AIV Advies instructie en voorlichting door verpleegkundige of wijkziekenverzorgende met aandachtsgebied. De klant en naaste informeren, adviseren en instrueren naar aanleiding van een specifieke vraag of situatie op het gebied van gezondheidsverstoring, beperkingen en/of handicaps. Patiënten en naaste hebben recht op informatie en worden daardoor in staat gesteld om beslissingen (verantwoordelijkheid nemen) en keuzes te maken omtrent zijn zorg, leefwijze en behandeling. (zelfbeschikkingsrecht) Goede voorlichting maakt dat de zorgvrager betrokken blijft bij de behandeling en zorg en zal eerder actief mee willen werken aan therapie. Het kan klachten helpen voorkomen en herstel bevorderen. Goede AIV werkt daardoor ook kostenbesparend. AIV word gegeven met als doel: bevordering van zelfredzaamheid, zelfmanagement en copinggedrag. (Goed gedrag bevorderen) De nadruk van AIV wordt dus gelegd op kennis, attitude, vaardigheden en gedrag waardoor de cliënt de nadelige gevolgen van ziekte, probleem m.b.t. tot de ziekte beter kan hanteren en/of daardoor de algemene gezondheid beter kan hanteren. Onder AIV wordt niet verstaan de activiteiten op het vlak van advies en voorlichting die inherent onderdeel zijn van andere producten zoals huishoudelijke, persoonlijke verzorging en verpleging. AIV is kortdurende zorg waarop geen eigen bijdrage van toepassing is omdat de nadruk van AIV word gelegd op preventie, gebaseerd op geprotocolleerde handelingen en programma’s die bijdragen tot secundaire en tertiaire preventie. Primaire preventie: Het voorkomen van ziekte. Als verzorgende werk je altijd aan primaire preventie zoals bijv. • Goede voorbeeldfunctie door hygiënisch werken • Zorgen voor veiligheid in en om het huis bijv adviseren van antislipmatje beugels enz. • Uitleggen dat iemand iedere dag voldoende vocht naar binnen krijgt. • Informatie goede slaapgewoontes • Stimuleren voldoende lichaamsbeweging. Secundaire preventie: gericht op het vroegtijdig ontdekken en behandelen van gezondheidsproblemen zoal bijv: Als verzorgende heb je te maken met secundaire preventie in de vorm van het vroegtijdig signaleren en observeren van stoornissen en symptomen die op ziekte kunnen duiden of met zijn ziekte te maken hebben en die voorlichting en instructie behoeven van ander functieniveau. Klanten kunnen bijv. ook aankloppen via huisarts, project mantelzorgondersteuning of de zorgcentrale.
Denk hierbij aan klanten en mantelzorgers met chronische ziekte zoals reuma, CVA COPD MS enz. Tertiaire preventie: Is gericht op het voorkomen van uitbreiding, verspreiding of verergering van gezondheidsproblemen. Kan bijv bestaan uit: • Advies instructie over hulpmiddelen en het helpen van een zorgvrager bij het leren omgaan van hulpmiddelen die helpen beperkingen te overwinnen, zelfredzaamheid vergroten die door zijn ziekte ontstaan. • Voorlichting en adviseren leefregels, inname medicijnen, volgen dieet enz. • Adviseren en doorverwijzen andere hulpverleningsmogelijkheden zoals organisatie chronische ziekte, vrijwillige hulpdiensten vakantiemogelijkheden gehandicapten zieken.
Methodiek zorgplan AIV Vraag zorgvrager komt binnen in team en er word bekeken voor welke zorgverlener het geven van de AIV het meest geschikt is. Stappenplan (fases) AIV interventie. 1. Probleemanalyse: Uitzoeken wat precies het probleem is. 2. factoren bepalen: Kan bijv. zijn gebrek aan kennis, ervaring of de omstandigheden. 3. Doelen stellen. Je bespreekt je bevindingen met de zorgvrager en stelt doelen vast waaraan door middel van AIV gewerkt gaat worden. 4. De AIV activiteit: Je helpt de zorgvrager gezondheidsbevorderend gedrag aan te leren door bijv: kennis bij te brengen, door te verwijzen, iets aan te leren... 5. Evaluatie: Je gaat na of de AIV activiteit effect heeft gehad en waar nodig herhaal je een en ander, vul je aan en stel je doelen bij.
