Acupuncture at the post-war city
Reflectieverslag
A.L. Hagg-Kleingeld 1514652 14-05-’13 Graduation Technical Universiteit Delft RMIT, architecture Transforming Neighbourhoods. Docenten: Lidwine Spoormans/Hielkje Zijlstra Wido Quist
Inhoudsopgave
Introductie
5
Thema
6
Methodologie
9
Ontwerp en Onderzoek
13
Literatuurlijst
21
- RMIT - Transforming neighbourhoods - Stadsacupunctuur -
Analyse Ontwerp onderzoek Ontwerp Conclusie Voorgeschiedenis Analyse Concept Stedenbouw Architectuur Materialisatie Conclusie
6 7 7
9 10 11 12 13 13 14 15 16 17 18
Introductie
Voor u ligt het rapport waarin gereflecteerd wordt op mijn onderzoeksrapport en mijn afstuderen om een echte architect te worden. Het onderzoek heeft zich gericht op Bos en Lommer en Slotermeer, twee vooroorlogse uitbreidingswijken. De wijken zouden afgebroken en vervangen worden, maar aangezien de tijden daar niet naar waren zijn ze beide nog vrijwel intact. De opdracht was om van deze toch wel problematische wijken weer bloeiende en positief bekendstaande wijken te maken, waar de mensen met plezier wonen. Het onderzoek startte met een zoektocht naar de sterke en zwakke kanten van het gebied en de mogelijke oplossing. Dit is uiteindelijk uitgewerkt tot een volledige oplossing. Dit onderzoek kan gezien worden als een case study. Het is niet bedoeld om slechts een oplossing te zijn voor dit gebied, maar is onderdeel van een groter geheel. Het sociale idee achter de vooroorlogse woonwijken is al heel snel verouderd. Vandaag de dag hebben de wijken te kampen met allerlei grote problemen als hangjongeren en criminaliteit. Hoe we hier precies mee om moeten gaan en wat de oplossing is voor dergelijke wijken is een belangrijke opgave. Er is hier al vrij veel over geschreven. Voor dit specifieke onderzoek is in eerste instantie ingegaan op de kleine interventies. Uiteindelijk is dit uitgegroeid tot een opeenstapeling van kleinere interventies die een sterke verbinding met elkaar hebben. Het totale proces en het uiteindelijke ontwerp worden beschreven in dit rapport. Verder worden hier en daar kritische vragen gesteld bij de gezette stappen. Het verslag bestaat uit drie delen. Allereerst zal er dieper ingegaan worden op het thema van de studio en de verbinding met het afstudeerthema van dit specifieke onderzoek. Vervolgens wordt de methodologie van het onderzoek onder de loep genomen. Het verslag sluit af met een uitgebreide uitleg op het uiteindelijke ontwerp en een reflectie op de onderzoeksvraag. Ik wens u veel leesplezier, Lous Hagg-Kleingeld 1514652
reflectieverslag A.L. Hagg-Kleingeld 15114652, 14-05-’13
5
Thema
RMIT
6
reflectieverslag A.L. Hagg-Kleingeld 15114652, 14-05-’13
In Nederland is een grote hoeveelheid leegstaande functionele ruimte. Dat we nadenken wat hiermee kan gebeuren is niet meer dan logisch. RMIT, de afdeling van architectuur die zich richt op deze bestaande voorraad, probeert hier een antwoord op te vinden. RMIT staat voor Renovatie, Modificatie, Interventie en Transformatie, het gaat dus over veranderen, aanpassen of opnieuw doen. De laatste drie termen, die op drie verschillende manieren uitleggen hoe je iets opnieuw kan doen, zijn volgens Jo Coenen toe te passen op drie verschillende schalen. Transformatie gaat over veranderingen op grote schaal: De stedenbouwkundige aanpassingen, of zelf interstedelijke renovaties. Interventie staat voor veranderingen op gebouw niveau: De herinrichting van een bestaand gebouw vaak in combinatie met een functieverandering, maar ook toepasbaar gebouwen die dezelfde functie bewaren, maar waarin slechts de plattegrond aangepast wordt. De laatste term, modificatie, gaat over veranderingen op de kleinste schaal, het detail of de materialisatie. Het zijn de chirurgische ingrepen die net als een operatie toch op een veel grotere schaal invloed uit kunnen oefenen. De drie schalen hangen dan ook sterk met elkaar samen. RMIT beweegt zich tussen deze verschillende velden in. Daarnaast probeert het een weg te vinden tussen eigentijdse architectuur, oude waarden en nieuwe regels. Er is een groot spanningsveld waartussen de renovatiearchitect zich beweegt, misschien nog wel groter dan dat van de gewone architect. (Coenen 2007) Paul Meurs legt hier het een en ander over uit. Hij heeft het over deze verschillende lagen die belangrijk zijn, maar daarnaast ook de verschillende groepen die binding hebben met een project of er invloed op uit kunnen oefenen. Mensen houden van een bepaalde plek of gebouw om verschillende redenen. Dit leidt automatisch tot een andere benadering. Zo kan ouderdom de grootste waarde zijn die een gebouw waarborgt. Het gebouw heeft zichzelf bewezen door een bepaalde leeftijd te halen. Zoals ouderen gerespecteerd dienen te worden, zo geldt dat ook voor oude gebouwen. Anderen vinden het ontwerp leidend voor de ingreep. Dit kan leiden tot verregaande restauratie. Weer anderen vinden het gebouw als object belangrijk, of misschien niet eens het gebouw zelf, maar de context van het gebouw die het de waarde geef die het heeft. Een inmiddels overbekend voorbeeld is de fietstunnel onder het Rijksmuseum, die onverwacht een hele hoop commotie heeft veroorzaakt hoewel het niet eens onderdeel van het gebouw zelf was. Het laat zien wat het belang is van context. En wat een gebouw ook in de context kan
