„Als je je geest voedt met Christus, heb je geen behoefte aan een sigaret”
VEENDAM – Stoppen met roken aan de hand van de Bijbel. De Groningse christelijke gereformeerde kerk vrijgemaakt Veendam-Wildervank biedt momenteel een cursus met dit doel aan. Een intensieve Bijbelstudie moet mensen van hun slechte gewoonte afhelpen, zo heeft kerkelijk werker Peter Drost maandag laten weten. De cursus neemt 60 dagen in beslag, waarbij de cursisten zelf dagelijks de Bijbel lezen en een paar keer bij elkaar komen om samen te praten over het roken en te bidden. „Roken is vooral een geestelijke verslaving. Als je je geest voedt met Jezus Christus, heb je geen behoefte meer aan een sigaret”, aldus Drost. Hij is zelf ook op deze manier van het roken afgeholpen en probeert geloofsgenoten te helpen.
Ds. Kieviet (CGK): Bijbel duidelijk over homoseksualiteit
NOORDELOOS – „De Bijbel laat geen tweeërlei uitleg over homoseksualiteit toe. De teksten uit de Schrift veroordelen de homoseksuele praxis van mensen van hetzelfde geslacht.” Dat zei ds. J. M. J. Kieviet zaterdag in Noordeloos tijdens een lezing in de Christelijke Gereformeerde Kerk (CGK) voor ambtsdragers van Bewaar het Pand. De bijeenkomst trok ongeveer honderd belangstellenden. De christelijke gereformeerde predikant van Dordrecht-Centrum zette in met een praktijkvoorbeeld. Een jongeman schreef dat hij gevoelens had voor jongens en ten einde raad was. Hij voelde zich eenzaam en wist zich geen raad meer met zijn leven. Hij hoopte en bad dat hij van die gevoelens af zou komen, maar hij verwachtte niet meer dat het zou gebeuren. „Ik huil soms nachtenlang. Waarom moet ik zo verder?” Ds. Kieviet: „De problematiek leek jarenlang geen belangrijke kwestie te zijn in sommige van onze gemeenten. Er is in het verleden echter veel onrecht gedaan door het snel en ondoordacht veroordelen van mensen met homofiele gevoelens met een beroep op de Schrift. Betrokkenen, gemeenteleden en ambtsdragers zwegen. Het blijkt echter dat homofilie en homoseksualiteit ook onder ons voorkomen. Voorzichtigheid en terughoudendheid in het omgaan ermee zijn geboden.” De predikant stelt dat de Bijbel geen ruimte laat voor de homoseksuele praxis. Hij haalde zowel teksten uit het Oude als uit het Nieuwe Testament aan en noemde Romeinen 1: 26 en 27 een kroongetuige. Uit het Nieuwe Testament haalde hij verder 1 Korinthe 6:10 en 1. Timotheus 1:9 aan. „De teksten uit de Schrift veroordelen het homoseksuele handelen. Zelfs moderne theologen erkennen dat er met een beroep op de Bijbel geen ruimte is voor de homoseksuele praktijk.” Dat de grootste protestantse kerken in Nederland toch overstag gegaan zijn, heeft volgens ds. Kieviet te maken met een veranderd Schriftverstaan. „Het kantelpunt ligt in de visie op de Schrift. Wie de Bijbel aanvaard als het woord van God kan niet heen om de afwijzing van homoseksualiteit. De Bijbel laat geen tweeërlei uitleg toe.”
Hij vroeg zich af of de orthodox christelijke kerken, „inclusief de onze”, nu bezig zijn diezelfde weg te gaan als de andere kerken. „Zou het nog lang duren voordat de homoseksuele relaties ook in orthodox christelijke kring aanvaard zijn?” vroeg hij. Tegelijkertijd riep ds. Kieviet op tot bewogenheid met de homofiele medemens die worstelt met zijn of haar gevoelens. Hij riep op om in pastorale gesprekken te luisteren en niet te snel met antwoorden te komen. Ook is het belangrijk te zeggen dat de homoseksuele gerichtheid geen persoonlijke schuld is maar een gemeenschappelijke, vanwege de zonde. Daarnaast vindt de predikant het noodzakelijk om de problematiek aan de orde stellen in prediking, pastoraat en voorbede. Ds. Kieviet vindt het nodig dat de Bijbelse eis van seksuele onthouding blijft klinken. „Een aangegane homoseksuele verhouding moet ten spoedigste beëindigd worden. Zonde moet als zonde benoemd blijven worden, ook als het gaat om een relatie van liefde en trouw. Bij het volharden in de zondige homoseksuele praxis is het nemen van tuchtmaatregelen, hoe pijnlijk ook, noodzakelijk. De kerkelijke tucht is niet gericht op verwijdering maar geldt als een oproep tot terugkeer naar het heilzame gebod van de Heere. Het gaat om de heiligheid van Christus’ gemeente en de eer van Gods Naam.” Hij voerde een besluit van de christelijke gereformeerde synode van 1986 aan dat geen ruimte laat voor de homoseksuele praktijk. Heel anders ligt het, aldus ds. Kieviet, met homofiele gemeenteleden die leven in onthouding. „Zij hebben recht op deelname aan de sacramenten en zijn verkiesbaar in de ambten van de kerk.” Tijdens de vragenbespreking handhaafde hij zijn standpunt dat een homofiel gemeentelid dat in onthouding leeft volwaardig lid is, ook al kunnen er omstandigheden zijn, bijvoorbeeld als er weerstanden leven in de gemeente, waarbij verkiezing tot ambtsdrager op dat moment niet verstandig is. Op een andere vraag antwoordde ds. Kieviet het belangrijk te vinden dat homofiele gemeenteleden hun nood kenbaar maken. Daarbij is het klimaat in de kerkelijke gemeente doorslaggevend. „Is er aandacht voor de homofiele medemens in prediking en pastoraat? Vinden de huisbezoeken plaats in een sfeer van vertrouwen?” Het onderwerp homoseksualiteit is een heet hangijzer in de CGK. Het is tijdens de generale synode van 2011 niet gelukt een inhoudelijk besluit te nemen over homoseksualiteit en homoseksuele relaties. Het onderwerp komt in 2013 opnieuw op de agenda. De synode besloot een nieuwe studiecommissie in het leven te roepen die onderzoek doet naar een Bijbelse visie op homoseksualiteit en homoseksuele relaties. In 2007 had de synode al een eerdere studiecommissie ingesteld. Een belangrijke aanleiding tot het instellen daarvan was een besluit van de kerk in Zwolle in 2003. De kerkenraad wilde homofiele gemeenteleden die samenleefden met iemand van hetzelfde geslacht blijven erkennen als „zusters en broeders in volle rechten”, wat onder meer betekende dat zij mochten deelnemen aan het heilig avondmaal.
