Zwijsen
jaargroep
7
a n t w o o r d e n
reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs
Hoofdauteur Mieke van Groenestijn
Auteurs Anneke Aartsen
Hans Vermeer
9 w e r k b o e k
Leni Froeling
blok
Les 1 • Overal getallen 1
De Romeinen en hun cijfers. Vul de tabel in en vertel. Ongeveer 2000 jaar geleden waren de Romeinen in Nederland. De Romeinen hadden hun eigen cijfers. Wij gebruiken nu nog Romeinse cijfers.
Met deze cijfers maakten de Romeinen alle getallen:
I
V
X
L
C
D
M
1
5
10
50
100
500
1000
Bij grotere getallen krijg je erg veel Romeinse cijfers achter elkaar. Daarom hebben de Romeinen het volgende bedacht: Een kleiner cijfer voor een groter cijfer betekent eraf.
2
voorbeeld: II = 1 + 1 = 2 VI = 5 + 1 = 6 XIII = 10 + 1 + 1 + 1 = 13
voorbeeld: IV = 5– 1= 4 XL = 50 – 10 = 40 CD = 500 – 100 = 400 CM = 1000 – 100 = 900
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
I
II
III
IV
V
VI
VII
VIII
IX
X
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
X
XX
XXX
XL
L
LX
LXX
LXXX
XC
C
100
200
300
400
500
600
700
800
900
1000
C
CC
CCC
CD
D
DC
DCC
DCCC
CM
M
Waar ongeveer? Vul in en maak vast. Bij getallen vanaf 5000 zetten de Romeinen een streepje boven de cijfers.
V
X
L
C
D
M
5000
10.000
50.000
100.000
500.000
1.000.000
0
2
500.000
1.000.000
CCLX
LD
DLX
DCCL
DL
CM
260.000
450.000
560.000
750.000
550.000
900.000
3
Kijk bij opdracht 1. Welke jaartallen? Schrijf in de getallenkaarten. bijvoorbeeld:
MDCCLXXVII
D
H
T
E
1 1
7 0 7
7 0 0 7
7 0 0 0 7
=
M + DCC + LXX + VII
MMX =
D
H
T
E
D
H
T
E
2 2
0 0 0
1 0 0 1
0 0 0 0 0
1 1
9 0 9
8 0 0 8
7 0 0 0 7
MM + X
4
M + CM + LXXX + VII
500
1000
LXXVII
DCCLXX
CCLXX
DCCXX
MC
CM
77
770
270
720
1100
900
Kijk bij opdracht 1 en 2. Schrijf de getallen in Romeinse cijfers.
XIV
1900 =
MCM
19.000 =
XMX
1400 =
MCD
1999 =
MCMXCIX
19.990 =
XMXCMXC
1499 =
MCDXCIX
2009 =
MMIX
20.090 =
XXXC
14 =
6
=
Kijk bij opdracht 1. Waar ongeveer? Vul in en maak vast.
0
5
MCMLXXXVII
Maak de sommen kloppend. Schrijf op. Je mag bij elke som één of twee lucifers verplaatsen.
=
+ + –
= =
3
Les 2 • Handig rekenen 1
Welke getallen zie je hier? Schrijf. De Romeinen rekenden met de abacus. Hun abacus was een plank met gleuven. Daarin konden steentjes worden gelegd.
1666
2
660
606
2878
Reken uit met de abacus. Teken de steentjes en schrijf in Romeinse cijfers. 236 + 321 = 557 zo rekenen wij: H
T
E
2
3
6
3
2
1
5
0
0
5
0 7
5
5
7
zo rekenden de Romeinen:
+
+
Bij vijf steentjes is een gleuf vol en wissel je steentjes in.
4
221 + 112
569 – 318
MCCXVII + CCXI
333
251
1428
3
4
5
Maak de getallen met de abacus en schrijf in Romeinse cijfers. 569
956
236
632
DLXIX
CMLVI
CCXXXVI
DCXXXII
Reken uit met de abacus. Teken de steentjes en schrijf in Romeinse cijfers. 569 + 231
236 + 632
956 – 236
DCCC
DCCCLXVIII
DCCXX
Hoeveel ongeveer? Kleur.
