Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten voltijd - deeltijd Hogeschool Utrecht
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten voltijd - deeltijd CROHO nr. 39205 Hogeschool Utrecht
Hobéon® Certificering BV Datum december 2008 Auditteam: W. Blomen Mr. H. Frederik Mr. H. van der Grinten Prof. mr. dr. T. Hol Mr. H. Koopman R. Bargach Secretaris: Drs. G. Broers
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.4.1. 1.4.2. 1.4.3. 1.4.4. 1.4.5. 2.
3. 3.1. 3.2. 3.3.
Inleiding Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Karakteristiek van de opleiding Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie HBO-Rechten, datum 21 oktober 2008 Bevindingen en beoordeling Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO bachelor opleiding HBO-Rechten voltijd Oordeelschema HBO bachelor opleiding HBO-Rechten deeltijd Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen auditoren Bijlage II: Programma visitatie 21 oktober 2008
1 1 1 1 2 2 4 5 6 6 7 7 7 11 13 15 15 18 21 24 27 29 30 32 35 35 37 39 41 41 43 46 46 48 50 52 52 54 56 56 57 58
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
1.2.1. De Hogeschool Utrecht in casu de Faculteit Maatschappij & Recht, het Instituut voor Recht,verzorgt de HBO bachelor opleidingen Sociaal Juridische Dienstverlening (SJD) en HBO-Rechten. Het voorliggende rapport heeft betrekking op: HBO-Rechten, voltijd, crohonummer: 39205. HBO-Rechten, deeltijd crohonummer 39205. 1.2.2. Hobéon Certificering heeft zijn oordeel over de beide varianten van de opleiding HBO-Rechten in één rapport samengevat omdat beide varianten gericht zijn op dezelfde eindkwalificaties en binnen één gemeenschappelijk beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden. Niettemin wordt in het rapport, daar waar nodig, het onderscheid tussen de twee varianten zichtbaar gemaakt. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding HBO-Rechten, voltijd, deeltijd.
1.3.
Karakteristiek van de opleiding
De opleiding HBO Rechten is in september 2003 bij de Hogeschool Utrecht gestart in een voltijd- en deeltijd variant. De opleiding is ontwikkeld nadat uit onderzoek was gebleken dat er in de juridische beroepspraktijk behoefte bestaat aan professionals die op hbo-niveau zijn toegerust voor een zakelijk juridische omgeving. De opleiding HBO-Rechten mocht in 2003 worden gestart door hogescholen die waren gevestigd in een stad waar ook een WO-opleiding Recht werd aangeboden, naast de toen al bestaande opleidingen HBO Rechten in Amsterdam en ’s-Hertogenbosch-Tilburg, die een jaar eerder een CROHO-licentie hadden ontvangen. Zowel HBO-Rechten als SJD hebben een snelle groei doorgemaakt hetgeen niet alleen een organisatorische uitdaging betekende maar ook leidde tot de noodzaak om expertise binnen de opleidingen nader te systematiseren en organiseren. Het nieuwe programma van HBO Rechten en afstudeerrichting Gerechtsdeurwaarder (hierna: GDW) moest worden opgebouwd, nieuwe docenten moesten worden geworven, verschillende docenten van SJD kregen een plaats in het team HBO-Rechten. Door de ervaring met de opleiding SJD en de start in september 2003 van de afstudeerrichting Kandidaatgerechtsdeurwaarder (zie hierna), biedt de faculteit zo geeft zij aan, voor de opleiding HBO Rechten de nodige meerwaarde. De samenwerking tijdens de voorbereidende fase met de faculteit Economie en Management bevorderde dat de opleiding HBO-Rechten een eigen positie kon innemen tussen de zakelijk juridische gerichtheid van de opleiding Management, Economie en Recht en de sociaal juridische gerichtheid van de opleiding SJD.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 1
Om een bijdrage te kunnen leveren aan de ontwikkeling van een juridisch domein binnen het HBO, is de opleiding HBO-Rechten samen met de opleiding SJD in één instituut ondergebracht. In september 2003 is binnen de huidige Faculteit Maatschappij & Recht van de HU het Instituut voor Recht officieel van start gegaan. Met het ontstaan van het juridisch instituut in de Hogeschool Utrecht, het ontstaan van de BAMA-structuur in het hoger onderwijs en de behoefte vanuit het Bologna-akkoord om te streven naar meer hoger opgeleiden binnen de Nederlandse samenleving, groeide de behoefte aan samenwerking met zowel de Universiteit Utrecht als met de mbo-opleidingen in de Utrechtse regio. Dit heeft in 2002 geresulteerd in het samenwerkingsverband Recht in Utrecht. Binnen de Hogeschool Utrecht is een lectoraat met een kenniskring die onderzoek doen naar de beroepsuitoefening van juridische bachelors Voor hbo-studenten biedt de Open Universiteit in samenwerking met de universiteiten vanaf september 2008 een ‘schakelzone’ aan. Dit is een programma van 60 EC, waarvan 30 EC deel kan uit maken van de juridische academische minor. Indien deze met goed gevolg wordt afgelegd, krijgt de afgestudeerde Hbo’er toegang tot de master aan de universiteit. Tegelijkertijd met HBO Rechten is in september 2003 de in deeltijd vormgegeven opleiding Kandidaatgerechtsdeurwaarder (GDW) bij de Hogeschool Utrecht van start gegaan in de vorm van een volwaardige afstudeerrichting. Deze afstudeerrichting, binnen de opleiding aangeduid als GDW, moest onder een bestaande CROHO-licentie worden ondergebracht. Voordien werd de opleiding verzorgd door de particuliere mr. dr. Teekens Stichting. De wens om het programma te verbreden en wens om een bredere instroom in de opleiding te werven dan alleen uit de eigen kring, waren de aanleiding voor het onderbrengen van de opleiding bij het HBO. Gaandeweg bleek het karakter van GDW en de invulling van het programma minder goed te passen bij het SJD-profiel. De ambtshandelingen en de specifieke juridische kennis en vaardigheden die daarvoor nodig zijn, en de nadruk op het ondernemerschap in de Gerechtsdeurwaarderwet 2001 sluiten aan bij het programma en eisen van HBO Rechten. GDW is daarom in september 2006 een afstudeerrichting geworden van HBO-Rechten.
1.4.
Aanpak
1.4.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
Bij de beoordeling van de betreffende opleidingsvarianten voltijd en deeltijd is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Voorafgaand aan het accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de opleiding voorbereid op de audit door een inhoudelijke toelichting te geven op het NVAO-Accreditatiekader. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de beide opleidingsvarianten geldt het volgende: De opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleiding en het beroepenveld. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”).
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 2
Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een HBO-Rechten opleiding op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van door de opleiding HBO-Rechten aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review – MR; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement. Op basis van de door de opleiding HBO-Rechten aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van beide opleidingsvarianten. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten meerdere externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van HBO-Rechten, één student, één lead auditor, één auditor ‘onderwijs’/secretaris vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is.
1
Visitatie heeft op 21 oktober 2008 plaatsgevonden.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 3
Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en, daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft, ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voert; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en -beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma/de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1.4.2.
Beslisregels
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 4
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
1.4.3.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Secretaris/auditor onderwijs:
W.L.M. Blomen Mr. H. Koopman Mr. H.F.G.M. van der Grinten Prof. mr. dr. A.M. Hol Mr. H. Frederik (auditor onderwijs) R. Bargach (studentlid) Drs. G.W.M.C. Broers
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding HBO-Rechten noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De lead auditor de heer Blomen heeft inmiddels een groot aantal audits in het kader van accreditatie van opleidingen in het hoger onderwijs uitgevoerd. De werkveld- en vakdeskundigen de heren Koopman, Van der Grinten en Hol hebben zich in hun beoordeling met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. Zij hebben op grond van hun ervaring en positie in het werkveld en het vakgebied een goed zicht op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden in het werkveld gesteld worden aan professionals op het terrein van HBO-Rechten.
2
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 5
De heer Koopman heeft zich tijdens de audit gericht op zowel het (algemeen) juridisch kader als GDW. In de terugkoppeling na de audit heeft de heer Koopman zich in zijn verslaglegging met name op GDW gericht. De heren Van der Grinten en Hol hebben zich specifiek op de juridische inhoud van de opleiding gericht. Beide deskundigen hebben een goed zicht op de juridische vakinhoud en op het juridisch werkveld. De deskundige ‘onderwijs’, de heer Frederik, heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. Hij heeft in zijn vorige en huidige functie een aanmerkelijke ervaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen gesteld worden. Mevrouw Bargach is student HBO-Rechten aan de Avans Hogeschool in Breda. Zij heeft als lid van een auditteam al deelgenomen aan verschillende audits op het terrein van HBO-Rechten. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.4.4.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.4.5.
Programma visitatie HBO-Rechten, datum 21 oktober 2008
Zie Bijlage II.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 6
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)? Bevindingen De Hbo-opleiding HBO-Rechten is een van de jongste opleidingen binnen het hbo. De eerste initiatieven om een dergelijke opleiding ook op hbo-niveau aan te bieden, zijn eind vorige eeuw gestart. Nadat er uitgebreid marktonderzoek had plaatsgevonden waarbij de kern van de vraagstelling luidde: is er naast de afgestudeerde wo-jurist ook behoefte op de arbeidsmarkt aan hbo-afgestudeerde juristen en zo ja, welke werkzaamheden zou laatstgenoemde dan kunnen verrichten, is een traject gestart om de opleiding HBORechten daadwerkelijk vorm te geven. Een eerste set competenties is begin deze eeuw opgesteld. Besloten is in 2005 om de set competenties binnen het Landelijk overleg HBO-Rechten (LOHR), waar de opleiding HBO-Rechten van de HU deel uit maakt, om het landelijk profiel van de opleiding om de vier jaar te herijken. De ijking geschiedt op basis van de evaluaties van het profiel door de werkveldcommissies van de aangesloten leden. Binnen het LOHR vindt afstemming plaats tussen de opleidingen en worden contacten besproken en uitgewisseld met relevante beroepsverenigingen waaronder de Nederlandse Orde van Advocaten, de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie en de Vereniging van Gerechtsdeurwaarders. Daarnaast is er twee maal per jaar overleg met het landelijk overleg Sociaal Juridische Dienstverlening (SJD) binnen het domeinoverleg ‘bachelor of laws’. De opleidingen hebben tien competenties geformuleerd die de basis vormen van het studieprogramma. De competenties zijn onderverdeeld in zeven competenties die zijn gericht op de toepassing van het recht en drie competenties ten behoeve van de facilitering van de rechtstoepassing: Rechtstoepassing: Diagnosticeren Overwegen/oordelen Juridisch adviseren Bemiddelen Belangen behartiging Reguleren Juridisch auditten Faciliteren van de rechtstoepassing: Dossiermanagement Informatiemanagement Kwaliteitsmanagement
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 7
In aanvulling hierop is in de loop van 2007 landelijk door de gezamenlijke opleidingen HBO Rechten en SJD de ontwikkeling van een body of knowledge voor juridische bachelors geformuleerd. In dit document geven de opleidingen aan met welke kennis en kunde de juridische bachelors na het afstuderen de opleiding verlaten. De body of knowledge geeft een overzicht van de kennisgebieden, de overkoepelende theorieën, de modellen en vaardigheden. In het voorjaar van 2006 heeft het Utrechtse Instituut voor Recht in het project ‘Bouwen aan Recht’ onderzocht welke specifieke ‘Utrechtse’ kleur het aan de opleidingen wil geven. Hieruit bleek dat alle betrokkenen bij het instituut en het beroepenveld veel waarde hechten aan het opleiden van ‘kritische professionals’. Dit houdt in dat de Utrechtse Bachelors of Laws hun mening en beslissingen goed kunnen onderbouwen, communicatief vaardig zijn (zie hierna), binnen de juridische context van de opleidingen gebruik durven maken van de discretionaire ruimte die de wetgeving biedt bij de uitvoering ervan, en het vermogen hebben door middel van reflectie het eigen handelen te evalueren en bij te sturen. De nadruk op communicatie als kleuring van de opleiding komt met name ook voort uit de feedback vanuit het beroepenveld. Aanwijzingen voor het belang van uitstekende communicatieve vaardigheden, in het bijzonder taalvaardigheid, kwamen zowel naar voren uit de contacten met de stageverlenende organisaties als van de adviesraad. De opleiding wil deze kwaliteit van de afgestudeerden nadrukkelijk tot uitdrukking laten komen in het competentieprofiel en formuleert, aanvullend op het landelijke profiel, een competentie die specifiek gericht is op deze kritische professional. Dit is nog in ontwikkeling en moet nog worden afgestemd met het beroepenveld, studenten en andere betrokkenen. Duidelijk is het auditteam gebleken dat vanwege het sterk ontwikkelend beroepenveld en de diversiteit in functies waarvoor men opleidt, het de opleiding niet eenvoudig gemaakt wordt een coherente en adequate bachelor in te richten. Niettemin heeft het auditteam de stellige indruk dat de opleiding op koers ligt. De gehele organisatie is goed doordacht en is in staat om signalen uit het werkveld te vertalen naar de opleiding. Het Instituut voor Recht heeft een adviesraad, met daarin vertegenwoordigers van het hele beroepenveld waarvoor binnen het instituut wordt opgeleid: zowel HBO-Rechten als SJD. De adviesraad bestaat uit vertegenwoordigers uit het beroepenveld en voorziet de opleiding met informatie over actuele ontwikkelingen in het beroepenveld. Binnen kaders van het lectoraat is onderzoek uitgevoerd naar ontwikkelingen in de beroepspraktijk die vervolgens hun doorwerking hebben gehad in het curriculum. Aan het onderzoek hebben ruim honderd respondenten uit het werkveld meegewerkt. Daarnaast zijn publicaties door de lector Juridische beroepsuitoefening en discussie over die publicaties in het onderzoek betrokken. Het onderzoek is door een vierdejaars student HBO-Rechten uitgevoerd. Verschillende signalen uit dit onderzoek zijn binnen de opleiding opgepakt. Naast regelmatig overleg met de adviesraad en de beroepenveldcommissie haalt de opleiding het beroepenveld binnen door gastdocenten die in de beroepspraktijk actief zijn in te zetten bij de ontwikkeling en uitvoering van het onderwijs. Verder zijn de contacten met het beroepenveld van betekenis die via de studenten worden gelegd: de stages bij voltijd en de praktijktijd bij deeltijd. Aan de realisering van de doelstellingen van de opleiding wordt bijgedragen door het lectoraat Beroepsuitoefening juridische bachelors. Door het lectoraat wordt onderzoek verricht naar ontwikkelingen in het juridische domein die relevant zijn voor de beroepsuitoefening en die van invloed moeten zijn op de opleiding.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 8
Internationalisering heeft de opleiding als volgt vorm gegeven. De opleiding is primair gericht op het Nederlands recht maar besteedt daarnaast aandacht aan Europees en internationaal recht. Aspecten van het Europees recht komen in ieder geval aan de orde bij de studieonderdelen over rechtsgebieden waar de invloed van de EU op het Nederlandse recht zich doet gelden. Ook heeft de opleiding in het voltijd- en deeltijdcurriculum een studieonderdeel rond ‘Europa’ opgenomen. Specifiek binnen GDW wordt aandacht besteed aan de internationalisering van de deurwaarderspraktijk. Internationalisering van de opleiding heeft daarnaast in het bijzonder relevantie voor degenen die voor het uitstroomprofiel bedrijfsjurist kiezen. In het kader van dit uitstroomprofiel, vorm gegeven in de minor Bedrijfsjurist, vindt er een verdieping plaats van het juridisch Engels. Gelet op de toenemende betekenis van het Europese recht op het Nederlandse rechtssysteem wordt sinds 2007 gewerkt aan de ontwikkeling van een minor Internationaal recht. Beoogd wordt deze minor vanaf het studiejaar 2009-2010 aan bieden. HBO-Rechten studenten hebben de mogelijkheid in het buitenland een stage te vervullen. Wanneer daar voor wordt gekozen, zijn de studenten veelal werkzaam in een van de voormalige overzeese gebiedsdelen waar het Nederlands recht van toepassing is of op een Nederlandse ambassade in het buitenland. Studenten geven in evaluaties aan dat de opleiding meer aandacht dient te besteden aan internationalisering. Voorts kunnen studenten die dat ambiëren in het kader van de profileringsruimte in het vierde jaar van de opleiding een minor dan wel keuzecursussen volgen aan een opleiding in het buitenland. Voor deze mogelijkheid de opleiding op eigen initiatief te verbreden bestaat in beperkte mate belangstelling. Wat betreft de afstudeervariant Gerechtsdeurwaarder (hierna: GDW) is het auditteam het volgende gebleken. Bij de beslissing GDW een afstudeerrichting van HBO-Rechten te maken, speelde een belangrijke rol dat het competentieprofiel van HBO Rechten goed aansluit bij de beroepspraktijk van GDW. In 2007 is het competentieprofiel van GDW geëvalueerd, mede om te bezien hoe de aansluiting op HBO-Rechten kon worden versterkt. GDW is een unieke afstudeervariant binnen het hbo. Gelet op de wettelijke status van de gerechtsdeurwaarder binnen het Nederlandse rechtssysteem gelden voor deze afstudeervariant een aantal bijzondere eisen wat betreft de inhoud van de opleiding, de rechtsbescherming van het beroep en de stage van de student. GDW is sinds september 2006 onderdeel van HBO-Rechten. Het instituut heeft naast de Adviesraad een aparte beroepenveldcommissie GDW, die bestaat uit vertegenwoordigers van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) en particuliere opleidingsorganisaties die in het beroepenveld actief zijn. Overleg in de beroepenveldcommissie heeft er (naast de resultaten uit studentevaluaties) mede toe bijgedragen dat in 2003/2004 het curriculum werd aangepast. Uit de bevindingen destijds bleek dat het curriculum niet voldoende beroepsgericht was. Voor de afstudeerrichting GDW geldt dat, vanwege de ambtshandelingen, de tuchtrechterlijke aansprakelijkheid en het ondernemerschap, bepaalde competenties als bijvoorbeeld ondernemerschap, executeren en kwaliteitszorg specifieke aandacht krijgen in het onderwijsprogramma. Er is sprake van een duidelijke visie op GDW en er is sprake van goed gestructureerd contact met de beroepsgroep. In oktober 2004 heeft GDW in nauwe samenspraak met de beroepenveldcommissie het competentieprofiel voor GDW opgesteld. Het competentieprofiel bestond uit 19 beroepscompetenties.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 9