betekenen. (Kruyswijk 2012 2012). Transforming neighbourhoods Hier gaat RMIT dus over, over gebouwen, maar gebouwen met een bepaalde voorgeschiedenis en dus een bepaalde binding met gebruikers of voorbijgangers en omwonenden. Mens en gebouw zijn bij het ontwerpen binnen de renovatie niet van elkaar te scheiden (Meurs 2012). De specifieke afstudeerstudio waar dit onderzoek onderdeel van uitmaakt is het onderzoek naar stedelijke vernieuwing in de uitbreidingswijken in de drie steden Rotterdam, Den Haag en Amsterdam, onder leiding van Lidwine Spoormans en Wido Quist. Inmiddels zijn de ontwerpen voor Rotterdam en Den Haag afgerond. Dit onderzoek maakt deel uit naar de uitbreidingswijken door Van Eesteren in Amsterdam Nieuw West. In het boekwerk dat verschenen in naar aanleiding van het onderzoek in Rotterdam spreken Wido Quist en Lidwine Spoormans over de urgentie voor nieuwe oplossingen voor de complexe problemen waar verschillende wijken in de grote steden mee te kampen hebben (Quist and Spoormans 2012). Dit sluit aan bij de het eerste introductiecollege van Lidwine, waarin de verschillende onderzoeksgebieden werden geïntroduceerd. Het probleem dat geponeerd werd is dat de bestaande woningvoorraad onderhevig is aan een voortdurende degradatie. Mede dankzij een vrij complexe situatie waarin de economische situatie, sociale omstandigheden, financiële middelen en het fysieke uiterlijk van de wijk een rol spelen. De wijken zouden tot voor kort op de schop gaan om vervangen te worden voor nieuwe, duurdere woningen. Dit zou een oplossing zijn voor de negatieve stigmatisatie waar het gebied aan onderhevig is, namelijk dat het er onveilig, oud, vies en saai is. Door de economische crisis zijn deze plannen in veel gevallen uitgesteld tot 2020. Tot die tijd gebeurt er vrijwel niets aan de wijk, wat de toch al wankele situatie niet verbetert. Daarnaast zijn de woningen technisch vaak weinig duurzaam. Kortom, het is tijd voor een nieuwe, slimme strategie om de wijk er weer bovenop te helpen. Aan ons de taak hier over na te denken, waarin de oplossing zou moeten liggen in kennis van de geschiedenis, begrip voor de complexiteit van de wijk en de wetenschap dat woningbouw het liefst economisch realistisch zou moeten zijn. Er is vraag naar visionaire oplossingen op dit gebied (Spoormans 2012).
Groei Amsterdam
Stadsacupunctuur De wijk in Amsterdam Nieuw West waar dit onderzoek over gaat is de Nieuwenhuysenbuurt. De Nieuwenhuysenbuurt kampt met alle bekende problemen van dit type wijken. De wijk is ontworpen vlak voor de tweede wereld en pas elf jaar na de oorlog uitgevoerd. Het is het laatste puzzelstukje van Slotermeer Noord en grenst aan plein ‘40-45, wat het centrum is van Amsterdam Nieuw West. Net als vele andere wijken zou ook deze wijk gesloopt worden om plaats te maken voor nieuwbouw. Het ontwerp dat voort komt uit dit onderzoek borduurt voort op de geschiedenis van de wijk en denkt verder op de krachten van de bestaande situatie. Uitgangspunt voor het onderzoek was het gebruik van stadsacupunctuur. Dit is een theorie die gebaseerd is op de Chinese
Slotermeer-Noord
reflectieverslag A.L. Hagg-Kleingeld 15114652, 14-05-’13
7
Bug dome, casagrande (Casagrande 2011)
stadscupunctuur AgNova (Fasade 2012)
stadscupunctuur AgNova (Fasade 2012)
8
reflectieverslag A.L. Hagg-Kleingeld 15114652, 14-05-’13
geneeswijze, acupunctuur. Stadsacupunctuur richt zich op kleinschalige gebiedsontwikkelingen. Deze kleinschalige ontwikkelingen hebben als doel een groot gebied te bereiken. Een vorm van dit type stedenbouw komt bij de Finse architect Marco Casagrande vandaan. De stad is vergelijkbaar met een levend organisme. Stadsacupunctuur grijpt de collectieve onderliggende krachten die in de stad aanwezig zijn aan en reageert hier op. Architectuur kan hierin de naalden produceren die de stedenbouwkundige interventies mogelijk maken (Casagrande and Rintala 2003). Mede door de huidige maatschappelijke, culturele, maar ook economische situatie, wordt deze vorm van stedenbouw ook in Nederland steeds meer toegepast. De Nederlandse vertaling van deze toch wel abstracte theorie is veel praktischer van aard. De theorie wordt vertaald als kleine projecten die bottom-up geïmplementeerd kunnen worden. De rol van architect is dienend. Het doel van de projecten is de leefomgeving te verbeteren en meer samenhang te creëren op verschillende stedenbouwkundige niveaus. Het verschil tussen gewone kleine interventies en stadsacupunctuur is dat het niet gaat om het ontwerpen van een definitief plan, maar het in gang zetten van een proces voorafgegaan aan een positieve impuls. Het meest opvallende verschil in de interpretatie van de theorie van Casagrande is de manier waarop de interventies tot stand moeten komen. De aanpak van Casagrande is traag en sluipend. De scheuren in het landschap zijn de aanknopingspunten voor een nieuwe samenleving. De Nederlandse aanpak is veel pragmatischer. Het doel is het oplossen van de problemen van die specifieke locatie. De scheuren in het landschap staan voor de aanwezige problemen die hersteld dienen te worden (Kleingeld 2013) De vraag die gesteld werd voorafgaand aan het onderzoek was of het mogelijk is om door middel van stadsacupunctuur deze specifieke wijk een impuls te geven. Het proces van het onderzoek en de reflectie op het resultaat zullen verder aan bod komen in hoofdstuk 3. RMIT gaat over verschillende schalen en over mensen. Acupunctuur probeert op een impuls te geven en door middel van een speldenprik een oplossing te vinden die mensen samenbind en activeert. Daarmee geeft de theorie ook antwoord op de culturele en economische situatie. Amsterdam West is een typisch voorbeeld van een wijk die een positieve impuls kan gebruiken. Ooit gebouwd met goede intenties, maar inmiddels verworden tot een schrikbeeld. Het onderzoek richt zich op de mogelijkheid om stadsacupunctuur in te zetten als oplossing voor een specifieke wijk in Amsterdam West. Is stadsacupunctuur een goed bruikbare oplossing en wat zijn de grenzen van dit middel?