≈ 800.000
≈ 800.000
569.000 + 231.000
599.000 + 213.000 ≈ 700.000
≈ 700.000
≈ 600.000
≈ 600.000
956.000 – 236.000
906.000 – 296.999 ≈ 700.000
6
≈ 700.000
meerdere
Hoe maak jij 1.000.000? Kleur de getallen. antwoorden mogelijk
250.000 125.000
100.000 50.000
125.000 250.000
250.000 300.000
200.000
100.000 175.000
5
Les 3 • Samen en alleen 1
Hoeveel soldaten? Een Romeins leger heet een legioen. Een legioen is verdeeld in cohorten. Een cohort is verdeeld in centuriën. Een centurie is verdeeld in 10 groepen.
Een legioen telt ongeveer 5000 soldaten.
Een cohort telt 480 soldaten.
Een centurie telt 80 soldaten.
2
legioenonderdeel
verdeling
voetsoldaat ruiter boogschutter speerwerper verkenner
80% ⁄ 210 deel 0,02 deel 7% overig
diensttijd in mijn cohort
verdeling
> 5 jaar 4 jaar 3 jaar 2 jaar 1 jaar
20% 8 deel ⁄ 1 0,3 deel ⁄ 110 deel overig
leeftijd in mijn centurie
verdeling
< 25 jaar 25 tot 30 jaar 30 tot 40 jaar > 40 jaar
45% 5 deel ⁄ 1 0,2 deel overig
4000 250 100 350 300 aantal soldaten
96 60 144 48 132 aantal soldaten
36 16 16 12
Teken. 100% heeft een helm. 75% heeft een schild.
6
aantal soldaten
50% heeft een speer. 25% heeft een zwaard.
Een groep telt 8 soldaten.
3
Wat is de nieuwe prijs? De Romeinen betaalden met sestertiën (s.).
oude prijs
4
korting
nieuwe prijs
228 s.
25%
171
s.
180 s.
35%
117
s.
160 s.
65%
56
s.
Bereken de korting in procenten. oude prijs
korting
nieuwe prijs
245 s.
20
%
196 s.
64 s.
25
%
48 s.
39 s.
50
%
19,50 s.
180 s.
25
%
135 s.
50 s.
40
%
30 s.
128 s.
75
%
32 s.
7
Les 4 • Meten met maten 1
Bereken de oppervlakte en de inhoud. 1 dm3 = 1 l
1 cm
1 dm
1m
1 cm
m 1d
1 dm 1m
1m
oppervlakte
1
m2 =
100
dm2
1
dm2 =
100 cm2
1
cm2
inhoud
1
m3 =
1000 dm3
1
dm3 = 1000 cm3
1
cm3
inhoud in liters
2
1000 l
Kijk bij opdracht 1. Bereken de inhoud.
1m
5m 3m
15
inhoud =
m3 = 15.000 l
9 dm
24 dm
inhoud =
10 dm
2160
dm3 =
2160
l
5 cm 10 cm 20 cm
8
m
1c
inhoud =
1000
cm3 =
1
l
1
l
0,001 l
3
Kijk bij opdracht 1. Hoeveel liter water zit er in het bad? 25 m 10 m 50 cm
inhoud =
125.000
l
25 m 10 m 1,25 m
inhoud =
312.500
l
25 m 10 m 2m
inhoud =
4
500.000
l
Bereken de inhoud. 2,5 m
3m
12 dm
3 dm
4 dm
2m
inhoud = 3 dm
inhoud = 144 dm3
15 m3 12 dm
60 cm
2m
30 cm
20 cm
inhoud = 720 dm3 2,5 m
inhoud = 36.000 cm3 2m
80 cm
20 cm
1,5 m 40 cm
inhoud =
7,5 m3
inhoud = 64.000 cm3
9
Les 5 • Meten in de ruimte 1
Teken de Romeinse mozaïektegel na.
2
Maak de Romeinse mozaïektegel af.
10
3
Bedenk een patroon voor de mozaïektegels. Teken en kleur.