In het competentieprofiel voor GDW werd nadrukkelijk een relatie gelegd met de beroepstaken. Deze taken zijn voor het beroep gerechtsdeurwaarder beschreven en voor een belangrijk deel (met name de ambtelijke taken die exclusief door de gerechtsdeurwaarder mogen worden uitgevoerd) in de wet vastgelegd. In 2007 is de beroepenveldcommissie geconsulteerd over de verbinding van de 19 beroepscompetenties met het HBO rechten profiel. Toen is gebleken dat de 19 opgestelde competenties hun equivalent hadden in de HBORechten, zodat ook voor GDW met de HBO-Rechten competenties kon worden gewerkt. Gezien de bijzondere positie van de afstudeerrichting GDW toetst ook het ministerie van Justitie de validiteit van de eindkwalificaties. Zij wordt daarbij geadviseerd door de KBvG, die vertegenwoordigd is in de beroepenveldcommissie van GDW. Voor de stage verleent het ministerie de studenten een tijdelijke toevoeging als kandidaat-gerechtsdeurwaarder, waarmee de student onder verantwoordelijkheid van een (kandidaat)gerechtsdeurwaarder ambtshandelingen mag uitvoeren. De opleiding geeft aan dat de ruimte voor internationalisering binnen GDW door de aard van de studie beperkt is. De beroepsuitoefening van GDW is geheel gericht op Nederland. Vanaf 2007/2008 wordt er ook aandacht besteed aan Internationalisering. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft goed zicht op ontwikkelingen in het beroepenveld; de opleiding participeert actief in het landelijk overleg van HBO-Rechten opleidingen; de opleiding betrekt het werkveld bij de opleiding; het lectoraat is verweven met de opleiding HBO-Rechten. Deze verwevenheid blijkt uit het arbeidsmarktonderzoek dat binnen de kaders van het lectoraat is uitgevoerd ten behoeve van de opleiding HBO-Rechten; de set competenties wordt op landelijk niveau iedere vier jaar herzien; de afstudeervariant GDW heeft de opleiding adequaat vormgegeven en betrekt hierbij het relevante werkveld; het aspect internationalisering maakt deel uit van het studieprogramma.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 10
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor? Bevindingen De opleiding geeft aan dat de beroepscompetenties van HBO-Rechten zijn gerelateerd aan de DublinDescriptoren. Dit is door de HBO-Rechten opleidingen uitgewerkt in de documentatie. De beroepscompetenties van GDW zijn te herleiden tot de competenties uit het HBO Rechten profiel, die gerelateerd zijn aan de Dublin-descriptoren. De competenties zijn gekoppeld aan de specifieke taken die horen bij het beroep van gerechtsdeurwaarder. Dit zijn taken op het gebied van de ambtshandelingen en op het gebied van het ondernemerschap. Bij beide taakgebieden spelen zowel de sociaalcommunicatieve bekwaamheid van de beroepsbeoefenaar alsook maatschappelijke en ethische aspecten een belangrijke rol. Wat betreft de Dublin Descriptoren heeft de opleiding deze op de volgende wijze uitgewerkt: Kennis van en inzicht in (bijvoorbeeld): burgerlijk(proces)recht; Europees (privaat)recht; Europese juridische geschiedenis; mensenrechten; rechtsvergelijking; internationaal intellectueel eigendomsrecht; Europees en internationaal mededingingsrecht. Toepassen van kennis en inzicht blijkend uit (bijvoorbeeld) het opstellen / ontwerpen van /in staat zijn tot: een juridisch advies; een concept vonnis; een klachtenregeling; het interpreteren van arresten; het uitvoeren van due dilligence onderzoeken. Oordeelsvorming blijkend uit (bijvoorbeeld): het onder tijdsdruk verzamelen van relevante gegevens, deze interpreteren en toepassen; het afwegen van relevante sociale, maatschappelijke en/of ethische aspecten; juridische argumenten kunnen afwegen;. Communicatie blijkend uit (bijvoorbeeld): het kunnen overbrengen van juridische informatie in woord en geschrift aan professionals; het kunnen toepassen van de Nederlandse en/of Engelse taal; het kunnen functioneren als professional in een team; het kunnen toepassen van mediation; effectieve communicatie met klanten; opbouwen en onderhouden van netwerk. Leervaardigheden in praktijkgericht onderzoek kunnen participeren: delen van praktijkgericht onderzoek kunnen uitvoeren, zoals bijvoorbeeld een onderzoeksopzet maken, theoretische onderbouwing kunnen leveren en onderzoeksresultaten kunnen analyseren; initiatieven kunnen nemen over innovatie en verandering in het juridische domein; voortdurend bijblijven binnen het vakgebied door het lezen van relevante juridische literatuur.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 11
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding HBO-Rechten heeft aantoonbaar aandacht besteed aan het hbo-niveau van de opleiding en dit vervolgens op een adequate wijze uitgewerkt waardoor de Dublin Descriptoren op een eenduidige wijze gekoppeld zijn aan de set competenties.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 12
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen De landelijke competentieset is opgesteld in samenwerking met het relevante beroepenveld. De set opleidingscompetenties die de opleiding hanteert voor de verschillende varianten, is herkenbaar afgeleid van de landelijke competentieset. Deze set opleidingscompetenties wordt besproken met het werkveld. Door middel van al deze contacten met het werkveld toetst de opleiding het competentieprofiel aan de beroepspraktijk. Het werkveld bevestigt de opleiding in de gemaakte keuzes ten aanzien van het competentieprofiel. In de vertaalslag naar het curriculum worden trends en ontwikkelingen bezien in relatie tot het opleidingsprogramma. Het lectoraat Beroepsbeoefening juridische bachelors maakt de ontwikkelingen in het werkveld inzichtelijk. Duidelijk is dat de komst van de Hbo-jurist leidt tot verandering en ontwikkeling van de juridische beroepsuitoefening en dat er langzamerhand een goed beeld begint te ontstaan van de Hbo-jurist in de praktijk, zo is het auditteam gebleken. De opleiding heeft een netwerk van relaties (organisaties en personen) opgebouwd, waarop een beroep gedaan kan worden in uiteenlopende situaties/rollen (waaronder opdrachtgever projectopdrachten, stagebegeleider, gastspreker, excursies). Zowel de voltijd- als de deeltijdvariant profiteren hiervan. Tijdens de audit is gebleken dat dit netwerk met ingang van het huidige studiejaar is vastgelegd in een relatiebeheersysteem, waarbij gestart is met de stagebiedende organisaties. Uit de documentatie blijkt dat de opleiding zicht heeft op de functiegebieden die open staan voor afgestudeerde HBO juristen. Hierbij maakt de opleiding een onderscheid tussen startfuncties en doorgroeifuncties. Om te garanderen dat een afgestudeerde HBO jurist inderdaad over het hbo-niveau beschikt, heeft de opleiding het niveau van de competenties opgenomen in de beoordeling van de afstudeeropdracht en neemt de opleiding HBO-Rechten de resultaten van het overleg met de representanten uit het werkveld op in het curriculum. De Hbo-jurist moet niet alleen zijn plaats vinden ten opzichte van de academisch gevormde jurist, maar ook naast andere Hbo ’ers met een deels juridisch studieprogramma zoals SJD’ers en afgestudeerden van de opleiding Management, Economie en Recht (MER). De Hbo-jurist heeft inmiddels meer vaste grond onder de voeten bij de decentrale overheid, in het bedrijfsleven en in mindere mate binnen sectoren zoals de advocatuur en het notariaat. Waar werkgevers voor sociaaljuridische beroepen over het algemeen de voorkeur geven aan de SJD'er, wint de Hbo-jurist duidelijk terrein op de brede juridische functies waarvoor voorheen een academisch geschoolde jurist werd geworven. Verzekeraars, in het bijzonder de rechtsbijstandverzekeraars, en juridische detacheringbureaus hebben de Hbo-jurist ontdekt. Ook wint de Hbo-jurist terrein bij de rechtbanken en het Openbaar Ministerie. De opleiding heeft eigen onderzoek gedaan naar de arbeidsmarktpositie van haar afgestudeerden.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 13
Daaruit blijkt dat van de afgestudeerden 55% werkzaam is in een relevante hbo-juridische functie. Daarnaast heeft 57% de keuze gemaakt haar studie te vervolgen aan de universiteit. 16 % combineert beide. De afstudeerrichting GDW is gebonden aan goedkeuring van het Ministerie van Justitie en heeft een eigen beroepenveldcommissie. Eindkwalificaties van dit afstudeertraject zijn noodzakelijkerwijs binnen de kaders van ministeriële goedkeuring geformuleerd. Het werkveld van GDW is zeer specifiek en valt binnen de kaders van de Gerechtsdeurwaarderwet. GDW leidt de student op voor dit specifieke beroep. Het beroeps- en competentieprofiel (kandidaat-) gerechtsdeurwaarder, is opgesteld door werkvelddeskundigen en de hogeschool en afgestemd met de beroepenveldcommissie GDW. De taken en bijbehorende competenties zijn daarin opgenomen. Ook de verbinding met de HBO Rechten competenties is getoetst door de beroepenveldcommissie. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft de set competenties ontleend aan het door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel; in de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke kwalificaties wordt ook het niveau van de beginnende Hbo-jurist geformuleerd; de opleiding heeft de relatie tussen enerzijds inhoud, bereik en niveau van de competenties en anderzijds het programma op een inzichtelijke wijze geordend. Het auditteam constateert dat de opleiding het landelijk overeengekomen beroepsprofiel in het HBO-Rechten programma en GDW heeft verankerd waarbij het beroepenveld (blijvend) betrokken is.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor beide varianten van de opleiding als voldoende gelet op de volgende overwegingen: de opleiding heeft goed zicht op de ontwikkelingen in juridische domein en het domein van de GDW; de opleiding heeft haar inzicht wat het bereik betreft vertaald naar competenties en naar de voltijd- en deeltijd programmaonderdelen. Hierbij is het beroepenveld nadrukkelijk betrokken geweest. tevens anticipeert de opleiding door haar gerichtheid op de Hbo-jurist duidelijk op een belangrijke ontwikkeling in het (brede) werkveld van de juridische zorg. Overeenkomstig de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.4.2. onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 14
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk? Bevindingen De opleiding heeft in de documentatie het beleid beschreven ten aanzien van het ontwikkelen van kennis en vaardigheden van studenten. Het auditteam constateert dat de opleidingsstructuur van de varianten waarin de opleiding wordt aangeboden voldoende openingen biedt naar de beroepspraktijk. Bestudering door het auditteam van het curriculum van de varianten toont aan dat dit is opgebouwd uit verschillende activiteiten: a. kennismodulen waarbij het vooral gaat om kennis, inzicht en vaardigheden op het gebied van het recht; b. beroepsvaardigheden worden ontwikkeld in studieonderdelen, zoals projecten, die in de regel afkomstig zijn uit het werkveld. c. deze projecten (zie ook volgende alinea) hebben tot doel, in aansluiting op de beroepspraktijk, aandacht te besteden aan de integratie van vakgebieden, het ontwikkelen van juridische beroepsvaardigheden maar ook het werken in teamverband, het maken van een taakverdeling. Ook door middel van stages en afstuderen is de inbreng van de actuele beroepspraktijk gewaarborgd in het onderwijsprogramma; d. de student maakt in de eerste fase van de studie kennis met de beroepspraktijk. Door middel van bezoeken aan het werkveld krijgt de student al in een vroeg stadium een beeld van wat van de Hbojurist verwacht wordt. In zowel de projecten als in vrijwel alle cursussen wordt binnen beide varianten van de opleiding gebruik gemaakt van casuïstiek die ontleend is aan de beroepspraktijk. De beroepsrelevante casuïstiek wordt gebruikt in zowel de verschillende studieonderdelen als projecten. Binnen het instituut is eind 2007 een Bureau Werkveld ingericht. Dit bureau geeft voor het hele instituut vorm aan de contacten tussen werkveld en de juridische opleidingen van het instituut. Voor de voltijdvariant van HBO-Rechten geldt dat in zeven onderwijsperioden een probleem ontleend aan de beroepspraktijk, in de vorm van een project, centraal wordt gesteld. Zowel de uitstroomprofielen als de actualiteit van het beroepenveld vormen de basis van de projecten. Het onderwijs vertoont in deze onderwijsperiodes, waar mogelijk, samenhang door de koppeling van het project aan de bijbehorende studieonderdelen. Het voltijd- en deeltijdonderwijs wordt naast het eigen vaste docententeam ook verzorgd door gastdocenten die hun dagelijkse werk hebben in de juridische beroepspraktijk. Hiertoe behoren notarissen, advocaten en gerechtsdeurwaarders. Studiemateriaal voor modules en projecten wordt zoveel mogelijk ontleend aan de beroepspraktijk in de vorm van authentieke beroepssituaties en/of opdrachten en is daardoor te omschrijven als exemplarisch en state of the art. Er is regelmatig interactie met de beroepspraktijk door middel van bedrijfsbezoeken, onderzoek, stages en afstudeeropdrachten.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 15
Signalen over ontwikkelingen binnen de beroepspraktijk worden onderzocht op de vraag of aanpassingen van het curriculum wenselijk zijn. Deze signalen komen binnen vanuit de adviesraad (bestaande uit representanten van de beroepspraktijk), via de stages en de afstudeerprojecten en door de inbreng van de gastdocenten en andere deskundigen uit het beroepenveld. Voltijdstudenten lopen stage in het derde jaar, waarbij het samenstellen van een of meer beroepsproducten een centrale plaats inneemt. Een beroepsproduct is een schriftelijke uitwerking van een vraagstuk dat kenmerkend is voor de organisatie waar de stage plaatsvindt en dat in het kader van de stage wordt onderzocht en uitgewerkt. In de laatste fase van de opleiding worden studenten gestimuleerd hun afstudeerproject te baseren op een opdracht uit de beroepspraktijk waarbij zij onderzoek doen op basis van onderzoeksvragen die voor de opdrachtgever relevant zijn. Afstudeerprojecten bestaan in beperkte mate uit opdrachten die binnen het lectoraat worden uitgevoerd. Het onderzoek betreft dan vragen over de beroepspraktijk; het wordt begeleid door de lector en leden van de kenniskring. Deelopdrachten binnen verschillende projecten en cursussen zijn gericht op het opzetten en uitvoeren van onderzoek binnen de beroeppraktijk. Voor de deeltijdstudenten geldt dat voor hen het projectgestuurdonderwijs naar de mening van de opleiding niet adequaat is. De koppeling met de beroepspraktijk vindt daar plaats in de vorm van de praktijktijd. De deeltijdstudenten brengen de opgedane kennis en vaardigheden direct in praktijk in hun dagelijkse werk. Deze praktijktijd vormt een essentieel onderdeel van het leerproces van de deeltijdstudenten omdat daarin een voortdurende wisselwerking bestaat tussen leren en werken. Voor deeltijdstudenten is de beroepsgerichtheid gewaarborgd door de eisen die worden gesteld aan de functie die zij gedurende de opleiding in de beroepspraktijk vervullen. Deeltijdstudenten werken vanaf het begin van hun opleiding in de beroepspraktijk en studieopdrachten worden gekoppeld aan praktijkervaringen om de wisselwerking tussen school en praktijk vorm te geven. De opleiding stelt eisen aan de aard en de omvang van de praktijktijd van de deeltijdstudent. De afstudeerrichting GDW wordt in deeltijd verzorgd en is sterk gericht op de relatie met de beroepspraktijk. Het bijzondere is dat de GDW-student in het vierde jaar stage loopt als toegevoegd kandidaatgerechtsdeurwaarder. Tijdens deze stage voert de student werkzaamheden uit die deze nog niet eerder heeft mogen uitvoeren, namelijk de ambtshandelingen. Het zicht op relevante ontwikkelingen in de beroepspraktijk wordt bevorderd door de opdrachten die de studenten daar uitvoeren: in voltijd door tijdens de stage een of meer beroepsproducten te ontwikkelen en in deeltijd door de reguliere werkuitvoering. Ook de afstudeerprojecten vormen een bron van informatie; studenten worden gestimuleerd een afstudeerproject te kiezen in de vorm van een opdracht uit de beroepspraktijk. De door de opleiding gebruikte literatuur wordt door het auditteam als adequaat beoordeeld. Aandacht is er onder meer voor arbeidsrecht, bestuursrecht, burgerlijk procesrecht, goederenrecht, verbintenissenrecht, personen- en familierecht en internationaal recht. HBO-Rechten gaat daarnaast in op sociaal zekerheidsrecht en vreemdelingenrecht. Bij GDW ligt binnen de kenniscomponent een zwaarder accent op privaatrecht, procesrecht en executie- en beslagrecht. Voor ieder studieonderdeel is een docent aangewezen als cursuscoördinator. De coördinator is ervoor verantwoordelijk dat bij de cursus de meest relevante en actuele literatuur op hbo-niveau wordt gebruikt.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 16
