VERGADERDATUM
SE CTO R/A FDELING
24 april 2012
SSO
ST UKDATUM
NAAM STELLER
29 maart 2012
R.H. Nieuwenhuis, J. Janson
ALGEMENE VERG ADERING
AGENDAPUNT
14
Voorstel Kennisnemen van de stand van zaken van het Deltaprogramma en de activiteiten en aandachtspunten die daaruit volgen voor de komende periode.
ONDERWERP
Stand van zaken Deltaprogramma PROGRAMMA
algemeen PORTEFEUILLEHOUDER
mr. ir. H.L. Tiesinga PARAAF HOOFD AFDELING CCBO
drs. E. Borsboom
Samenvatting In het afgelopen jaar heeft het Deltaprogramma de overgang van fase één naar fase twee gemaakt. De eerste fase stond vooral in het teken van verkenningen en probleemanalyses. Fase twee heeft voortgebouwd op deze resultaten en er is een start gemaakt met strategieontwikkeling. In de komende twee fases zullen vanuit een brede inhoudelijke basis keuzes gemaakt worden richting een voorkeursstrategie, voorzien van een uitvoeringsplan op hoofdlijnen. In dit proces neemt het bestuurlijk belang toe en zullen verschillen in belangen zichtbaarder worden. Zuiderzeeland is zowel ambtelijk als bestuurlijk goed aangesloten. Daardoor is Zuiderzeeland goed voorgesorteerd om het belang van de waterschappen in het algemeen, of dat van Zuiderzeeland in het bijzonder, in het proces te borgen. Binnen de deelprogramma’s wordt momenteel ruimte in het proces gezocht, zodat de betrokken bestuurders de gelegenheid hebben om de algemene besturen te betrekken in het keuzetraject richting een regionaal advies. Over de inhoudelijke voortgang binnen de voor Zuiderzeeland relevante Deelprogramma’s is het volgende te melden: Met de uitbreiding van extra spuicapaciteit op de Afsluitdijk kan een eventuele aanpassing van het winterpeil enkele decennia worden uitgesteld. Om aan de zoetwatervraag te voldoen, lijkt het hanteren van een flexibeler peil in het IJsselmeer/Markermeer een oplossing te bieden. De effecten hiervan moeten nog beter worden onderzocht en onderbouwd. De staatssecretaris heeft de aanpassing van de veiligheidsnormering uitgesteld tot 2014. In plaats daarvan is aan de gebiedsgerichte deelprogramma’s gevraagd de consequenties van een extra veiligheidsopgave voor een aantal gebieden, waaronder Almere, in beeld te brengen en daarbij de mogelijkheden voor meerlaagsveiligheid te onderzoeken. Zuiderzeeland is hierop aangesloten. De zoetwateropgave voor Flevoland blijft de komende decennia beperkt. Betrokkenheid bij het deelprogramma blijft van belang vanwege strategische discussies over de verantwoordelijkheid en financiering van de zoetwatervoorziening. Lelystad 29 maart 2012, het college van Dijkgraaf en Heemraden, de secretaris-directeur,
de dijkgraaf,
ir. J.B. van der Veen.
mr. ir. H.L. Tiesinga.
REGISTRATIENUMMER
150839
1/7
Toelichting
1. Inleiding Op 26 april 2011 bent u geïnformeerd over de stand van zaken en de inzet van ZZL binnen het Deltaprogramma in fase 1 (2010-2011). De voorliggende notitie informeert u over de stand van zaken binnen het Deltaprogramma over fase 2 (2011-2012) en de gerealiseerde inzet vanuit ZZL. Tevens geeft de notitie een doorkijk naar de komende fase (2012-2013), inclusief de bestuurlijke aandachtspunten voor fase 3.
