patiënteninformatie algemene heelkunde
Antireflux ingreep Nissen (laparoscopisch)
ALGEMEEN ZIEKENHUIS SINT-JOZEF Oude Liersebaan 4 - 2390 Malle tel. 03 380 20 11 - fax 03 380 28 90
[email protected] - www.azsintjozef-malle.be Dit ziekenhuis maakt deel uit van de groep Emmaüs
1. Inleiding Met deze brochure willen we u zoveel mogelijk schriftelijke informatie geven over de ingreep die u zult ondergaan. Uw behandelende arts en de verpleegkundige zullen u ook mondeling informeren. Mocht daarna toch nog niet alles duidelijk zijn, aarzel dan niet om hen bijkomende vragen te stellen. Tijdens de dagelijkse verzorging en de zaalronde van de arts krijgt u ook uitleg over het verdere verloop van uw verblijf in het ziekenhuis. Gelieve deze brochure mee te brengen naar het ziekenhuis bij opname. U hebt ze nodig om uw pijn goed op te volgen.
2. De maag en haar werking De maag is een reservoir waarin ons voedsel terechtkomt nadat het door de keel en de slokdarm is gegaan. In de maag wordt het voedsel tot een brij gekneed en vermengd met maagsappen. Dat is het begin van de vertering. De maag geeft haar inhoud vervolgens via een sluitspier (pylorus) in telkens kleine porties door aan de twaalfvingerige darm. Wanneer een deel van de maaginhoud (zuur) terugvloeit naar de slokdarm spreken we van gastro-oesofagale reflux. Door die reflux kunnen slokdarmletsels ontstaan, bijvoorbeeld een ontsteking. Wanneer is een ingreep nodig? De beslissing om een heelkundige ingreep uit te voeren, wordt bepaald door de vraag of de zuurreflux naar de slokdarm chronisch is of niet en door het resultaat van de gastroscopie (inwendig onderzoek van de maag) en van de RX-opname van slokdarm en maag. Voorbereiding U meldt zich aan op de afgesproken dag en tijdstip. Meestal dient u nuchter te zijn. Breng uw medicijnen mee. Omwille van infectiegevaar is het belangrijk dat de navel goed proper is. Mogen we u vragen hier extra aandacht aan te schenken. Op de verpleegafdeling wordt u begeleid door de opnameverpleegkundige die u zal voorbereiden op de komende ingreep. Dit wil zeggen: - scheren van de operatiezone, met extra aandacht voor de navel; - eventueel een klein lavementje; - alle juwelen moeten worden uitgedaan alsook het “kunstgebit”; - nagellak moet worden verwijderd, dit kunt u thuis doen; - u krijgt een rustgevend drankje voor de ingreep en u mag uw operatieschortje aandoen; - ga nog even naar het toilet wanneer men u komt halen voor de ingreep.
3. De ingreep Er zijn twee methoden om de ingreep uit te voeren: een laparoscopie of kijkoperatie ofwel een klassieke insnede. Uw chirurg zal met u bespreken wat in uw geval het beste is. distaal deel van de slokdarm mof maag
De techniek van deze ingreep (Nissen-Rosetti of 360° fundoplastie) bestaat erin de voorwand van het bovenste deel van de maag (de maagdundus) los te maken, rond de slokdarm te draaien en vast te hechten. We spreken van een "mof" rond de slokdarm die dienstdoet als klep om te beletten dat er nog maaginhoud naar de slokdarm kan vloeien. Indien de patiënt een maagbreuk heeft, wordt ook die hersteld. De ingreep duurt ongeveer twee uren. De laparoscopie Als voorbereiding op de ingreep wordt u onder algemene verdoving (narcose) gebracht en krijgt u een sonde in de maag en de blaas. Het inbrengen en weer verwijderen van de sondes gebeurt terwijl u onder narcose bent. Bij deze operatie maakt de chirurg gebruik van een videocamera en speciale instrumenten en hoeft hij geen grote insnede te maken. In plaats daarvan maakt hij enkele (vijf) kleine insneden. De buikholte wordt opgevuld met gas (kooldioxide) om een goed overzicht van de buikorganen te krijgen. De chirurg kan met behulp van een speciaal instrument (laparoscoop) in de buik kijken via de videomonitor.
