Evaluatie van het armoedebeleid van de gemeente Delft
Definitief rapport Een onderzoek in opdracht van de Rekenkamer Delft drs. M.J.W. Epskamp dr. N.E. Stroeker Projectnummer: B3198 Leiden, 1 februari 2007
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Rekenkamer Delft.
2
Inhoudsopgave
Conclusies en aanbevelingen (samenvatting)
1
2
5
Inleiding
17
1.1
Inleiding onderzoek armoede
17
1.2
Probleemstelling en onderzoeksvragen
19
1.3
Onderzoeksaanpak
19
1.4
Leeswijzer
22
Het Delftse armoedebeleid
23
2.1
Afbakening van het armoedebeleid in Delft
23
2.2
Doelstellingen van het armoedebeleid
24
2.3
Doelgroepen van het beleid
24
2.4
Maatregelen van Delft op het gebied van armoedebeleid
26
2.4.1
Bijzondere bijstand
26
2.4.2
Bevorderen maatschappelijke participatie
29
2.4.3
Beperken zorg- en ziektekosten en verkleinen sociaaleconomische gezondheidsverschillen
2.5 3
30
2.4.4
Preventie en tegengaan niet-gebruik
30
2.4.5
Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
32
2.4.6
Schuldhulpverlening
33
2.4.7
Langdurigheidstoeslag
35
2.4.8
Beperken woonlasten en aanpakken achterstandwijken
35
2.4.9
Toeslagen op de algemene bijstand
36
Conclusies over het armoedebeleid van de gemeente Delft
37
Uitvoering en resultaten armoedebeleid
39
3.1
Inleiding
39
3.2
Bijzondere bijstand
39
3.3
Bevordering van maatschappelijke participatie
43
3.4
Beperken van zorg- en ziektekosten
45
3.5
Preventie en tegengaan niet-gebruik
46
3.6
Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
47
3.7
Langdurigheidstoeslag
48
3.8
Beperken woonlasten
49
3.9
Toeslagen op de algemene bijstand
50
3.10
Conclusies
50
3
4
Uitvoering en resultaten schuldhulpverlening
53
4.1
Inleiding
53
4.2
Landelijke problematiek schuldhulpverlening
53
4.3
Doelstellingen voor de schuldhulpverlening in Delft
55
4.4
Organisatie van de schuldhulpverlening in Delft
56
4.4.1
Budgetwinkel
56
4.4.2
Convenant BAW
58
4.4.3
Jongeren binnen schuldhulpverlening in Delft
60
4.5
4.6
5
6
Resultaten schuldhulpverlening
61
4.5.1
Resultaten Budgetwinkel
61
4.5.2
Resultaten convenant BAW
66
4.5.3
Resultaten jongeren
66
Knelpunten en conclusies in de implementatie en uitvoering
67
4.6.1
Knelpunten en conclusies schuldhulpverlening algemeen
67
4.6.2
Knelpunten en conclusies Budgetwinkel
67
4.6.3
Knelpunten en conclusies convenant BAW
69
4.6.4
Knelpunten en conclusies jongeren
70
Regierol gemeente Delft
71
5.1
Inleiding
71
5.2
Samenwerken
71
5.2.1
Samenwerken algemeen
71
5.2.2
Samenwerken binnen het convenant BAW
72
5.3
Taken en verantwoordelijkheden
73
5.4
Afstemming en overleg
73
5.5
Conclusies regierol gemeente Delft
74
Leerpunten voor de invoering van de WMO
77
6.1
Inleiding
77
6.2
Stand van zaken WMO
77
6.3
Leerpunten
78
1
Bestudeerde documenten
81
2
Geïnterviewde personen
83
3
Gespreksleidraad
85
4
Overzicht cijfers beleidsmaatregelen
89
5
Afkortingen
91
Bijlagen
4
Conclusies en aanbevelingen (samenvatting)
Inleiding In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de probleemstelling en de onderzoeksvragen en op de collegedoelstellingen 2002 – 2006 die betrekking hebben op dit onderzoek. Tevens zullen meer algemene conclusies en aanbevelingen worden geformuleerd.
Beantwoording probleemstelling en onderzoeksvragen Hieronder volgen de probleemstelling en de onderzoeksvragen van het armoedeonderzoek in de gemeente Delft in opdracht van de rekenkamer Delft. De probleemstelling luidt: ‘Heeft de gemeente Delft de implementatie en uitvoering van het armoedebeleid adequaat georganiseerd? In hoeverre zijn deze ervaringen te benutten bij de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning?’ Op basis van de probleemstelling zijn drie onderzoeksvragen geformuleerd. Deze luiden als volgt: Hoe geeft de gemeente Delft invulling aan haar regierol in het kader van de implementatie en uitvoering van het armoedebeleid? Is in de gemeente Delft de schuldhulpverlening voor doelgroepen (m.n. jongeren) doelmatig en effectief georganiseerd? Wat zijn op grond van ervaringen met de organisatie en implementatie van het armoedebeleid punten die beleidsmatig extra aandacht behoeven bij de invoering van de WMO? Binnen het onderzoek is de focus gelegd op de organisatie van de schuldhulpverlening (onder andere voor jongeren), de integrale dimensie van het armoedebeleid,de regierol van de gemeente en leerpunten voor de WMO. In dit onderzoek beschouwen we de collegeperiode 2002 – 2006. Aangezien het nieuwe college in 2006 van start is gegaan, hebben de cijfers betrekking op de periode 2002 – 2005. Onderzoeksaanpak De onderzoeksaanpak bestaat uit twee stappen, namelijk documentanalyse en tien interviews met relevante partijen binnen het armoedebeleid in de gemeente Delft. Deze stappen zijn beide gezet aan de hand van een analysekader. Bijlage 1 bevat een overzicht met bestudeerde documenten in de documentanalyse, bijlage 2 bevat een overzicht met geïnterviewde personen en bijlage 3 bevat de gespreksleidraad van de interviews. P r o b l e e m st e l l i n g : d o e l m a t i g h ei d e n e f f ec t i v i t e i t v a n d e i m p l em e n t a t i e e n uitvoering van het armoedebeleid Een duidelijke definitie van ‘armoede’ en armoedebeleid binnen de gemeente Delft ontbreekt. Dit kan verklaard worden door het feit dat de gemeente Delft programma georiënteerd is (facetbeleid, vgl. met bijvoorbeeld emancipatiebeleid) en armoede geen apart programma is. Het deelnemen aan de samenleving of voorkomen van sociale uitsluiting staat bij de verschillende programma’s van de gemeente Delft centraal. Armoede loopt als thema door de programma’s heen. Het in kaart brengen van het ‘armoedebeleid’ is dan ook lastig.
5
Tevens kan opgemerkt worden dat de gemeente Delft geen helder beeld heeft van zowel het aantal als de kenmerken van de doelgroep van niet-bijstands-gerechtigden (= overige minima). De onduidelijkheid over de doelgroep wordt nog versterkt door het feit dat deze binnen het armoedebeleid niet eenduidig gedefinieerd is. Veel maatregelen (waaronder de bijzondere bijstand) rekenen niet-bijstandsgerechtigden tot de doelgroep als ze een inkomen hebben van maximaal 110% van de bijstandsnorm, maar voor verschillende maatregelen gelden andere percentages en is dus de doelgroep anders. Kortom, voor vele regelingen en toeslagen binnen de gemeente Delft op het gebied van armoedebeleid is niet duidelijk wie de doelgroep precies is 1, hoe groot deze is en daardoor is het lastig in kaart te brengen hoe deze benaderd kan worden. Om dit probleem tegen te gaan, wil de gemeente per 1 januari 2007 de doelgroep van regelingen op het gebied van armoedebeleid op 120% van de bijstandsnorm harmoniseren. Later wil ze het percentage dan nog verhogen tot 130%. Hoewel er geen definitie is van ‘armoede’ binnen de gemeente Delft, de doelgroepen van het armoedebeleid onvoldoende helder in kaart zijn gebracht en ‘armoede’ ook geen apart programma is, is de gemeente Delft op dit moment wel actief op dit gebied. Onlangs is de Monitor lage inkomens Delft uitgevoerd2, waarvan de resultaten zijn gepresenteerd op de Anti-Armoede conferentie op 20 september jl.. Tevens biedt de gemeente Delft een breed scala aan regelingen en activiteiten aan op het gebied van armoedebeleid. Wanneer dit wordt vergeleken met de lokale maatregelen die worden gepresenteerd in de nota Gemeentelijk Armoedebeleid (2005) kan geconcludeerd worden dat wat de gemeente Delft aanbiedt voldoende breed en dekkend is. Er is voldoende beleid, de vraag is alleen of uit de diverse regelingen voldoende verstrekt wordt aan de juiste doelgroepen en of het tegengaan van niet-gebruik (ofwel het bevorderen van gebruik) effectief genoeg is? Er lijkt een tegenstrijdigheid te zitten in hetgeen hierboven is geschetst. Enerzijds is er geen echt armoedebeleid, immers armoede is een thema door alle programma’s van de gemeente Delft heen. Aan de andere kant geeft de gemeente Delft zelf aan dat ‘Armoede leeft! Ook in Delft’ en geeft men aan actief te zijn op het gebied van Armoedebeleid, door het uitvoeren van de Monitor lage inkomens Delft en het organiseren van een Anti-Armoede conferentie. Een andere belangrijke constatering is dat de controleerbaarheid van beleid te wensen over laat. Op basis van de ontvangen en bestudeerde stukken (zie bijlage 1) is te constateren dat er nauwelijks uitvoeringsinformatie in staat die inzicht geeft in de relatie tussen de doelstellingen van de lokale of gemeentelijke maatregelen en investeringen enerzijds en uitkomsten c.q. resultaten anderzijds. Per jaar fluctueren de cijfers (uitgaven, verstrekkingen etc) van verschillende regelingen en uitvoerende instanties van de maatregelen, maar het is op basis van de stukken lang niet altijd duidelijk waar dit het gevolg van is. Er wordt zeer beperkt in de stukken aangegeven op welke punten door uitvoerders problemen zijn 1
2
In het Communicatieplan Bijstand in Delft, 20 september 2002, Vakteam Communicatie en Vakteam Beleid en Projecten wordt de doelgroep omschreven als: klanten Abw / Ioaw / Ioaz en de sociale minima die geen bijstandsuitkering hebben, maar rondkomen met een inkomen net onder of net boven de bijstandsnorm. Wie zich scharen onder deze laatste groep, hoe deze groep door middel van demografische kenmerken in kaart kan worden gebracht, blijft onduidelijk. Dit rapport is niet in het bezit van het onderzoeksbureau en de uitkomsten zijn daarom ook niet verwerkt in dit rapport. Het kan zijn dat door dit rapport, dat volgens de aankondiging van de conferentie een beeld moet geven van de omvang van armoede in de gemeente Delft, een beter inzicht is ontstaan in de doelgroepen en de omvang daarvan.
6
geconstateerd (te weinig doelbereik etc) en op welke punten nieuwe successen zijn bereikt. Ook worden er nauwelijks concrete doelen en streefwaarden gesteld waarop kan worden afgerekend, alhoewel dat voor 2006 wel beter is gedaan1. Begrotingen lijken vooral gebaseerd te worden op ervaringen van voorgaande jaren en niet op gerichte doelstellingen die bereikt moeten worden. Anderzijds is het ook wel lastig om de resultaten van bepaalde activiteiten in kaart te brengen. Het is vaak appels met peren vergelijken (zowel een cliënt met een simpele vraag als een cliënt in een problematische situatie worden over één kam geschoren in kwantitatieve zin, terwijl de ene cliënt veel meer tijd kost van de medewerker / hulpverlener dan de andere). Het blijft daarom lastig om te beoordelen in hoeverre de uitvoerders hun werk goed doen en wat de uiteindelijke opbrengst is. De gemeente lijkt bij veel afdelingen, organisaties min of meer te vertrouwen op hun professionaliteit. Echter, in hoeverre de uitvoering van beleid effectief en efficiënt is, is moeilijk te zeggen vanwege de relatieve oncontroleerbaarheid van het beleid. Wat dat betreft kan de Delftpas succesvol worden genoemd. Niet alleen omdat het bereik en gebruik van de pas blijven toenemen, maar ook omdat het een voorbeeld is van hoe beleid controleerbaar gemaakt kan worden door monitoring en verslaglegging. Kortom, er lijkt onvoldoende koppeling te worden gelegd tussen beleid enerzijds en uitvoering en realisatie van beleid in de vorm van financiën anderzijds. Er lijken geen conclusies te worden verbonden aan eerdere ervaringen en uitkomsten. Ofwel, sturing op uitkomsten van beleid lijken niet plaats te vinden. Kortom, vanwege de oncontroleerbaarheid van beleid, maar ook vanwege het feit dat er geen programma ‘armoede’ is in de gemeente Delft en de doelgroepen onvoldoende in beeld zijn, kan er weinig gezegd worden over de effectiviteit van het armoedebeleid in de gemeente Delft. O n d e r z o e k s v r a a g 1 : R e g i e r ol ge m e e n t e i n h e t k a d er v a n h et a r m o e d e b e l e i d Regie Zoals eerder aangegeven is, geldt dat de gemeente Delft geen apart programma ‘armoede’ heeft. Tevens komt het armoedebeleid niet voort uit wetgeving. Dit heeft tot gevolg dat de gemeente geen formele regierol heeft met betrekking tot armoede en deze rol niet actief uitoefent. Als je dit als gemeente constateert, is de vraag hoe pak je het dan aan? Hoe houdt je controle en overzicht over de ‘armoede’ situatie in de gemeente. Hier moet over nagedacht worden. Als het geen apart programma is, dan is het veel moeilijker om overzicht te houden, om dingen te coördineren, te sturen en regie te voeren. De gemeente zou actief oplossingen moeten bedenken om hieraan tegemoet te kunnen komen. Een mogelijke uitwerking van de regierol zou kunnen zijn: kies de insteek vanuit de cliënt. Selecteer drie cases / cliënten en bekijk welke regelingen de gemeente Delft hierop loslaat. Wat heeft dit voor gevolgen voor de cliënten. Betekent dit dat zij nog steeds onder het bestaansminimum uitkomen of dat ze op een dubbel salaris zitten? Het convenant BAW is een mooi voorbeeld dat gaat in de richting van regievoering op clientniveau door de gemeente Delft in samenwerking met andere partijen. Dit is een goed voorbeeld c.q. initiatief waarbij verschillende partijen binnen de gemeente Delft zijn georganiseerd rondom één specifieke doelgroep, namelijk gezinnen met problematische schulden als gevolg van multi-problematiek.
1
Bron: Beleidsplan WIZ, 2006.
7
Samenwerking Hoewel uit sommige gesprekken naar voren kwam dat de gemeente Delft op bepaalde gebieden (nog) meer zou mogen sturen en nog meer samenwerking zou mogen organiseren, is er over het algemeen waardering voor de manier waarop de gemeente Delft het initiatief neemt en zich actief inzet om, bijvoorbeeld rond het convenant BAW, met andere organisaties samenwerking en afstemming te realiseren. Van binnen uit de gemeente zelf gaan er geluiden op dat juist tussen de verschillende onderdelen van de gemeente Delft zelf meer gestroomlijnd, afgestemd en gecommuniceerd zou kunnen worden. Wellicht dat er op dit punt verbetering wordt gerealiseerd als de gemeente Delft volgend jaar in zijn geheel één gebouw betrekt. Als partijen dichter bij elkaar zitten, bijvoorbeeld in één gebouw, gaat samenwerken ook veel makkelijker. Een mooi voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld de samenwerking van het Instituut Sociale Raadslieden, Schuldhulpverlening en Algemeen maatschappelijk werk in Gouda die ook verenigd zijn op één locatie. Alhoewel de samenwerking en afstemming tussen de betrokken partijen al zeer verbeterd is ten opzichte van de situatie voor het bestaan van het convenant BAW (voorheen waren het ‘allemaal eilanden’) zou de samenwerking en afstemming nog verder verbeterd kunnen worden (ook met niet-deelnemende partijen en organisaties zoals bijvoorbeeld Instituut Sociale Raadslieden). In de praktijk is er soms nog wel eens onduidelijkheid (geweest) over de taakafbakening en de specifieke rollen van STOED en Kwadraad. Wellicht zouden deze taken en verantwoordelijkheden nog eens duidelijk neergezet en gecommuniceerd moeten worden. Ditzelfde geldt voor wie de regierol vervult binnen het convenant BAW. De taken, rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen zouden nog verder verduidelijkt en gecommuniceerd kunnen worden. O n d e r z o e k s v r a a g 2 : S c h ul d h u l p v e r l e ni n g v o o r d o e l g r o e p e n do e l m a t i g en e f f e c t i e f ge o r g a n i s ee r d De landelijk geschetste problematiek is ook in de gemeente Delft terug te vinden. Er is een andere aanpak van de schuldhulpverlening nodig, waarbij meer mensen geholpen kunnen worden, waarbij de aanpak beter aansluit op de doelgroep(en), waarbij de doorlooptijden overzichtelijk en haalbaar zijn en waarbij het slagingspercentage hoger is. Op het moment lijkt er binnen de schuldhulpverlening ook onvoldoende een vangnet te zijn binnen de gemeente Delft voor jongeren. De aanpak moet beter aansluiten bij de doelgroep(en) en moet het resultaat van schuldhulpverlening vergroten. Gedacht kan worden aan een aanpak waarbij gebruik wordt gemaakt van budgetbuddy’s. Naast een integrale aanpak moet er ook meer aandacht komen in het voortraject, meer aandacht voor preventie, maar ook voor nazorg. De nazorg is van belang om te voorkomen dat men terugvalt in de oude situatie van schuldenaar. Er zijn drie vormen van preventie, namelijk preventie gericht op het voorkomen van problematische schulden, het vroegtijdig signaleren van problematische schulden en het voorkomen van recidive. In de gemeente Delft wordt met name aandacht gegeven aan de eerste vorm en verdienen de andere twee vormen van preventie meer aandacht dan ze nu krijgen. Geconcludeerd kan worden dat de doelmatigheid en effectiviteit van de schuldhulpverlening in de gemeente Delft op het moment onvoldoende is, zowel algemeen als specifiek voor de doelgroep jongeren. Aan deze conclusie ligt met name ten grondslag dat de huidige aanpak niet aansluit bij de moeilijke doelgroep en dat het slagingspercentage laag is, het resultaat
8
van schuldhulpverlening moet vergroot worden. Kortom, er is een nieuwe aanpak van de schuldhulpverlening wenselijk die veel beter aansluit bij de doelgroep(en). De gemeente Delft (en specifiek de Budgetwinkel) is hier al over na aan het denken en mee bezig. Een case binnen de schuldhulpverlening Delft die afgezien van enkele verbeterpunten op organisatorisch vlak als mooi voorbeeld kan dienen van een integrale aanpak gericht op een moeilijke doelgroep, is het convenant BAW. Door een integrale aanpak van een beperkte groep bij de moeilijke doelgroep betrokken organisaties en instellingen, worden positieve effecten gerealiseerd. Deze effecten zijn o.a. dat het aantal huisuitzettingen omlaag gaat, waardoor er geen gezinnen met kinderen meer op straat komen te staan, dat de klanten nu in beeld zijn, dat binnen zes weken de lopende huur wordt betaald etc. De partijen die samenwerken om deze moeilijke doelgroep aan te pakken kennen elkaar inmiddels beter, weten wat ze van elkaar kunnen verwachten en wat ieders mogelijkheden zijn. Hier is uiteindelijk de klant mee gediend. O n d e r z o e k s v r a a g 3 : L e e r p u n t en v o o r d e i n v o e r i n g va n d e W M O Op basis van de uitkomsten van het onderzoek waarin het armoedebeleid van de gemeente Delft centraal staat, zijn leerpunten geformuleerd voor de invoering van de WMO. Geconcludeerd kan worden dat er zeker overeenkomsten zijn tussen het armoedebeleid en de WMO, met name op het vlak van (een deel van) de doelgroepen, het doel (sociale uitsluiting voorkomen), het feit dat er veel partijen in het veld zijn en het feit dat het beide complexe terreinen zijn door de interactie met veel verschillende beleidsterreinen. In het kort hieronder de leerpunten, die tevens in hoofdstuk 3 staan weergegeven: Een krachtige coördinator bij de invoering van de WMO is zeer van belang Eén centraal registratiesysteem waar alle partijen mee werken en die door alle partijen geraadpleegd kan worden Afdelingen en onderdelen binnen de gemeente Delft beter stroomlijnen Meer communicatie binnen de gemeente Delft en tussen de gemeente Delft en externe partijen, bijvoorbeeld in de vorm van structurele overleggen in het kader van de invoering van de WMO Betrokken partijen binnen de WMO moeten elkaar kennen, moeten op de hoogte zijn van elkaars mogelijkheden, verantwoordelijkheden en knelpunten. Er moet continue gescand worden op mogelijke nieuwe partijen die een rol kunnen vervullen in de beleidsuitvoering Grijp de kans om efficiënter te gaan werken Geef duidelijk aan wat de doelstellingen van het beleid zijn, wie de doelgroepen zijn, wat de uitgangsituatie is en wat de doelstellingen en streefwaarden zijn en onderbouw dit Werk met doelstellingen en streefwaarden, maar verlies daarbij de meer kwalitatieve informatie en de doelgroep niet uit het oog Bij het centraal stellen van de cliënt kan een persoonlijke buddy een belangrijke rol vervullen.
9
Realisatie collegedoelstellingen 2002 – 2006 Hieronder volgen de doelstellingen uit het collegeprogramma 2002-2006 die betrekking hebben op c.q. gerelateerd zijn aan het armoedebeleid. In deze paragraaf zal bekeken worden in hoeverre deze doelstellingen zijn gerealiseerd. Doelstelling 1 Ervoor zorgen dat het bereik van de bijzondere bijstand jaarlijks toeneemt
onder zowel bijstandsgerechtigden als andere bevolkingsgroepen en hiervoor in 2002 een communicatieplan opstellen. Er is een communicatieplan opgesteld, namelijk ‘Communicatieplan Bijstand in Delft’ (2002). Tevens heeft de gemeente Delft diverse acties ondernomen om te zorgen voor een hoger bereik van de bijzondere bijstand, bijvoorbeeld door de oprichting van DUIT en de uitgave van het boekje “Dit geld(t) voor u”. Voor DUIT klinkt van verschillende kanten lof, terwijl het boekje helaas niet lijkt te zijn aangeslagen. Ondanks de inzet van de gemeente lijkt de doelstelling (nog) niet te zijn gerealiseerd; er is geen substantiële toename van het gebruik van de bijzondere bijstand. Het aantal verstrekkingen bijzondere bijstand is tussen 2002 en 2005 afgenomen van 10.430 tot 7.9161. De daling van het aantal verstrekkingen kan voor een belangrijk deel verklaard worden uit de afschaffing van categoriale bijstand door het Rijk; uit tabel 3.1 (paragraaf 3.2) blijkt dat in de periode 2002-2005 het totaal aantal verstrekkingen is afgenomen met 2.514 en het aantal categoriale verstrekkingen met 1.033. Over het aantal minima waaraan verstrekt is, zijn geen cijfers gevonden, maar het is onwaarschijnlijk dat dit aantal is toegenomen aangezien het totale aantal verstrekkingen met ruim een vijfde is afgenomen. Dit zal echter wel kunnen gebeuren als binnenkort de draagkrachtgrens bijzondere bijstand van 110% naar 130% wordt opgeschroefd. Grotere groepen inwoners van Delft zullen een beroep kunnen doen op de bijzondere bijstand. Voorwaarde is dan wel een hogere begroting; aangezien realisatie en begroting nu ongeveer gelijk zijn, is meer gebruik alleen mogelijk met meer middelen. De gemeente Delft constateert zelf dat het bereik van het beleid onder de groep overige minima groter is dan men aanvankelijk dacht doordat nu gewerkt wordt met cijfers van het CBS in plaats van met cijfers van het COELO2. Het bereik van bijvoorbeeld de AV-Delft is dan 50% onder de overige minima in plaats van 43%. Alhoewel dit hoger is dan men aanvankelijk dacht, is nog steeds geen antwoord te geven op de vraag of het bereik onder de overige minima is toegenomen. Immers, wat was het bereik in de uitgangssituatie en wat zijn de doelstellingen of streefwaarden? Conclusie: doelstelling 1 lijkt (nog) niet te zijn gerealiseerd. Doelstelling 2 Aandacht geven aan het vergoeden van computers met bijzondere bijstand
Wat betreft de regeling Computers en bijstand moet wel geconstateerd worden dat het gebruik van de regeling sinds de invoering alleen maar is afgenomen. Het aantal verstrekkingen overtrof bij de invoering van de regeling in 2002 ruimschoots de verwachtingen, maar nam in de daaropvolgende jaren steeds verder af. De begroting daarentegen steeg steeds iets.
1 2
Bron: WIZ kwartaalrapportages. Memo aan MT-WIZ van Ruud Diemers, aantallen huishoudens overige minima, 20-02-2006
10
De daling van het aantal verstrekkingen vanaf 2003 was volgens de beleidsverslagen het gevolg van minder publiciteit. De afname van het aantal verstrekkingen is aanleiding geweest om de doelgroep te verruimen. Conclusie: er is aandacht besteed aan het vergoeden van computers met bijzondere bijstand. Dit heeft echter maar tijdelijk (2002) geleid tot een toename van het aantal verstrekkingen, vanaf 2003 is er namelijk een daling te zien in het aantal verstrekkingen. Doelstelling 3 Een vereveningsreserve invoeren om eventuele overschrijdingen van de be-
groting van de bijzondere bijstand te kunnen opvangen. De vereveningsreserve is ingesteld en de collegedoelstelling (zie paragraaf 2.2) is gerealiseerd. Al in de nota ‘Fonds Werk en Inkomen’ (01/002181) van januari 2001 is ingestemd met het instellen van een vereveningsreserve, om zodoende een buffer op te bouwen voor eventuele overschrijdingen op het gebudgetteerde deel. Het beleidsplan WIZ 2005-2008 geeft aan dat er een vereveningsreserve Werk en Inkomen is. Daarin wordt voorgesteld het tekort voor 2005 (voorlopig geraamd op een tekort tussen de € 1.9 en € 3 miljoen) ten laste van de vereveningsreserve Werk en Inkomen te dekken. Dit tekort was mede het gevolg van bezuiniging die het Rijk tegelijk met de invoering van de WWB in 2004 heeft doorgevoerd op het budget voor de bijzondere bijstand. Delft wilde haar beleid toch zo veel mogelijk continueren, waardoor tekorten ontstonden binnen het budget. Vanaf 2004 heeft de gemeente Delft daarom de doorgevoerde structurele Rijksbezuinigingen ad € 1,5 miljoen gerepareerd uit eigen middelen, waaronder de vereveningsreserve, waardoor over de jaren heen een redelijk constant niveau van beschikbaar budget is geweest.1 De vereveningsreserve wordt ook genoemd op de website van gemeente. Daar staat een bijlage uit 2004 waarin mutaties van de vereveningsreserve staan vermeld.2 In de genoemde bijlage wordt geconcludeerd dat de reserve op dat moment nog voldoende ruimte biedt om exploitatierisico’s van 2003 en 2004 af te dekken. Conclusie: deze doelstelling is gehaald. Doelstelling 4 Schuldhulpverlening integraal aanpakken
Van een integrale aanpak van schuldhulpverlening rondom de doelgroep waarom het gaat is geen sprake. Zoals al eerder geconstateerd is, is een andere aanpak van schuldhulpverlening nodig. Zoals al eerder geconcludeerd is, zou de Budgetwinkel zich meer moeten toeleggen op een integrale vorm van dienstverlening, waarbij veel met andere partijen wordt samengewerkt. Het convenant BAW kan hiervoor als voorbeeld dienen. Conclusie: deze collegedoelstelling is niet gehaald in de periode 2002 – 2006.
1
2
Bron: Nota Opvang bezuinigingen Rijk door de gemeente Delft, K.J. Mast, Controller WIZ, Gemeente Delft, 10 augustus 2006. Het bedrag van 1,5 miljoen euro is gebaseerd op de reactie van de gemeente Delft op het concept van dit rapport, d.d. 1 december 2006. http://www.raad.delft.nl/commissies/werk_zorg_onderwijs/2004/Bijlage%20nota/w_2004_026_bn.html.
11
Doelstelling 5 Schuldhulpverlening meer richten op preventie en voorkoming van recidive
Eén van de conclusies van dit onderzoek is dat er meer aandacht moeten komen voor het voortraject van schuldhulpverlening, meer aandacht voor preventie, maar ook voor nazorg. De nazorg is van belang om te voorkomen dat men terugvalt in de oude situatie van schuldenaar. Tot op heden is het (nog) niet gelukt om de schuldhulpverlening meer te richten op preventie en voorkoming van recidive. Dit is echter wel een doel voor de toekomst. Conclusie: deze collegedoelstelling is (nog) niet gerealiseerd voor de periode 2002 – 2006, maar dit blijft wel een doelstelling van schuldhulpverlening in de gemeente Delft. Doelstelling 6 Het aanbod van de Delftpas 1 uitbreiden.
Uit de bestudeerde stukken en gesprekken blijkt dat de Delftpas een succes is te noemen. Immers, het bereik en het gebruik van de pas zijn ieder jaar toegenomen. Weliswaar is in de periode 2002-2004 het aantal minima onder de pashouders niet gestegen, maar in 2005 is het aantal wel toegenomen.2 Tevens is het totaal aantal deelnemers toegenomen van 15 bij de start tot 60 in 2006. Het aanbod van de Delftpas is dus drastisch uitgebreid. Daar waar men eerst als gemeente bij allerlei relevante partijen, deelnemers zelf langs moest gaan, komt nu ook het aanbod vanuit de deelnemers zelf om mee te doen aan de Delftpas. Daarnaast is de Delftpas ook een goed voorbeeld van hoe het beleid controleerbaar gemaakt kan worden door monitoring en verslaglegging. Conclusie: collegedoelstelling 6 is gehaald; het aanbod van de Delftpas is drastisch uitgebreid.
Overige conclusies Bij de armoedeproblematiek is op het moment sprake van een multi-problematiek. Wat wij constateren is dat de huidige aanpak van bestaande instanties, zoals bijvoorbeeld de Budgetwinkel, onvoldoende aansluiten bij deze multi-problematiek en de bijbehorende doelgroep. Zoals dat voor de Budgetwinkel geldt, zal dat waarschijnlijk ook nog voor andere instellingen en instituties binnen de gemeente gelden. Instellingen en diens regelingen sluiten onvoldoende aan bij de doelgroep, die complex in elkaar zit. Een multi-problematiek vraagt blijkbaar om een multi-aanpak, waarbij de doelgroep, de cliënt centraal staat en niet de instelling of instantie. Verschillende instanties en partijen moeten samenwerken rondom de doelgroep, er moet sprake zijn van een integrale aanpak in plaats van dat iedere partij vanuit zijn eigen doelen en motivaties de cliënt benadert. Dit vraagt om regie op cliëntniveau (zie convenant BAW en Meldpunt Bezorgd?). Om dit te kunnen laten slagen is meer inzicht in de doelgroep en dus in de cliënt noodzakelijk. Je kunt als gemeente nog zoveel regelingen hebben voor de verschillende doelgroepen. Als je onvoldoende inzicht hebt in wie die doelgroepen precies zijn in termen van socio-demografische variabelen, maar ook motieven, gezinssituatie, problematiek, wijze waarop zij bereikt kunnen worden etc dan zullen deze rege1
2
De Delftpas is een pas waarmee Delftenaren korting kunnen krijgen op onder andere culturele en educatieve activiteiten in Delft, Den Haag en Rotterdam. In 2002, 2004 en 2005 waren er respectievelijk 2.552, 2.520 en 3.124 (kinderen van) pashouders binnen de groep minima. De groep (kinderen van) minima met een pas maakte in die jaren respectievelijk 69%, 41% en 51% uit van het totaal aantal (kinderen van) pashouders.