„Steeds meer christenen accepteren evolutietheorie”
Zuiddam APELDOORN – Steeds meer Bijbelgetrouwe christenen wereldwijd accepteren de
evolutietheorie, aldus prof. dr. Benno A. Zuiddam. Zuiddam, predikant in Australië en hoogleraar aan de North West University in het ZuidAfrikaanse Potchefstroom, schrijft dat woensdag in een bijdrage in deze krant. Christenen die de evolutietheorie omarmen, beseffen vaak onvoldoende dat dit een breuk inhoudt met „de opvattingen van het historisch christendom over de schepping”, zo stelt hij. De acceptatie van de evolutietheorie gaat meestal samen met een niet-letterlijke uitleg van de eerste hoofdstukken van het Bijbelboek Genesis. Voor deze interpretatie wordt vaak teruggegrepen op de Joodse geleerde Philo en kerkvaders als Clemens van Alexandrië en Augustinus. Een dergelijk beroep is echter misplaatst, stelt Zuiddam. Deze auteurs zagen Genesis 1 als een historisch verslag en alle kerkvaders beweren „dat de mensheid afstamt van één man, die onmiddellijk met een lichaam en een ziel geschapen werd.” Het is een „veeg teken” als christenen afwijken van „achttien eeuwen consensus”, aldus de hoogleraar. „Dat komt gewoonlijk niet door de Bijbel, maar door de maatschappelijke ontwikkelingen in hun tijd.” Een voorbeeld van wat Zuiddam bedoelt, is een artikel dat de vooraanstaande Britse theïstische evolutionist Denis Alexander afgelopen Kerst schreef in de krant The Guardian. De moleculair bioloog Alexander is directeur van het Faraday Institute for Science and Religion. De evolutietheorie is onverenigbaar met de leer van de erfzonde, stelt Alexander
onomwonden. Die leer is volgens hem ook niet terug te vinden in de Bijbel, maar afkomstig van de Augustinus. De zonde van Adam had volgens Alexander niet de lichamelijke dood als gevolg –die was er al lang–, maar de geestelijke. Hij beroept zich voor zijn uitleg van Genesis op Philo en de kerkvader Origenes. Christus is de tweede Adam, Die „de weg terug opent naar vriendschap met God door Zijn offer aan het kruis.” De creationist Dominic Statham vindt het „bizar” dat een evangelicale christen als Alexander zulke claims doet. Onderdeel van de vloek die God over Adam uitsprak, was dat hij „tot stof zou wederkeren.” Daarmee bedoelt de Bijbel de lichamelijke dood, zo schrijft Statham in een artikel op creation.com, de website van Creation Ministries International. Alexanders visie is volgens Statham ook in strijd met het Nieuwe Testament. Als Adam alleen geestelijk stierf, had Christus niet lichamelijk hoeven sterven. Paulus leert bovendien in Romeinen 5 duidelijk de erfzonde. Statham: „Gods oorspronkelijke schepping was volmaakt goed en omvatte geen lijden en dood van mensen of dieren.”
Met Genesis kun je niet alle kanten op 15-02-2012 prof. dr. Benno A. Zuiddam Schepping Ongeveer 25 jaar geleden ging ik als hervormd theologiestudent eens een preek beluisteren in een ander kerkverband. Ik trof het, de tekst was Genesis 1:1. De predikant stond als confessioneel bekend, maar verrassend genoeg werd er door veel zaken een dikke streep gehaald. Mozes had Genesis niet geschreven. De Israëlieten hadden aanvankelijk slechts een Bijbel met verhalen over Abraham en daarna. De rest werd uitgedacht tijdens de Babylonische ballingschap, toen de joodse kinderen hun ouders vroegen hoe het zat met het ontstaan van de wereld, omdat hun heidense omgeving daar gedachten over had. Vraag niet of Genesis 1 tot en met 11 historisch echt gebeurd is. Het bedoelt slechts op een godsdienstige wijze te zeggen dat, op de een of andere manier, God aan het begin van alles stond. Is dat werkelijk zo? Aan het gemak waarmee ”Bijbelgetrouw” Nederland tegenwoordig de evolutietheorie omarmt, zou je denken dat het prima gaat. Het is een wereldwijde tendens. Zelfs de gereformeerde anglicanen in Australië (Sydney) beginnen het te verkondigen. Met een beroep op vroege christelijke en joodse geleerden, zoals Philo, Clemens en Augustinus, wordt gesteld dat je prima Bijbelgetrouw kunt zijn en neodarwinist. Vroeger zou de Bijbel immers ook op eenzelfde symbolische manier gelezen zijn? Als Augustinus het deed, mogen wij het toch ook? Hoe geloofwaardig is dit beroep op de Vroege Kerk? Scheppingsorde De joodse geleerde Philo (ca. 20 v. Chr.-50) was een grote fan van de allegorie. Gewoonlijk echter beseffen degenen die zich op hem beroepen niet dat hij de schepping zag als een historisch verslag en daar geen allegorie op toepaste. Genesis 1 is dan ook de grote afwezige in zijn twee series van allegorische commentaren. Hoewel historische en symbolische verklaringen elkaar niet uitsluiten, is het opvallend dat Philo de schepping uitsluitend als historisch opvat. „De natie van de joden onderhoudt elke zevende dag volgens regelmaat, na elk interval van zes dagen, en er is een verslag van de gebeurtenissen opgeschreven in de geschiedenis van de schepping van de wereld dat genoegzame reden geeft voor deze instelling, want de heilige geschiedschrijver zegt dat de wereld is geschapen in zes dagen, en dat op de zevende dag God Zich onthield van werken en begon terug te kijken op wat Hij zo prachtig had geschapen.” Veel duidelijker kan het niet: een verslag van gebeurtenissen, geschiedenis et cetera. Voor Philo waren er letterlijke scheppingsordinanties. Trouwens, voor het jodendom na hem ook. De joodse kalender rekent nog steeds vanaf het jaar waarvan het jodendom aanneemt dat de schepping van de wereld heeft plaatsgevonden (2012 = circa 5772 na de schepping).
Clemens (150-215), eveneens uit Alexandrië, zag het begin van Genesis op eenzelfde manier. De zes dagen van de schepping waren voor hem even letterlijk als de omloop van de zon van keerkring tot keerkring in zes letterlijke maanden (Clemens van Alexandrië, Stromata 16, par. 6). Hij fundeert weliswaar symbolische uitleg van andere zaken op dit scheppingsbeginsel, maar de schepping zelf verstaat hij letterlijk. Augustinus Augustinus (354-430) wordt vaak misverstaan. Gelukkig maakt een recent standaardwerk voor de patristiek duidelijk wat hij echt dacht. Volgens ”Early Christian Greek and Latin Literature” (2005) van Claudio Moreschini en Enrico Norelli verwierp Augustinus op latere leeftijd veel van zijn eerder gebruikte allegorie en typologie bij het verklaren van Genesis. Zelfs het paradijs en zijn locatie verstond hij als letterlijk historisch. De schepping duurt bij Augustinus niet lánger dan zes dagen, maar juist veel korter. Hij bezag de hele schepping als een gebeuren van een oogwenk, maar de chronologie en het scheppingsgebeuren waren voor hem een echt feit. Bovendien zegt hij, wat trouwens alle kerkvaders beweren, dat de mensheid afstamt van één man, die onmiddellijk met een lichaam en een ziel geschapen werd. Augustinus zegt er nog specifiek bij dat het niet om een groep of een soort gaat, maar om één persoon. Eva werd uit hem genomen en zo kwam het hele menselijke geslacht tot stand. In hetzelfde boek gebruikt hij een heel hoofdstuk om aan wetenschappers van die tijd uit te leggen dat de aarde niet ouder was dan ongeveer 5000 jaar. Augustinus is dus volstrekt onbruikbaar om het neodarwinisme te verzoenen met de Bijbel. Hij dacht heel anders over de duur van de schepping, de letterlijkheid van het paradijs en het gebeuren daar, de afstamming van de mensheid van Adam en de ouderdom van de aarde dan de tegenwoordige neodarwinisten. Toegegeven, ook kerkvaders maken fouten. Maar het is duidelijk dat het neodarwinisme een breuk is met de opvattingen van het historisch christendom over de schepping. Daarvoor kan men goede redenen hebben, maar het is gewoonlijk een veeg teken als na achttien eeuwen consensus theologen plotseling iets anders gaan beweren. Dat komt gewoonlijk niet door de Bijbel, maar door de maatschappelijke ontwikkelingen in hun tijd. Vrouw Wat zorgen baart, zijn de consequenties voor ons beeld van God en de manier waarop we met de Bijbel omgaan. Het gaat niet slechts om de symbolische interpretatie van een Bijbelboek dat altijd door de Kerk is opgevat als geschiedenis, maar raakt de fundamenten van de katholiek-gereformeerde leer en exegese, met name op het gebied van scheppingsordinanties. Als een exegetisch beginsel van zijn historische karakter en brede taalkundige context wordt ontdaan, kun je uiteindelijk alle kanten op met elke tekst. We zien dat in onze tijd niet alleen bij Genesis. Het beroep van Paulus op een historisch maatgevende schepping die ten grondslag ligt aan de rolverdeling van man en vrouw in kerk en samenleving wordt evenzeer aan de kant gezet. Vrouw in het ambt? Moet kunnen. In de kringen waarin dit gebeurde, werd gewoonlijk binnen één generatie de relevantie van scheppingsordinanties ook aan de kant gezet waar het de