Methodologie
In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op de methodologie van de studio en de tijdens dit onderzoek gebruikte methodes. De studio is opgeknipt in drie delen. De analyse, het ontwerponderzoek en het ontwerp. Analyse In het eerste kwartaal wordt de wijk zo goed mogelijk geanalyseerd. Er wordt achtergrondinformatie verzameld door middel van boeken en lezingen en dit wordt gebundeld in een P1 rapport. Dit rapport beschrijft het onderzoek, waarin de waardes van de wijk centraal staan. In dit onderzoek is dit gebeurd door eerst een globale analyse te maken van geschiedenis van Amsterdam en de achtergrond van Bos en Lommer en Slotermeer. Daarna is er in meer detail gefocust op Slotermeer Noord. Vervolgens wordt er ingezoomd op de Nieuwenhuysenbuurt. Eerst de Nieuwenhuysenbuurt als geheel, vervolgens de verschillende bouwblokken en als laatste de verschillende woningtypen. Om de geschiedenis van Slotermeer goed te begrijpen was het ontwerp van Van Eesteren erg belangrijk. Daarom zijn de fundamentele waarden van Het Nieuwe Bouwen, de groep waar van Eesteren deel van uitmaakte, onderzocht en geïmplementeerd in de analyse van de gebouwde omgeving. Daarnaast vertellen de waarden beschreven door deze groep ook iets over de tijdgeest. Om goed te begrijpen waarom de wijk zo is opgezet is het belangrijk ook deze kant van het verhaal te begrijpen. Het doel van dit onderzoek was om de scheuren in het landschap op te sporen. Wat zijn de zwakke kanten van de wijk, wat de schurende plekken, maar ook, wat is er juist sterk? Dit sluit ook aan bij de specifieke oplossingsrichting die is gekozen voor dit onderzoek. Zoals beschreven in het vorige hoofdstuk ligt de focus op de stadsacupunctuur. Om dit te begrijpen en op de juiste manier in te zetten is tijdens de P1 onderzoek gedaan naar verschillende bestaande oplossingen voor stadsacupunctuur. Het onderzoek kan uitgelegd worden aan de hand van een model dat geïntroduceerd wordt door Wido Quiste tijdens de eerste kennismaking. Er zijn drie verschillende schalen waarop een analyse gemaakt kan worden. De stedenbouwkundige schaal, de architectonische schaal en de materialisatie van een buurt. Om een duidelijk beeld van de ontwikkelingen van deze drie verschillende lagen te krijgen worden ze uitgezet tegen de functie tijd. Door middel hiervan kan een matrix gemaakt worden die de verschillende interventies door de tijd heen weergeeft. In dit model is t-0 het moment waarop het gebouw nog niet bestond, de voorgeschiedenis. Daarbij is t-1 het moment van bouwen, t-2 de eerste interventie, bijvoorbeeld het plaatsen van nieuwe raamkozijnen, t-3 de tweede etcetera. Vervolgens staat t-n voor
reflectieverslag A.L. Hagg-Kleingeld 15114652, 14-05-’13
9
de toekomst van het gebouw. Dit afstudeeronderzoek en het uiteindelijke ontwerp zouden aan deze matrix toegevoegd kunnen worden en maken onderdeel van uit van die tijdsbepaling. Aan deze methode heb ik de onderzoekmethode van Elize van Dooren toegevoegd. Zij doet onderzoek naar ontwerponderwijs aan de faculteit bouwkunde. Daarvoor heeft zij het ontwerpproces van een architectuurstudent onderzocht. Ze onderscheidt vijf verschillende gebieden waar elk ontwerp uit is opgebouwd, namelijk vorm, materialisatie, functie, context en de sociale context. Dit zijn tevens de vijf lagen waar mijn analyse zich op richt. Hierin wordt de huidige situatie vergeleken met de situatie door de jaren heen. Ontwerponderzoek In het tweede kwartaal wordt onderzoek naar mogelijke ontwerpoplossingen gedaan. De oplossingen komen voort uit de analyse zoals het beschreven was in mijn P1. Het doel van dit kwartaal is om verschillende oplossingen te vinden waarmee de scheuren in het landschap opgelost kunnen worden. Daarvoor was een aantal elementen leidend: De stedenbouwkundige inbedding van de wijk, de waardes van ‘Het Nieuwe Bouwen’ en de structuur van de wijk zelf. Vanuit deze drie elementen is geprobeerd de verschillende delen van de wijk met elkaar te verbinden. Naast kennis van de context en de achtergrond zijn twee dingen belangrijk voor het maken van een goed ontwerp: Het onderlinge verband tussen stedenbouw, techniek en architectuur en de invloed die deze drie op elkaar uitoefenen en een duidelijk thema waar het project op te reflecteren en aan op te hangen is. Dit concept of archetype is voor het ontwerponderzoek bepalend geweest, helaas ten koste van de toepassing van stadsacupunctuur in de wijk. In het P1 research rapport wordt de methodologie voor het tweede kwartaal beschreven als een keuze voor een bepaalde stadsacupunctuur GATHERING INFORMATION ANALYSES
Acupuncture Casagrande
Nieuwenhuysenbuurt