4
Teken en kleur een patroon.
meerdere antwoorden mogelijk
meerdere antwoorden mogelijk
gebruik:
11
Les 6 • Handig rekenen 1
Hoeveel blauwe tegels? En hoeveel rode tegels? Schrijf de sommen.
bijvoorbeeld: 20 tegels
4 x 20 x 20 = 1 ⁄ 1 4 x 400 = ⁄ ⁄ 400 4 = 100 5 x 20 x 20 = ⁄ 1
20 x 20 =⁄ 400 5 = 80 5
20 tegels
2
100
tegels
5 deel is rood = ⁄ 1
80
tegels
Reken handig uit.
4 × 20 × 20 = ⁄ 1
20 × 20 4
=
400 4
=
100
5 × 20 × 20 = ⁄ 1
20 x 20 5
=
400 5
=
80
8 × 20 × 20 = ⁄ 1
20 x 20 8
=
400 8
=
50
⁄ 110 × 20 × 20 =
20 x 20 10
=
400 10
=
40
Welke hoeveelheid blokjes past precies in de kubus? Kruis aan en schrijf de som.
20 blokjes
3
4 deel is blauw = ⁄ 1
20 blo kjes
jes
lok
b 20
×
12
20 x 20 x 20 = 8000
4
Met welke getallen kun je een kubus maken? Kleur en schrijf de sommen. 1000
bijvoorbeeld:
100 125
64
64 = 4 x 4 x 4 1.000.000 = 100 x 100 x 100
1.000.000
64.000
27
6400
12.500 125.000 270
10.000 27.000
6
Hoe gaat het verder? 2× 2=
4
5× 5=
25
10 × 10 =
100
2× 2× 2=
8
5× 5× 5=
125
10 × 10 × 10 =
1000
2500
100 × 100 =
20 × 20 =
400
50 × 50 =
20 × 20 × 20 =
8000
50 × 50 × 50 =
125.000
100 × 100 × 100 =
10.000 1.000.000
Hoeveel tegels per kleur?
20 tegels
5
20 tegels
5 deel ⁄ 1 5 deel ⁄ 2 ⁄ 110 deel ⁄ 130 deel
80
160
40
120
13
Les 7 • Handig rekenen 1
Hoeveel blokjes per kleur? Schrijf de sommen.
bijvoorbeeld: 30 blokjes
1 x 30 x 30 x 30 = 1 6 ⁄ 6 x 27.000 = ⁄ 27.000 = 4500 6 4500
30 blo kjes
30
gele blokjes
bijvoorbeeld:
jes
k blo
3 x 30 x 30 x 30 = ⁄ ⁄ 1 30 3 x 900 = 27.000 = 9000 3
9000
paarse blokjes
5400
groene blokjes
⁄ 110 x 30 x 30 x 30 = ⁄ 110 x 27.000 = 27.000 = 2700 10 2700
blauwe blokjes
bijvoorbeeld: 1 x 30 x 30 x 30 = ⁄ 5 ⁄ 30 5 x 900 = 27.000 = 5400 5
6 deel is geel ⁄ 1 3 deel is paars ⁄ 1
bijvoorbeeld:
5 deel is groen ⁄ 1 ⁄ 110 deel is blauw
Reken handig uit.
4 × 20 × 20 = ⁄ 1
4 × 20 × 20 × 20 = ⁄ 1
8 × 20 × 20 = ⁄ 1
8 × 20 × 20 × 20 = ⁄ 1
5 × 20 × 20 = ⁄ 1
5 × 20 × 20 × 20 = ⁄ 1
14
=
400 4
=
100
20 × 20 × 20 = 4
8000 4
=
2000
=
400 8
=
50
20 × 20 × 20 = 8
8000 8
=
1000
=
400 5
=
80
20 × 20 × 20 = 5
8000 5
=
1600
20 × 20 4
20 × 20 8
20 × 20 5
20 blokjes
2
jes
ok 20 blo kjes 20 bl
10 blokjes
10 blokjes
2 deel van de blokjes is rood. Hoeveel blokjes zijn dat? ⁄ 1 5 blokjes
3
jes
ok 10 blo kjes 10 bl
250
4
20 blo kjes
2000
s
kje
lo 5b
500
Reken handig uit.