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het programma van beide varianten van de opleiding biedt via de projecten en stages aan de student ruime en goed gestructureerde mogelijkheden om zijn kennis te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; het opleidingsprogramma is aantoonbaar ontworpen in nauwe en frequente samenspraak met het beroepenveld; de gebruikte vakliteratuur en het studiemateriaal zijn exemplarisch voor de state of the art in het juridische domein; de opleiding schakelt gedurende het hele programma gastdocenten uit het werkveld in; de deeltijdvariant biedt de opleiding een extra gelegenheid om de relaties met het werkveld verder aan te halen waardoor recente ontwikkelingen versneld in het studieprogramma worden opgenomen.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 17
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken? Bevindingen De opleiding HBO Rechten heeft de ‘vertaling’ van de competenties naar het studieprogramma voor beide varianten zichtbaar gemaakt door leerdoelen te formuleren. De opleiding heeft de toebedeling van competenties aan de verschillende studieonderdelen zichtbaar gemaakt in een competentiematrix. Het auditteam heeft op basis van het studieprogramma en op basis van een analyse van verschillende studieonderdelen voldoende zicht gekregen op de inhoud, het bereik en het niveau van de doelstellingen en op de mate van concreetheid. Bestudering van studiemateriaal toont aan dat de opleiding er in geslaagd is de competenties en de doelstellingen op een heldere wijze te formuleren en verder uit te werken in het curriculum. In het programma zijn de leerdoelen gekoppeld aan juridische vraagstukken waarmee de studenten leren werken en die gedurende de opleiding complexer worden. In de beschrijvingen van de onderdelen van het programma zien de studenten aan welke competenties en leerdoelen zij bij ieder onderdeel werken. Het auditteam heeft studiemateriaal bestudeerd dat informatie bevatte over het onderwijs. Hierin wordt voor studenten helder uiteengezet (onder andere) aan welke competenties gewerkt wordt, de doelstellingen, de studielast, de context, de literatuur en de projectorganisatie. De opleiding werkt met leerplanadviseurs. Deze docenten hebben onder meer als taak de ontwikkeling van de inhoud van het onderwijs te bevorderen en de afstemming van het onderwijs met het competentieprofiel te bewaken. Op het niveau van het instituut hebben de leerplanadviseurs van de opleidingen samen met de beleidsmedewerker onderwijs en de onderwijskundige van het instituut regelmatig overleg gericht op de uitwisseling van voor de onderwijsontwikkeling relevante informatie en op de afstemming van de onderwijsprogramma’s. De vormgeving van de studieonderdelen binnen beide opleidingsvarianten, zo heeft het auditteam kunnen constateren, gaat uit van een leeromgeving waarin het leerproces van de student centraal staat. Kennis en de vaardigheden moeten door de student worden toegepast, wil deze de projectopdrachten met succes kunnen uitvoeren. De inhoud en de vormgeving van de afzonderlijke projecten bieden de studenten de gelegenheid de vereiste doelstellingen en competenties te verwerven. De projecten worden naarmate de opleiding vordert, zo blijkt uit de programmabeschrijving, ingewikkelder. Deze ordening maakt het de student mogelijk alle juridische competenties op het gewenste niveau te verwerven. Bestudering van beide studieprogramma’s laat zien dat het eerste studiejaar vooral een oriënterende functie heeft ten aanzien van het beroepsprofiel. Studenten worden geconfronteerd met verschillende facetten van de juridische professie. Op deze wijze krijgen studenten een eerste indruk over het gehele werkveld. Ook wordt aandacht besteed aan de raakvlakken en samenhang tussen de verschillende vakgebieden. De propedeuse heeft tevens als voordeel, dat studenten inzicht krijgen in de vraag of ze geschikt zijn voor het beroep waarvoor wordt opgeleid. ©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 18
Daarmee ondersteunt het programma de verwijzende functie van de propedeuse. In de beide volgende studiejaren vindt verbreding en verdieping plaats van de lesstof van de propedeuse. De complexiteit van de casuïstiek neemt toe en de student werkt intensief samen met andere studenten binnen projecten (toepassen van kennis). Ook verwerft de student competenties door de uitvoering van praktijkopdrachten en het verrichten van toegepast juridisch onderzoek tijdens stage- en de afstudeerperiode. In het vierde studiejaar kiest de student een afstudeeronderwerp. In de regel is dit een praktisch juridisch onderwerp dat de student in de praktijk onderzoekt en in het afstudeerwerkstuk verder uitwerkt, hierbij gebruikmakend van voor het onderwerp relevante juridische literatuur. Studenten worden, zo geeft de opleiding aan, in de gelegenheid gesteld de eindkwalificaties mede te bereiken en te versterken door middel van de profileringsruimte binnen de opleiding. Studenten in voltijd kunnen deze ruimte benutten door een minor te volgen, dan wel zelf een samenhangend keuzepakket samen te stellen met een studiebelasting van 30 ECTS. Uitgaande van stage, de praktijktijd, de projecten, het afstuderen en trainingen beslaan deze toepassingsgerichte studieonderdelen een studielast van 152 EC. De concretisering van de theorieonderdelen krijgt hierdoor nadrukkelijk gestalte. Voltijdstudenten werken tijdens de stage in opdracht van hun stageverlener aan verschillende juridische beroepsproducten waarbij de toepassing van kennis en vaardigheden in reële juridische praktijksituaties aan de orde komt. Voor deeltijdstudenten wordt in totaal 16 ECTS profileringsruimte geboden. Vormgeving in een minor is niet mogelijk; wel hebben deeltijdstudenten de mogelijkheid onderdelen van de minoren te volgen. De profileringsruimte wordt bij GDW niet gevonden in keuzevakken omdat de studie voor hen (deeltijdstudenten, één dag per week op de hogeschool) dan minder studeerbaar wordt, maar in de door hen te kiezen afstudeerlijn (de juridische lijn, de lijn ondernemerschap of de vrije lijn). Binnen deze ‘lijn’ voeren zij ook hun afstudeeropdracht uit. Bijzonder is in dit geval dat de deeltijdstudent GDW tijdens de studie ambtshandelingen mag verrichten die in de theoriecomponent va de opleiding behandeld zijn. De opleiding constateert dat voltijd propedeuse studenten zich nog te weinig een beeld kunnen vormen van de beroepspraktijk. Studenten menen tijdens de eerste fase van hun studie dat zij opgeleid worden voor functies die thans alleen via een wo-rechten opleiding bereikt kunnen worden. Om voltijd studenten bij de start van de studie een beter beeld te geven van de beroepspraktijk wordt voor de eerste periode van de propedeuse een nieuw vak ontwikkeld: ‘het beroep van de Hbo-jurist.’ Om de schriftelijke taalbeheersing van studenten te verbeteren, besteedt de opleiding met ingang van het studiejaar 2008/2009 consequenter aandacht aan dit aspect. Daarnaast wordt de schriftelijke taalbeheersing gekoppeld aan de selecterende functie van de propedeuse. Neerlandici zullen dit beoordelen. Uit signalen van de beroepspraktijk leidt de opleiding af dat de aansluiting van het onderwijsprogramma op de beroepspraktijk op basis van de huidige competenties voldoet. Wel dient het ondernemerschap nog sterker vorm te krijgen in het deeltijdonderwijsprogramma van GDW. De opleiding heeft daarom een docent geworven met specifieke ervaring op het gebied van ondernemerschap. Deze docent heeft de opdracht het gehele programma op dit gebied inhoudelijk tegen het licht gehouden en waar nodig aan te passen.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 19
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: het studieprogramma en de leerdoelen van de verschillende programmaonderdelen zijn in termen van inhoud, omvang en niveau een voldoende concretisering van de competenties; de opleiding heeft de competenties aan de verschillende studieonderdelen gekoppeld en dit zichtbaar gemaakt in een competentiematrix; inhoud en vormgeving van de afzonderlijke studieonderdelen en projecten alsmede hun positie binnen het totale voltijd- en deeltijdprogramma stellen de student in staat de geformuleerde competenties op HBO-niveau te verwerven.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 20
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend? Bevindingen De voor de opleiding geldende algemene HBO-competenties en specifieke beroepscompetenties zijn door het werkveld gevalideerd. De eisen die aan een afgestudeerde Hbo-jurist worden gesteld, zijn beschreven in onderlinge samenhang. De opleiding heeft de competenties per studiejaar concreet uitgewerkt naar leerdoelen per studieonderdeel. Deze leerdoelen nemen in complexiteit toe om in de afstudeerfase het HBOeindniveau te bereiken. Daardoor is er een duidelijke samenhang in de leerdoelen en is de verticale samenhang binnen het voltijd- en deeltijdprogramma tussen de onderscheiden projecten in voldoende mate geborgd. Het auditteam heeft dit geconstateerd na bestudering van de opleidingsschema’s en het curriculum. Voltijd- en deeltijdstudenten voeren voor verschillende projecten en cursussen uit het curriculum opdrachten uit in de beroepspraktijk. Deze gethematiseerde opdrachten worden complexer naarmate de opleiding vordert. De samenhang tussen de onderdelen van de opleiding wordt voor studenten inzichtelijk gemaakt in de studiegids, in de studiewijzers en in de cursus Introductie studie voor voltijd, respectievelijk de studieloopbaanbegeleiding voor deeltijd. Binnen de voltijd- en deeltijdvariant van de opleiding HBO-Rechten wordt door de leerplanadviseur en cursuscoördinatoren de samenhang bewaakt. In het periodeoverleg wordt voorafgaand aan iedere onderwijsperiode nagegaan of de samenhang binnen het programma in voldoende mate is gerealiseerd dan wel verbetering behoeft. Indien uit door de opleiding uitgevoerd onderzoek of uit overleg blijkt dat er sprake is van onvoldoende samenhang, neemt de leerplanadviseur het initiatief om daar verbetering in te brengen. In lijn met het instituutsbeleid hanteert de opleiding HBO-Rechten vier leerlijnen om de samenhang in het onderwijsprogramma vorm te geven. Daarmee wijkt de opleiding niet af van de wijze waarop in het hbo in de regel de samenhang binnen het studieprogramma vorm krijgt: in de conceptuele leerlijn ligt de nadruk op de kennis die de student verzamelt en bestaat voor een belangrijk deel uit juridische kennis . Daarnaast bevat de conceptuele leerlijn kennis op het gebied van de sociale wetenschappen, ethiek en management en economie. De conceptuele leerlijn kent voor elk van de uitstroomprofielen een bijzonder accent op het belangrijkste rechtsgebied: privaatrecht voor de bedrijfsjurist, bestuursrecht voor de overheidsjurist en de combinatie van procesrecht en privaatrecht voor de jurist in de procespraktijk; de vaardighedenleerlijn bestaat uit de ontwikkeling van juridische vaardigheden en uit cursussen op het gebied van communicatieve vaardigheden; persoonlijke competentieleerlijn. Deze leerlijn helpt studenten te reflecteren op hun ontwikkeling en stuurt deze; de integrale leerlijn bestaat uit projecten waarin beroepsproducten en beroepshandelingen centraal staan. Bij deeltijd bestaat de integrale leerlijn uit de praktijktijd. Voor de voltijdvariant geldt dat de opdrachten die de student in de beroepspraktijk uitvoert in het eerste jaar nog voornamelijk betrekking hebben op een oriëntatie op de beroepspraktijk. In latere jaren gaat het om voor de dagelijkse juridische beroepspraktijk relevante opdrachten, bijvoorbeeld een integriteitsonderzoek dat in het derde jaar wordt uitgevoerd bij organisaties in de beroepspraktijk.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 21
De projecten zijn zoveel mogelijk gekoppeld aan de studieonderdelen die in dezelfde periode worden gegeven. De casuïstiek en opdrachten in het project zijn op een zodanige wijze geselecteerd, dat de kennis en vaardigheden om de casus of opdracht te bewerken in het bijbehorende studieonderdeel verworven wordt. Op deze manier leren studenten de kennis, vaardigheden en beroepshouding die zij zich in cursussen eigen maken direct toe te passen in de beroepspraktijk. Het voltijd- en deeltijdprogramma is geordend volgens een typering per studiefase. Zoals eerder aangegeven is het eerste jaar gericht op kennismaking met het beroep en de beroepspraktijk, het tweede en derde studiejaar op verbreding, verdieping en uitvoering en het vierde jaar op profilering. De samenhang tussen leren binnen en buiten de opleiding is bij voltijd gewaarborgd door een stage van acht maanden of twee keer vier maanden in het derde jaar met daaraan gekoppeld terugkomonderwijs. Voor deeltijdstudenten geldt dat zij voor een belangrijk deel leren door hun werk in de beroepspraktijk. Deeltijders dienen bij een organisatie te werken waar zij juridische werkzaamheden kunnen verrichten, bijvoorbeeld bij een advocatenkantoor, een gemeente of de juridische afdeling van een onderneming. De samenhang tussen leren binnen en buiten de opleiding is binnen de deeltijdopleidingen gewaarborgd door het werken met opdrachten, waarin de student een expliciete koppeling moet maken tussen het dagelijkse werk en het in de opleiding aangeboden onderwijs. Deeltijdstudenten worden voorts aangemoedigd steeds praktijkervaring in te brengen. Het auditteam is gebleken dat door de bijzondere eisen die de beroepspraktijk en het ministerie van Justitie stellen aan GDW, het programma van GDW in sterke mate gebaseerd is op het procesrecht, een verdieping van het privaatrecht en het executie- en beslagrecht. Daarnaast is er aandacht voor de ondernemerskant van het beroep en de ethische kant van het beroep. De samenhang wordt ook hier gerealiseerd door het principe van werken met inleidende vakken naar verdiepende vakken. Samenvattend komt het auditteam wat de samenhang van het programma van de verschillende varianten betreft tot de volgende conclusies: de projecten (en de flankerende studieonderdelen) waaruit het programma is opgebouwd, zijn wat onderwerp en inhoud betreft ontleend aan de juridische praktijk; deze projecten, de praktijkonderdelen en de verschillende studieonderdelen zijn gericht op het maken van beroepsproducten, hetgeen impliceert dat studenten leren kennis, inzichten en vaardigheden uit verschillende deelgebieden van het vakgebied te integreren; de leerdoelen en de daaraan gerelateerde (praktijk)opdrachten nemen in complexiteit toe, hetgeen zorgdraagt voor de verticale samenhang van het studieprogramma; de projecten, de praktijkonderdelen en de verschillende studieonderdelen bestrijken alle competenties; kernelement in de vormgeving van de verschillende studieonderdelen is een interactie tussen de theorie en de juridische praktijk;
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 22
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de inhoud en planning van het studieprogramma zijn op een consistente wijze op elkaar afgestemd, waardoor de theorie, praktijk en projecten tezamen een voldoende coherent geheel vormen; de thematische ordening van het studieprogramma waarborgt een horizontale samenhang tussen theorie, praktijk en projecten; de leerdoelen en de daaraan gerelateerde beroepsproducten nemen in complexiteit toe, hetgeen de verticale samenhang bevordert; de student wordt door de theoriecomponent van de opleiding in voldoende mate voorbereid op de juridische praktijk. Voor de voltijdstudent is dit de stage, voor de deeltijdstudent is dit vaak de eigen werkomgeving. Naast een stage (bij de voltijders) of de eigen werkpraktijk (bij de deeltijders) vormen ook de projecten en de juridische beroepsuitoefening na afronding van de opleiding de juridische praktijk.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 23
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen? Bevindingen De studiegids van de voltijd- en deeltijdopleiding beschrijft de organisatie van de opleiding HBO-Rechten, de opbouw van het programma en de regelingen rond de opleiding. Dit is op een adequate wijze gebeurd. De studielast van elk onderwijsonderdeel is in de onderwijs- en examenregeling (OER), de studiegids en de studentenhandleiding uitgedrukt in studiepunten. De studielast bestaat uit 240 ECTS die gelijkmatig verdeeld over vier studiejaren van elk 60 studiepunten. Binnen een studiejaar is de studielast eveneens evenwichtig over het jaar verspreid. Dat houdt in dat de studiebelasting gelijkmatig wordt verspreid over de vier onderwijsperiodes. Dat is voor voltijd 15 EC per periode, voor deeltijd 10 EC per periode plus 20 EC praktijktijd verspreid over de vier onderwijsperiodes. Ook wordt gezorgd voor afwisseling in didactische werkvormen en verscheidenheid in toetsvormen. Het auditteam heeft documentatie bestudeerd waarin de verschillende studieonderdelen beschreven zijn. Hieruit is gebleken dat de opleiding die aspecten die de studielast mede bepalen heeft uitgewerkt. Zo heeft de student voorafgaand aan het volgen van een studieonderdeel inzicht in de wijze van toetsing, het aantal studiepunten en is de studiebelasting uit de beschrijving van het studieonderdeel af te leiden. Het auditteam heeft aan de opleiding een overzicht gevraagd waarin aangegeven is: de geprogrammeerde studielast, de geprogrammeerde contacttijd (de tijd voor onderwijsactiviteiten waarbij de docent of de studentassistent) fysiek aanwezig is, contacttijd overig (contacten tussen docent en student die niet is geprogrammeerd omdat dit contact niet plaatsvindt tijdens de contactactiviteiten op de opleiding) en de zelfstudie (bijvoorbeeld: voorbereiden bijeenkomsten, thuisopdrachten, literatuurstudie, voorbereiden tentamens, etc.).