DaF Hospers AG nova
Jan van Zwanenburg Slotermeerlaan Burg. v/d Vlugtlaan Nieuwenhuysenstraat
Amsterdam Van Eesteren Slotermeer
DESIGN
reflectie
used method
shape materialisation function context social context
RESULT
Possible intervention Urban Architecture Detail
Uitwerking Urban Architecture Detail
Choice intervention
reflectie
development
infrastructure historie function future technical
figuur 1: ontwerpschema
10
DESIGN RESEARCH
reflectieverslag A.L. Hagg-Kleingeld 15114652, 14-05-’13
P1
P2
P4
benadering. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de methode van Hospers, een stedenbouwkundig onderzoekbureau, het meest aantrekkelijk is om te gebruiken in het onderzoek. Hospers heeft een toolkit bedacht waarmee bloemkoolwijken uit de jaren tachtig herontworpen kunnen worden. Daarbij onderscheidden ze een heel aantal verschillende schalen waar verschillende oplossingen bij horen. Toendertijd was het plan om het onderzoek van Hospers te gebruiken als voorbeeld bij het ontwerponderzoek. In de laatste periode zou een aantal van die deeloplossingen in een totaalbeeld ontwikkeld kunnen worden. Door het onderzoek in de tweede periode meteen al vast te zetten aan een thema dat bepalend was voor zowel de architectuur als de stedenbouw van de wijk, is de mogelijkheid niet langer open om onbevooroordeeld verschillende oplossingen te verzinnen. Aan het eind van dit kwartaal is een totaal ontwerp gepresenteerd waar alle elementen in naar voren kwamen, maar waarin stadsacupunctuur sterk naar de achtergrond was gedreven. Ontwerp Het derde deel van het afstuderen is het masterplan uitwerken tot een volledig ontwerp. Het doel is om tot een totaalplan te komen waarbij de student bewijst dat het de juiste vaardigheden ontwikkelt heeft om zich straks na het afstuderen architect te noemen. Zoals hiervoor al beschreven, was het plan om de toolkit ontworpen tijdens het ontwerponderzoek te gebruiken voor de uiteindelijke interventies. Dit ontwerp zou een combinatie worden van verschillende deeloplossingen. Omdat er tijdens het onderzoek uiteindelijk geen toolkit ontworpen is zag het laatste deel van het afstuderen er dus ook iets anders uit. De overgang van het ontwerponderzoek naar het uiteindelijke ontwerp was moeizaam. Tijdens de vooropleiding is er vrijwel nooit een project veel verder dan de conceptfase uitgewerkt. In de bachelor duren projecten vaak 6-8 weken, waardoor al heel snel van concept naar uitwerking gegaan
figuur 2: ontwerpproces (Quist,2012) reflectieverslag A.L. Hagg-Kleingeld 15114652, 14-05-’13
11
wordt. Goede reflectie op het ontwerpproces is daarom niet mogelijk. Tijdens de Msc1 kom je hier wel mee in aanraking, maar ook daar merkte ik moeite te hebben steeds verder doorontwikkelen van een eerste idee. Daarnaast is het uitwerken van het ontwerp zeker niet het einde van het onderzoeken. Het was lastig om opnieuw kritische vragen te stellen bij dit, voor het gevoel, complete product. Uiteindelijk is begonnen met een reflectie op het ontwerp. Waar zitten nog zwakke punten, wat is al uitgedacht en wat is nog niet zeker? Vervolgens is hier naar onderzoek gedaan. Ook ontstaan er nieuwe vragen wanneer men na gaat denken over detaillering en materialisatie. Zijn er andere constructieve middelen, zijn de ruimtes logisch, hoe sluit oud en nieuw op elkaar aan? Daarin was het meest complexe om alles bij elkaar te krijgen. Oud en nieuw, de interventies in de verschillende gebouwen, de aansluiting met de stedenbouw. Wat voor taal spreekt het nieuwe en hoe verhoudt zich dit tot het bestaande? In hoofdstuk 3 zal verder ingegaan worden op de uiteindelijke uitwerking van deze punten. Om het thema stadsacupunctuur een nieuwe kans te geven is besloten in de derde week van deze periode me aan te sluiten bij een lopend onderzoek over deze theorie door AGNova architecten. Zij waren enthousiast om het ontwerp te betrekken in hun onderzoek, maar naar mijn mening was dit lastig te koppelen. Daarbij heb ik wel een achtergrondartikel voor ze geschreven en hebben we een aantal keren contact gehad over de voortgang van het onderzoek, maar er is helaas niet echt iets uitgekomen tot nu toe. Toch was het goed om een keer van gedachten te wisselen met mensen die in het veld bezig zijn om stadsacupunctuur toe te passen. Het heeft geholpen om de grenzen van theorie zichtbaar te maken. Conclusie Hoewel begonnen was met een heldere stellingname voor zowel het proces als het ontwerp is halverwege het jaar de ontwikkeling gestokt en maar weer mondjes maat op gang gekomen. Misschien heeft dit te maken met de zaken die naast het afstuderen ook bezig waren, of met de lengte van het proces, maar het kan ook liggen