12
lingen onvoldoende ‘aankomen’ bij deze doelgroepen. Kortom, beter inzicht in de doelgroep maakt afstemming van de regelingen op deze doelgroepen veel effectiever en efficiënter. De gemeente Delft heeft heel veel maatregelen voor de doelgroep, die effectiever ingezet kunnen worden als de doelgroepen van de verschillende regelingen beter in kaart zijn gebracht. Op deze manier zal de cliënt of klant ook het meeste rendement hebben van de aanpak. Een ander aspect dat hieraan raakt is het feit dat bepaalde regelingen vaak te ingewikkeld zijn voor de doelgroep. Twee voorbeelden kunnen dit wellicht illustreren. De doelgroep van het convenant BAW (= laatste kansen beleid) is zeer complex en kampt per definitie met multi-problematiek. Als men eenmaal in de procedure zit van het convenant BAW dan moet men heel veel instanties langs. Deze mensen hebben hier bijna een dagtaak aan. Vervolgens worden zij bij deze instanties ook nog ‘aangepakt’. Er heerst een taboe rondom armoede en tevens leeft er een bepaalde ‘angst’ binnen deze doelgroep voor de instanties. Dit kan tot gevolg hebben dat men het traject niet doorloopt (niet op komt dagen bij belangrijke gesprekken met instanties etc). Hetzelfde geldt in meerdere mate voor deze doelgroep met multi-problematiek bij de Budgetwinkel. Deze is niet ingericht op dit soort klanten. Dit zijn vaak klanten die niet saneringsrijp zijn en dat ook niet te maken zijn. Het is een doelgroep waar moeilijk afspraken mee te maken valt, in verband met ‘angst’. Het is vaak geen onwil. Voor deze groep van niet-saneringsrijp te maken klanten is nu geen vangnet totdat ze in het laatste kansenbeleid terecht komen. En dan is het proces van schulden al vrij ver gevorderd. De vraag is hier dan ook: pakt de gemeente Delft hier wel of niet door? Wil de gemeente Delft zorgen voor beter aansluiting en het fungeren als vangnet voor deze doelgroepen met multi-problematiek. Zij kan dit bijvoorbeeld doen door te investeren in het tot stand komen van één informatiesysteem waarin verschillende partijen binnen een traject gezamenlijk informatie kunnen verwerken rondom één cliënt. Dit zou uitgeprobeerd kunnen worden voor bijvoorbeeld het convenant BAW en later verder uitgebreid kunnen worden bij succes. Dit is een belangrijke randvoorwaarde voor een integrale aanpak. Samen werken rondom één doelgroep betekent ook informatie uitwisselen en afstemmen. Door dit inzicht, het totaal overzicht en coördinatie kan de gehele aanpak van deze doelgroep doelmatiger en efficiënter plaatsvinden.
Aanbevelingen Armoede Onderzoek naar doelgroepen is gewenst, zodat de gemeente helder in beeld kan brengen hoe groot de verschillende doelgroepen binnen het armoedebeleid zijn, welke kenmerken ze hebben (bijvoorbeeld wie maken er gebruik van de verschillende regelingen binnen de bijzondere bijstand in termen van socio-demografische kenmerken?) en wie er deel vanuit maken. Kortom, breng doelgroepen van (armoede)beleid beter in kaart, definieer deze en bepaal de omvang. Het is immers heel zonde en een gemiste kans als er veel inkomensverruimende middelen en regelingen zijn voor de doelgroep, maar de doelgroep hiervan onvoldoende op de hoogte is.
13
Zorg voor een betere controleerbaarheid van beleid door het vaststellen van eenduidige en SMART 1 doelen, door de huidige situatie betreffende de doelen in kaart te brengen (nulsituatie) en door vast te stellen wat de streefwaarden voor het eind van de periode zijn. Vervolgens dient er gezorgd te worden voor eenduidige verslaglegging en monitoring. De kwantitatieve gegevens dienen voorzien te worden van een kwalitatieve toelichting: welke beleidskeuzes worden gemaakt, waarom worden deze gemaakt (motivatie), wat heeft dit voor gevolgen voor de doelstellingen en streefwaarden etc. En indien bepaalde doelen en streefwaarden niet worden gerealiseerd, blijkend uit de monitoring, dient aangegeven te worden waardoor dit veroorzaakt wordt en dienen eventueel de doelen en streefwaarden bijgesteld te worden. Vervolgens dient sturing plaats te vinden op basis van uitkomsten van beleid. Houd in de gaten dat het percentage en absolute aantal minima dat in bezit is van de Delftpas niet onder een kritische grens zakt, die de gemeente Delft zelf heeft of moet vaststellen. R e g i e e n sa m e n w e r ki n g De gemeente Delft vervult bij het armoedebeleid geen duidelijke regierol; dit komt voort uit de programma georiënteerde indeling van de gemeente Delft. Dat maakt het des te moeilijke om overzicht te houden over de effectiviteit en doelmatigheid van het beleid, om te coördineren, om te sturen en om regie te voeren. Ditzelfde geldt in mindere mate voor de invulling binnen het convenant BAW. Daar neemt de gemeente Delft wel initiatief en vervult ook de regierol, maar dit is niet bij alle partijen even duidelijk. Echter, in plaats van het beleid of de regelingen als uitgangspunt te nemen bij de regievoering, zou de gemeente steeds meer toe moeten naar regievoering op cliëntniveau. De regievoering in de richting van regie op cliëntniveau, zoals bijvoorbeeld al gebeurt rondom de convenant BAW doelgroep en binnen het Meldpunt Bezorgd? is ook in het kader van armoede relevant. Er moet één keten komen. De gemeente Delft is de aangewezen partij om hierop te sturen, omdat zij het meest ‘boven’ alle partijen staat. Er is een integrale aanpak nodig waarbij verschillende afdelingen van de gemeente en instanties samenwerken rondom één doelgroep. Voor jongeren bijvoorbeeld moet er een infrastructuur worden geschapen waarbij ze pro-actief in kaart kunnen worden gebracht die zich niet melden via andere instanties. Neem de klant, cliënt of het gezin als uitgangspunt en bekijk als gemeente wat je qua regelingen loslaat op deze entiteit vanuit de verschillende domeinen. Selecteer bijvoorbeeld drie cases / cliënten en bekijk welke regelingen de gemeente Delft op hen loslaat. En breng vervolgens in kaart wat dit voor effect heeft op deze persoon of dit gezin. Wat heeft dit voor gevolgen voor de cliënten? Betekent dit dat zij nog steeds onder het bestaansminimum uitkomen of dat ze op een dubbel salaris zitten? Kortom, zorg voor een integrale aanpak rondom één doelgroep met regie op cliëntniveau, bijvoorbeeld voor de doelgroep(en) van het armoedebeleid.
1
SMART = Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden.
14
S c h ul d h u l p v e r l e ni n g Algemeen Er moet meer aandacht en een vangnet komen voor de doelgroep jongeren binnen de schuldhulpverlening in de gemeente Delft. Als gemeente zou je in kaart moeten proberen te brengen hoe groot de doelgroep jongeren in Delft met schulden is en waarom zij zich niet melden bij allerlei instanties als deze groep wel substantieel qua omvang is. Hierin kan meer inzicht ontstaan door een integrale aanpak van deze groep, waarbij met verschillende gemeentelijke en niet-gemeentelijke partijen rondom deze groep wordt samengewerkt om dit in kaart te brengen. De Budgetwinkel zou zich meer toe moeten leggen op een integrale vorm van dienstverlening, waarbij veel met andere partijen wordt samengewerkt. Het convenant BAW kan hiervoor als voorbeeld dienen. Partijen die samen moeten werken om de veelal moeilijke doelgroep aan te pakken moeten elkaar beter kennen, weten wat ze van elkaar kunnen verwachten en wat ieders mogelijkheden zijn. Op deze wijze zal het wellicht mogelijk worden om het uitvalpercentage te verkleinen en het slagingspercentage te verhogen. Dit gaat in de richting van regie op cliëntniveau. Er zou een aanpak ontwikkeld moeten worden om het resultaat van de schuldhulpverlening te vergroten. Er zou bijvoorbeeld meer onderzoek gedaan kunnen worden naar de gevallen waarin het wel lukt om deze saneringsrijp te maken. Bovendien zou bekeken kunnen worden wie de groep is waar het schuldhulpverleningstraject succesvol wordt afgesloten (slagingspercentage). Wie zijn dat? Waar hangt het vanaf of mensen saneringsrijp te maken zijn? Waar hangt het vanaf of iemand succesvol door het schuldhulpverleningstraject rolt? Hierop zouden dan criteria ontwikkeld kunnen worden. Tevens moeten er instrumenten ontwikkeld worden om met / voor de groep ‘afvallers’ (niet saneringsrijp te maken) iets te doen. Daarnaast moet er ook veel meer aandacht komen voor preventie op het gebied van schuldhulpverlening. Dit betekent meer aandacht in het voortraject, maar ook in de nazorg om te voorkomen dat men terugvalt in de oude situatie van schuldenaar. Er zijn drie vormen van preventie, namelijk preventie gericht op het voorkomen van problematische schulden, het vroegtijdig signaleren van problematische schulden en het voorkomen van recidive. In de gemeente Delft wordt met name aandacht gegeven aan de eerste vorm en verdienen de andere twee vormen van preventie meer aandacht dan ze nu krijgen. Op alle vlakken, namelijk budgetvoorlichting, budgetbegeleiding en budgetbeheer, is er meer begeleiding nodig voor de moeilijke doelgroepen. Dit kan in de vorm van budgetbuddies. De Budgetwinkel is aangesloten bij het NVVK en werkt volgens die kwaliteitsrichtlijnen (de term saneringsrijp is afkomstig van het NVVK). Het zou echter mooi zijn als er ook een toets plaatsvindt in hoeverre de Budgetwinkel in de praktijk daadwerkelijk in staat is om volgens deze richtlijnen te werken (3 maanden voor het advies, 4 maanden voor de afronding (120 dagen model) etc). Dit zou wellicht kunnen leiden tot kortere doorlooptijden bij de Budgetwinkel of het op NVVK niveau vaststellen van meer realistische doorlooptijden, die zijn afgestemd op de huidige landelijke problematiek betreffende schuldhulpverlening.
15
Convenant BAW Het convenant BAW is een mooi initiatief dat navolging behoeft. Er zijn echter ook hier, gezien de startfase waarin het convenant BAW zich bevindt, een aantal aandachtspunten: Pas op voor overregulatie door te veel afspraken met veel verschillende partijen. Biedt de professionals binnen het convenant BAW meer ruimte om situationeel te kunnen handelen De terugkoppeling van informatie naar partijen binnen het convenant BAW is een aandachtspunt. Oplossing: één centraal registratiesysteem Maak de verantwoordingsstructuur helder, met name voor partijen binnen het convenant BAW die zelf ook onderdeel zijn van de gemeente Houdt continue aandacht voor samenwerking en afstemming tussen de verschillende partijen. Maak tevens aan iedereen duidelijk wie de regierol binnen het convenant BAW vervult Stel duidelijke doelen zodat succes ook aangetoond kan worden. WMO Aanbevelingen op het gebied van de WMO zijn de volgende: Zorg voor coördinatie en overzicht betreffende de relevante partijen binnen de WMO. Belangrijk is ook een ‘trekker’ bij de invoering, die zorgt voor coördinatie, motivatie en het beantwoorden van vragen; Centrale registratie van informatie en uitwisseling van informatie zijn zeer belangrijk. Een centraal registratiesysteem kan hiervoor een oplossing bieden (zie ook constatering binnen het convenant BAW). Een dergelijk systeem zal de afstemming en communicatie van de verschillende betrokken partijen ook vereenvoudigen. Tevens zal dit bijdragen aan de matching van geïndiceerde zorgvrager en uitvoerende zorgverlener. Maak onderlinge taken, verantwoordelijkheden, mogelijkheden en knelpunten van de verschillende partijen duidelijk, zowel voor de partijen zelf als voor de andere partijen. Dus niet alleen weten wat je eigen taken, verantwoordelijkheden, mogelijkheden en knelpunten zijn, maar ook op de hoogte zijn van die van de andere betrokken partijen; Vertaal de wettelijke doelstellingen van de WMO (‘meedoen in brede zin’) naar concrete en operationele doelstellingen voor de gemeente Delft. Probeer de operationele doelstellingen uit te werken in indicatoren en daar streefwaarden aan te hangen (nulwaarde: wat is de situatie nu?; streefwaarde: wat is het doel op moment x?) Breng tevens in kaart wie de doelgroepen van de WMO zijn, uitgewerkt in socio-demografische kenmerken, en maak een inschatting van de omvang van de verschillende doelgroepen. Kortom, wat willen we bereiken, voor wie, hoe willen we dat gaan doen en wat mag dat kosten? Tot slot is het ook belangrijk om na te denken over de wijze waarop controle en verantwoording moet plaatsvinden (monitoring en evaluatie).
16
1
Inleiding
1.1
Inleiding onderzoek armoede
Armoede Er zijn vele armoedebegrippen en inkomensbegrippen in omloop, variërend van enge tot ruime definities van deze begrippen. Ook wordt er wel gesproken over minima of minimaplus (minimuminkomen + 20%) of lage inkomens. Hieronder volgt een korte uiteenzetting van het begrip armoede en wordt een definitie gegeven. Wat is armoede?1 Armoede is een complex verschijnsel met veelal samenhangende dimensies (inkomen, maatschappelijke participatie, opleidingsniveau, gezondheid, zelfredzaamheid, wonen en leefomgeving). Het toekomstperspectief is hierbij een belangrijk onderscheidend kenmerk, vooral in situaties waarin niet of nauwelijks uitzicht is op werk of verandering van leefsituatie. Armoede kan worden gezien als een zodanig gebrek aan financiële middelen, dat niet tegemoet kan worden gekomen aan de behoeften die de samenleving als noodzakelijk ziet. Armoede kan ook breder worden gedefinieerd als onvoldoende mogelijkheden om volwaardig deel te nemen aan de samenleving. Het gebrek aan mogelijkheden kan het gevolg zijn van onvoldoende financiële middelen, maar ook van een gebrek aan een sociaal netwerk, een laag opleidingsniveau of een slechte gezondheid. Vaak hangen deze zaken samen.2 Armoede kan breed gedefinieerd worden als sociale uitsluiting of eng als een tekort aan financiële middelen (zie Gemeentelijk armoedebeleid, SGBO en StimulanSZ, 2005 / 2006). Integraal armoedebeleid Gemeenten hebben de mogelijkheden en de zorgplicht om burgers die in een situatie van armoede verkeren te ondersteunen. Door de korte afstand tot burgers zijn gemeenten bij uitstek de overheidsorganen die problemen bij individuele burgers kunnen onderkennen en hiervoor maatwerk kunnen leveren. In aanvulling op het generieke inkomensbeleid van het Rijk (waaronder de WWB, die gemeenten uitvoeren) kunnen zij hiervoor diverse inkomensondersteunende en andere maatregelen treffen. Daarnaast kunnen zij samenwerken met (semi-) overheidsinstanties van bijvoorbeeld maatschappelijk werk en gezondheidszorg en particuliere (charitatieve) organisaties. Het is belangrijk dat gemeenten ervoor zorgen dat hun eigen maatregelen en activiteiten van andere organisaties optimaal in het totale aanbod van lokale activiteiten en maatregelen worden geïntegreerd. Integraal armoedebeleid bevordert een goede afstemming van activiteiten en maatregelen en kan overlap en blinde vlekken voorkomen. Het kan dus een belangrijke succesfactor zijn voor effectief en doelmatig beleid. Om integraal armoedebeleid te realiseren moeten gemeenten de regie over de keten van organisaties en gemeentelijke diensten in handen nemen.3
1 2
3
Bron: Gemeentelijk armoedebeleid, SGBO en StimulanSZ, 2005 / 2006. Zie de omschrijving van armoede in het Nationaal Actieplan ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting 2003, Ministerie van SZW, 2003. Gemeentelijk armoedebeleid, SGBO en StimulanSZ, 2005/2006.
17
Voor regievoering bestaan diverse modellen, waaronder het onderstaande 5 S-en model. 5 S-en model: 1.
situeren inzicht in de behoefte van de doelgroep inzicht in het lokale krachtenveld
2.
steun creëren
3.
stimuleren
betrekken belangenbehartigers en uitvoerders uitdragen prioriteit pro-actieve houding 4.
structureren rolverdeling overlegstructuur
5.
sturen en beïnvloeden mate van aansturen belonen en ondersteunen
Schuldhulpverlening Eén van de maatregelen die gemeenten kunnen inzetten om armoede tegen te gaan is schuldhulpverlening. Problematische schulden en armoede gaan vaak samen. Burgers met ernstige schulden ontbreekt het vaak aan middelen om hun schulden af te lossen en daarnaast te voorzien in de noodzakelijke levensbehoeften. Lossen ze hun schulden niet af, dan komen ze in de problemen met schuldeisers. Dit kan er toe leiden dat ze hun inboedel moeten verkopen of op straat worden gezet. Met de recente stijging van het aantal personen met problematische schulden is bij veel gemeenten de aandacht voor schuldhulpverlening toegenomen. 1 Aanleiding voor het onderzoek Als vertegenwoordigers van de Delftse burgers houdt de gemeenteraad van Delft toezicht op de uitvoering en resultaten van het gemeentebeleid. De Rekenkamer Delft heeft als, instrument van de raad, tot taak deze te informeren over de effectiviteit en doelmatigheid van het lokale beleid. Vanuit die doelstelling heeft de Rekenkamer aan Research voor Beleid en het Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven (IOO) opdracht gegeven het Delftse armoedebeleid te evalueren. De aanleiding van het onderzoek was het feit dat er veel berichten in de lokale media over armoede in de gemeente Delft verschenen. In het onderzoek is nagegaan hoe effectief en doelmatig het armoedebeleid van de gemeente is. Het onderzoek diende zich met name te richten op de mate waarin en de wijze waarop de gemeente Delft het armoedebeleid integraal heeft georganiseerd en uitvoert. Neemt de gemeente Delft hierin de regierol op zich? Daarnaast was de opdracht te focussen op schuldhulpverlening en meer specifiek op schuldhulpverlening voor jongeren. Dat laatste vanuit signalen dat het aantal jongeren met problematische schulden, in ieder geval op landelijk niveau, sterk is gestegen en het voor hulpverleners lastig is deze groep te bereiken. De evaluatie van het Delftse armoedebeleid diende ook aandachtspunten op te leveren voor de gemeentelijke organisatie van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Deze wet,
1
Benchmark Schuldhulpverlening, SGBO/StimulanSZ. 2001-2005.
18
waarin de Welzijnswet, de WVG en Huishoudelijke Zorg uit de AWBZ opgaan, wordt op 1 januari 2007 landelijk ingevoerd. Met de invoering van de WMO worden gemeenten verantwoordelijk voor maatschappelijke ondersteuning. Omdat de WMO beoogt de samenhang tussen activiteiten en beleid rond maatschappelijke ondersteuning te bevorderen, behoort integraal beleid in samenwerking met lokaal opererende welzijnsorganisaties en zorginstellingen tot de doelstellingen van de WMO1. Effectiviteit en doelmatigheid vragen in deze om een sterke regie door de gemeente. Onderzoek naar de mate waarin en de manier waarop de gemeente Delft het lokale armoedebeleid integraal heeft georganiseerd en over dit beleid de regie voert, kan daarom aandachtspunten opleveren voor de organisatie van de WMO.
1.2
Probleemstelling en onderzoeksvragen
Voorafgaand aan het onderzoek is de volgende probleemstelling geformuleerd: ‘Heeft de gemeente Delft de implementatie en uitvoering van het armoedebeleid adequaat georganiseerd? In hoeverre zijn deze ervaringen te benutten bij de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning?’ Op basis van de probleemstelling zijn drie onderzoeksvragen geformuleerd. Deze luiden als volgt: 1.
Hoe geeft de gemeente Delft invulling aan haar regierol in het kader van de implementatie en uitvoering van het armoedebeleid?
2.
Is in de gemeente Delft de schuldhulpverlening voor doelgroepen (m.n. jongeren) doelmatig en effectief georganiseerd?
3.
Wat zijn op grond van ervaringen met de organisatie en implementatie van het armoedebeleid punten die beleidsmatig extra aandacht behoeven bij de invoering van de WMO?
Binnen het onderzoek is de focus gelegd op de organisatie van de schuldhulpverlening (onder andere voor jongeren), de integrale dimensie van het armoedebeleid,de regierol van de gemeente en leerpunten voor WMO. Bij ons onderzoek beschouwen we de collegeperiode 2002 – 2006. Aangezien het nieuwe college in 2006 van start is gegaan, hebben de cijfers betrekking op de periode 2002 – 2005. Bovenstaande onderzoeksvragen zullen in de conclusies en aanbevelingen expliciet beantwoord worden.
1.3
Onderzoeksaanpak
Voorafgaand aan het onderzoek zijn de onderzoeksvragen uitgewerkt in een lijst van meer specifieke vragen, die samen het onderzoekskader vormen. Dit kader is hieronder weergegeven. De onderzoeksaanpak bestaat uit twee onderdelen of stappen: Stap 1 Documentanalyse Stap 2 Interviews met relevante partijen binnen het armoedebeleid in Delft 1
Memorie van toelichting op de WMO.
19
Stap 1 Documentanalyse In deze stap zijn de documenten geanalyseerd die in bijlage 1 zijn weergegeven. Dit is gebeurd met behulp van de vragen in het analysekader behorend bij stap 1 (zie hieronder). Op basis van de antwoorden op de vragen uit het analysekader zijn vervolgens antwoorden op de onderzoeksvragen geformuleerd. Voor de documentanalyse is aan de contactpersoon in de sector Werk, Inkomen & Zorg gevraagd relevante beleidsdocumenten op te sturen. Dit is gebeurd in drie ronden. In de tweede en derde ronde is specifiek gevraagd naar informatie over zaken waarover nog onduidelijkheid bestond. Alle opgestuurde documenten zijn bestudeerd. Daarnaast is literatuur over armoedebeleid bestudeerd en zijn documenten (jaarverslagen en evaluaties) van geïnterviewde diensten en organisaties geanalyseerd. Bijlage 1 bevat een lijst met bestudeerde documenten. Bij de documentanalyse zijn we uitgegaan van de brede definitie van armoede. Analysekader documentanalyse (stap 1) Doelen, opzet en middelen armoedebeleid Welke (beleids)doelen heeft de gemeente Delft geformuleerd? Wie zijn de doelgroepen? Wat zijn de beoogde (beleids)effecten? Kunnen deze effecten eenduidig gemeten en dus aangetoond worden? (bijv. minder sociale uitsluiting, hogere participatiegraad allerlei evenementen etc.) Welke indicatoren worden gebruikt? Welke beleidskeuzes worden er gemaakt binnen de lokale maatregelen om armoede tegen te gaan? Welke lokale maatregelen neemt de gemeente Delft ter bestrijding van armoede en welke instrumenten worden hiervoor ingezet? In welke mate is er sprake van samenhang tussen de maatregelen en instrumenten? Worden bepaalde maatregelen en instrumenten gecombineerd ingezet, en zo ja, welke? Uitvoering en resultaten Wordt het armoedebeleid door de gemeente Delft geïmplementeerd en uitgevoerd zoals dat bij aanvang beoogd was? Welke doelgroepen worden daadwerkelijk bereikt? Wat doet de gemeente Delft eraan om deze doelgroepen te bereiken? In hoeverre worden de gestelde doelen gerealiseerd en de beoogd effecten bereikt? Op welke wijze vindt informatievoorziening naar actoren plaats? Wat zijn de ervaringen met de inkoop van zorgtrajecten, de matching van zorgvrager en zorgaanbieder en de controle op het zorgresultaat?
Stap 2 Interviews met relevante partijen binnen het armoedebeleid in Delft Na de documentanalyse zijn tien diepte-interviews afgenomen met vertegenwoordigers van de gemeente en lokale organisaties waarmee de gemeente in het kader van het armoedebeleid samenwerkt of die vanuit hun expertise inzicht konden geven in het lokale armoedebeleid. Onze contactpersoon in de sector Werk, Inkomen & Zorg heeft ons een memo d.d. 23 juni 2006 aangeleverd met daarin een overzicht van relevante partijen in de gemeente Delft.
20
Om vervolgens op basis van deze uitgebreide lijst een selectie te kunnen maken van 8 – 10 partijen, hebben wij de volgende uitgangspunten gehanteerd: enge definitie van ‘armoede’, namelijk als zijnde een tekort aan financiële middelen focus op relatie armoede en tekort aan financiële middelen breed, schuldhulpverlening specifiek uitgangspunt: partijen zoals genoemd in de memo van de gemeente Delft d.d. 23 juni 2006, daarbinnen focus aanbrengen in partijen op basis van: enge definitie ‘armoede’ focus op schuldhulpverlening gevonden informatie over de betreffende partijen in de documentanalyse. Kortom, stap 2 van het onderzoek gaat uit van de enge definitie van armoede. Dat wil zeggen dat beleid wordt geëvalueerd dat zich richt op: het tegengaan of oplossen van financiële problemen bij burgers die onder de armoedegrens leven, financiële ondersteuning van burgers die onder de armoedegrens leven. Deze steun kan de vorm hebben van geld of van speciale voorzieningen die uitgaven besparen. Vervolgens hebben wij bij het samenstellen van het definitieve lijstje met te benaderen partijen, dat iets omvangrijker was dan het uiteindelijke lijstje met geslaagde gesprekken, ook rekening gehouden met een spreiding over de volgende twee groepen: onderdeel van de gemeente of geen onderdeel van de gemeente (= subsidierelatie met de gemeente of onafhankelijk van de gemeente). Uiteindelijk hebben vijf gesprekken plaatsgevonden met medewerkers van de gemeente Delft en vijf gesprekken met instanties die hetzij een subsidie ontvangen van de gemeente Delft of onafhankelijk zijn van de gemeente Delft. Een lijst met geïnterviewde personen is opgenomen in bijlage 2. Behalve deze personen zijn nog een aantal medewerkers van de gemeente en andere instanties telefonisch bevraagd over zaken waarover bij het onderzoeksteam onduidelijkheid bestond. Bijlage 3 bevat een gespreksleidraad die als richtlijn heeft gediend voor de interviews. Deze gespreksleidraad is gebaseerd op het analysekader dat we in eerste instantie voor ogen hadden en het 5 S-en model. Analysekader interviews (stap 2) Analyse van regie en samenwerking binnen het armoedebeleid Welke instellingen en maatschappelijke organisaties spelen een rol bij de implementatie en uitvoering van het armoedebeleid? Hoe ziet de voorzieningenstructuur binnen de gemeente Delft eruit voor wat betreft het armoedebeleid? Is deze structuur dekkend? Wat is de aard van de samenwerkingsrelatie tussen gemeente en relevante instelling (subsidierelatie, opdrachtgever-opdrachtnemer, convenant, ad hoc basis)? Zijn deze instellingen en maatschappelijke organisaties vanuit het verleden al gewend om samen te werken? Wordt er (ook) samengewerkt met instellingen en maatschappelijke organisaties uit andere gemeenten? Slaagt de gemeente erin de eenheid van het beleid te bewaken? Welke rol speelt de gemeente Delft in de organisatie van de samenwerking van partners die betrokken zijn bij het armoedebeleid? In hoeverre zorgt de gemeente Delft ervoor (indien nodig) dat er draagvlak ontstaat bij de organisaties in het veld voor het (armoede)beleid?
21
Toetsing van regierol en samenwerking met het oog op de WMO De gemeente Delft vervult in haar beleid de rol van regisseur. Regie is daarbij op te vatten als een bijzondere vorm van sturen en is gericht op de afstemming van actoren, hun doelen en handelingen tot een min of meer samenhangend geheel met het oog op een bepaald resultaat van al deze handelingen. 16 Aan de regierol kan een aantal algemene componenten worden onderscheiden waaraan de feitelijke invulling van de regierol kan worden afgemeten - ongeacht van welk type regisseur sprake is. Deze componenten zijn: overzicht over de gehele situatie; verantwoordelijkheid voor het geheel nemen; het uitzetten of organiseren van beleidslijnen ten aanzien van het geheel; het organiseren van samenwerking met het oog op het geheel.
1.4
Leeswijzer
De volgende hoofdstukken bevatten de uitkomsten en conclusies van het onderzoek en aandachtspunten voor de gemeente Delft. Hoofdstuk 2 beschrijft het armoedebeleid van de gemeente Delft. Dit betreft met name een beschrijving van het beleid. Hoofdstuk 3 gaat in op de uitvoering en resultaten van het armoedebeleid. Hoofdstuk 4 gaat in op de uitvoering en de resultaten van schuldhulpverlening met ‘jongeren’ als speciale doelgroep. Hoofdstuk 5 gaat in op de regierol van de gemeente Delft met betrekking tot armoedebeleid en schuldhulpverlening. Hoofdstuk 6 bevat aandachtspunten voor de invoering van de WMO in Delft. Het hoofdstuk met conclusies en aanbevelingen staat aan het begin van het rapport en doet mede dienst als samenvatting. In dit hoofdstuk wordt ook ingegaan op de probleemstelling en worden de onderzoeksvragen beantwoord. Ook wordt bekeken in hoeverre de collegedoelstellingen van de periode 2002 – 2006, voor zover betrekking hebbend op armoedebeleid, zijn gerealiseerd.
16
Deze definitie is overgenomen uit het onderzoeksvoorstel van de Rekenkamer Delft en is ontleend aan een project van het ministerie BZK waarin onderzoek wordt gedaan naar de lokale regierol.
22
2
Het Delftse armoedebeleid
2.1
Afbakening van het armoedebeleid in Delft
De gemeente Delft hanteert de termen armoede en armoedebeleid in diverse beleidsstukken. De term armoede komt terug in de onlangs door de gemeente georganiseerde armoedeconferentie, waarin de vraag centraal stond welk beleid bestendigd moet worden en welk nieuw beleid er moet komen. Ook komt de term armoede terug in de binnenkort te verschijnen Monitor lage inkomens Delft (vergelijkbaar aan het landelijke onderzoek van SCP). Met armoedebeleid doelt de gemeente onder andere op beleid gericht op financiële ondersteuning van burgers, het voorkomen van sociale uitsluiting of het bevorderen van maatschappelijke participatie. Hoewel armoede en armoedebeleid dus wel gehanteerde termen zijn binnen de gemeente Delft, is het armoedebeleid niet eenduidig gedefinieerd of in een afgebakend beleidsveld georganiseerd. Dit kan verklaard worden door het feit dat de gemeente Delft programma georiënteerd is en armoede geen apart programma is. In plaats daarvan bevatten verschillende programma’s maatregelen die als armoedebeleid gedefinieerd kunnen worden. Bij gebrek aan een duidelijke afbakening heeft het onderzoeksteam besloten het armoedebeleid van de gemeente Delft zelf te definiëren. Volgens de literatuur17 kan armoede eng worden gedefinieerd als een tekort aan financiële middelen. Armoedebeleid is dan beleid gericht op inkomensondersteuning van burgers met onvoldoende financiële middelen. Armoede kan volgens de literatuur ook ruim worden gedefinieerd als sociale uitsluiting. De bijbehorende definitie van armoedebeleid zou dan zijn het voorkomen van maatschappelijke uitsluiting. Volgens die laatste definitie vallen bijvoorbeeld ook maatregelen om eenzame ouderen bij de samenleving te betrekken, onderwijs aan achterstandsgroepen en psychische hulp aan daklozen onder het armoedebeleid. Vanuit de gedachte dat diepgaand onderzoek naar een relatief beperkt, maar duidelijk afgebakend beleidsveld waardevollere informatie kan opleveren dan meer oppervlakkig onderzoek naar een breed, minder helder gedefinieerd beleidsveld, is gekozen voor de enge definitie van armoedebeleid. Inkomensondersteuning is echter wel ruim opgevat. Behalve naar uitkeringen en toelagen is gekeken naar kostenbeperkende maatregelen als kwijtscheldingen, kortingen, vergoedingen en ander beleid dat duidelijk is gerelateerd aan zowel financiën als armoede, zoals schuldhulpverlening. Het is van belang hier op te merken dat de reguliere bijstand buiten beschouwing is gelaten, omdat de WWB geen initiatief is van gemeenten, maar een wettelijke regeling die gemeenten verplicht moeten uitvoeren. Om deze redenen wordt de bijstand volgens de literatuur niet tot het gemeentelijk armoedebeleid gerekend.18 Omdat het veel te ver zou voeren om ook de reguliere bijstand in het onderzoek te betrekken, hebben wij in aansluiting bij de literatuur de reguliere bijstand buiten dit onderzoek gehouden.
