Praktijk
• tekst : Nicole rietman-reijn • foto’s : Jacob Melissen
Zadelmak maken “Als je een paard z’n angst wegneemt, heb je een vriend” Onlangs werd in Manege Zuidenveld in Sleen weer een nieuwe groep merries aangeleverd voor de zevenweekse merrietest, de zogenaamde EPTM (Eigen Prestatie Test Merries). De eigenaren van de merries geven de dagelijkse verzorging en training uit handen aan het teststation. Daarbij kunnen ze vertrouwen op het zeer vakkundig toeziend oog van trainingsleider Koos Naber.
Alle ruiters longeren tegelijk in een vak een paard. Zo leren de paarden in een groep te functioneren.
Al jaren worden op het bedrijf van Naber, BN Stables in Holsloot (Coevorden) paarden zadelmak gemaakt en opgeleid voor de sport. Daarnaast heeft hij de dagelijkse leiding bij de opleiding van de merries voor de merrietesten. Naber: “Van de merries die voor de zevenweekse test
10
worden aangeleverd wordt verwacht dat ze thuis al wat gelongeerd zijn, eventueel licht bijgezet, met een zadel op en peesbeschermers om. Behalve dat de paarden dan al wat gewend zijn doen ze op die manier een basisconditie op, waardoor ze de testperiode aankunnen. In twee weken
tijd maken wij ze dan zadelmak. Merries kunnen ook instromen voor de vijfweekse test, daarvoor moeten ze goed zadelmak worden aangeleverd. Ze moeten onder de man links- en rechtsom kunnen stappen, draven en galopperen zodat we ermee aan het werk kunnen.”
IDS20 • 06 oktober 2011
IDS20_Act_ZadelmakMaken [P].indd 10
30-09-11 15:11
Specialistisch en risicovol Voor de zevenweekse test wordt doorgaans een groep van vijftien tot twintig paarden aangeleverd. Daar kunnen dan later nog zo’n tien paarden bij komen voor de vijfweekse en de tweeweekse test. De paarden komen op maandag aan. Naber: “Ik sta de eigenaren op de aankomstdag allemaal even te woord en vertel ze hoe we te werk gaan. Ook vertel ik ze dat ik ervan uit ga dat we met allemaal eerlijke paarden te maken hebben en vraag ze om het te zeggen als er iets bijzonders met een paard is. Mocht ik na een paar dagen denken dat een paard te gevaarlijk gedrag vertoont of dat het om de één of andere reden met een paard niet gaat lukken, dan bel ik de eigenaar op en laat ik hem of haar het paard ophalen. Er zijn niet zo heel veel ruiters die dit specialistische en toch wel risicovolle werk op een goede manier doen dus ik moet daar zuinig op zijn.” Na het gesprek met de eigenaren volgt een veterinair onderzoek. “Er wordt gekeken of paarden eventueel kreupel zijn, of hun hart en longen goed functioneren, of er zichtbare plekken of schimmels aanwezig zijn. Het is een vrij oppervlakkig onderzoek waarbij gekeken wordt of de paarden normaal kunnen functioneren.”
Goed observeren De volgende dag wordt een begin gemaakt met het zadelmak maken. “We hebben twee rijbanen van 20 x 45 meter tot onze beschikking, die verdeel ik allebei in drie vakken van 15 meter. Alle ruiters longeren daar tegelijk in een vak een paard. Op die manier leren de paarden al meteen om met elkaar te functioneren in een bepaalde ruimte. De paarden worden op stal opgezadeld. Hebben hun hoofdstel en zadel op en krijgen peesbeschermers om. Op die eerste dag observeren we de paarden heel goed. Kijken we of we te maken hebben met een angstig of een brutaal paard. Of het paard meedenkend en meewerkend is en hoe de paarden reageren op singeldruk. Als je de staldeur opendoet krijg je eigenlijk al een heel goede eerste indruk van hoe een paard zal reageren. Je ziet het aan het oog, aan het orenspel, aan het strak worden over de rug, het paard vertelt je met zijn lichaamstaal op zo’n moment al een heleboel. Als de paarden de eerste dag op stal zijn gezet en ik het gesprek met de eigenaren heb gehad deel ik ze eigenlijk al bij een vaste ruiter in.