aan de lastige verhouding met tussen het thema stadsacupunctuur, en de regels die verbonden zijn aan het afstuderen. Doordat er afgeweken werd van de planning tijdens de onderzoeksperiode was de gelaagdheid van het onderzoek weg. Door het sterke concept kan er wel op dezelfde manier voortgeborduurd worden, maar de argumentatie voor een aantal elementen is wat naar de achtergrond geschoven. Mijn keuze om mijn ontwerp niet zoveel aan te laten sluiten bij het onderzoek van AGNova architecten heeft een dubbel gevoel. Allereerst had ik, wanneer ik ingestemd was met hun voorwaarden, een mogelijkheid om stadsacupunctuur op de juiste manier in te zetten in het ontwerp. Aan de andere kant beperkt dat het ontwerponderzoek doordat de oplossingen in één gebied gezocht moeten worden. Dit had ten koste kunnen gaan van het project. Namelijk, als stadsacupunctuur leidend was geweest voor het uiteindelijk ontwerp, en het antwoord op de onderzoeksvraag was “nee, het kan niet” geweest, dan zou dat betekenen dat het ontwerp niet voldoende is.
12
reflectieverslag A.L. Hagg-Kleingeld 15114652, 14-05-’13
Ontwerp en Onderzoek In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op de relatie tussen het onderzoek en het uiteindelijke ontwerp. Het laat de verweving zien tussen de waardes van het gebied zoals ze geformuleerd zijn in de analyse en de toegevoegde waarde van de uiteindelijke interventie. Voorgeschiedenis Zoals beschreven in het vorige hoofdstuk is in de eerste periode een uitgebreide analyse gemaakt van de bestaande situatie. Het onderzoek is uitgevoerd op het gebied in Slotermeer-Noord, de Nieuwenhuysenbuurt. Deze wijk is gebouwd in een tijd waar de waarden rondom woningbouw opnieuw geformuleerd werden. De woningen zijn gebouwd als vervanging van de krotten rond de Haarlemmervaart en de Jordaan. De armste mensen woonden in donkere, vochtige kelders of tochtige krotten. Deze nieuwe sociale woningbouw zou hier een einde aan maken. De waarden lucht, licht en ruimte waren de sleutelwoorden voor deze nieuwe woningbouw. Een veel gebruikt type is de portiekwoning. Deze woningen werden oost-west georiënteerd. Door het weglaten van de noord-zuid georiënteerde woningen, die in het voorgaande gesloten woningblok nog wel aanwezig waren, hadden de woningen ultieme bezonning. Dit werd versterkt door de grote ramen, die genoeg zonlicht binnen lieten en uitzicht gaven op grote groene gebieden. Woningen in Slotermeer zijn dan ook vaak omgeven door een stuk groen. Door deze nieuwe woningbouw konden de lagere sociale klassen zich verheffen en verbeteren. Vaak werd aan dit nieuwe woningtype ook een opvoedcursus gekoppeld voor de huisvrouw waar zij leerde hoe om te gaan met de nieuwe vernuftigheden van haar huis. Analyse In de Nieuwenhuysenbuurt zien we de portiekwoning in een redelijk pure vorm. De blokken staan op een groen eilandje. De entrees liggen aan de oostzijde. Toch is er iets bijzonders aan de hand. De wijk vormt namelijk de afsluiting van Slotermeer-Noord. Het is het laatste puzzelstukje, afgeschermd door middel van het gekromde blok op aan de Jan van Zwanenburghof. Dit blok staat als een uniek stukje architectuur tussen verder zeer ingetogen gebouwen. De overige gebouwen van de Nieuwenhuysenbuurt sluiten aan bij de achterliggende architectuur en komen een beetje rommelig bij elkaar. Het lage blokje aan de Burgermeester van der Vlugtlaan is een vervolg op de overige blokken aan deze laan. Het gebouw aan de Slotermeerlaan lijkt aan te sluiten bij het tegenoverliggende blok, en de blokken aan de Nieuwenhuysenstraat sluiten aan bij de blokken aan de andere zijde van de Slotermeerlaan. Door deze aansluiting ontstaat
reflectieverslag A.L. Hagg-Kleingeld 15114652, 14-05-’13
13
er in de kromming van de Jan van Zwanenburghof een groot plein. Aan de architectuur is opvallend dat de blokken vrij gedetailleerd zijn voor het type architectuur. De verfijning in de bakstenen gevel en de dakranden is eigenlijk vrij gedateerd voor de tijd waarin de blokken gebouwd zijn. Door de jaren heen is er eigenlijk vrij weinig gebeurd in de buurt. Toch is de wijk veel veranderd. Allereerst zijn de groene gebieden afgesloten voor publiek. Het zijn nu groene gaten in het stedelijk weefsel die alleen te bekijken zijn. Hierdoor komen de blokken op eilandjes te staan en wordt de afstand tot de publieke ruimte groter. Dit wordt nog eens versterkt door toename van het aantal parkeerplaatsen in het gebied. Een ander gevolg van deze twee veranderingen is dat straten erg smal worden en ook niet meer bruikbaar voor ander gebruik dan als toegang tot de woningen. De ruimte tussen de bouwblokken is eigenlijk heel groot, maar oogt