Vormen van voorlichting: Educatieve voorlichting: Educatie betekent onderwijs (leren) Je leert de zorgvrager hoe hij zijn eigen gezondheidsproblemen kan voorkomen en/of oplossen. Het doel ervan is dat hij voortaan zichzelf kan helpen. (instructie) Informatieve voorlichting Als je informatieve voorlichting geeft, verstrek je de zorgvrager informatie die hij nodig heeft om zelf een oplossing te kunnen vinden voor zijn gezondheidsprobleem. Je zorgt er bijv. voor dat hij begrijpt hoe zijn gezondheidssituatie is of wat er gaat gebeuren. De informatie die je geeft moet helder zijn en uiteraard van toepassing zijn op de zorgvrager. Het is belangrijk na te gaan of de zorgvrager de informatie goed begrijpt.
Adviserende voorlichting: Het is belangrijk dat deze op het juiste moment gegeven word en dat het de aandacht en interesse heeft van de zorgvrager. Laat zorgvrager voor en nadelen zien. De voordelen moeten voor hem opwegen tegen de nadelen waardoor de wens ontstaat om bepaalde gezondheidsbelemmerde gedragingen te veranderen. Is er een wens om iets te veranderen en behoeft dit ondersteuning. Het kan nodig zijn om de voorlichting in gedeeltes te doen. Sommige kunnen te moe zijn of zich moeilijk concentreren om te veel informatie op te kunnen nemen en je kan nagaan of het doel het beoogde resultaat heeft
Zorgplan AIV samen met door huisarts ondertekent aanvraagformulier product AIV inleveren bij Marcel. De primaire preventie wordt in zorgdossier beschreven.
zorgplan AIV Probleemanalyse:
Factoren:
Doel:
AIV activiteit:
Evaluatie:
zorgplan AIV Dhr …..12-03-2006
Probleemanalyse: • Dhr is ernstig COPD patiënt en snel vermoeid. • Aan/uittrekken elastische kousen lukt de heer nauwelijks • De heer heeft een hulpmiddel maar kan er niet mee om gaan. • De heer wil zo lang mogelijk zelfstandig blijven
Factoren: • Krachtsinspanningen maken dat de heer snel en lang vermoeid is. • De heer weet niet om te gaan met het hulpmiddel.
Doel: • De heer is minder vermoeid door inspanningen. • De heer word geïnstrueerd door met gebruik van het hulpmiddel de handelingen moeiteloos te kunnen uitvoeren . • De heer kent mogelijkheden om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven.
AIV activiteit: • Hulpmiddel (easy caran) word geïnstrueerd en bekeken word of het hulpmiddel de juiste is voor de heer en of er verdere instructie nodig is. • De heer uitleg geven over de aanvraag van hulpmiddelen. • Navragen of er ADL en huishoudelijke activiteiten zijn die problemen geven. • Afspraak gemaakt om over een week contact op te nemen met dhr. voor evaluatie.
Evaluatie:19-03-2006 • Heer weet hulpmiddel nu goed te gebruiken en het kost hem beduidend minder energie. • De heer heeft aanvraag douchestoel en beugels ingediend om zelfstandig te kunnen blijven douchen. • De heer kent traject voor vergoeding van de easy caran en heeft deze aangevraagd. • AIV is afgesloten.
