Jaarverslag 2013
Inhoudsopgave Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen Bestuursverslag 1. Voorwoord 2. Algemene informatie 2.1 Juridische structuur 2.2 Statutaire doelstelling 2.3 Personalia 3. Beleid en financiële positie in 2013 3.1 Financiële positie 3.2 Beleid 3.2.1 Beleggingsbeleid 3.2.2 Premiebeleid 3.2.3 Toeslagbeleid 3.3 Risicobeheer 3.4 Garantiecontract 4. Beleggingen 4.1 Algemeen 4.2 Resultaten beleggingsportefeuille 4.3 Aandelen 4.4 Vastrentende waarden 4.5 Vastgoed 4.6 Grondstoffen 4.7 LDO 4.8 Maatschappelijk verantwoord beleggen 4.9 Vooruitblik vermogensbeheer 2014 5. Pensioencommunicatie en -administratie 5.1 Inleiding 5.2 Pensioencommunicatie 5.2.1 Nulmeting 5.2.2 Communicatieconcept 5.2.3 Communicatie met deelnemers 5.2.4 Communicatie met werkgevers 5.2.5 Website 5.2.6 Verkort jaarverslag 5.2.7 Overige (reguliere) communicatie 5.2.8 Pensioencommunicatie 2014 en daarna 5.3 Pensioenadministratie 5.3.1 Deelnemersadministratie 5.3.2 Werkgeversadministratie 5.4 Pensioenregeling 5.5 Nieuwe wetgeving 6. Actuariële analyse 7. Besturing en naleving wetgeving 7.1 Algemeen 7.2 Bestuursaangelegenheden 7.3 Goed Pensioenfondsbestuur 7.3.1 Visitatiecommissie 7.3.2 Verslag van het verantwoordingsorgaan 7.3.3 Reactie bestuur op oordeel verantwoordingsorgaan 7.4 Vergoedingsregeling 7.5 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 7.6 Deskundigheid en geschiktheid 7.7 Gedragscodes 7.8 Klachten- en geschillenprocedure 2
4 5 6 8 8 8 9 11 11 12 12 12 13 14 16 18 18 18 19 21 23 24 25 26 26 28 28 28 28 29 29 29 30 30 30 30 31 31 32 33 33 41 43 43 43 44 45 46 49 49 49 49 50 50
7.9 Organisatie en uitvoering 7.10 Uitvoeringskosten 7.11 Statutenwijzigingen 8. Verwachte gang van zaken Jaarrekening 9. Jaarrekening 9.1 Balans per 31 december 2013 9.2 Staat van baten en lasten 9.3 Kasstroomoverzicht 9.4 Toelichting op de jaarrekening 9.4.1 Algemeen 9.4.2 Grondslagen 9.4.3 Toelichting op de balans per 31 december 2013 9.4.4 Niet in de balans opgenomen verplichtingen 9.4.5 Verbonden partijen 9.4.6 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2013 Overige gegevens 10. Overige gegevens 10.1 Statutaire regelingen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 10.2 Gebeurtenissen na balansdatum 10.3 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten 10.4 Actuariële verklaring 10.5 Controle verklaring van de onafhankelijke accountant Bijlagen Bijlage 1 Deelnemersbestand Bijlage 2 Begrippenlijst
3
50 51 52 53 54 55 55 56 57 58 58 58 63 71 71 73 77 78 78 78 78 79 80 81 82 83
Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen Bedragen x € 1,0 duizend
2013
2012
2011
2010
2009
4.822 3.649
3.424 3.305
3.363 3.073
2.313 2.791
2.021 2.600
388 8.859
309 7.038
278 6.714
237 5.341
203 4.824
27.437 15.590 18.268 123 2.283 1.183 € 192 0,42% 0,06%
18.387 10.358 11.659 130 1.883 1.039 € 231 0,46% 0,22%
14.422 9.325 11.404 109 1.590 768 -
8.791 6.617 7.324 139 1.501 749 -
6.750 5.283 957 1.161 688 -
5.939 132 234.105 102,5% 62,0%
5.328 2.204 220.369 102,4% 57,9%
6.563 1.818 181.802 103,6% 56,7%
13.854 1.343 134.251 110,3% 61,7%
15.008 110.334 113,6% 55,1%
0,0% 0,0%
0,0% 0,0%
1,3% 1,3%
1,2% 1,2%
0,0% 0,0%
Beleggingen in gesepareerd beleggingsdepot Actieve portefeuille Overige beleggingen ** Beleggingen voor risico deelnemers
213.995 1.397 5.995
197.788 4.730 5.664
143.877 7.967 5.001
108.538 11.010 5.076
83.801 14.377 4.523
Beleggingsrendement per jaar Portefeuille incl. LDO *** Portefeuille excl. LDO *** Benchmark ****
-/- 1,1% 6,4% 4,9%
19,9% 11,9% 10,9%
18,9% 0,0% 0,4%
17,1% 10,8%
15,1% 17,5%
Aantal verzekerden Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers Ingegane pensioenen (arbeidsongeschikten en gepensioneerden) Totaal aantal verzekerden Pensioenen Kostendekkende premie (zie pag. 41) Gedempte premie (zie pag. 41) Feitelijke premie (zie pag. 41) Premie voor risico deelnemers Uitkeringen Uitvoeringskosten Pensioenbeheerkosten per deelnemer Vermogensbeheerkosten Transactiekosten Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen (Minimaal) vereist eigen vermogen Voorziening pensioenverplichtingen FTK-grondslag dekkingsgraad in % Reële dekkingsgraad in % Toeslagverlening * Actieve deelnemers Gewezen – en gepensioneerde deelnemers
Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode * ** *** ****
Met ingang van 2010 vindt toeslagverlening op 1 juli van enig jaar plaats. In het verleden was dat 1 januari van enig jaar. De overige beleggingen bestaan uit beleggingen in een annuïteiten- en fictieve lening aan Aegon Levensverzekering N.V. Dit betreft het beleggingsrendement exclusief het overrendement uit het depotverslag. Het benchmarkrendement wordt exclusief LDO weergegeven, omdat er geen benchmark voor LDO beschikbaar is.
4
Bestuursverslag
5
1.