nauw. Een ander gevolg van de toename van het aantal auto’s is dat al de openbare ruimte verworden is tot parkeerruimte. De oriëntatie van de gebouwen is afgekeerd van het plein aan de Jan van Zwanenburghof. En afgekeerd van elkaar. De gebouwen keren elkaar letterlijk de rug toe. Daarnaast is het plein omlijst door parkeerplaatsen. Het plein is daarom ook niet de juiste plaats voor contact en ontmoeting. Een andere verandering die niet op het architectonisch vlak ligt, maar wel invloed heeft op de wijk is de veranderde bewoners. De groep eerste bewoners was een redelijk gemengd gezelschap van gezinnen uit een lagere sociale klasse. Mede door de ligging van de wijk, vrij dicht bij Schiphol, bestaat de wijk inmiddels voornamelijk uit allochtone jonge gezinnen of één-ouder-gezinnen. Dit is de ene groep. De andere groep bestaat uit ouderen die nog tot de eerste bewoners van de wijk behoren. Deze kennen de wijk nog van toen ze net gebouwd was en hebben de hele ontwikkeling meegemaakt. Er is vrijwel geen contact tussen beide groepen. Als gevolg van de slechte binding tussen de mensen in de wijk voelen veel bewoners zich er niet veilig. Daarnaast voelen veel mensen zich niet verantwoordelijk voor hun woning of woonomgeving. Dit zorgt voor verwaarlozing van de publieke ruimte en de woningen zelf. Het een versterkt het ander weer. Aangezien dit proces al enige tijd aan de gang is, worden de verschillende negatieve krachten alleen maar meer en meer versterkt. Concept
14
reflectieverslag A.L. Hagg-Kleingeld 15114652, 14-05-’13
In de wijk is dus een aantal architectonische elementen aanwezig dat het tij zou kunnen keren. Het plein in de wijk is het hart van de wijk, maar wordt op dit moment niet zo gebruikt. Mede door de oriëntatie van de gebouwen. De wijk als laatste puzzelstukje van Slotermeer-Noord geeft al aan dat het een speciale functie heeft en dus ook op een bijzonder manier behandeld zou moeten worden. Het uiteindelijke ontwerp is dan ook gebaseerd op drie peilers die een antwoord zouden moeten geven op de verschillende problemen in de wijk en de waardes van de wijk versterken. Deze drie peilers zijn identiteit, eenheid en veiligheid. Identiteit gaat over herkenning. Onder de bewoners lijkt het gevoel heersen dat zij het afvoerpuntje van de samenleving zijn. Om de andere peilers te bereiken is het belangrijk dat de bewoners zich erkend voelen en dit ook
uit kunnen dragen naar hun omgeving. De mensen mogen het gevoel hebben dat waar zij wonen het bijzonder is. Dat ze weer trots worden op hun leefomgeving en er zorg voor willen dragen. Eenheid gaat over het onderlinge verband tussen de bewoners. Momenteel kennen mensen elkaar niet. Wanneer mensen zich identificeren met een gebied komt ook de behoefte om te weten wie er nog meer deel uit maakt van dit specifieke buurtje. Want het is ‘onze buurt’. Als gevolg van het kennen van elkaar neemt de gevoelsmatige veiligheid toe en zullen mensen elkaar ook sneller aanspreken. Voor zowel een praatje als over eventueel ongewenst gedrag. Want het is ‘onze buurt’. En onze buurt is een fijne buurt, waar je goed en veilig kan spelen, en die er opgeruimd en netjes uitziet. Deze drie peilers, identiteit, veiligheid en eenheid, vinden hun oorsprong in het archetype van een Fort. Dit is dan ook uitgangspunt voor de oplossing. Dit archetype wordt verwezenlijkt door het afsluiten van de wijk en door het verstevigen van de bestaande architectuur. Daarnaast worden er verschillende openbare ruimte aan gegeven. Dit gebeurt door toevoegen van volumes en het herontwerpen van de infrastructuur. Met openbare ruimte worden zowel de pleinen als de straten en stegen bedoeld. Stedenbouw De eerste en belangrijkste openbare ruimte is het representatieve grote plein en de bijbehorende route. Het grote plein is de plek waar vroeger de ridders hun spelen hielden. Waar de troubadours hun liederen zongen en de openbare executies voor volkvermaak zorgden. Het is de plek waar een buurtbarbecue of een buurtfeest gegeven wordt. Waar de jeugd uit de buurt een optreden organiseert, of de kinderen een musical opvoeren. De weg ernaar toe heeft een grootse entree en een brede straat begeleid door de colonnade van een nieuwbouwblok. Dit bouwblok maakt deel uit van de stadswal. Het bestaande gekromde gebouw aan de Jan van Zwanenburghof wordt aan beide uiteinden doorgetrokken in twee even hoge bouwblokken die extern een dreigend signaal zijn, maar naar binnen toe de wijk intimiteit geven. Het tweede type openbare ruimte zijn de voorhoven. Door het plaatsen van volumes tussen de bestaande Nieuwenhuysenblokken worden de
reflectieverslag A.L. Hagg-Kleingeld 15114652, 14-05-’13
15