praktisering van homoseksualiteit betrof. Dezelfde discussies die dertig jaar geleden in de grote kerkverbanden speelden, worden nu volop gevoerd in kleinere kerken uit de Afscheiding, Doleantie en de Gereformeerde Bond. De ernstigste gevolgen heeft het afschaffen van de katholiek-gereformeerde exegese voor ons beeld van God. Het omarmen van de evolutietheorie reduceert God feitelijk tot een grote sadist die schiep door middel van miljoenen jaren van ziekte, lijden, dood, verdrukking en het kapot trappen van anderen. Is dat de liefdevolle Vader in Christus, of een monster? Was Marcion niet eerlijker toen hij de Demiurg, de ”duistere god van het Oude Testament”, verwierp? Uitzichtloos Maar met hun uitleg van het Nieuwe Testament zijn we al niet beter af. Volgens Paulus en Johannes heeft juist Christus alle dingen geschapen. Jezus zou Zich daarbij dus bediend hebben van ziekte, moordende competitie en vernietiging. De dood is dan geen gevolg van de zonde, maar een hulpmiddel van Christus om uiteindelijk de mens te scheppen; niet de laatste vijand, maar een scheppingsmethode. Jezus kwam vervolgens naar de wereld om mensen te verlossen van sinistere processen die Hij Zelf in gang had gezet. Echter, hoe kun je zo’n God dan nog vertrouwen voor de toekomst? Als God het etiket ”zeer goed” plakt op de eerste schepping, moet je oppassen als Hij alle dingen nieuw gaat maken. Wie zegt dat dit niet weer miljoenen jaren van uitzichtloos lijden betekent? Misschien ligt Gods begrip van goed op een heel ander vlak dan het onze. Wie Genesis 1 leest als mythe, moet eerlijk zijn en ook de consequenties trekken voor het lezen van het Nieuwe Testament. Lukas (3:38) voert de stamboom van Christus terug tot één historische Adam. Hij laat Jezus beweren dat Mozes het boek Genesis schreef (16:31, 24:44) en verwijst naar de vrouw van Lot (17:32) en een wereldwijde watervloed (17:26-27) als echte gebeurtenissen. Breuk Als je Lukas, die aan het begin van zijn evangelie specifiek claimt aan historische geschiedschrijving te doen, niet in deze dingen kunt vertrouwen, waarom dan wel als het gaat over Jezus’ wonderen of opstanding? Misschien was het alles deel van zijn primitieve wereldbeeld. Lukas bedoelde het natuurlijk niet letterlijk, maar wilde gewoon zeggen dat Jezus een goede, inspirerende kerel was Die voortleeft in het leven van Zijn volgelingen. Hieruit volgt dat je met Genesis dus niet alle kanten op kunt. Wie de evolutietheorie omarmt, breekt feitelijk, dogmatisch en exegetisch met het historische christendom. Onze tijd vraagt om eerlijkheid. Tegenover God, tegenover elkaar en in het omgaan met de feiten. Veel ‘darwinistische’ biologische processen om ons heen zijn realiteit. Wie in geloof naar de wereld kijkt, ontkent dit niet, maar beseft dat deze mechanismen kenmerken zijn van een vervloekte wereld. Ze hoorden er oorspronkelijk niet bij en kunnen dus ook niet via extrapolatie gebruikt worden om het ontstaan van de aarde en het leven te verklaren.
Hoe het in den beginne precies gegaan is, zullen we vanuit een gevallen wereld wetenschappelijk nooit meer kunnen achterhalen. Echter, dankzij Gods openbaring hoeven we geen ontstaansagnosten te zijn. De auteur is hoogleraar Nieuwe Testament, Grieks en kerkhistorie aan de North West University in het Zuid-Afrikaanse Potchefstroom en predikant bij de Presbyterian Church of Australia.
Anglicaanse voorganger Ian Parkinson: God vraagt ons discipel te zijn Albert-Jan Regterschot De ingedutte gemeenten die hij aantrof in veel kerken in Engeland, deed Ian Parkinson beseffen dat het verkeerd ging. De voorganger bepleit daarom een geestelijke herbronning, waardoor gemeenteleden naar buiten treden met de boodschap van Gods Woord. Discipelschap. Dat is de kern van wat Parkinson, die vandaag en morgen spreekt op een congres van de New Winebeweging in Houten, christenen wil aanbevelen. De ”vicar”, een soort hoofdpredikant, lid van de Church of England, bepleit een zoeken naar Gods weg met de kerk waarvan mensen deel uitmaken. „Maar nog meer gaat het erom dat Hij de persoonlijke gids is in je leven.” Zijn werkomgeving in Marple, een voorstad van Manchester, beschrijft Parkinson als „postchristelijk. Bijna niemand weet iets van de christelijke wortels van de samenleving.” Die situatie heeft grote gevolgen voor het opereren als kerk, stelt de voorganger. „Bijna overal zie je dat kerken, heel begrijpelijk overigens, naar binnen gericht zijn. Er is sprake van verenigingsleven, Bijbelstudie, onderlinge ontmoeting. Maar ondertussen heeft de samenleving buiten de kerk geen idee meer van de boodschap van genade.” Een van de eerste dingen die Parkinson als predikant in zijn huidige en vorige gemeente deed, was de vraag stellen: waartoe heeft de Heere jou geroepen? „Dat kan je werk zijn, het opvoeden van je kinderen, het actief zijn als vrijwilliger op de school van je kinderen of iets anders. En vervolgens komt de vraag: wat betekent het om als christen in die omgeving te functioneren? Natuurlijk is het belangrijk dat je trouw je werk doet. Maar het kan niet zo zijn dat mensen om je heen geen idee hebben van Wie God voor je is.” Uiteindelijk kan iedereen een discipel zijn, meent Parkinson. „Ik houd lezingen onder de titel ”Het normale christelijke leven”. Discipelschap hoort bij een christen, dat zou niets bijzonders moeten zijn. Als mensen zijn we geneigd iets heel groots te maken van zo’n term. Maar we moeten leren opmerkzaam te worden op Gods stem. Wat vraagt Hij van ons? Dat is de kernvraag.” Het is een misvatting om zeker te moeten zijn van je bekering voor je een discipel kunt worden, aldus Parkinson. „Kijk naar Markus 1, over de roeping van Petrus. Dat gaat vooraf aan hoofdstuk 8, waarin hij belijdt dat Jezus de Christus is. Ik wil daarmee niets zeggen over
de staat van Petrus bij zijn roeping. Maar het kan wel zo zijn dat de Heere ons een taak wijst, terwijl we nog een weg van nader geestelijk onderwijs te gaan hebben.” Hij moet wassen en ik minder worden, zegt Johannes de Doper. „Dat is iets heel fundamenteels. Het komen tot zo’n belijdenis in je eigen leven is een heel proces. Bij Petrus betekent zijn roeping in Markus 1 in feite het begin van het einde van zijn eigenwilligheid. En kijk naar wat er nadien nog voorvalt: hij verloochent zijn Meester zelfs driemaal. Bij Paulus zien we soortgelijke dingen. God leerde hem: Mijn genade is u genoeg en Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Daarom: discipelschap is het goedkeuren van Gods weg met ons en het doen wat Hij van ons vraagt in Zijn Koninkrijk. Het gaat niet om ons werk, maar om Zijn werk in mensenharten.”