Voorwoord
Graag bieden wij u het jaarverslag 2013 van de Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy aan. In dit jaarverslag legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid in 2013, de achterliggende overwegingen bij de vaststelling van het beleid en de uitkomsten hiervan voor het pensioenfonds. In dit verslag wordt ook vooruitgekeken naar enkele ontwikkelingen in 2014 en 2015. De jaarrekening is gecontroleerd door Ernst & Young Accountants LLP. De controleverklaring en de verklaring van de certificerende actuaris Towers Watson Netherlands B.V. zijn achter in het jaarverslag opgenomen. In 2013 heeft het bestuur zich verder georiënteerd op de aanpassing van de pensioenregeling. Deze aanpassing is nodig door de wijzigingen in het fiscale kader voor pensioenen en het aflopen van de herverzekeringsovereenkomst met Aegon eind 2014. In 2014 is het fiscale kader op een pensioenleeftijd van 67 jaar gebaseerd en de maximale pensioenopbouw per jaar verlaagd. Vanaf 2015 wordt een verdere verlaging van de maximale opbouwpercentages per jaar doorgevoerd. Tevens wordt het maximale pensioengevende salaris gemaximeerd tot € 100.000,-. Het bestuur heeft gekozen om de pensioenregeling in 2015 in één keer aan te passen. De pensioenleeftijd is in 2014 op 65 jaar gehandhaafd. Dit was mogelijk omdat de pensioenregeling voor het merendeel van de aangesloten bedrijven binnen de door de fiscus gepubliceerde kaders valt. Daar waar de regeling niet binnen deze kaders viel is de regeling op werkgeversniveau aangepast. De tarieven in de huidige uitbestedingsovereenkomst met Aegon zijn in 2010 voor vijf jaar aangegaan. In een nieuw te sluiten uitbestedingsovereenkomst zullen de tarieven geactualiseerd worden aan de gevolgen van de aanhoudend lage rente en de ontwikkeling van de levensverwachtingen. Bij het ontwerpen van een nieuwe pensioenregeling is de uitdaging voor het pensioenfonds het behouden van een goede en betaalbare pensioenregeling. Bij deze uitdaging vindt het bestuur de mening van alle betrokkenen belangrijk. Dus zowel van werkgevers als werknemers. Om deze reden is een klankbordgroep samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgevers en deelnemers. Het bestuur zal haar ideeën over de aanpassing van de pensioenregeling op deze wijze kunnen toetsen aan een vertegenwoordiging van de achterban. Hiermee wordt het feit dat het pensioenfonds van en voor de accountancybranche is verder onderstreept. De klankbordgroep heeft aangegeven dat, rekening houdend met de fase waarin de accountancybranche zich bevind, een stijging van de pensioenlasten onwenselijk is. Bij het ontwerp van de nieuwe pensioenregeling wordt daarom gekeken naar hoe we de ambitie en kosten in balans kunnen houden. De ambitie komt tot uitdrukking door de hoogte van de pensioenopbouw maar ook door de mate van zekerheid die geboden wordt. De opzet van de nieuwe regeling zal zodanig worden vormgegeven dat de aanpassing van de regeling budgetneutraal kan worden doorgevoerd. In 2013 heeft het bestuur zich voorbereid op de wijzigingen ten gevolge van de wet versterking bestuur pensioenfondsen. Gekozen is voor het paritaire bestuursmodel. De verdere stappen hiervoor worden in 2014 afgerond zodat het fonds per 1 juli aan de nieuwe wettelijke eisen voldoet. De dekkingsgraad is in 2013 met 0,1%-punt gestegen tot 102,5%. De stijging wordt veroorzaakt door de beleggingsresultaten. Dit wordt teniet gedaan door het negatieve resultaat op de premies.
6
Het totale beleggingsresultaat exclusief Long Duration Overlay (LDO) kwam uit op ongeveer 6,4%, terwijl de benchmark een rendement behaalde van ongeveer 4,9%. Daarmee heeft het pensioenfonds in 2013 een outperformance van circa 1,4% behaald. Het resultaat op zakelijke waarden was positief. Met het LDO wordt een deel van het renterisico afgedekt. Het bestuur van het pensioenfonds zet het LDO fonds niet in voor speculatieve doeleinden. In 2013 is de rentetermijnstructuur enigszins gestegen waardoor de belegging in LDO een negatief beleggingsrendement heeft behaald. Het beleid van het pensioenfonds is gericht op groei van het aantal aangesloten kantoren en werknemers, zodat het draagvlak verder wordt vergroot. In 2013 hebben wij een aantal nieuwe kantoren met hun werknemers mogen verwelkomen. Hierdoor zijn wij ook in het afgelopen jaar flink gegroeid. De onderhandelingen met de nieuw toegetreden bedrijven zijn in 2012 gevoerd. De effecten worden in dit jaarverslag duidelijk. In 2013 is besloten om de activiteiten om nieuwe werkgevers te laten toe te treden minder actief uit te voeren. Dit omdat per 1 januari 2015 het herverzekeringscontract met Aegon afloopt en aan nieuwe toe te treden bedrijven het prijsniveau voor slechts één jaar kon worden aangegaan. Ten gevolge van dit beleid is de toename van het aantal nieuwe bedrijven in 2014 zeer gering. Ook in 2014 zorgt nieuwe wetgeving ervoor dat het onderwerp van de aansturing van het pensioenfonds en de invulling van de nodige beleidsmaatregelen op het gebied van risicobeheersing, deskundigheidsbevordering en governance weer de nodige aandacht gaat vergen. Wij nodigen u graag uit tot het lezen van dit jaarverslag. Den Haag, 6 juni 2014 Namens het bestuur van de Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy en Administratieve en Fiscale Dienstverlening
De heer J.J.M. Raaijmakers AA Voorzitter
De heer P.M.S. Vermeulen AA Secretaris
7
2. 2.1
Algemene informatie Juridische structuur
Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy en Administratieve en Fiscale Dienstverlening (hierna te noemen: pensioenfonds) is statutair gevestigd te Den Haag. Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41150231. Het pensioenfonds is een vrijwillig bedrijfstakpensioenfonds en voert de pensioenregeling uit voor het personeel van aangesloten ondernemingen. Het pensioenfonds kent een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling. De premie voor deze regeling wordt ingebracht door de werkgevers. Deelnemers aan de pensioenregeling zijn alle werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de aangesloten ondernemingen. Voor actieve deelnemers die per 31 december 2009 deelnamen aan de excedentenmodule op basis van de beschikbare premieregeling, was het mogelijk om de beschikbare premieregeling te handhaven. Voor de nieuwe deelnemers of deelnemers waarbij geen excedentenmodule van toepassing is, geldt vanaf 1 januari 2010 dat de salarisgrens voor de basismodule is vervangen door een volledig pensioengevend salaris. Ultimo boekjaar 2013 had het pensioenfonds bijna 9 duizend (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden.