Op de vierde dag van de test hangen de ruiters over het paard heen.
Ik weet wat voor ruiters ik heb, en ik heb dan een eerste indruk van de paarden gekregen. Natuurlijk heb ik niet altijd gelijk, maar in 90% van de gevallen plaats ik de paarden meteen bij de voor hun passende ruiter en hoef ik niet te ruilen.”
Angst wegnemen Op de eerste trainingsdag worden ook alle paarden gewassen. Naber: “Dat doen we drie keer in de week met Imaverol. Dat doen we ter voorkoming van schimmelinfecties. De jonge paarden transpireren snel. Met name onder de singel krijg je dan snel irritaties en vorming van bacteriën. Het ene paard is daar gevoeliger voor dan het andere. Bijkomend voordeel van het op de eerste dag wassen is dat de paarden direct leren dat aan hun lijf gezeten wordt. We wassen ze met een spons, zetten niet direct de slang erop, en doordat ze al zo onder de indruk zijn van alles wat er allemaal gebeurt laten ze dat meestal zonder veel problemen toe.” De tweede dag (woensdag) verloopt net zoals de eerste dag, maar de paarden worden licht bijgezet met een touwtje. Naber: “We zetten maar heel licht bij. Het
enige wat we willen is dat de paarden de weerstand biedende hand, of in dit geval het touwtje, accepteren. Dat ze niet als ze een beetje tegendruk krijgen omhoog gaan of zich achterover laten vallen. Daar moet je heel zorgvuldig mee omgaan.” De donderdag begint net als de woensdag met opzadelen en longeren, maar de ruiters gaan dan ook over het paard heen hangen. “Als de ruiter over het paard hangt, klopt hij het paard wat op de hals. We laten het paard onder de ruiter bewegen door hem een paar pasjes linksom te laten lopen. Als dat heel goed gaat, gaat de ruiter er ook even opzitten en laten we het paard weer linksom aan de longeerlijn even bewegen. Voor andere paarden is dat moment op vrijdag vroeg genoeg. Dat is helemaal afhankelijk van hoe het paard zich gedraagt. Ik vind het eerste stukje van de africhting het allerbelangrijkst. Het paard moet leren dat een ruiter naast hem gaat staan, een voet in de beugel zet en er overheen gaat hangen, zonder dat het paard wegvliegt. Als je met dat stukje niet zorgvuldig omgaat, blijf je gedurende de hele test schieterige paarden houden. Als paarden een bepaald angstidee overhouden, duurt IDS20 • 06 oktober 2011
IDS20_Act_ZadelmakMaken [P].indd 11
11
30-09-11 15:11
makkelijker. Dat door de driesprong lopen gaat met rust en discipline. De paarden moeten weten dat ze niet om mogen draaien, maar dat ze gewoon over dat lijntje heen moeten lopen. Daarbij geven we ze wel de tijd en jagen we ze niet teveel voorwaarts. Je wilt voorkomen dat de paarden angst krijgen voor de hindernis en gaan vluchten op het hout.”
Rijden in de groep
Koos Naber kijkt goed naar hoe een paard reageert.
het lang voordat je dat overwonnen hebt. Mijn grootvader zei altijd ‘neem je een paard zijn angst weg, dan heb je een vriend’. Die angstige paarden hebben het nodig dat je er voorzichtig mee omgaat en dat je ze wat extra tijd geeft. Maar wel consequent en met discipline.”
