagne, KP (1997). Buijs PC, Dijk FJH v, Evers M, Klink, JJLvd, Anema JR (2007). Managing work-related mental complaints by GPs, in coordination with OPs: developing and testing a guideline. Industrial Health 45, 37-43. Burg JCM van der; Beek A van der; Schellevis FG (2002). Arbocuratieve samenwerking anno 2001. Het perspectief van de huisarts. Utrecht: Nivel. Cartwright S, Cooper CL (1997). Managing Workplace Stress. London (Engl): Sage Publications. De Bono AM (1997). Communication between an occupational physician and other practitioners. An audit. Occ Med; 47: 349-56 Dijk PCM van, Hogervorst VWG, Buijs PC, Dijk FJH van (2006) The potential role of Dutch GPs in imminent long-lasting sickness absence. Eur J Gen Pract 12, 7476. Donk, W.B.H.J. van de, Buijsen, M., & Gestel, N. van (2007). Marktwerking versus solidariteit? Op zoek naar nieuwe evenwichten in de publieke dienstverlening. Nijmegen: Valkhof pers. Draaisma D, Smulders PGW (1978). Ziekteverzuim en het bedrijf. NIPG/TNO, Leiden. Festen, H (1974). 125 jaar geneeskunst en maatschappij, Utrecht. Frank AO, Chamberlain MA (2006). Rehabilitation: an integral part of clinical practice. Editorial Occ Med;56:289-91. Genabeek, J van (1999). Met vereende kracht risico‟s verzacht. De plaats van onderlinge hulp binnen de negentiende-eeuwse particuliere regelingen van sociale zekerheid. Amsterdam: dissertatie VU Amsterdam. Gezondheidsraad (2005). Beoordelen, behandelen, begeleiden" Medisch handelen bij ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Den Haag: Gezondheidsraad, publicatie nr 2005/10.
42
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak Groothoff JW (1981). Gezondheidszorg en 3-maands verzuimgevallen. TvSG; 59: 429. Henderson M, Glozier N, Holland N, Elliot K. Long term sickness absence (2005). BMJ Editorial. 330, 802-3 Hoeven, HC e.a. (1993). Om welzijn of winst. 100 jaar ziekenfondsen en sociale zekerheid. Deventer. Hoff en J.C. Vrooman (2002), Zelfbepaalde Zekerheden Den Haag SCP. Hoogtanders Y, Langman M, Veenhof M (2006). Naar een sluitende keten van preventie, verzuim en reïntegratie. Langman economen, Den Haag, 23-112006 Hurenkamp Menno, Monique Kremer red. (2005). Vrijheid verplicht. Over tevredenheid en de grenzen van de keuzenvrijheid. Van Gennep Amsterdam. Keuzenkamp, H.A., L. Kok en J. van Seters (2002), De sociale zekerheid uitgedokterd: de markt voor arbeidsgerichte zorg, SEO. Keuzenkamp, H.A. (2002), Wanneer de sluier van onwetendheid wordt gelicht, in: H. van Dalen en F. Kalshoven, Meesters van de welvaart – top economen over Nederland, Balans, 187-200. Kock CA de, Knottnerus JA, Lagro-Janssen ALM (2006). Het werk en het leven. Arbeidsleven patiënt verdient meer aandacht van de huisarts. Medisch Contact; 61: 1502-5. KNMG (2005). Arts en Arbeid. Plan van Actie, Utrecht. LHV-NVAB (1998). Samenwerking bedrijfsarts en huisarts bij SMB van werknemers. De gezamenlijke visie van de LHV en NVAB op plaats en taak van beide disciplines (red. PC Buijs). Utrecht. Martens ALJE, Buijs PC (1991). Artsen en Arbeidsongeschiktheid. KNMG organiseert „Invitational Conference‟ Med Contact;46:1503-1506 Meurs P.L. e.a. (2004). Bewijzen van goede dienstverlening‟ WRR Amsterdam. Nauta AP, Grumbkow J von (2001). Factors predicting trust between GPs and OHPs. Int J of Integrated Care;1. See: http://www.ijic.org/index2.html. Nationale Raad Volksgezondheid (1987). Advies inzake Sociaal-medische begeleiding. Zoetermeer. NEA. Zie Bossche, S.N.J. van den, Hupkens, C.L.H., Ree, S.J.M. de & Smulders, P.G.W. (2007). Nationale enquête arbeidsomstandigheden 2006. Methodologie en resultaten. Hoofddorp: TNO. Prast, H.M. (2005). Emotie-Economie: De Mythe van de Persoonlijke Financiele Planning. Tilburg: Tilburg University Press. Prast, H.M., Mosch, R., & Raaij, W.F. van (2005). Vertrouwen. Cement van de Samenleving en Aanjager van de Economie. Amsterdam: De Nederlandse Bank. Schut, F.T., Bovenberg, A.L., Canoy, F.M., Keuzenkamp, H.A. & Teulings, C.N. (2002). Hervorming zorgstelsel: wat is de slimste weg naar Rome? ESB, 87, (4366), 464-467. Schwarz B. (2004). The paradox of choice. Why more is less. Ecco/HarpertCollins, New York. SER (1998). Sociale zekerheid en gezondheidszorg. Advies aan de regering. Den Haag. Shiels C, Gabbay MB, Ford FM (2004). Patient factors associated with duration of certified sickness absence. Br J Gen Pract 2004; 54: 86-91.
43
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak Teulings, C.N., Veen, R.J. van der & Trommel, W. (1997). Dilemma's van sociale zekerheid: een analyse van 10 jaar herziening van het stelsel van sociale zekerheid. Amsterdam: VUGA. Trommel W. en R. van der Veen (1999). De herverdeelde samenleving. Ontwikkeling en herziening. Amsterdam: Amsterdam University Press. Weel Cv, Orbon K, Gulden Jvd, Buijs PC, Folgering H, Thoonen B, Schermer T. Occupational health and general practice: from opportunities lost to opportunities capitalised. Med Lav 2006;97:288-94. Weevers HJA, Beek AJ van der, Anema JR, Wal G van der, Mechelen W van (2005). Work related disease in general practice: a systematic review. Fam Pract; 22: 197-204 Wevers CWJ, Genabeek, J. van (2005). Agenda voor de toekomst. Sociale zekerheid en arbeidsmarkt TNO Hoofddorp. Wevers CWJ e.a. (2006). Evaluatie SUWI 2006, perceel 2: Werk boven uitkering. „Er is veel bereikt, maar er moet nog veel gebeuren‟. Den Haag: Ministerie van SZW. 3e. Scientific setting project 1D Publicaties van de aanvragers Belangrijkste publicaties van de aanvrager: Internationaal (peer-reviewed): Buijs PC, Tudor Hart J (1997). Why Dutch General Practitioners do not certify. Br J Gen Pract 12, 860-861. Buijs PC, Vuuren CV van, Halewijn IMAJ (1998). Evaluation of OHS consulting to a Dutch non profit organisation. People and Work, Research Report. Suppl scient J Finn Inst of OHS. Helsinki, december 1998. Buijs PC, van Amstel R, van Dijk FJ (1999). Dutch occupational physicians and general practitioners wish to improve co-operation. Occup Environ Med (56), 709-713. Buijs PC, van Amstel R, van Dijk FJ (1999). Guidance of sickness absence: cooperation of Dutch occupational physician and general practitioner. In: Social security systems and health insurance financing and implications in occupational health (Caillard JF, Westerholm P, editors). OCTARÈS Éditions, ISBN 2-906769-55-X. Buijs PC, Anema JR, Evers M, Dijk FJHv, Klink, JJLvd (2006). How GPs can manage work-related psychological complaints? Design and pilot of a guideline. Eur J of Gen Pract; 12, 138-41. Buijs PC, Dijk FJH v, Evers M, Klink, JJLvd, Anema JR (2007). Managing work-related psychological complaints by GPs, in coordination with OPs: developing and testing a guideline. Industrial Health;45:37-43. Buijs PC, Lambeek L, Koppenrade V, Hooftman WE, Anema JR. Can workers with chronic low back pain shift from pain elimination to function restore? A qualitative evaluation. JBMR, in press. Buijs PC, ANH Weel, AP Nauta, JR Anema, PL Schoonheim, RSM Helsloot. 'TEACHING GENERAL PRACTITIONERS AND OCCUPATIONAL PHYSICIANS TO COOPERATE.