17
Nationaal Actieplan ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting 2003, Ministerie van SZW, 2003 en de publicatie Gemeentelijk armoedebeleid, SGBO/StimulanSZ, 2005/2006. 18 Gemeentelijk armoedebeleid, SGBO/StimulanSZ, 2005/2006.
23
Hoewel de gemeente Delft geen afgebakend armoedebeleid kent, gebruiken we deze term, omwille van de leesbaarheid, wel in de rest van het rapport. Hiermee doelen we op al het beleid van de gemeente Delft dat volgens de gehanteerde definitie als armoedebeleid kan worden aangemerkt.
2.2
Doelstellingen van het armoedebeleid
Om de effectiviteit van het armoedebeleid van de gemeente Delft te kunnen bepalen, moet worden geëvalueerd in hoeverre de beleidsdoelstelling van het armoedebeleid gerealiseerd is. Aangezien armoedebeleid binnen de gemeente Delft geen afgebakend beleidsveld vormt, heeft de gemeente geen centrale doelstelling geformuleerd voor “het” armoedebeleid. Om toch te kunnen bepalen of het armoedebeleid effectief is, heeft het onderzoeksteam, uitgaande van de enge definitie van armoedebeleid, de beleidsdoelstelling van de gemeente geformuleerd als het voorkomen en tegengaan van een tekort aan financiële middelen bij burgers. In het onderzoek is nagegaan in hoeverre de gemeente Delft hierin slaagt. Ook is nagegaan in hoeverre de gemeente is geslaagd in het realiseren van doelstellingen uit het collegeprogramma 2002-2006 voor specifieke maatregelen die volgens de gehanteerde definitie onder het armoedebeleid vallen. Deze doelstellingen zijn: 1. Ervoor zorgen dat het bereik van de bijzondere bijstand jaarlijks toeneemt onder zowel bijstandsgerechtigden als andere bevolkingsgroepen en hiervoor in 2002 een communicatieplan opstellen. 2. Aandacht geven aan het vergoeden van computers met bijzondere bijstand. 3. Een vereveningsreserve invoeren om eventuele overschrijdingen van de begroting van de bijzondere bijstand te kunnen opvangen. 4. Schuldhulpverlening integraal aanpakken. 5. Schuldhulpverlening meer richten op preventie en voorkoming van recidive. 6. Het aanbod van de Delftpas (een pas waarmee Delftenaren korting kunnen krijgen op onder andere culturele en educatieve activiteiten in Delft, Den Haag en Rotterdam) uitbreiden. Deze doelstellingen zullen met name in de hoofdstukken 2, 3 en 4 aan bod komen. In het hoofdstuk conclusies en aanbevelingen zal expliciet aangegeven worden welke doelstellingen wel en welke niet zijn gehaald.
2.3
Doelgroepen van het beleid
Net als armoedebeleid van veel andere gemeenten19, is een groot deel van het armoedebeleid van de gemeente Delft gericht op burgers met een bijstandsuitkering of een inkomen gelijk aan of lager dan 110% van de landelijke bijstandsnorm20, exclusief studenten en bewoners van inrichtingen. Deze doelgroep wordt hierna, in navolging van de gemeente, aangeduid met de term minima. 19
Andere gemeenten die dit percentage hanteren zijn bijvoorbeeld Alphen aan de Rijn, Dinkelland, Hengelo, Leiden, Ten Boer, Tiel en Zoetermeer. 20 Op dit moment krijgt een alleenstaande van 21 jaar of ouder een netto-uitkering van € 574,37 per maand (50% van het minimumloon) en een vakantietoeslag van € 29,59 per maand. Voor mensen met kinderen, gehuwden, samenwonenden, jongeren, mensen van 65 jaar of ouder en bewoners van instellingen gelden andere bedragen. (Bron: www.kennisring.nl)
24
Voor wat betreft de omvang van de groep minima beschikt de gemeente over twee schattingen.21 De ene schatting is gemaakt door het Centrum voor Onderzoek van de Economie van Lagere Overheden (Coelo), de andere heeft de gemeente zelf gemaakt op basis van belastingdienstgegevens die recentelijk door het CBS zijn vrijgegeven. Beide schattingen hebben betrekking op het aantal volwassen Delftenaren met een bijstandsuitkering of een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm in 2002, exclusief studenten en personen in een inrichting. Coelo heeft dit aantal op 8.300 geschat, waarvan 3.300 personen met een bijstandsuitkering en 5.000 “overige minima”. Zelf heeft de gemeente het aantal minima op 6.200 geschat, door 4.960 (het aantal minima huishoudens in Delft volgens de belastingdienst in 2002) te vermenigvuldigen met 1,25 (het gemiddelde aantal volwassenen in een huishouden met een bijstandsuitkering volgens het uitkeringsbestand van WIZ). Als van deze 6.200 minima de 3.300 bijstandsgerechtigden in 2002 worden afgetrokken, komt men uit op 2.900 overige minima. De gemeente gaat ervan uit dat het aantal minima op dit moment lager is dan in 2002, omdat het aantal bijstandsgerechtigden op 1 januari 2006 lager was dan het aantal bijstandsgerechtigden in 2002 (2.900 ten opzichte van 3.300). 22 De kenmerken van de groep burgers met een bijstandsuitkering (leeftijd, geslacht, enzovoort) zijn bekend. Deze zijn vastgelegd bij de sociale dienst (=WIZ). De kenmerken van de groep overige minima zijn niet bekend. De regelingen op het gebied van armoedebeleid richten zich niet allemaal op dezelfde doelgroep. Voor het Sportfonds, de Delftpas, de regeling Kwijtschelding gemeentelijke belastingen en de AV-Delft worden inkomensgrenzen gehanteerd variërend van 100% tot 120% van de bijstandsnorm. Voor de bijzondere bijstand geldt een draagkrachtgrens van 110%.23 Voor de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) geldt een draagkrachtgrens van 150%. Het verschil in doelgroep per regeling is niet in alle gevallen de keuze van de gemeente. De grenzen voor onder meer de regeling Kwijtschelding gemeentelijke belastingen en de WVG zijn in de wet vastgelegd. Verder gelden voor veel regelingen, naast een bepaald inkomensniveau, aanvullende voorwaarden. Zo worden de kosten van computers alleen vergoed voor minima die een computer nodig hebben in het kader van activering of die schoolgaande kinderen hebben in groep 7 of 8 van de basisschool of op het vwo, vmbo of mbt (tot 18 jaar) waarvoor een computer belangrijk is. Ook zijn er regelingen die zowel voor minima als voor niet-minima gelden, maar die voor minima extra voordelen bevatten. Zo kost de Delftpas bijvoorbeeld minder voor minima dan voor niet-minima. Ten slotte voert de gemeente beleid uit dat minima niet als specifieke doelgroep onderscheid, maar waarvan de doelgroep in de praktijk wel grotendeels uit minima bestaat. Voorbeelden hiervan zijn schuldhulpverlening en de sociaaljuridische hulpverlening door het Instituut Sociale Raadslieden.
21
Bron: Memo aantallen huishoudens minima zonder bijstandsuitkering 2006. Bron: Memo van de gemeente Delft aan de rekenkamer Delft van 1 december 2006. 23 Ook met een hoger inkomen kan men in aanmerking komen voor bijzondere bijstand, maar dan onder verrekening van draagkracht. 22
25
2.4
Maatregelen van Delft op het gebied van armoedebeleid
Deze paragraaf bevat korte beschrijvingen van maatregelen van de gemeente Delft op het gebied van armoedebeleid. De maatregelen worden beschreven in subparagrafen. De indeling in subparagrafen is gebaseerd op de publicatie Gemeentelijk armoedebeleid van SGBO en StimulanSZ uit 2005/2006. Deze publicatie noemt verschillende maatregelen die gemeenten kunnen ontplooien op het gebied van armoedebeleid: 1 Bijzondere bijstand 2 Bevordering van maatschappelijke participatie 3 Beperken van zorg- en ziektekosten en verkleinen van sociaal-economische gezondheidsverschillen 4 Preventie en tegengaan van niet-gebruik 5 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen 6 Schuldhulpverlening 7 Langdurigheidstoeslag 8 Beperken woonlasten en aanpakken achterstandswijken 9 Toeslagen op de algemene bijstand Vrijwel alle door SGBO/StimulanSZ genoemde maatregelen zijn inkomensgerelateerd, hetzij inkomensondersteuning in de vorm van extra middelen of kortingen / kwijtscheldingen. Voor elk van de negen maatregelen die gemeenten kunnen nemen op het gebied van armoedebeleid, wordt in de subparagrafen 2.4.1 t/m 2.4.9 bekeken hoe de gemeente Delft ze invult. In hoofdstuk 3 volgen evaluaties van de verschillende maatregelen. Het schuldhulpverleningsbeleid van de gemeente wordt apart en uitgebreider geëvalueerd in hoofdstuk 4.
2.4.1
Bijzondere bijstand
Bijzondere bijstand is een belangrijk onderdeel van het armoedebeleid van de gemeente Delft. Ze staat los van de reguliere bijstand. Anders dan de reguliere bijstand kan de bijzondere bijstand zelf door gemeenten worden ingevuld. De bijzondere bijstand richt zich op de vergoeding van bijzondere noodzakelijke kosten van bestaan. Bijzondere bijstand moet worden aangevraagd bij de sector Werk, Inkomen en Zorg (WIZ), die ook de reguliere bijstand uitvoert. De gemeente Delft verstrekt bijzondere bijstand als zij van mening is dat iemands inkomen onvoldoende is om noodzakelijke kosten te dekken. De draagkrachtgrens die de gemeente Delft hanteert voor de bijzondere bijstand bedraagt 110% van de bijstandnorm (= de op de situatie van toepassing zijnde bijstandnorm plus 10%). Dit betekent dat burgers met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm (waaronder personen met een reguliere bijstandsuitkering) in aanmerking kunnen komen voor bijzondere bijstand. 24 Het huidige college heeft voorgesteld dit percentage per 1 januari 2007 op te voeren naar 120% en daarna tot 130%.
24
Bron: Dit geld(t) voor u. Zoals aangegeven in paragraaf 2.3 gelden voor de bijzondere bijstand in feite meerdere draagkrachtgrenzen. De grens van 110%
26
Bijzondere bijstand is niet limitatief: het kan in principe voor alles aangevraagd worden, waaronder de regelingen/bestaanskosten die zijn opgenomen in tabel 2.1.25 Er wordt in Delft sinds 1997 geen drempelbedrag gehanteerd voor de bijzondere bijstand, dus ook bedragen onder de 50 euro worden vergoed. Tabel 2.1
Voorbeelden van regelingen/bestaanskosten die kunnen worden vergoed
Bijkomende studiekosten
Psychologische hulp
Alarmeringsapparatuur
Psychotherapie
Babykamer: meubilair en duurdere spullen
Meubilair en apparatuur
Babypakket
Orthopedisch schoeisel
Borstprothese
Plaswekkers
Brillen en lenzen
Pruiken
Computers
Ringleiding
Diëten
Steunzolen en dynamische zolen
Elastische kousen
Tandartskosten en orthodontie
Elektrische epilatie
Telefoonkosten
Energiekosten
Thuiszorg
Extra kosten wassen/slijtage van kleding
Vaste lasten tijdens verblijf in inrichting
Fysiotherapie en oefentherapie
Verhuiskosten en opknapkosten
Homeopathische/antroposofische middelen
Voetverzorging
Hoortoestellen
Woonkosten (voor huiseigenaren en huurders van
Kraamzorg en babypakket
zelfstandige wooneenheden)
Peuterspeelzaal (Voorschool)
In 2004 bezuinigde het Rijk op zijn bijdrage aan de bijzondere bijstand van gemeenten. Bovendien moesten op last van het Rijk categoriale bijzondere bijstandsregelingen worden afgeschaft. Categoriale bijstand houdt in dat voor iedereen op een bepaald inkomensniveau wordt verondersteld, dat zij op enig moment worden geconfronteerd met bepaalde noodzakelijke kosten, waarvoor zij vervolgens bijzondere bijstand ontvangen. Niet wordt gecontroleerd of men het bedrag ook daadwerkelijk voor dit doel heeft aangewend. De gemeente Delft besloot na de bezuiniging van het Rijk dat het voorzieningenniveau gehandhaafd moest blijven: de bezuiniging moest gecompenseerd worden met andere middelen en zaken die via de afgeschafte categoriale regelingen vergoed werden, moesten vergoed blijven worden op individuele basis. Regeling Computers en Bijstand De bijzondere bijstandsregeling “computers en bijstand” is hier uitgelicht omdat aandacht geven aan bijzondere bijstand voor de aanschaf van computers een specifieke doelstelling van het vorige college was (zie 2.2, doelstelling 2). Het feit dat de regeling is ingevoerd betekent dus dat de collegedoelstelling gehaald is.
25
Deze lijst is samengesteld op basis van “Dit geld(t) voor u”, een boekje dat huis aan huis is verspreid onder Delftenaren om het gebruik van de bijzondere bijstand te bevorderen. Zie 2.4.4 voor een nadere beschrijving.
27
De regeling geldt voor mensen met een bijstandsuitkering of een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm die een computer nodig hebben voor doorstroom naar werk én voor minima met schoolgaande kinderen in groep 7 of 8 van de basisschool of op het vwo, vmbo of mbt (tot 18 jaar) waarvoor een computer belangrijk is. In het laatste geval dient de regeling om leerachterstanden bij kinderen te voorkomen die zij kunnen oplopen doordat hun ouders geen geld hebben om voor hen een computer aan te schaffen. Ieder huishouden dat tot de doelgroep behoort, kan eens per vier jaar gebruik maken van de regeling. Het bedrag van de regeling voor aanschaf van een computer is vastgesteld op €1.000. De eerste € 500 gelden als gift en de rest als leenbijstand. Dit betekent een maandelijkse aflossing van € 14 voor maximaal drie jaar. Een lening is pas nodig als een bedrag bóven de € 500 wordt uitgegeven. Minimabeleid Naast de bijzondere bijstand kent de gemeente het zogenaamde minimabeleid, dat ook financiële vergoedingen/tegemoetkomingen bevat voor minima. Uit de beleidsverslagen en – plannen van WIZ blijkt geen duidelijk onderscheid tussen bijzondere bijstand en minimabeleid. Maatregelen worden soms wel en soms niet als minimabeleid gepresenteerd.26 Maatregelen die in tenminste één WIZ kwartaalverslag bij minimabeleid worden genoemd zijn: het Sportfonds (waaruit kosten vergoed worden die minima maken om aan sportactiviteiten deel te nemen), de Delftpas (die zowel wordt gefinancierd uit de bijzondere bijstand als uit het budget voor Welzijn), de AV-Delft (een gratis aanvullende categoriale zorgverzekering voor minima en mensen met een opstapbaan van de gemeente), de Tegemoetkoming onzelfstandige wooneenheden (woonkostenvergoeding voor huurders van kamers of andere onzelfstandige wooneenheden, voorheen Thowe).27 Uit de nota van de gemeente Delft aan de Rekenkamer d.d. 1 december 2006 blijkt dat de onduidelijkheid het gevolg is van het verschil tussen het beleidsmatige en het begrotingstechnische begrip minimabeleid. Dit betekent dat bepaalde regelingen die beleidsmatig tot het minimabeleid behoren (deels) worden gefinancierd uit de bijzondere bijstand en daarom begrotingstechnisch onder de bijzondere bijstand vallen. Omdat het Sportfonds, de Delftpas, de AV-Delft en de Tegemoetkoming onzelfstandige wooneenheden sterk samenhangen met de onderwerpen van andere subparagrafen, worden ze elders beschreven. Sportfonds en Delftpas komen aan de orde in de volgende subparagraaf (2.4.2 Bevorderen maatschappelijke participatie), de AV-Delft wordt behandeld in 2.4.3 (Beperken zorg- en ziektekosten en verkleinen sociaal-economische gezondheidsverschillen) en de Tegemoetkoming onzelfstandige wooneenheden is een onderwerp in 2.4.8 (Beperken woonlasten en aanpak achterstandswijken).
26
In het WIZ beleidsplan voor 2006 staat “aandeel Delftpas” bijvoorbeeld in een begrotingstabel getiteld “Bijzondere bijstand (exclusief Minimabeleid/Sportfonds)” terwijl in het WIZ beleidsverslag over het vierde kwartaal van 2005 de Delftpas onder minimabeleid in de begroting staat. 27 Bron: Beleidplan WIZ 2006
28
2.4.2
Bevorderen maatsch appelijke participat ie
Om maatschappelijke participatie te bevorderen wil de gemeente Delft deelname stimuleren aan allerhande activiteiten, waaronder sociaal-culturele, maatschappelijke, educatieve en sportieve activiteiten. Ook vrijwilligerswerk wil de gemeente stimuleren. Zeer veel beleid van de gemeente Delft heeft bevordering van maatschappelijke participatie als (een van de) doelstelling(en). In dit onderzoek is alleen gekeken naar de Delftpas en het Sportfonds, twee beleidsmaatregelen die specifiek gericht zijn op het betrekken van minima bij de maatschappij en die daarnaast financiële voordelen opleveren voor minima. Delftpas De Delftpas is voortgekomen uit een kortingsregeling voor sociaal-culturele, recreatieve, maatschappelijke en educatieve activiteiten. De pas biedt een vast pakket van kortingen op het gebied van recreatieve, sociale, culturele, educatieve en sportieve activiteiten in Delft, Rotterdam en Den Haag. De kortingen variëren van 10% tot gratis en van eenmalig tot onbeperkt. Het vaste pakket bestaat uit diensten en producten van de aangesloten gemeenten, non-profit instellingen en ondernemingen. De Delftpas is ondergebracht bij het vakteam Beleid en Projecten. De Delftpas onderscheidt minima als primaire doelgroep, maar ook niet-minima kunnen hem aanschaffen. Hier is destijds bewust voor gekozen. Ten eerste omdat de gemeente maatschappelijke participatie nodig acht voor alle Delftenaren. Ten tweede wordt een eventueel stigma van minima voorkomen: wie de pas laat zien, krijgt nu niet direct het stempel ‘arm’. Minima betalen wel minder voor de Delftpas dan andere Delftenaren. Volgens de sector WIZ rapportage 4e kwartaal 2003 betalen minima (tot 120% bijstandsnorm) € 5,00 per jaar voor de Delftpas en hoeven hun kinderen niets voor de pas te betalen. Het lage bedrag is ingesteld om een paradox te voorkomen: voor wie arm is, is een uitgave voor iets als de Delftpas al snel te hoog, dus met een te hoog tarief wordt primaire doelgroep niet bereikt. Het Delftpasbeleid gaat uit van een doelgroep van 13.000 tot 15.000 minima (Delftenaren met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm en hun gezin). De belangrijkste doelgroepen van de pas zijn, in volgorde van belangrijkheid: minima, ouderen en kinderen. Er zijn ook speciale tarieven voor studenten en nog een aantal andere groepen. Sportverenigingen zijn niet in de Delftpas opgenomen, omdat zij alleen een aanbod konden of wilden doen voor minima en niet voor de gehele Delftpasdoelgroep, namelijk alle burgers van Delft. De Delftpas wordt deels uit de bijzondere bijstand en deels uit het budget voor Welzijn gefinancierd, wat ook verklaart waarom de pas niet alleen voor minima is. Sportfonds Het Sportfonds is een op aandringen van de gemeenteraad ontwikkelde kortingsregeling voor sportactiviteiten, waar alleen minima voor in aanmerking kunnen komen. Met geld uit het Sportfonds kunnen minima korting krijgen op diverse lidmaatschappen van sportverenigingen binnen en buiten Delft en vergoedt de gemeente (een deel van) de daarbij gemaakte materiaalkosten. Het sportfonds financiert het eerste jaar € 120,00 per persoon mee, daarna € 80,00 per persoon per jaar. Om een vergoeding uit het sportfonds aan te vragen moet een aanvraagformulier worden ingevuld en opgestuurd naar WIZ.
29
2.4.3
B e p e r ke n z o r g - e n zie k t e k o s te n en verkleinen sociaalecon omis c h e g e z on d h e i d s v e r s c h i l l e n
Deze subparagraaf beschrijft twee maatregelen die de gemeente Delft heeft getroffen om de kosten van zorg- en ziektekosten voor minima te beperken en zo indirect sociaaleconomische gezondheidsverschillen te verkleinen. Het gaat om een aanvullende ziektekostenverzekering voor minima (de AV-Delft) en de eenmalige uitkering voor chronisch zieken, ouderen en gehandicapten. AV-Delft (aanvullende collectieve ziektekostenverzekering) De gemeente Delft biedt gratis een extra aanvullende ziektekostenverzekering aan voor mensen met een minimuminkomen: de AV-Delft. Dat betekent dat mensen met een bijstandsuitkering, opstapbaan (van de gemeente) of een minimuminkomen (110% van de bijstandsnorm) zich uitgebreider kunnen verzekeren. De AV-Delft is niet beschikbaar voor studenten. Bij de totstandkoming van de collectieve aanvullende verzekering was de belangrijkste doelstelling het vergroten van de mogelijkheden tot het gebruik van alle zorg door minima. Met de AV-Delft kunnen minima sneller en eenvoudiger in aanmerking komen voor vergoeding van zorgkosten. Met de wijziging van het zorgstelsel is er een andere belangrijke doelstelling aan toegevoegd, namelijk voorkomen dat premieschulden leiden tot royement. Eenmalige uitkering chronisch zieken, gehandicapten en ouderen Vanwege het uitstel van de invoering van de WMO heeft het Rijk tweemaal (in 2004 en 2005) extra geld verstrekt aan gemeenten voor de groep chronisch zieken, gehandicapten en ouderen. Delft heeft hiervan tweemaal een eenmalige uitkering verstrekt aan deze groep, in de decembermaand van deze jaren.
2.4.4
P r e ve n t i e e n t e g e n ga a n n i e t - g e b r u i k
De gemeente Delft heeft een actieve voorlichtende rol om haar burgers en minima in het bijzonder te wijzen op alle mogelijke voorzieningen binnen het armoedebeleid. Voorlichting moet onderbenutting van voorzieningen voorkomen en daardoor (financiële) problemen bij burgers zoveel mogelijk beperken. De gemeente heeft verschillende eigen instellingen/onderdelen en externe instrumenten op het gebied van voorlichting, zoals: DUIT, DrUIT, SOD (= Stichting Ouderen Delft), de Formulierenbrigade (onderdeel van SOD; voor iedere Delftenaar), Stichting Leergeld, de klantenkrant van WIZ (KWIZ), folders, bijsluiters, internet, de stadskrant, bestandskoppelingen etc. Recent is er ook een boekje huis aan huis verspreid met alle inkomensondersteunende maatregel (Dit geld(t) voor u). Delfts Uitkeringen Informatie Team DUIT is in 2001 in de gemeente Delft ontstaan na het zien van een vergelijkbaar initiatief in Hengelo (zij waren de eerste op dit gebied). Delfts Uitkeringen Informatie Team (DUIT) is onderdeel van de gemeente (WIZ / Budgetwinkel) en informeert iedereen die daarom vraagt (niet per definitie minima) over inkomensondersteunende regelingen van de gemeente en andere instanties. Bij dat laatste kan worden gedacht aan bijvoorbeeld huurtoeslag, zorgtoeslag en heffingskorting bij de Belastingdienst. DUIT voert huisbezoeken uit, is op bepaalde tijden aanwezig op plaatsen als het Informatiepunt Ouderen en verzorgt groepsvoorlichting.
30
Het team verstrekt informatie aan burgers over welke regelingen zij kunnen gebruiken, op welk bedrag zij recht hebben en bij welke instantie zij moeten zijn. DUIT speelt onder andere een rol bij het verspreiden van informatie over schuldhulpverlening en preventie van schulden door voorlichting. Medewerkers van DUIT zijn gestart met een voorlichtingscampagne gericht op het voorkomen van schulden bij jongeren. Zij bezoeken het voortgezet onderwijs (met name het derde en het vierde leerjaar) om de jongeren te wijzen over hoe om te gaan met geld. Zo worden de jongeren gewezen op de gevolgen van het kopen of afbetaling, wat aan rente wordt betaald, de kosten van het mobiel telefoneren en de kosten die gepaard gaan met zelfstandig wonen. Dit geld(t) voor u Het boekje “Dit geld(t) voor u”, een uitgave van de gemeente Delft, is in december 2005 huis aan huis in Delft bezorgd. Het bevat alle bijzondere bijstandsregelingen voor minima. Het boekje moest minima (beter) bekend maken met de bijzondere bijstandsregelingen en het gebruik van de regelingen stimuleren. De Formulierenbrigade In 2006 is door de Formulierenbrigade van start gegaan in de gemeente Delft. De Formulierenbrigade biedt de inwoners van de gemeente Delft hulp bij het invullen van (lastige) formulieren. De Stichting Ouderenwerk Delft heeft de Formulierenbrigade opgezet. De Formulierenbrigade is er niet alleen voor ouderen, maar voor iedereen die niet zelf in staat is een formulier in te vullen. De hulp geldt voor bijna alle soorten formulieren, met uitzondering van de aangifte (inkomsten) belasting. De formulierenhulp wordt dicht bij huis aangeboden. Bij uitzondering is het ook mogelijk een huisbezoek aan te vragen. Het is de bedoeling dat de hulp binnen 1 à 2 weken geboden kan worden. De SOD heeft voor het opzetten van de Formulierenbrigade ondersteuning gehad van de Stichting Onder Een Dak (STOED), het Instituut Sociaal Raadslieden, het Delfts Uitkering en Informatie Team (DUIT), de samenwerkende ouderenbonden en het Regionaal Patiënten en Consumenten Platform. De Formulierenbrigade wordt gesubsidieerd door de gemeente Delft, vanuit de bijzondere bijstand. D’r UIT De twee consulenten van D’ruit gaan op pad om mensen die weinig contact hebben met de buitenwereld te helpen uit hun sociale isolement te komen. In de periode van oktober 2001 tot en met december 2004 heeft D’ruit 156 mensen geholpen. Het helpen bestond voor het grootste deel uit het toeleiden van cliënten naar activiteiten. Maar ook het begeleiden in uitbreiding van een sociaal netwerk en het volgen van onderwijs maken deel uit van de aanpak van D’ruit. De doelstellingen van het project D’ruit zijn onder andere: Mensen die dat op eigen kracht niet kunnen, weer deel te laten uitmaken van hun omgeving; ontwikkelen van een netwerk op wijkniveau en bundeling van signalen en activiteiten. D’ruit is een samenwerking van Stichting Ouderenwerk Delft, Breed Welzijn Delft, Kwadraad en de gemeente Delft. Het project maakt sinds 2005 deel uit van het Meldpunt Bezorgd.
31
Stichting Leergeld Stichting Leergeld is een landelijke organisatie die ijvert voor het voorkomen dat schoolgaande kinderen uit minima gezinnen ten gevolge van armoede, niet kunnen deelnemen aan het sociaal maatschappelijke leven op en rond de school. Als zij niet kunnen deelnemen, dreigt voor hen sociale uitsluiting. En dat is slecht voor de betrokken kinderen en slecht voor de samenleving. Stichting Leergeld Delft is opgericht in april 2005 en operationeel vanaf mei 2006. De stichting wordt gesubsidieerd door de gemeente Delft, vanuit de bijzondere bijstand. Klantenkrant WIZ Met de KWIZ (Klantenkrant Werk, Inkomen & Zorg) wil de gemeente Delft haar klanten informeren over actuele ontwikkelingen rond Werk, Inkomen & Zorg. Daarnaast moet de krant het gebruik van voorzieningen op het gebied van armoedebeleid stimuleren, door minima te wijzen op voorzieningen waarvoor zij in aanmerking kunnen komen. De KWIZ verschijnt vier keer per jaar en wordt onder klanten van WIZ verspreid. Om ook minima te kunnen bereiken die niet bij WIZ bekend zijn, wordt de krant ook neergelegd in diverse openbare gebouwen.
2.4.5
Kwijtschelding gemeentelijke belasting e n
In de Invorderingswet 1990 en de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 is vastgelegd dat burgers met beperkte financiële middelen kwijtschelding kunnen krijgen van gemeentelijke belastingen. De regels voor het beoordelen of iemand al dan niet in aanmerking komt voor kwijtschelding zijn wettelijk bepaald en daardoor bindend voor gemeenten.28 Gemeenten mogen wel, binnen de wettelijke kaders, zelf bepalen voor welke gemeentelijke belastingen zij kwijtschelding verlenen. Ook mogen gemeenten (tot op zekere hoogte) zelf de kwijtscheldingsnorm vaststellen. De kwijtscheldingsnorm is een percentage van de bijstandsnorm en bepaalt welk inkomen burgers maximaal mogen hebben om aanspraak te kunnen maken op kwijtschelding. In Delft is kwijtschelding mogelijk voor de afvalstoffenheffing, het riool afvoerrecht, leges huisvestingsvergunning, leges identiteitskaart (maximaal kwijtscheldingsbedrag 22,99 euro per pas) en leges paspoort (maximaal kwijtscheldingsbedrag 25,62 euro per pas). Vergelijking met enkele willekeurige gemeenten 29 levert op dat Delft iets andere keuzen heeft gemaakt wat betreft de belastingen waarvoor kwijtschelding kan worden verleend. Dit is mede het gevolg van het feit dat gemeenten verschillende belastingen heffen; Delft heft bijvoorbeeld geen hondenbelasting, gemeenten die hiervoor kwijtschelding verlenen wel. De gehanteerde kwijtscheldingsnorm in de gemeente Delft is 100% van de bijstandsnorm. De basisnorm voor kwijtschelding is 100% van de bijstandsnorm, maar sommige gemeenten hanteren kwijtscheldingsnormen van bijvoorbeeld 90% of 95% van de bijstandsnorm.30 Delft hanteert met 100%31 dus een relatief ruimhartig normbedrag.
28 29 30 31
Bron: Bron: Bron: Bron:
32
website gemeente Almere. websites gemeenten Almere, Amsterdam, Deventer en Eindhoven. afgeleid van artikel op VNG-net: De nieuwe normbedragen kwijtschelding belastingen per 1 juli 2006. Verordening op de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen Delft 2006.