Copinggedrag is een procesmatig gedrag waarbij structurele Coping Omgaan met problemen Mensen reageren verschillend als zij met problematische gebeurtenissen te maken krijgen. Hoe men op zo’n situatie reageert hangt sterk af van de aard en de ernst van het probleem en de situatie waarin men zich bevindt. Toch reageren mensen over het algemeen vaak op een eigen specifieke wijze. Coping verwijst naar cognitieve en gedragsmatige strategieën die mensen gebruiken om met probleem situaties om te gaan. (Lazarus en Folkman 1984) In het stress onderzoek neemt coping een belangrijke plaats in. (Tellegen en Winnubst 1986). eigenschappen van de persoon en omgeving herkenbaar zijn. Uit onderzoek is gebleken dat lichamelijke en psychische stoornissen veroorzaakt kunnen worden door het regelmatig gebukt gaan onder ingrijpende slepende probleem situaties. (Alswin 1994). Hier wordt duidelijk gesproken over “kunnen”. Niet iedereen die bloot staat aan psychische druk zal een lichamelijke of psychische stoornis ontwikkelen. Er zijn vele factoren te noemen die een rol spelen bij het ontstaan van stoornissen na een stressvolle gebeurtenis. Belangrijke factor hierbij is de wijze van waarneming, interpretatie en reactie van het individu. Deze zijn zeer persoonsgebonden. Een bepaalde gebeurtenis wordt door een persoon geïnterpreteerd en geëvalueerd. De beoordeling van de gebeurtenis bepaalt of het stressvol was of niet. Iedere emotionele beoordeling gaat gepaard met bio-fysiologische veranderingen. Na de beoordeling van een probleem volgt de reactie, de coping. Coping is de manier waarop iemand zowel gedragsmatig, cognitief als emotioneel op aanpassing vereisende omstandigheden reageert. Het is een proces dat uit vele afzonderlijke componenten bestaat, constant verandert en afhankelijk is van nieuwe omstandigheden en ervaring. Coping als probleemoplossend gedrag heeft een bepaalde effect. Het resultaat kan wel of niet effectief zijn. Door het effect, dat een bepaald probleem-oplossend gedrag heeft, kan beoordeeld worden of het een adequate of een inadequate vorm van coping betreft. Bij effectief copinggedrag zal men gezondheidsklachten beter kunnen voorkomen, het welzijn in standhouden of bevorderen. In sociaal opzicht voelt men zich prettig en de zelfwaardering wordt versterkt. Hierdoor is het interessant te weten welk copinggedrag effectief is of niet. Aangezien de effectiviteit van coping mede bepaald wordt door de situatie,( de duur, de context, de personen enz.) is het niet mogelijk om van te voren een absolute norm te stellen voor effectieve copingstijlen. Met andere woorden: adequate coping is situatie-afhankelijk. Een ernstige ziekte is een voorbeeld van een noodsituatie die sterk beroep doet op de copingvaardigheden van de betrokkene(n). Bij het omgaan met een ernstige ziekte zijn specifieke copinglijsten ontwikkeld, zoals de verschillende copinglijsten bij pijnklachten en de astma copinglijst. De wijze waarop men met een chronische ziekte omgaat is van belang voor het beloop van deze ziekte. Het heeft invloed op het hanteerbaar maken van de ziekte, het voorkomen van verergering van de ziekte en het bevorderen van herstel van de zieke persoon. Niet alleen het omgaan met de ziekte maar ook de interactie van en met de omgeving (familie, collega’s) heeft invloed op de ziekte en herstel. Een ernstige ziekte kan men zien als een catastrofe waarbij de zieke en zijn familie gedwongen worden zich te heroriënteren op de toekomst. Aanpassen (coping) op de veranderde omstandigheden is op velerlei wijzen mogelijk. De verschillende copingstijlen worden in de literatuur verschillend onderverdeeld zoals: · Probleem gericht c.q. emotie gericht. · Probleem gericht c.q. oplossing gericht · Actief c.q. passief De UCL (Utrechtse Coping lijst P.J.G. Scheurs e.a. 1993) verdeelt de copingvormen in drie categorieën: 1. Gericht op de probleemsituatie ( het veranderen van een probleemsituatie) 2. Gericht op de beïnvloeding van de perceptie en evaluatie ( het veranderen van de reacties door de waarneming en de interpretatie te veranderen) 3. Gericht op de arousal reductie ( de nare gevoelens verzachten met middelen, zoals roken en drinken) De meeste van deze copingvormen komen tegelijkertijd voor en zijn wisselend in aanwezigheid. In het dagelijks leven zijn de verschillende copingvormen ook vaak moeilijk van elkaar te onderscheiden. De verschillende copingvormen beïnvloeden elkaar. Wijzigingen in de situatie beïnvloeden de copingvormen en de perceptie beïnvloedt de copingvormen. Binnen de verschillende copingvormen zijn een zevental categorieën beschreven: 1. 2. 3. 4.
Probleemoplossing Wishful Thinking Probleemvermijding Sociale Steun Zoeken
5. 6. 7.