Vrijspringen Op zaterdag hebben de paarden een dag rust en op zondag laat Naber de paarden vrij bewegen. De springpaarden laat hij dan ook vrijspringen. Naber: “We beginnen met een driesprong. Eerst met alle balken op de grond, daarna maken we daar drie kruisjes van, vervolgens twee kruisjes en een kleine oxer. We willen dat de paarden daar soepel overheen lopen, zodat ze met een goed gevoel van A naar B, en van B naar C kunnen. Als ze dat simpel doen, maakt dat het werk voor de week daarna een stuk
12
Op de maandag van de tweede week begint Naber met longeren. Vervolgens gaat de ruiter erop zitten en loopt het paard aan de longeerlijn links- en rechtsom. “Als dat goed gaat, gaan we op dinsdag een stapje verder en gaan we de merries rijden in een groep van vier. Dan hebben we nog steeds dezelfde vakverdeling van de rijbaan, alleen is dan de hoefslag vrij zodat de ruiters de hele rijbaan rond kunnen rijden. Ik sta dan met een helper in de bak. Eén man staat vooraan, één achteraan en zo helpen wij de ruiters de paarden braaf linksen rechtsom rond te laten draven en eventueel te galopperen. De balken die in de rijbaan staan helpen de ruiters bij het sturen naar de andere kant van de baan om bij de andere paarden uit de buurt te kunnen blijven. En als een paard weg wil schieten kan een ruiter hem makkelijker binnen dat vak van 15 meter houden, zodat niet ineens alle paarden op de loop gaan. De balken maken het sturen een beetje makkelijker. Op deze manier werken we de rest van de week door zodat aan het eind van de eerste veertien dagen de ruiters simpel op kunnen stappen en weg kunnen rijden.”
Problemen Wat zijn de meest voorkomende problemen die Naber tegenkomt in de eerste veertien dagen van de test? “Wat veel voorkomt is het niet accepteren van het bit. Dat komt vaak doordat de eigenaren de paarden wel gelongeerd hebben met een bit, maar door te weinig kennis dat hebben gedaan met een bit dat bijvoorbeeld te groot is of te dik. Wat we dan vaak doen is even longeren, bijgezet met elastiek zodat de paarden de weerstand leren accepteren. Ook tongproblemen komen we veel tegen. Sommige paarden trekken de tong op boven het bit of brengen hem over het bit. In beide gevallen ben je als ruiter kansloos, want je kunt je paard dan gewoon niet meer sturen. Als je zo’n probleem tegenkomt moet je dat gelijk aanpakken door bijvoorbeeld een ander bit te gebruiken of het hoofdstel te veranderen. Afwachten hoe het probleem zich ontwikkelt is uit den boze. Ook worden vaak paarden aangeleverd met een gebit dat niet of maar heel oppervlakkig is nagekeken. Het belang van een paardentandarts wordt nog wel eens onderschat, terwijl scherpe randen aan de kiezen en wolfstanden voor hele grote problemen kunnen zorgen. Als tanden met een dergelijk probleem zijn behandeld zie je binnen een tijdsbestek van twee of drie dagen dat ze heel veel makkelijker worden.” “Wat we ook wel eens tegenkomen zijn paarden die al eens geprobeerd zijn en waarbij het mis is gegaan. Het zadelmak maken wordt door mensen wel eens onderschat. Het is een vak apart. Je moet kunnen zien hoe een paard reageert en wat je daardoor kunt verwachten. Kijkt een paard boosaardig of kijkt het bang. Dat soort dingen. Het is niet iedereen gegeven om dat goed te interpreteren. Natuurlijk doet iedereen zijn best, maar er gebeuren wel eens ongelukjes om het zo maar eens te zeggen.” Vijf keer per week wordt er met de paarden gewerkt, één dag laat Naber ze vrijspringen en/of vrij bewegen en één dag hebben ze rust. Naber: “Het kan voorkomen dat een paard eens een keer wat meer moe is dan de anderen. Dan rijden we een dag niet maar longeren we bijvoorbeeld alleen een keer. Ik blijf altijd naar het individuele paard kijken en reageer op wat de merrie aangeeft. Heel veel van die merries moet je zien als kwajongens op school. De één is wat brutaler, de ander staat achter in de klas wat af te wachten
IDS20 • 06 oktober 2011
IDS20_Act_ZadelmakMaken [P].indd 12
30-09-11 15:11
examen wordt afgenomen, fris bij staan.” Tijdens dat examen worden alle paarden gedurende een kwartier gereden in stap, draf en galop, rechtsom en linksom, zodat de jury kan beoordelen of de paarden rijdbaar zijn en hoe ze reageren. Daarna worden de paarden nog een keer bekeken bij het vrijspringen en het vrij bewegen.