HBO Rechten Totaal jaar 1 Procentueel Gemiddeld aantal uur per week Totaal jaar 2 Procentueel Gemiddeld aantal uur per week Totaal jaar 3 Procentueel Gemiddeld aantal uur per week Totaal jaar 4 Procentueel Gemiddeld aantal uren per week
Geprogrammeerde Studielast (SBU) 1680 100% 42 1680 100% 42 1680 100% 42 1680 100% 42
Contacttijd (geprogrammeerd) 464
Contacttijd (overig)
Zelfstudie
12 28% 12
390
9,5 24% 10
122,5
20,5 8,5% 4
291
25 19% 8
Voor het voltijdprogramma geldt dat in het eerste jaar 33 procent en in het tweede jaar 42 procent van het contactonderwijs in basisgroepen van maximaal 15 studenten per docent aangeboden.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 24
1204 72% 30 1280,5 76% 32 1537 91,5% 38 1364 81% 34
Studenten beschikken over een studieloopbaanbegeleider die de studievoortgang van de studenten volgt en het eerste aanspreekpunt is bij vragen en kwesties die de voortgang van de studie kunnen belemmeren. Zowel de studieloopbaanbegeleiders als studenten kunnen een beroep doen op de leerplanadviseur bij vragen over studievoortgang in bijzondere situaties. Van deze mogelijkheid wordt met name gebruik gemaakt wanneer de studievoortgang in het geding is als gevolg van vertraging of versnelling van de studie. Besluiten over speciale voorzieningen voor studenten, die vertraagd zijn met hun studie of willen versnellen worden genomen door de examencommissie, op basis van verzoeken van studenten. Voor alle studenten zijn ondersteunende programma’s voor zelfstudie aanwezig op het gebied van computergebruik, benutten van de mediatheek, schriftelijke taalvaardigheid en studievaardigheden. De studieloopbaanbegeleiding vervult hierbij een informerende en begeleidende rol. Vier keer per jaar vindt het periodeoverleg plaats waarin de leerplanadviseur samen met de medewerker kwaliteit en de bij het onderwijs in die periode betrokken cursuscoördinatoren aan de hand van evaluaties van het voorafgaande jaar nagaat of en hoe de verschillende studieonderdelen verder moeten worden ontwikkeld. Daarbij wordt vooral ook gelet op de onderlinge samenhang van de studieonderdelen en op verscheidenheid in werk- en toetsvormen. Wat betreft GDW geldt het volgende. Een bijzonder kenmerk van de instroom bij GDW is dat daar ook universitair afgestudeerde juristen bij zijn. Zij kunnen namelijk zonder GDW te hebben afgerond, niet het beroep van kandidaatgerechtsdeurwaarder uitoefenen. De opleiding biedt individuele trajecten voor privaatrechtelijk afgestudeerde juristen op basis van het vrijstellingensysteem. Omdat deze groep versneld door het reguliere curriculum gaat, worden cursussen soms extra voor hen aangeboden, om zo de studeerbaarheid te vergroten. Om de studeerbaarheid te vergroten kijkt GDW voor het programma van volgend jaar naar een betere spreiding van opdrachten en tentamens bij de cursussen procesrecht in de praktijk, verdieping privaatrecht en executie- en beslagrecht. De studiebelasting van de GDW studenten is in het vierde jaar met ingang van het studiejaar 2007-2008 verdeeld in een beperkt aantal contactmomenten en relatief veel zelfstudie. Studenten vonden voorheen de combinatie van hun stage en nog reguliere cursussen in het vierde studiejaar een te zware belasting. De studievoortgang wordt ook bij hen bewaakt door de stagebegeleider, in de regel de docent die de juridische stagebegeleiding verzorgt en de docent die het afstudeerproject van de student begeleidt. Alle bestaande, te verbeteren en nieuw te ontwikkelen programmaonderdelen worden met ingang van het studiejaar 2008-2009 jaarlijks onderworpen aan een toetsing op studielast en studeerbaarheid. De uitkomsten van die toetsing worden aan de orde gesteld in het periodeoverleg op basis waarvan de betrokken cursuscoördinatoren verbeteracties in gang zetten. Studenten geven aan dat zij de studielast als ‘voldoende’ beoordelen. Wel is er tijdens verschillende fasen in de studie sprake van een forse belasting. In de regel is dit afhankelijk van het betreffende studieonderdeel en van de intensiteit waarmee studenten het buitenschoolse deel (stage of werk) van de opleiding volgen. Dit geldt voor zowel de voltijd- als de deeltijdstudenten, waarbij met name de deeltijders aangaven dat er sprake is van een stevige belasting in combinatie met hun dagelijks werk. Studenten geven aan per week gemiddeld 30 uur te besteden aan hun studie, met uitschieters naar boven tot ruim 40 uur.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 25
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het aantal contacturen is ruim een kwart van de studielast gedurende de eerste twee jaar. In het derde jaar (stage) en vierde jaar (profileringsruimte en afstuderen) is dat lager. Er is een toename van de zelfstudie in de loop van vier studiejaren. De opleiding voert een beleid het aantal contacturen nog met gemiddeld twee uur te verhogen in de komende jaren; het auditteam stelt vast dat de opleiding (voltijd en deeltijd) zowel op student- als op programmaniveau systematisch aandacht besteedt aan de relatie tussen de formele en de feitelijke studielast; de opleiding beschikt over informatie, met name via de studieloopbaanbegeleider, om op studentniveau en op programmaniveau de factoren die de studievoortgang belemmeren, te identificeren en op basis daarvan maatregelen te treffen; de voltijd- en de deeltijdstudenten beoordelen de studielast, de studeerbaarheid en de wijze waarop de opleiding problemen ten aanzien van de studielast identificeert als voldoende.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 26
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek? Bevindingen De opleiding biedt het onderwijsprogramma aan in een voltijd- en een deeltijdvariant. De toelatingseisen van de opleiding zijn vastgelegd in de Onderwijs en Examen Regeling’ (OER). Uit de documentatie blijkt dat de opleiding voldoende zicht heeft op de herkomst van de groep instromers. De Hogeschool Utrecht hanteert een toelatingsexamen voor studenten die beschikken over de startkwalificaties maar geen passende vooropleiding hebben. Het instituut heeft een vrijstellingenbeleid dat inhoudt dat de student studiepunten krijgt toegekend voor programmaonderdelen die deze aantoonbaar en minder dan vijf jaar voor de aanvraag elders met succes gevolgd heeft. Inhoud, studiebelasting, werkvorm en toetsvorm moeten gelijkwaardig zijn aan wat de Utrechtse opleiding HBO-Rechten aanbiedt. Na onderzoek in 2005 heeft het instituut besloten vooralsnog geen vrijstellingen te verlenen op basis van eerder of elders verworven competenties. Wel is vrijstelling mogelijk op basis van een afgeronde wo-studie Rechten voor GDW (zie hierna). De voltijdopleiding richt zich op jong volwassenen die in de regel rechtstreeks instromen vanuit het voortgezet onderwijs (HAVO, VWO) en het MBO, en daardoor geen of geringe relevante werkervaring hebben. Bij de start van de voltijdopleiding is deze heterogene instroom uitgangspunt. Het instituut kent een doorstroomroute MBO-HBO. Mbo-studenten die deze route volgen, nemen tijdens hun mbo-opleiding deel aan drie cursussen die hen voorbereiden op de juridische opleidingen. Wanneer zij deze met succes hebben afgerond, krijgen zij hiervoor een vrijstelling wanneer zij met de opleiding beginnen. Deze cursussen leiden niet tot studieduurverkorting, maar vormen een adequate voorbereiding op de opleiding. Alle studenten volgen de reguliere vierjarige route. Het onderwijs is afgestemd op de instromende groep studenten, zo is het auditteam gebleken na bestudering van het studieprogramma. De verschillende werkvormen binnen het curriculum appelleren duidelijk aan verschillende leerstijlen van de instromende groep studenten: in de studiehandleidingen van elke onderwijseenheid is beschreven welke werkvormen gebruikt worden. Deze zijn zowel individueel als groepsgewijs, docentonafhankelijk en docentafhankelijk. Het betreft dan studietaken, werken aan opdrachten en projecten en het trainen van vaardigheden; bij de ontwikkeling van een nieuwe onderwijseenheid is vooraf vastgelegd met welke werkvorm (project, stage) moet worden gewerkt. Bij het bepalen hiervan is het uitgangspunt dat competenties zoveel mogelijk in meerdere werkvormen op verschillende manieren worden getoetst; de projecten vormen het middel om theorie en praktijk met elkaar in verband te brengen. Bovendien bieden zij de gelegenheid om in teamverband te werken: competenties waar sterk de nadruk op wordt gelegd; bij het ontwikkelen van de onderwijseenheid zijn de volgende uitgangspunten leidend: een actieve rol van de studenten; uitdagende en motiverende werkvormen gericht op het aanleren van competenties en afstemming op de juridische beroepspraktijk; studiemateriaal voor modules en projecten voor zoveel mogelijk ontleend is aan de beroepspraktijk in de vorm van authentieke beroepssituaties en/of opdrachten. Vanaf het eerste jaar is er sprake van interactie met de beroepspraktijk. In de stages en in het afstuderen moeten opdrachten voor en binnen organisaties worden uitgevoerd. Tevens worden vertegenwoordigers uit het beroepenveld ingezet bij de uitvoering en beoordeling van diverse onderwijseenheden
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 27
Vanaf het cohort 2007-2008 is het oorspronkelijke zogenoemde ‘verzwaarde traject’ voor de doorstroom naar de universitaire juridische master afgebouwd vanwege onvoldoende belangstelling onder studenten. De opleiding is voornemens om samen met de Universiteit Utrecht een programma te ontwikkelen dat bestaat uit een minor en een aanvullend programma de zgn. ‘schakelzone’ die direct aansluit op de wojuridische master. Voor de deeltijdvariant HBO-Rechten en GDW geldt dat de instroom bestaat uit MBO’ers, havisten en VWO’ers, die vrijwel allemaal beschikken over werkervaring, meestal al op een deurwaarderskantoor. Een deel van de instroom heeft vooraf al een particuliere basisopleiding gevolgd (bijvoorbeeld de basiscursus Recht en Praktijk). De instroom bestaat verder voor een deel uit studenten die afgestudeerd zijn aan een andere HBO-opleiding (vaak SJD of MER) of universitaire opleiding (meestal Rechten). Met versnellers (universitair afgestudeerde juristen) wordt door de vrijstellingencoördinator een intakegesprek gevoerd, waarna op basis van individuele vrijstellingen een persoonlijk en studeerbaar traject wordt opgesteld. De werkervaring van de studenten is divers en loopt uiteen van een paar maanden (doch dat zijn uitzonderingen) tot enkele jaren (het grootste gedeelte) tot meer dan tien jaar ervaring. De werkervaring loopt uiteen van administratief (incasso)medewerker, naar teamleider van een afdeling op een deurwaarderskantoor, tot (incidenteel) mededirecteur van een deurwaarderskantoor. In een recent studentevredenheidsonderzoek (2008) geven studenten op een vijfpuntsschaal het oordeel 3.4 voor de aansluiting tussen de vooropleiding en de opleiding HBO-Rechten. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft voldoende zicht op de vaak zeer diverse herkomst van zowel de groep voltijd- als deeltijdstudenten (van mbo tot en met wo-afgestuderden); wat vorm en inhoud betreft wordt in het opleidingsprogramma voldoende rekening gehouden met de verschillen in de beginkwalificaties van de instromende studenten.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 28
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 ECTS) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding? Bevindingen Het beleid voor zowel de wettelijke als de andere vrijstellingen is gedetailleerd geregeld in het Onderwijs- en examenreglement (OER) van de FMR. De opleiding voert dit vrijstellingenbeleid uit op basis van beleid dat is gebaseerd op de Wet hoger onderwijs en het OER, onder verantwoordelijkheid van de examencommissie. Het curriculum heeft een omvang van 240 EC. De omvang van de opleiding is voor studenten zichtbaar in het curriculumoverzicht dat op verschillende plaatsen, waaronder de studiegids, is te vinden. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat beide varianten een omvang hebben van 240 ECTS, reden dit facet voor alle varianten als ‘voldoende’ te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 29
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept? Bevindingen De didactische opbouw van de opleiding krijgt gestalte binnen het kader van leerlijnen. Iedere leerlijn bestaat uit een wat didactische methode en werkvormen betreft samenhangende reeks van studieonderdelen. Als bouwstenen voor het didactisch model worden genoemd: de beroepspraktijk die centraal staat en juridische kernvraagstukken uit het beroep. Zij vormen het vertrekpunt voor leeractiviteiten; de ontwikkeling van een professionele, integrale juridische kennisbasis. Tijdens de opleiding worden vakken aangeboden die deel uitmaken van de ‘body of knowledge’ van het juridisch beroep. Bij het werken aan de beroepsopdrachten leren de studenten om deze kennis integraal aan te wenden; een toenemende complexiteit van de opdrachten/beroepsproblemen, gekoppeld aan de fasering: propedeuse, hoofdfase, afstudeerjaar; een toenemende zelfsturing door studenten, gekoppeld aan een afnemende structurering door de opleiding; leren leren en zich voortdurend verder ontwikkelen. Naarmate zij vorderen in hun studie, zijn studenten in toenemende mate verantwoordelijk voor hun leerproces; binnen projecten leren studenten samen te werken door met medestudenten op een realistische manier te werken aan producten en deze te presenteren aan deskundigen (docenten, vertegenwoordigers uit het juridisch werkveld). Het studieprogramma is sterk projectgestuurd. Ieder project moet leiden tot een juridisch beroepsproduct dat een student of een groep studenten oplevert. De colleges staan in het teken van het project dat de kern van elk studieblok vormt. Naarmate de opleiding vordert, neemt de complexiteit van de projectopdrachten toe en wordt in toenemende mate een beroep gedaan op de kennis en het zelfinitiatief van de student. Bestudering van studiemateriaal leert het auditteam dat het studiemateriaal sterk praktijkgericht is, anders gezegd er wordt een link gelegd met de praktijk. Het geleerde is toepasbaar/bruikbaar in een praktijksituatie. De juridische studieonderdelen en de studieonderdelen op het terrein van management en organisatie, hebben voornamelijk de vorm van werkcolleges, waarbij van de studenten een actieve inbreng verwacht wordt. Casuïstiek uit de beroepspraktijk staat in deze werkcolleges centraal. In de trainingen op het gebied van schriftelijke en mondelinge communicatieve vaardigheden staat het oefenen centraal, in zo realistisch mogelijke beroepssituaties. Bij de trainingen in het derde en vierde studiejaar worden om die reden trainingsacteurs ingezet. Ook tijdens zijn reguliere werkzaamheden (de praktijktijd) leert de student. Bij de opdrachten voor loopbaan- en competentieontwikkeling toont de student de competentieontwikkeling aan. De beroepspraktijk staat vooral centraal binnen de integrale leerlijn. In de projecten bij voltijd werken de studenten in kleine groepen onder begeleiding van een docent aan uit de juridische beroepspraktijk afkomstige opdrachten. De integrale leerlijn beschouwd de opleiding als de complete vorm van leren in een op de werkelijkheid gebaseerde taakomgeving. Het project is in de verschillende onderwijsperioden mede richtinggevend voor de inhoud van de overige studieonderdelen van die periode. Tijdens de stage bij voltijd werken de studenten aan beroepsproducten. Door deze opdrachten te maken komen veel competenties tegelijkertijd aan bod.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 30
De docenten ondersteunen het leren vanuit verschillende rollen: als inhoudelijke expert als opdrachtgever, als trainer en als coach. Veel docenten combineren hun taak met functies in het beroepenveld. Daardoor zijn zij in staat om als rolmodel te fungeren. Wel zou de opleiding, naar de mening van de studenten, de didactische kwaliteit van een aantal gastdocenten moeten verbeteren. Binnen de conceptuele leerlijn leren studenten werken met juridische concepten en kwesties en krijgen zij daarnaast inzicht in de beroepspraktijk door bestudering van de theorie uit de sociale wetenschappen, de ethiek en vanuit management en economie. Hier vormen hoor- en werkcolleges veelal de werkvorm. In de conceptuele leerlijn staat nadrukkelijk de verwerving van kennis en inzicht centraal. In de vaardighedenleerlijn worden vaardigheden als gespreksvoering, adviseren en onderhandelen aangeleerd in de vorm van cursussen met veel aandacht voor leren door te oefenen. De aangeboden gesimuleerde situaties zijn zo veel mogelijk geënt op voorbeelden uit de beroepspraktijk. Voor de deeltijdvariant geldt dat de vormgeving van de integrale leerlijn anders is dan bij voltijd. Voor deeltijdstudenten vormt de werkomgeving vanzelfsprekend de realistische taakomgeving en is de integrale leerlijn bij deeltijd omvangrijk. Hierdoor sluit het onderwijs aan bij de behoefte van deeltijdstudenten aan wisselwerking tussen de eigen ervaring in de praktijk en het onderwijs. Voor de deeltijdstudenten geldt verder dat zij in het derde studiejaar intervisiegroepen vormen. Daarin behandelen zij casuïstiek uit de eigen beroepspraktijk. Deze intervisiegroepen in deeltijd fungeren met een grote mate van zelfstandigheid. De docent treedt hier op bij de start, de middenevaluatie en aan het eind van de reeks bijeenkomsten en kan zo nodig tussentijds interveniëren wanneer de voortgang van het intervisieproces dat wenselijk maakt. Bij intervisie tijdens de voltijdstage worden in een setting van circa zes deelnemers (onder begeleiding van een docent) casus ingebracht, bestaande uit persoonlijke kwesties en ethische dilemma's. Studenten kunnen zo in de beslotenheid van hun intervisiegroep vrijelijk praten om van elkaars ervaringen te kunnen leren. Tijdens de GDW stage werkt de deeltijdstudent zelfstandig onder begeleiding van een deurwaarder op een deurwaarderskantoor. Het werk bestaat dan grotendeels uit het opstellen van beroepsproducten en het verrichten van ambtshandelingen. Ook wordt tijdens de stage per periode een terugkomdag georganiseerd waarop aanwezigheid verplicht is. Dan staan intervisie (persoonlijke kwesties en ethische dilemma's waar de student tijdens de stage mee te maken heeft), juridische stagebegeleiding (verdieping van executie- en beslagrecht, gekoppeld aan juridische problemen waar de student tijdens de stage op stuit) op het programma alsmede overleg met de afstudeerbegeleider over de inhoud en voortgang van de afstudeeropdracht. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: het didactisch concept is in alle programmaonderdelen ontleend aan de doelstellingen van de voltijden de deeltijdvariant. Hierbij staat het verwerven van algemene en beroepsspecifieke competenties centraal; de centrale plaats van projecten is door de opleiding in voldoende mate consequent uitgewerkt waardoor er sprake is van voldoende integratie van theorie en praktijk in de opleiding. Dit geldt ook voor de deeltijdvariant die rekening houdt met de werkplek van de deeltijdstudent; door middel van projecten worden voorts het werken in teamverband (waar de juridische beroepspraktijk sterk de nadruk op legt) en de communicatieve vaardigheden ontwikkeld. Communicatieve vaardigheden worden verder ontwikkeld/getraind in de vaardighedenleerlijn.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 31