2.2
Statutaire doelstelling
Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. Missie De missie van het pensioenfonds is om binnen de grenzen van haar middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het pensioenfonds voorziet hiertoe in het op lange termijn verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten en streeft hierbij naar het waardevast houden van de opgebouwde pensioenen, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en dat het op de langere termijn niet zeker is of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Ook draagt het pensioenfonds zorg voor duidelijke en klantgerichte communicatie met alle belanghebbenden.
8
2.3
Personalia
Bestuurssamenstelling gedurende 2013 Benoemd namens de werkgevers Naam
Functie in bestuur
(her) benoemd
Bestuurslid tot
Functie/in dienst van
De heer J.J.M. Raaijmakers AA
Voorzitter (oneven jaren) /secretaris (even jaren)*
01-01-2011
01-01-2017
Raaijmakers Accountancy & Advies B.V.
De heer drs. L.P.A. Cleiren FB
Bestuurslid
01-01-2010
01-01-2016
Schipper Accountants BV
Mevrouw mr. A.M. van Arkel-Rijbroek
Bestuurslid
01-01-2011
01-01-2017
NBA
De heer mr. P. Frijlink
Bestuurslid
17-06-2011
17-06-2017
Meeuwsen Ten Hoopen
De heer mr.drs. M.A.F. Vermin FB
Bestuurslid
01-01-2013
01-01-2019
Alfa Accountants & Adviseurs
Benoemd namens de deelnemers Naam
Functie in bestuur
(her) benoemd
Bestuurslid tot
Functie/in dienst van
De heer G. Rebel AA De heer H.G. Nijkamp De heer P.M.S. Vermeulen AA
Bestuurslid
01-01-2009
01-01-2015
Bestuurslid / Penningmeester Voorzitter (even jaren) /secretaris (oneven jaren)* Bestuurslid
01-01-2009
01-01-2015
Lentink Accountants en Belastingadviseurs Gepensioneerd
01-01-2009
01-01-2015
Wethouder bij gemeente Noordoostpolder De heer J.W.B. 17-06-2011 17-06-2017 Lansigt Accountants en Luhoff Belastingadviseurs * In verband met agenda-technische redenen zal de heer Raaijmakers in 2014 ook voorzitter zijn. De heer Vermeulen is in 2014 secretaris.
(Plaatsvervangende) bestuursleden hebben zitting voor een periode van zes jaren en ze zijn terstond herbenoembaar. Deelnemersraad (DR) en Verantwoordingsorgaan (VO) (personele unie) De heer S. Jille, namens de gepensioneerden (DR en VO) (benoemd tot 01-07-2014)* De heer H. Kalthoff, namens de actieve deelnemers (DR en VO) (benoemd tot 01-04-2016) De heer mr. A.M. Bakker, namens de actieve deelnemers (DR en VO) (benoemd tot 01-07-2014)* De heer A.H. Koopman, namens de actieve deelnemers (DR en VO) (benoemd tot 01-07-2014)* Mevrouw mr. J.A. Hill-Rijsbergen, namens de werkgevers (VO) (benoemd tot 01-07-2014)* Beleggingsadviescommissie De heer J.J.M. Raaijmakers AA (voorzitter in oneven jaren) De heer P.M.S. Vermeulen AA (voorzitter in even jaren) De heer H.G. Nijkamp De heer mr. P. Frijlink Risicomanagementcommissie De heer mr. P. Frijlink De heer G. Rebel AA * In verband met de aankomende wijzigingen in het kader van de wet ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ waaraan pensioenfondsen per 1 juli 2014 dienen te voldoen, is besloten dat de zittingstermijn wordt verlengd tot 1 juli 2014. 9
Communicatiecommissie De heer P.M.S. Vermeulen AA Mevrouw mr. A.M. van Arkel-Rijbroek Nieuwe Structuurcommissie Mevrouw mr. A.M. van Arkel-Rijbroek De heer mr.drs. M.A.F. Vermin FB De heer drs. L.P.A. Cleiren FB Nieuwe pensioenregeling-commissie Mevrouw mr. A.M. van Arkel-Rijbroek De heer drs. L.P.A. Cleiren FB De heer J.J.M. Raaijmakers AA De heer P.M.S. Vermeulen AA De heer mr.drs. M.A.F. Vermin FB Uitvoeringsorganisaties Het bestuur heeft een herverzekeringscontract met een gesepareerd beleggingsdepot afgesloten met Aegon Levensverzekering N.V.. De pensioenuitvoering wordt uitgevoerd door TKP Pensioen B.V., dit is een dochtermaatschappij van Aegon. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan Aegon Asset Management N.V. Certificeerders Ernst & Young Accountants LLP, externe onafhankelijke accountant Towers Watson Netherlands B.V., externe actuaris Compliance officer Mevrouw mr. A.M. van Arkel-Rijbroek Organogram
10
3. 3.1
Beleid en financiële positie in 2013 Financiële positie
Algemeen Een maatstaf om de financiële positie van een pensioenfonds te bepalen is de dekkingsgraad. De dekkingsgraad is de procentuele verhouding tussen de bezittingen, verlaagd met overige schulden en de voorziening pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De verslagleggingregels voor herverzekeringscontracten uit hoofde van RJ 610 zijn toegepast. Volgens deze verslagleggingsregels staan de beleggingen niet separaat op de balans van het pensioenfonds. Tegenover de verplichtingen op de passivazijde van de balans staan op de activazijde de vorderingen op de herverzekeraar. Door deze wijze van presenteren worden die risico’s welke het pensioenfonds loopt inzichtelijk gemaakt; door het gelijkstellen van de vordering op de herverzekeraar aan de verplichting van het pensioenfonds (en de beleggingen feitelijk niet op de balans zichtbaar te maken) ontstaat de situatie dat het beleggingsrisico niet tot uitdrukking komt in de jaarcijfers van het pensioenfonds. Dit sluit aan op de gedachte achter het met de herverzekeraar afgesloten garantiecontract. Het pensioenfonds ontvangt jaarlijks haar aandeel in de behaalde positieve overrente. Indien de overrente in enig jaar negatief is, zal deze niet met het pensioenfonds worden verrekend, maar binnen het depot worden geactiveerd en verrekend met toekomstige positieve overrente. Voor het beleid is een aantal vermogensposities van belang. Het gaat hierbij om het (minimaal) vereist eigen vermogen. In het verleden is het (minimaal) vereist eigen vermogen op 1,0% van de voorziening pensioenverplichtingen gesteld. In 2013 heeft nader onderzoek plaatsgevonden naar de grondslagen voor de bepaling van het (minimaal) vereist eigen vermogen. Het bestuur heeft naar aanleiding van het onderzoek besloten om met ingang van 2013 het (minimaal) vereist vermogen te baseren op 25,0% van de jaarlijkse netto beheerskosten, waarbij de netto beheerskosten gedefinieerd zijn als de administratiekosten minus de vrijval van de excassoreserve. De volgende grenzen worden onderscheiden.