2. Stand van zaken Deltaprogramma Deltaprogrammabreed geldt dat de eerste fase (2010-2011) vooral in het teken stond van verkenningen en probleemanalyses. Fase 2 heeft voortgebouwd op deze resultaten en er is binnen een aantal deelprogramma’s een start gemaakt met strategieontwikkeling. Onderstaande beschrijft de stand van zaken en de inzet van ZZL per deelprogramma. Voor alle deelprogramma’s geldt dat in vier fasen wordt toegewerkt naar een voorkeursstrategie/advies voor de Deltabeslissingen die in 2014 worden genomen. 2.1. Deltaprogramma IJsselmeergebied (DPIJ) In de eerste fase van het Deltaprogramma IJsselmeergebied (DPIJ) heeft een algemene analyse van de opgave en knelpunten plaatsgevonden en zijn op basis van combinaties van zoetwater- en veiligheidsopgaven strategieën voor de lange termijn ontwikkeld: ‘de hoekpunten van het speelveld’. In de tweede fase is vooral gekeken naar de mogelijkheid om het watersysteem op de korte termijn robuuster en flexibeler te maken. Hierdoor kunnen grote investeringen worden uitgesteld tot er meer zekerheid is, bijvoorbeeld over de ontwikkeling van het klimaat of het omslagpunt waarop bepaalde maatregelen niet meer voldoen. De resultaten van fase twee laten zien dat de geplande aanleg van extra spuicapaciteit in de Afsluitdijk én een beperkte verruiming van de peilniveaus voor het IJsselmeergebied een kansrijke strategie lijken om de kortetermijnopgaven het hoofd te bieden. De consequenties van een beperkte peilstijging en -daling moeten echter nog wel beter in beeld worden gebracht. Deze twee maatregelen laten de opties voor de toekomst open, zoals het meestijgen met de zeespiegelstijging, of het realiseren van een gemaal op de Afsluitdijk. Inzet ZZL ZZL is ambtelijk en bestuurlijk continu aangesloten op het DPIJ proces. In 2011 was de ambtelijke inzet vanuit ZZL gericht op de volgende onderdelen: - Ondersteuning bestuurlijke overleggen IJsselmeergroep (de heer Tiesinga, de heer Nieuwenhuis) en het bestuurlijk kernteam IJsselmeergebied (BKIJ; de heer Tiesinga); - Ambtelijke IJsselmeergroep: in de IJsselmeergroep werken de acht waterschappen die rond het IJsselmeer en Markermeer liggen samen. Dit heeft in 2011 geresulteerd in: o een gezamenlijke studie naar effecten van peilverandering in het IJsselmeer/Markermeer. Deze resultaten zijn en worden gebruikt bij de strategieontwikkeling van DPIJ; o een efficiënte verdeling van taken en inzet bij de diverse overleggen en workshops binnen DPIJ. - Gebiedsatelier zoute kwel: in fase 1 is geconstateerd dat de toename van zoute kwel voor Flevoland een mogelijk negatief effect van peilverhoging in het IJsselmeer kan zijn. In een atelier, georganiseerd door Zuiderzeeland, is samen met inhoudelijke specialisten en regionale belanghebbenden de problematiek nader bekeken en zijn oplossingen aangedragen. Naast dit atelier is een bijdrage geleverd aan vergelijkbare ateliers voor ontwikkeling van de haven van Urk en de stedelijke ontwikkeling van Lelystad. Momenteel zijn twee medewerkers van ZZL gedetacheerd bij het programmabureau. ZZL krijgt hiervoor een vergoeding van de andere IJsselmeerwaterschappen.
REGISTRATIENUMMER
150839
2/7
2.2. Deltaprogramma Zoetwater (DPZW) In fase 1 zijn binnen het Deltaprogramma Zoetwater (DPZW) twee sporen bewandeld om de toekomstige vraag naar zoetwater en het aanbod in beeld te brengen (richting 2020, met een doorkijk naar 2100). Enerzijds zijn er regionale verkenningen uitgevoerd en daarnaast is, gebruikmakend van een nationaal instrumentarium, een landelijk spoor ingezet. In de tweede fase van het Deltaprogramma Zoetwater (DPZW) is op landelijk niveau gewerkt aan een verfijning van de knelpuntenanalyse die in de eerste fase is ingezet. De belangrijkste conclusies van de analyses zijn: Landelijk gezien neemt de waterbeschikbaarheid in 2050 af door klimaatverandering. Tegelijkertijd groeit door sociaaleconomische ontwikkelingen de autonome vraag van de watergebruikers. In het regionale systeem van Flevoland is het wateraanbod in alle (toekomstige) situaties groter dan de watervraag. Ook in toekomstige droge periodes blijft Flevoland netto waterleverancier aan het IJsselmeer/Markermeer. Naast dit inhoudelijke spoor is er in fase 2 aan twee andere onderdelen gewerkt die voor de komende fasen input moeten leveren aan de onderbouwing van keuzes richting een voorkeursstrategie voor zoetwater. Dit eerste onderdeel is het ontwikkelen van doelen voor zoetwater. Dit onderdeel heeft in deze fase