Cognitieve Herstructurering Zelfkritiek Emotionele Expressie
Verschillende functies van coping (UCL). 1. Coping als defensie mechanisme. Deze treden op bij angstverwekkende situaties waartegen men niets kan doen. Defensie mechanismen zorgen ervoor dat men de situatie “anders” waarneemt. Zij beschermen tegen waarneming en interne spanningen 2. Coping als persoonlijkheidskenmerk. De individuele consistente (gedragsmatig en cognitieve) benaderingswijze bij verschillende probleemsituaties. Hierbij wordt vaak gesproken over copingstijl. De coping stijl wordt gevormd door ervaring, persoonlijkheidskenmerken en gedragstijlen. Een copingstijl is een individuele voorkeur voor bepaalde combinaties van copingvormen in verschillende situatie 3. Coping als inter-actioneel proces. Het woord coping geeft mogelijk de indruk dat het een statische toestand betreft, maar het is een proces dat zich in de tijd afspeelt. Het is een inter-actioneel proces tussen de persoon en zijn omgeving. Copinggedrag is situationeel afhankelijk (situationeel copinggedrag) ofwel afgestemd op de druk die vanuit de omstandigheden wordt uitgeoefend. Men spreekt van copingstijl als hetzelfde copinggedrag over meerdere verschillende gebeurtenissen getoond wordt. Naarmate iemand dezelfde copingstijl vertoont onder verschillende en sterk uiteenlopende omstandigheden kan deze copingstijl meer rigide genoemd worden. Effectiviteit van coping De wijze van omgaan met belastende gebeurtenissen is van invloed op het psychisch, fysieke en sociaal welzijn van mensen. Dit betekent dat sommige copingstijlen effectiever zijn dan andere. Een effectief probleemoplossend vermogen heeft een positieve invloed op de gezondheid en het psychisch functioneren van een persoon. Dit betekent dat flexibiliteit van het copinggedrag en het uitbreiden van de copingvaardigheden een gunstige invloed hebben op de gezondheid en welzijn van de mens en effectief copinggedrag gezondheidsklachten helpt voorkomen. De effectiviteit van copinggedrag is alleen te meten binnen een bepaalde context. Coping strategieën die op het ene moment succesvol zijn, kunnen op het andere moment niet succesvol blijken te zijn. In de gebeurtenissen zijn te veel variabelen die van invloed zoals: de duur van de gebeurtenis, de plaats, de tijd, frequentie, intensiteit, voorspelbaarheid en controleerbaarheid van het moment enz. Ook de duur van het effect is niet voorspelbaar. Een goede coping strategie kan op korte termijn een probleemoplossend zijn terwijl deze op langere termijn niet effectief kan zijn. De persoonlijke eigenschappen spelen uiteraard ook een rol: de ervarenheid, de empathie, motivatie‘. Het copinggedrag wordt ook wel onderverdeeld in vier hoofd categorieën 1. 2.
Gedrag dat gericht is op de situatie: confrontatie, vermijding, niets doen. Gedrag dat gericht is op het beïnvloeden van de perceptie en evaluatie: optimisme, aanvaarding, berusting, pessimisme, catastrofereen
3.
Gedrag dat gericht is op de reductie van spanning
4.
Het uiten van emoties
Deze vier hoofdcategorieën van copinggedrag worden in de uiteindelijke utrechtse copinglijst onderverdeeld in zeven verschillende schalen. 1. Actief aanpakken: de situatie rustig van alle kanten bekijken, de zaken op een rijtje zetten, doelgericht en met vertrouwen te werk gaan om het probleem op te lossen 2. Palliatieve reactie: afleiding zoeken, zich met andere dingen bezig houden om niet aan het probleem te hoeven denken, proberen zich wat prettiger te voelen door te roken te drinken of zich wat te ontspannen. 3. Vermijden: afwachten: de zaak op zijn beloop laten de situatie uit de weg gaan of afwachten wat er gaat gebeuren. 4. Sociale steun zoeken: het zoeken van troost of begrip bij anderen, zorgen aan iemand vertellen of hulp halen. 5. Passieve reactie patroon: zich volledig door de problemen en de situatie in beslag laten nemen, de zaak