Minimaal vereist eigen vermogen: het minimaal vereist eigen vermogen is de ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt, is er sprake van een dekkingstekort. Pensioenfondsen die hun risico’s bij een verzekeraar hebben verzekerd mogen het kredietrisico op die verzekeraar buiten beschouwing laten bij de berekening van het (minimaal) vereist eigen vermogen. In 2013 is de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen 100,1% van de voorziening pensioenverplichtingen (2012: 101,0%).
Vereist eigen vermogen: het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat binnen een jaar het eigen vermogen na één jaar negatief wordt. Indien het pensioenfonds niet over het vereist eigen vermogen beschikt, is sprake van een reservetekort. Pensioenfondsen die hun risico’s bij een verzekeraar hebben verzekerd mogen het kredietrisico op die verzekeraar buiten beschouwing laten bij de berekening van het (minimaal) vereist eigen vermogen. Ultimo 2013 bedraagt de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 100,1% (2012: 101,0%).
Financiële positie De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. 11
De werkelijke dekkingsgraad van 102,5% is hoger dan de dekkingsgraad behorend bij het (minimaal) vereist eigen vermogen van 100,1%. Daarmee is ultimo 2013 de financiële positie voldoende.
3.2
Beleid
Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van beleggingen, premie en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregeling. Dit beleid staat omschreven in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN).
3.2.1
Beleggingsbeleid
De strategische beleggingsmix heeft een optimale strategische allocatie gemeten naar risico (ten opzichte van de verplichtingen) en rendement. Het beleggingsproces is gericht op waardetoevoeging door middel van een actief beleid over en binnen de beleggingscategorieën, landen, sectoren, individuele bedrijven en door het innemen van duration- en yieldcurve posities bij obligaties. Strategische beleggingsmix Beleggingscategorie Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Grondstoffen Mix Liquiditeiten
Minimum
Minimum
Mandaat 2012 Strategisch Maximum
22,0% 54,0%
27,5% 58,8%
32,0% 64,0%
22,0% 54,0%
27,5% 58,8%
32,0% 64,0%
4,0% 0,0% 0,0% -5,0%
9,0% 3,5% 1,2% 0,0%
14,0% 5,0% 2,0% 5,0%
4,0% 0,0% 0,0% -5,0%
9,0% 3,5% 1,2% 0,0%
14,0% 5,0% 2,0% 5,0%
Totaal
3.2.2
Mandaat 2013 Strategisch Maximum
100,0%
100,0%
Premiebeleid
Hoogte kostendekkende premie Op basis van de eisen die volgen vanuit het FTK dient een pensioenfonds een (gedempte) kostendekkende premie bij de aangesloten werkgever(s) in rekening te brengen. Het pensioenfonds gaat hierbij uit van een zogeheten gedempte premie constructie. De gedempte kostendekkende premie bestaat uit de volgende onderdelen: de actuariële inkoop van de jaarlijkse pensioenopbouw, alsmede de opslag voor premievrijstelling en excassokosten; de uitvoeringskosten; de opslag voor garantiekosten; een opslag voor solvabiliteit. Voor de gedempte kostendekkende premie wordt een disconteringsvoet van 5,0% gehanteerd. Er wordt uitgegaan van de verwachte beleggingsopbrengst van het pensioenfonds, zijnde 5,0% per jaar.
12
Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie die bij de werkgevers in rekening gebracht. Deze premie is gebaseerd op tariefgrondslagen, zoals opgenomen in de uitbestedingsovereenkomst met de herverzekeraar. De premie wordt actuarieel bepaald, op basis van een rekenrente van 4,0%. Daarbij wordt rekening gehouden met opslagen voor administratiekosten, excassokosten en premievrijstelling bij invaliditeit. De werkgevers betalen de premie aan het pensioenfonds.
3.2.3
Toeslagbeleid
Voorwaardelijkheid Het pensioenfonds kent een voorwaardelijk toeslagenbeleid waarbij de mate van toeslag is gekoppeld aan de reële dekkingsgraad. Tot het verlenen van toeslagen wordt alleen overgegaan indien het bestuur de mening is toegedaan dat de financiële positie van het pensioenfonds dit toelaat. Voor deze voorwaardelijke toezegging wordt geen (opslag op de) premie betaald en geen bestemmingsreserve gevormd. Om goed te kunnen beoordelen of er wel of geen toeslag verleend kan worden, is het moment van toeslagverlening verplaatst tot 1 juli, omdat op dat moment een besluit genomen kan worden op basis van de op dat moment vastgestelde jaarrekening. Het huidige toeslagenbeleid De toeslagverlening is afhankelijk van de hoogte van de vrije reserve en de reële dekkingsgraad en deze wordt gekoppeld aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex. Bij de bepaling van de hoogte van de toeslagverlening wordt vastgesteld in hoeverre het pensioenfonds de beschikking heeft over een vrije reserve. Indien het pensioenfonds een vrije reserve heeft, is toeslagverlening mogelijk. In dat geval wordt de toeslagverlening gemaximeerd op de hoogte van de reële dekkingsgraad met een maximum van 100,0%. Deze systematiek leidt ertoe dat de mate waarin de vrije reserve door het toekennen van toeslagen kan afnemen, beperkt is. Daarnaast wordt op deze manier de toeslagverlening evenwichtiger gespreid over de toekomst. Ultimo 2013 bedraagt de reële dekkingsgraad 62,0% (2012: 57,9%). Streefniveau Het pensioenfonds streeft er met het toeslagenbeleid naar om zowel de opgebouwde pensioenen van de actieve deelnemers als de premievrije en ingegane pensioenen van de inactieve deelnemers en pensioengerechtigden jaarlijks te verhogen op basis van de relatieve stijging van het consumentenprijsindexcijfer. Voor de toeslagverlening hanteert het bestuur een ambitieniveau van 50%. Het toekennen van een toeslag zal nooit mogen leiden tot een lagere nominale garantiedekkingsgraad (FTK dekkingsgraad) dan 105,0%. Bij de bepaling van de ontwikkeling van de prijsindex wordt uitgegaan van de prijsindex zoals die geldt voor de periode van april van vorig jaar tot april in het huidige jaar. Indexatie per 1 juli 2013 Op basis van de financiële positie van het pensioenfonds heeft het bestuur moeten besluiten om per 1 juli 2013 geen toeslag te verlenen.