nog geen concreet product opgeleverd en wordt in fase 3 (2012-2013) doorontwikkeld met als doel tot bruikbare beleidsdoelen voor zoetwater te komen. Daarnaast is in fase 2 gewerkt aan mogelijke strategieën voor een duurzaam en economisch doelmatig zoetwaterbeheer in Nederland. Voor het formuleren van doelen en het verder ontwikkelen van strategieën zijn in fase 2 vijf dilemma’s benoemd, waarover in fase 3 de bestuurlijke discussie zal starten: In hoeverre is de zoetwatervoorziening een publieke of private taak? Schaalniveau bij de sturing van zoetwater: regio, nationaal of internationaal? Grondslag voor financiering: solidariteit (collectief) of profijtbeginsel? Aanbod accepteren of vraag faciliteren? Herverdelen naar functies en regio’s of beschermen van huidige verdeling? Inzet ZZL In 2011 was de ambtelijke inzet vanuit ZZL gericht op de volgende onderdelen: Knelpuntenanalyse: omdat in fase 1 is geconstateerd dat Flevoland in toekomstige droge periodes netto waterleverancier blijft aan het IJsselmeer/Markermeer, heeft ZZL in fase 2 geen verfijning uitgevoerd. Wel heeft ZZL de landelijke verfijning gevolgd, resultaten beoordeeld en verbeterpunten aangedragen voor het landelijke model om de watervraag en –aanbod steeds beter in beeld te brengen. Strategieën en maatregelen: de regio’s en het Rijk hebben voor het hoofdwater- en regionale systeem mogelijke maatregelen benoemd binnen de strategieën. ZZL heeft zich daarbij gericht op mogelijke maatregelen om de wateraanvoer robuuster en het watersysteem meer zelfvoorzienend te maken. De strategieën worden in fase 3 verder aangescherpt op basis van de doelen en een concretisering van mogelijke maatregelen. Voorbereiding bestuurlijk platform zoetwater: de regio Nood-Holland – Flevoland, waaronder ZZL valt, wordt bestuurlijk vertegenwoordigd door de gedeputeerde van de provincie Flevoland, mevrouw Anne Bliek. De provincies en waterschappen in Noord-Holland en Flevoland leveren gezamenlijk ambtelijke ondersteuning aan de bestuurlijke vertegenwoordiger. 2.3. Deltaprogramma Veiligheid (DPV) Binnen het Deelprogramma Veiligheid zijn vier deelopdrachten. Het onderstaande geeft hierover kort de stand van zaken weer: Voorstel voor besluit over nieuwe veiligheidsnormen. Er zijn verschillende voorbereidende studies uitgevoerd. Onder andere de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) en de Slachtofferanalyse (SLA). In december 2011 heeft de staatssecretaris de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken. De genoemde studies zijn hierbij REGISTRATIENUMMER
150839
3/7
meegestuurd. Oorspronkelijk was het de bedoeling op basis van de onderzoeksresultaten een bestuurlijke consultatie te starten. Deze consultatie heeft echter niet plaatsgevonden. De staatssecretaris heeft de Deltacommissaris gevraagd de regie te voeren over het vervolgproces. De Deltacommissaris heeft aansluitend de gebiedsgerichte deelprogramma’s gevraagd in kaart te brengen welke combinaties van maatregelen mogelijk zijn om de veiligheid in de toekomst te waarborgen en waar nodig het beschermingsniveau te verhogen. Bij de uitwerking wordt niet alleen gekeken naar preventieve maatregelen, maar ook naar ruimtelijke oplossingen en een verdere verbetering van de rampenbeheersing. Voor het Deelprogramma IJsselmeergebied heeft de vraag vooral betrekking op de opgave voor Almere, in termen van kosten, ruimte, draagvlak, haalbaarheid en betaalbaarheid. ZZL zal daar als primair verantwoordelijke waterbeheerder intensief bij betrokken zijn. -
Verkenning kansen en beperkingen van Deltadijken. De verkenning is afgerond. In de verkenning zijn de kansen en belemmeringen beschreven van deltadijken voor hoogwaterbescherming in Nederland. Kenmerkend van deltadijken voor hoogwaterbescherming is dat het overstromingsrisico wordt verkleind door extra eisen te stellen aan de sterkte van een waterkering. Deltadijken worden dan ook als een mogelijke oplossing gezien binnen de discussie rondom nieuwe normering. Vanuit maatschappelijke kosten en baten is het echter niet rendabel om overal ‘doorbraakbestendige’ deltadijken aan te leggen. Kansen voor toepassing van het concept van deltadijken in combinatie met de discussie rondom nieuwe normering (waar gekeken wordt naar overstromingsrisico’s) liggen voornamelijk voor dijktrajecten in de regio Rijnmond-Drechtsteden. De resultaten van de verkenning naar deltadijken wordt meegenomen in de discussie over en verdere uitwerking van de nieuwe normering.