=
500 4
=
125
4 × 20 × 20 × 10 = ⁄ 1
20 x 20 x 10 = 4
4000 4
=
1000
4 × 20 × 10 × 5 = ⁄ 1
20 x 10 x 5 = 4
1000 4
=
250
8 × 20 × 10 × 5 = ⁄ 1
20 x 10 x 5 = 8
1000 8
=
125
4 × 10 × 10 × 5 = ⁄ 1
5
jes
lok
b 20
20 blo kjes
10 × 10 × 5 4
Reken uit.
4
D
H
T
E
8
0
0
0
8
0
0
0
8
2000
0
D
H
T
E
8
0
0
0
8
0
0
0
5
1000
0
2000
D
H
T
E
8
0
0
0
8
0
0
0
1600
0
1000
1600
15
Les 8 • Samen en alleen 1
Reken om van Romeinse munten naar euro’s. b Een Romeinse soldaat verdient ongeveer 1500 sestertiën per jaar. Hoeveel euro is dat per maand?
= 25 × aureus
denarie = 4×
denarie
sestertie = 4×
sestertie
as = € 0,80
as a Hoeveel is 1 aureusmunt waard?
2
€
€ 400
320
Kijk bij opdracht 1. Reken om van euro’s naar Romeinse munten. Gebruik zo weinig mogelijk munten.
= 2× as
semis = 2×
semis
16
quadrans
€ 4,80 =
6
asses +
0
semisses +
0
quadrantes
€ 10,00 =
12
asses +
1
semisses +
0
quadrantes
€ 8,40 =
10
asses +
1
semisses +
0
quadrantes
€ 24,60 =
30
asses +
1
semisses +
1
quadrantes
€ 18,80 =
23
asses +
1
semisses +
0
quadrantes
€ 16,60 =
20
asses +
1
semisses +
1
quadrantes
3
Kijk bij opdracht 1 en 2. Wissel in voor zo weinig mogelijk munten. Inwisselen doe je zo: 4 sestertiën is evenveel waard als 1 denarie. Dus 4 sestertiën wissel ik in voor 1 denarie. Kijk eerst goed naar het voorbeeld. Vul daarna zelf in.
denarie
sestertie
ik had
semis
quadrans totaal aantal munten
4
ik heb nu
1
ik heb nu
8 2
ik had
1
ik had
6
5
3
2
5
ik heb nu
4
as
1
1
12 3
2
13 6
3
2
3
11
1
5
Kijk bij opdracht 1 en 2. Hoeveel betaal je in euro’s?
1 aureus, 4 sestertiën en 1 quadrans ik betaal €
333
40 sestertiën en 2 asses ik betaal €
129,60
27 denariën
ik betaal €
345,60
10 sestertiën, 2 asses en 1 quadrans ik betaal €
33,80
17
Les 9 • Meten met maten 1
Bereken de oppervlakte van de bodem en de inhoud. 1 m3 = 1000 dm3 = 1000 l 1l 1 dm3 = 1000 cm3 =
18 dm 6 dm 3 dm
m 4d
2m
2
6 cm
5 dm
8000 cm2 = 80 dm2 = 0,800 m2
60 cm2 = 0,600 dm2 = 0,006 m2
3000 cm2 = 30 dm2 = 0,030 m2
inhoud
240.000 cm3 = 240 dm3 = 0,240 m3 = 240 l
10.800 cm3 = 10,800 dm3 = 0,0108 m3 = 10,800 l
180.000 cm3 = 180 dm3 = 0,180 m3 = 180 l
Bereken de oppervlakte van de gekleurde bodem en de inhoud van het gekleurde deel.
5 dm
inhoud 5 dm
= 37,5 dm3 =
m
5d
37,5
l
oppervlakte = 400 cm2 10 cm
inhoud 20
80 cm
cm
= 4000 cm3 =
oppervlakte = 7 dm
inhoud
6 dm
l
9 dm2
= 63 dm3 =
m 6d
4
63
l
m
6d
oppervlakte
oppervlakte = 12,5 dm2
18
10 cm
3
Bereken de oppervlakte van de gekleurde bodem en de inhoud van het gekleurde deel.