13
3.3
Risicobeheer
Het bestuur heeft zijn financiële risicobeleid verwoord in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico’s die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s. Financiële risico’s Matching-/renterisico Het renterisico is het risico dat de waarde van de beleggingen en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. In beginsel hebben de verplichtingen, vanwege de lange looptijden, een hogere rentegevoeligheid dan de vastrentende waarden in de beleggingsportefeuille. Een daling van de rente leidt dan tot een stijging van de verplichtingen, die gedeeltelijk wordt gecompenseerd door een stijging van de waarde van de vastrentende waarden. Om dit risico te beheersen worden de beleggingen afgestemd op de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Dit is gedaan door toevoeging van het Long Duration Overlay Fund (LDO) aan de beleggingsportefeuille. Met het LDO wordt de looptijd van het vastrentende deel van de beleggingsportefeuille met 22,4 jaar verlengd om het zo meer af te stemmen op de verplichtingen van het pensioenfonds. Marktrisico Het marktrisico bestaat onder andere uit het valutarisico, het prijs(koers)risico, het concentratierisico en het liquiditeitsrisico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van deze risico’s is geïntegreerd in het beleggingsproces. Valutarisico Binnen de categorie vastrentende waarden wordt het valutarisico naar de euro volledig weggenomen (afgedekt met valutatermijncontracten naar de euro). Voor zakelijke waarden wordt dit risico niet afgedekt. Prijs(koers)risico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardeveranderingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op de actuele waarde waarbij waardeveranderingen onmiddellijk worden verwerkt in de staat van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Om de concentratierisico’s te beheersen, is de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het liquiditeitsrisico speelt nagenoeg geen rol van betekenis bij het pensioenfonds, omdat een groot deel van de beleggingsportefeuille wordt belegd in liquide beleggingsinstrumenten, die indien nodig, op zeer korte termijn kunnen worden geliquideerd. Daarnaast overtreffen momenteel de jaarlijkse premie inkomsten de jaarlijkse uitgaven voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten, waardoor het liquiditeitsrisico beperkt is. 14
Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan (premie)vorderingen op de werkgevers en vorderingen op de herverzekeraar. Het bestuur heeft gezien de positieve ontwikkeling van de solvabiliteit van Aegon Levensverzekering N.V. (hetgeen onder meer is vertaald in de bevestiging van de rating door Standard en Poor’s) besloten om geen kredietafslag te bepalen op de vordering op de herverzekeraar ultimo boekjaar. Verzekeringstechnische risico’s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Door toepassing van AG-prognosetafel 2012-2062 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht. Bovenstaande risico’s worden beperkt door de technische winstdeling die met de herverzekeraar is overeengekomen en het hanteren van prudente sterftegrondslagen. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële invloed hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationeel risico en het uitbestedingsrisico. Operationeel risico uitbestedingsrisico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering aan het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het operationeel- en uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitbestedingsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van Aegon, TKP en TKPI over de 15
uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van Aegon, TKP en TKPI ISAE 3402 type II-rapportages. Deze rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geven aan of de uitvoerders ‘in control’ zijn. Ernst & Young Accountants LLP (EY) en PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (PwC) certificeren de ISAE 3402-rapportages van Aegon, TKP en TKPI. Door EY en PwC is verklaard dat in de periode vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 de beheersmaatregelen voldoende effectief hebben gefunctioneerd. Het bestuur is zich bewust van de risico’s die het pensioenfonds loopt en besteedt veel aandacht aan risicobeleid en -beheersing. Daarom heeft het bestuur in 2013 een Risicomanagementcommissie benoemd.