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd? Bevindingen In de Onderwijs en Examenregeling (OER) zijn de procedures ten aanzien van toetsing en herkansing opgenomen. Deze procedures zijn er op gericht dat studenten bijtijds inzicht krijgen in de toetsresultaten. Ook zijn de eisen geformuleerd waaraan de nabespreking van toetsen moet voldoen. De examencommissie bewaakt de uitvoering van deze regelingen. Wat betreft de examencommissie is het auditteam het volgende gebleken: de examencommissie heeft een rol als het gaat om het bewaken van de procedures rondom het afnemen van tentamens en afstudeeropdrachten; de examencommissie levert voor de zomer een plan over het bewaken van de kwaliteit van de toetsen; de examencommissie heeft in overleg met het management vastgesteld, welke elementen uit de toetswijzer het karakter hebben van bindende voorschriften; de examencommissie is gestart met een project om in het verlengde van de Toetswijzer en de daaruit afgeleide bindende voorschriften de voorschriften voor klassikale tentamens verder te stroomlijnen. De opleiding beschikt over een uitgebreide ToetsWijzer die in 2005-2006 in gebruik genomen en begin 2008 is herzien en aangepast. In de ToetsWijzer krijgen docenten informatie over de constructie van toetsen, de keuze en de uitwerking van toetsvormen. De implementatie van het instituutsbrede toetsbeleid, zoals opgesteld in de ToetsWijzer was ten tijde van de audit nog gaande. Op basis van de ervaringen in de uitvoering van dit beleid worden bijstellingen in beleid en toepassing ontwikkeld. De onderwijsteams hebben deelgenomen aan workshops over de ToetsWijzer en hebben met elkaar gewerkt aan de ontwikkeling van de toetsen. Docenten krijgen op verzoek onderwijskundige ondersteuning bij het werken volgens de ToetsWijzer. Het toetsbeleid richt zich op alle toetsvormen die binnen de opleiding HBO-Rechten gehanteerd worden. Voor de werkbaarheid heeft de opleiding hierbij als primair aandachtsgebied de projectopdrachten en tentamens genomen. Studenten sluiten alle projecten en veel studieonderdelen af met de behandeling van een juridische casus of leveren een of meerdere beroepsproducten op. Deze beroepsproducten zijn aan de beroepspraktijk gelieerde opdrachten waarin de student met een grote mate van zelfstandigheid een juridsch vraagstuk uitwerkt dat voor de beroepspraktijk relevant is. De opleiding heeft de verschillende toetsvormen op een heldere wijze uitgewerkt. Het auditteam heeft aan de opleiding een uitgebreide set toetsen opgevraagd en bestudeerd. Bestudering van deze toetsen laat zien dat deze van voldoende HBO-niveau zijn. Docenten hebben de mogelijkheid over beoordeling en toetsing de mening te vragen van vakgenoten en collega’s en worden door de opleiding gestimuleerd die mogelijkheid te benutten. De kwaliteit van de toetsen wordt per cursus geëvalueerd en wordt in het periodeoverleg besproken door de cursuscoördinatoren en de leerplanadviseur. De beoordeling van de onderdelen van stage en afstuderen vindt plaats volgens vastgelegde criteria en procedures. Iedere praktijkopdracht (stage en afstuderen) wordt beoordeeld op basis van een vast format, waarvoor de leerdoelen van de stage of het afstuderen als onderlegger hebben gediend.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 32
In formele zin treedt de praktijkbegeleider op als adviseur van de docentbegeleider(s). Met andere woorden: de eindbeoordeling van het gerealiseerde niveau vindt plaats door de opleiding. Voor de deeltijdstudenten van de opleiding geldt dat de toetsing van de praktijktijd zowel kwantitatief als kwalitatief plaatsvindt. Voor de kwantitatieve toets tonen de studenten aan dat zij minimaal 20 ECTS bij een door de opleiding goedgekeurde organisatie behaald hebben (in de vorm van werkzame uren). De kwalitatieve toets van de praktijktijd vindt plaats doordat de studenten beargumenteerd aangeven op welk niveau zij juridische werkzaamheden verrichten. Zij tonen door middel van bewijsmateriaal (beroepsproducten) aan dat zij op niveau 1 of niveau 2 (complexere werkzaamheden uitvoeren) functioneren. Bij het afstuderen beoordelen twee docenten van de opleiding het opgeleverde product. Daarnaast geeft een werkvelddeskundige een advies. Voor GDW geldt het volgende. De kwaliteit van de toetsen wordt per cursus geëvalueerd en wordt in het periodeoverleg besproken door de docenten, cursuscoördinatoren en de leerplanadviseur. In het portfolio verzamelt de student bewijslast over de competenties die zijn ontwikkeld. Uit de uitkomsten van studenttevredenheidsonderzoeken bleek dat een aantal aspecten van beoordeling en toetsing verbeterd konden worden. De beoordelingscriteria waren volgens studenten niet altijd voldoende helder. N.a.v. kritiek van studenten bij de vakken Procesrecht in de praktijk en Executie-en beslagrecht, waar de criteria voor studenten onvoldoende helder waren, is dit verbeterd. Uit recente evaluaties blijkt nu dat studenten daar wel tevreden over zijn. Een deel van de afstudeeropdrachten GDW wordt, gezien de specifieke aard van de gekozen onderwerpen, begeleid door ingehuurde gastdocenten uit de praktijk, zodat de toetsing van de kwaliteit van deze afstudeeropdrachten is geborgd. De stage wordt deels beoordeeld door de stagebegeleidende docent en de docent juridische stagebegeleiding. De begeleidende deurwaarder geeft een beoordelingsadvies uitgedrukt in een cijfer. Naast ambtshandelingen moet de GDW student ook andere juridische werkzaamheden en werk binnen de organisatie uitvoeren. De GDW stage wordt zowel kwantitatief als kwalitatief beoordeeld. De kwantitatieve toets houdt in dat studenten inzicht geven in het aantal en de soorten ambtshandelingen die zij tijdens de stage uitvoeren. De kwalitatieve toets bestaat uit een beoordeling door de begeleidende stagedocent en de docent juridische stagebegeleiding en door de begeleidende deurwaarder van de stage(stukken). In het kader van verdere verbetering van de uitvoering van de didactische uitgangspunten blijft de verzorging van feedback aan studenten over toetsresultaten een aandachtspunt. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de huidige praktijk van toetsen en beoordelen vindt plaats op een voldoende gestructureerde en gecontroleerde wijze; het niveau van de toetsen is aantoonbaar aan de maat; de gehanteerde toetsvormen sluiten aan op de werkvormen en de gebruikte toetsen zijn voldoende valide en betrouwbaar.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 33
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp “Programma” voor alle varianten als voldoende gelet op de volgende observaties: het onderwijsprogramma biedt voldoende aansluiting bij de beroepspraktijk: via de verschillende onderwijsvormen en stages geeft de opleiding de student de gelegenheid kennis te maken met het werkveld; de doelstellingen zijn voldoende uitgewerkt en zijn herkenbaar afgeleid van de landelijk vastgestelde set competenties, waarbij vakinhoudelijk sprake is van een toenemende complexiteit naarmate de student vordert in de studie; er is sprake van voldoende aandacht voor de basisbegrippen op juridisch terrein die gedurende de vier studiejaren verder worden uitgediept, hetgeen de verticale samenhang van het studieprogramma bevordert; de studielast, in het bijzonder het aantal contacturen, is een aandachtspunt binnen de opleiding. In ieder geval voert de opleiding een beleid waarin het aantal contacturen met gemiddeld twee uur verhoogd zal worden in de komende jaren; de opleiding is vormgegeven op basis van een didactisch concept waarbij het verwerven van algemene, beroepsspecifieke en interdisciplinaire competenties centraal staan. Hierdoor is geborgd dat er sprake is van een didactisch concept dat aansluiting biedt op juridische beroepen; de vakinhoudelijke- en praktische component van de opleiding worden op een adequate wijze getoetst.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 34
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk? Bevindingen Het auditteam heeft de CV’s bestudeerd van docenten en constateert dat zij beschikken over voldoende praktijkrelevante kennis en ervaring. De leden van het opleidingsteam zijn voldoende gekwalificeerd voor hun werkzaamheden gezien het opleidingsniveau en de ruime mate van de relevante praktijk- en onderwijservaring. Vrijwel alle docenten zijn afkomstig uit de beroepspraktijk en hebben hier nog hun eigen netwerk binnen het beroepenveld. Het personeelsbeleid is erop gericht personeel met relevante en meerjarige werkervaring aan te nemen. Jonge docenten die geen ervaring hebben in de beroepspraktijk zullen op werkveldoriëntatie gaan. Met enkele docenten zijn verbeterafspraken gemaakt betreffende hun vakbekwaamheid. Veel docenten combineren hun onderwijsactiviteiten met werkzaamheden in de beroepspraktijk. Bij de werving van nieuwe docenten wordt zoveel mogelijk geselecteerd op relevante werkervaring in de beroepspraktijk. Het team kent een voldoende mix aan deskundigheden, zowel specialistisch als generalistisch, analoog aan de breedte van het juridisch vakgebied. Ervaren medewerkers verzorgen onderwijs voor studenten van alle studiejaren, inclusief de propedeuse. Daarnaast vindt structurele inzet van gastdocenten uit het juridisch werkveld plaats, waardoor de actualiteit en verbinding tussen beroepspraktijk en opleiding extra wordt gevoed. Werkvelddeskundigen worden ingezet als praktijkbegeleider in de stages of zijn als gecommitteerde betrokken bij het afstuderen. Ook komt het grootste deel van het docententeam structureel in contact met het beroepenveld door het afleggen van bezoeken ter plaatse, vanuit de rol als stage- of afstudeerbegeleider. Tenslotte maken docenten deel uit van samenwerkingsverbanden die de opleiding heeft met het werkveld en met collega-opleidingen. Docenten maken gebruik van deskundigheidsbevordering om op de hoogte te blijven van ontwikkelingen in hun vakgebied c.q. de beroepspraktijk. Dit gebeurt ten dele binnen de reservering van 10% van de aanstellingsomvang ten behoeve van deskundigheidsbevordering. Meestal gebeurt dit in de vorm van opleiding en training. De docenten concretiseren hun lessen met praktijkvoorbeelden en werken met actuele nieuwsfeiten. Tijdens trainingen wordt met relevante casuïstiek gewerkt. Voltijdstudenten worden ingezet in projecten waar een praktijkvraag centraal staat. Tevens leggen stages en aan een praktijkvraag gerelateerde afstudeertrajecten verbindingen met de beroepspraktijk. Voor deeltijd en GDW geldt dat docenten de ervaringen van studenten uit de praktijktijd zo veel mogelijk als uitgangspunt nemen. De opleidingscommissie signaleert over het algemeen goede vakbekwaamheid van docenten, ingeval er klachten zijn over specifieke docenten wordt dit met het opleidingsmanagement gedeeld. Het auditteam constateert dat er binnen het docententeam verder sprake is enthousiasme. Zij tonen betrokkenheid bij de ontwikkeling van de opleiding. Inhoudelijk bleken zij op de hoogte wat er binnen de opleiding aan de orde was.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 35
De participatie van docenten in lectoraat en kenniskringen moet leiden tot een verdere professionele ontwikkeling van betrokkenen, tot verdieping van het onderwijsprogramma en tot kennisdeling, zowel inhoudelijk als voor wat betreft toegepaste onderzoeksvaardigheden. Het auditteam constateert dat de bijdrage van het lectoraat aan de opleiding nog verdere ingevuld en uitgewerkt moet worden. Studenten geven tijdens de audit aan tevreden te zijn over de vakinhoudelijke bekwaamheden van de docenten alsmede hun kennis van hetgeen zich in het werkveld afspeelt. Gastdocenten worden door studenten vaak als een vraagbaak gebruikt met name daar waar het hun kansen op de arbeidsmarkt betreft en wat ze moeten doen om hun kansen op de arbeidsmarkt verder te vergroten. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: docenten van de opleiding onderhouden contacten met het werkveld; door middel van deze contacten leggen de docenten van de opleiding een concrete verbinding tussen werkveld en programma; de opleiding schakelt gastdocenten in, waardoor de verbinding tussen werkveld en opleiding wordt versterkt.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 36
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen? Bevindingen In het algemeen geldt dat de personeelsplanning op instituutsniveau plaatsvindt en is gebaseerd op een globale meerjarenraming van studentenaantallen. De verdeling van de formatie over de opleidingen binnen het instituut is in de eerste plaats gebaseerd op studentenaantallen. Daarnaast wordt voor elk team een urenbudget voor onderwijs, coördinatietaken en innovatie berekend. Binnen dit budget moet elk onderwijsteam het onderwijs van de betreffende opleiding uitvoeren. Voor de opleiding HBO-Rechten geldt specifiek dat (landelijk) sprake is van een forse instroom van studenten. Zo is het aantal ingeschreven studenten binnen deze studierichting in de periode 2003 tot en met 2007 verviervoudigd tot ruim 7200 studenten. De Utrechtse opleiding heeft de afgelopen jaren haar capaciteit in een zeer hoog tempo moeten uitbreiden tengevolge van de sterk groeiende studenteninstroom. Gezien de arbeidsmarkt is het in het verleden niet altijd gelukt de feitelijke vaste formatie tijdig op orde te hebben zo geeft de opleiding aan. Dit resulteerde in een ervaren hoge werkdruk van vaste medewerkers en inzet van extra gastdocenten. De snelle groei van de opleiding vroeg om meer aandacht voor organisatie en logistiek van het onderwijsproces. Het instituut heeft daarin voorzien door versterking van de bedrijfsvoerende afdeling. Veel organisatie- en logistieke taken zijn daarmee voor de docent komen te vervallen. De opleiding streeft ernaar haar primaire proces op orde te hebben en de bedrijfsvoerende afdeling te optimaliseren zodat docenten meer kunnen toekomen aan onderwijs geven en onderwijs ontwikkelen. Bij de opleiding HBO-Rechten werken 47 personen, in totaal 29,5 fte. Hiervan is 21,7 fte juridisch docent..De formatie-omvang wordt bepaald op basis studentenaantallen via een facultair bepaalde student/docentratio van 1:33. Voor de komende jaren zal dit verder worden verlaagd. Door het zo spoedig mogelijk vervullen van vacatures, streeft het instituut er naar de capaciteit permanent op orde te hebben. Daar waar op kleine schaal specialistische kennis nodig is worden gastdocenten ingezet. Zij worden daarbij begeleid en aangestuurd door cursuscoördinatoren. Dit zijn vaste docenten die inhoudelijk en organisatorisch verantwoordelijk zijn voor een programmaonderdeel. Het auditteam merkt op dat de personele omvang van de opleiding een punt van aandacht blijft. Organisatie en onderlinge samenhang zouden kunnen lijden onder een verdere groei van de opleiding. In dit verband is er sprake van een mogelijk toekomstig spanningsveld tussen het nagestreefde marktaandeel en het hoge ambitieniveau dat de opleiding zich oplegt voor wat betreft de kwaliteit van de opleiding. Op instituutsniveau werken een onderwijskundige, een beleidsmedewerker onderwijs en een medewerker Examencommissie. Zij worden ingezet voor alle opleidingen binnen het instituut. De omvang van het ondersteunend en onderwijsgevend personeel wordt vastgesteld op basis van de facultair vastgestelde verhouding 1:3. In het instituut wordt gewerkt met persoonlijke taakplanningen. Daarnaast zijn op instituutsniveau afspraken gemaakt over toebedeelde uren per taak. Deze afspraken worden met regelmaat getoetst aan de praktijk en indien nodig herzien.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 37
Het ziekteverzuim wordt eenmaal per kwartaal opgenomen, geanalyseerd en besproken. Zesmaal per jaar is er overleg met de bedrijfsarts over lopende ziektegevallen en preventie. De instituutsnorm voor 2008 is een ziekteverzuimpercentage van minder dan vijf procent. Uit de gegevens blijkt dat de opleiding aan deze eis voldoet. Het management stuurt hier thans nadrukkelijk op, dat wil zeggen dat het aantal verzuimdagen per docent nauwkeurig wordt geregistreerd en dat gezocht wordt naar oorzaken indien dit structureel blijkt te zijn. De opleiding heeft van het verminderen van de werkdruk een speerpunt gemaakt. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de huidige omvang van de voltijd- en deeltijdformatie stelt de opleiding in staat het opleidingsprogramma’s uit te voeren. Door het aannemen van nieuwe docenten kan de werkdruk verlaagd worden en kan de docent-student ratio verder omlaag worden gebracht.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 38
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma? Bevindingen Het grootste deel van de docenten is afkomstig uit de beroepspraktijk en heeft een relevante academische opleiding en beschikt daardoor over vakinhoudelijke kennis. Het huidige docententeam is competent voor de realisatie van het basisprogramma. Docenten kunnen zich profileren op één van de volgende taakgebieden: contacten met het werkveld, ontwikkeling van het onderwijs of onderzoek. Gelet op de cv’s van de docenten en op het professionele relatienetwerk dat zij onderhouden en gebruiken en mede gelet op de informatie die het auditteam tijdens de gesprekken met het management en de docenten kreeg, is het auditteam van oordeel dat de docenten inhoudelijk ruim gekwalificeerd zijn om hun taken binnen het programma uit te voeren. Concreet: bijna driekwart van de docenten is jurist en 95 procent van de docenten heeft een academische opleiding gevolgd. De opleiding maakt structureel gebruik van gastdocenten. Gastdocenten hebben in vrijwel alle gevallen een academische opleiding, is dat niet het geval dan zijn ze ingehuurd vanwege hun specifieke deskundigheid. Voor de deeltijdvariant GDW heeft de opleiding specifieke deskundigheid ingehuurd. De opleiding heeft voorwaarden geformuleerd voor stageadressen en praktijkbegeleiders, geformuleerd in studiegids en stagehandleiding. Voorafgaand aan de stage dient de stageplaats goedgekeurd te worden op basis van de voorwaarde dat de organisatie praktijkbegeleiding garandeert door een gekwalificeerde beroepskracht (juridisch geschoold op HBO- of WO niveau) in te zetten. Nieuwe docenten zonder onderwijservaring volgen een verplichte cursus didactiek. Dit is voorwaarde voor verlenging van aanstelling na een jaar. Er is ruimte voor intercollegiale afstemming, waarbij docenten hun onderwijsmateriaal uitwisselen en zonodig bijstellen. Ook vindt uitwisseling van expertise plaats tijdens reguliere inhoudelijk overleg, zoals binnen de curriculumgroep. Het auditteam heeft kunnen constateren, dat de opleiding in haar aannamebeleid kwaliteitseisen stelt aan haar personeel en dan niet alleen in termen van opleiding en scholing (vakkennis, onderwijskundige en/of organisatorische expertise) maar vooral in termen van competenties en werkervaring. Daarbij is het auditteam gebleken, dat de opleiding in haar aannamebeleid een sterk accent legt op het werven van praktijkgeoriënteerde specialisten, die naast hun docentschap in het juridisch domein werkzaam zijn (geweest). Afgelopen jaar heeft de opleiding vier praktiserende advocaten geworven met specialisaties op de terreinen privaatrecht en burgerlijk procesrecht. Bij de herinrichting van de organisatie van het instituut is gekozen voor de opsplitsing van grote teams kleinere en werkbare onderwijsgroepen. Het grote team voor HBO-Rechten voltijd is daarom opgesplitst in een propedeuse-onderwijsgroep en een hoofdfase-onderwijsgroep. Docenten hebben voor 10% van hun aanstellingsomvang tijd voor deskundigheidsbevordering betreffende het vakmanschap of de teamrol. Docenten met een aanstelling van minimaal 0,6 fte hebben de mogelijkheid om voor 100 uur per cursusjaar een werkveldoriëntatie te doen, dan wel mee te doen aan activiteiten die op het werkveld zijn gericht.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 39