-
Veiligheid in buitendijkse gebieden. In het Nationaal Waterplan is aangekondigd dat wordt bezien of herijking van het buitendijks beleid nodig is. Besloten is de herijking van het buitendijkse beleid te beperken tot het verbeteren van de implementatie (verduidelijken van risico’s, rollen en verantwoordelijkheden en het verbeteren van de communicatie hierover richting burgers en bedrijven). De huidige verdeling van rollen en verantwoordelijkheden met betrekking tot buitendijkse waterveiligheid wordt niet gewijzigd: er wordt geen noodzaak gezien voor een nationale norm voor het voorkomen van slachtoffers en de regionale invulling met een eigen verantwoordelijkheid voor burgers volstaat. Het verbeteren van de implementatie wordt opgepakt binnen het Deelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering.
-
Gebiedspilots waterveiligheid. Er is een aantal pilots uitgevoerd om de toepassing van het concept van meerlaagsveiligheid te onderzoeken. Hierbij wordt naast preventie ook gekeken naar de mogelijkheden van ruimtelijke inrichting en rampenbeheersing als bijdrage voor de waterveiligheid. De belangrijkste conclusie is dat meerlaagsveiligheid inzicht geeft in de werking van het waterveiligheidssysteem en geschikt is om strategieën voor waterveiligheid op basis van een risicobenadering met elkaar te vergelijken. De mate waarin inwisselen, uitruilen of stapelen van maatregelen in de diverse lagen is toegestaan, maakt onderdeel uit van deze strategieën voor veiligheid. Als vervolgstap is geadviseerd om de strategieën in de regio gebiedsgericht in te vullen, zodat ze passen op de regionale ambities voor de gebiedsontwikkeling. Deze gebiedsgerichte invulling wordt in samenhang met de vraag over nieuwe normering opgepakt door de gebiedsgerichte deelprogramma’s (zie eerdere tekst onder kopje nieuwe normering).
Het Deelprogramma Veiligheid moet in 2015 uitmonden in een Deltaplan Waterveiligheid, waarvan de nieuwe normering onderdeel uitmaakt. Het Deltaplan Waterveiligheid vormt de basis voor de uitvoering van maatregelen na 2015. REGISTRATIENUMMER
150839
4/7
Naast het Deelprogramma Veilheid is er de afgelopen periode veel gebeurd op het gebied van het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma (nHWBP). Rijk en waterschappen zijn gekomen tot een verdere invulling van de afspraken uit het Bestuursakkoord Water op het gebied van financiering, zeggenschap, doelmatigheid, programmering en toetsing. Voor de programmering van maatregelen wordt een programmabureau ingesteld. Het is de bedoeling dat dit programma onderdeel gaat uitmaken van het Deltaplan Waterveiligheid. Inzet ZZL Via het Deltaprogramma IJsselmeergebied en via de Uniecommissie en de Uniewerkgroep Waterkeringen en de ambtelijke Uniethemagroep nieuwe normering zijn wij bij bovenstaande ontwikkelingen betrokken. De belangrijkste onderdelen van het Deltaplan Waterveiligheid worden de actualisatie van de normen en de programmering van maatregelen voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Wij mengen ons reeds nadrukkelijk in deze discussie gezien bijvoorbeeld de afgetoetste Drontermeerdijk en de normdiscussie rond Zuidelijk Flevoland (verhoging norm en mogelijkheden meerlaagsveiligheid). 