losse eilandjes tot lange stroken die een intiemer karakter hebben dan het grote plein. Ze vormen met zijn tweeën de voorhoven. Hier worden de laagdrempelige contacten gelegd. Hier kunnen de kinderen veilig met elkaar spelen. Spreken de ouders in de buitenkamers met elkaar en wordt een fiets gerepareerd. Belangrijk daarvoor is het opdelen van het groen. In de oude situatie vormde het groen een barriere. In de nieuwe situatie is er meer ruimte gemaakt voor ontmoeting, door het maken van woonkamers, het verbreden van de stoep, het maken van ruime parkeerplekken en duidelijk ondergeschikte rol van de auto. Hierdoor ontstaan veilige en vriendelijke hoven. Hiervoor is het groen in oude vorm opgegeven, maar in een nieuwe vorm, namelijk als actief onderdeel van de publieke ruimte terug geplaatst. Architectuur
16
reflectieverslag A.L. Hagg-Kleingeld 15114652, 14-05-’13
Een andere toegevoegde waarde van het toevoegen van de nieuwe bouwblokken is de mogelijkheid om een andere woningtypologie te maken dat beter aansluit bij de hedendaagse vragen en eisen, of een andere doelgroep aantrekt. Momenteel wonen er voornamelijk ouderen en jonge allochtone gezinnen. Onderling is er weinig contact. De nieuwe doelgroepen als starters, singles en studenten kunnen de brug vormen. De woningen die een extensie zijn van de bestaande Jan van Zwanenburghof zijn bedoeld voor ouderen, alleenstaanden of starters. In het nieuwe blok aan het plein zijn vierkamerportiekwoningen met lift gemaakt wat ook het wonen in grotere gezinnen, of gezinnen met grotere kinderen aantrekkelijker maakt. Aan de oostzijde van dit blok zijn tevens een aantal studentenwoningen toegevoegd. Voor beide woningen geldt dat er ook op de begane grond gewoond wordt. De buitenruimte voor de woning kan door de bewoner naar eigen goeddunken worden ingericht. De toegevoegde blokken in de Nieuwenhuysenstraat vormen letterlijk een knoop met elkaar. De bestaande blokken komen hier samen. Dit wordt uitgewerkt in een vrij gecompliceerde vorm van twee rechthoekige volumes die over elkaar heen schuiven en elkaar de hand schudden. De woningen in het onderste blok zijn splitlevelwoningen van ongeveer 120m2. Door de ruime kamers zijn de woningen ook handig voor gezinnen met oudere kinderen. In de woningen is genoeg ruimte waar jongeren zich terug kunnen trekken wat op een bepaalde leeftijd een erg belangrijk is. De woningen zijn gekoppeld aan de onderste appartementen van het bovenste blok. Het gezin en hun grootouders kunnen op die manier bij elkaar blijven wonen. Een trap in de overdekte buitenruimte geeft toegang tot de andere woning. Daarnaast zijn er aanpassingen gemaakt in de bestaande architectuur.
Ook hierin wordt ingezet op het verbeteren van de woonkwalitetit en het aantrekken van een andere doelgroep. Zo zijn aan de Jan van Zwanenburghof op de begane grond de garages omgebouwd tot laagdrempelige winkelruimte. De aanpassingen aan de bestaande garages zijn zo klein mogelijk gehouden om de winkelruimte betaalbaar te maken voor de doelgroep. De gemaakte aanpassingen zijn de isolatie van vloeren, het plaatsen van een WC met een klein keukenblokje en het inbouwen van een winkelruit ter plaatse van de garage deur. Ook in de Nieuwenhuysenstraat zijn een aantal aanpassingen gemaakt aan de bestaande woning. De woning op de begane grond heeft een nieuwe indeling gekregen. Waar eerst op de begane grond twee slaapkamers zaten is nu een woonkamer en een keuken. Boven bevinden zich drie slaapkamers en een redelijk grote badkamer. Tevens zijn de vloeren en de gevels geïsoleerd. De woning zou ideaal zijn voor een gezin met kleine kinderen. De entree van de woning bevindt zich aan wat nu de achterkant van de woning is. Hierdoor ontstaat in het hof een heel ander straatbeeld. De straat wordt nu tweezijdig ontsloten wat de intimiteit versterkt en de verbinding tussen beide blokken verbeterd. Op de bovenste verdieping is de zolder bij de woning getrokken en zijn de woningen omgebouwd tot loftwoningen. De ruimtelijke manier van wonen en het moderne uiterlijk maken de woning ideaal van starters. In de woning bestaat de mogelijkheid om extra kamers te maken wanneer de eigenaar dit wenst. Materialisatie In de architectuur en de materialisatie van de stedenbouw, zowel van de interventie op het bestaande als voor de nieuwe blokken is gestreefd naar een degelijke zware architectuur, passend bij het karakter van het fort. Een bijkomend voordeel van een dergelijke architectuur is dat het vrijwel onderhoudsvrij is, wat de duurzaamheid van de wijk kan waarborgen. De materialen stralen kracht uit, wat het gevoel van veiligheid en geborgenheid versterkt. Zoals verteld geldt voor