8 cm
4m
20 cm 4 dm
5m
oppervlakte = =
30.000.000 = 30.000 = 30 = 30.000
inhoud
4
75.000 750 7,5
15
cm
3m
cm2 dm2 m2 cm3 dm3 m3 l
20 cm
= =
600 6 0,06
cm2 dm2 m2
= = =
2400 2,4 0,0024 2,4
cm3 dm3 m3 l
20
= =
400 4 0,04
cm2 dm2 m2
= = =
2000 2 0,002 2
cm3 dm3 m3 l
cm
Bereken de inhoud. Hoeveel van elke kan? lengte
6 dm 8 dm 1m 40 cm 15 cm
breedte
4 dm 4 dm 3 dm 80 cm 10 cm
hoogte
2 dm 3 cm 2 dm 5 dm 2m
inhoud
48 l 9,6 l 60 l 160 l 30 l
1l
2l
5l
0 0,6 0 0 0
4 2 0 0 0
8 1 12 32 6
19
Les 10 • Meten in de ruimte 1
Kijk naar de schaduw. Hoe hoog is de zuil? Teken en schrijf. 4m 3m 2m
2m
3m
1,5 m
2,5 m
1m
1m
0,5 m
0,25 m 1m
2m 4m 6m 8m 10 m 12 m
2
Schrijf.
Het is 12 uur ’s middags. De zon staat op zijn hoogste punt. Hij staat dan in het zuiden. Schrijf in de rondjes de andere richtingen op de juiste plaats: N = noorden O = oosten W = westen
20
W
O
N
3
Kijk bij opdracht 2. Teken de schaduwen. Gebruik verschillende kleuren.
Het is ongeveer 15.00 uur. Het is ongeveer 9.00 uur.
4
5
Vul in. hoogte van de schoorsteen
60 m
30 m 120 m 150 m 45 m 105 m
lengte van de schaduw
20 m
10 m
40 m
50 m
15 m
35 m
hoogte van de schoorsteen
5m
10 m
21 2m ⁄
15 m
20 m
12 m
lengte van de schaduw
20 m
40 m
10 m
60 m
80 m
48 m
Is de ladder lang genoeg? Omcirkel.
25 m
1m 1,5 m
30 m
De ladder is wel/niet lang genoeg.
21
Les 11 • Handig rekenen 1
Hoeveel kost 1 paar sandalen? Vertel en reken uit. 3 tunieken 5 helmen 5 paar sandalen kosten samen 145 sestertiën.
2
1
kost 15 s.
1
kost 9 s.
1 paar
kost
11
s.
1
kost
1
s.
Hoeveel kost 1 brood? Vertel en reken uit. 3 kannen olijfolie 2 broden kosten samen 11 sestertiën.
1
3
en 1
kosten samen 4 s.
Reken uit met de sommenkaart en met de abacus.
MCCXVII + CCXI = MCDXXVIII D
H
T
E
D
H
T
E
1
2 2
1 1
7 1
5 3
6 0
9 0
1 0
1
0
0
0
2
6
1
4
0 2
0 0
9 8 1
1
8 1
22
5691 – 3082 = 2609
4
2
8
+
2
6
0 2
+ 2
6
0
9
– – –
4
Hoeveel kost 1 brood? 15 broden 8 zakken tarwe 2 kannen olijfolie kosten samen 60 sestertiën.
5
1
kost 3 s.
1
kost 3 s.
1
2
kost
Reken uit met de sommenkaart en met de abacus. 1699 + 3160 = 4859
5699 – 3187 = 2512
D
H
T
E
D
H
T
E
1 3
6 1
9 6
9 0
5 3
6 0
9 0
9 0
4
0
0
0
2
0 5
0 0
9 0
9
7 1
6 1 5
9
9
8
0
1
9
9 4
8
5
9
+
2 + 2
5
0
7 2
6
s.