Ontspanning geeft meerwaarde
Aan het begin van de tweede week gaat de ruiter op het paard zitten en wordt het paard links- en rechtsom gelongeerd.
en te kijken wat er gaat gebeuren. Als team moet je zien dat je dat zo goed mogelijk begeleid en de paarden de aandacht geeft die nodig is.”
Eerste examen In de derde week, waarin de paarden voor de vijfdaagse test zijn ingestroomd, wordt op dezelfde manier doorgewerkt als aan het eind van de tweede week. Naber: “Op woensdag of donderdag halen we de vakverdeling uit de rijbanen weg. Ik leg dan in iedere hoek een balk waar de paarden achterlangs moeten lopen. Op X leg ik een balk haaks op de lange zijde zodat je daar wat aanleuning van hebt bij het rijden van bijvoorbeeld een grote volte. Bij B en E leg ik een balk in de lengterichting die gebruikt kan worden om wat aanleuning te krijgen bij het rijden van een gebroken lijn. Die aanleuning is een goed hulpmiddel om een stuur op het paard te krijgen. Het paard voelt zich met die aanleuning niet helemaal in de steek gelaten.” De paarden worden allemaal twintig minuten tot maximaal een half uur gereden. “We zorgen dat ze telkens in die korte periodes iets leren en zorgen er tegelijkertijd voor dat ze gedurende de hele testperiode zo fit mogelijk blijven. De paarden moeten zich
lichamelijk goed voelen en mogen niet te moe worden. Een paard dat moe wordt gaat tegen het werk in. Je moet zorgen dat ze er plezier in houden. Daarbij moet je ook weer heel goed kijken naar het individu. Een hele brutale kan best iets harder werken dan een hele meegaande.” “Op vrijdag leg ik wat balken op de hoefslag waar ze simpel overheen moeten draven. Dat is een hele goede oefening om de paarden te leren de rug goed te gebruiken. Dat doe ik overigens niet voor de dressuurpaarden. Daarvoor leg ik wel de aanleuningsbalken neer, maar die draven niet over de balken heen.” In de vierde week worden de paarden die dat nodig hebben op maandag gelongeerd en vervolgens worden ze allemaal gereden. “Op dinsdag bouw ik een dubbelsprong bestaande uit twee steilsprongetjes. Daarbij leun ik de standaards met balken aan zodat de paarden als het ware een trechter in lopen en heel gemakkelijk onder de ruiter van A naar B lopen. Woensdag worden alle paarden dressuurmatig gereden, zodat ze fijn in de hand staan en zo goed mogelijk lopen. Vervolgens worden ze allemaal gewassen en getoiletteerd zodat ze er op donderdagmorgen, de dag waarop het eerste
Vervolgens werkt Naber met de paarden naar het tweede examen toe waarin de springpaarden ook rechtsom makkelijk naar de dubbelsprong toe moeten lopen, en naar het derde examen waarvoor ook de paarden voor de tweeweekse test erbij komen. Ontspannen onder de ruiter door het lijntje springen is daarbij altijd het streven. “Ik heb het ook liever niet over springen maar over gymnastiseren van paarden op de sprong. We springen niet heel veel en ook niet hoog. We willen lossigheid in het lichaam krijgen en eventueel spierpijn bij paarden die voordien nooit gesprongen hebben laten verdwijnen, zodat de paarden leren hun lichaam zo optimaal mogelijk te gebruiken. Natuurlijk moeten ze later respect krijgen voor het hout en ze mogen ook best eens een keer een balk eraf tikken. Maar als dat op een ontspannen manier gaat, heeft dat een stuk meerwaarde. Dan leert een paard ervan. Als het op een gespannen manier gaat, heeft het geen waarde want een strak paard heeft geen gevoel voor pijn en heeft ook geen goede reflex op het hout.” Voordat de paarden het laatste examen doen, verschijnen ze nog een keer voor de jury waarna de jury de eigenaar informeert over hoe zij vinden dat het paard ervoor staat en of ze verwachten dat het paard wel of niet zal slagen en wat er eventueel nog gedaan kan worden om ervoor te zorgen dat het paard wel kan slagen. In voorkomende gevallen kunnen de eigenaren dan alsnog besluiten om hun paard niet voor het examen aan te bieden.