Welke weg wijst de Bijbel voor het discipel-zijn vandaag? „Gods Woord is bijna een handboek. Kijk naar Lukas 10. Daarin staat hoe Jezus zeventig mensen uitzendt om Zijn boodschap te verkondigen. We lezen daarin ook hoe ze terugkomen om verslag uit te brengen. Dat betekent dat we dicht bij God en Zijn Woord moeten leven. Hij wil ons daaruit leren. Dat zie je ook aan de omgang van Jezus met de twaalf discipelen. Hij onderwijst hen voortdurend. Dat blijft niet zonder gevolgen, het beïnvloedt hun manier van optreden. Ze gaan in Zijn weg voort. Daarvan kunnen ook wij leren die gezindheid te hebben die ook Christus had. Hij was met ontferming bewogen over zo velen die verloren dreigden te gaan.” Zijn de ”vijf punten van het calvinisme”, die de boodschap centraal stellen van totale verlorenheid, verkiezing, verzoening, genade en volharding, kernpunten om als christen uit te dragen? „Vanuit de evangelicale traditie, waarvan ik mijzelf zie als een representant, herken ik daarin veel. In de praktijk zie je dat wij sterk het accent leggen op de ruimte die er ligt in het werk van Christus om verlost te worden van zonde. De vernieuwingsbeweging New Wine, waarvoor ik mede actief ben, is een brede stroming. In delen ervan zie je de Five Points of Calvinism terugkomen, elders is dat minder het geval. Daarom heb ik het liever over wat ons bindt, dan over wat ons scheidt. Zo leggen we sterk de nadruk op Gods soevereiniteit. Zonder Hem kunnen wij niets doen.” Anderzijds zet u zich af tegen lauwheid onder christenen. Maar loop je door een al te actieve houding niet het risico de mens centraal te stellen? „Het gaat er niet om of ik vind dat christenen de Bijbelse boodschap moeten uitdragen. Die opdracht staat in het zendingsbevel. Wat mij inspireert, is de manier waarop Jezus Zijn jongeren instrueert bij de wonderbare spijziging in Johannes 6. Zijn discipelen weten niet hoe de menigte die bijeen is te eten moet krijgen. Maar Hij leidt hen ook in dat opzicht. Hij zorgt voor het voedsel, zij mogen helpen bij het uitdelen daarvan. Ik wil ermee zeggen: zonder Hem kunnen wij niet, zonder ons wil Hij niet. God gebruikt mensen bij de verspreiding van het Evangelie. Daarbij schenkt Hij de hulp van de Geest, opdat geestelijk doden de stem van de Zoon van God horen.”
Parkinson De Brit Ian Parkinson (53) is ”vicar”, een soort hoofdpredikant, van de All Saints Church in Marple, een voorstad van Manchester. De voorganger studeerde theologie in Oxford, nadat hij een opleiding tot jurist en voor psychiatrisch verpleegkundige voortijdig afbrak. Parkinson is betrokken bij de vernieuwingsbeweging New Wine, waaraan hij ongeveer een derde van zijn werktijd besteedt. Een van zijn aandachtsgebieden is kadervorming. Ook geeft hij veel lezingen. Een terugkerend begrip daarbij is discipelschap, het thema waarover hij dit weekend ook spreekt in de Nederlands gereformeerde kerk De Lichtboog in Houten. Parkinson is gehuwd en vader van drie kinderen.
Obama: Geloof leidend in mijn leven 03-02-2012 | Kerkredactie
Obama WASHINGTON – De waarden van het geloof spelen een leidende rol in het privéleven en het werk van de Amerikaanse president Barack Obama. Vooral naastenliefde vindt hij belangrijk. Dat zei Obama donderdag tijdens het zestigste nationale gebedsontbijt in Washington, waarvoor meer dan 3000 mensen waren uitgenodigd. De president riep hen op om vanuit de waarden van het geloof te leven. „Wij zijn de hoeders van onze broeders en zusters. We moeten daders van het Woord zijn, en niet alleen hoorders.” Obama gaf aan iedere morgen in de Bijbel te lezen en te bidden. Het geloof helpt hem bij tegenslagen verder te gaan, zo zei hij.
Geen ethiek zonder genade 10-03-2012 08:00 | dr. H. van den Belt
„Wie door genade in Christus mag geloven, hoeft niet te vrezen voor het oordeel. Niet omdat hij beter is, maar omdat hij mag weten dat het oordeel al voltrokken is op Golgotha.” Nederland keert zich steeds verder van God af. Dat doet pijn. Alom klinkt de roep om gebed en verootmoediging. Echte verootmoediging leidt echter tot loutering, tot bekering. Bekering –in het Nieuwe Testament heet dat ”metanoia”– is een verandering van denken; een nieuw perspectief; radicaal denken vanuit de toekomst van de Heere Jezus Christus. Reformatorische christenen staan bij de wereld bekend om hun levenspatroon. Het zijn de mensen die ’s zondags twee keer naar de kerk gaan en geen ijsjes kopen. Je moet hun geen bioscoopbon geven, want zij onthouden zich van werelds vermaak. Zij hebben geen seks voor het huwelijk. Het zijn hardwerkende calvinisten. Gereformeerd staat voor streng. Het woord ”genade” is niet het eerste waar de wereld aan denkt bij reformatorische christenen. Dat is schokkend. Want het is de kern van het Evangelie. Het moralistische imago komt omdat de ethiek steeds in het geding is. Dogmatiek interesseert de wereld niet, maar in de ethiek botsen twee werelden frontaal op elkaar. Een christen is geen eigen baas. Hij weet van een hogere norm. Hij laat zich gezeggen door God en Zijn wet, omdat hij zichzelf wantrouwt. Daar draait het om bij de handhaving van de zondagsrust, bij de bescherming van het menselijk leven van conceptie tot sterfbed, en bij de ontplooiing van de seksualiteit binnen de veilige haven van het huwelijk. Het beroep op Gods Woord roept verzet op. Hoe verklaarbaar ook, het strenge imago van orthodoxe christenen is ook een spiegel. Het lukt hun niet om de kern van hun geloofsbelijdenis te communiceren. Zij zijn niet in staat om te laten zien wat genade vermag. Deugdzaam
De gereformeerde gezindte is het erover eens dat een deugdzaam leven niet genoeg is voor de eeuwigheid. Maar wie goed luistert en vooral goed kijkt, krijgt toch een andere indruk. Een reformatorisch leven is weliswaar niet genoeg, maar het is ook niet niks. Het is nog heel wat om de vorm in stand te houden. Dat verraadt dat het toch om een prestatie gaat. Prestatie vloekt echter met gratie. Reformatorische mensen zijn bezorgd dat bij andere christenen de vrije genade niet genoeg uit de verf komt. Dat is begrijpelijk. Maar over de genade redetwisten is nog wel iets anders dan uit genade leven. In de prediking ligt het accent nogal eens op de volgorde van ellende en verlossing. Zonder ontdekking is er geen geloof. Eerst de wet en dan pas het Evangelie. Het is veelzeggend dat de andere volgorde nauwelijks aandacht krijgt: eerst verlossing en dan dankbaarheid. Dat is juist de volgorde waar het in de ontdekking van de Reformatie vooral om gaat. Goede werken zijn vruchten en geen verdiensten. Ongemerkt is de ethiek verschoven van het stuk der dankbaarheid naar de deugdzaamheid. Het harde en strenge imago van orthodoxe christenen strookt niet met hun zelfbeeld. Zij zien zichzelf het liefst als vreemdelingen op