elke interventie op het bestaande dat de installaties meteen geüpgrade worden tot de eisen van een nieuwbouwwoning. Dit is ook ter voorbereiding op het aansluiten op een warmtekoudeopslagsysteem (WKO) dat uiteindelijk de hele wijk van duurzame energie zal moeten voorzien. Hierin komt een al zekere fasering naar voren. In mijn onderzoeksvraag werd de vraag gesteld of het mogelijk is de Nieuwenhuysenbuurt te verbeteren op een bescheiden manier, zonder de context te vernietigen en met behulp van stadsacupunctuur. Stadsacupunctuur gaat, zoals gesteld in hoofdstuk 1 van dit verslag, over het geven van een impuls: Een kleine interventie die bottom-up geïmplementeerd wordt. Tijdens mijn onderzoek naar een goede oplossing is deze vraag steeds meer naar de achtergrond gedreven. Toch is het belangrijk deze nu weer naar voren te halen. Stadsacupunctuur richt zich namelijk op wat minimaal nodig is om een wijk te verbeteren. De interventies binnen dit ontwerp zijn, zoals ze uitgelegd zijn in dit hoofdstuk, uitgebreid en verregaand en als compleet pakket zeker geen acupunctuur meer te noemen. Toch zou dit project ook prima uitgevoerd kunnen worden in losse onderdelen. Een aantal regels zijn hiervoor van belang. Het aanpakken van de begane
reflectieverslag A.L. Hagg-Kleingeld 15114652, 14-05-’13
17
grond woningen zou altijd verbonden moeten zijn aan een verandering van de aangrenzende openbare ruimte. Dus de begane grond van de Nieuwenhuysenbuurt zou aangepast kunnen worden, maar niet zonder ook de hoven te ontwikkelen. En omgekeerd geldt het zelfde. Wanneer besloten wordt het plein van de Jan van Zwanenburghof aan te pakken is het belangrijk dat ook de plint van het aangrenzende blok aangepast wordt. Een verder losse stap zou het toevoegen van de nieuwe portiekblokken kunnen zijn. Voor een verbetering van de entree van het gebied zijn deze zeer belangrijk. Conclusie De geformuleerde problemen waren het gebrek aan veiligheid, te weinig binding tussen de bewoners, slordig vormgegeven openbare ruimte en verwaarlozing, hangjongeren en criminaliteit. De aangedragen oplossingen in het archetype van een fort zijn het formuleren en ontwerpen van verschillende typen openbare ruimte en routes door de wijk. Het aanpassen van de bestaande woningen, voornamelijk in de plint, en het toevoegen van nieuwe volumes en daarmee nieuwe woningtypes. Door het afsluiten van de wijk en een eigen architectuur ontstaat er eenheid in de wijk. Door het toevoegen van nieuwe woningen komen er nieuwe mensen in de wijk die een link tussen de bestaande bewoners kunnen vormen en ook de openbare ruimte op een andere manier gebruiken. Door het ontwerpen van goede openbare ruimte krijgt alles zijn plek in de wijk. Een plaats om je auto te parkeren, om te ontmoeten, te spelen en om feest te vieren. Op deze manier worden de drie peilers, identiteit, eenheid en veiligheid bereikt. Terugkomend op de onderzoeksvraag; is het mogelijk om de Nieuwenhuysenbuurt aan te pakken door middel van de stadsacupunctuur, is het antwoord nee. De wijk heeft meer nodig dan slechts een kleine interventie in het stedelijk weefsel. Daarnaast vraagt een dergelijke interventie een intrinsieke motivatie van bewoners om te kunnen slagen. Die motivatie is er momenteel helemaal niet. Er zal eerst geïnvesteerd moeten worden in de wijk om bewoners op dit niveau te krijgen. Natuurlijk zouden de aangedragen interventies gefaseerd uitgevoerd kunnen worden waarbij alle kleine speldenprikjes mee kunnen helpen aan de ontwikkeling van de wijk. De vraag is alleen wel of dit dan nog acupunctuur te noemen is, of gewoon een verregaande gefaseerde renovatie van de wijk.
18
reflectieverslag A.L. Hagg-Kleingeld 15114652, 14-05-’13
reflectieverslag A.L. Hagg-Kleingeld 15114652, 14-05-’13
19
20
reflectieverslag A.L. Hagg-Kleingeld 15114652, 14-05-’13
Literatuurlijst
Casagrande, M. and Rintala. (2003). “Potemkin, park for post industrial medidation.” from http://potemkin2003.blogspot.nl/. Coenen, J. (2007). The art of blending. Delft, RMIT, Delft Technical University. Kleingeld, A. L. (2013). “De oorsprong van stadsacupunctuur.” from http://www.stadsacupunctuur.nl. Kruyswijk, M. (2012). “geen fietsers onder het rijksmuseum.” Het Parool 5 juli. Meurs, P. (2012). Heritage Development. A. L. Kleingeld. Delft, RMIT TUDelft. Quist, W. J. and L. G. K. Spoormans (2012). Transforming housing heritage. Delft, Delftdigitalpress. Spoormans, L. G. K. (2012). “Introductie Lidwine.” Housing heritage, from https://blackboard.tudelft.nl/bbcswebdav/pid-1962954-dt-contentrid-5990701_2/courses/25939-121301/pres%202012-09-04-HR.pdf.
reflectieverslag A.L. Hagg-Kleingeld 15114652, 14-05-’13
21