2.4.6
S c h u l d h u l p v e r l e n i ng
De schuldhulpverlening door de gemeente Delft is georganiseerd rond diverse partijen, waaronder de Budgetwinkel, de Gemeentelijke Kredietbank Den Haag, DUIT, STOED en Kwadraad. Een aantal van hen nemen deel aan het convenant BAW, dat gericht is op het voorkomen van huisuitzettingen als gevolg van problematische schulden (= laatste kansenbeleid). Budgetwinkel De Budgetwinkel bestaat sinds 1988 en is onderdeel van de gemeente Delft (WIZ) en behandelt alleen saneringsrijpe klanten. Deze saneringsrijpe klanten, de klanten van de Budgetwinkel, zijn doorgaans redelijk stabiel. Motivatie is belangrijk om uit de schulden te komen. Het zijn geen mensen met multi-problematiek. Schulden zijn dan slechts een symptoom, het echte probleem zit ergens anders. Veel klanten van de Budgetwinkel zijn rond de 40 jaar. Er melden zich slechts heel weinig jongeren bij de Budgetwinkel. Zij hebben veelal geen inkomen en komen dus niet in aanmerking voor schuldsanering. De Budgetwinkel is aangesloten bij de NVVK (= Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet), die het criterium ‘saneringsrijp’ hanteert voor haar klanten. De Budgetwinkel treedt op als bemiddelaar tussen burgers met schulden en hun schuldeisers, probeert afbetalingsregelingen te treffen en adviseert burgers over het aflossen of voorkomen van schulden. Om in aanmerking te komen voor schuldhulpverlening moet iemand ingeschreven staan bij de Gemeente Delft, een inkomen hebben op tenminste het voor die persoon geldende bijstandsniveau, op een vast adres bereikbaar zijn en akkoord gaan met de voorwaarden voor hulpverlening van de Budgetwinkel. Bij de Budgetwinkel zijn twee vormen van schuldregeling mogelijk, namelijk schuldsanering en schuldbemiddeling. Dit wordt verder toegelicht in hoofdstuk 4, paragraaf 4.4. Ook kan gekozen worden voor Budgetbeheer, waarbij de Budgetwinkel het inkomen van een cliënt beheert en daarvan vaste lasten betaalt, bedragen voor aflossingen reserveert en leefgeld overmaakt aan de cliënt. Als een schuldregeling geen succes heeft, kan bij de rechtbank een verzoekschrift worden ingediend voor het gerechtelijke traject van schuldsanering volgens de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Bij deze regeling zijn de schuldeisers verplicht mee te werken aan een oplossing van de schulden. De rechtbank bepaalt of iemand wordt toegelaten tot de WSNP. Gemeentelijke kredietbank Den Haag Burgers met schulden kunnen ook terecht bij de gemeentelijke Kredietbank (GKB) in Den Haag. Dit kan alleen met een verwijzing van de Budgetwinkel. De Budgetwinkel verwijst in principe geen burgers met problematische schulden door. Bij de GKB komen dus met name burgers terecht die voldoende inkomen hebben om hun schulden op termijn terug te betalen en waarvan verwacht wordt dat zij een minimum aan begeleiding nodig hebben. Dit is logisch omdat de GKB in feite een financiële en geen hulpverlenende instelling is. Met cliënten treft de GKB regelingen voor schuldhulpverlening of budgetbeheer. De GKB organiseert ook budgetcursussen. De Kredietbank ontvangt financiële ondersteuning van de aangeslo-
33
ten gemeenten, waaronder de gemeente Delft. In de praktijk blijkt dat de GKB Den Haag slechts 10 saneringskredieten per jaar verstrekt voor de gemeente Delft. Convenant BAW Een belangrijke rol binnen de schuldhulpverlening wordt ingenomen door het convenant BAW. Het convenant BAW is in juni 2005 tot stand gekomen om het aantal huisuitzettingen te voorkomen. Hierbij gaat het met name om gezinnen met multi-problematiek. Binnen dit convenant wordt er samengewerkt tussen de gemeente Delft, vier woningbouwcorporaties (DUWO, Vidomes, Woonbron en Vestia), de Budgetwinkel, Budgetteringsbureau STOED, Stichting Kwadraad (zorgcoördinator), SMO (Stichting Woonbegeleiding) en later toegevoegd: Interface (zorgt ervoor dat de lopende huur binnen 6 weken betaald wordt). Deze laatste partij is binnen de sociale dienst (=WIZ) geïnitieerd, maar is officieel geen onderdeel van het convenant BAW. De partijen die wij gesproken hebben, geven aan dat de gemeente een actieve rol speelt in het kader van het convenant BAW. Het convenant BAW is ook op initiatief van de gemeente Delft en de corporaties ontstaan. In het kader van het convenant BAW worden er kwartaalrapportages opgesteld, waarvoor alle partijen gegevens / aantallen opleveren. Woningbouwcorporaties leveren informatie over het aantal aanmeldingen, het aantal ontruimingen en het aantal gezinnen met kinderen. De overige deelnemers leveren gegevens over o.a. het aantal aanmeldingen en het aantal afgehandelde cases. STOED Begin 2005 vestigt de Stichting Onder Een Dak (STOED) zich in Delft. STOED is ook één van de partijen binnen het convenant BAW. STOED is een instelling voor begeleid wonen, budgethulp en dagbesteding en is van oorsprong gevestigd in Maasluis. Al enige jaren voert STOED budgetbeheer voor (ex)cliënten van de Stichting Maatschappelijke Opvang uit Delft. Zij hebben hierdoor ook contacten met de Sociale Dienst (=WIZ), de Budgetwinkel en de Delftse woningcorporaties. Budgetbeheer is het beheren van alle inkomsten van iemand die zelf aangeeft hier moeite mee te hebben. STOED betaalt de binnenkomende vaste lasten, stelt de hoogte vast van het huishoudgeld en reserveert voor grote aankopen en eventueel schulden. Per situatie wordt bekeken hoe het budget verdeeld wordt. Zo kan het huishoudgeld per week of per maand worden uitbetaald. De kosten van budgetbeheer zijn ongeveer € 65,- per maand. Cliënten met een minimuminkomen kunnen hiervoor (gedeeltelijke) tegemoetkoming krijgen vanuit de bijzondere bijstand. Kwadraad Kwadraad biedt haar diensten aan in vele gemeenten in Zuid-Holland, waaronder Delft. De diensten liggen op het gebied van maatschappelijk werk, schuldhulpverlening, sociaal raadsliedenwerk, sociale activering, schoolmaatschappelijk werk, bedrijfsmaatschappelijk werk en zorgmaatschappelijk werk. Kwadraad is ontstaan uit een fusie van thuiszorgorganisaties, toen de oude thuiszorggebieden werden samengevoegd. De financiën van de organisatie zijn (grotendeels) afkomstig van gemeentelijke subsidies. Kwadraad fungeert binnen het convenant BAW als zorg-coördinator. Het Meldpunt Bezorgd? is de invulling van de gemeente Delft van het beleid op het gebied van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg. Het meldpunt Bezorgd? is ondergebracht bij de stichting Kwadraad.
34
Meldpunt Bezorgd? Het Meldpunt Bezorgd? is een meld- en adviespunt dat opgericht is om de hulp aan Delftenaren met complexe problemen (waaronder schuldenproblematiek) beter te organiseren. Burgers en instellingen kunnen situaties melden waar zij zich zorgen over maken en waar ze zelf geen raad mee weten. Het gaat om de zorg voor mensen die gezien hun situatie wel hulp nodig hebben, maar daar zelf niet om vragen. In het meldpunt worden problemen op het gebied van sociaal isolement, OGGZ, huiselijk geweld en woonproblematiek op een outreachende manier opgepakt. Bij de hulpverlening worden allerlei instanties op het gebied van psychiatrie, maatschappelijk werk, budgetbegeleiding, schuldhulpverlening en woonbegeleiding (waaronder de organisaties aangesloten bij het BAW convenant) betrokken. De meldpuntmedewerker organiseert de samenwerking, zodat problemen effectiever worden aangepakt. Bij het Meldpunt Bezorgd bemoeien partijen zich elk vanuit hun eigen professie met een case of individu. De structuur en aanpak van Meldpunt Bezorgd is vergelijkbaar met die van het convenant BAW. Deze twee zullen binnenkort geëvalueerd worden. Beide zijn er voor mensen die nergens anders in kaart gebracht zijn. De crux van het verhaal is dat je de persoon als insteek neemt en vanuit die persoon kijkt met elke instanties deze te maken heeft (in plaats van vanuit de instanties naar de personen kijken). Je kijkt op cliëntniveau en gaat dan in kaart brengen wat je allemaal tegenkomt.
2.4.7
L a n g d u r i gh e i d s t o e s l a g
In de WWB is bepaald dat burgers tussen de 23 en 65 jaar die minimaal vijf jaar lang een bijstandsuitkering hebben of een inkomen tot 100% van de bijstandsnorm, in aanmerking kunnen komen voor langdurigheidstoeslag. Deze moet er voor zorgen dat burgers die al jarenlang van een beperkt inkomen moeten rondkomen, toch een reservepotje kunnen opbouwen voor onverwachte uitgaven.32 Langdurigheidstoeslag wordt uitgekeerd door gemeenten. Gemeenten moeten er daarbij op letten dat iemand voldoende getracht heeft om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen als er geen maatregel op zijn/haar uitkering is getroffen in verband met onvoldoende sollicitatieactiviteiten of het weigeren van aangeboden arbeid. Hoe gemeenten dit vaststellen bepalen ze zelf. In Delft dienen aanvragen voor langdurigheidstoeslag te worden ingediend bij WIZ.
2.4.8
B e p e r ke n w o o n l a s t e n e n a a n p a k k e n a c hte r s t a n d w i jk e n
De publicatie Gemeentelijk armoedebeleid van SGBO/Stimulansz (2005/2006) noemt in het kader van de beperking van woonlasten voor minima en de aanpak van achterstanden de volgende maatregelen die gemeenten kunnen inzetten: bijzondere bijstand, krediethypotheken 33,
32
Bron: website van de gemeente Delft: www.gemeentedelft.info Krediethypotheken vormen in Delft geen instrument van terugdringen van woonlasten, maar SGBO/ Stimulansz behandelt ze in dit kader omdat ze woongerelateerd zijn. Daarom behandelen ook wij krediethypotheken in deze paragraaf.
33
35
een afdoende sociale huurwoningenvoorraad en afspraken met commerciële partijen (bijvoorbeeld energiebedrijven) over een “minnelijke” benadering van minima die moeite hebben hun rekeningen te betalen. Bijzondere bijstand Zoals aangegeven in paragraaf 2.4.1 heeft de gemeente Delft diverse bijzondere bijstandsregelingen voor de beperking van woonlasten. Daarnaast is er de Tegemoetkoming Onzelfstandige Wooneenheden (voorheen Thowe), een maatregel binnen het zogenaamde minimabeleid. De regeling is bedoeld voor Delftenaren met een minimuminkomen die een onzelfstandige wooneenheid huren. Zij kunnen door middel van een aanvraagformulier een aanvraag indienen bij WIZ. Krediethypotheek In Delft is een krediethypotheek geen instrument om woonlasten terug te dringen. Het wordt ingezet om het voor mensen, met een vermogen dat vast zit in een eigen huis, mogelijk te maken bijstand te ontvangen en in dat eigen huis te blijven wonen. Sociale huurwoningen De gemeente Delft beschikt over een aanbod van sociale huurwoningen. Afspraken met commerciële partijen Over concrete afspraken met betrekking tot minima tussen de gemeente en commerciële partijen (huiseigenaren, energiebedrijven) is niets bekend, behalve het BAW convenant dat eerder is beschreven waarbij de gemeente Delft samenwerking met o.a. woningbouwcorporaties.
2.4.9
T o e s l a g e n o p d e a l g em ene bi js t and
De hoogte van een WWB uitkering is gebaseerd op een tweetal elementen, namelijk de landelijke norm en de gemeentelijke toeslag. De gemeentelijke toeslag kan een verhoging of verlaging betreffen van maximaal 20%. Criteria voor verhoging/verlaging zijn: de vorm van ‘samenleving’ en de woonsituatie. Het gemeentelijk toeslagenbeleid dient te worden vastgelegd in een verordening. Delft heeft een dergelijke verordening. Daarin is vastgesteld dat alleenstaanden en alleenstaande ouders onder gespecificeerde voorwaarden recht hebben op een verhoging met een bepaald percentage. Daarin is tevens vastgesteld dat voor echtparen onder gespecificeerde voorwaarden de norm verlaagd wordt. Tevens geldt dat de norm of toeslag lager wordt vastgesteld indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwde, als gevolg van zijn of haar woonsituatie (het ontbreken van woonlasten of het niet aanhouden van een woning) lagere algemene kosten van bestaan heeft dan die waarin de bijstandsnorm en de toeslag voorziet.34
34
Bron: www.raad.delft.nl/raad/agenda/2004/stukken/st10jan.html
36
2.5
Conclusies over het armoedebeleid van de gemeente Delft
Het hiervoor op basis van deskresearch en interviews beschreven beeld van het armoedebeleid van de gemeente Delft leidt tot de volgende conclusies over het armoedebeleid van de gemeente Delft: Hoewel er geen definitie is van ‘armoede’ binnen de gemeente Delft en het ook geen apart programma is, biedt de gemeente een breed scala aan regelingen en activiteiten aan op het gebied van armoedebeleid. Wanneer dit wordt vergeleken met de lokale maatregelen die worden gepresenteerd in de nota Gemeentelijk Armoedebeleid (2005) kan geconcludeerd worden dat wat de gemeente Delft aanbiedt voldoende breed en dekkend is. De lokale maatregelen die zij bieden kunnen allen bij de volgende categorieën ondergebracht worden: bijzondere bijstand, bevordering maatschappelijke participatie, beperking zorg- en ziektekosten en verkleinen sociaal-economische gezondheidsverschillen, preventie en tegengaan van niet-gebruik, kwijtschelding van gemeentelijke belastingen, schuldhulpverlening en langdurigheidstoeslag. In de breedte is het armoedebeleid van de gemeente Delft in voldoende mate uitgewerkt in lokale maatregelen, beoordeeld naar de maatstaven van de nota Gemeentelijk Armoedebeleid. Er is voldoende beleid. In hoeverre het beleid ook effectief is komt aan de orde in het volgende hoofdstuk. De gemeente Delft voert regelingen en andere maatregelen uit op het gebied van armoedebeleid, maar niet onder die noemer. Verschillende onderdelen van de organisatie (waaronder de sectoren WIZ en Leefbaarheid) voeren maatregelen uit die als armoedebeleid gedefinieerd kunnen worden, maar het armoedebeleid vormt geen organisatorisch geheel, omdat het geen apart programma is binnen de gemeente Delft. Opvallend is wel dat de gemeente Delft op het moment zeer actief is op het gebied van armoedebeleid, getuige de recente anti-armoedeconferentie en de recent uitgevoerde Monitor lage inkomens Delft. Via de sociale dienst (=WIZ) heeft de gemeente een goed beeld van de omvang en kenmerken van bijstandsgerechtigden. Van de doelgroep overige minima heeft de gemeente een minder duidelijk beeld. Zij baseert zich hierbij op schattingen. De onduidelijkheid over de doelgroep overige minima wordt nog versterkt door het feit dat deze binnen het armoedebeleid niet eenduidig gedefinieerd is (bijvoorbeeld verschillende percentages van de bijstandsnorm worden gehanteerd). Kortom, voor vele regelingen, instanties en partijen binnen de gemeente Delft geldt dat het niet duidelijk is wie de doelgroep precies is en hoe groot deze is. Dan wordt het automatisch heel lastig om deze doelgroep (goed) te benaderen. Onderzoek hiernaar is gewenst, zodat de gemeente helder in beeld kan brengen hoe groot de verschillende doelgroepen binnen het armoedebeleid zijn, welke kenmerken ze hebben en wie er deel vanuit maken. De collegedoelstelling “aandacht geven aan het vergoeden van computers met bijzondere bijstand” (zie doelstelling 2 in paragraaf 2.2.) is gehaald. Er is een bijzondere bijstandsregeling voor ingevoerd.
37
38
3
Uitvoering en resultaten armoedebeleid
3.1
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat informatie over de uitvoering en resultaten van het in het vorige hoofdstuk beschreven armoedebeleid en de uitgaven die voor dit beleid zijn gedaan. De volgende paragrafen behandelen: 3.2
Bijzondere bijstand
3.3
Bevordering van maatschappelijke participatie
3.4
Beperken van zorg- en ziektekosten en verkleinen van sociaal-economische gezondheidsverschillen
3.5
Preventie en tegengaan van niet-gebruik
3.6
Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
3.7
Langdurigheidstoeslag
3.8
Beperken woonlasten en aanpakken achterstandswijken
3.9
Toeslagen op de algemene bijstand
Uitvoering en resultaten op het gebied van schuldhulpverlening komen in het volgende hoofdstuk uitgebreid aan de orde. In paragraaf 3.10 worden conclusies getrokken over de doelmatigheid en effectiviteit van het beleid. Daarbij wordt enerzijds gekeken naar de doelmatigheid en effectiviteit van het armoedebeleid in zijn geheel, anderzijds naar de mate waarin en de doelmatigheid waarmee de specifieke doelstellingen voor het armoedebeleid uit het collegeprogramma 20022006 zijn gehaald.
3.2
Bijzondere bijstand
De beleidsstukken van WIZ bevatten cijfers over begrotingen, uitgaven en verstrekkingen op het gebied van bijzondere bijstand. De totale begrotingen, totale uitgaven (realisatie) en totaal aantal verstrekkingen zijn voor 2002-2005 opgenomen in de volgende tabel. Tabel 3.1
Begrotingen, realisaties en verstrekkingen bijzondere bijstand 2002-2005 2002
2003
2004
2005
Begroting
4.720.000
3.870.000
4.630.000
4.468.000
Realisatie
4.738.000
4.020.000
4.537.000
4.458.000
10.430
10.671
8.781
7.916
3.570
4.368
3.697
3.191
Verstrekkingen, waarvan Eenmalig Periodiek
5.423
4.830
4.840
4.321
Categoriaal (= armoedebeleid)
1.437
1.473
244
404
Bron: sector WIZ rapportages 4 e kwartaal 2002, 2003, 2004 en 2005.
39
Doelrealisatie De totaal begrotingen voor de jaren 2002-2005 lopen relatief weinig uiteen, op 2003 na. In dat jaar was de begroting uitzonderlijk laag. De beleidsstukken bieden geen verklaring voor de hoogte van de begrotingen. In een gesprek met de gemeente is duidelijk geworden dat de begrotingen worden vastgesteld op basis van prognoses van de kosten die gemaakt gaan worden. Bij het maken van deze prognoses dienen uitgaven in voorgaande jaren (mede) als graadmeter. De begroting voor de bijzondere bijstand wordt niet gebaseerd op een gericht doel of streefwaarde (“komend jaar willen we zoveel realiseren en daarvoor hebben we dus zoveel nodig”). In plaats daarvan is het doel of de streefwaarde de begroting: het doel is om het gereserveerde budget uit te geven aan verstrekkingen. Uit tabel 3.1 blijkt dat over de hele periode de realisatie dicht bij de begroting blijft op ongeveer 4,5 miljoen euro per jaar, behalve in 2003. Er is dus geen sprake geweest van substantiële onderbenutting of tekorten op de begroting. De streefwaarde wordt dus redelijk goed gehaald. Collegedoelstelling: invoering vereveningsreserve De vereveningsreserve is ingesteld en de collegedoelstelling (zie paragraaf 2.2) is gerealiseerd. Al in de nota ‘Fonds Werk en Inkomen’ (01/002181) van januari 2001 is ingestemd met het instellen van een vereveningsreserve, om zodoende een buffer op te bouwen voor eventuele overschrijdingen op het gebudgetteerde deel. Het beleidsplan WIZ 2005-2008 geeft aan dat er een vereveningsreserve Werk en Inkomen is. Daarin wordt voorgesteld het tekort voor 2005 (voorlopig geraamd op een tekort tussen de € 1.9 en € 3 miljoen) ten laste van de vereveningsreserve Werk en Inkomen te dekken. Dit tekort was (mede) het gevolg van bezuiniging die het Rijk tegelijk met de invoering van de WWB in 2004 heeft doorgevoerd op het budget voor de bijzondere bijstand. Delft wilde haar beleid toch zo veel mogelijk continueren, waardoor tekorten ontstonden binnen het budget. Vanaf 2004 heeft de gemeente Delft daarom de doorgevoerde structurele Rijksbezuinigingen ad € 1,5 miljoen gerepareerd uit eigen middelen, waaronder de vereveningsreserve, waardoor over de jaren heen een redelijk constant niveau van beschikbaar budget is geweest.35 De vereveningsreserve wordt ook genoemd op de website van gemeente. Daar staat een bijlage uit 2004 waarin mutaties van de vereveningsreserve staan vermeld.36 In de genoemde bijlage wordt geconcludeerd dat de reserve op dat moment nog voldoende ruimte biedt om exploitatierisico’s van 2003 en 2004 af te dekken. Collegedoelstelling: toename bereik bijzondere bijstand en communicatieplan Een doelstelling van de collegeperiode 2002-2006 was dat het bereik van de bijzondere bijstand jaarlijks moest toenemen onder zowel bijstandsgerechtigden als andere bevolkingsgroepen (zie paragraaf 2.2.). Het onderzoeksteam heeft “bereik” geïnterpreteerd als het aantal minima dat van de voorziening gebruik maakt. Daarover zijn geen cijfers bekend. Het aantal minima waaraan bijzondere bijstand is verleend kan niet zondermeer worden afgeleid van het totaal aantal verstrekkingen, omdat een persoon meerdere verstrekkingen op zijn naam kan hebben. Het lijkt er echter op dat het bereik van de bijzondere bijstand, indien bepaald door het aantal gebruikers, eerder is afgenomen dan toegenomen, omdat
35
Bron: Nota Opvang bezuinigingen Rijk door de gemeente Delft, K.J. Mast, Controller WIZ, Gemeente Delft, 10 augustus 2006. Het bedrag van 1,5 miljoen euro is gebaseerd op de reactie van de gemeente Delft op het concept van dit rapport, d.d. 1 december 2006. 36 http://www.raad.delft.nl/commissies/werk_zorg_onderwijs/2004/Bijlage%20nota/w_2004_026_bn.html.
40
het totaal aantal verstrekkingen in de periode 2002-2005 met maar liefst 24% is gedaald en het bereik dus alleen kan zijn toegenomen als het aantal verstrekkingen per persoon spectaculair is gedaald. Met “bereik” zou ook bekendheid van de bijzondere bijstand bedoeld kunnen worden of het aantal aanvragen. Omdat er geen cijfers bekend zijn over de bekendheid van de bijzondere bijstand bij minima of het aantal aanvragen in verschillende jaren, kan geen antwoord worden gegeven op de vraag of de bekendheid of het aantal aanvragen van de bijzondere bijstand bij minima is toegenomen. Concluderend kan gesteld worden dat, met het oog op de collegedoelstelling, verwacht zou mogen worden dat de begroting van de bijzondere bijstand naar boven bijgesteld zou zijn. Wat ook onder “bereik” wordt verstaan, verwacht kan worden dat met een toename van bereik het aantal verstrekkingen zal toenemen en dus dat er meer geld nodig is. Als “bereik” het aantal gebruikers is, is meer geld nodig om aan allemaal verstrekkingen te kunnen doen, als “bereik” bekendheid is, valt te verwachten dat met meer bekendheid er meer aanvragen komen, en als er meer aanvragen komen zal ook het aantal verstrekkingen toenemen, tenzij er strenger wordt beoordeeld of een aanvraag betrekking heeft op noodzakelijke gebruiksgoederen. Aan de gemeente is daarom de vraag voorgelegd waarom de begroting niet naar boven is bijgesteld. De gemeente heeft mondeling geantwoord dat de bijzondere bijstand niet limitatief is, en dat dus, als blijkt dat de begroting niet afdoende is, er uit andere middelen wordt geput om noodzakelijke verstrekkingen te kunnen doen. Onderdeel van de collegedoelstelling was ook het opstellen van een communicatieplan. Dit plan is er gekomen. Dit blijkt uit het WIZ kwartaalverslag 4e kwartaal 2002, waarin het communicatieplan Bijstand in Delft als een van de dat jaar verschenen beleidsstukken staat vermeld. Dit onderdeel van de collegedoelstelling is dus gehaald. Verklaring voor de afname van het aantal categoriale verstrekkingen De daling van het aantal verstrekkingen is deels veroorzaakt door de daling van het aantal categoriale verstrekkingen. De sterke daling van het aantal categoriale verstrekkingen in 2004 is te verklaren uit het feit dat het Rijk deze sinds 2004 (invoering WWB) nog maar in enkele gevallen toestaat. De categoriale regelingen zouden het effect van de armoedeval vergroten, zo was de regering van mening.37 Gevolgen van de afname van verstrekkingen Hoewel realisaties ongeveer gelijk zijn gebleven, is het aantal verstrekkingen (zowel categoriale als periodieke en eenmalige) afgenomen, en is dus het gemiddeld bedrag per verstrekking toegenomen. De afname van het aantal verstrekkingen kan een verklaring zijn voor de opmerkingen van respondenten over het recente karige beleid van de gemeente rond de bijzondere bijstand. Zij stellen dat de gemeente de regels voor verstrekkingen strenger toepast dan voorheen. Aan de andere kant is, vanuit de optiek van minima, de toename van het gemiddeld bedrag per verstrekking een positief gegeven. Er moet echter wel rekening mee worden gehouden dat het relatieve effect van de stijging van bedragen minder is dan het absolute effect, vanwege inflatie.
37
Bron: WIZ beleidsplan 2004-2007.
41
Controleerbaarheid van beleid De controleerbaarheid van het beleid wordt bemoeilijkt, doordat over ervaringen bij de uitvoering van de bijzondere bijstand in de beleidsstukken van WIZ opmerkelijk weinig wordt gezegd, resultaten (aantal verstrekkingen, totaalbedragen aan verstrekkingen, etc.) nauwelijks worden verklaard en er voor veel specifieke (groepen) regelingen binnen de bijzonder bijstand, zoals woninggerelateerde verstrekkingen, geen specifieke resultaten zijn opgenomen. Verantwoordelijkheid nemen voor wat buiten de eigen verantwoordelijkheid valt Verschillende respondenten hebben aangegeven dat de gemeente er goed aan zou doen als zij met de bijzondere bijstand problemen zou opvangen die niet door de gemeente, maar door andere organisaties veroorzaakt worden. Bijvoorbeeld: volgens Vluchtelingenwerk zijn in Delft verschillende asielzoekers in de problemen gekomen doordat hen door de COA’s meer vrijheid is geboden op het gebied van uitgaven. De COA’s zouden, buiten VNG om, hebben besloten om asielzoekers die in COA’s waren ondergebracht, zakgeld te geven om een eigen verblijfplaats te regelen. Dat gaat echter niet altijd goed (bijvoorbeeld omdat ze, bij gebrek aan een sociaal netwerk, terecht komen bij huisjesmelkers). De gemeente zou volgens Vluchtelingenwerk op dit punt moeten bijspringen met bijzondere bijstand. Of de gemeente hiervoor kiest is vanzelfsprekend aan haar om te bepalen; formeel zijn de COA’s verantwoordelijk. Bovendien hangt het af van landelijke wetgeving of ingrijpen door de gemeente überhaupt mogelijk is. Inkomensondersteuning door de overheid is namelijk alleen toegestaan aan burgers met een bepaalde verblijfsstatus. In hoeverre de betreffende vluchtelingen over een dergelijke verblijfsstatus beschikken is onbekend. Computers en bijstand In de onderstaande tabel zijn voor de jaren 2002-2005 het aantal verstrekkingen, de realisatie (uitgaven) en de begroting van de regeling Computers en bijstand weergegeven. Tabel 3.2
Verstrekkingen, uitgaven en begroting 2002
2003
2004
237
109
74
47
Realisatie
312.157
133.000
97.000
75.000
Begroting
190.000
203.000
209.000
211.000
Verstrekkingen
2005
Bron: sector WIZ rapportages 4 e kwartaal 2002, 2003, 2004 en 2005
Het aantal verstrekkingen overtrof bij de invoering van de regeling in 2002 ruimschoots de verwachtingen, maar nam in de daaropvolgende jaren steeds verder af, volgens de beleidsverslagen door minder publiciteit. De afname van het aantal verstrekkingen is aanleiding geweest om de doelgroep te verruimen. Voorheen konden alleen minima die een computer nodig hebben voor activering en minima met schoolgaande kinderen van 12 of 13 jaar (brugklassers) van de regeling gebruik maken. Het college heeft naar aanleiding van een evaluatie uit 2005, waaruit onder andere bleek dat het aantal aanvragen terugliep, besloten de doelgroep van de regeling vanaf 2006 te verruimen tot minima die computers nodig hebben voor activering en minima met kinderen in groep 7 of 8 van de basisschool of op het vwo, vmbo of mbt (tot 18 jaar) waarvoor een computer belangrijk is.
42
3.3
Bevordering van maatschappelijke participatie
Delftpas De volgende tabel bevat het totaal aantal verkochte Delftpassen, het aantal Delftpassen verkocht aan minima en de begroting en realisatie van de Delftpas. Tabel 3.3
Verkochte Delftpassen
Totaal aantal % (kinderen van) minima
2002
2003
2004
2005
3.699
4.750
6.089
6.149
69%
58%
41,4%
50,8%
Realisatie
317.377
301.043
373.000
361.000
Begroting
368.530
323.530
348.000
353.000
Bron: evaluatie Delftpas 2002, sector WIZ rapportages 4 e kwartaal 2002, 2003, 2004 en 2005
Voor begrotingen en de doelen geldt hetzelfde als voor de bijzondere bijstand. De begroting wordt gebaseerd op wat men verwacht uit te gaan geven. Die verwachting is (mede) gebaseerd op uitgaven in voorgaande jaren. Vervolgens wordt als doel gesteld om de begroting zo precies mogelijk te halen. Omdat realisaties en begrotingen tamelijk dicht bij elkaar liggen, kan gesteld worden dat het doel vrij goed gehaald is. Elk jaar zijn meer passen verkocht dan het vorige jaar. Met name in 2004 was sprake van een flinke stijging. De toename van het aantal verkochte passen heeft geleid tot een relatief beperkte overschrijding van de begrotingen van 2004 en 2005. Ook de verkoop aan minima is in de periode 2002-2005 gegroeid, maar relatief minder snel dan de totale verkoop. In 2004 was er daarbij een absolute afname in het aantal verkochte passen aan minima ten opzichte van 2003. Op dit moment bestaat ongeveer de helft van de pashouders uit minima. Uit de evaluatie van de Delftpas uit 2002 blijkt dat pashouders de pas gemiddeld 6,8 keer per jaar gebruiken (6,6 keer door minima) voor onder andere korting op strippenkaarten, musea, theater, bibliotheek, zwembaden, bioscoop en aanbiedingen uit het Rotterdampas magazine. Op dit moment wordt de pas gemiddeld 8 keer per jaar gebruikt. De meeste pashouders zouden deze producten en diensten ook zonder de Delftpas hebben afgenomen. De pashouders bleken tevreden over de pas en beoordeelden deze met een 7,5. Ook bleek uit de evaluatie dat het grootste deel van de pashouders de pas kende via publiciteit van de gemeente (artikelen, stadskrant, posters, persoonlijke brieven, advertenties), een teken dat publiciteit over gemeentelijke regelingen effect kan hebben. Op dit moment is de meeste gebruikte “activiteit” de strippenkaart, maar daarna komen (in Delft) zwembaden, musea en VAK (kunst en cultuur cursussen), (in Rotterdam) Blijdorp, Spido en Euromast, (in Den Haag) Omniversum en Madurodam. In eerste instantie moest de gemeente veel bij mogelijke aanbieders van activiteiten langs om te vragen of ze mee wilden doen. Dat doet ze nog steeds, maar het komt nu ook van de andere kant. Delftenaren vragen bij bedrijven of de Delftpas geldig is, en dat zorgt voor een sneeuwbaleffect, want bedrijven gaan hoe langer hoe meer inzien dat ze er baat bij hebben als ze meedoen aan de regeling. De pas is begonnen met 15 deelnemers. In 2005 waren het er 45, in 2006 60.