De Resultaat Gericht Werken cyclus van het instituut is bedoeld voor het monitoren van de individuele personeelskwaliteit. De cyclus voorziet per jaar in het bepalen, bereiken en beoordelen van concrete resultaten tussen management en medewerker. In het contractgesprek worden de resultaten geformuleerd, in een daaropvolgend functioneringsgesprek (zie hierna) wordt bepaald welke ondersteuning nodig is en in het beoordelingsgesprek wordt vastgesteld in hoeverre de resultaten zijn gerealiseerd. Het instrument wordt op dit moment systematisch ingezet voor alle medewerkers van de opleiding. Alle docenten nemen deel aan de jaarlijkse functionerings/beoordelingsgesprekken waardoor er sprake lijkt van een goed uitwisselend kritisch contact tussen docenten en hun leidinggevenden. De beoordelingssystematiek bleek voldoende geobjectiveerd te zijn in de zin van te beoordelen resultaatgebieden en competenties die nodig zijn. Docenten toonden zich tijdens de gesprekken tevreden met de persoonlijke ontwikkelingsruimte die de opleiding hen biedt. Van de praktijkbegeleider wordt verwacht dat hij of zij tijd maakt voor regelmatige werkbespreking met de stagiair en tijd voor overleg met de stagedocent, hulp verleent bij het inwerken in de instelling en het maken van een persoonlijk werkplan, mede toezicht houdt op inhoud en omvang van de werkzaamheden van de stagiair en deelneemt aan evaluaties en beoordelingen van de stagiair. De kwaliteit van praktijkbegeleiders en stage-instellingen wordt bewaakt door ‘terugrapportage’ van stagedocenten na de bezoeken die zij doen bij de stagiaire/organisatie. Tijdens de stagedocentvergaderingen worden (de kwaliteit van) stageverlenende organisaties en praktijkbegeleiders met elkaar vergeleken of vormen anderszins onderwerp van gesprek. Jaarlijks worden praktijkbegeleidersbijeenkomsten georganiseerd om als opleiding contact te houden met het werkveld in algemene zin en met de stageverlenende organisaties in het bijzonder. Wat het werkveld aan competenties vraagt, is altijd een onderwerp waarover uitwisseling plaatsvindt. Uitkomsten van evaluaties vormen onderwerp van gesprek evenals de wensen ten aanzien van de persoonlijke ontwikkeling. Uit de afgelopen gesprekscycli volgden uiteenlopende verbetertrajecten. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: wat onderwijs- en vakdeskundigheid en inzicht in de werkveldontwikkelingen betreft zijn de docenten toegerust om beide varianten van de opleiding te verzorgen, mede dankzij hun kennisniveau en contacten met het werkveld; de opleiding besteedt aandacht aan de (verdere) deskundigheidsbevordering van haar docentencorps; de opleiding besteedt aandacht aan de kwaliteit van de praktijkbegeleiders en de instellingen waar de studenten stage lopen.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert voor beide opleidingsvarianten het Onderwerp “Inzet van Personeel” als voldoende gelet op de volgende observaties: het personeel in staat is de verbinding met de beroepspraktijk te leggen; de inzet van personeel kwalitatief en kwantitatief op een voldoende niveau staat om het verzorgen van de opleiding met de gewenste kwaliteit mogelijk te maken. Van belang is wel dat de opleiding de docent-student ratio nauwlettend in het oog houdt.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 40
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren? Bevindingen Op niveau van de faculteit worden voorzieningen verzorgd, zoals computerwerkplekken, werk- en overlegruimtes, print- en kopieerfaciliteiten, roosterbureau, mediatheek, kiosk voor studiematerialen en uitleen communicatieapparatuur. Tijdens het studiejaar 2006-2007 is een nieuwe vleugel en een vierde etage op de bestaande bouw geopend, waardoor een groot aantal nieuwe lokalen, werkplekken en vergaderruimtes ter beschikking kwam. Toch neemt de druk op de onderwijsruimtes en werkplekken nog steeds toe, omdat de studentaantallen nog steeds stijgen. Elke medewerker van het Instituut heeft de beschikking over een werkplek met pc of laptop, die aangesloten kan worden op de audiovisuele materialen in de leslokalen en de mogelijkheid geeft om thuis of elders te werken. Over de aanwezigheid van benodigde materiële voorzieningen op de buitenschoolse werkplek worden met betreffende organisatie afspraken gemaakt. De leslokalen zijn in de regel standaard voorzien van een standaard audiovisuele uitrusting zoals computer met DVD en flatscreen. Een beperkt aantal lokalen is voorzien van een beamer. Ondersteunende audiovisuele materialen, die niet standaard aanwezig zijn in een lesruimte, kunnen geleend worden bij de kiosk. Voor computergerelateerd onderwijs zijn twee lokalen beschikbaar met 24 computers en internetaansluiting. Er is momenteel 20.000 m2 aan ruimte in het gebouw. Met de nieuwbouw zijn er een grote collegezaal, instructielokalen en projectruimtes bijgekomen. De mediatheek/ het studielandschap heeft een gespecialiseerde juridische collectie abonnementen op tijdschriften, maar ook op digitale juridische abonnementen en bestanden. Zij werkt samen met de mediatheek van de Universiteit Utrecht waardoor het voor studenten van HBO-Rechten ook mogelijk is om studiemateriaal van de universiteit te lenen. De opleiding bewaakt door middel van de voorwaarden die worden gesteld aan de stageverlenende organisaties dat de materiële voorzieningen op de stageplek toereikend zijn om het leren op de stageplek door de stagiair mogelijk te maken. Uit de verschillende resultaten van het studenttevredenheidsonderzoek die op dit facet betrekking hebben, blijkt dat de opleiding HBO Rechten volgens studenten voldoende presteert op de verschillende criteria. De deeltijdstudenten waren meer tevreden dan de voltijdstudenten.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 41
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observatie: de faciliteiten zijn zonder meer goed.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 42
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten? Bevindingen De opleiding hanteert, getuige de opzet van de studie, als uitgangspunt dat een voltijd- en deeltijdstudent gedurende de gehele studie in meer of mindere mate behoefte heeft aan studieloopbaanbegeleiding. Met name bij het werken in projectgroepen waarbij de theorie dient te worden toegepast in projectopdrachten die op de juridische praktijk zijn georiënteerd; daarnaast bij belangrijke keuzemomenten tijdens de studie en tenslotte in periodes dat de student al deelneemt aan de beroepspraktijk zoals tijdens de stage en het afstuderen. Gedurende de gehele studie is de studieloopbaanbegeleider (SLB’er) hét aanspreekpunt voor de groep voltijd- en deeltijdstudenten bij studievragen of -problemen. De studieloopbaanbegeleiding concentreert zich op het monitoren van de studievoortgang. Met studenten worden in het eerste jaar een aantal persoonlijke gesprekken gevoerd en gekeken of studenten op hun plek zitten en of de verwachting is dat ze hun bindend studie advies halen. Bij een voorlopig negatief advies wordt samen met de SLB’er een studieplan opgesteld. De SLB’er is voor elke student binnen de opleiding een eerste aanspreekpunt. De begeleiding en informatievoorziening zijn zoveel mogelijk afgestemd op de behoefte van de student. Het streven is zo veel mogelijk contact te hebben met de student. Naar aanleiding van ontevredenheid van studenten van alle opleidingen over de begeleiding heeft het management van het instituut heeft in 2006 per opleiding studieloopbaancoördinatoren aangesteld. Deze coördinatoren hebben samen met de onderwijskundige de opdracht gekregen om de studieloopbaanbegeleiding te verbeteren. De SLB-coördinatoren van alle opleiding binnen het instituut ontwikkelen richtlijnen voor de begeleiding in de jaren 2 t/m 4 en werkt aan een digitaal handboek ( inclusief de handleiding van de examencommissie) voor studiebegeleiders. Het handboek moet de studiebegeleiders ondersteunen in het begeleiden en het verstrekken van de juiste informatie aan studenten. In 2007 zijn de uitgangspunten voor de studieloopbaanbegeleiding vastgesteld. Belangrijkste verandering is dat de aandacht voor persoonlijke competentieontwikkeling en reflectie uit studieloopbaanbegeleiding zijn gehaald en in het onderwijs vorm moeten krijgen. De bijeenkomsten in het kader van studieloopbaanbegeleiding en de voorlichting ten aanzien stages en afstuderen zijn faciliterend voor de student bij het maken van deze keuzes. Indien de student daar behoefte aan heeft, kan hij met de studieloopbaanbegeleider, stage- of afstudeercoördinator een afspraak maken om deze nader te bespreken. De stagebegeleiders bezoeken drie keer per stage de stageverlenende instelling. De feedback van de praktijkbegeleiders en de signalen over ontwikkelingen in het werkveld nemen de docenten mee en worden besproken in de opleiding. Het stagebureau houdt een praktijkbegeleidersdag (instituutsbreed voor de voltijdopleidingen) om ook de stage-instelling op een andere manier kennis te laten maken met de hogeschool.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 43
Een interne audit in mei 2007 leidde binnen de opleiding tot een versnelde verbetering wat betreft de begeleiding. Zo is er een nieuwe cursus in de eerste periode voor de eerstejaars voltijd waar wordt ingegaan op verwachtingen rondom het onderwijs (wat kun je met de opleiding HBO-Rechten), leerstijlen en het maken van een studieplanning. Studieloopbaanbegeleiders hebben meer uren gekregen voor de begeleiding (10 uur meer per groep van 15 studenten in jaar 1 en 2). De begeleiding van de afstuderende student wordt ‘strenger’, zo geeft de opleiding aan. Indien een student na toewijzing aan een afstudeerdocent geen begeleiding aanvraagt en de eerste ronde waarin hij/zij kan afstuderen niet benut, dan wordt de student terugverwezen naar de afstudeercoördinator die bepaalt wat er vervolgens moet gebeuren. De opleiding wil op deze wijze voorkomen dat studenten onnodig lang over de studie doen. De vijfdejaars hebben allemaal een begeleider toegewezen gekregen die deze groep studenten actief begeleiden en helpen met het opzetten van een planning voor de afstudeerfase. In jaar twee hebben alle voltijdstudenten een verplicht gesprek met hun SLB’er. Daarna kan een student op eigen initiatief contact opnemen met de SLB’er of de SLB’er neemt contact op met de student als dat nodig wordt geacht. Alle studenten van HBO-Rechten krijgen elk jaar een studiegids met de benodigde informatie. Verder worden studenten via e-mailberichten en de site op de hoogte gesteld van wijzigingen en roosters. Het aantal studenten bij HBO-Rechten deeltijd en GDW is relatief klein. Het contact tussen student en docent is hier intensief. De kleinschaligheid zorgt ervoor dat problemen met de studievoortgang snel gesignaleerd en opgelost worden. GDW maakt gebruik van een periodieke nieuwsbrief. Deze communicatie verloopt via de logistiek assistent van de opleiding. Studenten ontvangen binnen twee werkdagen een reactie van docenten op hun e-mail. Voor informatie over de stage en logistiek op dat gebied kunnen studenten aankloppen bij het praktijkbureau. De examencommissie houdt regelmatig spreekuur voor studenten. Uit cijfers van het studentenonderzoek en tijdens de audit is gebleken dat studenten redelijk tevreden zijn over de studieloopbaanbegeleiding. De informatievoorziening laat nog steeds te wensen over. Om de informatievoorziening naar de studenten te vergroten wordt er periodiek een nieuwsbrief verstuurd. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de studiebegeleiding zoals gerealiseerd door de opleiding is adequaat met het oog op de studievoortgang en sluit aan bij de behoeften van de studenten; de informatievoorziening aan studenten en docenten is over het algemeen voldoende.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 44
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” voor alle opleidingsvarianten als voldoende gelet op de volgende observaties: de ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het mogelijk de opleiding in beide varianten op adequate wijze te realiseren; de studentbegeleiding en de daarmee verbandhoudende informatievoorziening aan studenten zijn voldoende geregeld en sluiten aan bij de behoeften van de groep voltijd- en deeltijdstudenten. Overeenkomstig de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel één facet van het onderwerp “Voorzieningen” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.4.2. onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 45
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen? Bevindingen Hogeschool Utrecht heeft een eigen instrument ontwikkeld; EVINAC (evaluatie-instrument accreditatie) gebaseerd op het NVAO-kader. Daarin zijn de zes prestatiegebieden en de kwaliteitscriteria van de NVAO de uitgangspunten voor de interne kwaliteitszorg. Kwaliteitszorg is een kernbestanddeel van de planning en controlecyclus op instituutsniveau. Het auditteam constateert dat de opleiding op een voortvarende wijze wordt gecoördineerd. In dit verband moet worden opgemerkt dat het auditteam zonder meer positief is over de wijze waarop aan de opleiding sturing wordt gegeven. De leiding toont visie en daadkracht. De gehele organisatie is goed doordacht en vertaalt signalen uit de opleiding in concrete maatregelen. De leidinggevenden vormen een goed ingespeeld team dat doelgericht werkt aan de verdere ontwikkeling en consolidatie van de opleiding. De kwaliteit van de opleiding en de borging daarvan bleek een belangrijke prioriteit , zowel procesmatig als wat betreft de vaststelling van de eindresultaten. Het leerklimaat binnen de beide varianten van de opleiding wordt gekenmerkt door kwaliteitsbewustzijn waarvan deel uitmaken: ‘gevoeligheid’ voor de omgeving, het werkklimaat en de mogelijkheid voor docenten om zich te ontwikkelen. De streefdoelen worden afgeleid van het managementcontract en van de ambities van het team en zijn verwoord in het jaarplan 2008. De opleiding ziet kwaliteitszorg als een lijnverantwoordelijkheid en toetst met verschillende instrumenten of ze waar maakt wat ze heeft beloofd. Het systeem van de periodieke evaluaties is gebaseerd op de kaders van EVINAC 2004 en het HU kader als verwoord in het Meerjarenplan Kwaliteit 2007-2012 waarin Plan Do Check en Act, het cyclische kwaliteitsproces, een belangrijke leidraad is voor het te volgen beleid. Het kwaliteitszorgsysteem maakte op het auditteam een degelijke en effectieve indruk. De management review en de interne audit (2004 en 2007) van de opleiding hebben een aantal verbeterpunten opgeleverd. Naar aanleiding van de audit en eigen bevindingen in de management review zijn een aantal zaken aangepakt. Voor enkele van deze zaken zijn projecten gestart, andere aanpassingen konden (deels) direct worden doorgevoerd. Enkele voorbeelden van verbeteringen zijn: Studieloopbaanbegeleiding, kwaliteitszorg, alumnibeleid en internationalisering. Het studenttevredenheidsonderzoek wordt uitgezet onder alle studenten van de HU en andere deelnemende hogescholen. Na elke periode wordt geëvalueerd aan het eind van een cursus en na het tentamen van die betreffende cursus. Onderzocht wordt: informatievoorziening, inhoud, werkvorm, toets, studiemateriaal, docenten- en studentinzet. Vanaf studiejaar 2006/2007 worden bovenstaande gegevens op twee momenten tijdens een periode gemeten.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 46
Ook kent de opleiding een aantal evaluatie-instrumenten gericht op het werkveld: de adviesgroep van werkvelddeskundigen voor HBO rechten, SJD en GDW die drie keer per jaar bijeenkomt om de opleiding te adviseren over de nieuwe ontwikkelingen in de arbeidsmarkt; de aparte beroepenveldcommissie GDW die betrokken is bij de samenstelling en aanpassingen van het curriculum van de voornoemde opleiding; tijdens de praktijkbegeleidersdag worden ervaringen uitgewisseld en wordt praktijkbegeleiders van de stageverlenende instellingen naar hun mening gevraagd over de vormgeving van de stage en de prestaties van de studenten. Bij de cursusevaluatie geldt als (minimaal) streefdoel het cijfer 7. Is het cijfer lager , maar niet onder de 6, dan is de aanpassingsnoodzaak minder acuut. Ligt het cijfer onder de 6 dan zijn spoedig te nemen aanpassingen in het studieonderdeel noodzakelijk. Vier keer per jaar vinden er periodegesprekken plaats om de controle op verbeteracties op cursusniveau te bewerkstelligen, maar ook om de horizontale samenhang tussen de studieonderdelen te vergroten. Terugkoppeling van resultaten van het studentenonderzoek, panelgesprekken, cursus- en tentamenevaluaties vindt hier plaats. Het auditteam heeft kennisgenomen van de inhoud van evaluatiebijeenkomsten. De verslagen geven voldoende concrete informatie over de inhoud van deze bijeenkomsten. Gebleken is dat tijdens de evaluatiebijeenkomsten voor de opleiding relevante onderwerpen behandeld worden. Bijvoorbeeld: de toewijzing van studenten aan docenten, de inhoud van het eerste gesprek met studenten, de opzet en beoordeling van eindwerkstukken. Met name aan dit laatste punt wordt veel aandacht besteed binnen de opleiding. Naast genoemde instrumenten is er een klachtenprocedure opgenomen in de studiegids. Daar is beschreven waar studenten met hun klachten terecht kunnen en op welke wijze deze worden afgehandeld. Voor wat kwaliteit betreft is in overleg met de opleidingscommissie ook de mogelijkheid gecreëerd dat zij klachten op dit gebied direct bij de kwaliteitscoördinator kunnen melden. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding wordt jaarlijks aan de hand van doelstellingen/normen geëvalueerd. Deze evaluaties zijn duidelijk in de planningscyclus van de hogeschool geplaatst en hebben daardoor een structureel karakter; het management van de opleiding heeft goed zicht op de kwaliteitszorg binnen de opleiding; de opleiding voert relevante evaluaties uit. Deze bieden de opleiding goede informatie om, waar nodig, verbetermaatregelen te initiëren.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 47