de aarde, als pelgrims. Ze zijn best bereid om een bijdrage te leveren aan de samenleving. Ze zijn niet wereldvreemd. De aarde is immers van de Heere met haar volheid. Maar thuis voelen zij zich er niet, zeker niet in een cultuur die van God vervreemdt. Augustinus vergelijkt in zijn ”De doctrina Christiana” christenen met mensen die uit een ver en vreemd land op weg zijn naar huis. Zij moeten vervoermiddelen gebruiken om het vaderland te bereiken. „Maar als we plezier hebben in de toeristische attracties onderweg en in de reis zelf, gaan we ertoe over te genieten van wat we hadden moeten gebruiken.” Als de wereld het de discipelen van Jezus wat moeilijker maakt om zich thuis te voelen, is dat geen reden om te piepen, maar om te danken. Intussen is het wel de vraag hoe je kunt leren om echt als pelgrim te blijven leven. Pelgrimsliederen Misschien kunnen de liederen Hamaäloth daarbij helpen. Zij beginnen bij Psalm 120. De pelgrim is ver van huis, helemaal in Mesech en in de tenten van Kedar. Maar hoe ver je ook afgedwaald bent van God, er is altijd een weg terug naar Jeruzalem. Psalm 121 beschrijft de reis: de Heere is uw Bewaarder. Hij zal uw uitgang en uw ingang bewaren. Uitgang en ingang, in die volgorde. Iedere pelgrim komt behouden aan. Psalm 122 bezingt de stad: onze voeten staan in uw poorten. In elk pelgrimslied komt de glorie van Sion of de offerdienst in de tempel aan de orde. Totdat in Psalm 134 de pelgrims weer naar huis gaan. Zij roepen de tempeldienaren op om dag en nacht de Heere te loven. Ze krijgen de zegen van de Here mee. Psalm 130 valt uit de toon. Een directe verwijzing naar Jeruzalem ontbreekt. Toch is ook deze boetepsalm een pelgrimslied. Het geeft antwoord op de vraag waarom de pelgrim naar Jeruzalem gaat. „Bij U is vergeving.” Bij de Here is goedertierenheid en veel verlossing. In Jeruzalem staat een altaar en daar moet de pelgrim zijn. Hij gaat niet naar Gods huis om aan
zijn religieuze verplichtingen te voldoen. Hij gaat niet omdat het moet. Hij gaat om God naar God. Het diepste motief voor het pelgrimsleven met alle ethische keuzes die ermee samenhangen, is het altaar van de verzoening. Daar is de pelgrim op gericht. De wetenschap van Gods genade houdt hem gaande en staande. Alleen wie de verbinding kan leggen tussen het altaar en het pelgrimsleven zal in staat zijn om te volharden tot het einde. De wereld moet zien dat het vreemdelingschap wortelt in het vertrouwen op Gods genade. Het probleem is dus niet dat de wereld zich alleen maar ergert aan de christelijke ethiek en niet geïnteresseerd is in de boodschap van Gods genade. Het probleem is dat christenen de ethiek loskoppelen van de dogmatiek. Als de wereld vraagt: Waarom doen jullie niet mee? Dan zou het antwoord niet moeten zijn: „Dat mag ik niet van mijn geloof.” Maar: „Er is er Een die zo veel van mij houdt dat Hij Zijn leven voor mij gegeven heeft. Ik ben aan Hem al mijn dank verschuldigd.” Dat helpt ook om te onderscheiden tussen de kern en de bijzaken. Wat als kern overblijft, zijn alleen die dingen waarvan je durft te zeggen: „Ik doe dit omdat ik van Christus ben. Ik doe dit niet omdat Christus hiervoor gekruisigd is.” Dat geldt niet voor een kerkverband of Bijbelvertaling. Dan zal de wereld ook niet alleen maar strenge gereformeerden zien, maar mensen die op Christus lijken. Mensen die –evenals hun Vader– barmhartig, mild en goedertieren zijn. Als christenen leren zeggen: Bij U is vergeving, dan zal de wereld het herkennen en zeggen: Bij hen is vergeving. Die strenge mensen zijn ten diepste mensen van de genade. Hoe diep je ook gezonken bent, je kunt er altijd terecht en je hoeft je nergens voor te schamen. Oordeel Gods genade is niet goedkoop of vrijblijvend. De Psalm spreekt ook over het oordeel. De pelgrim bidt: Heere, hoe lang nog? Zelfs in de hemel klinkt het gebed om het oordeel: „Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen?” (Openb. 6:10) Het oordeel heeft een dreigende klank. In Psalm 130 staat echter het beeld van de nieuwe morgen. God maakt alle dingen nieuw: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont. De herschepping komt dwars door het oordeel heen. De psalm vraagt niet of het wel licht wordt, maar alleen wanneer. Wie door genade in Christus mag geloven, hoeft niet te vrezen voor het oordeel. Niet omdat hij beter is, maar omdat hij mag weten dat het oordeel al voltrokken is op Golgotha. Op de troon zit het Lam. Misschien dat het diepe besef daarvan te veel ontbreekt. Een christen kan onbevreesd en onverschrokken zijn, omdat het ergste al achter de rug is. Hij heeft zijn doodvonnis aangehoord en aanvaard in de rechtvaardiging van de goddeloze.
Pelgrims mogen leven in die wetenschap. Zij hebben niets meer te verliezen, want ze zijn al verloren, maar toch gevonden. Alle kramp raak je daar kwijt, waar je onvoorwaardelijk aan Gods kant komt te staan. Wie eens de wereld zal oordelen, hoeft nergens bang voor te zijn. Hoop Psalm 130 spreekt ook van de hoop. Het geheim van de pelgrim is de hoop op God. „De hoop, die gezien wordt, is geen hoop.” (Rom. 8:24). Orthodoxe christenen hebben te veel afgoderij gepleegd met het zichtbare. Zij hebben het woordje ”nog” nog te veel in de mond. Dat woord verraadt de nostalgie, de hang naar het verleden. „Wij hebben nog gesubsidieerde scholen, wij worden nog getolereerd, er is nog vrijheid om samen te komen. Hoe lang nog?” Het woord ”nog” moet in het reformatorische woordenboek maar eens vervangen worden door het woord nochtans. De hoop rekent met dat wat nog niet gerealiseerd, maar wel beloofd is. Het Koninkrijk van God is nog niet aangebroken, maar het komt. De Messias van dat Koninkrijk regeert nu al over alle dingen. Het is nog verborgen. Het is alleen zichtbaar voor het oog van het geloof. Hij regeert als het Lam in het midden van de troon. Christus heeft een plan met deze wereld. Welke tekenen van de eindtijd zich ook aandienen, epidemieën, aardbevingen, oorlogen. Het grote teken van de eindtijd is dat het Evangelie van het Koninkrijk aan alle volken verkondigd zal worden. God heeft een plan met Israël. Het volk is al teruggekeerd naar het Beloofde Land. Straks neemt Christus hun de sluier af en dan zullen zij Hem zien als hun Messias. „Hij zal Israël verlossen van alle ongerechtigheden.” Zo zal gans Israël zalig worden. De psalmen versta je alleen als je ze meezingt met Christus. Als jonge Pelgrim leert Hij het al: „Uit de diepten roep Ik tot U.” Waarschijnlijk zingt Hij deze psalm ook met Zijn discipelen op de laatste tocht naar Jeruzalem. Wat drijft Hem? De vergeving. Hij gaat naar het altaar. Dit artikel is een bewerking van het appelwoord tijdens de bezinningsbijeenkomst vrijdagavond in de Sint Janskerk te Gouda. Het thema van de bijeenkomst was ”Waakt en bidt”.
