Activiteitenschema Archeologie
Soort activiteit: Spullen opgraven uit de zandbak. Tijdsindeling: 5 Minuten de plaatjes in de zandbak verstoppen. 5 Minuten vertellen over hoe de mensen vroeger wat zochten en hoe de mensen dat nu doen en welk materiaal ze daarbij gebruiken. 15 Minuten mogen de kinderen zoeken in de zandbak naar spullen als ze het leuk vinden kunnen ze het langer doen. 10 minuten bespreken wat we allemaal hebben gevonden en waarvan het kan zijn. Aantal deelnemers: 18 deelnemers. De kinderen worden verdeeld in groepjes van 4. Voor wie: De deelnemers zijn kinderen van 4 tot 10 jaar. De deelnemers kunnen zelf dingen zoeken en opgraven. Materialen: • Plaatjes van scherven, kapotte kopjes en schoteltjes en oude spullen van vroeger (kunnen gelamineerd worden om de afbeeldingen schoon te houden) • Kwastjes • Scheppen, troffels Doel: De kinderen maken kennis met een werkwijze van archeologie en leren hoe vanuit opgravingen bepaald wordt hoe de mensen vroeger leefden. Beschrijving van de activiteit a. Inleiding De kinderen zitten op de zandbakrand en luisteren naar een korte inleiding over archeologie. Daarna krijgen de kinderen te horen van de activiteiten begeleider dat er in de zandbak plaatjes verstopt liggen die de ze moeten zoeken. Als ze een plaatje gevonden hebben mogen ze die aan de begeleider geven. b. Activiteitenbeschrijving De begeleiders halen de kinderen op van de vorige activiteit. In de zandbak heeft/hebben de begeleider of de begeleiders plaatjes begraven. Die plaatjes moeten de kinderen weer opzoeken door middel van graven met de handen. Als ze een plaatje hebben gevonden moeten ze die aan een begeleider
geven. Als alle plaatjes gevonden zijn komen de kinderen op de zandbakrand zitten en gaat de begeleider met de kinderen bespreken wat het is en waar je het voor kan gebruiken. Als er kinderen zijn die niet snappen wat het is of waarvoor het gebruikt kan worden en er zijn andere kinderen in de groep die dat wel weten, mogen die kinderen het uitleggen aan de kinderen die het niet weten. c. Afronding De kinderen en de begeleidster gaan praten over de plaatjes die gevonden zijn. Ze praten over waarvoor het gebruikt word en wat het is. d. Alternatief bij te gemakkelijk; Alternatief bij te moeilijk Makkelijk: Plattegrond maken van waar ze de plaatjes hebben gevonden. Moeilijk: Minder plaatjes verstoppen en de kinderen kunnen elkaar vertellen wat het is. Aanbieding / het verloop a. Hoe bied je deze activiteit aan? Als allereerst vertellen we dat de kinderen in de zandbak niet met zand mogen gooien. Eerst vertellen we dat archeologie zich bezig houd met onderzoek van materiële resten van menselijke activiteiten. Opgravingen doen kan de archeoloog daarbij helpen. Daarna vraag ik of de kinderen weten wat een archeoloog is. Als ze dat niet weten leg ik uit dat een archeoloog iemand is die zoekt naar spullen uit het verleden. Als er een kind is die het wel weet mag die het uitleggen en misschien kan ik het eventueel nog aanvullen. Daarna vertel ik dat er in de zandbak plaatjes liggen met daarop iets van vroeger afgebeeld die de kinderen mogen zoeken. Verder geef ik aan dat ze tekeningen voorzichtig moeten uitgraven om beschadigingen te voorkomen. Als ik dat verteld heb zeg ik dat de kinderen de plaatjes aan mij moeten geven die ze gevonden hebben. Als alle plaatjes gevonden zijn vertel ik dat de kinderen bij elkaar mogen komen en op de zandbakrand morgen gaan zitten. Daarna gaan we samen bekijken wat welk plaatje is en waarvoor het gebruikt wordt. Ondertussen begeleid ik de kinderen en geef ik ze aanwijzingen om de plaatjes te zoeken. Natuurlijk geef ik ze complimentjes dat ze goed aan het zoeken zijn. b. Hoe stimuleer je de deelnemers? Door de kinderen aanwijzingen te geven en ze te complimenteren. c. Geef aan hoe je de activiteit gaat afronden. De kinderen laten bedenken wat het is. Maar ook vragen wat ze het aller mooiste plaatje vonden en waarom. Ook kun je vragen of de kinderen nu wat kunnen vertellen over hoe de mensen vroeger spullen uit de grond haalden. Maar je kunt ook nog vragen of de kinderen het leuk vonden om te ervaren hoe ze het vroeger deden. Variaties: Er is hier gekozen voor afbeeldingen van bestaande archeologische vondsten juist om te laten zien wat de archeoloog echt tegenkomt. Je kunt er natuurlijk ook voor kiezen voorwerpen te begraven om de ervaring van het uitgraven nog echter te maken. Ook kun je variëren in de diepte van begraven . Oudere voorwerpen liggen onder nieuwere.