Elke insnede wordt gebruikt om een bepaald instrument in de buikholte in te brengen en ermee te werken. De klassieke methode Bij deze operatie maakt de chirurg een insnede in de lengte, dit wil zeggen van boven naar beneden in de bovenbuik. De ingreep gebeurt onder algemene verdoving. Pijnmeting Op de afdeling wordt pijn gemeten aan de hand van de VAS-score. Dit is een score waarbij u aan uw pijnervaring een cijfer geeft. VAS staat voor visueel-analoge schaal en is een aanduiding van de schaal die loopt van 0 tot 10.
0 Geen pijn
1
2
3
4
weinig matige pijn pijn
5
6
7 hevige pijn
8
9
10 zeer hevige pijn
De VAS-score geeft de verpleegkundigen en artsen beter inzicht in de mate waarin u pijn ervaart. Op die manier kunnen zij uw pijn zo veel mogelijk verminderen zodat u zo comfortabel mogelijk in bed kunt liggen. Dit is belangrijk, want een goede pijnstilling is bevorderlijk voor het doorademen, ophoesten en bewegen: activiteiten die van wezenlijk belang zijn voor een spoedig herstel. Pijnscore Om een duidelijk beeld te krijgen hoe uw pijn verloopt en of de pijnbehandeling voldoende is, zal een verpleegkundige regelmatig naar uw pijn vragen. Het is belangrijk dat u zelf aangeeft hoeveel pijn u ervaart. U kunt uw pijn aangeven met een cijfer of de pijn benoemen. Dit noemen wij de
pijnscore. Hierbij wil het cijfer 0 zeggen dat u helemaal geen pijn hebt en geeft het cijfer 10 aan dat u de ergste pijn hebt die u zich kunt voorstellen. 0 = geen pijn 3 = weinig pijn 4 = matige pijn 7 = hevige pijn 10 = zeer hevige pijn U kunt nooit een verkeerd cijfer geven; het gaat immers om de pijn die u ervaart en pijn is een persoonlijke ervaring. Aan de hand van dit cijfer wordt uw pijnmedicatie eventueel aangepast. Na toediening van pijnmedicatie vraagt de verpleegkundige nog een aantal keren naar uw pijn. Het is daarbij van belang dat u duidelijk aangeeft wanneer de pijn meer of minder wordt.
4. Verwikkelingen Zoals bij elke chirurgische ingreep bestaat er ook hier een kans op verwikkelingen. Dat kunnen de normaal voorkomende risico's op verwikkelingen zijn zoals nabloeding, wondinfectie, flebitis (aderontsteking), trombose (klontervorming in een ader) en longembolie. Om flebitis en trombose te voorkomen, krijgen de patiënten ouder dan 40 jaar dagelijks een inspuiting in de bovenarm en indien nodig steunkousen. Naast de algemene verwikkelingen kunnen zich ook problemen voordoen die typisch zijn voor deze ingreep: Te sterke vernauwing van de doorgang ter hoogte van de slokdarm; de eerste weken wordt dit veroorzaakt door een voorbijgaande zwelling van de weefsels (oedeemvorming). Indien het probleem blijft, kan dit te wijten zijn aan het te stevig aanspannen van de mof. Een scheur in de slokdarm of de maag; deze verwikkeling komt echter zeer zelden voor.
Om deze problemen vroegtijdig op te sporen, worden er op de tweede dag na de ingreep RX foto's gemaakt van de slokdarm en de maag. Voor dit onderzoek zult u contraststof moeten drinken. Dat is nodig om een duidelijk beeld te verkrijgen. Andere nadelen die u kunt ervaren: niet kunnen opboeren meer flatulentie (winden).