Open brief aan ouders en opvoeders: Het zal je kind maar wezen… 17-03-2012
Vijftien is-ie, als ’t voor de eerste keer gebeurt. Laveloos staat hij in de deur. Op de achtergrond toetert een auto en een vriendin wuift nog uit het raampje. Zestien. Als moeder de kamer van John binnenkomt, ziet ze op z’n scherm een blote dame en schettert de muziek. Voorzichtig sluit ze de deur. Als hij beneden komt en moeder vraagt om eens even aan tafel te komen praten, haalt hij pas na lang aandringen de dopjes uit z’n oor. „Ehh, wat?” „O, dat plaatje stuurde Joost me zojuist, dat was niet van mij hoor.” Zeventien. Politie aan de deur. „Mevrouw, kunnen we u even spreken?” Gelukkig blijft het deze keer bij een waarschuwing, zegt de diender. Toch houdt moeder de ogen niet droog. Drie weken was-ie. „Johannes, ik doop u…”. Die avond bogen vader en moeder eerbiedig de knieën. „O Heere, ontferm u over ons kindje, het draagt toch Uw naam op z’n voorhoofd, hij behoort U toch toe?” En nu, zeventien jaar later, rest in de ouderlijke slaapkamer alleen een schreeuw: „O God, waar bent U?” Ook op zolder is het licht nog aan. Elise, de twee jaar jongere zus van John, buigt haar knieën. Ze heeft de politieauto weg zien rijden en begrijpt maar al te goed waarom de agenten op bezoek kwamen. „O Heere, wilt U vader en moeder helpen? Helpen om John weer te bereiken?” Herkenning? Misschien herkent u, in uw eigen gezin of in uw omgeving, het verhaal van het vervelende joch dat de bloemetjes buitenzet. Maar er is ook een andere kant. John was nog maar drie toen z’n ouders, apetrots, hun zoontje mee naar de kerk namen. Maar nog voordat hij tien was, moesten vader en moeder hun aandacht verdelen over vijf jonge kinderen. John was slim, sloeg een klas over, maar werd niet opgenomen door zijn oudere klasgenoten. Het stormde bij John – en niet alleen in z’n hoofd. Het bleef niet bij een paar driftbuien en vader pakte z’n agressieve zoon stevig aan. Gelukkig klikte het wel toen John als elfjarige in een vwo-klas
terechtkwam. Thuis kon hij z’n ei niet kwijt en vijf van de zeven avonden bracht hij door bij z’n nieuwe vrienden. Pa was bijna elke avond weg. Hij had niet direct door hoe John langzaam weggleed. Moeder voelde het eerst aan dat ze de greep op hem verloor. Toen John op een dag dreigde weg te lopen, zag hij voor het eerst haar tranen. Maar die kwamen te laat om nog door de korst om Johns hart heen te dringen. En toen vader, later die avond, met de vuist op tafel sloeg, nam die eeltlaag op de ziel van z’n zoon alleen maar toe. Voor het eerst had John een grote mond tegen z’n vader. Bonkend holde hij de trap op. Elise ving hem op, boven aan de trap. Ze probeerde hem te kalmeren, maar ook zij bereikte niets bij John. „Respect voor pa en ma? Waarom zou ik? Bij pa staat de zaak op nummer één, de auto op twee, ma op drie, dan een hele poos niks en achteraan komen wij. Nog even en ik ben weg. Let maar op, straks laten ze jou ook stikken.” Elise wees hem terecht. „Kom op joh, je bent onredelijk. Je kunt beter voor hen bidden dan zo foeteren.” Niet van vandaag of gister In het Bijbelboek Job lezen we over een wijs en godvrezend man, grootgrondbezitter en vader van tien kinderen. Toch stond hij na iedere verjaardag van z’n kinderen ’s morgens vroeg op en offerde hij een brandoffer tot God, omdat ze zich de voorgaande avond misschien misdragen hadden. Dat ouders zich zorgen maken over het gedrag van hun kinderen is dus niet bepaald van vandaag of gisteren. Maar dat is een schrale troost voor Johns ouders en voor al die andere vaders en moeders die telkens met hun handen in het haar zitten. Of is opvoeden in het Twittertijdperk toch een stuk lastiger dan in de eeuwen van de aartsvaders? Over deze en andere vragen hebben we ons de achterliggende maanden gebogen. We – dat is de groep ondergetekenden, mensen die allemaal op de een of andere manier betrokken zijn bij de vragen van jongeren. En laten we dat maar meteen eerlijk toegeven: het was niet eenvoudig. De meesten van ons zijn ook vaders, met gebreken en tekortkomingen, en we kennen allemaal dat gevoel dat het je soms als zand door de vingers glipt. Vanuit die gedeelde verlegenheid hebben wij, met een open Bijbel op tafel, nagedacht over de vraag hoe ouders jongeren vooruit kunnen helpen, hoe we hen kunnen vormen en vasthouden in deze woelige 21e eeuw. De uitkomsten van die bezinning willen we graag met u delen. Het zijn geen pasklare antwoorden, maar er zijn wellicht handvatten bij die u in uw eigen situatie kunt gebruiken. Dat past niet allemaal in deze brief, maar we noemen alvast enkele conclusies: – Onze jongeren hebben niet gevraagd om een iPad of een smartphone, om Twitter en YouTube, om Hyves en Facebook. Het overkomt hen. Zij groeien op in 2012. En als we toch iemand verantwoordelijk willen houden voor al die toeters en bellen waar we onze vraagtekens bij hebben, is dat dan niet juist de oudere generatie? Wie heeft dit bedacht? Hebben we als ouders voldoende de wacht betrokken? Als we dat beseffen, matigen we ons oordeel. Dan ligt er behalve verlegenheid ook schuld. Dan zien we jongeren voor ons die juist begeleiding en hulp nodig hebben. Kunnen we die geven? – Onze jongeren groeien op in een tijd van grote geestelijke verwarring. Sommige ouders maken zich niet zozeer zorgen om de politie of de drankfles, maar juist om een verwaterd godsdienstig klimaat waar hun kinderen zich in koesteren. Die ‘duivel op pantoffels’ is
inderdaad levensgevaarlijk. Maar dat geldt ook bij dat andere gevaar: rechtzinnig tot in het kleinste detail, maar zonder beweging en leven. Jongeren die opgroeien in zo’n godsdienstig klimaat, missen ook veel. In beide gevallen komt het erop aan kernzaken van bijkomstigheden te onderscheiden. Wat laat je toe als je kinderen eigen keuzes maken? Wat zijn nu écht onopgeefbare zaken? En wat hebben we zelf onze kinderen op dat punt mee te geven? – Wij en onze jongeren leven in het laatste der tijden. Nederland is zendingsland. Maar dat mag ons niet moedeloos maken. Ook die tijd heeft God in Zijn Woord voorzien. We leven in een tijdperk zoals dat van de farao, die zei: „Wie is de Heere, Wiens stem ik gehoorzamen zou?” Maar zoals deze farao met zijn leger het volk Israël niet tegen kon houden en uiteindelijk het onderspit moest delven, zo is er nu nog hoop, voor ouders en jongeren. Die God leeft nog en Zijn hand is niet verkort. In Christus, Zijn Zoon, is er redding, ook en juist voor degenen voor wie we de hoop al hadden opgeheven. Dat mogen, nee, dat móéten we als ouders onze kinderen voorhouden. – Onze jongeren groeien op in een tijd die op tal van fronten verschilt van die wij als ouders kennen. Ze vinden het moeilijk om zich te concentreren. Ze kijken veel, ze lezen weinig en ze luisteren slecht. Of… komt dat doordat het ons niet lukt om de toonhoogte te vinden waarop er wél een gesprek mogelijk is? Komt dat onderlinge gesprek zo slecht op gang omdat we zélf niet goed kunnen luisteren? Omdat we de discussie aan de voorkant al dichttimmeren door onze stellingen te betrekken? Een open gesprek, thuis, op school, in de kerk, op de catechisatie, is geen vernedering. Durven we de dialoog aan, zoals Jezus deed met Zijn discipelen en met de Samaritaanse vrouw? – Onze jongeren hebben wel degelijk behoefte aan een band met ouders en ouderen. Zij verlangen naar contact met mensen die openstaan voor hun vragen, willen luisteren en samen met hen zoeken naar antwoorden. Dat vergt van ouderen een houding waarin alle vernieuwing niet bij voorbaat verketterd en afgewezen wordt. Niet elke vernieuwing is meteen een verslechtering. – Onze jongeren zien veel meer verschillende levensstijlen om zich heen dan wij toen we jong waren. Ze leven niet op een eiland, maar staan midden in deze wereld en dat laat hen niet koud. Maar ouders kunnen hun tonen hoe goed het is God te dienen en wat een winst er te halen valt door de wereld te verzaken en Hem lief te hebben. Hoe maken we onze kinderen verliefd, jaloers, op die verborgen omgang met de Heere? Deze en andere adviezen vragen meer uitleg dan in deze open brief past. We hebben een brochure samengesteld: een bezinnende notitie en een reeks praktische voorstellen voor kerkenraden en scholen. Ook ouders kunnen de brochure opvragen. We hebben ds. P. van Ruitenburg gevraagd over deze worstelingen een boekje te schrijven voor ouders, en enkele scholen zullen bijeenkomsten met ouders beleggen. We willen dus niet alleen de noodklok luiden, maar ook oproepen om er gezamenlijk de schouders onder te zetten. Niet alsof er pasklare antwoorden zijn. Niet alsof het van ons mensen afhangt. Onze ogen zijn op de genadige en trouwe God, Die gezegd heeft: „Mij aangaande, dit is Mijn Verbond met hen, zegt de Heere: Mijn Geest, Die op u is, en Mijn woorden, die Ik in uw mond gelegd heb, die zullen van uw mond niet wijken, noch van den mond van uw zaad, noch van den mond van het zaad uws zaads, zegt de Heere, van nu aan tot in eeuwigheid toe.”