Kijk bij opdracht 1, 2 en 4. Bedenk zelf een verhaal met een som. gebruik deze producten:
5
1
2
– – – –
meerdere antwoorden mogelijk
23
Les 12 • Handig rekenen 1
Hoeveel blokjes zijn rood? Schrijf de som.
bijvoorbeeld: 20 blokjes
5 x 20 x 20 x 20 = 1 ⁄ 1 5 x 8000 = 8000 = 1600 geel ⁄ 5 ⁄ 110 x 20 x 20 x 20 =
20 blo kjes
20 x 20 x 20 8000 = 800 paars = 10 10
jes
lok
b 20
1 deel is geel. 5 ⁄ ⁄ 110 deel is paars. 4 deel is groen. ⁄ 1 4 deel is blauw. ⁄ 1 De rest is rood.
1600
2
Hoeveel kost het in totaal? Hoeveel sestertiën blijven over? Reken uit met de abacus. Betaal met het geld dat in de kist zit.
5000 sestertiën
1 schild kost 322 sestertiën. 1 helm kost 240 sestertiën. 1 zwaard kost 181 sestertiën. Hoeveel kosten 4 schilden, 3 helmen en 5 zwaarden samen?
24
Hoeveel sestertiën blijven over?
samen:
2913
s.
over:
2087
s.
3
Hoeveel tegels zijn rood? Schrijf de som.
50 tegels
5 deel is geel. ⁄ 1 ⁄ 110 deel is paars. 2 deel is groen. ⁄ 1 De rest is rood.
bijvoorbeeld: 1+⁄ 5 ⁄ 110 + 1 2=⁄ ⁄ 120 + ⁄ 110 + ⁄ 150 = ⁄ 180 ⁄ 180 deel van 2500 = 2000 2500 − 2000 = 500 500
50 tegels
4
Hoeveel kosten 1 stalknecht, 1 kar en 1 paard samen? 3 karren: 2481 sestertiën 2 stalknechten: 5572 sestertiën 4 paarden: 5572 sestertiën
5006
5
s.
Met welke getallen kun je kubussen maken? En met welke getallen vierkanten? Kleur.
kubusgetal
16
400
100
vierkantsgetal
900 25
1000
8000 64
27.000
125
25
Les 13 • Samen en alleen 1
Bereken de inhoud van het bad. Wij gebruiken deze inhoudsmaten.
1 culleus = 500 l
1 amphora = 25 l
1 congius =3l
3m
1m
12
culleus en
240
amphora en
2000
congius
2m
2
Hoeveel weegt het graan? Wij gebruiken deze gewichtsmaten.
1 libra = 328 g
1800 g
1 semis = 164 g
3932 g
6,5
26
libra en
13
semis
3
Hoe lang is het hek om de legerplaats? Reken ongeveer.
meerdere antwoorden mogelijk
Wij gebruiken deze lengtematen. 1 milliarium (mijl) = 1500 m 1 passus (pas) = 1,5 m
≈
2
milliarium en
133
passus
1 cm = 100 m
4
Hoeveel dagen heeft Claudius al gewerkt aan het mozaïek?
Ik doe 6 dagen over 1 m2. 5m
5m
75
27
Les 14 • Meten met maten 1
Hoeveel kost het samen? entreeprijzen themapark Alibi kinderen tot en met 9 jaar € 12,80 bezoekers vanaf 10 jaar € 15,70
2 volwassenen 3 kinderen tot en met 9 jaar 4 kinderen vanaf 10 jaar samen €
132,60
10 volwassenen 96 kinderen tot en met 9 jaar 44 kinderen vanaf 10 jaar samen €
2
op de rekenmachine:
2076,60
3 volwassenen 14 kinderen tot en met 9 jaar 11 kinderen vanaf 10 jaar samen €
op de rekenmachine:
op de rekenmachine:
399,00
Kijk bij opdracht 1. Hoeveel kost het samen? Alleen deze week: groepen vanaf 10 personen krijgen 10% korting.