2.4. Deltaprogramma Nieuwbouw en Herstructurering (DPNH) Na een periode waarin het deelprogramma zoekende was naar een heldere focus, is in 2011 een duidelijke koers uitgezet voor dit deelprogramma. Het deelprogramma richt zich op twee thema’s, namelijk ruimtelijke inrichting en waterveiligheid (meerlaagsveiligheid) en klimaatbestendige stad. In 2011 is een knelpuntenanalyse opgeleverd. Hierin zijn voor ruimtelijke inrichting en waterveiligheid de volgende problemen beschreven: De kwetsbaarheid van Nederland voor de gevolgen van overstromingen zal in de toekomst toenemen, vooral ten gevolge van verdere verstedelijking en in mindere mate ook door klimaatverandering. De kennis over slachtofferrisico’s en schade en de ervaringen met maatregelen die schade en slachtoffers kunnen reduceren, worden nog onvoldoende benut in ruimtelijke afwegingen met betrekking tot locatiekeuze en inrichting. Met betrekking tot ‘de klimaatbestendige stad’ zijn de volgende knelpunten benoemd: Het risico op (directe fysieke en indirecte economische) schade door wateroverlast en droogte is nu al aanzienlijk en kan fors toenemen door het gecombineerde effect van verstedelijking en klimaatverandering. Hitte wordt naar huidig inzicht een factor van belang als het gaat om leefbaarheid, gezondheid en economische aantrekkelijkheid van het stedelijk gebied. De huidige aanpak door lokale actoren om deze schade te voorkomen, is primair gericht op het ad hoc en geïsoleerd oplossen van bestaande knelpunten en niet zozeer op het structureel voorkomen van problemen. Om op termijn grote investeringen en hoge beheerskosten te voorkomen, is het van belang wateroverlast, droogte en hitte structureel te betrekken bij de inrichting van de gebouwde omgeving. Het uitwerken van de veiligheidsstrategie zoals genoemd onder 2.3 (kopje nieuwe veiligheidsnormering) geeft nader inzicht in de hiervoor genoemde knelpunten. Inzet ZZL Waterschap Zuiderzeeland heeft aan het begin van het jaar aangegeven sterker betrokken te willen zijn bij dit deelprogramma, vanuit de overtuiging dat de uitkomsten uit dit deelprogramma sterk bepalend kunnen zijn voor het werk van de waterschappen in de periode na de Deltabeslissing. Hierbij kan gedacht worden aan de rollen en taken van de waterbeheerder in stedelijk gebied. De oproep vanuit ZZL heeft geleid tot: betrokkenheid bij de taskforce Nieuwbouw en Herstructurering. Dit is een door de Unie geïnitieerd groep van waterschapsvertegenwoordigers. Deze groep bespreekt de voortgang en waterschapsinbreng in het deelprogramma; REGISTRATIENUMMER
150839
5/7
-
betrokkenheid bij diverse landelijke overleggen over de uitwerking van het thema Klimaatbestendige stad; afspraken over een gebiedspilot Urk. Dit betreft een pilot, waarin het instrument “gidsmodel” wordt getest. Op voorstel van ZZL gaat Urk aan de slag om te kijken hoe een goede verbinding gelegd kan worden tussen de bodem-, water- en groenstructuren (deze structuren zijn beschreven in zogenaamde gidsmodellen) en de structuurvisie van de gemeente Urk. De pilot wordt in het eerste kwartaal van 2012 gehouden.