G. J. van Appeldoorn S. M. de Bruijn W. Büdgen W. Fieret F. A. van Hartingsveldt B. Kalkman L. D. van Klinken W. B. Kranendonk L. A. Kroon ds. J. Lohuis A. S. Middelkoop ds. A. Schreuder C. van Vianen De brochure “Connected, 24 x 7” is digitaal beschikbaar op rd.nl. Exemplaren kunnen ook worden gevraagd bij
[email protected] De kosten voor deze brochures bedragen 1 euro per exemplaar exclusief verzendkosten.
Sites als stapstenen naar christelijk geloof
William den Boer. APELDOORN – „God woont overal. Een kerk is een plek om dat zichtbaar te maken. Voor velen is de kerk daarom een ultieme plaats om dicht bij God te zijn.” Deze tekst is te vinden op de website www.gelovenindekerk.nl, die dinsdag samen met de site www.vragenovergeloven.nl online is gegaan. De websites zijn een initiatief van deputaten evangelisatie van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) en van de IZB, de vereniging voor zending in Nederland van de Protestantse Kerk in Nederland. Doelgroep zijn mensen die meer willen weten over kerk en geloof. Dr. William den Boer en Lian van Dam-Romkes zijn benoemd als webcoördinator en -pastor. „Het project is erop gericht de missionaire aanwezigheid van gemeenten op internet te ondersteunen”, licht Den Boer toe. „We gaan ervan uit dat het werk zo veel mogelijk door
vrijwilligers uit de gemeenten gaat gebeuren. Zij worden aangestuurd en getraind om vragen te beantwoorden die via internet over het geloof worden gesteld.” De website vragenovergeloven.nl is het meest „basic”, aldus Den Boer. „Die is gericht op mensen die nauwelijks iets van het christelijk geloof weten. De site gelovenindekerk.nl legt uit wat de kerk is, en waarom je naar de kerk zou gaan. Ook gaat de site in op negatieve associaties die mensen met de kerk kunnen hebben. Deze doelgroep weet al meer van de kerk. Daarnaast zijn er nog twee sites in de maak: gelovenendoen.nl, over de praktische consequenties van het geloof, en geloofengevoel.nl, over de manier waarop gevoel een rol speelt.” Den Boer geeft aan dat de vier websites beschouwd kunnen worden als „stepping stones” (stapstenen) naar het christelijk geloof. „Aan de ene kant heb je de kerk, aan de andere kant mensen die vrijwel niets van het geloof afweten. Daartussen zitten diverse groepen, dichter bij of verder af van de kerk, die we via verschillende invalshoeken benaderen.”
De CGK en de IZB hebben samen een achterban van vele honderden gemeenten. Dat is volgens Den Boer een verschil met sites zoals waaromjezus.nl. „Wij verwijzen naar deze website, die nog meer basic is dan de onze. Tegelijk bieden we een extra: we willen de dingen zo veel mogelijk vanuit ons kerkelijke en gereformeerde perspectief neerzetten. Ook willen we zo veel mogelijk gebruikmaken van het bestaande netwerk van gemeenten, en die ondersteunen en activeren.” Gemeenten die meedoen kunnen een banner van het project op hun website plaatsen, zegt Den Boer. „We hopen dat uit elke gemeente een of meer vrijwilligers zich beschikbaar stellen om per e-mail vragen van mensen te beantwoorden. Als coördinatoren wijzen wij die vragen dan toe. Verder hopen we dat de vrijwilligers op sociale media actief zijn, zodat je een olievlekwerking krijgt. Op die manier kun je direct en laagdrempelig met mensen in contact komen. We zijn benieuwd hoe het gaat lopen, en of er ook echt veel bezoek komt. Daar doen we ons best voor, en we bidden dat het wordt gezegend.”
Hoogleraar: Ook patiënt uit christelijke kring wil het allemaal zelf doen
Van der Ent: „Als de leidende gedachte is dat het artsen eens zal lukken de berg te bedwingen, kan er veel.” UTRECHT – Hij behoort tot een christelijke minderheid, maar een eenling in de academische ziekenhuiswereld zou hoogleraar kinderlongziekten dr. C. K. van der Ent zich zeker niet willen noemen. „Het ”mijn tijden zijn in Uw hand” wordt ook onder ons nauwelijks nog beleefd.” „Leer elkaar kennen en zoek
elkaar van tijd tot tijd op.” Dat is het advies dat Van der Ent christenartsen en -verpleegkundigen wil meegeven. Dat collega’s hem ronduit laten weten dat hij met zijn Bijbels genormeerde opvattingen eigenlijk niet in hun ziekenhuis thuishoort, maakt hij eigenlijk nooit mee. „Maar”, zegt de specialist, verbonden aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht, „met mijn senioriteit ben ik misschien niet helemaal representatief. Ik denk dat het innemen van principiële standpunten die haaks staan op de hedendaagse ethiek in de ziekenhuiswereld soms best tot heftige reacties kan leiden. Zeker in lastige situaties geldt dan: gedeelde smart, is halve smart.” De arts brengt zijn oproep contact te onderhouden zelf in de praktijk. Van der Ent hecht aan een periodieke lunchafspraak met twee, drie andere specialisten buiten zijn vakgebied in het ziekenhuis met wie hij zich één voelt als het gaat om christelijke uitgangspunten. Én aan contacten met christelijke vakgenoten in Amerikaanse ziekenhuizen. „De 7000 die de knie voor Baäl niet gebogen hebben, zijn er ook nog in de zorg.” Het voortdurend geknabbel aan de wettelijke begrenzing van actief levensbeëindigend handelen, blijft om bezinning vragen, aldus Van der Ent, „net als de tendens om menselijk leven te creëren waar en wanneer het uitkomt, bijvoorbeeld met behulp van eiceldonatie en donorbanken. Maar niet minder de grensverleggende hightechontwikkelingen en de vraag hoe daarmee om te gaan. Als de leidende gedachte op de intensive care is dat het ons eens zal lukken de berg te bedwingen, kan er heel veel. Maar wat hebben we op het oog? Zijn we een patiënt aan het behandelen, of staan we rond een organisme waarmee we experimenteren? De vraag welke grenzen we mogen stellen, blijft onder ons echt onderbelicht. Nadat artsen mijn vader hadden verteld dat in zijn lichaam allerlei uitgezaaide kwaadaardigheid was geconstateerd, zag hij rustig maar ook beslist af van allerlei laatste
behandelingen, waarvan onduidelijk was wat ze zouden opleveren. Hij zei: Ik denk niet dat dat nodig is, en hij is in vrede gestorven. Die beleving van het ”mijn tijden zijn in Uw hand” is helemaal weg, ook in onze gezindte. Ook wij willen het allemaal zelf doen.”