Optimaal rendement Af en toe komt het voor dat een paard de test, door wat voor omstandigheden dan ook, niet kan afmaken. Naber: “Als er een veterinair probleem is, hebben we daarover altijd overleg met de eigenaar en beslissen we samen wat er moet gebeuren. Het zou verstandig kunnen zijn om een paard voortijdig uit de test te halen. Dat kan ook als ik IDS20 • 06 oktober 2011
IDS20_Act_ZadelmakMaken [P].indd 13
13
30-09-11 15:11
denk dat een paard er gewoon nog niet helemaal klaar voor is. In dat geval adviseren we de eigenaar het paard op te halen en thuis wat verder door te werken, zodat zo’n paard beter voorbereid op een later moment alsnog aan de merrietest kan beginnen. Dat gaat allemaal in goed overleg. In voorkomende gevallen, denk aan veterinaire problemen, krijgt een eigenaar restitutie van het geld voor de resterende periode, afhankelijk van welke problemen er ten grondslag liggen aan het voortijdig verlaten van de test.” Er wordt wel eens geklaagd dat de zevenweekse test een dure onderneming is. Naber is het daar niet mee eens. “Voor de zevenweekse test betalen de mensen ongeveer 1.400 euro. Als je de merrie in het voorjaar brengt is ze na zeven weken zadelmak. Ze heeft een testprogramma doorlopen. Vier keer hebben er juryleden naar de merrie gekeken. In die periode kun je een stamboekopname laten doen en eventueel een sterverklaring krijgen. Als je een paard wegbrengt om keuringsklaar te laten maken is dat al gauw voor een periode van zes weken. Dat kost ook al snel gemiddeld 150 euro per week. En dan is je paard nog niet zadelmak. Daar moet je hem dan ook nog een keer voor wegbrengen. Wat wij eventueel ook nog doen als extra service is zorgen voor drachtigheidsbegeleiding. Uiteraard worden de kosten daarvan apart in rekening gebracht, net als de kosten voor de stamboekopname, eventueel de tandarts of dierenarts en de hoefsmid, maar al met al geeft de zevenweekse test voor de eigenaren een optimaal rendement, zowel in tijd als in geld gerekend. Zelfs als een merrie niet slaagt voor de test – wat natuurlijk voorkomt want het ene paard is nu eenmaal minder getalenteerd dan het andere – dan hebben de mensen aan het eind van de rit een fijn zadelmak paard waar je op kan stappen en mee weg kunt rijden en dat in 90% van de gevallen ook verkoopbaar is.” Naber wil graag nog even benadrukken dat het na het examen zaak is om goed met de merries om te blijven gaan. “Een paard is geen koelkast waar je na gebruik de stekker uittrekt. De paarden zijn zeven weken intensief getraind, die kun je niet na die zeven weken zomaar weer in de wei gooien. Zorg dat ze netjes afgetraind worden of doorgetraind. Dat ligt eraan wat je na het examen met de merrie wilt.”
Balken op de grond zorgen voor aanleuning bij het rijden van wendingen.
De merries worden gereden in groepen van vier.
IDS20 • 06 oktober 2011
IDS20_Act_ZadelmakMaken [P].indd 15
15
30-09-11 15:12