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen? Bevindingen Jaarlijks wordt een, op instituutsniveau, een jaarplan opgesteld waarbij zowel verantwoording plaatsvindt van evaluatieve resultaten van de voorbije periode als projecten uitgezet worden (zoals ‘Bouwen aan Recht’ binnen het instituut zelf of ‘Recht in Utrecht’ in samenwerking met de Universiteit Utrecht en het ROC Utrecht) die op instituutsniveau worden uitgevoerd. Op basis van het jaarplan van het instituut stelt de opleidingsmanager voor de opleiding een werkplan op, waarin wordt aangegeven welke verbeteracties en innovaties het betreffende jaar uitgevoerd worden. Van alle (afgeronde) activiteiten worden verslagen gemaakt en aan relevante personen binnen de opleiding gestuurd. Implementatie van verbeteringen worden inmiddels ook aan studenten bekend gemaakt via de digitale leeromgeving en/of een nieuwsbrief. In het twee wekelijkse teamoverleg bespreken docenten ( de voortgang van) verbeterplannen, acties en beleid. Studentevaluaties worden in het team besproken. Leden van de opleidingscommissie worden geïnformeerd over verbeterplannen. De beroepenveldcommissie van GDW is betrokken bij de verbeterplannen van de opleiding en de uitvoering daarvan. HBO Rechten wil de beroepenveldcommissie op dit punt nauwer betrekken daar waar het de uitvoering van verbeterplannen betreft. Enkele voorbeelden van verbeteracties: Na de audit (2007) zijn verschillende projecten gestart ter verbetering van de studieloopbaanbegeleiding (meer uren zijn hiervoor per docent vrijgemaakt. Er wordt gestreefd naar verdere intensivering van de studieloopbaanbegeleiding in alle studiejaren. Ook studievertragers worden hier in meegenomen waarbij gelet wordt op de obstakels die studenten kunnen tegenkomen bij het afronden van hun studie en tevens het verblijfsrendement zal verbeteren. Mede naar aanleiding van het studentenonderzoek in 2005/2006 en 2006/2007 heeft het management de opdracht gegeven tot het ontwikkelen van een internationale minor, koppelt de opleiding verbeteracties beter terug aan studenten en zijn er meer werkplekken, computerplekken (en een wireless LAN) gekomen. Bij de teamvergaderingen staat ook ‘kwaliteit’ geagendeerd. Aanpassingen aan het curriculum (via een teamafspiegeling, de curriculumgroep), studentenonderzoek, cursusevaluaties en dergelijke komen daar aan bod en worden teambreed besproken en waar nodig acties ingezet. Docenten en de teams werken aan kwaliteitsverbetering van het onderwijs door het curriculum en vakken aan te passen. Inmiddels is er een start gemaakt met aanpassingen in het curriculum van in het bijzonder het eerste en tweede studiejaar naar aanleiding van de informatie verkregen uit de evaluatiegegevens. Een advies van de opleidingscommissie HBO-Rechten heeft geleid tot het aanpassen van het taalonderwijs in de propedeuse. Het onderdeel ‘Schrijven in een juridische context’ is opgesplitst in twee onderdelen: Nederlandse taal(beheersing) en juridische schrijfvaardigheid. Uit het werkbelevingsonderzoek heeft de geconstateerde werkdruk geleid tot maatregelen om de takenpakketten van medewerkers meer af te stemmen op de taakomvang.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 48
Uit contacten rondom de stage bleek dat studenten onvoldoende bekwaam waren op het gebied van “juridische databanken”. In 2007/2008 is daarom een cursus aan het curriculum toegevoegd in het eerste studiejaar om deze omissie te herstellen, te weten Juridisch informatiemanagement.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als goed en wel op grond van de volgende observaties: de uitkomsten van de periodieke evaluaties worden omgezet in concrete verbetermaatregelen; de implementatie van verbetermaatregelen wordt gemonitord.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 49
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen De opleiding betrekt verschillende relevante partijen bij het op peil houden van de kwaliteit van de opleiding waaronder studenten, de opleidingscommissie, externe beoordelaars, alumni en begeleiders. Bij HBO Rechten voltijd, deeltijd en GDW zijn opleidingscommissies actief. De opleidingscommissie van voltijd HBO-Rechten komt tweewekelijks bijeen en weet inmiddels meer studenten te bereiken via mail en internet. De opleidingscommissie van GDW is vanaf begin 2008 weer actief. Studenten uit alle studiejaren zijn vertegenwoordigd in de commissies. Er vinden drie keer per jaar ‘periodieke gesprekken’ plaats met de onderwijscommissie. Er wordt onder andere gekeken naar het studiemateriaal, didactiek, voorbereiding op het tentamen, oefenmateriaal en de samenhang tussen de vakken. Gesprekpartner voor deze opleidingscommissies zijn de opleidingsmanager (HBO-Rechten voltijd en deeltijd/GDW). Er is daarnaast ook geregeld contact, door onder meer uitwisseling van agenda’s van vergaderingen, verslagen en tussentijdse overleggen tussen de leerplanadviseurs en kwaliteitscoördinatoren en de opleidingscommissies. De directeur van het instituut en de opleidingsmanagers voeren drie keer per jaar overleg met alle opleidingscommissies .De OC heeft adviesrecht en is betrokken bij de totstandkoming van de studiegids en de Onderwijs- en Examenregeling (OER). Studentevaluaties bieden studenten de mogelijkheid om hun mening te geven over de organisatie en inhoud van het onderwijs. In de periodieke overleggen met de opleidingscommissie en een afvaardiging van studenten kunnen studenten hun inbreng leveren over de vorm en inhoud van het onderwijs. Hun inbreng wordt meegenomen in de periode overleggen van de cursuscoördinatoren. Belangrijke aanpassingen worden door middel van de mail/internet/nieuwsbrief onder alle studenten bekend gemaakt. Binnen het instituutsbreed kwaliteitszorg overleg nemen de kwaliteitszorgcoördinatoren van alle opleidingen deel evenals de onderwijskundige en ambtelijk secretaris van de examencommissie. Binnen dat overleg worden HU-brede ontwikkelingen besproken en acties en instrumentaria op elkaar afgestemd. Inmiddels zijn de eerste studenten in de zomer van 2007 afgestudeerd. Dit geldt voor HBO-Rechten voltijd en deeltijd. Bij GDW zijn de eerste afgestudeerden (onder de huidige HBO Rechten opleiding) in maart 2007 afgestudeerd. Een kwantitatieve peiling onder de eerste 82 afgestudeerden maakt duidelijk dat 55 procent een baan heeft en 57 procent een aan rechten gelieerde studie volgt. 12 procent combineert werk en studie.,Van de werkende alumni heeft 80 procent een HBO -juridische functie waarvan 40 procent bij een overheidsorganisatie, 30 procent in de procespraktijk (30 procent) en 27 procent in het bedrijfsleven
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 50
Het beroepenveld is betrokken bij de opleiding maar de opleiding wil de betrokkenheid graag meer systematisch organiseren. Wat betreft het betrekken van het juridisch werkveld bij de opleiding is het auditteam het volgende gebleken: de opleiding wil meer gestructureerd informatie genereren uit het werkveld. Op de praktijkbegeleidersdag bij HBO-Rechten voltijd en tijdens de stagebezoeken van de stagedocent en de terugkomdagen van de stagestudenten wordt geëvalueerd en informatie verzameld, maar deze terugkoppeling is nog niet gestructureerd; de opleiding wil de feedback vanuit het werkveld meer structureren. Daartoe wordt begin 2009 een praktijkbegeleidersenquête gehouden; stage-instellingen en praktijkbegeleiders evenals de werkvelddeskundige als zodanig vertegenwoordigd in het afstudeergesprek zijn betrokken bij toetsing van kwaliteit en hun feedback levert input voor kwaliteitszorg. Alumnibeleid en enquêtering van alumni kan een eerste beeld geven van de arbeidsmarktpositie van de Utrechtse Hbo-jurist. Een eerste onderzoek naar de situatie van de uitstroom van afgestudeerden 2007 is in gang gezet in 2008. De uitkomsten waren tijdens de audit nog niet bekend, van de telefonische (kwantitatieve) enquête wel (zie hierboven). Een van de doelstellingen van het alumnibeleid is zicht krijgen of het beoogde niveau gerealiseerd wordt. Er vindt tweejaarlijks een werkbelevingsonderzoek plaats onder alle medewerkers van de Hogeschool. Dit onderzoek gaat over werkbeleving, werkdruk, ziekteverzuim en wijzigingen binnen het werk of in de taakstelling. Het laatste onderzoek heeft in 2007 plaatsgevonden. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding betrekt relevante partijen bij de kwaliteitszorg. Zij benadert deze relevante partijen op eigen initiatief. Aanbevelingen worden binnen de opleiding serieus besproken en zoveel mogelijk omgezet in concrete maatregelen.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor beide opleidingsvarianten als voldoende gelet op de volgende observaties: de kwaliteitzorg is goed geborgd binnen de opleiding; studenten, docenten en het werkveld zijn betrokken bij de evaluaties; de inbreng van het werkveld bij de evaluaties wordt gebruikt als basis voor verbeteringen; de implementatie van het kwaliteitszorgsysteem leidt aantoonbaar tot concrete verbetermaatregelen met meetbare doelstellingen waarvan de realisering wordt gemonitord. Overeenkomstig de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee facetten van het onderwerp “Interne kwaliteitszorg” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.4.2. onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 51
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties? Bevindingen De opleiding heeft een afstudeerprocedure ontwikkeld die door het auditteam als adequaat wordt beschouwd. De opleiding beschouwt het afstuderen als een ‘proeve van bekwaamheid’. Studenten moeten zelfstandig een juridisch georiënteerde probleemstelling uitwerken, bij voorkeur een vraag uit de beroepspraktijk. Deze probleemstelling moet niet alleen door middel van gedegen onderzoek worden beantwoord. Een student moet ook verbanden kunnen leggen met de maatschappelijke context en moet een eigen visie over het onderwerp kunnen verwoorden. De eindtoetsing gebeurt niet alleen schriftelijk, maar ook mondeling om de mondelinge uitdrukkingsvaardigheid te toetsen. Om het gerealiseerde niveau van de opleiding op het gewenste niveau te houden, toetst aan de hand van informatie afkomstig van met name het relevante beroepenveld periodiek of de door de student gerealiseerde kwalificaties overeenkomen met de door het beroepenveld gewenste kwalificaties. De afstudeerwerkstukken dienen beroepsgeoriënteerd, actueel en relevant te zijn. De opleiding heeft in maart 2007 de eerste afgestudeerde GDW'ers geleverd, in juli 2007 gevolgd door de eerste afgestudeerden van HBO-Rechten voltijd en deeltijd. Dit betekent dat de opleiding nog maar betrekkelijk kort praktijkervaring heeft met alumni. De opleiding doet wel zelf een oriënterend onderzoek naar de ervaringen van de eerste afgestudeerden om na te gaan of de nagestreefde eindkwalificaties worden bereikt. Resultaten van dit onderzoek worden eind 2008 verwacht. In de komende jaren verzamelt de opleiding op basis van het alumnibeleid en de hbo-monitor systematisch de ervaringen van de alumni. Voor GDW geldt specifiek dat de afgestudeerde om als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder werkzaam te mogen zijn, deze dient te voldoen aan de eisen die het ministerie van Justitie stelt. Er is periodiek overleg met de beroepenveldcommissie over het curriculum en de competenties, waarbij onder meer wordt bekeken of het niveau van de studie goed aansluit bij de door het ministerie van Justitie en het beroepenveld geëiste kwalificaties. Het beroepenveld is betrokken bij de beoordeling van afstudeerwerkstukken. Bij de eindpresentatie is een werkvelddeskundige aanwezig. Van tevoren heeft deze werkvelddeskundige het afstudeerproduct van de student gelezen. Het oordeel van werkvelddeskundige wordt door de beoordelende docenten meegewogen voor het bepalen van het uiteindelijke cijfer voor de presentatie. Werkvelddeskundigen wordt door middel van een korte enquête gevraagd naar hun mening over het niveau van de studenten. Uit de enquêtes die de werkvelddeskundigen hebben ingevuld blijkt dat het niveau over het algemeen voldoende, maar ook wisselend is. Het auditteam heeft voorafgaand en tijdens de audit afstudeerwerkstukken bestudeerd. Door de vak- en werkvelddeskundigen van het auditteam wordt het niveau van de scripties als redelijk beoordeeld. Uit de eerste afstudeerwerkstukken blijkt dat studenten in voldoende mate gebruik maken van specifieke vakinhoudelijke kennis.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 52
Het auditteam merkt op dat uit de afstudeerwerkstukken blijkt dat studenten hun kennis van het recht en de systematiek ervan toepassen. Hieruit blijkt dat studenten beschikken over het vermogen om op professionele wijze praktische oplossingen te bieden in en voor dagelijkse praktijksituaties. Daarmee onderscheidt de opleiding HBO-Rechten zich van de academische opleiding Rechten en is tevens het hboniveau geborgd. De opleiding wil het niveau van de afstudeerwerkstukken verder verhogen door de studieloopbaanbegeleiding verder te intensiveren en hierbij extra aandacht te besteden aan de afstudeerfase van de student. Ook wil de opleiding in de beoordeling meer nadruk leggen op de spelling van de eindwerkstukken. Het auditteam constateerde bij enkele scripties dat de spelling binnen de opleiding meer aandacht behoeft. Zo zullen producten van studenten afgekeurd worden indien er sprake is van taalfouten en teveel slordigheden. Dit zal in de studiewijzer worden opgenomen. Uit een door het auditteam bestudeerd evaluatieverslag uit augustus 2008 blijkt dat het afstuderen binnen de opleiding veel aandacht krijgt. Zo wordt er gecontroleerd op plagiaat en wordt er meer gedaan aan collegiale feedback. Studenten worden aangemoedigd om opdrachten uit het werkveld te werven. Een literatuuronderzoek, zo geeft de opleiding aan, is niet gewenst als je als Hbo-jurist afstudeert. Theoretische onderzoeken zullen sneller worden afgewezen, tenzij de student kan aantonen wat het praktisch nut van een dergelijk onderzoek is. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende gelet op de volgende overwegingen: studenten van de opleiding HBO-Rechten van de Hogeschool Utrecht hebben de eerste scripties geschreven; het auditteam constateert dat deze afstudeerwerkstukken van voldoende hbo-niveau zijn; de opleiding heeft voldoende contacten met het werkveld om vanuit dit werkveld input te ontvangen wat betreft het niveau van de eindwerkstukken; de afstudeer- en beoordelingsprocedure zijn voldoende helder beschreven en worden correct gehanteerd; de opleiding neemt adequate maatregelen om de spelling te verbeteren.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 53
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers? Bevindingen Het instituut waartoe de opleiding HBO-Rechten behoord heeft in haar managementcontracten voor 2008 de volgende rendementsdoelstelling opgenomen: het studiepuntrendement 66% voor alle richtingen en varianten; het diplomarendement is 49% voor alle richtingen en varianten. Het auditteam constateert dat de opleiding de rendementen nauwkeurig bijhoudt. Tijdens de gesprekken met het management is het auditteam gebleken dat de rendementscijfers een belangrijke bron van informatie vormen voor het, waar nodig, bijsturen van het onderwijs. De opleiding heeft het aditteam een helder inzicht verschaft in de: instroom vanaf 2003, de studiestakers met en zonder propedeusediploma, het aantal studenten dat na 5 jaar het diploma heeft behaald, de gemiddelde studieduur van de gediplomeerden en het studiepuntenrendement. Voor de verschillende varianten geldt het volgende: HBO Rechten-voltijd Er is vooral sprake van een hoge uitval in het eerste jaar. Het diplomarendement na vijf jaar is 31 %. Het facultaire streven is een rendement te halen van 49 % na vijf jaar. Voor het eerste cohort 2003 is dat niet haalbaar, gezien het aantal studenten van dit cohort dat nog studeert binnen de opleiding. Het percentage studievoortzetters sinds 2003 neemt jaarlijks toe. De opleiding verwacht dat het diplomarendement zich positief zal ontwikkelen. Waren er in 2005/2006 nog 143 studiestakers , in 2006/2007 is dit gedaald tot 95 studenten. De opleiding verwacht dan ook dat het diplomarendement van het cohort 2006 aanmerkelijk beter zal zijn dan het rendement van het cohort 2003. Al eerder heeft de opleiding geconstateerd dat het rendement van de opleiding HBO-Rechten VT verbetering behoefde. Daarvoor zijn ook acties in gang gezet. De belangrijkste daarvan betreft het verbeteren van de studieloopbaanbegeleiding. Daarnaast wordt speciale aandacht besteed aan studieloopbaanbegeleiding van studievertragers. Ook besteedt de opleiding gedurende het eerste jaar veel aandacht aan het (bijstellen van) het beroepsbeeld. Zoals eerder in deze rapportage aangegeven, stromen een aanzienlijk deel van de studenten de opleiding binnen met een beroepsbeeld na afstuderen dat niet overeenkomt met de realiteit. Het vergroten van het aantal effectieve contacturen in alle jaren van de voltijdse opleiding en in het bijzonder in de propedeuse-voltijd is een volgende maatregel die de opleiding heeft genomen. HBO Rechten-deeltijd Het rendementsbeeld bij de deeltijdopleiding wijkt af van dat van de voltijd student. Zo is het aantal studiestakers beperkt: het percentage studievoortzetters (na de propedeuse) ligt bij deeltijders vanaf de start van de opleiding in 2003 tussen de 60 en 70 procent. Dat wordt deels veroorzaakt door de instroom van studenten die de afstudeerrichting voor kandidaat-gerechtsdeurwaarder willen volgen. Ook heeft na 5 jaar (cohort 2003) 55 procent het diploma behaald.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 54
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet voor beide varianten van de opleiding als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de rendementen van de opleiding laten voor de voltijdvariant sedert de start van de opleiding een stijgende lijn zien; de rendementen van de opleiding voor de deeltijdvariant zijn voldoende; de opleiding houdt de rendementen van zowel de voltijd- als de deeltijdvariant nauwkeurig bij en gebruikt deze als middel om sturing te geven aan de opleiding; de opleiding heeft de afgelopen jaren maatregelen genomen om de rendementen te verbeteren. Uit de cijfers blijkt dat de rendementen sedert de start van de opleiding de afgelopen vijf jaar verbeterd zijn.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” voor beide opleidingsvarianten als voldoende gelet op de volgende observaties. de eerste afstudeerscripties van de opleiding zijn van een voldoende niveau; de rendementen van het cohort studenten zijn sedert 2003 verbeterd. De opleiding heeft maatregelen genomen om de rendementen verder te verbeteren, dit geldt met name voor de voltijdvariant.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 55
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding HBO-Rechten voltijd HBO BACHELOR OPLEIDING HBO-Rechten voltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V4
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G
2. Programma 2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
V
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
V
2.8. Beoordeling en Toetsing
V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
V
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G V5
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
V V6
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
V
4
Extra aantekening: goed.