„Christen moet weer pelgrim zijn” GOUDA – Reformatorische christenen moeten weer leren pelgrim te zijn. Die boodschap stond vrijdagavond centraal tijdens de bezinningsbijeenkomst ”Waakt en bidt” van het Platform Waarden en Normen in de Goudse Sint-Jan. Leidraad voor de sprekers was Psalm 130. Dr. M. J. Kater, predikant van de christelijke gereformeerde kerk in Sint Jansklooster en universitair docent van de Theologische Universiteit Apeldoorn legde vooral de vinger bij het roepen uit de diepte door de dichter en het gadeslaan van de menselijke ongerechtigheid door God. „Is ongerechtigheid, juist als het gaat om verootmoediging, ook niet dat we niet meer opgaan? Dat we God van Zijn hoogte hebben beroofd en daarom ongehoorzaam zijn? Dat de kerkgang platvloers is en er maar wat bij hoort? Dat we Gods woord met zo’n vanzelfsprekendheid lezen dat de hoogte eruit weg is? Laten we daarom bidden dat we hier in verootmoediging wegzinken”, aldus dr. Kater. „Wegzinken en opgevangen worden in de twee doorboorde handen van de Middelaar. Waakt en bidt.” Drs. G. J. Segers, directeur van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie, kenschetste Nederland als een land waar het vuur van het Evangelie in een waakvlammetje is veranderd. „Soms zijn we bang dat het zal uitdoven.” Hoofdschuddend om ons heenkijken, is echter niet de weg van Psalm 130, vervolgde Segers. „De wissel gaat om bij ónze generatie. Wij zijn niet de lichtende lichten geweest die we hadden moeten zijn. De vlam zal hier uitdoven, tenzij de Geest komt en ons weer in vuur en vlam zet. Mijn ziel wacht op de Heere, bij Hem is veel verlossing”, aldus Segers. „Hemel en eeuwigheid zijn vandaag in Nederland verdwenen uit de beleving van mensen”, stelde ds. W. Visscher, predikant van de gereformeerde gemeente te Amersfoort. „God zegt de mens niets meer, zonder Hem kan het ook.” Is het in de kerk anders? vroeg de predikant zich af. We keren terug in de barre werkelijkheid van de gevallen wereld, zo citeerde hij dr. W. Aalders, met verwijzing naar recente aanvallen op de godsdienst- en onderwijsvrijheid. „Toch kan het winst opleveren. Dan moeten we die niet zoeken bij onszelf, of bij onze kunde en kennis. We moeten terugkeren naar de Schriften, ons hart richten op het Jeruzalem dat boven is. Deze tijd wordt ons tot winst als wij bereid zijn te erkennen dat veel van het verleden ons in de weg stond en ons belemmerde op onze reis.” Genade is niet het eerste woord waar de wereld aan denkt als het over kerkmensen gaat, constateerde dr. H. van den Belt, universitair docent namens de Gereformeerde Bond in de PKN. „Slagen wij erin om zichtbaar te maken wat genade vermag? Als de wereld ons vraagt: Waarom doen jullie niet mee? zou ons antwoord moeten zijn: Omdat er Eén is Die voor ons
Zijn leven heeft gegeven”, zei hij. „Dat helpt ook om te onderscheiden tussen de kern en de bijzaken. Wat als kern overblijft, zijn alleen die dingen waarvan je durft te zeggen: „Ik doe dit omdat ik van Christus ben.” Zouden we dat durven te zeggen van een Bijbelvertaling of een kerkverband? Als christenen leren zeggen: Bij U is vergeving, dan zal de wereld het herkennen en zeggen: Bij hen is vergeving. Die strenge mensen met hun aparte levensstijl zijn ten diepste mensen van de genade. Hoe diep je ook gezonken bent, je kunt er altijd terecht.”
Moefti roept op tot vernietiging kerken 21-03-2012 11:16 | Kerkredactie | 1
WASHINGTON – Een van de invloedrijkste islamitische geestelijken, de grootmoefti van Saudi-Arabië sjeik Abdul Aziz bin Abdullah, heeft naar nu bekend is geworden op 12 maart gezegd dat alle kerken in de regio vernietigd moeten worden. Volgens de website van The Washington Times deed de invloedrijke geestelijke de uitspraak tijdens een gesprek met een delegatie uit Koeweit. De delegatieleden vroegen de sjeik om een fatwa over de aanwezigheid van kerken in hun land; zij zijn van mening dat er in Koeweit te veel De grootmoefti liet de Koeweiti’s desgevraagd weten dat alle kerken in de regio vernietigd moeten worden. Hij baseerde zich op een uitspraak van de profeet Mohammed. Deze zou op zijn sterfbed hebben gezegd dat er geen twee godsdiensten op het (Arabisch) schiereiland mogen zijn. Het gezag dat aan de grootmoefti van Saudi-Arabië wordt toegeschreven, maakt dat niet alleen ingezetenen in de regio, maar ook moslims elders zich mogelijk verplicht voelen te handelen overeenkomstig het voorschrift van Abdul Aziz bin Abdullah, vrezen islamkenners. Tot dusver is er wereldwijd amper afwijzend gereageerd op de omstreden uitspraken van de grootmoefti. Tot grote verbazing van de commentator van The Washington Times: „Als de paus ertoe oproept alle moskeeën in Europa te vernietigen, zou er een apocalyptisch oproer
ontstaan. (...) Als de invloedrijkste leider in de moslimswereld een fatwa uitspreekt om christelijke kerken te vernietigen, blijft het oorverdovend stil.” Volgens de krant is het zaak dat regeringsleiders wereldwijd, de Amerikaanse president Obama voorop, zich expliciet uitspreken tegen de uitlating van de grootmoefti. „Als leden van het islamitische establishment oproepen tot een religieus equivalent van etnische zuiveringen, zou de leider van de vrije wereld hierop moeten reageren omdat hij anders riskeert dat de onderdrukking die volgt, door hem is gelegitimeerd.” De uitspraak van Abdul Aziz bin Abdullah is slecht nieuws voor de kerk, stelde ook Klaas Muurling, persvoorlichter van de stichting Open Doors, vanmorgen desgevraagd. „De oproep van de grootmoefti bevestigt eigenlijk de feitelijke situatie op het Arabisch schiereiland. In Saudi-Arabië zijn geen kerken, in Koeweit slechts een enkele.” Hoewel Muurling de uitspraak betreurt, blijft hij optimistisch. „De kerk op het schiereiland vindt wel weer andere manieren om door te gaan. En laten we niet vergeten: onze God is machtiger dan regeringsleiders of grootmoefti’s. Hij gaat door met Zijn werk. Dat houdt geen fatwa tegen.” De Tweede Kamerleden Timmermans (PvdA) en Van der Staaij (SGP) hebben minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken inmiddels verzocht „de uitlatingen van de grootmoefti zo krachtig mogelijk te veroordelen, samen met de andere EU-lidstaten en hierover in contact te treden met de Saoedi Arabische machthebbers.”