43
De doelstelling uit het collegeprogramma 2002-2006 om het aanbod van de Delftpas uit te breiden (zie paragraaf 2.2) is dus ruimschoots bereikt. Van de aanbieders valt jaarlijks tien procent af (omdat ze vinden dat er te weinig of juist te veel mensen met een pas langskomen). Het pakket van aanbiedingen is dus vrij constant. De gemeente kiest er echter voor om, naast de vaste aanbieders, sterk variërende kwartaalaanbiedingen in het aanbod op te nemen. Om het aanbod van de Delftpas op de doelgroep te kunnen afstemmen onderhoudt de gemeente contact met vertegenwoordigers van de doelgroep en monitort zij digitaal het gemiddeld gebruik en het aantal bijstandsgerechtigden, overige minima en andere pashouders dat de pas gebruikt. Ook is er overleg met aanbieders, cliëntenorganisaties, de voedselbank en scholen over hoe het gebruik van de Delftpas bevorderd kan worden. Sommige van deze organisaties maken ook reclame voor de Delftpas, iets dat zij beter kunnen doen dan de gemeente omdat zij dichter bij de doelgroep staan. Dat neemt niet weg dat ook de gemeente voor publiciteit zorgt in de vorm van Kompas, een jaarlijkse uitgave die het volledige aanbod aan activiteiten beschrijft, en kwartaalfolders. Ook binnen de gemeente vindt afstemming plaats, onder andere in een wekelijks overleg waarbij de verantwoordelijke wethouder en de uitvoerende ambtenaren aanwezig zijn. In het overleg worden actuele zaken behandeld, bijvoorbeeld de vraag of er kortingen op energiekosten in het aanbod moeten worden opgenomen, maar ook fundamentele vragen als “willen we nog steeds een Delftpas” en “wat willen we ermee” (breed, alleen voor minima, alleen cultureel, etc). In een jaarlijkse nota aan de raad maakt de verantwoordelijke beleidsmedewerkster duidelijk wat de opties zijn, neemt ze de cijfers op over het gebruik en de verwachte kosten voor volgend jaar en geeft ze advies. Als er tussentijds verrassingen zijn (bijvoorbeeld een sterke stijging van de aankoop van passen, waardoor de begroting overschreden dreigt te worden), wordt de wethouder op de hoogte gesteld zodat hij actie kan ondernemen. Verder is er contact met de sociale dienst (=WIZ), waarvan consulenten soms aan klanten vragen of ze al een Delftpas hebben en geïnteresseerd zijn. Sportfonds In de onderstaande tabel zijn voor de jaren 2002-2005 het aantal aanvragen, de realisatie (uitgaven) en de begroting van het Sportfonds weergegeven. Tabel 3.4
Realisatie, begroting en verstrekkingen sportfonds 2002
2003
2004
2005 46.000
Realisatie
46.072
41.012
+/- 49.000
Begroting
34.833
35.723
+/- 37.000
36.000
412
336
onbekend
onbekend
Verstrekkingen
Bron: sector WIZ rapportages 4 e kwartaal 2002, 2003, 2004 en 2005 en 1 e kwartaal 2006 / nota Aanvullende info armoedeonderzoek, gemeente Delft, 22-09-06
De verkregen beleidsstukken bevatten geen streefwaarden of andere verklaringen voor de begroting. Als het doel, net als bij de bijzondere bijstand, bestaat uit het bereiken van een realisatie gelijk aan de begroting, dan is die niet gehaald, want de begroting schiet structureel ongeveer €10.000 tekort. Blijkbaar wordt hier de begroting niet aangepast aan de realisatie van het voorgaande jaar.
44
3.4
Beperken van zorg- en ziektekosten
AV-Delft De volgende tabel bevat gegevens over de resultaten van de AV-Delft. Tabel 3.5
Realisatie en begroting AV-Delft
% verzekerde bijstandsgerechtigden /
2002
2003
2004
2005
onbekend
56%/35%
54%/37%
58%/42%
overige minima38 Verstrekkingen
1.571
1.607
1.725
onbekend
Realisatie
198.276
255.000
172.000
321.000
Begroting
147.227
152.000
157.000
355.000
Bron: sector WIZ rapportages 4 e kwartaal 2002, 2003, 2004 en 2005 en 1 e kwartaal 2006
De dekkingsgraad van de AV-Delft (het percentage minima dat verzekerd is) is in de periode 2003-2005 enigszins gegroeid, zowel wat betreft bijstandsgerechtigden als overige minima. Voor het doel van de gemeente om niet-gebruik tegen te gaan (zie 2.4.4) is dit een positieve ontwikkeling. Ook het aantal verstrekkingen is in de periode 2002-2004 gestaag gegroeid. Op de aanzienlijke fluctuaties in en afwijken tussen begrotingen en realisatie wordt in de beleidsverslagen weinig toelichting gegeven. In het WIZ kwartaalverslag 4e kwartaal 2002 wordt de omvangrijke overschrijding van de begroting in 2002 deels verklaart door “de boeking van communicatiekosten op deze post die niet zijn ingezet ten bate van de AVDelft”. Waarom tot boeking op deze post is overgegaan is niet duidelijk. Ook opvallend is dat de begroting voor 2005 meer dan verdubbeld is ten opzichte van het voorgaande jaar, zonder dar hiervoor een duidelijk verklaring wordt gegeven. Een doelstelling van de AV-Delft is, zoals beschreven in het vorige hoofdstuk, het voorkomen van royement van zorgverzekeringen bij minima. De gemeente heeft invulling gegeven aan deze doelstelling door met DSW (de zorgverzekeraar) afspraken te maken. Deze komen erop neer dat DSW bij betalingsachterstand niet direct overgaat tot royement, maar dat de gemeente eerst ingrijpt bij de persoon in kwestie met als doel de betaling geregeld te krijgen. DSW is verder relatief verzekerd tegen betalingsachterstanden doordat alleen personen die hun basisverzekering ordentelijk betalen, in aanmerking kunnen komen voor de aanvullende verzekering. Eenmalige uitkering chronisch zieken, ouderen en gehandicapten De twee keer door de Rijksoverheid aan gemeenten verstrekte eenmalige uitkering, heeft Delft uitgekeerd aan de rechthebbenden. Dit is gebeurd op basis van een bestandskoppeling (van bestanden van het GBA, de Belastingdienst, etc) waarmee Delft de rechthebbenden heeft kunnen achterhalen, zonder een toets op individueel niveau uit te voeren. Degenen die uit de bestandkoppeling kwamen, kregen de uitkering automatisch toebedeeld. 38
Het eerste percentage in de kolommen is het percentage van de bijstandsgerechtigden dat via de AV-Delft is verzekerd, het tweede het percentage van de overige minima dat via de AV-Delft is verzekerd. De cijfers die op 22-9-2006 via de nota Aanvullende info armoedeonderzoek m.b.t. het dekkingspercentage zijn geleverd, wijken hiervan af.
45
Om te voorkomen dat rechthebbenden die niet uit de bestandskoppeling kwamen of waarvan geen rekeningnummer bekend was zouden worden overgeslagen, zijn ook brieven verstuurd en advertenties geplaatst naar aanleiding waarvan mensen hun rekeningnummer konden opgeven of zelf een aanvraag konden doen.39
3.5
Preventie en tegengaan niet-gebruik
Zoals aangegeven in het vorige hoofdstuk tracht de gemeente Delft op allerhande manieren – via DUIT, Dr-UIT, de Formulierenbrigade, SOD, Stichting Leergeld, folders, de WIZ klantenkrant, bijsluiters, internet, de stadskrant, bestandskoppelingen, etc – armoede te voorkomen en/of het gebruik van inkomensondersteunende maatregelen te bevorderen. DUIT De onderstaande tabel bevat prognoses en realisaties van het aantal klantcontacten van en huisbezoeken door DUIT. Tabel 3.6
Realisatie en prognose DUIT Prognose
Aantal klantcontacten Aantal huisbezoeken
Realisatie
2005
2004
2003
2002
2005
2004
2003
2002
660
600
600
-
1.559
2.304
1.375
1.052
220
200
200
-
391
278
250
292
e
e
Bron: sector WIZ rapportages 4 kwartaal 2002, 2003, 2004 en 2005 en 1 kwartaal 2006 / Nota aanvullende info armoedeonderzoek, gemeente Delft, 22-09-2006
Het is lastig om de realisatiecijfers van bijvoorbeeld het aantal klantcontacten te beoordelen. Immers, de vraag is wat precies met een klantcontact wordt bedoeld. Waarschijnlijk kan dit variëren van een uitgebreid persoonlijk bezoek tot een kort telefonisch overleg. De indruk die verschillende van onze gesprekspartners hebben over DUIT is dat zij actief aan de weg timmert. Tevens spraken zij hun waardering uit over het initiatief. Op basis waarvan de prognoses gemaakt worden is niet duidelijk. Ze worden in ieder geval wat betreft het aantal klantcontacten structureel uitzonderlijk conservatief ingeschat en niet gerelateerd aan de realisatie van het jaar daarvoor. KWIZ De WIZ Klantenkrant verschijnt 3 tot 4 keer per jaar in een oplage van 4.300, ongeveer 1.000 meer dan het aantal bijstandsgerechtigden. Dat betekent dat, naast de kranten die bijstandsgerechtigden krijgen, een aanzienlijk aantal kranten op openbare plekken verspreid wordt, waar ook andere minima de krant kunnen oppakken of lezen. In 2005 heeft er een evaluatie plaatsgevonden van de krant betreffende het bereik van de KWIZ en het leesgedrag van ontvangers. Daarnaast wil men inzicht krijgen in het feit of het lezen van de KWIZ stimuleert tot het aanvragen van voorzieningen. De KWIZ kwam hier
39
Bron: Nota Eenmalige uitkering, Ruud Diemers, gemeente Delft, 30-11-2004.
46
redelijk positief uit naar voren, met rapportcijfers van 7 of hoger op onderliggende onderdelen.40 Dit geld(t) voor u De gemeente heeft in de periode na het verspreiden van het boekje “Dit geld(t) voor u” geen (substantiële) stijging van het aantal aanvragen bijzondere bijstand geconstateerd en concludeert daarom dat het boekje weinig effect heeft gehad.41 Volgens de gemeente heeft geen stijging van aanvragen plaatsgevonden omdat het boekje rond Kerst 2005 werd bezorgd en burgers rond die tijd al teveel post over aanbiedingen in de bus krijgen. Het is echter niet uitgesloten dat het boekje het teruglopende gebruik van de bijzondere bijstand (zie paragraaf 3.2) heeft beperkt.
3.6
Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
Uitvoering42 Voor AOW-ers zonder aanvullend pensioen en bepaalde uitkeringsgerechtigden van WIZ (Werk Inkomen en Zorg) wordt op geautomatiseerde wijze kwijtschelding van aanslagbedragen verleend. Vooraf wordt wel getoetst of deze personen in aanmerking komen voor kwijtschelding volgens de wettelijke normen. Positief aan deze regeling is dat AOW-ers zonder pensioen die uit plichtsbesef geen kwijtschelding zouden aanvragen, toch kwijtschelding wordt verleend. Personen die tenminste meer achtereenvolgende jaren volledige kwijtscheldingen hebben gekregen en van wie de financiële situatie niet is gewijzigd, kunnen via een formulier een aanvraag doen voor meerjarige kwijtschelding. Of iemands financiële situatie is gewijzigd wordt steekproefsgewijs gecontroleerd. Binnen zes weken ontvangen aanvragers uitspraak of meerjarige kwijtschelding wordt toegekend en binnen vier weken daarna wordt de eventueel teveel betaalde belasting overgemaakt op de rekening van de cliënt. Wie niet in aanmerking komt voor geautomatiseerde kwijtschelding of meerjarige kwijtschelding kan via een kwijtscheldingsformulier alsnog verzoeken om kwijtschelding. Formulieren kunnen telefonisch, via internet of met het retourformulier dat bij het aanslagbiljet is gevoegd worden aangevraagd, en worden binnen een week thuisgestuurd. Formulieren kunnen ook worden afgehaald bij Publieksbalie of het Instituut Sociale Raadslieden. Binnen twee weken ontvangen aanvragers een ontvangstbevestiging van hun kwijtscheldingsverzoek, binnen zes maanden na de ontvangstbevestiging volgt uitspraak en binnen vier weken daarna wordt eventuele teveel betaalde belasting overgemaakt.
40 41 42
Bron: Conceptrapport klantenkrant WIZ 2005 (Dimensus beleidsonderzoek). Bron: respondent. Bron: website gemeente Delft.
47
Resultaten De gemeente Delft heeft de volgende gegevens verstrekt over de resultaten van de maatregel kwijtschelding gemeentelijke belastingen. De cijfers over 2006 hebben betrekking op het eerste half jaar van 2006 (t/m 30 juni 2006). Tabel 3.7 Jaar
Cijfers kwijtschelding gemeentelijke belastingen
Binnen
Toegewezen
Bedrag
Afgewezen
Nog open (aantal)
4709
3829
€ 1.263.761,01
879
1
2002
Nog open (bedrag) €
345,58
2003
6068
4294
€ 1.502.201,16
1772
2
€
692,23
2004
6301
4273
€ 1.515.395,36
1946
82
€
19.907,41
2005
6866
4800
€ 1.702.164,53
1818
248
€
67.762,10
2006
4720
2658
€
271
1791
€
567.154,89
718.594,54
Bron: Nota aanvullende info armoedeonderzoek, gemeente Delft, 22-09-2006
Uit de tabel blijkt duidelijk dat het aantal aanvragen (“binnen”) elk jaar groeit (voor 2006 is het totaal nog niet bereikt). Dit leidt tot zowel meer toe- als afwijzingen. Relatief gezien is het aantal afwijzingen sterker toegenomen dan het aantal toewijzingen. Een toewijzing komt gemiddeld neer op een meevaller van enige honderden euro’s. Het gegroeide aantal aanvragen kan blijkbaar niet onmiddellijk verwerkt worden, want het aantal aanvragen waarover nog niet is beslist (“nog open”) is toegenomen. De gemeente kon geen prognoses/streefwaarden leveren voor de maatregel kwijtschelding gemeentelijke belastingen. Vluchtelingenwerk constateert met betrekking tot kwijtschelding voor leges van het identiteitsbewijs een probleem: burgers kunnen soms niet meedoen aan een regeling omdat zij niet over een afdoende verblijfsstatus beschikken. De leges voor identiteitsbewijzen zijn echter sterk gestegen de laatste jaren. Voor minima zijn de kosten zeer omvangrijk. Vluchtelingenwerk wil graag dat de gemeente hier op de een of andere manier wat aan doet.
3.7
Langdurigheidstoeslag
Uit de onderstaande, van de gemeente verkregen tabel, blijkt dat de realisatie in 2005 een stuk hoger lag dan voor 2004 (toen de langdurigheidstoeslag werd ingevoerd). Vergelijking met cijfers van het aantal bijstandsgerechtigden in 2004/2005 maakt het onwaarschijnlijk dat de toename volledig veroorzaakt wordt door een toename van het aantal bijstandsgerechtigden dat al minstens 5 jaar een uitkering heeft. Mogelijk is het aantal overige minima dat langdurigheidstoeslag ontvangt toegenomen. Tabel 3.8
Langdurigheidstoeslag Prognose
Verstrekkingen langdurigheidstoeslag Totaal bedrag verstrekte Langdurigheidstoeslag
Realisatie
2005
2004
-
-
2005 843 € 369.044
2004 575 € 240.587
Bron: sector WIZ rapportages 4 e kwartaal 2002, 2003, 2004 en 2005 en 1 e kwartaal 2006 / Nota aanvullende info armoedeonderzoek, gemeente Delft, 22-09-2006
48
In 2005 lag het gemiddeld bedrag per verstrekking op 438 euro. Dat is hoger dan het in de publicatie Gemeentelijke Armoedebeleid genoemde landelijke gemiddelde van 360 euro. Om in aanmerking te komen voor langdurigheidstoeslag, moet iemand voldoende getracht hebben om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen als er geen maatregel op zijn/haar uitkering is getroffen in verband met onvoldoende sollicitatieactiviteiten of het weigeren van aangeboden arbeid. Bovenstaande is alleen van toepassing op bijstandsgerechtigden. Bij overige minima wordt blijkbaar niet getoetst of zij in aanmerking komen voor langdurigheidstoeslag. In ieder geval is niet duidelijk hoe vastgesteld wordt of zij al 5 jaar onder de norm leven en of zij voldoende naar arbeid hebben gezocht. De langdurigheidstoeslag is door de regering bedoeld voor mensen waarvoor arbeid geen perspectief is of nooit geweest is. Overige minima zouden bijvoorbeeld bij CWI gecheckt kunnen worden op hun afstand tot de arbeidsmarkt.
3.8
Beperken woonlasten
Bijzondere bijstand Zoals aangegeven in paragraaf 3.2 is het aantal verstrekkingen bijzondere bijstand de laatste jaren afgenomen. Om na te gaan of dit ook het geval is voor verstrekkingen in verband met woonlasten, is aan de gemeente gevraagd ons cijfers te leveren over het aantal verstrekkingen op dat vlak (dit kon niet worden afgeleid uit de WIZ rapportages). Er is ook apart gevraagd naar verstrekkingen in verband met energiekosten, omdat deze recent sterk zijn gestegen en er door verschillende geïnterviewde personen grote problemen zijn ontstaan vanwege die stijging. De cijfers waren niet binnen de noodzakelijke termijn beschikbaar. Wel zijn er cijfers voor de tegemoetkoming onzelfstandige wooneenheden/Thowe. Tabel 3.9
Begroting Tegemoetkoming Onzelfstandige wooneenheden 2002-2005 2002
Begroting Realisatie (= aantal verstrekkingen)
2003
2004
2005
78.000
132.026
101.000
45.000
2.877,83
1.085,81
9.878,04
31.314,11
Bron: sector WIZ rapportages 4 e kwartaal 2002, 2003, 2004 en 2005 / Memo aanvullende info armoedeonderzoek, gemeente Delft, 22-09-06
Uit de cijfers blijkt dat de begrotingen voor de jaren 2002, 2003 en 2004 veel hoger zijn dan de realisaties en dat zowel de begrotingen als de realisaties van jaar tot jaar sterk verschillen. Hiervoor wordt in de verslagen geen verklaring gegeven. De begroting was alle jaren zeer hoog vergeleken met de realisatie, behalve in 2005, toen de begroting veel lager en de realisatie veel hoger was dan in jaren daarvoor. In haar nota aan de Rekenkamer d.d. 1 december 2006 geeft de gemeente Delft aan dat Thowe in 2002 van start is gegaan met een meerjarenbegroting en dat na een evaluatie in 2004, waaruit bleek dat de begroting hoger was dan de realisatie, de begroting voor volgende jaren naar beneden is bijgesteld. Feit is dat begroting en realisatie voor 2005 beter op elkaar aansluiten. Onduidelijk blijft waarom de begrotingen en realisaties van jaar tot jaar zo verschillend zijn.
49
Sociale huurwoningen De gemeente Delft beschikt op dit moment over ruim voldoende sociale huurwoningen voor de doelgroep minima. Daardoor kunnen Delftse minima, in verhouding tot minima die wonen in andere gemeenten in de regio, vrij gemakkelijk aan een woning komen.43
3.9
Toeslagen op de algemene bijstand
Het gemeentelijk toeslagenbeleid dient te worden vastgelegd in een verordening. De gemeente Delft heeft een dergelijke verordening. Daarin is vastgesteld dat alleenstaanden en alleenstaande ouders onder gespecificeerde voorwaarden recht hebben op een verhoging met een bepaald percentage. Van de gemeente kon geen duidelijkheid worden verkregen over het aantal verstrekte toeslagen in de jaren 2002-2005.
3.10
Conclusies
Het in hoofdstuk 3 op basis van deskresearch en interviews beschreven beeld van de uitvoering en resultaten van het armoedebeleid van de gemeente Delft leidt tot de volgende conclusies over het armoedebeleid van de gemeente Delft: Verschillende beleidsmaatregelen lijken goede resultaten op te leveren. Zo heeft een aantal respondenten van buiten de gemeente zich positief over DUIT uitgelaten en zijn de realisaties van DUIT (aantal klantcontacten en huisbezoeken) aanzienlijk hoger dan de prognoses die voor DUIT gesteld zijn. Wel constateren wij dat de prognoses structureel conservatief worden ingeschat. Ook de Delftpas lijkt goed te werken. Het aantal passen is door de jaren heen alleen maar toegenomen. Weliswaar neemt het aandeel minima-pashouders minder snel toe dan het aandeel andere pashouders, maar ook de eerste groep groeit. Een constatering op basis van de ontvangen en bestudeerde stukken is dat er nauwelijks uitvoeringsinformatie in staat die inzicht geeft in de relatie tussen de lokale maatregelen en investeringen enerzijds en uitkomsten c.q. resultaten anderzijds. Per jaar fluctueren de cijfers (uitgaven, verstrekkingen etc) van verschillende regelingen en uitvoerende instanties van de maatregelen, maar het is o.b.v. de stukken lang niet altijd duidelijk waar dit het gevolg van is. Er wordt vrijwel niet in de stukken aangegeven op welke punten door uitvoerders problemen zijn geconstateerd (te weinig doelbereik etc) en op welke punten nieuwe successen zijn bereikt. Ook worden er nauwelijks concrete doelen of streefwaarden gesteld waarop kan worden afgerekend, alhoewel dat voor 2006 wel beter is gedaan44. Begrotingen lijken vooral gebaseerd te worden op ervaringen van voorgaande jaren en niet op gerichte doelstellingen die bereikt moeten worden. Anderzijds is het ook wel lastig om de resultaten van bepaalde activiteiten in kaart te brengen. Het is vaak appels met peren vergelijken. Bijvoorbeeld het Instituut Sociale Raadslieden helpt 43 44
Bron: Woonbron. Bron: Beleidsplan WIZ, 2006.
50
x klanten per jaar, maar de ene klant is de ander niet. De ene komt alleen met een simpele vraag, terwijl de andere enorme problemen heeft die veel tijd van de raadslieden vragen. Het blijft daarom lastig om te beoordelen in hoeverre de uitvoerders hun werk goed doen en wat de uiteindelijke opbrengst is. De gemeente lijkt bij veel afdelingen/organisaties min of meer te vertrouwen op hun professionaliteit. Echter, in hoeverre de uitvoering van beleid effectief en efficiënt is, is moeilijk te zeggen vanwege de relatieve oncontroleerbaarheid van het beleid. Wat dat betreft kan de Delftpas met recht een succes worden genoemd. Niet alleen omdat het bereik en gebruik van de pas blijven toenemen, maar ook omdat het een voorbeeld is van hoe beleid controleerbaar gemaakt kan worden (door monitoring en verslaglegging). Kortom, vanwege de oncontroleerbaarheid van beleid, maar ook vanwege het feit dat er geen programma ‘armoede’ is in de gemeente Delft en de doelgroepen onvoldoende in beeld zijn, kan er weinig gezegd worden over de effectiviteit van het armoedebeleid in de gemeente Delft. Bij sommige regelingen is/was onvoldoende koppeling tussen beleid/begrotingen en realisaties. Dat houdt in dat niet, of pas in een laat stadium, conclusies worden verbonden aan praktijkervaringen. Dit blijkt uit het feit dat de prognoses/begrotingen van bijvoorbeeld DUIT en Thowe sterk afwijken, respectievelijk afweken van de realisaties. DUIT heeft al jaren meer dan duizend klantcontacten per jaar, terwijl de prognoses nog steeds rond de 600 worden gesteld. De begroting van Thowe was een aantal jaar (2002-2004) heel veel hoger dan de realisatie. Wel is de begroting in 2005 naar beneden bijgesteld. De gemeente Delft heeft ervoor gekozen om de Rijksbezuinigingen van 2004 op de bijzondere bijstand niet door te voeren. Ze heeft de afgeschafte categoriale regelingen vervangen door meer financiële ruimte bij individuele verstrekkingen, om voorzieningen in stand te kunnen houden. De extra financiële ruimte is gezocht in o.a. de vereveningsreserve Werk en Inkomen. De gemeente Delft is er in geslaagd de Rijkskorting van 1,5 miljoen euro uit eigen middelen te compenseren. Ze heeft initiatieven genomen tot financiële ondersteuning vanuit de bijzondere bijstand van bijvoorbeeld de Formulierenbrigade en Stichting Leergeld. In enkele interviews met veldpartijen klinkt de opmerking door dat de gemeente Delft, door te strikte beoordeling voor verstrekkingen van bijzondere bijstand, minder uitgeeft dan er voor bijzondere bijstand gereserveerd is. Deze mening van respondenten wordt niet onderbouwd door de cijfers; op basis van vergelijking tussen de begrotingen en uitgaven aan bijzondere bijstand, kan geen structurele onderbenutting geconstateerd worden. Eén van de collegedoelstellingen (2002) was om het bereik (en als gevolg daarvan gebruik)45 van de bijzondere bijstand te doen toenemen, zowel onder bijstandsgerechtigden als andere bevolkingsgroepen (niet-bijstandsgerechtigden of overige minima). De gemeente Delft heeft diverse acties ondernomen om dit te realiseren, bijvoorbeeld de op45
Bereik en gebruik zijn niet hetzelfde. Door bereik (=doelstelling van het college) probeert men uiteindelijk het gebruik te bevorderen. Aangezien er geen communicatie-onderzoek bij ons bekend is waaruit de effectiviteit van de in het communicatieplan (2002) aangegeven instrumenten blijkt, doen wij hier alleen een uitspraak over bereik voor zover dat zichtbaar is geworden in het gebruik. Er kunnen echter ook redenen zijn waarom bereik niet in gebruik wordt omgezet, alhoewel wij ervan uit gaan dat als de bekendheid over de mogelijkheden van de bijzondere bijstand de juiste doelgroep bereikt, deze bekendheid ook omgezet zal worden in gebruik.
51
richting van DUIT en de uitgave van het boekje “Dit geld(t) voor u”. Ondanks de inzet van de gemeente lijkt de doelstelling (nog) niet te zijn gerealiseerd; er is geen substantiële toename van het gebruik van de bijzondere bijstand. Het aantal verstrekkingen bijzondere bijstand is tussen 2002 en 2005 afgenomen van 10.430 tot 7.91646. Over het aantal minima waaraan verstrekt is, zijn geen cijfers gevonden, maar het is onwaarschijnlijk dat dit aantal is toegenomen aangezien het totale aantal verstrekkingen met ruim een vijfde is afgenomen. Dit zal echter wel kunnen gebeuren als binnenkort de draagkrachtgrens bijzondere bijstand van 110% naar 130% wordt opgeschroefd. Grotere groepen inwoners van Delft zullen een beroep kunnen doen op de bijzondere bijstand. Daar moet natuurlijk wel rekening mee worden gehouden bij de begroting; meer gebruik is alleen mogelijk met meer middelen. Onderdeel van de bovenstaande collegedoelstelling was ook het opstellen van een communicatieplan. Dit plan is inderdaad opgesteld, dus dit onderdeel van de collegedoelstelling is gehaald. De gemeente Delft constateert zelf dat het bereik van het beleid onder de groep overige minima groter is dan men aanvankelijk dacht doordat nu gewerkt wordt met cijfers van het CBS in plaats van met cijfers van het COELO47. Het bereik van bijvoorbeeld de AVDelft is dan 50% onder de overige minima in plaats van 43%. Alhoewel dit hoger is dan men aanvankelijk dacht, is nog steeds geen antwoord te geven op de vraag of het bereik onder de overige minima is toegenomen. Immers, wat was het bereik in de uitgangssituatie en wat zijn de doelstellingen en/of streefwaarden? Aandacht voor armoedebeleid is een kosten-baten afweging. Het I-deel van de WWB is beperkt. Daarom is het zaak te voorkomen dat veel mensen langdurig in de bijstand komen te zitten of problematische schulden krijgen. Maatregelen gericht op preventie en activering verdienen zichzelf dus, mits effectief, terug. De collegedoelstellingen ‘het invoeren van een vereveningsreserve’ (doelstelling 3) en het “uitbreiden van het aanbod van de Delftpas” (doelstelling 6) zijn gerealiseerd. In bijlage 4 van dit rapport is een tabel opgenomen met daarin een overzicht van doelen, doelgroepen, streefwaarden, resultaten en kosten van de meeste maatregelen die in hoofdstuk 3 zijn behandeld.
46 47
Bron: WIZ Kwartaalrapportages. Memo aan MT-WIZ van Ruud Diemers, aantallen huishoudens overige minima, 20-02-2006
52
4
Uitvoering en resultaten schuldhulpverlening
4.1
Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de landelijke problematiek van schuldhulpverlening (paragraaf 4.2), doelstellingen van de gemeente Delft met betrekking tot schuldhulpverlening (paragraaf 4.3), de wijze waarop de gemeente schuldhulpverlening heeft georganiseerd (paragraaf 4.4), de resultaten van schuldhulpverlening (paragraaf 4.5) en de knelpunten en conclusies betreffende schuldhulpverlening (paragraaf 4.6). In het hoofdstuk is specifiek aandacht voor schuldhulpverlening aan jongeren. In de uitkomsten van dit hoofdstuk zijn tevens de uitkomsten van de interviews verwerkt. Van de tien gesprekken zijn er vijf waarbij dieper ingegaan is op het convenant BAW als casus binnen de schuldhulpverlening.
4.2
Landelijke problematiek schuldhulpverlening 48
I n l ei d i n g 49 Leden van de NVVK (= Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet), zoals de Budgetwinkel in Delft, houden zich met name bezig met schuldsaneringen, sociale kredietverlening en budgetbeheer. Daarnaast bestaat er in Nederland ook nog een wettelijke schuldsanering, die voor een deel eveneens door NVVK leden wordt uitgevoerd. De NVVK is niet tevreden over het aantal mensen dat daadwerkelijk wordt geholpen in de Schuldhulpverlening. De NVVK is van mening dat de beschikbare diensten onvoldoende aansluiten op de feitelijke problemen van de burgers en dat zij zijn verworden tot een te technische en deels bureaucratische aanpak. Het gevolg daarvan is dat de doorlooptijden vaak lang zijn, dat schuldeisers zich vaker hard opstellen en dat de slagingspercentages van de schuldhulpverlening door gemeentelijke kredietbanken en organisaties voor schuldhulpverlening, ook de Budgetwinkel in Delft, dalen. Hierin speelt een aantal factoren een rol. Niet alleen de verslechtering van de financiële en economische situatie, maar ook het onvoldoende op elkaar aansluiten van de bestaande hulpverlening. De NVVK wil deze daling een halt toeroepen. De NVVK staat daarom een radicale vernieuwing van de schuldhulpverlening in heel Nederland voor. Geconstateerd wordt dat de huidige schuldenaar steeds minder beantwoord aan het ideaalmodel dat de oplossingsgerichte schuldhulpverlener graag zou zien. In plaats van een goed meewerkende, adequaat reagerende en vlot informatieverstrekkende schuldenaar wordt de schuldhulpverlening steeds meer geconfronteerd met een clientèle die steeds minder (nauwelijks) in staat is zich administratief staande te houden en daardoor ook niet in staat is om door middel van een goede samenwerking met de schuldenaar op een vlotte manier een afkoopregeling met schuldeisers te realiseren. Dit heeft uiteraard zijn gevolgen voor het aantal geslaagde bemiddelingen: dit aantal neemt dramatisch af. Dat dit tot ongenoegen leidt bij schuldeisers is duidelijk: steeds vaker wil men niet meer meewerken aan
48
Bron: Schuldhulpverlening Delft in beweging!! Onderzoek in opdracht van de Budgetwinkel, 2006. Bron: Schuldhulpverlening Delft in beweging!! Onderzoek in opdracht van de Budgetwinkel, 2006, p. 16-17, p. 67.
49
53
NVVK voorstellen tot afkoop. Overigens wordt het eigen aandeel in deze ontwikkeling door schuldeisers niet erkend. De afname van het slagingspercentage is een landelijke trend. De problematiek rondom schulden wordt steeds complexer. Steeds meer mensen kloppen aan bij instanties voor schuldhulpverlening, terwijl de tendens is dat steeds minder mensen bemiddelbaar zijn voor schuldhulptrajecten. Ook lijken schuldenaren er steeds meer onvoldoende van doordrongen te zijn dat hun situatie problematisch is. Daarnaast valt ook “ontwijkend gedrag” waar te nemen (zorgwekkende zorgmijders). In Delft is deze ontwikkeling niet anders. Het is mede hierom interessant te onderzoeken of met een andere aanpak van de schuldhulpverlening de geschetste problematiek in de toekomst is aan te pakken. De vraag is uiteraard hoe in de directe toekomst, in Nederland maar zeker in Delft, in te kunnen spelen op de zich veranderende hulpvraag van de schuldenaar. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zetten we een aantal cijfers op een rij betreffende schulden in Nederland in 2005. F e i t e n e n c i j f er s i n N e d e r l an d 50 Het aantal verzoeken tot schuldregeling is gestegen van 39.000 (2004) naar 43.000 (2005). Ten opzichte van 2004 betekent dit een stijging van 10%. In 2005 zijn in vergelijking met 2004 meer trajecten schuldregeling afgehandeld (stijging 37 %) en zijn meer akkoorden met schuldeisers bereikt (stijging 15 %). Zestig procent van de schuldenaren is tussen de 25 en 45 jaar; 20% is tussen de 45 en 55 jaar. Opvallend is de toename van het aantal ouderen in financiële problemen van 11,9% (2004) naar 14,6% (2005). Van de schuldenaren is 70% alleenstaand. Ruim 80% van de schuldenaren heeft de Nederlandse nationaliteit. Ook blijkt dat 80% van de schuldenaren geen kinderen heeft. Ook geldt dat ruim 80% van de schuldenaren een inkomen beneden modaal (€ 1.360,00) heeft51. A n d e r e a a n p a k sc h u l d h u l p v e r l en i n g ( N V VK ) De NVVK wil inspelen op de ontwikkelingen door in de nieuwe aanpak aandacht te besteden aan onderstaande drie aspecten. 1. Inzet van andere middelen Veel meer dan voorheen wordt een splitsing aangelegd tussen schuldhulpverlening en schuldregeling. Te vaak is een mislukte schuldregeling een logisch gevolg van een niet gemotiveerde cliënt. Middelen die de NVVK wil inzetten voor een meer succesvolle schuldregeling in de toekomst zijn: een stabilisatiebewind (budgetbeheer waar cliënt zich gedurende een langere periode aan verbindt) certificering van de beroepsgroep van schuldhulpverleners meer aandacht voor preventie, voorlichting en nazorg waardoor de schuldenaar beter wordt voorbereid op een schuldregeling.