3.4
Garantiecontract
Herverzekering Het pensioenfonds heeft per 1 januari 2010 voor een periode van vijf jaar zijn pensioenregeling herverzekerd bij Aegon Levensverzekering N.V. Het verzekeringstechnische risico is bij deze maatschappij ondergebracht en vastgelegd in een garantieovereenkomst die loopt tot en met 31 december 2014. De herverzekeringsmaatschappij garandeert de uitkeringen tot en met de einddatum van de uitbestedingsovereenkomst en daarna levenslang de op 31 december 2014 gefinancierde pensioenen. Het pensioenfonds deelt in de technische resultaten welke de herverzekeraar behaalt. De herverzekeraar heeft de als tegenwaarde van de pensioenverplichtingen aangehouden beleggingen ondergebracht in een gesepareerd beleggingsdepot. Het pensioenfonds heeft recht op de overrente die met dit gesepareerde beleggingsdepot wordt gerealiseerd. Het bestuur heeft een zogenaamd FTK-garantiecontract afgesloten. Dit is een contract op basis van volledige herverzekering met garantie en marktwaarde. Waardering volledig herverzekerde contracten binnen het FTK Binnen de kaders van het FTK wordt de uitbestedingsovereenkomst van het pensioenfonds gezien als volledige herverzekering om de volgende redenen: wanneer het pensioenfonds na contractsbeëindiging kiest voor premievrije voortzetting van de uitbestedingsovereenkomst zal de herverzekeraar geen betaling van eerder genoemde garantiekosten vragen, maar zal deze verrekenen met de gegenereerde overrente; indien in enig jaar de overrente niet voldoende is om daaruit de kosten geheel te financieren, zal het niet verrekende deel van de kosten doorschuiven naar volgende jaren ter verrekening met toekomstige overrente. Geactiveerde (negatieve) overrente in het gesepareerd beleggingsdepot In het gesepareerde beleggingsdepot kan sprake zijn van een zogenaamde geactiveerde overrente. Het pensioenfonds deelt in dat geval mee in de in het depot behaalde overrendementen (verschil tussen behaald beleggingsrendement en benodigde intrest). Eventuele positieve resultaten worden ten gunste van het pensioenfonds in de rekeningcourant geboekt. Eventuele negatieve rendementen worden niet ten laste van het pensioenfonds gebracht, maar verrekend met de garantiebuffer en eventueel in het depot geactiveerd. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen oud geld en nieuw geld. De hoogte van de geactiveerde negatieve overrente van het gesepareerde beleggingsdepot bedraagt in 2013: € 19.796 duizend (2012: € 18.932 duizend). Het toevoegen of onttrekken aan de geactiveerde negatieve overrente op grond van het behaalde intrestresultaat vindt plaats op 1 januari volgend op het betreffende jaar. In de tabel op de volgende pagina is weergegeven hoe de (negatieve) overrentes zijn verdeeld over oud en nieuw geld. Daarbij is 16
ook al vooruitgelopen op de winstdeling van 2013, welke per 1 januari 2014 wordt geëffectueerd. (bedragen (x € 1.000))
Vanaf 1 januari 2011
Nieuw geld
t/m 31 december 2010
Oud geld
Totaal
1 januari 2012 Winstdeling 2012
0 -/- 480
-/- 18.932 -/- 384
-/- 18.932 -/- 864
1 januari 2013 Winstdeling 2013
-/- 480 2.185
-/- 19.316 4.409
-/- 19.796 6.594
1.705
-/- 14.907
-/- 13.202
1 januari 2014
De stijging van de geactiveerde negatieve overrente wordt met name veroorzaakt door een daling van de marktrente in 2012. Dit effect is pas een jaar later zichtbaar en heeft tot gevolg dat de aan te houden voorziening stijgt. Door de daling van de marktrente zijn de beleggingsopbrengsten fors gestegen, omdat voor een groot deel in vastrentende waarden wordt belegd. Per saldo kwam het rendement over 2012 negatief uit, waardoor de geactiveerde negatieve overrente in 2013 steeg. Indien de garantiebuffer nihil is, vindt activering op de balans plaats. Positieve intrestresultaten worden verrekend met negatieve intrestresultaten in het verleden. Ultimo 2013 bedraagt de garantiebuffer € 3.105 duizend (2012: nihil). De garantiebuffer is in 2013 gevormd uit de toevoeging van de bufferopslag van € 1.400 duizend en de positieve overrente met betrekking tot het nieuwe geld van € 1.705 duizend. Door het hanteren van een garantiebuffer worden de out of the pocket garantiekosten substantieel verminderd. In de met de herverzekeraar afgesloten verzekeringsovereenkomst is bepaald dat, indien het pensioenfonds de overeenkomst niet verlengd en de op de einddatum van de overeenkomst opgebouwde aanspraken achterlaat bij de verzekeraar, de op dat moment aanwezige negatieve overrente volledig ten laste van de verzekeraar zal komen. Indien bij het niet verlengen van de overeenkomst de opgebouwde aanspraken worden overgedragen naar een andere uitvoerder, zal de negatieve overrente worden verrekend met de overdrachtswaarde. Het herverzekeringscontract tussen het Aegon en het pensioenfonds heeft een looptijd tot en met 31 december 2014. Dit betekent dat in de jaarcijfers van 2014 niet alleen de verwerking van het positieve overrendement van 2013 zoals hierboven weergegeven, wordt meegenomen, maar ook de verwerking van het positieve of negatieve overrendement van 2014. Ook hierbij geldt dat er onderscheid tussen oud- en nieuw geld van toepassing is.
17
4. 4.1
Beleggingen Algemeen
De algemene doelstelling is een zo goed mogelijk rendement behalen binnen de randvoorwaarden van een aanvaardbaar risico. Ten einde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen, wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Hoewel het rendement op de portefeuille een hoge prioriteit heeft, staan een defensief karakter van het beleggingsbeleid en een voorzichtige afweging van risico en rendement voorop. Het pensioenfonds voert in overleg met de vermogensbeheerder een ‘actieve’ beleggingsstijl. Dit wil zeggen dat zal worden getracht op basis van marktvisie een hoger rendement te behalen dan de gekozen benchmark. Dit alles binnen de randvoorwaarden van een aanvaardbaar risico. Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Hieronder wordt verstaan de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de strategische allocatie en bandbreedtes en de benchmarks. De strategische allocatie is de verdeling van het vermogen over beleggingscategorieën waarbij op langere termijn optimalisatie van het rendement wordt verwacht. Randvoorwaarde is dat de pensioenverplichtingen nagekomen kunnen worden en het risico aanvaardbaar is. Het beleggingsproces is gericht op waardetoevoeging door middel van een actief beleid over en binnen de beleggingscategorieën, landen, sectoren, individuele bedrijven en door het innemen van duration- en yieldcurve posities bij obligaties. Het bestuur van het pensioenfonds heeft gekozen voor een beleggingsbeleid, waarbij voor 58,8% wordt belegd in vastrentende waarden en voor 41,2% in zakelijke waarden.