somber inzien, zich piekerend in zichzelf terugtrekken, niet instaat zijn om iets aan de situatie te doen, piekeren over het verleden. 6. Expressie van emoties: het laten blijken van ergernis of kwaadheid, spanningen afreageren. 7. Geruststellende en troostende gedachten hanteren: zichzelf geruststellen met de gedachte dat na de regen zonneschijn komt, dat anderen het ook wel eens moeilijk hebben of dat er nog wel een s ergere dingen gebeuren jezelf moed inspreken. Er zijn verbanden te leggen tussen copingstijlen en persoonlijkheidskenmerken waarmee gezegd kan worden dat typische vormen van coping een bepaalde persoonlijkheidstijl kenmerken. Er is bijvoorbeeld een relatie te leggen tussen coping en personen met psychosomatische stoornissen. In een vergelijkend onderzoek met mensen die geen enkele psychosomatische aandoening hadden scoorden mensen met psychosomatische klachten op alle punten hoger. Zij scoorden significant hoger op de punten: Palliatieve reactie, vermijden, sociale steun zoeken en expressie van emoties. Ook is enig verschil te herkennen in coping tussen mannen en vrouwen in werksituaties. Mannen geven de voorkeur aan cognitieve strategieën, vrouwen aan gedragsmatige en cognitieve strategieën. In thuis situaties en bij gezondheidsproblemen zijn er geen verschillen in coping tussen mannen en vrouwen geconstateerd. Leeftijd speelt ook een rol bij coping. Op latere leeftijd lijken mannen problemen minder actief aan te pakken en meer cognitieve strategieën te gebruiken. Ook vrouwen hebben een groter passief reactiepatroon en reageren meer met geruststellende gedachten. Personen met een lager opleidingsniveau scoren lager op actief aan pakken en sociale steun zoeken. Op de andere punten is er geen significant verschil. Vragenlijst Aangaande Coping met Specifieke Situaties of Symptomen (VACSS) Deze vragenlijst bestaat uit zelfbeschrijvingsvragen. Ook hier gebruikt men zeven verschillende schalen en meet men coping in een specifieke situatie. : 1. Sociale steun zoeken / uiten van emoties 2. Probleemgerichte coping 3. Cognitieve gerichte coping 4. Vermijding 5. Wensdenken 6. Afleiding zoeken 7. Algemene vragen De Ways of Coping Checklist (WVS Lazarus en Folkman) bestaat eveneens uit zeven verschillende schalen: 1. Planmatig en rationeel te werk gaan 2. Zichzelf de schuld geven 3. Afstand nemen 4. Dagdromen en wegvluchten in fantasie 5. Gevoelens laten blijken en sociale steun zoeken. 6. Positief denken persoonlijke groei humor 7. Wensdenken en emotioneel reageren
UCL Problemen 1 aanpakken/confroteren Palliatieve 2 reactie/afleiding zoeken 3 Afwachten/vermijden 4
Zoeken van sociale steun
5 Depressief reageren 6
Uiten van emoties/ boosheid
7
Geruststellende gedachten
VACSS
WCC
Planmatig en rationeel te werk gaan Dagdromen/wegvluchten Afleiding zoeken in fantasie Vermijding Afstand nemen Gevoelens laten Sociale steun zoeken/uiten blijken/sociale steun van emoties zoeken Zichzelf de schuld / geven/zichzelf verwijten maken Wensdenken/emotioneel Wensdenken reageren Positief Cognitief gerichte coping denken/persoonlijke groei/humor Probleemgerichte coping
Overgenomen uit:Tijdschrift .Klin. Psych 26e jrg.,nr 1 maart 1996
Op basis van de drie copinglijsten ( UCL,VACSS, WCC) heeft de afd. psychodiagnostiek van de KU te Leuven een nieuwe lijstgeformuleerd en op validiteit onderzocht de Leuvense copinglijst (LCL). Ook deze lijst bestaat uit zeven schalen. 1.
Sociaal reageren: steun zoeken en emoties uiten; De zorgen met iemand delen andere mensen de gevoelens tonen.
2.
Niets doen: afwachten, de situatie aanvaarden en het probleem vermijden; de zaak op zijn beloop laten, zich erbij neerleggen.
3.
Afleiding zoeken: nieuwe activiteiten zoeken om niet aan het probleem te hoeven denken en afleiding zoeken om de spanning te doorbreken.
4.
Positief denken: de zaak van de zonnige kant bekijken en zich gerust stellen doordat het wel mee zal vallen.
5.
Wensdromen en cognitief gericht reageren: hopen dat het in de toekomst beter gaat en dat alles goed komt.
6.
Destructief reageren en het uiten van kwaadheid: zin om alles stuk te slaan en dat niet doen, agressief worden.
7.
Gericht reageren: het probleem stap voor stap aanpakken, informatie zoeken bij anderen.