50 51
Bron: www.volkskrediet.nl. Persbericht uitgegeven op 13 maart 2006. Bron: www.volkskrediet.nl. Persbericht uitgegeven 13 maart 2006
54
voorbereiding van de schuldenaar op het kunnen leven op een minimum niveau gedurende de schuldregeling. meer dan vroeger de vraag van de schuldenaar leidend laten zijn in plaats van de strakke gedragscode Schuldregelingen: wat deze feitelijk wil is ook van belang en kan ook een (tijdelijke) oplossing van het probleem bieden. Alleen maar denken aan het aansturen naar een schuldregeling op korte termijn is te vaak contra - productief gebleken. 2. Aanpassing van de schuldregeling Daarnaast zou de schuldregeling zelf ook aangepast kunnen worden om meer schuldenaren te kunnen helpen. Over hoe dit zou moeten en kunnen plaatsvinden, moet nog een besluit vallen binnen de NVVK. Binnen het hele veld zullen veranderingen nodig zijn. Zo zullen bijvoorbeeld schuldeisers voorzichtiger moeten zijn met kredietverschaffing en moet er een database komen voor schuldenaren (dit zou overigens ook kunnen via een uitbreiding van de BKR registratie). 3. Saneringsrijp maken van de cliënt Tevens dienen schuldregelaars meer aandacht te gaan geven aan preventie en stabilisatiemaatregelen ten behoeve van de schuldenaar. Het gaat dan over het ‘saneringsrijp’ maken van de cliënt. Bovenstaande ontwikkelingen hebben uiteraard gevolgen voor de schuldhulpverlening in zijn geheel.
4.3
Doelstellingen voor de schuldhulpverlening in Delft
De gemeente Delft legt zich al jaren toe op het oplossen van problematische schulden bij burgers. Uitvoerder van de gemeentelijke schuldhulpverlening is de Budgetwinkel, een vakteam van WIZ. In 2000 constateerde de Budgetwinkel dat het aantal burgers dat met problematische schulden bij de gemeente aanklopte steeg.52 De Budgetwinkel had bovendien te maken met een wachtlijst. Signalen van de Budgetwinkel en anderen leidden ertoe dat in het collegeprogramma 2002-2006 twee doelstellingen werden opgenomen voor de aanpak van schuldhulpverlening: 1 Schuldhulpverlening integraal aanpakken. 2 Schuldhulpverlening meer richten op preventie en voorkoming van recidive. Het collegeprogramma 2002-2006 bevat geen specifieke doelstelling voor schuldhulpverlening aan jongeren. Het behalen van deze doelstellingen zou de lokale schuldenproblematiek moeten verminderen. Om de eerste doelstelling te bereiken moest meer afstemming en samenwerking plaatsvinden tussen onderdelen van de gemeentelijke organisatie en niet-gemeentelijke organisaties die met Delftenaren met problematische schulden te maken hadden. Relevante actoren op het gebied van integrale schuldhulpverlening in Delft waren/zijn onder andere: Budgetwinkel Delfts Uitkering Informatie Team (DUIT) Instituut Sociale Raadslieden
52
Bron: artikel “Meer budgetconsulenten Delft voor hulp aan mensen met schuld”, nieuwsbank.nl, 17 juli 2000.
55
Gemeentelijke Kredietbank Den Haag Algemeen Maatschappelijk Werk (recent gefuseerd met anderen in Breed Welzijn Delft) Stichting Ouderenwerk Delft (formulierenbrigade) Stichting CAV Stichting Leergeld Delftse woningcorporaties (Vestia, Duwo, Woonbron en Vidomes) Andere partijen binnen het convenant BAW, zoals STOED en Kwadraad. Tevens is het convenant BAW (september 2005) een mooie case binnen de schuldhulpverlening, omdat dit een case is waarbij de gemeente Delft met meerdere partijen nauw samenwerkt rondom een moeilijke doelgroep waarbij vanwege multi-problematiek (o.a. problematische schulden) huisuitzetting dreigt. Het coalitieakkoord voor 2006-2010 bevat geen doelstelling voor schuldhulpverlening.
4.4
Organisatie van de schuldhulpverlening in Delft
4.4.1
Budgetwinkel
I n l ei d i n g De gemeente Delft verleent zelf schuldhulpverlening via de Budgetwinkel, een vakteam van WIZ. Budgetwinkel werkt volgens de NVVK-code (=saneringsrijp). De Budgetwinkel treedt op als bemiddelaar tussen burgers met schulden en hun schuldeisers, probeert afbetalingsregelingen te treffen en adviseert burgers over het aflossen of voorkomen van schulden. Om in aanmerking te komen voor schuldhulpverlening moet iemand ingeschreven staan bij de Gemeente Delft, een inkomen hebben op tenminste het voor die persoon geldende bijstandsniveau, op een vast adres bereikbaar zijn en akkoord gaan met de voorwaarden voor hulpverlening van de Budgetwinkel. De hoofddoelstellingen van de Budgetwinkel zijn53: Het op adequate wijze helpen van inwoners van Delft, die te maken hebben met problematische schulden, door middel van het optimaliseren van een integrale aanpak, gericht op het ‘saneringsrijp’ maken van de schuldenaar, waarna schuldbemiddeling en/of sanering plaats kan vinden. De hoofdproducten van de Budgetwinkel zijn54: het verstrekken van informatie en het geven van voorlichting m.b.t. schuldenproblematiek als preventiemiddel het innemen en behandelen van een aanvraag voor schuldhulpverlening het begeleiden van klanten om recidive te voorkomen het verstrekken van verklaringen in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP)
53 54
Schuldhulpverlening Delft in beweging!!!, 2006, p. 6. Schuldhulpverlening Delft in beweging!!!, 2006, p. 7.
56
Bij de Budgetwinkel zijn twee vormen van schuldregeling mogelijk: Schuldsanering is een regeling waarbij door middel van een krediet, verstrekt door de gemeentelijke Krediet Bank, aan schuldeisers een bedrag wordt aangeboden. Schuldeisers worden verzocht de restschuld kwijt te schelden. Het krediet moet daarna in drie jaar worden terugbetaald met een aflossing die gelijk staat aan de maximale aflossingscapaciteit. Indien vaststaat dat iemands inkomen binnen drie jaar niet zal veranderen wordt voor een saneringskrediet gekozen. Schuldbemiddeling is een betalingsvoorstel waarbij schuldeisers worden verzocht akkoord te gaan met een regeling waarbij na drie jaar alle opgespaarde afloscapaciteit aan schuldeisers wordt uitbetaald. Voor bemiddeling wordt gekozen bij een wisselend inkomen (bijvoorbeeld bij werk via een uitzendbureau, of als de kans is groot dat de cliënt op afzienbare termijn een betaalde baan kan krijgen). Schuldregeling gaat hand in hand met budgetbeheer, waarbij de Budgetwinkel het inkomen van een cliënt beheert en daarvan vaste lasten betaalt, bedragen voor aflossingen reserveert en leefgeld overmaakt aan de cliënt. Voor een groep klanten van de Budgetwinkel (100 – 150 klanten) wordt het budgetbeheer gedaan door Stichting CAV. Als een schuldregeling geen succes heeft, kan bij de rechtbank een verzoekschrift worden ingediend voor het gerechtelijke traject van schuldsanering volgens de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Bij deze regeling zijn de schuldeisers verplicht mee te werken aan een oplossing van de schulden. De rechtbank bepaalt of iemand wordt toegelaten tot de WSNP. P r o c e s B ud g e t w i n k el Het hoofdproces van de Budgetwinkel wordt in onderstaande figuur beschreven55: Hoofdproces BuWi Schuldregeling
WSNP
Preventie
Delftenaar met problematische schulden
Aanmelding/ inschrijving BuWi 1
uitval
Poortwachter 2
Intake 3
uitval
uitval
Schuldbemiddeling 4
uitval
Minnelijk traject 5
Gerealiseerde schuldbemiddeling / schone lei
uitval
Bron: M. Stout-Kapsios & A.M. Westerholt-Meeder
Voordat een betalingsregeling kan worden aangeboden stelt de budgetconsulent vast of het betreffende huishouden saneringsrijp (financieel 'op orde') is. Alle voorzieningen waar het recht op heeft (kinderbijslag, huur- en zorgtoeslag, etc) moeten zijn aangevraagd, bankrekeningen en betalingen van vaste lasten moeten in orde zijn en uitgaven moeten indien nodig zijn aangepast (opzeggen loterijen en abonnementen, etc). Als deze voorbereidingen zijn afgerond neemt de Budgetwinkel schriftelijk contact op met de schuldeisers met een verzoek een opgave te doen van de schuld. Wanneer alle schulden bekend zijn wordt aan schuldei-
55
Schuldhulpverlening Delft in beweging!!!, 2006, p. 51.
57
sers een betalingsvoorstel aangeboden. Dit betreft een voorstel om akkoord te gaan met de aflossing van een bepaald deel van de openstaande schuld en de rest van de schuld kwijt te schelden. R e l at i e m et d e G e m ee n t e l i j k e Kr e d i e t ba n k D e n H aa g De Budgetwinkel kan eventueel doorverwijzen naar de Gemeentelijke Kredietbank (GKB) in Den Haag. De Budgetwinkel verwijst in principe geen burgers met problematische schulden door. Bij de GKB komen dus met name burgers terecht die voldoende inkomen hebben om hun schulden op termijn terug te betalen en waarvan verwacht wordt dat zij een minimum aan begeleiding nodig hebben. Dit is logisch omdat de GKB in feite een financiële en geen hulpverlenende instelling is. Met cliënten treft de GKB regelingen voor schuldhulpverlening of budgetbeheer. De GKB organiseert ook budgetcursussen. De Kredietbank ontvangt financiële ondersteuning van de aangesloten gemeenten, waaronder de gemeente Delft. Gemeentelijke Kredietbank Den Haag is een belangrijke samenwerkingspartner van de gemeente en verstrekt bij de Budgetwinkelhulp saneringskredieten aan burgers en geeft leningen aan burgers met een laag inkomen. Kortom, de Budgetwinkel koopt saneringskredieten in bij de GKB Den Haag. De Budgetwinkel zou nooit zelf saneringskredieten kunnen verstrekken (‘we zijn geen bank’). Andere gemeenten besteden de zaken die in de gemeente Delft door de Budgetwinkel worden gedaan uit aan het GKB. Preventie In principe begint schuldhulpverlening bij het voorkomen van het ontstaan van problematische schuldsituaties. In geval van problematische schuldsituaties is er het traject dat bestaat uit een minnelijk traject, mogelijk gevolgd door een wettelijk traject (WSNP). Een positieve afloop van het minnelijke of wettelijke traject resulteert in een schuldenvrije Delftenaar. Vervolgens dient te worden voorkomen dat de schuldenvrije Delftenaar weer problematische schulden aangaat.
Preventie behoort een onderdeel van het schuldhulpverleningsproces te zijn. Om tot een efficiënte (doelmatige) preventie te komen dienen de volgende categorieën van preventie aanwezig te zijn: Primaire preventie: preventie gericht op het voorkomen van problematische schulden Secundaire preventie: het vroegtijdig signaleren van problematische schulden Tertiaire preventie: het voorkomen van recidive. De Budgetwinkel beschikt in het kader van de preventie over een aantal instrumenten dat zich hoofdzakelijk beperkt tot de eerste categorie (m.u.v. DUIT).
4.4.2
C o n ve n a nt B A W
Inleiding Het convenant Bijzondere Aandacht Woonproblematiek (BAW) van 1 september 2005 is onderdeel van het Laatste Kansbeleid van WIZ/Zorg. Het volgt op de overeenkomst "Voorkomen huisuitzettingen wegens overlast en huurschuld" van mei 2001 en beoogt dat gemeente en andere partijen samenwerken om huisuitzettingen te voorkomen. Het gaat hierbij om huisuitzettingen van huurders van woningcorporaties die uit hun woning dreigen te worden gezet vanwege overlast of een huurachterstand en die daarnaast psychosociale, psychiatrische of verslavingsproblemen hebben en/of kinderen jonger dan 18 jaar. Kortom, dit con-
58
venant BAW voorziet in een integrale aanpak inzake de problematiek van huishoudens met meervoudige problematiek in combinatie met huurschulden. Aan het convenant deelnemende partijen zijn: de gemeente (wethouders en burgemeester) de vier woningcorporaties (Vidomes, Woonbron Delft, Woningstichting DUWO en Vestia Delft) STOED (Stichting Onder Een Dak, budgetbeheer) de Budgetwinkel (schuldhulpverlening) Kwadraad (zorgregelaar) Stichting Woonbegeleiding (begeleiding en behandeling van de doelgroep met pensioncontracten). Huishoudens die tot de doelgroep behoren moeten in een zo vroeg mogelijk stadium worden herkend en in contact worden gebracht met het budgetteringsbureau en de zorgcoördinator, teneinde een schuldsanering te realiseren en zo ontruiming te voorkomen. Er zijn afspraken gemaakt voor de inzet van WIZ op het gebied van het doorbetalen van de huur (SDV) en het inzetten voor voldoende inkomen (Interface). Succes van het convenant vraagt om goede contacten met de corporaties, inzicht in de doelgroep vanuit zorgperspectief, gedifferentieerde schuldhulpverlening en een proactieve houding van inkomensconsulenten. Voor de doelgroep die niet zelfstandig kan wonen zijn afspraken noodzakelijk met de Maatschappelijke Opvang. (voor huishoudens met kinderen zijn er al afspraken over pensionwoningen). Het convenant is gebaseerd op 100-120 nieuwe zaken per jaar. Afgesproken is te streven naar een 75% positief resultaat: aantal voorkomen huisuitzettingen. Tot nu toe zijn er 71 aanmeldingen en hebben 13 uitzettingen plaatsgevonden. Zij worden via SMO in pensionwoningen geplaatst.56 Het convenant is gestart vanuit de afdeling Wonen/Laatste Kansbeleid van de gemeente Delft. Dit punt is vanuit de corporaties op de agenda gekomen en loopt al relatief lang. Oude convenant (voor vernieuwde convenant BAW september 2005): Het incassobeleid van de woningcorporaties leidde tot veel huisuitzettingen. De GGD constateerde veel problemen bij mensen (ze kunnen de huur niet betalen). De problemen waren zo groot dat besloten is alle relevante partijen bij elkaar aan tafel te zetten om de problemen op te lossen (GGZ, Budgetbeheer, politie, Parnassia etc). Uiteindelijk bleken er ongeveer 20 partijen aan tafel te zitten die de klanten gingen doorspreken. Dit werkte niet echt, er was weinig structuur, veel ellende en weinig oplossingmogelijkheden. Er waren maar een paar klanten die bij alle partijen bekend waren. Dan kan iedereen meepraten, maar soms waren er maar 2 van de 20 partijen die een bepaalde klant kenden en dat zaten de andere 18 uit het raam te kijken. Probleem was verder dat klanten kwijt raakten en aantallen niet klopten. Corporaties en gemeente hebben gezamenlijk een nieuw convenant gemaakt. Toen kwam het nieuwe convenant BAW in september 2005. Grote omslag: van het niet in kaart hebben van de klanten tot het heel precies in kaart brengen van de klanten.
56
Memo Rapportage BAW 1-9-2005 t/m 31 maart 2006.
59
Vernieuwde convenant BAW september 2005: Het uitgangspunt is dat de situatie binnen zes weken op de rails moet staan. De deelnemende partijen zijn: vier corporaties, Budgetteringsbureau STOED, Stichting Kwadraad (zorgcoördinator), Budgetwinkel, SMO (Stichting Woonbegeleiding) en later toegevoegd: Interface (zorgt ervoor dat de lopende huur binnen 6 weken betaald wordt). Deze laatste partij is binnen de WIZ gesitueerd, maar niet officieel benoemd in het convenant BAW. Stap 1.
Woningbouwcorporatie constateert klant betaalt niet: deurwaarder + ontruimingsvonnis. De corporaties melden huurders aan voor het convenant BAW.
Stap 2.
Toets in het kader van convenant BAW door de corporaties: meervoudige problematiek en/of kinderen in het huishouden (Marike: alleen alleenstaanden zonder multiproblematiek zijn geen doelgroep, de rest wel)
Stap 3A.
Er wordt niet aan de criteria van BAW voldaan: alleenstaande zonder meervoudige problematiek kunnen zich tot de reguliere hulpverlening wenden zoals budgetwinkel, of bij uithuiszetting nachtopvang e.d. Ook komt men in aanmerking voor de SMO woning. Dit zijn pensionswoningen waarin een huishouden met kinderen wordt opgenomen die de afspraken van het BAW niet nakomt.
Stap 3B.
Er wordt wel aan criteria van BAW voldaan: dossier gaat tegelijk naar STOED en Kwadraad. Er wordt gekeken naar wie de klant is, zijn inkomen en schulden. Kwadraad gaat naar de mensen toe en in kaart te brengen waarom men de huur niet betaalt. De zorgregelaar is vooral verantwoordelijk dat de voorwaarden gecreëerd worden dat de huur betaald gaat worden en tevens moet doorverwijzing naar zorginstelling plaatsvinden, indien van toepassing (casemanager).
Stap 4A.
STOED stelt een plan op met de klant voor budgetbeheer (Is het dossier op orde?)
Stap 4B.
STOED voert budgetbeheer in en de budgetwinkel zet het schuldhulpverleningstraject in (problematische schulden, dit is vaak het geval).
Toelichting: N.B. 1
STOED (door corporatie/gemeente/klant zelf) en Kwadraad (door corporatie) worden per klant betaald.
N.B. 2
WIZ (De Sociale Dienst) is bij het convenant BAW betrokken vanwege het verstrekken van voorschotten van uitkeringen
De Budgetwinkel en de Interface zijn ook onderdeel van WIZ.
4.4.3
J o n g e r e n b i n n e n s c h u l d h u l p v e r l e n i n g in D e l f t
De meeste partijen die wij tijdens de interviews gesproken hebben, geven aan dat de doelgroep jongeren op het gebied van schulden en schuldhulpverlening onvoldoende in beeld is in de gemeente Delft. Jongeren melden zich niet bij het CWI en ook niet bij de Budgetwinkel, daarom zijn ze onvoldoende in kaart in de gemeente Delft. Schuldenaren komen over het algemeen alleen in aanmerking voor schuldhulpverlening als ze een inkomen hebben. Veel jongeren met schulden hebben geen inkomen en melden zich daarom ook niet bij de Budgetwinkel 57. Ook binnen het convenant BAW is weinig bekend over deze doelgroep. 57
Het aantal aanmeldingen van jongeren tot 23 jaar bij de Budgetwinkel is 31 in 2006 en 35 in 2005. Op het moment zijn er 11 jongeren tot 23 jaar die een schuldregelingstraject of ander traject bij de Budgetwinkel doorlopen (in voorgaande jaren waren dit er minder dan 10 per jaar). Bron: Informatie per mail van de heer Peter Ruijs, senior-beleidsmedewerker bij de Budgetwinkel.
60
Zowel Vluchtelingenwerk als JIP (= Jongeren Informatie Punt) constateren dat schulden bij jongeren een probleem is. Vluchtelingenwerk geeft aan dat het probleem in Delft wellicht minder groot is dan in Rotterdam, maar dat het probleem er wel is. Het JIP geeft aan dat veel (zelfstandig wonende) jongeren moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Zij hebben geen buitensporig uitgave patroon, maar kunnen gewoon niet rondkomen met het inkomen dat ze hebben. Het JIP signaleert een toename van jongeren met dit soort schulden. Deze jongeren zouden gebaat zijn bij een groter aanbod goedkope woningen en minder administratieve rompslomp rondom kwijtscheldingen. Een andere groep jongeren laat zich verleiden tot aankopen op afbetaling, leningen etc. Het is heel makkelijk voor ze om snel grote schulden te krijgen. Deze jongeren zouden gebaat zijn bij budgetteringscursussen en een hardere regelgeving voor het afsluiten van leningen. Voor de bemiddeling van afbetalingsregelingen en hulp bij budgetteren helpt het JIP jongeren in de gemeente Delft zelf. Wanneer een jongere een inkomen heeft, dan verwijst het JIP door naar bijvoorbeeld DUIT, de Budgetwinkel of de Formulierenbrigade.
4.5
Resultaten schuldhulpverlening
4.5.1
Resultaten Budgetwinkel
W I Z r a p p or t a g e s Hieronder worden de cijfers gepresenteerd van de Budgetwinkel in de WIZ-rapportages van 2005 en begin 2006. Tabel 4.1
Cijfers Budgetwinkel 2004
2005
1 e kwartaal 2006
Instroom
429
479
154
Uitstroom
436
456
173
44
51
7
277
243
200
201
170
130
76
73
70
Waarvan: - geslaagde bemiddelingen Klanten in behandeling Waarvan: - schuldregeling - budgetbeheer
Bron: Kwartaalrapportage WIZ (4e kwartaal 2005, 1e kwartaal 2006)
De kosten die de Budwinkel in 2002 – 2005 hebben gemaakt, luiden als volgt: Tabel 4.2
Kosten Budgetwinkel in 2002 - 2005
Jaartal
Bijdrage in euro
2002
€ 1,1 miljoen
2003
€ 1,2 miljoen
2004
€ 1,4 miljoen
2005
€ 1,2 miljoen
Bron: Vakteam Beleid & Projecten, 22 september 2006
61
Dit betreffen de uitgaven van de Budgetwinkel, maar niet de totale uitgaven van WIZ voor de Budgetwinkel voor de genoemde jaren. Conclusie in 2005 58: De trend van de afgelopen jaren, een toename van het aantal huishoudens dat een beroep doet op de diensten van de Budgetwinkel, zet zich voort. De instroom van het aantal aanvragers is in 2005 met 12 % gestegen ten opzichte van 2004. Hiermee loopt Delft iets achter op de landelijke trend. Ook het aantal afgehandelde aanvragen is gestegen ten opzichte van 2004. Het aantal dossiers in de schuldregeling is gedaald, dit vanwege een scherpere beoordeling van binnenkomende dossiers op de geschiktheid voor verdere hulp. Uiteindelijk leidt deze screening tot een lichte stijging van het aantal geslaagde schuldregelingen. Het aantal dossiers in ”Budgetbeheer” is stabiel gebleven, de verwachting is dat dit zo al blijven of een gelijkmatige lichte stijging zal vertonen in 2006. Er is geen sprake meer van een wachttijd wordt in de kwartaalrapportage van eind 2005 geconstateerd. Uit de interviews die wij hebben gevoerd hebben wij van verschillende partijen vernomen dat er nog steeds wachtlijsten zijn. Bovendien gaf iemand aan dat de wachtlijst van de Budgetwinkel lijkt te zijn geslonken. Dit zou komen doordat grote probleemgevallen (‘niet saneringsrijp’) niet in behandeling worden genomen door de Budgetwinkel, maar worden doorverwezen naar hulpverleningsinstellingen als Algemeen Maatschappelijk Werk en GGZ. Conclusie na 1 e kwartaal 200659: In het eerste kwartaal van ’06 is het aantal aanvragen voor schuldhulpverlening (instroom) fors toegenomen in vergelijking met het jaar 2005. Op jaarbasis wordt een toename van minimaal 20 % verwacht. De uitstroom ontwikkelt zich ook positief, op jaarbasis is de prognose van het aantal beëindigde dossiers 600, hetgeen een toename van 30 % betekent. Een groot aantal klanten wordt (voorlopig) afgewezen, hetgeen voor een deel de toename van de uitstroom verklaart. De verwachting is dat deze categorie cliënten in een later stadium wederom een beroep zal doen op de Budgetwinkel. S l a gi n g s p er c e nt a g e s v o l g e n s o nd e r z o e k Bu d g e t w i n ke l Binnen het onderzoek ‘Schuldhulpverlening Delft in beweging!!’ is gekeken naar de slagingspercentages van de Budgetwinkel. Hierbij is aangegeven dat de NVVK en de benchmarkorganisatie op één lijn zitten als het gaat om de berekening van het slagingspercentage voor schuldregelingen. Het slagingspercentage wordt berekend door het aantal geslaagde schuldregelingen af te zetten tegen het aantal niet-geslaagde schuldregelingen. Voorheen deelde de NVVK het aantal geslaagde schuldregelingen door het aantal aanvragen voor schuldregeling. De slagingspercentages van de Budgetwinkel staan hieronder weergegeven.
58 59
WIZ Kwartaalrapportage 4 e kwartaal 2005. WIZ Kwartaalrapportage 1 e kwartaal 2006.
62
Tabel 4.3 Jaar
Slagingspercentages Budgetwinkel Gesprekken
Aanmeldingen
Percentage
(= instroom) 2006 (1-4)
Beëindigingen
Positieve
(= uitstroom)
beëindigingen
Slagings %
624
201
32,21%
234
30
12,82%
2005
2285
490
21,44%
439
107
24,37%
2004
2271
429
18,89%
436
185
42,43%
2003
1608
370
23,01%
282
145
51,42%
2002
1240
212
17,10%
352
223
63,35%
totaal
6788
1490
21,95%
1391
690
49,60%
Bron: P. Ruijs, sr. consulent Budgetwinkel in rapport Schuldhulpverlening Delft in beweging!!, p. 60.
Een aanmelding (in de WIZ rapportages in tabel 4.1 ook wel ‘instroom’ genoemd) is voor de Budgetwinkel een dossier waarin de dienstverlening van de Budgetwinkel serieus wordt gestart. Opvallend is dat de instroom / aanmeldingen voor 2004 in beide tabellen en gegevensbronnen overeenkomen (429), maar dat voor 2005 geldt dat de WIZ rapportages spreken van 479 aan instroom en bovenstaande tabel 490 aanmeldingen weergeeft. Dit verschil is echter niet substantieel. Tevens valt op dat het aantal positieve beëindigingen (ofwel geslaagde schuldregelingen) in tabel 4.2 wel substantieel afwijkt van het aantal geslaagde bemiddelingen in tabel 4.1. Dit kan verklaard worden door het feit dat een schuldregeling zowel een bemiddeling als een sanering kan betreffen. Over het aantal schuldsaneringen wordt echter in beide tabellen niks gezegd. Uit de cijfers in tabel 4.2 blijkt volgens het rapport Schuldhulpverlening Delft in beweging!! een dalende trend in het slagingspercentage van het aantal gerealiseerde schuldbemiddelingen. Wij merken hierbij op dat waar voorheen over positieve beëindiging ofwel geslaagde schuldregeling nu over gerealiseerde schuldbemiddeling wordt gesproken. Vervolgens wordt geconstateerd dat de trendmatige afname van het aantal gerealiseerde schuldbemiddelingen een landelijk verschijnsel is, dat volgens de NVVK kan worden verklaard door de volgende factoren: Toename van het aantal schuldeisers per cliënt Onvoldoende medewerking van schuldeisers Onvoldoende medewerking van cliënt Daling van gemiddelde aflossingscapaciteit Ontbreken van vast inkomen. Op zijn minst kunnen wij constateren dat het erop lijkt alsof verschillende begrippen door elkaar gebruikt worden waardoor verwarring ontstaat. Wel blijft als conclusie voorop staan dat de slagingspercentages van schuldhulpverlening afnemen in de tijd. De Budgetwinkel hanteert geen streefgetallen voor het aantal geslaagde schuldregelingen in de toekomst. Wel probeert de Budgetwinkel ervoor te zorgen dat de uitstroom in de pas loopt met het aantal aanmeldingen binnen een bepaalde periode. De streefgetallen voor de uitstroom waren in 2002: 250, in 2003 en 2004: 400, in 2005: 450 en voor 2006: 60060.
60
Bron: mail van Peter Ruijs, Budgetwinkel op 11 oktober 2006.
63
O v e r i g e r es u l t at e n Bu d g e t w i n ke l Voorop staat dat de Budgetwinkel zelf in het gesprek met ons constateert dat er een andere aanpak van schuldhulpverlening nodig is, waarbij ook de klanten die nu in eerste instantie worden afgewezen in behandeling kunnen worden genomen. Bovendien moet er meer aandacht komen voor preventie, door meer aandacht voor in de keten (budgetvoorlichting, budgetbegeleiding en budgetbeheer). Deze extra aandacht voor preventie komen wij ook tegen in het rapport ‘Schuldhulpverlening Delft in beweging!!’ waarbij op p. 54 wordt opgemerkt dat er met betrekking tot schuldhulpverlening op het gebied van preventie nog veel valt te verbeteren. Tevens wordt geconstateerd dat nazorg bij de Budgetwinkel nagenoeg ontbreekt. Nazorg is juist van belang om te voorkomen dat zich in de toekomst opnieuw een problematische schuldsituatie voordoet. Met name voor Delftenaren die een structureel gedragsprobleem hebben, of in het geval van een structurele onbalans tussen uitgaven en inkomsten, zijn louter en alleen financiële oplossingen niet toereikend. Voor deze gevallen dient aanvullend hierop een vorm van begeleiding, aanpak van psychosociale problemen en motivatiegesprekken een meer duurzame oplossing te bieden. In navolging op bovenstaande bevindingen geeft het rapport aan dat het raadzaam zou zijn om een preventieproject op te starten dat alle categorieën van preventie omvat (informatief, preventief, signalerend, begeleidend etc.). Wellicht kunnen bepaalde vormen van preventie in samenwerking met daarin gespecialiseerde instanties worden uitgevoerd. Preventie dient een onlosmakelijk deel van de activiteiten van schuldregelende instanties te worden. De schuldregelaar staat hierdoor ook sterker tegenover de schuldeisers: men heeft er immers heel veel aan gedaan om de cliënt vooraf ervan te overtuigen dat financieel wangedrag niet getolereerd kan worden. Schuldeisers weten dus dat de regelaar van te voren ook zijn/haar werk heeft gedaan en niets valt te verwijten. Sterker: een profiel heeft dat deze ook aan hun kant staat. Hierdoor staat de regelaar als bemiddelaar ook sterker. Gelet op de zich veranderende omgevingsfactoren en het feit dat (landelijke) slagingspercentages behoorlijk onder druk staan wil de Budgetwinkel zich daarom meer gaan toeleggen op een echt integrale vorm van dienstverlening. Het meer betrekken van samenwerkingspartners zoals en bijvoorbeeld het maatschappelijk werk, belastingdienst en schuldeisers zou een goede beweging kunnen zijn, terwijl daarnaast meer taken in eigen beheer (denk bijvoorbeeld aan een intensivering van het budgetbeheer) zouden kunnen worden gaan uitgevoerd. Dit zal de slagkracht alleen maar ten goede komen. Met het gestalte geven aan de functie budgetbeheer is een start gemaakt met het in kaart brengen van alle werkprocessen gerelateerd aan Budgetbeheer, wat heeft geleid tot een duidelijke verbetering van de kwaliteit van het budgetbeheer. Hierdoor kon de dienstverlening van de Budgetwinkel worden geoptimaliseerd. Ook de tot voor kort bestaande wachtlijstproblematiek van de Budgetwinkel is structureel aangepakt. Op het moment is er geen sprake meer van een wachtlijst. Cliënten met niet regelbare schuldpakketten worden direct doorverwezen naar andere (hulpverlenende) instanties. Overige cliënten wordt verzocht zich in te spannen om eerst financieel-technische
64
zaken op te pakken en te regelen. Het doel van deze aanpak is saneringsrijpe cliënten toe te laten tot het hoofdtraject
61
.