4.2
Resultaten beleggingsportefeuille
2013 begon spectaculair met een last-minute overeenkomst over het afwenden van de “fiscal cliff” in de VS. Dit waren een aantal vergaande bezuinigingsmaatregelen die automatisch in zouden gaan. In plaats daarvan werden minder drastische bezuinigingen ingevoerd op onder andere defensie. In het begin van het jaar was het de vraag was het de vraag of deze bezuinigingen een grote negatieve impact zouden hebben op de Amerikaanse economie. Uiteindelijk bleek dit mee te vallen. Ondanks bezuinigingen en belastingverhogingen wist de economie een mooie groei neer te zetten. Aan het einde van 2012 had de nieuwe Japanse premier, Shinzo Abe, al aangekondigd dat hij een einde wil maken aan de deflatie. De Japanse centrale bank ging akkoord, mede doordat Abe een nieuwe gouverneur had geselecteerd die een voorstander was van een zeer ruim monetair beleid. De centrale bank besloot daarom om onbeperkt obligaties en ETF op te kopen. De Japanse Yen deprecieerde hierdoor, waardoor Japanse exporteurs competitiever werden. Dit gaat echter ten koste van hun concurrenten in andere landen. Het opkopen van grote hoeveelheden financiële waarden wordt “Quantitative easing” genoemd. De Amerikaanse centrale bank was hier al in 2013 mee begonnen. Deze kondigde in mei aan dat het juist overwoog om dit te gaan afbouwen. De reactie hierop van financiële markten was heftig. Met name opkomende landen werden getroffen. Obligaties, wisselkoersen en aandelenmarkten in verschillende opkomende markten daalden hard. De Europese schuldencrisis verbeterde gedurende het jaar. In het begin van het jaar waren er nog enkele crisissen, zoals het afstempelen van Cypriotische bankrekeningen en de problematische uitkomst van de Italiaanse verkiezingen. Gedurende het jaar bleek echter dat 18
er ook veel positief nieuws was. Europa maakt langzaam vorderingen naar verdere integratie. Ook verbeterde de economische data. De krimp in verschillende landen sloeg om naar een lichte groei en we werkloosheid stabiliseerde. Dit was voldoende voor beleggers om de kredietopslag op staatsobligaties naar beneden te drukken. In oktober was er wederom een politiek steekspel over het goedkeuren van de begroting en het verhogen van het schuldenplafond in de VS. Deze keer werden zelfs alle niet essentiële onderdelen van de Amerikaanse overheid gesloten, omdat er geen begroting was. Uiteindelijk werd er een compromis gesloten. Financiële markten reageerden nauwelijks op dit nieuws, omdat ze niet verwachten dat politici de situatie zouden laten escaleren. De Europese centrale bank verlaagde twee keer de rente naar een niveau van 0,25%. Dit deden ze omdat de inflatie lager uitviel dan verwacht. Door de toenemende deflatoire druk werd verwacht dat de ECB misschien niet conventionele maatregelen zou nemen. Dit bleef echter uit in 2013. Eind 2013 kondigde de FED aan dat het in januari 2014 zou beginnen met het verminderen van het opkoopprogramma. De nieuwe voorzitter van de FED, Janet Yellen, zal komende jaar moeten proberen om dit zo soepel mogelijk te laten verlopen. De samenstelling van de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds is weergegeven in de onderstaande tabel. Beleggingscategorie Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Grondstoffen Overige beleggingen Liquiditeiten Totaal
Portefeuille 2013 Marktwaarde Werkelijk
Portefeuille 2012 Marktwaarde Werkelijk
(x € 1.000)
(x € 1.000)
(%)
(%)
66.522 118.500 17.620 7.177 0 5.573
30,9 55,0 8,2 3,3 0,0 2,6
55.559 117.533 17.079 6.140 1.940 4.267
27,4 58,1 8,4 3,0 1,0 2,1
215.392
100,0
202.518
100,0
Het totale beleggingsrendement inclusief kosten en LDO in 2013 bedroeg -1,1%. Het totale beleggingsresultaat exclusief LDO kwam uit op ongeveer 6,4%, terwijl de benchmark een rendement behaalde van ongeveer 4,9%. Daarmee heeft het pensioenfonds in 2013 een outperformance van circa 1,4% behaald.
4.3
Aandelen
Europa Voor Europese aandelen was 2013 een goed jaar. Macro-economische indicatoren begonnen duidelijk op een verbetering te wijzen, terwijl het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank ruim bleef en er verdere voortgang werd gemaakt met de invoering van een Europese bankenunie. Met de stijging van het vertrouwen verschoof de belangstelling van aandelenbeleggers in de tweede helft van 2013 van kwaliteitsaandelen met stabiele winstgroei en sterke balansen naar meer cyclische aandelen waarvan verwacht wordt dat ze een sterkere stijging van de winst zullen laten zien nu in veel landen de recessie voorbij lijkt. Noord-Amerika 2013 was een uiterst positief jaar. Het was voor de populaire S&P500 index het beste jaar sinds 1997 en de index brak verschillende records. Daarnaast was de lage volatiliteit kenmerkend voor dit jaar. Vorig jaar werd afgesloten met een begrotingscrisis. Er kon maar geen akkoord gesloten worden en pas in het weekend van oudjaar 2012 werd er toch akkoord gevonden: de meeste verlagingen zouden worden verlengd, met uitzondering van een extra ‘arbeidskorting’. 19
Aan het einde van het tweede kwartaal werd duidelijk dat de onderliggende economie er goed voorstaat. De Amerikaanse centrale bank gaf voorzichtig aan dat op termijn het ruime monetaire beleid zou worden teruggeschroefd. De aandelenmarkten liet als reactie een snelle daling zien, waardoor een groot deel van de koerswinst uit het tweede kwartaal weer werd teruggegeven. Maar in het derde en vierde kwartaal groeide de economie verder en dit gaf aandelen beleggers vertrouwen. De werkloosheid daalde het gehele jaar en kwam zelfs onder de grens van 7%. Ook de ISM-indicator, een zeer belangrijke survey onder inkoopmanagers, steeg naar het hoogste punt sinds april 2011. Beleggers verwachtten echter wel dat dit consequenties zou gaan hebben voor het opkoopprogramma van de Amerikaanse centrale bank. Eerder dan veel beleggers verwachtten heeft de centrale bank besloten om het opkoopprogramma te verkleinen met $10 miljard naar $75 miljard dollar per maand. De reactie op de financiële markten was dit keer positief: aandelenkoersen stegen net als de 10 jaars rente. Azië (exclusief Japan) De stabilisering van de Amerikaanse economie heeft er toe geleid dat de Fed in december uiteindelijk tot de veelbesproken ‘tapering’ heeft besloten. In anticipatie op deze tapering heeft vanaf mei de bovengenoemde beweging uit opkomende markten op gang gekomen. Recente favorieten (vooral Indonesië en Thailand)in