44
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak Joint Training: A tool for providing better care to workers. Accepted by the EJGP. Buck de P.D.M., Amstel van R.J., Buijs P.C., Maassen JHW, Dijk van FJH, Hazes JMW, et al (2002). Communication between Dutch rheumatologists and OPs in the occupational rehabilitation of patients with rheumatic diseases. Annals of Rheumatic Diseases;61:62-5. Anema JR, Van Der Giezen AM, Buijs PC, Van Mechelen W (2002). Ineffective disability management by doctors is an obstacle for return-to-work: a cohort study on low back pain patients sicklisted for 3-4 months. Occup Environ Med, Nov;59(11):729-33. Weel Cv, Orbon K, Gulden Jvd, Buijs PC, Folgering H, Thoonen B, Schermer T (2006). Occupational health and general practice: from opportunities lost to opportunities capitalised. Chris vanWeel. Med Lav;97:288-94. Dijk PCM van, Hogervorst VWG, Buijs PC, Dijk FJH van (2006). The potential role of Dutch GPs in imminent long-lasting sickness absence. Eur J Gen Pract;12:7476. Anema JR, Jettinghoff K, Houtman I, Schoemaker C, Buijs PC, Berg R vd (2006). Medical care of employees long-term sick listed due to mental health problems: a cohort study to describe and compare the care of the OP and GP. J of Occup Rehab;16:41-52. Lambeek LC, Anema JR, Royen BJ van,Buijs PC, Wuisman PI,Tulder MW van, Mechelen W van (2007). Multidisciplinary outpatient care program for patients with chronic low back pain: design of a randomized controlled trial and costeffectiveness study. BMC Public Health; 7:254. Nationaal (peer-reviewed) Buijs PC (1994). De wetsvoorstellen TZ/Arbo en hun betekenis voor sociaalgeneeskundigen. TSG, Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen; 72:47-50. Buijs, PC (2001). Van verleden tot heden (deel 1): de periode tot begin jaren ‟90. Gebrek aan arbocuratieve afstemming jarenlang herkend maar niet erkend. TBV; 9: 133-8. Buijs, PC (2001). Van verleden tot heden (deel 2): 1990-1997. Groeiend bestuurlijk draagvlak voor betere arbocuratieve samenwerking. TBV; 9: 177-82. Buijs, PC (2001). Van verleden tot heden (deel 3): 1997-2001. De stroomversnelling van arbocuratieve initiatieven. TBV; 9: 206-11. Buijs, PC (2001). Epiloog bij het drieluik over arbocuratieve samenwerking: omzien in verwondering, vooruitzien in verwachting. TBV; 9: 253-4. Buijs PC (2006). Dossier „Gezondheidszorg en arbeid‟ nog niet op orde. Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde;14: 24. 3f. Output Expected scientific output Er zijn de volgende wetenschappelijke publicaties gepland:
45
Application Form 2008 - Stichting Instituut Gak 1D.1: 2 Internationale publicaties 1D.2: 1 Nationale en 1 Internationale publicatie 1D.3: 2 Internationale publicaties
Signature
I hereby declare that I have completed this form truthfully: Name: Peter Buijs Place: Hoofddorp Date: 18 Augustus 2008
46