Een ander aandachtspunt dat ook aandacht krijgt in het rapport dat in opdracht van de Budgetwinkel is uitgevoerd 62, is er dat (veel) meer bescherming moeten worden aangeboden aan schuldenaren die niet in staat zijn om goed om te gaan met het budget. Hierbij moet dan worden gedacht aan bijvoorbeeld beschermingsbewind, budgetbeheer, budgetbuddy’s, Algemeen Maarschappelijk Werk, formulierenbrigades en dergelijke. Dit alles vaak in combinatie met inburgering, tallessen en integratie naar werk waarbij dan bijvoorbeeld de sector WIZ op deze dossiers een goede case manager moet zetten Tot slot moet men zich afvragen of de samenwerking met de GKB Den Haag nog wel zinvol is. Er worden relatief weinig saneringskredieten verstrekt aan de gemeente Delft / Budgetwinkel (op jaarbasis slechts 10 saneringskredieten). Er wordt dus weinig samengewerkt en weinig gebruik gemaakt van de diensten van het GKB Den Haag door de Budgetwinkel. Het feit dat de GKB Den Haag weinig doet voor de gemeente Delft was ook de reden dat zij niet mee wilden werken aan een interview in het kader van dit onderzoek. De gemeente Delft betaalt echter wel een bijdrage aan de GKB Den Haag die een regionale functie heeft. Deze bijdragen worden hieronder weergegeven en hebben naast saneringskredieten ook betrekking op andere, normale kredieten die aan Delftenaren worden verstrekt. Deze andere kredieten maken het grootste deel uit van het totaal aantal kredieten, het aandeel van de saneringskredieten in dit geheel is dus zeer beperkt. De rol van de GKB op het gebied van armoedebeleid is dus klein, maar de kosten hiervan zijn niet eenvoudig te onderscheiden van de kosten van andere zaken die de GKB voor de gemeente Delft regelt. Tabel 4.4
Bijdrage Delft aan GKB Den Haag (2002 - 2005)
Jaartal
Bijdrage in euro
2002
onbekend
2003
€
2004
€ 14.620
2005
€
4.498 6.918
Bron: Vakteam Beleid & Projecten, 22 september 2006
Bekeken zou moeten worden in hoeverre deze bijdragen in verhouding staan tot het aantal kredieten (= zowel saneringskredieten als andere kredieten) dat de GKB Den Haag verstrekt aan de gemeente Delft63.
61
Schuldhulpverlening Delft in beweging!!!, 2006, p. 8. Schuldhulpverlening Delft in beweging!! Onderzoek uitgevoerd in opdracht van de Budgetwinkel door M. Stout-Kapsios en A.M. Westerholt-Meeder. Concept rapportage van 2006, p. 17 en 18. 63 IOO heeft de contactpersoon voor het onderzoek bij de gemeente Delft op 11 oktober 2006 verzocht inzicht te geven in het totaalpakket aan diensten (aantal saneringskredieten, overige kredieten en mogelijk overige producten) dat door de GKB geleverd wordt voor deze bijdrage van de gemeente Delft. Het was echter helaas niet haalbaar om binnen de beperkte tijd die daarvoor stond deze gegevens aan te leveren. 62
65
4.5.2
Resultaten convenant BAW
Met het convenant BAW heeft de gemeente een grote stap gezet voor gezinnen met problematische schulden om te voorkomen dat zij hun huis uit worden gezet. Het naar Delft halen van budgetteringsbureau STOED wordt over het algemeen als een goede zet ervaren. De gemeente is zeer betrokken geweest bij het organiseren van het convenant BAW. Er zouden meer initiatieven voor verschillende doelgroepen ontwikkeld kunnen worden om armoede te bestrijden. Het convenant BAW is daarvan al een heel mooi voorbeeld, gericht op gezinnen met kinderen, problematische schulden en/of multi-problematiek. Opbrengsten van het convenant BAW zijn: Het aantal huisuitzettingen gaat omlaag: in de rapportage BAW over de periode 01-092005 t/m 31-03-2006 wordt aangegeven dat wordt uitgegaan van 100 – 120 nieuwe zaken per jaar. De streefwaarde is 75% positief resultaat, dus 75 – 90 voorkomen huisuitzettingen per jaar. Eind 2006 vindt de eerste evaluatie BAW plaats. Er komen geen gezinnen met kinderen meer op straat te staan Partijen die samen moeten werken om deze moeilijke doelgroep aan te pakken kennen elkaar beter, weten beter wat ze van elkaar kunnen verwachten en wat ieders mogelijkheden zijn Kwadraad liep eerst alleen met alle probleemgevallen en bijbehorende problemen rond. Nu zijn de andere partijen hierbij meer betrokken Alle klanten zijn nu in beeld, er kan geen klant meer ‘ontsnappen’ Binnen 6 weken wordt de lopende huur nu betaald Het is nu financieel veel beter geregeld voor deze doelgroep, door hiervoor STOED, Budgetwinkel en Interface in het convenant op te nemen Door het convenant worden de domeinen Inkomen, Wonen, Maatschappelijk Welzijn en Zorg met elkaar verbonden.
4.5.3
R e s u l t a t e n jo n g e r en
De gemeente Delft voert verschillende activiteiten uit gericht op de doelgroep jongeren. De kern wordt gevormd in de leeftijdsgroep 12-16/17 door multidisciplinaire zorgadviesteams op schoollocaties. In de leeftijdsgroep 16-23 wordt de kern gevormd door het jongerenloket, dat een (groeiend) team van ‘case-managers’ heeft met een CWI-, onderwijs-, jongerenwerk- of sociale dienstachtergrond. Jongeren zonder startkwalificatie worden hier gemeld door de scholen en teruggeleid naar onderwijs, leren/werken of werk. Ook hulpverleningstrajecten en begeleid wonen zijn hieraan gekoppeld. Ondanks deze activiteiten zijn er relatief weinig jongeren die zich melden bij bijvoorbeeld het CWI en de Budgetwinkel en is de doelgroep jongeren nog niet optimaal in beeld, terwijl er signalen zijn dat de groep jongeren met schulden is gegroeid. Ook is het JIP, een organisatie waar jongeren met schulden zich geregeld melden, niet betrokken bij de activiteiten van de gemeente.
66
4.6
Knelpunten en conclusies in de implementatie en uitvoering
De inzichten in het schuldhulpverleningsbeleid van de gemeente Delft die zijn weergegeven in hoofdstuk 4, zijn verkregen op basis van deskresearch en interviews. Op basis van deze inzichten is hieronder een aantal knelpunten aangewezen en conclusies geformuleerd.
4.6.1
K n e l p u n ten e n c o n c l us i es s c h u l d h u l p v e r l e n i n g a l g e m e e n
Landelijk wordt de schuldhulpverlening geconfronteerd met diensten die onvoldoende aansluiten op de feitelijke problemen van de burgers. Er worden te weinig mensen daadwerkelijk geholpen in de schuldhulpverlening. De doorlooptijden zijn vaak lang, de schuldeisers stellen zich hard op en de slagingspercentages van de schuldhulpverlening door de uitvoerende instanties, waaronder de Budgetwinkel, dalen. Echter, het aantal verzoeken tot schuldregeling is in 2005 gestegen ten opzichte van 2004. Steeds meer mensen kloppen aan bij instanties voor schuldhulpverlening, maar steeds minder mensen zijn bemiddelbaar voor schuldhulptrajecten (bij de Budgetwinkel: saneringsrijp). Tegen de achtergrond van de geschetste landelijke problematiek en de parallel met de gemeente Delft kan geconstateerd worden dat er een andere aanpak van de schuldhulpverlening nodig is in de toekomst. De gestegen energiekosten zijn o.a. een belangrijke reden voor de toenemende schulden. De gemeente zou hierover structureel in overleg moeten treden met de energiebedrijven (o.a. Eneco). De Gemeentelijke Kredietbank (GKB) Den Haag verstrekt relatief weinig saneringskredieten aan de gemeente Delft en wilde daarom ook niet meewerken aan een interview in het kader van dit onderzoek. Bekeken zou moeten worden in hoeverre de gemeentelijke bijdrage van Delft aan de GKB Den Haag in verhouding staat tot het aantal kredieten (= saneringskredieten en andere kredieten) dat de GKB Den Haag verstrekt aan de gemeente Delft.
4.6.2
Knelpunten en conclusies Budgetwinkel
Tot voor kort was er sprake van wachtlijsten bij de Budgetwinkel om in behandeling te worden genomen. Dit werd veroorzaakt door o.a. de snelle stijging van het aantal aanvragen. Het gevolg van de wachtlijsten was dat de financiële problemen van de mensen op de wachtlijsten steeds groter werden. De bestaande wachtlijstproblematiek van de Budgetwinkel is inmiddels structureel aangepakt, waardoor er op het moment geen sprake meer is van een wachtlijst. De Budgetwinkel heeft moeite om de doorlooptijden te halen (zij is immers van veel partijen afhankelijk). Door de toename in het aantal aanmeldingen, blijft de preventie in het schuldhulpverleningstraject onderbelicht. De toename van het aantal aanmeldingen houdt niet zozeer verband met de introductie van WSNP (volgens de Budgetwinkel). Wel heeft deze wet eraan bijgedragen dat het taboe rondom schulden en schuldhulpverlening misschien enigszins doorbroken is. Het toenemende aantal aanmeldingen heeft veel meer te maken met de economische achteruitgang van de afgelopen jaren en de invoering van de euro.
67
De Budgetwinkel moet van 400 van de 600/700 klanten die zich aanmelden voor schuldhulpverlening voortijdig afscheid nemen. Zij zijn niet saneringsrijp of saneringsrijp te maken (= richtlijn NVVK), er is vaak sprake van multi-problematiek. De Budgetwinkel kan deze groep niet verder helpen. De vraag is: Welk aanpak kan ontwikkeld worden om het resultaat van schuldhulpverlening te vergroten? De aanpak van schuldhulpverlening sluit onvoldoende aan bij de moeilijke doelgroep van de convenant BAW klanten (= multi-probleem gezinnen). Het selectiecriterium ‘saneringsrijp’ van de Budgetwinkel sluit hierbij niet aan. Het is een doelgroep die veel hulp nodig heeft en intensieve zorg. Deze klanten dienen actief benaderd te worden en er dient een oplossing gezocht te worden voor hun problemen. Het is een groep klanten die niet op komt dagen bij de Budgetwinkel uit ‘angst’. Het is niet niks om convenant BAW klant te zijn, je moet bij allerlei instanties langs. Hieraan heeft men bijna een dagtaak. Het is de moeilijkste groep waar het minst gerealiseerd kan worden. De aansturing van deze groep is erg complex. Het slagingspercentage van de Budgetwinkel zou omhoog moeten64. Zoals eerder opgemerkt is, is dit een landelijk verschijnsel. Kortom, er is een andere aanpak van de schuldhulpverlening nodig. De Budgetwinkel is er nu met name voor de mensen die het op zich wel kunnen, maar alleen een duwtje in de rug nodig hebben. Er is een grote groep die nu niet in aanmerking komt, niet saneringsrijp te maken is. Die groep wordt steeds groter, omdat vele klanten niet in staat zijn om eigen verantwoordelijkheid te nemen (aantal aanvragen neemt ook steeds toe). De groep die aanklopt bij instanties voor schuldhulpverlening wordt steeds groter, terwijl steeds minder mensen bemiddelbaar zijn voor schuldhulptrajecten. Bij die andere aanpak van de schuldhulpverlening zou in ieder geval aan de volgende zaken aandacht gegeven moeten worden: De Budgetwinkel moet zich meer gaan toeleggen op een echt integrale vorm van dienstverlening, door bijvoorbeeld samenwerkingspartijen zoals maatschappelijk werk, de belastingdienst en schuldeisers nog meer bij de schuldhulpverlening te betrekken. Er moet meer aandacht komen voor preventie, vóór in de keten, bij budgetvoorlichting, budgetbegeleiding en budgetbeheer. De klant moet in het voortraject gekneed en gemasseerd worden. Er moet eerder met budgetbeheer gestart worden. De Budgetwinkel kan hierop inhaken door meer taken, bijvoorbeeld een intensivering van het budgetbeheer, in eigen beheer te gaan uitvoeren. Dit zal de slagkracht ten goede komen. Voor moeilijke doelgroepen (zoals van het convenant BAW) zou er meer bescherming moeten komen, omdat zij niet goed in staat zijn om met hun eigen budget om te gaan. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan persoonlijke budgetbuddy’s (hand-in-hand begeleiding). Dit zijn mensen die aan huis komen bij de klant en de klant voorlichting geven, hen budgetbegeleiding geven etc. Deze buddy zou soms bijvoorbeeld een plan kunnen opstellen met een cliënt en andere keren mee kunnen gaan naar organisaties, afhankelijk van de behoefte/capaciteiten van de cliënt. Deze mensen kunnen de klanten discipline bijbrengen en samen met hen aan de slag gaan. Er is een grote groep mensen die het moeilijk vindt om eigen verantwoordelijkheid voor zaken te nemen en die zeer geholpen zou zijn bij deze oplossing.
64
De Budgetwinkel hanteert geen streefwaarde voor het slagingspercentage. Bron: mail Peter Ruijs, Budgetwinkel, 11 oktober 2006.
68
Er zou een aanpak ontwikkeld moeten worden om het resultaat van de schuldhulpverlening te vergroten. Er zou bijvoorbeeld meer onderzoek gedaan kunnen worden naar de gevallen waarin het wel lukt om deze saneringsrijp te maken. Bovendien zou bekeken kunnen worden wie de groep is waar het schuldhulpverleningstraject succesvol wordt afgesloten (slagingspercentage). Wie zijn dat? Waar hangt het vanaf of mensen saneringsrijp te maken zijn? Waar hangt het vanaf of iemand succesvol door het schuldhulpverleningstraject rolt? Hierop zouden dan criteria ontwikkeld kunnen worden. Tevens moeten er instrumenten ontwikkeld worden om met / voor de groep ‘afvallers’ (niet saneringsrijp te maken) iets te doen. De Budgetwinkel is aangesloten bij het NVVK en werkt volgens die kwaliteitsrichtlijnen (de term saneringsrijp is afkomstig van het NVVK). Het zou echter mooi zijn als er ook een toets plaatsvindt in hoeverre de Budgetwinkel in de praktijk daadwerkelijk in staat is om volgens deze richtlijnen te werken (3 maanden voor het advies, 4 maanden voor de afronding (120 dagen model) etc). Dit zou wellicht kunnen leiden tot kortere doorlooptijden bij de Budgetwinkel of het op NVVK niveau vaststellen van meer realistische doorlooptijden, die zijn afgestemd op de huidige landelijke problematiek betreffende schuldhulpverlening. De doelstelling in het vorige collegeprogramma (2002 – 2006) gericht op ‘schuldhulpverlening meer richten op preventie en het voorkomen van recidive’ lijkt (nog) niet te zijn gerealiseerd. Zowel preventie als nazorg moet veel meer aandacht krijgen bij de Budgetwinkel. In de vorm van DUIT wordt er wel aan voorlichting en preventie gedaan. Dit is echter te weinig voor de gehele schuldhulpverlening in Delft, aangezien DUIT (nu nog) relatief klein is. Een algemene conclusie van dit onderzoek is dan ook dat de schuldhulpverlening meer aandacht zou moeten gaan besteden aan het voortraject.
4.6.3
Knelpunten en conclusies convenant BAW
Alhoewel het convenant BAW veel positieve effecten heeft, zijn er ook knelpunten en verbeterpunten. Deze bevinden zich met name op administratief en organisatorisch vlak. Hieronder worden deze gepresenteerd: Doordat het convenant BAW erg ingewikkeld is, lijkt het wat overgereguleerd en geeft het soms problemen in de uitvoering. Dit geldt zeker voor bijvoorbeeld woningcorporaties die relatief weinig gevallen hebben op jaarbasis. De exacte afgesproken administratieve procedures zakken weg, moeten opnieuw uitgezocht worden en lijken dan relatief veel tijd in beslag te nemen. Dit zorgt voor veel organisatorische en administratieve balast. Een verbeterpunt is de terugkoppeling van informatie van de overige partijen binnen het convenant BAW naar de woningbouwcorporaties. Een oplossing voor de hiervoor genoemde twee punten is het in het leven roepen van één centraal registratiesysteem voor het volgen van de klanten binnen het convenant BAW. Dit zal echter wel een behoorlijke financiële investering kosten. Bovendien moet er één iemand verantwoordelijk voor worden gemaakt dat de informatie in het systeem up-to-date is. In wezen is het convenant BAW een verantwoordingsstructuur binnen een verantwoordingsstructuur. De coördinator convenant BAW legt verantwoording af aan twee wethouders en twee woningbouwcorporaties, maar is als medewerker binnen de gemeente Delft verantwoording schuldig aan andere personen. Door deze dubbele verantwoordingsstructuren is soms onduidelijk aan wie waarover gerapporteerd moet worden. Tevens kan dit zorgen voor ‘dubbele petten’. Mogelijk kan deze structuur ook zorgen voor botsende be-
69
langen tussen doelstellingen van de deelnemende partijen zelf en doelstellingen van deze partijen binnen het convenant BAW. Alhoewel de samenwerking en afstemming tussen de betrokken partijen al zeer verbeterd is ten opzichte van de situatie voor het bestaan van het convenant BAW (voorheen waren het ‘allemaal eilanden’) zou de samenwerking en afstemming nog verder verbeterd kunnen worden (ook met niet-deelnemende partijen en organisaties zoals bijvoorbeeld Instituut Sociale Raadslieden). In de praktijk is er soms nog wel eens onduidelijkheid (geweest) over de taakafbakening en de specifieke rollen van STOED en Kwadraad. Wellicht zouden deze taken en verantwoordelijkheden nog eens duidelijk neergezet en gecommuniceerd moeten worden (Doet STOED alleen budgetbeheer of ook schuldhulpverlening/begeleiding? Staan ze achter de Kwadraad hulpverlener of regelen ze los van Kwadraad zaken met cliënten?) Ditzelfde geldt voor wie de regierol vervult binnen het convenant BAW. De taken, rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen zouden nog verder verduidelijkt en gecommuniceerd kunnen worden. Overige knelpunten en verbeterpunten convenant BAW: Wat kan er nu daadwerkelijk op basis van de kwartaalrapportages van het convenant BAW geconcludeerd worden? Het doel is het verminderen van het aantal huisuitzettingen, maar het lijkt erop alsof er geen streefwaarde is gesteld? Wat is de streefwaarde? Als in jaar x het aantal huisuitzettingen y was, is in jaar x+1 het doel dan bereikt als er y-1 huisuitzettingen zijn gerealiseerd? Kortom, hoe zal de evaluatie van het convenant BAW die binnenkort plaats moet vinden, ingevuld gaan worden? Net als voor de schuldhulpverlening in het algemeen, geldt voor het convenant BAW ook dat er meer aandacht moet komen vóór in de keten, bij budgetbegeleiding en budgetbeheer. Dit moet opgenomen worden als een vast onderdeel in het structurele (schuldhulpverlenings)beleid. Voor de moeilijke doelgroep van het convenant BAW moet er meer een casebenadering komen in plaats van een benadering vanuit regelingen. Er moet meer regie gevoerd worden op cliëntniveau, waarbij deze cliënt / klant of het gezin centraal staat en bekeken wordt welke regelingen er vanuit de verschillende domeinen allemaal op deze persoon afkomen. Voor deze moeilijke doelgroep zou ook een persoonlijke ‘buddy’ een oplossing kunnen zijn.
4.6.4
K n e l p u n t en e n c o n c l u s i e s jo n g e r e n
Positief is dat de gemeente Delft verschillende activiteiten uitvoert met betrekking tot jongeren en dat hierbij zowel de gemeente als andere relevante partijen betrokken zijn (zie paragraaf 4.5.3). Wel moet worden geconstateerd dat de groep jongeren met schulden in de gemeente Delft niet optimaal in beeld is en dat een deel van de jongeren met schulden niet bereikt wordt. Er is dus wel een integrale aanpak op het gebied van jongeren, maar slechts een deel van de jongeren met schulden heeft hier profijt van. Het vangnet voor jongeren met schulden zou versterkt kunnen worden door samenwerking met JIP en eventuele andere partijen die in contact staan met de doelgroep en die nu nog geen deel uitmaken van de aanpak van de gemeente.
70
5
Regierol gemeente Delft
5.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op samenwerking binnen de gemeente Delft (paragraaf 5.2), de taken en verantwoordelijkheden van verschillende partijen (paragraaf 5.3) en de afstemming en overleg (communicatie) (paragraaf 5.4). Het convenant BAW zal hierbij vaak als case bekeken worden, omdat deze de mogelijkheid biedt om alle aspecten te illustreren. Het gaat namelijk te ver om op basis van de tien gesprekken die zijn gevoerd uitspraken op detailniveau te doen over het ‘armoedebeleid’ in de gemeente Delft en de samenwerking van alle relevante partijen daarbinnen. Tot slot worden er conclusies geformuleerd omtrent sturing door de gemeente Delft en de regierol die de gemeente Delft wel of niet vervult (paragraaf 5.5).
5.2
Samenwerken
5.2.1
S a m e n we rk e n a l g e me e n
De partijen die we in het kader van de interviews gesproken hebben, zijn vrijwel allemaal positief over de samenwerking met en binnen de gemeente Delft en met externe partners. Ondanks deze positieve focus, noemen zij soms ook verbeterpunten. Hieronder een korte impressie van zaken / opmerkingen die in het kader van samenwerken zijn gemaakt. Zo geeft bijvoorbeeld de Budgetwinkel aan dat er veel en intensief wordt samengewerkt met stichting CAV in Rijswijk en dat deze samenwerking goed gaat. Ook met GKB Den Haag is regelmatig contact en dat verloopt redelijk. Vidomes geeft aan dat er sprake is van samenwerking met de gemeente op drie niveaus en dat dit op alle niveaus prettig verloopt. Met name de samenwerking met het oude vakteam ‘Wonen’ verloopt prima, de lijnen zijn kort. Ze kennen het werkveld en de doelgroep goed. Bovendien zijn er prestatie-afspraken opgesteld tussen de corporaties en gemeenten. Een verbeterpunt dat door één van de geïnterviewde partijen binnen de gemeente wordt geopperd op het gebied van ‘samenwerking’, is om binnen de gemeente alle afdelingen van de gemeente meer te stroomlijnen en beter af te stemmen hoe het loopt. Dit gebeurt veel te weinig. Kortom, er wordt te weinig gecommuniceerd en afgestemd. Ook lang niet alle onderlinge contacten tussen gemeentelijke organisaties verlopen even soepel. Binnen de gemeente zou er een einde moeten komen aan de eilandencultuur. In wezen ben je één gezamenlijke gemeente, in plaats van allemaal aparte eenheden met eigen resultaten en doelstellingen. Een verbeterpunt dat Vidomes constateert betreft de samenwerking met WIZ binnen de gemeente Delft. Vidomes geeft aan dat deze zeer minimaal is. Vanuit eerdere ervaringen geeft Vidomes aan dat er in bijvoorbeeld Den Haag veel meer contact was in het verleden tussen WIZ en de corporaties. Ook constateert men dat WIZ een toetsings- en uitkeringsin-
71
stantie is en veel minder de bewoners actief begeleidt. Hierin zou de gemeente een actievere rol kunnen vervullen, maar dat is waarschijnlijk een keuze. Het betreft hier eigenlijk het middentraject, na voorlichting (DUIT) en voor ontruiming. Daartussen bevindt zich een traject waarin burgers begeleid moeten worden om te voorkomen dat er ontruiming, huisuitzetting plaatsvindt. In deze fase geven woningbouwcorporaties bijvoorbeeld uitstel van betaling, energiebedrijven doen dat niet. Hierover zou de gemeente eens in overleg moeten treden met energiebedrijven. Het Instituut Sociale Raadslieden is onafhankelijk van de gemeente, al worden ze wel door de gemeente Delft gefinancierd. Er is een begeleidingscommissie die de onafhankelijkheid moet bewaken. Het ISR heeft korte lijnen met de gemeente, zoals met WIZ en GBA. Het contact met het CWI verloopt echter moeizamer. Het UWV en Eneco zijn zeer onbereikbaar voor het ISR. Conclusies samenwerking Hoewel uit sommige gesprekken naar voren kwam dat de gemeente Delft op bepaalde gebieden (nog) meer zou mogen sturen en nog meer samenwerking zou mogen organiseren, is er over het algemeen waardering voor de manier waarop de gemeente Delft het initiatief neemt en zich actief inzet om, bijvoorbeeld rond het convenant BAW, met andere organisaties samenwerking en afstemming te realiseren. Van binnen uit de gemeente zelf gaan er geluiden op dat juist tussen de verschillende onderdelen van de gemeente Delft zelf meer gestroomlijnd, afgestemd en gecommuniceerd zou kunnen worden. Wellicht dat er op dit punt verbetering wordt gerealiseerd als de gemeente Delft volgend jaar in zijn geheel één gebouw betrekt.65 Als partijen dichter bij elkaar zitten, bijvoorbeeld in één gebouw, gaat samenwerken ook veel makkelijker. Een mooi voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld de samenwerking van het Instituut Sociale Raadslieden, Schuldhulpverlening en Algemeen maatschappelijk werk in Gouda die ook verenigd zijn op één locatie.
5.2.2
S a m e n we r k e n b i n n e n h e t c o n v e n a n t B A W
Alhoewel de samenwerking en afstemming tussen de betrokken partijen al zeer verbeterd is ten opzichte van de situatie voor het bestaan van het convenant BAW (voorheen waren het ‘allemaal eilanden’) zou de samenwerking en afstemming nog verder verbeterd kunnen worden (ook met niet-deelnemende partijen en organisaties zoals bijvoorbeeld Instituut Sociale Raadslieden). In de praktijk is er soms nog wel eens onduidelijkheid (geweest) over de taakafbakening en de specifieke rollen van STOED en Kwadraad. Wellicht zouden deze taken en verantwoordelijkheden nog eens duidelijk neergezet en gecommuniceerd moeten worden. Ditzelfde geldt voor wie de regierol vervult binnen het convenant BAW. De taken, rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen zouden nog verder verduidelijkt en gecommuniceerd kunnen worden.
65
Inmiddels hebben wij begrepen dat het idee om met alle afdelingen van de gemeente Delft één gebouw te betreden is achterhaald.
72
5.3
Taken en verantwoordelijkheden
Bij deze paragraaf wordt alleen gefocust op het convenant BAW. Wij veronderstellen dat het convenant BAW exemplarisch is voor de samenwerkingen tussen andere partijen binnen de gemeente Delft op het gebied van armoede. Het convenant BAW kent een stuurgroep en een werkgroep. In de stuurgroep zitten twee wethouders van de gemeente Delft en twee corporatiedirecteuren van Vestia en Woonbron Delft. Deze vier personen zijn ook de initiatiefnemers van het convenant. De Regiefunctie binnen het convenant ligt bij deze stuurgroep en de coördinator van het convenant BAW, een medewerker binnen de gemeente Delft. In wezen is het convenant BAW een verantwoordingsstructuur binnen een verantwoordingsstructuur. De coördinator convenant BAW legt verantwoording af aan twee wethouders en twee woningbouwcorporaties, maar is als medewerker binnen de gemeente Delft verantwoording schuldig aan andere personen. Door deze dubbele verantwoordingsstructuren is soms onduidelijk aan wie waarover gerapporteerd moet worden. Tevens kan dit zorgen voor ‘dubbele petten’. Mogelijk kan deze structuur ook zorgen voor botsende belangen tussen doelstellingen van de deelnemende partijen zelf en doelstellingen van deze partijen binnen het convenant BAW. Immers, alle partijen binnen het BAW hebben andere belangen, andere bevoegdheden binnen hun eigen organisatie dan binnen het convenant BAW en moeten ook anders verantwoorden binnen hun organisatie dan binnen het convenant BAW. Dit geldt zowel voor de partijen buiten de gemeente als erbinnen. Beide moeten binnen de eigen organisatie verantwoorden en ook binnen het convenant BAW. Voor de gemeentelijke organisaties geldt dat er ook twee soorten van aansturing zijn, namelijk via de ambtelijke organisatie en via de wethouders die betrokken zijn van het convenant BAW. De belangen in het kader van de eigen organisatie (kunnen) botsen met de belangen van de organisatie in het kader van het convenant BAW. Het is de bedoeling om het convenant BAW verder in te bedden in het Meldpunt Bezorgd? / OGGZ. Dit brengt ook nadere afspraken over de invulling van de organisatie met zich mee. 66
5.4
Afstemming en overleg
Ook deze paragraaf spitst zich toe op het convenant BAW als voorbeeld binnen schuldhulpverlening specifiek en armoedebeleid in brede zin. Naast de stuurgroep is er ook een werkgroep, waarin van alle partijen een afgevaardigde deelneemt. Deze werkgroep overlegt regelmatig. De vier corporaties hebben een afgevaardigde van Vestia en van Woonbron die namens de corporaties in de werkgroep of denktank plaatshebben. Inmiddels is er onlangs ook een overleg in werking gesteld tussen de vier corporaties onderling.
66
Convenant BAW Plus, 30 juni 2005.
73
Er is bij het convenant BAW sprake van vele verschillende domeinen (Inkomen, Zorg, Wonen, welzijn, Juridische aspecten), waardoor communicatie heel belangrijk is. Verschillende corporaties zouden de ‘zorg’ kant van het convenant iets meer los willen laten en zich vooral willen richten op het financiële gedeelte. Met het ‘zorg’ gedeelte hebben de corporaties immers niet zoveel te maken. Ook zijn er verschillen tussen de corporaties wat betreft de mate waarin zij in het proces betrokken willen worden, waaneer dit in behandeling is bij de zorgcoördinator. Vidomes vindt het bijvoorbeeld prima om het alleen te horen als er iets niet goed gaat, terwijl de andere corporaties wellicht meer betrokken willen worden. Geconstateerd wordt dat de terugkoppeling van informatie van de overige partijen binnen het convenant BAW naar de corporaties een probleem is. Nu moeten de corporaties zelf achter de informatie aan, terwijl zij eigenlijk door de overige partijen geïnformeerd zouden moeten worden. Tevens is nog niet bij alle partijen duidelijk bij wie je met vragen rondom het convenant BAW terecht kan. Kortom, de overlegstructuur binnen het convenant BAW blijft lastig. Een mogelijk aandachtspunt of verbeterpunt binnen de afstemming van het convenant BAW is de afstemming van taken en verantwoordelijkheden tussen Kwadraad en STOED. In het begin was er wat onduidelijkheid over de rollen van beide partijen. Nu is het zo afgesproken, dat een convenant BAW klant min of meer tegelijkertijd zowel met STOED als met Kwadraad praat. Immers, het dossier gaat bij de start zowel naar STOED als naar Kwadraad. Echter, er kunnen gevallen zijn waarin het bijvoorbeeld handig is om Kwadraad eerst met de cliënt te laten praten. Deze kan de cliënt dan wellicht motiveren voor budgetbeheer door STOED. Echter, er zijn ook gevallen denkbaar die alleen budgetbeheer nodig hebben. Kortom, op dit punt zou meer ruimte om situationeel te kunnen handelen door professionals binnen het convenant BAW een uitkomst kunnen bieden.