Achtergrond informatie Archeologie betekent letterlijk de leer of kennis van het oude of de Oudheid (archaios is Grieks voor 'het oude' en logos betekent 'kennis'). Het Nederlandse woord is oudheidkunde. De archeologie houdt zich bezig met materiële resten van vroegere menselijke activiteiten. Aan de hand daarvan probeert de archeoloog iets te begrijpen van de manier, waarop mensen vroeger leefden. Materiële resten kunnen dingen zijn: werktuigen, wapens, munten, bakstenen. Het kunnen ook resten zijn van de mensen zelf zoals skeletten, mummies of de asresten van verbrande botten. Of resten van dieren of planten waarmee de mens iets te maken heeft gehad: bijvoorbeeld botten van wilde dieren waarop is gejaagd, botten van tamme dieren zoals koeien of schapen, schelpen die zijn verzameld, stuifmeel van graan, dat is gezaaid. Het kunnen zelfs ontastbare dingen zijn: verkleuringen in de grond waar palen hebben gestaan of waar een sloot is gegraven. Ook daar zijn ooit mensen aan te pas gekomen. Er zijn veel oude materiële resten - gebouwen, kunstvoorwerpen, wegen, dijken - maar het zijn lang niet allemaal archeologische vondsten. Archeologische objecten zijn al lang geleden buiten gebruik geraakt. Meestal is er weinig meer van over en zijn ze in de loop der tijd begraven geraakt onder een laag grond. Om te weten te komen waar ze ooit voor hebben gediend en hoe oud ze zijn, moeten ze zorgvuldig worden opgegraven. Het opgraven en in kaart brengen van de vondsten is een deel van het werk van een archeoloog Bronnen: http://archeologie.startpagina.nl/ http://opgraven.nl/opgraven/
De plaatjes
Een pijl. Hiermee gingen ze vroeg jagen op dieren voor voedsel.
Dit zijn scherven van een bord die we nu gebruiken om van te eten.
Dit zijn schreven van dingen die ze zelf gemaakt hebben vroeger.
Dit is een opgegraven sleutel. Hiermee konden ze bijvoorbeeld een doos op slot doen, zodat niemand kon zien wat daar in zat.
Dit zijn scherven van borden en kopjes die ze vroeger gebruikten, hier zie je dat er veel meer kleuren gebruikt worden.
Dit zijn oude stenen en scherven van een oude boerderij.
Dit is een oude schoen die is opgegraven.
Dit is een opgegraven steen. Dit gebruikten ze als mes en om vuur te maken door 2 stenen op elkaar te slaan.
Dit zijn muntjes van vroeger, dit waren de eerste muntjes waarmee je kon betalen. Hiervoor deden ze dat door dingen te ruilen.
Dit zijn een groot mes en een knuppel. Hiermee jaagden ze op dieren voor voedsel.
Op dit plaatje staan verschillende dingen. Links onderin zie je voorwerpen die ze gebruikten om te jagen. Daarboven zie je boomschors, daarin bewaarden ze hun eten. Aan de rechterkant zie je gereedschap waarmee ze hun huizen konden bouwen en op het veld konden werken.
Hier zie je een stuk van een hooivork. Dit gebruikten ze op de boerderij om de stallen uit te mesten.