14 kinderen tot en met 9 jaar
samen €
161,28
22 kinderen vanaf 10 jaar
samen €
samen €
op de rekenmachine:
310,86 op de rekenmachine:
16 volwassenen
28
op de rekenmachine:
226,08
3
Teken de temperatuur in de lijngrafiek. In de tabel zie je de gemiddelde temperatuur in de zon en in de schaduw . Teken een grafiek van de temperatuur in de zon en een grafiek van de temperatuur in de schaduw.
temperatuur (ºC) 30
25
20
ma
di
wo
do
vr
za
15
15
18
19
17
25
30
8
11
13
9
19
24
10
5
0 di
ma
4
wo
do
vr
za
Teken en kleur de staafgrafiek. gemiddelde hoogste temperatuur overdag in juli:
temperatuur (ºC) 40
Nederland (Amsterdam) 22 ºC Bulgarije (Sofia)
27 ºC
Griekenland (Athene)
33 ºC
Ierland (Dublin)
20 ºC
Polen (Warschau)
24 ºC
Italië (Rome)
30 ºC
35 30 25 20 15 10 5 0
NL
BG
G
IER
PL
I
29
Les 15 • Wizmix De Romeinse doolhof Weet je het nog:
V X L C D
= = = = =
5 10 50 100 500
Dit heb je nodig: • per leerling 1 pion • dobbelsteen • kopie van deze pagina • scharen • eventueel fiches • eventueel lijm (of plakband) Kopieer de rondjes en knip ze uit. Je kunt de rondjes op fiches plakken. Spelregels 1. Je speelt het spel met twee, drie of vier spelers op het spelbord. 2. Verdeel de rondjes. 3. Leg je rondjes ergens in een vak op het spelbord. 4. Gooi om beurten met de dobbelsteen. De speler die het hoogste getal gooit, mag als eerste zijn pion op een geel hoekpunt zetten. Ga zo verder tot alle pionnen op het spelbord staan. 5. Gooi om beurten met de dobbelsteen en ga het aantal ogen vooruit. 6. Kom je op een rondje, dan neem je dat van het spelbord. 7. Als iedere speler tien keer heeft gegooid, is het spel afgelopen. 8. De winnaar is degene die met de cijfers op zijn rondjes een zo groot mogelijk Romeins getal maakt.
30
V
V
V
V
V
X
X
X
X
X
L
L
L
L
C
C
C
C
D
D
D
D
31
Nieuw in dit blok • informatie voor ouders en verzorgers Getallen en bewerkingen Overal getallen In het dagelijks leven komen kinderen regelmatig in aanraking met Romeinse cijfers. In dit blok leren ze welke cijfers de Romeinen gebruikten en hoe hun getallenstelsel verschilt van het onze. Ze onderzoeken het verschil tussen optellen en aftrekken met de Romeinse abacus en het rekenen met ‘onze’ getallen in sommenkaarten. Getallen en bewerkingen Handig rekenen De kinderen rekenen uit hoeveel blokjes van een bepaalde kleur in een kubus zitten. Op deze manier leren ze breuken met drie tientallen te vermenigvuldigen.
Getallen en bewerkingen Handig rekenen De kinderen onderzoeken wat er gebeurt als ze drie dezelfde tientallen met elkaar vermenigvuldigen (bijvoorbeeld: 20 × 20 × 20). De uitkomsten worden kubusgetallen genoemd.
Meten De relatie tussen oppervlakte en volume (inhoud) In een eerder blok hebben de kinderen geleerd hoe je een oppervlakte kunt berekenen: lengte × breedte. In dit blok breiden ze deze regel uit om het volume te berekenen: lengte × breedte × hoogte.
Meten Rekenen met Romeinse maten De kinderen maken kennis met enkele oudRomeinse lengte-, gewichts- en inhoudsmaten. Ze voeren daarmee eenvoudige berekeningen uit.
1 culleus = 500 l
1 amphora = 25 l
1 congius =3l
Getallen en bewerkingen Handig rekenen De kinderen leren hoe ze zogenaamde woordformules op kunnen lossen door middel van optellen, vermenigvuldigen, aftrekken en delen.
Teken de Romeinse mozaïektegel na.
Meetkunde Spiegelen van patronen De kinderen tekenen mozaïektegels (na). Ze ontdekken de symmetrie en de spiegellijnen.