5. Na de operatie De ongemakken die u ervaart, zijn meestal meer uitgesproken bij een klassieke ingreep dan bij een laparoscopische ingreep. De eerste dagen na de operatie kunnen de wonden pijnlijk zijn, zeker wanneer u beweegt of hoest. De eerste dag krijgt u om de zes uur een pijnstiller toegediend. Indien nodig kunt u de verpleegkundige om een extra pijnstiller vragen zodat u toch in staat bent goed te bewegen en goed door te ademen. Na de operatie krijgt u ook zuurstof toegediend via een slangetje in de neus tot de volgende morgen. Dat vergemakkelijkt het ademen. De kinesitherapeut komt dagelijks bij u langs om u te helpen goed te ademen. De operatie en de narcose kunnen tot gevolg hebben dat u misselijk bent. Ook hiervoor kunt u een geneesmiddel vragen aan de verpleegkundige. Drinken mag vanaf de dag na de operatie. De lippen natmaken of een ijsblokje opzuigen mag vanaf vier uur na de operatie. Om ervoor te zorgen dat u voldoende vocht krijgt, hebt u een infuus in de arm. Zodra u weer voldoende kunt drinken, wordt het infuus verwijderd. Eten mag u vlak na de operatie nog niet. Zoals eerder vermeld, worden er de tweede dag na de operatie RX-foto's genomen. Zodra de chirurg deze foto's heeft nagezien en gedurende de rest van uw verblijf in het ziekenhuis, krijgt u lopende voeding (gemixte voeding,
papjes …). Elke dag komt een diëtiste bij u langs om uw maaltijd met u te bespreken. De eerste keer uit bed komen na een ingreep is steeds een moeilijk moment. Dit gebeurt best in het bijzijn van een verpleegkundige. Daarna kunt u het alleen proberen als u zich goed genoeg voelt. De dag na de operatie kunt u met de verpleegkundige bespreken of u zich in staat voelt uzelf geheel of gedeeltelijk te wassen. Is dat niet het geval, dan zal de verpleegkundige u verzorgen. Diezelfde dag zal de verpleegkundige ook uw wond verzorgen. De volgende dagen gebeurt dat enkel wanneer het verband vuil geworden is. Na de operatie worden uw bloeddruk en pols in het oog gehouden. De verpleegkundige kijkt ook na of u kunt urineren, stoelgang en/of winden kunt maken, of u koorts hebt. Mocht u nog andere ongemakken ervaren, dan melt u dit best aan de verantwoordelijke verpleegkundige en de arts.
6. Ontslag Na een laparoscopische ingreep kunt u de derde of de vierde dag weer naar huis. De precieze duur van uw verblijf in het ziekenhuis hangt af van uw gezondheidstoestand. Na een klassieke operatie blijft u enkele dagen langer in het ziekenhuis. Gedurende de eerste drie weken is het best sport en hefwerk van meer dan vijf kilogram te vermijden om later geen littekenbreuk te krijgen. Wanneer u terug aan het werk mag, hangt af van het soort arbeid dat u verricht. De wonde behoeft geen speciale verzorging. Bij een laparoscopische ingreep mogen de hechtingen verwijderd worden na een week, bij een klassieke ingreep na tien dagen. U kunt hiervoor terecht bij uw huisarts. Het verband dat de huisarts na het verwijderen van de hechtingen aanbrengt, laat u best nog drie dagen ter plaatse. Nadien mag de wonde onbedekt blijven. Intussen kunt u zich gewoon wassen of douchen. Een bad nemen is pas toegelaten een week nadat de hechtingen verwijderd zijn.
Vooral de eerste weken is het belangrijk dat u voeding neemt die vlot kan passeren, zoals de lopende voeding die u in het ziekenhuis kreeg. Ook nadien kunt u problemen vermijden door goed te kauwen, veel te drinken tijdens het eten, langzaam te eten. Ongeveer drie weken na uw ontslag dient u voor een controleraadpleging naar het ziekenhuis te komen.
Opdrachtgever: Lucienne Van Akeren Verantwoordelijke uitgever: algemeen directeur g/az/patinfofolders/antireflux.doc
2009-01-15