3. Activiteiten en (bestuurlijke) aandachtspunten voor fase 3 (2012-2013) Omdat de eerste twee fases een sterk inhoudelijk karakter kenden, is de bestuurlijke aandacht vooral uitgegaan naar het borgen van een goed proces, waarin alle betrokken partijen konden aansluiten en meedenken. In de komende twee fases zullen vanuit een brede inhoudelijke basis keuzes gemaakt worden richting een voorkeursstrategie, voorzien van een uitvoeringsplan op hoofdlijnen. In dit proces neemt het bestuurlijk belang toe en zullen verschillen in belangen zichtbaarder worden. Zuiderzeeland is zowel ambtelijk als bestuurlijk goed aangesloten en daardoor goed voorgesorteerd om het belang van de waterschappen in het algemeen, of dat van ZZL in het bijzonder, in te brengen. Vervolgactiviteiten Deltaprogramma IJsselmeergebied: voortzetten ambtelijke en bestuurlijke betrokkenheid (onder andere via IJsselmeergroep en BKIJ). Dit is vooral gericht op het volgen en waar nodig/wenselijk beïnvloeden van het proces richting een voorkeursstrategie; uitwerken veiligheidsopgave Almere. DPIJ brengt in kaart welke combinaties van maatregelen mogelijk zijn in Almere om de veiligheid in de toekomst te waarborgen (zie 2.3. nieuwe veiligheidsnormering). ZZL zal daar als primair verantwoordelijke waterbeheerder intensief bij betrokken zijn; de waterschappen gaan een onderzoek starten naar de mogelijkheden om en de mate waarin de zoetwateropgave en de adaptatie aan een gewijzigd IJsselmeerpeil binnen de regionale watersystemen kan worden opgevangen. Deze studie biedt aan DPIJ relevante kennis over de kansen om een deel van de opgave binnen de regionale watersystemen op te lossen. Tegelijkertijd biedt het de waterschappen input voor het bepalen van een eigen visie ten aanzien van de in 2014 op te leveren voorkeursstrategie. Vervolgactiviteiten Deltaprogramma Zoetwater: voortzetten ambtelijke betrokkenheid, o onder andere input leveren aan de ontwikkeling en uitwerking van kansrijke strategieën op basis van de doelen en een concretisering van mogelijke maatregelen; volgen van de bestuurlijke discussie over waar de regie zal liggen, over de inrichting van het watersysteem en het bedienen van functies in de toekomst. Aandachtspunten van ZZL worden bestuurlijk ingebracht via de regiovertegenwoordiger in het bestuurlijk platform zoetwater. Voor ZZL zijn de volgende aandachtspunten van belang: o In Flevoland is er in de toekomst geen knelpunt in vraag en aanbod, terwijl in andere regio’s de watervraag zal toenemen. In Noord Nederland door een toename van de beregening en in Midden-West Nederland door een toename van de verziltingbestrijding. o Flevoland heeft een gunstige positie, vanwege de ligging dicht bij het IJsselmeer als bron voor zoetwater. In relatie tot mogelijke peilstijging in het IJsselmeer wordt deze uitgangspositie vanuit landelijk perspectief bezien nog gunstiger, vanwege een grotere zoetwaterbuffer. o ZZL heeft een wateraanvoerbeleid gericht op minder afhankelijk zijn van wateraanvoer van buitenaf. Het beleid streeft daarmee duurzaamheid na. o Mogelijkheden voor herverdeling voor het verplaatsen van functies naar regio’s met een gunstige wateraanvoerpositie (zoals Flevoland) moeten REGISTRATIENUMMER
150839
6/7
in samenhang worden bezien met de financiering van het faciliteren daarvan en de regionale gevolgen voor de robuustheid van die watersystemen. Vervolgactiviteiten Deltaprogramma Veiligheid: voortzetten ambtelijke en bestuurlijke betrokkenheid via de genoemde werkgroepen en commissies; inzet leveren op de onderdelen actualisatie van de normering en de ontwikkelingen rondom het nHWBP. Hierbij is het voor ZZL van belang: o via DPIJ nauw betrokken te blijven bij de ontwikkelingen. De voorstellen voor de nieuwe normering zullen naar verwachting een wijziging in de normhoogte voor (een deel van) Flevoland inhouden; o dat bij de prioritering (en daarmee planning) van maatregelen in het kader van het nHWBP rekening wordt gehouden met grote ruimtelijke ontwikkelingen die onze keringen raken en bestaande afspraken hierover geborgd worden (bijv. Drontermeerdijk/bypass Kampen). Vervolgactiviteiten Deltaprogramma Nieuwbouw en Herstructurering: voortzetten betrokkenheid bij landelijke werkgroepen; waar nodig/wenselijk, inzet van ZZL bestuurders bij landelijke overleggen. Dit kan aan de orde zijn bij thematische bijeenkomsten over de klimaatbestendige stad of meerlaagsveiligheid. U wordt bij nieuwe ontwikkelingen tijdig betrokken. Personele consequenties De inzet en uren zijn opgenomen in de afdelingsplannen van betrokken afdelingen. Financiële consequenties De kosten zijn opgenomen in de lopende begroting van de afdeling SSO. Juridische consequenties Juridische zaken is aangesloten via de interne werkgroep. Consequenties voor Communicatie Communicatie is aangesloten via de interne werkgroep. Bijlagen Geen
REGISTRATIENUMMER
150839
7/7