5.5
Conclusies regierol gemeente Delft
Armoede is een maatschappelijk probleem, het is geen wet. Overal waar de gemeente een wettelijke taak heeft (bijvoorbeeld WWB, WMO), is de gemeente ook regievoerder. Bij armoede is dit veel minder het geval, omdat er geen wet aan ten grondslag ligt. Gezien het feit dat er geen sprake is van regievoering op armoedebeleid binnen de gemeente Delft, is het zeer waarschijnlijk dat er ook geen integraal armoedebeleid wordt gevoerd. Het betekent echter niet dat er niet nagedacht moet worden over de regierol. Juist omdat er dus geen apart en afgebakend armoedeprogramma is, is het de vraag hoe pak je dit aan? Dan is het veel moeilijker om overzicht te houden over de effectiviteit en doelmatigheid van het beleid, om te coördineren, om te sturen en om regie te voeren. De gemeente Delft moet daarom nadenken over oplossingen om hieraan tegemoet te kunnen komen. Een mogelijk oplossing of insteek is die vanuit de cliënt: regie op cliëntniveau. Selecteer drie cases / cliënten en bekijk welke regelingen de gemeente Delft op hen loslaat. Breng in kaart wat dit voor gevolgen heeft voor de cliënten? Betekent dit dat zij nog steeds onder het bestaansminimum uitkomen of dat ze op een dubbel salaris zitten?
74
Wat de regie binnen het convenant BAW betreft blijkt dat niet bij alle partijen binnen het convenant duidelijk is bij wie de regierol ligt (gemeente of Kwadraad?). Bovendien is daar meer sturing gewenst vanuit de gemeente gebundeld in één persoon, waar je altijd terecht kan met alle vragen. Deze persoon is er nu wel, maar dit is blijkbaar onvoldoende duidelijk bij enkele partijen. Aangezien het convenant BAW na een jaar geëvalueerd wordt, zijn dit punten die meegenomen kunnen worden binnen de evaluatie. Ook kan gekeken worden naar de inbedding van het convenant BAW binnen Meldpunt Bezorg? en de gevolgen die dit heeft voor de organisatie. In lijn met de ‘uitreikende’ manier van werken van het convenant BAW en het Meldpunt Bezorgd, zou de gemeente steeds meer toe moeten naar regievoering op cliëntniveau. Neem de klant, cliënt of het gezin als uitgangspunt en bekijk als gemeente wat je qua regelingen loslaat op deze entiteit vanuit de verschillende domeinen. En breng vervolgens in kaart wat dit voor effect heeft op deze persoon of dit gezin. De aanpak van “problematische” cliënten (de cliënten die de meeste aandacht vereisen) krijgt binnen de gemeente Delft steeds meer aandacht, zoals in de vorm van het convenant BAW en het Meldpunt Bezorgd?. Dit gaat al steeds meer in de richting van regie op cliëntniveau en wat dat betreft is de gemeente Delft op de goede weg. Echter, er moet nog meer één keten komen. De gemeente is de aangewezen partij om hier op te sturen, omdat zij het meest ‘boven’ alle partijen staat. Hierbij is ook de samenwerking tussen Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW), de Budgetwinkel (Schuldhulpverlening), Instituut Sociale Raadslieden (ISR) en anderen van belang. Ook is er een goede interactie met activering nodig, zodat er effectiever en efficiënter kan worden omgegaan met belemmeringen voor activering (o.a. schulden). In Gouda zitten AMW, Schuldhulpverlening en ISR bij elkaar in een gebouw en dat werkt goed, omdat ze dan gemakkelijker contact kunnen onderhouden over gezamenlijke cliënten.
75
76
6
Leerpunten voor de invoering van de WMO
6.1
Inleiding
Dit laatste hoofdstuk bevat leerpunten die de gemeente Delft kan gebruiken bij de invoering van de WMO. De leerpunten zijn geformuleerd op basis van de evaluatie van het armoedebeleid. De evaluatie heeft leerpunten voor de invoering van de WMO opgeleverd, omdat er overeenkomsten zijn tussen de WMO en armoedebeleid. De overeenkomsten tussen het armoedebeleid en de WMO liggen met name op het vlak van (een deel van) de doelgroepen, het doel (sociale uitsluiting voorkomen), het feit dat er veel partijen in het veld zijn en het feit dat het beide complexe terreinen zijn door de interactie met veel verschillende beleidsterreinen. Voorafgaand aan de leerpunten (paragraaf 6.3) wordt de stand van zaken rondom de invoering van de WMO in Delft kort beschreven in paragraaf 6.2.
6.2
Stand van zaken WMO
De gemeente Delft gaat wat de WMO betreft beleidsarm over. Dat wil zeggen dat alles wat wettelijk geregeld moet worden ook geregeld zal zijn op 1-1-2007. Er wordt hierbij dus uitgegaan van de minimale variant. De beleidsdiscussie over de WMO wordt uitgesteld naar 2007. De beleidsmatige en inhoudelijke invulling van de één-loket gedachte binnen de WMO is onderdeel van de WMO beleidsdiscussie die in 2007 zal plaatsvinden. De invoering van de WMO moet gezien worden als een groeimodel. In 2007 wordt het gehele sociale beleid, inclusief armoedebeleid en WMO, onder de loep genomen. Hiervoor stelt de gemeente volgend jaar een Beleidsplan 2007–2010 en een kadernota op. Eén van de uitgangspunten die de gemeente Delft hanteert voor de invoering van de WMO, is dat de burger nergens last van mag hebben. Verder is een uitgangspunt dat alles geregeld moet zijn dat wettelijk geregeld moet worden, en niet meer. Er zijn ook gemeenten die hebben gekozen voor invoering halverwege 2007 in plaats van begin 2007. Aan de andere kant zijn er gemeenten die verder zijn met de invoering van de WMO dan de gemeente Delft. Per 1 januari 2007 moet de één-loket gedachte operationeel zijn. Er is reeds gestart met een minimale variant van het loket. Deze wordt naar verloop van tijd uitgebreid. Het doel van het loket is in eerste instantie: informatie en advies geven en doorverwijzen naar het CIZ. Bij de gemeente Delft moeten burgers dus voorlopig nog apart naar het CIZ. Er zijn gemeenten die het CIZ al in het eigen loket hebben zitten. Het WMO loket wordt bemand door de Stichting Ouderenwerk en MEE. Deze organisaties zullen het loket ook in de toekomst bemannen. Het loket is nu vooral op ouderen gericht, maar dit kan veranderen indien het huidige Jongerenloket met het WMO loket wordt samengevoegd. Over de uiteindelijke vorm van het WMO loket wordt beslist op basis van de beleidsdiscussie in 2007.
77
6.3
Leerpunten
Heel belangrijk bij de invoering en verdere implementatie en uitvoering van de WMO is dat er een daadkrachtige veldcoördinator is. Dit moet een krachtige persoon zijn, die voldoende tijd vrij kan maken, wiens rol duidelijk is en die zelfstandig beslissingen kan nemen. Deze persoon moet coördineren, motiveren, vragen beantwoorden etc. Het is aan te bevelen dat er één registratiesysteem komt waar alle partijen mee werken en dat alle partijen kunnen raadplegen om informatie uit te halen. Iemand zal daarover de regie moeten voeren (WMO-coördinator) en ervoor moeten zorgen dat dit informatiesysteem bijgewerkt is. Dit voorkomt tevens dat een klant zich steeds bij elke partij waarmee hij/zij te maken krijgt, opnieuw moet inschrijven. Afdelingen en onderdelen binnen de gemeente beter stroomlijnen en op elkaar afstemmen. Het feit dat alle onderdelen van de gemeente Delft volgend jaar in één gebouw komen te zitten is een stap in de goede richting. Er moet meer gecommuniceerd worden binnen de gemeente, maar ook vanuit de gemeente met / naar andere partijen buiten de gemeenten omtrent de invoering van de WMO. Er zijn nog geen of weinig structurele overleggen met partijen over de WMO bijvoorbeeld. Ook wanneer beleidsarm over wordt gegaan naar de WMO moet er heel wat gedaan worden. De onderlinge verantwoordelijkheden tussen de verschillende partijen die een rol spelen binnen de WMO moeten duidelijk zijn, zodat er geen of zo weinig mogelijk conflicterende belangen zijn binnen de organisatie(s). De vele verschillende partijen die betrokken zijn bij de WMO moeten onderling goed op de hoogte zijn van elkaars mogelijkheden, verantwoordelijkheden en knelpunten. Als dit niet het geval is, bestaat de kans dat de klanten ‘van het kastje naar de muur’ worden gestuurd. Vervolgens moet bekeken worden welke partijen c.q. organisaties binnen de WMO welke taken het beste kunnen vervullen. Om een goede afweging te kunnen maken is een inventarisatie nodig van mogelijke partners. Ook wanneer de WMO eenmaal is ingevoerd, is het van belang te blijven volgen of er misschien nieuwe organisaties opstaan die een deel van de beleidsuitvoering voor hun rekening zouden kunnen nemen. Armoedebeleid en beleid rondom de WMO hebben vaak (deels) dezelfde doelgroep. Bepaalde organisaties die binnen het ene beleid actief zijn, kunnen dus signalen doorgeven aan of reclame maken voor activiteiten van organisaties binnen het andere beleidsveld. Zo zou bijvoorbeeld aan het WMO loket de Delftpas verkocht kunnen worden of een aanvraagformulier kunnen worden ingevuld voor bijzondere bijstand. De WMO staat nog in de kinderschoenen in Delft. Er is nog weinig concreets over bekend. Hier liggen echter belangrijke kansen voor de gemeente. Sturing en afstemming door de gemeente worden namelijk geholpen door het feit dat de gemeente zelf meer geld kan verdelen en meer organisaties financieel afhankelijk worden van de gemeente. Het wordt van belang om met doelen en streefwaarden te gaan werken en erop toe te zien of deze daadwerkelijk gehaald worden. Daardoor zal uiteindelijk efficiënter gewerkt gaan worden. Er moet echter wel aandacht blijven voor de ‘moeilijke’ gevallen. Als het bij doelstellingen alleen gaat om aantallen klanten die geholpen moeten worden, dan krijgen burgers met de lastigste problematiek geen kans, omdat hen helpen de doelrealisatie in gevaar brengt (kost meer moeite en tijd en zou daardoor minder efficiënt kunnen zijn).
78
Kortom, het is heel belangrijk dat duidelijk omschreven wordt wat de doelstellingen van beleid zijn, wie de doelgroepen zijn, wat de streefwaarden zijn etc. Het in kaart brengen en monitoren van de doelgroep en haar behoeften is essentieel voor effectief beleid. Tevens moet nagedacht worden over ‘Wat willen we bereiken, voor wie, hoe en hoeveel mag dat kosten? En tot slot is een belangrijke vraag hoe controle en verantwoording op alle aspecten zal plaatsvinden? (monitoring en evaluatie) Het in het leven roepen van ‘buddies’, zoals ook gesuggereerd op het gebied van schuldhulpverlening (budgetbuddies). Bij de start van de WMO is het mogelijk om zelf een zorgverlener te selecteren, iedereen heeft zijn eigen budget. De waarborg dat er goede zorg geleverd wordt, is op deze manier echter helemaal weg. Daarom zou het zeer nuttig zijn als er professionals komen die advies kunnen geven (bijv. Maatzorg). Je kunt dit niet aan de eigen verantwoordelijkheid van alle mensen over laten. Er is een grote groep die deze eigen verantwoordelijkheid niet kan nemen. Deze buddy moet een soort sociaal raadsman zijn , die contact heeft met alle partijen en die bij de klanten langs gaat. De klant wordt hierbij centraal gesteld. Kritische succesfactoren voor de implementatie en uitvoering van de WMO die aansluiten bij de hierboven geformuleerde leerpunten voor de WMO zijn: de adequate informatie naar actoren (potentiële en feitelijke zorgvragers, zorgaanbieders en andere actoren) het zorgen voor relatiemanagement inclusief adequate communicatie de matching van geïndiceerde zorgvrager en uitvoerende zorgverlener de controle achteraf op zorgproces en zorgresultaat eventuele bijstelling van de hiervoor genoemde stappen op basis van evaluatie.
79
80
Bijlage 1 Bestudeerde documenten De toegestuurde documenten zijn geordend van minder recent naar meest recent. Alle documenten zijn door het onderzoeksteam bestudeerd. Beleidstukken Datum van toezending Armoedenota van Marieke, versie 2-11-1999 19-06-06 Discussienota Een activerend armoedeprogramma 1999 19-06-06 Beleidsverslag Abw 2000 19-06-06 Nota samenhangende aanpak werkloosheid, armoede en sociaal isolement 2000 (Samen aan de slag) 16-06-06 Beleidsplan bijzondere bijstand 2001-2003 19-06-06 Nota Met oog op toekomst: samenwerking maatschappelijke opvang gem. Delft, 2001 23-06-06 Beleidsverslag Abw 2001 19-06-06 Collegeprogramma 2002-2006 16-06-06 Beleidsplan Abw 2002 16-06-06 De Delftpashouder onderzocht. Een onderzoek naar de gebruiker, Het gebruik en de Waardering van de Delftpas, april 2002. 14-07-06 Communicatieplan ‘Bijstand in Delft’, 2002 19-06-06 e Sector WIZ. Definitieve rapportage 4 kwartaal 2002 14-07-06 Beleidsverslag Abw 2002 19-06-06 Gemeentelijke ombudscommissie Jaarverslag 2002 (per post) 05-07-06 Beleidsplan Abw 2003 16-06-06 Beleidsverslag Abw 2003 19-06-06 Sector WIZ. Definitieve rapportage 4e kwartaal 2003 14-07-06 Gemeentelijke ombudscommissie Jaarverslag 2003 (per post) 05-07-06 Nota eenmalige uitkering chronisch zieken 2004 19-06-06 Besluitvormingsformulier kaderstelling rolverdeling gemeente en BWD 04 23-06-06 Nota aanpassing doelgroep eenmalige uitkering chronisch zieken 2004 19-06-06 Beleidsplan WWB bijlage resultaten 2004 16-06-06 Beleidsplan Werk en Inkomen 2004-2007 16-06-06 Beleidsplan WIZ ‘Gezamenlijk de Armoede te lijf’ 2005-2008 16-06-06 Sector WIZ. Rapportage 4e kwartaal 2004 19-06-06 Raadsstuk Handelingskader tussen de gemeente Delft en de Brede Welzijnsorganisatie Delft (BWD) 2005 – 2009, 2004 23-06-06 Nota Evaluatie Delftpas 2001 – 2003, 2004 14-07-06 Gemeentelijke ombudscommissie Jaarverslag 2004 05-07-06 Convenant BAW 2005 16-06-06 Conceptrapport klantenkrant WIZ 2005 (Dimensus beleidsonderzoek) 14-07-06 Onderzoek Delftpas, 2005 23-06-06 Boekje ‘Dit geld(t) voor U’ (alle Delftse regelingen bijzondere bijstand) 23-06-06 Nota definitieve evaluatie regeling “Computers en Bijstand” 2002-2005 14-07-06 Onderwijsbeleidsplan ‘Koers op karakter, kompas op kwaliteit’ 2005-2008 23-06-06 Nota eenmalige uitkering chronisch zieken, gehandicapten en ouderen 05 14-07-06 Sector WIZ. Rapportage 4e kwartaal 2005 19-06-06 Rapportage WIZ 1 e kwartaal 2006 19-06-06 Definitief beleidsplan WWB 2006 16-06-06 Evaluatie Meldpunt Bezorgd? Research voor Beleid, 2006 10-08-06
81
Memo’s voor RVB
Datum van toezending
Memo Netwerk gemeente Delft met betrekking tot het armoedebeleid
23-06-06
Informatie over BAW en OGGZ (13 juni 2006)
16-06-06
Verslag eerste gesprek Research voor Beleid en gemeente Delft
16-06-06
Reactie gemeente Delft op offerte RvB/IOO
16-06-06
Inkomens CBS minima 2002
14-07-06
Aanvulling relevante partijen in relatie tot het armoedebeleid
14-07-06
Memo Aantallen huishoudens minima zonder bijstandsuitkering 2006
14-07-06
Cijfers kwijtschelding lokale belastingen 2002-2006
14-07-06
Rapportage BAW 2006
14-07-06
Aanvullende info armoedeonderzoek (prognoses, targets en realisaties), Vakteam Beleid & Projecten Overige
22-09-06 Datum van toezending
Aankondiging cursus Kijk op geld bij Mondriaan Educatie Delft
19-06-06
Omgang gemeente Delft met de bezuiniging door het Rijk
11-08-06
Daarnaast heeft het onderzoeksbureau van de geïnterviewde partijen de volgende stukken ontvangen: Samen voor Wonen. Prestatieafspraken 2006. Gemeente Delft, Vidomes, Woonbron, DUWO en Vestia. Schuldhulpverlening Delft in beweging! Concept-rapportage in opdracht van de Budgetwinkel. Jaarverslag Stichting Vluchtelingenwerk Delflanden, 2005. Jaarverslag ISR Delft, ‘Fietsen met een blinddoek voor’, 2005. Jaarverslag STOED, 2005.
82
Bijlage 2 Geïnterviewde personen Face-to-face gesprekken Organisatie
Persoon
Functie
Datum
Gemeente Delft
Jørine Reuhman
projectleider Delftpas,
11 augustus 2006
Beleid & Projecten, sector WIZ Annemiek Jansen
Projectleider WMO
Sibylle van der Lem hoofd vakteam Beleid en
25 augustus 2006 28 augustus 2006
Projecten, sector WIZ Budgetwinkel
Vidomes
Theo den Hertog
hoofd sector WIZ
Jacob ten Bosch
Leidinggevende
Peter Ruijs
Senior-beleidsmedewerker
John Fenanlamber
medewerker Kwaliteit en Beleid
Remco Hoogeveen
senior medewerker
10 augustus 2006
15 augustus 2006
huuradministratie Sander Jongerling
senior woonconsulent
STOED
Kira Smit
vestigingsmanager
22 augustus 2006
Werkgroep BAW
Marike Kras
Beleidsadviseur Zorg
25 augustus 2006
Coördinator Convenant BAW Vluchtelingenwerk
Dhr. J. Janssen
Instituut Sociale Raadslieden Mw. J. Steijger Kwadraad
Jolanda v.d. Linden
coördinator/werkbegeleider
25 augustus 2006
hoofd
31 augustus 2006
regiomanager Gouda
31 augustus 2006
(voorheen Delft)
Telefonische gesprekken of per e-mail Organisatie
Persoon
Functie
Gemeente Delft
M. Schikhof
Hoofd Vakteam sociale dienstverlening WIZ
H.R. Diemers
Beleid en projecten, senior beleidsmedewerker Inkomen
Félicité Adams
specialist Informatiebeheer, Team Onderzoek & Statistiek, cluster Middelen
JIP
Rieneke de Groot
Woonbron Delft
M. v.d. Zanden
Directiesecretaresse
Enno Vitner
Adviseur Markt en Beleid
Jan v.d. Hulst
Hoofd Kredietverlening
GKB Den Haag
Medewerker JIP
83
84
Bijlage 3 Gespreksleidraad Inleiding Toelichting op het gesprek: toelichting onderzoek, doel onderzoek, doel gesprek toelichting armoedebeleid en doelgroepen die hieronder kunnen vallen (personen met een bijstandsuitkering en overige minima) Algemene vragen over de instelling (n.a.v. vooraf ontvangen beleidsplannen) Wat zijn de doelstelling(en) en taken van de betreffende instelling gerelateerd aan armoedebeleid, doelgroep minima, schuldhulpverlening etc? Indien instelling een relatie met schuldhulpverlening hebben: wat doen jullie precies op het gebied van schuldhulpverlening? Wat zijn de belangrijkste doelgroepen van de betreffende instelling, organisatie, afdeling? Wat is de aard van de samenwerkingsrelatie tussen de gemeente en betreffende instelling op het gebied van armoedebeleid (subsidierelatie, opdrachtgever-opdrachtnemer, onderdeel van de gemeente, onafhankelijk van de gemeente, convenant, samenwerken op ad-hoc basis)? Werken jullie met prestatie-afspraken (doelen, prestaties etc)? Wordt de verleende subsidie ook gerelateerd aan de geleverde prestaties? (alleen stellen aan instanties waaraan subsidie wordt verleend) Sinds wanneer wordt er samengewerkt met de gemeente (in het kader van het armoedebeleid of ander beleid)? Werkt u ook met (andere) instellingen of organisaties binnen of buiten de gemeente Delft samen op het gebied van armoedebeleid? Zo ja, met welke? Realisatie doelen (niet van toepassing, indien partij onafhankelijk is van de gemeente) In hoeverre ziet de gemeente erop toe dat doelen worden gerealiseerd? Hoe vindt verantwoording aan de gemeente plaats? Hoe wordt er door de gemeente een vinger aan de pols gehouden omtrent de uitvoering? Relatie instelling, organisatie met de gemeente Delft Heeft de gemeente voldoende inzicht in de behoefte(n) van de doelgroep(en) van uw instelling? Is de gemeente op de hoogte van wat er precies speelt in het veld, tegen welke problemen / struikelblokken jullie aanlopen als organisatie bij het uitvoeren van (een deel van) het armoedebeleid? Is er begrip voor jullie situatie? Wordt er voorafgaand aan het uitvoeren van beleid bij u als uitvoerende organisatie van een deel van het armoedebeleid gepolst of er binnen de uitvoerende organisatie draagvlak is voor het uit te voeren beleid? Indien dit gedaan wordt en het draagvlak blijkt voor verbetering vatbaar, wat doet de gemeente dan? Heeft u het idee dat er voldoende politieke aandacht is voor hetgeen waar u met u organisatie mee bezig bent?
85
Kunt u in het kort aangeven wat en hoe ervaringen zijn in de contacten met de gemeente Delft? (verloopt dit prettig, duidelijk, efficiënt etc) Zorgt de gemeente Delft in de regierol voor vergelijkbaarheid van informatie tussen verschillende betrokken partijen, zodat informatie makkelijk uitgewisseld en op elkaar afgestemd kan worden? (deze vraag kan ook aan de gemeente Delft zelf gesteld worden) Samenwerking Hoe verloopt de samenwerking met de gemeente Delft in het kader van het armoedebeleid? Welke rol speelt de gemeente in deze samenwerking? (evt. welke rol zou de gemeente volgens u in deze samenwerking moeten spelen?) Hoe verloopt de samenwerking met andere partijen binnen het armoedebeleid? (inventariseren per relevante partij) Speelt de gemeente ook een rol binnen deze samenwerking? Zo ja, welke? Slaagt de gemeente er naar uw mening in om samenwerkende partijen binnen het armoedebeleid efficiënt en effectief op elkaar af te stemmen? Zo ja, waar blijkt dit uit? Bent u tevreden over de samenwerking met de gemeente wat betreft de uitvoering van (een deel van) het armoedebeleid? Waarom wel of niet? Wat zou aan de samenwerking met de gemeente nog verbeterd kunnen worden? Bent u tevreden over de rol van de gemeente binnen deze samenwerking? Waarom wel of niet? Wat zou nog verbeterd kunnen worden aan de rol die de gemeente speelt binnen deze samenwerking? Bent u tevreden over de samenwerking met de andere partijen binnen het armoedebeleid waarmee u samenwerkt? Waarom wel of niet? Wat zou hieraan nog verbeterd kunnen worden? (wellicht door tussenkomst van de gemeente, als dat nu nog niet het geval is) Afstemming en verantwoordelijkheden Is het duidelijk welke taken de gemeente uitvoert en welke u als uitvoerende organisatie moet uitvoeren? Is het u duidelijke welke verantwoordelijkheden voor rekening van de gemeente zijn en welke verantwoordelijkheden behoren tot de verantwoordelijkheden van uw instelling of organisatie? Is er sprake van een duidelijke overlegstructuur? Heeft u een structurele overlegvergadering met de gemeente? Zijn dit één op één overleggen of overleggen met een projectgroep waarbij alle relevante partijen om de tafel zitten en hun standpunten inbrengen? Wie zitten er bij de overlegstructuur aan tafel, welke partijen? Heeft u regelmatig / veelvuldig contact met de gemeente in verband met afstemming? (bijvoorbeeld telefonisch, per email) Heeft u het idee dat er sprake is van samenhang binnen de ambtelijke organisatie / binnen de gemeente? Waaruit blijkt dit? Is er sprake van een verschil in de manier waarop u overlegt en afstemt met de gemeente ten opzichte de manier waarop u dit doet met andere instellingen en organisaties waarmee u samenwerkt op het gebied van het armoedebeleid? Zo ja, wat zijn deze verschillen?
86
Bent u van mening dat de gemeente, voor zover u dat kunt overzien, zijn verantwoordelijkheden naar behoren neemt in het kader van het armoedebeleid? Waarom wel of niet? In hoeverre vindt er controle plaats op de mate waarin u, als één van de instellingen, organisaties, afdelingen binnen het armoedebeleid, naar behoren uw verantwoordelijkheden in het kader van het armoedebeleid neemt? Effectiviteit van het beleid van de gemeente Delft Hoe beoordeelt u zelf de effectiviteit van het beleid van de gemeente? Wat merkt de doelgroep hiervan c.q. wat schiet de doelgroep hiermee op? Staat de klant, doelgroep voldoende centraal in het beleid van de gemeente Delft naar uw idee? Sluit de ketenpartners op elkaar aan? Is er sprake van een totaalplaatje, van geïntegreerd armoedebeleid? Link van armoedebeleid naar de WMO Wat ziet u zelf als overeenkomsten tussen het armoedebeleid en de WMO? Bent u door de gemeente al betrokken bij de invoering van de WMO? Zo ja, op welke wijze? Heeft u vanuit de gemeente al voorlichting gehad over de invoering van de WMO? Wat denkt u dat de WMO voor consequenties voor uw beleid zal hebben? Wat valt er naar uw mening te verbeteren in het kader van de WMO, met in het vooruitzicht de introductie van de WMO? Afsluiting Iets vertellen over de vervolgstappen Bedankt voor medewerking aan het gesprek
87
88
Bijlage 4 Overzicht cijfers beleidsmaatregelen Tabel A. Overzicht maatregelen armoede gemeente Delft Maatregel
Doel
Doelgroep
Streefwaarden */** Resultaat *
Kosten *
Vergoeding van
Delftenaren,
4.422.000
9.450
4.438.000
noodzakelijke
naar draagkracht,
(begroting), 8,600
verstrekkingen,
kosten
i.h.b. met
verstrekkingen
8.349 in 2004-2005
bijstandsuitkering
2004-2005,
Bijzondere bijstand Algemeen
of inkomen < 110% geen prognose bijstandsnorm
2002-2003
Specifiek:
Computers voor
Als algemeen,
203.250
117
155.000,
Computers en bij-
educatie
maar met kinderen
(begroting)
verstrekkingen,
sterke daling door
van 7-18 jaar of in
sterke daling door
de tijd
activeringstraject
de tijd
stand
Bevorderen maatschappelijke participatie Delftpas
Sportfonds
Bevorderen
Delftenaren, i.h.b.
348.265
5.322 passen,
338.105
participatie
minima tot 120%
(begroting),
(+/- 2.740 aan
(deels Welzijn,
(o.a. sport, cultuur, bijstandsnorm)
voor 2003-2005
minima)
deels bijzondere
educatie)
5.333 passen/jaar
bijstand)
Bevorderen
Bijstandsuitkering/
+/- 35.889
Gemiddeld 374
participatie (sport)
inkomen < 110%
(begroting)
verstrekkingen in
bijstandsnorm
45.521
2002-2003
Beperking ziektekosten AV-Delft
Gratis aanvullende
Bijstandsuitkering/
202.807
2003-2005: 1.634
235.000,
ziektekosten
inkomen < 110%
(begroting)
verstrekkingen
sterke stijging
verzekering
bijstandsnorm
2003-2005:
door de tijd
56% bijstand/ 38% overige minima verzekerd Preventie en tegengaan niet-gebruik Klantenkrant WIZ
Informeren over
(KWIZ, bestaat
inkomensregelingen andere minima
WIZ klanten en
sinds april 2003)
2004/2005: 20.000
3/4 keer/jaar,
euro begroot:
oplage 4.300.
(bijzondere bijstand)
2006: 25.000
Redelijk positief
daarom in begroting
euro begroot:
resultaat volgens
2006 25.000 euro.
>20.000
evaluatie KWIZ DUIT
Voorlichting over
Minima e.a.
2003-2005:
1.573 klant-
regelingen en
aandachtsgroepen
gem. progn.: 620
gesprekken,
preventie
(ouderen, jongeren) klantgesprekken,
Onbekend
303 huisbezoeken
207 huisbezoeken *Gemiddeld per jaar voor 2002-2005 **De gemeente Delft had voor 2003, 2004 en 2005 voor enkele maatregelen prognoses/doelstellingen van aantallen verstrekkingen of gebruikers. Voor 2002 niet (volgens de verkregen documenten).
89
Maatregel
Doel
Doelgroep
Streefwaarden */** Resultaat *
Kosten *
Dit geld(t) voor u
Informeren over
Delftenaren, i.h.b.
Alle Delftenaren
Huis aan huis
Onbekend
en i.h.b. minima
verspreid
inkomensregelingen minima
bereiken Kwijtschelding lokale belastingen Kwijtschelding
Lastenvermindering Uitkering/ inkomen
Onbekend
< 100% bijstands-
4.299 toewijzingen, 1.495.880 euro 1604 afwijzingen
uitgekeerd
270.000
norm Schuldhulpverlening BAW
Budgetwinkel
Huisuitzettingen
Corporatieklanten
75% positief
Tot nu toe
uit huizen
met schulden en
resultaat:
71 aanmeldingen,
woningcorporaties
kinderen/ sociale
aantal voorkomen
13 uitzettingen
voorkomen
problemen/psychi-
huisuitzettingen.
sche problemen
Begroting onbekend
Budgetbeheer,
Delftenaren met
Onbekend
schuldsanering,
schulden
1.25 miljoen
beëindigingen/
schuldbemiddeling GKB
165 positieve
45% geslaagd
Sanerings- en
Mensen met
bemiddelingskredieten
Onbekend
Voor Delft enkele
Bijdrage van delft
schulden in
tientallen per jaar
is onbekend
regio Den Haag
(weinig volgens
(o.a. Delft)
GKB)
Langdurigheidstoeslag Langdurigheidstoe-
Extra uitkering
slag (vanaf 2004)
>5 jaar, inkomen
248.000
709 verstrekkingen
304850
<100% bijstands-
(begroting 2004,
(gemiddelde 2004
(gemiddelde 2004
norm
2005 onbekend)
en 2005)
en 2005)
Beperking woonlasten TWK/ Thowe)
Tegemoetkoming
Onzelfstandig
89.007
11.289
11.289
woonlasten
wonenden met
(begroting)
(realisatie)
(realisatie)
onzelfstandig
bijstandsuitkering/
wonenden
inkomen <110% bijstandsnorm
*Gemiddeld per jaar voor 2002-2005 **De gemeente Delft had voor 2003, 2004 en 2005 voor enkele maatregelen prognoses/doelstellingen van aantallen verstrekkingen of gebruikers. Voor 2002 niet (volgens de verkregen documenten).
90
Bijlage 5
Afkortingen
AMW
Algemeen Maatschappelijk Werk
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
BAW
Bijzondere Aandacht Woonproblematiek
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
COA
Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers
COELO
Centrum voor Onderzoek van Economie van Lagere Overheden
CWI
Centrum voor Werk en Inkomen
DUIT
Delfts uitkering Informatie Team
GBA
Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens
GKB
Gemeentelijke Krediet Bank
IOO
Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven
ISR
Instituut Sociaal Raadslieden
JIP
Jongeren Informatie Punt
KWIZ
Klantenkrant Werk, Inkomen & Zorg
NVVK
Nederlandse Vereniging voor VolksKrediet
OGGZ
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg
SDV
Sociale Dienstverlening
SGBO
Stichting Gemeentelijk Beleidsonderzoek
SMO
Stichting Maatschappelijke Opvang
SOD
Stichting Ouderenwerk Delft
STOED
Stichting Onder Een Dak
VNG
Vereniging Nederlandse Gemeenten
WIZ
Werk, Inkomen & Zorg
WMO
Wet Maatschappelijke Ondersteuning
WSNP
Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen
WVG
Wet Voorziening Gehandicapten
WWB
Wet Werk en Bijstand
91
92
Research voor Beleid Schipholweg 13-15 Postbus 985 2300 AZ Leiden tel: 071 525 37 37 fax: 071 525 37 02 e-mail:
[email protected] www.research.nl
93