5
Extra aantekening: goed.
6
Extra aantekening: goed.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 56
3.2.
Oordeelschema HBO bachelor opleiding HBO-Rechten deeltijd HBO BACHELOR OPLEIDING HBO-Rechten deeltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V7
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen
G
1.2. Niveau Bachelor
G
1.3. Oriëntatie HBO
G
2. Programma 2.1. Eisen HBO
G
2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma
G
2.3. Samenhang Programma
G
2.4. Studielast
V
2.5. Instroom
V
2.6. Duur
V
2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud
V
2.8. Beoordeling en Toetsing
V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO
V
3.2. Kwantiteit Personeel
V
3.3. Kwaliteit Personeel
G V8
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen
G
4.2. Studiebegeleiding
V V9
5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten
G
5.2. Maatregelen tot Verbetering
G
5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld
V
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau
V
6.2. Onderwijsrendement
V
Samenvattend oordeel
V
7
Extra aantekening: goed.
8
Extra aantekening: goed.
9
Extra aantekening: goed.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 57
3.3.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool Utrecht in casu de Faculteit Maatschappij & Recht, het Instituut voor Recht, verzorgde voltijd- en deeltijdvariant van de HBO bachelor opleiding HBORechten in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel: alle facetten van onderwerp 1 (“Doelstellingen Opleiding”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt; één facet van onderwerp 4 (“Voorzieningen”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt; twee facetten van het onderwerp 5 (“Interne Kwaliteitszorg”) als goed, wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt.10 Reden voor het auditteam de kwalificatie ‘goed’ als extra aantekening toe te voegen aan zijn oordeel over de onderwerpen: • Doelstellingen Opleiding; • Voorzieningen; • Interne Kwaliteitszorg.
10
Zie § 1.4.2. onder E.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 58
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheids-verklaringen
W.L.M Blomen De heer Blomen is sinds 1976 actief in het hoger (beroep) onderwijs op het gebied van bestuur, strategie en organisatie. Van 1976 tot 1992 in diverse functies bij de HBO-Raad, waaronder die van hoofd van een van de adviesgroepen en plv. secretaris-directeur, en sinds 1992 als senior-adviseur en later directeur en medeeigenaar van de Hobéon Groep BV. Sinds 1996 is hij tevens werkzaam in de certificering van bedrijven in de monumentenzorg, in het hoger onderwijs en in de sector kunst en cultuur. Mr. J. A. (Hans) Frederik CMC De heer Frederik heeft zowel kennis van als ervaring met het onderwijs. Hij is werkzaam geweest als directeur en organisatieadviseur binnen het bedrijfsleven en is als leerplancoördinator, projectmanager en directeur oriëntatiejaar werkzaam geweest binnen een grote instelling voor hoger onderwijs. Hij behaalde in 1983 zijn doctoraal Nederlands Recht met een specialisatie in bedrijfs- en sociaal-economisch recht. Hij is thans bezig aan een promotieonderzoek aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht met als thema: de wisselwerking tussen docent en management in onderwijsorganisaties. Mr. H. F. G. M. van der Grinten De heer van der Grinten studeerde Rechten in Nijmegen. Hij heeft sedert zijn afstuderen in 1972 een aantal bestuursfuncties vervult waaronder oprichter/directeur Stichting Rechtshulp Eindhoven/Helmond, Interimmanager/lid van het directieteam van de Stichting Opleidingen Sociale Arbeid, directeur OSR Juridische Opleidingen in Utrecht. Hij is nu Interim directeur van de Stichting Rechtsbijstand Asiel Nederland. Hij heeft ruime ervaring op managementniveau, zowel beleidsmatig als op operationeel niveau en heeft daarnaast ook ervaring met het opstellen van leerplannen. Hij heeft (en vervult nog) vele bestuursfuncties vervuld in de sociaal agogische en culturele sector en heeft thans zitting in de Raad van Toezicht van de Hogeschool voor Tolken en Vertalers (ITV) te Utrecht. Prof. mr. dr. T. Hol De heer Hol is sedert 1994 verbonden aan de Universiteit Utrecht als hoogleraar Encyclopedie van het recht en Rechtsfilosofie. Hij promoveerde in 1993 op de dissertatie ‘Gewogen recht. Billijkheid en efficiëntie bij onrechtmatige daad’. In zijn onderwijs en onderzoek legt hij een accent op vraagstukken van rechtspraak en rechtspleging, mede in de context van een veranderende democratie. Hij treed regelmatig op als docent in trainingsprogramma’s van de rechterlijke macht in zowel binnen als buitenland. Tevens is hij rechterplaatsvervanger in de rechtbank Haarlem en raadsheerplaatsvervanger in het gerechtshof Amsterdam. Hij is wetenschappelijk directeur van het Montaigne Centrum. De heer Hol heeft tientallen publicaties op zijn naam staan in Nederlandstalige en Angelsaksische juridische tijdschriften. Mr. H. Koopman De heer Koopman studeerde Nederlands Recht aan de Universiteit van Amsterdam. Na zijn studie werkte hij als medewerker arbeidsvoorwaarden bij Akzo om daarna in de periode 1974-1978 binnen het concern de functie te bekleden van adjunct secretaris van de Raad van Bestuur. Vanaf 1978 tot 1984 was hij werkzaam bij de Rechtbank Almelo als arrondissementsgriffier /directeur gerechtelijke ondersteuning. In 1984 wisselde hij naar de Rechtbank Breda. Eerst als rechter, vanaf 1001 als kantonrechter en vice-president van deze rechtbank. Hij heeft vanaf 1978 verschillende maatschappelijke functies vervuld, laatstelijk als voorzitter van de landelijke klachtencommissie reclassering. R. Bargach Mevrouw Bargach voltooide de MBO-opleiding administratief juridisch medewerker aan Florijn College te Breda (1999-2003) en is thans 3e jaars studente aan de Juridische Hogeschool Avans-Fontys te Tilburg. Naast haar studie werkte Bargach ondermeer bij Rechtbank Breda-Sector Kanton, een Tilburgs ©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 59
advocatenkantoor en de Juridische Hogeschool Avans-Fontys. Binnen de hogeschool richtte zij, samen met zes andere studiegenoten, een studievereniging (SV Aequitas) op. Naast studie en werk is mevrouw Bargach onder meer actief als vrijwilliger bij VIOZ (Vluchteling en Inburgeringorganisatie Zuid Holland - Zuid). In het vluchtelingencentrum te Dordrecht verleent zij maatschappelijk en juridische begeleiding. Vanaf september 2008 gaat Bargach in het kader van haar studie stagelopen bij Korvinus Abeln Advocaten te Amsterdam. Drs. G. W.M.C. Broers De heer Broers werkt sinds 1998 als adviseur bij Hobéon. Sinds zijn afstuderen (1986) als onderwijskundige aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Leiden heeft hij gewerkt bij verschillende organisaties waaronder de RUL, ECABO, Van der Veldt Cursusontwikkeling en Cursusuitvoering (VCC) en het Rotterdams Instituut voor Sociologisch en Bestuurskundig Onderzoek (RISBO). Daarnaast heeft hij gepubliceerd in NRC Handelsblad en de tijdschriften Intermediair en Psychologie. Bij Hobéon houdt heer Broers zich vooral bezig met arbeidsmarktonderzoek voor (hoger) onderwijsinstellingen, het beoordelen van de onderwijskundige kwaliteit van opleidingen volgens de NVAO-kaders.
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 60
BIJLAGE II: Programma Visitatie Concept dagindeling ten behoeve van de audit HBO-Rechten Hogeschool Utrecht, 21 oktober 2008. Auditoren: De heer W. Blomen, lead auditor; De heer T. Hol, auditor vakinhoud; De heer B. van der Grinten, auditor werkveld De heer H. Koopman, auditor werkveld; De heer H. Frederik, auditor onderwijs; Mevrouw R. Bargach, student; De heer G. Broers, secretaris.
Lokaal Tijd 4.022 08.30 – 08.45 4.022 08.45 – 09.00
4.022
09.00 – 10.00
Gesprekspartners Managementteam Pieter Cornelissen (directeur IvR) Frans Verboekend (beleidsmedewerker onderwijs IvR) Peter Rogge manager Onderwijsorganisatie) Hans Mreijen (opleidingsmanager HBR DT/GDW) Esther Verboon (opleidingsmanager HBR VT) Managementteam Pieter Cornelissen (directeur IvR) Frans Verboekend (beleidsmedewerker onderwijs IvR) Peter Rogge manager Onderwijsorganisatie) Hans Mreijen (opleidingsmanager HBR DT/GDW) Esther Verboon (opleidingsmanager HBR VT)
Auditoren Auditteam Auditteam
Onderwerpen Voorbespreking Kennismaking Definitieve vaststelling programma
Auditteam
Strategisch beleid, visie, missie Marktpositie en instroom Internationalisering / Lectoraten / Innovatie / minoren Kwaliteitszorg Relatie beroepenveld Personeel / Deskundigheidsbevordering Resultaten / rendementen Alumnibeleid
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 61
4.022
10.00 – 11.00
Auditteam Coördinatoren/docenten voltijd Bert La Poutre (leerplanadviseur) Selina Kossen (afstudeercoördinator) Ruud Kerkhoven (stagecoördinator) Bram van Iterson (vrijstellingencoördinator, kwaliteitsbeleid) Meriem Kalter (studieloopbaancoördinator) Maud van den Berg (jurist-docent hoofdfase team) Marjolein van Geene (jurist-docent hoofdfase team)
4.022
11.00 – 11.15
Auditteam
4.022
11.15 – 12.15
Coördinatoren/docenten deeltijd Deel auditteam Ineke van den Berg (jurist-docent) Annelies van Vliet (jurist-docent) Liesbeth Tettero (docent- trainer) Corné Biezemans (docent-leerplanadviseur) Tonnie Soeterbroek (coordinator) Ard Bottelier (docentvrijstellingencoördinator) Meine Jansma (docent)
Wordt 11.15 – 12.15 nog beken d gemaa kt 4.022 12.15 – 13.00
4.022
13.00 – 13.45
Lectoraat Eric van der Luytgaarden (Lector) Marjon Uitslag (lid kenniscentrum/ Hu Mediation)
Deel auditteam
Studenten - voltijd Jennifer van de Voort (1e jaars) Oulfa Essaidi (2e jaars) OC Shakila Parag (2e jaars) Elmer van Leeuwen (3e jaars) Nadiya El Hana (3e jaars) OC Tinja Kloosterboer (4e jaars) Iftin Abokor (5e jaars) OC
Auditteam
Lunch/ Inzage documenten
Auditteam
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling / curriculum Innovatie / minoren Instroom / propedeuse Aansluiting instroom en programma Samenhang programma Toetsen en beoordelen Eindkwalificaties / afstuderen Praktijkcomponent / stages Internationalisering / Deskundigheidsbevordering Studie(loopbaan)begeleiding Interne terugkoppeling, verificatie Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling / curriculum Innovatie / minoren Instroom / propedeuse Aansluiting instroom en programma Samenhang programma Toetsen en beoordelen Eindkwalificaties / afstuderen Praktijkcomponent / stages Internationalisering / Deskundigheidsbevordering Studie(loopbaan)begeleiding Inbedding Lectoraat / Kenniskringen Internationalisering Relatie beroepenveld Innovatie Continuïteit Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding / instroom Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 62
4.022
4.022
13.45 – 14.15
Rondleiding voorzieningen Peter Rogge (manager logistiek)
Auditteam
14.15 –14.45
Examencommissie Frans Verboekend (voorzitter) Annelies van Vliet (plv. voorzitter)
Deel auditteam
14.15 – 14.45
Verificatie documenten
Deel auditteam
14.45 – 15.30
Kwaliteitszorg Nienke Zijlstra (kwaliteitszorgmedewerker IvR) Bram van Iterson (kwaliteitszorgmedewerker vt) Ineke van de Berg (kwaliteitszorgmedewerker dt) Studenten – deeltijd11 Paula Grendelman (1e jaars) Petra Jansen (2e jaars) Henk Rosendal (2e jaars) Gerrit Willigenburg (3e jaars) Dennis van Eigen (3e jaars) Frank Geleijnse (4e jaars) Marc van Westelaak (net afgestudeerd)
Deel auditteam
Kwaliteitszorg Betrekken medewerkers bij kwaliteitszorg Betrekken werkveld bij kwaliteitszorg Alumnibeleid
Deel auditteam
Informatievoorziening Aansluiting vooropleiding / instroom Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid, studielast Materiële voorzieningen Praktijkcomponent
Auditteam
Nader te bepalen n.a.v. documentanalyse en gesprekken
Wordt 14.45 – 15.30 nog beken d gemaa kt
4.022
15.30 – 16.00
4.022
16.00 – 16.30
4.022
16.30 – 17.00
4.022
17.00 – 17.15
4.022
17.15 – 17.45
11
Verificatie documenten
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar)
Alle gesprekspartners & genodigden
Auditteam
Toetsen en beoordelen Bezwaar en beroep Vrijstellingen Kwaliteitsborging van praktijkcomponent Resultaten / rendementen Instroom Aansluiting instroom en programma Studeerbaarheid, Studielast
Interne terugkoppeling, verificatie en bepaling ‘pending issues’ / verdieping en/of additionele onderwerpen Pending issues
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
De deeltijders zijn later in de middag gepland i.v.m. hun werk in de praktijk
©Hobéon Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding HBO-Rechten, Hogeschool Utrecht ⏐ 63