Zuidoost-Azië ondergingen na nog een goede start van het jaar daardoor een forse correctie. De exportgerichte Noord-Aziatische aandelenmarkten waren beter gepositioneerd om te profiteren van de meevallende ontwikkeling van de wereldeconomie. De Chinese aandelenmarkt kon verliezen over 2013 voorkomen dankzij stimulerend cyclisch beleid in de zomer en de bekendmaking van herstructureringsplannen in november. Aanhoudende neerwaartse winstaanpassingen hadden een additionele negatieve invloed op het beurssentiment. Per saldo maakten de regionale aandelenmarkten pas op de plaats. Hiermee bleven zij ver achter bij de ontwikkelde aandelenmarkten. Japan In lijn met de opleving van economische groei in Japan, heeft ook de Japanse aandelenmarkt in 2013 een zeer krachtig herstel laten zien. Na een langdurige periode van zwakte sinds het uitbreken van de financiële crisis in 2008 beleefden Japanse aandelen het beste beursjaar sinds 1972. De MSCI Japan aandelenindex behaalde een rendement van 51.9% en liet daarmee alle andere ontwikkelde markten ver achter zich. Dit rendement werd met name in de eerste helft van het jaar behaald. Na exponentiële koersstijgingen in april en mei, volgde een 20% koerscorrectie in juni, waarna Japanse aandelen de laatste 6 maanden van het jaar in een zijwaarts consolidatie patroon handelden. Tegen de verwachting van veel beleggers in, heeft de sterkere economische groei in combinatie met hogere inflatie en hogere inflatieverwachtingen vooralsnog niet geleid tot hogere renteniveaus in Japan. Sterker nog, dankzij de flinke opkoopprogramma’s van de BOJ daalde de 10-jaarsrente in Japan naar een historisch laag niveau van 0.74%, ondanks de zeer hoge staatsschuld en begrotingstekort. Zolang Japan een spaaroverschot heeft en de centrale bank staatsleningen blijft opkopen, is de kans groot dat de rente laag zal blijven. Latijns Amerika Aandelenmarkten in Latijns Amerika lieten gevarieerd beeld zien afgelopen jaar. De aandelenmarkt in bijvoorbeeld Mexico reageerde positief op de aantrekkende economische conjunctuur in de Verenigde Staten en in mindere mate in Europa. De dalende werkloosheid en groeiende economie in de VS leidt tot een verhoogde vraag naar producten uit Mexico met een positief gevolg voor de economie. Aan de andere kant van het spectrum bevond zich vorig jaar een land als Brazilië. Een bijeffect van de aantrekkende economische groei in de Verenigde Staten is dat de Amerikaanse monetaire autoriteit een minder stimulerend beleid gaat voeren. Het resultaat hiervan is dat de rente in de VS langzaam stijgt. Een land als Brazilië moet geld lenen om de importen te financieren en komt in de problemen als de prijs van geld, de rente, stijgt. Alles bij elkaar genomen lieten de aandelenmarkten in Latijns Amerika afgelopen jaar een duidelijk negatief beeld zien en bleven ver achter bij de 20
ontwikkelde markten.
4.4
Vastrentende waarden
Staatsobligaties De staatsobligatiemarkt werd in 2013 voornamelijk gedreven door een accommoderend beleid van de centrale banken in alle belangrijke regio’s. Zowel de macro-economische ontwikkelingen als de inflatievooruitzichten bleven gematigd. Na een aanvankelijk optimistische start van het jaar, waarbij geld vanuit Noord-Europa werd belegd in de periferie, zorgden de problemen in Italië en Spanje al snel voor een omslag. Beleggers zochten weer de veilige havens op wat, gecombineerd met een zwakke economische groei en lage inflatie, zorgde voor een rentedaling in core Europa. De ECB gaf aan het monetaire beleid te handhaven en zo nodig nog verder te verruimen. Ook in Japan probeerde de centrale bank met monetaire verruiming de economie te stimuleren en de deflatie op afstand te houden. In Amerika kocht de FED conform het Quantitative Easing programma elke maand de beloofde 85 mld. aan obligaties. In april werd de laagste rentestand genoteerd voor de Duitse 10 jaars staatsobligaties van 1,17%. De yieldcurve vervlakte door een afnemend renteverschil tussen de lange en korte obligatierente. De zwakke groei en lage inflatievooruitzichten veronderstelden een langdurige periode van zeer lage obligatie rentes. Echter, in mei werd de markt ruw wakker geschud na een speech van FED president Bernanke waarin werd aangekondigd dat gekeken werd naar de mogelijkheden om het opkoopprogramma af te bouwen. In reactie hierop kwamen Emerging Market obligatie- en valutamarkten onder druk, daalden de aandelen koersen en raakten de obligatierentes in een stijgende trend. De 10 jarige Duitse rente steeg tot ruim 2,0% in september. Het renteverschil tussen korte en lange obligaties nam toe, zodat de rentecurve versteilde. Deze snelle rentestijging dreigde de groei van de Amerikaanse economie af te remmen en Bernanke probeerde de situatie te nuanceren. Nadat de kapitaalmarkt in september accepteerde dat “tapering” van het QE programma nog geen monetaire verkrapping was, stabiliseerde de rente. Zelfs de onrust rondom de dreigende sluiting van de Amerikaanse overheid door problemen met het begrotingstekort hadden nauwelijks een zichtbaar effect. De problemen met het tekort en het dreigende schuldenplafond werden voortvarend opgelost en de Amerikaanse economie bleef zich ook in het laatste kwartaal positief ontwikkelen. De werkgelegenheid nam toe, de werkloosheid daalde voldoende en de FED maakte in december bekend om de aankopen van obligaties te verminderen met 10 mld. per maand tot 75 mld. Om de effecten te beperken heeft de FED tegelijkertijd aangegeven om de rente langdurig op een laag niveau te houden. Ook de Europese economie komt langzaam uit de recessie, al zal de groei voorlopig nog zeer beperkt blijven en de werkloosheid hoog. De hervormingsprogramma’s in de Zuid-Europese landen beginnen hun vruchten af te werpen en het renteverschil tussen Noord en Zuid Europa nam flink af. Door de afgenomen financiële onevenwichtigheden is de situatie in Europa stabieler geworden en is het risico op een uiteenvallen nagenoeg verdwenen. De situatie in de landen die speciale steun hebben ontvangen van de EU en het IMF (Griekenland, Ierland en Portugal) vertoonde een herstel. Ierland heeft recent zelfs aangegeven vanaf 2014 het steunpakket te verlaten. Bedrijfsobligaties De Barclays Euro Aggregate Corporate Index behaalde in 2013 een rendement van 2,37%. Gedurende het jaar liep de renteopslag boven Duitse staatsobligaties gestaag terug van 1,51% naar 1,15%, onder invloed van de geleidelijk verbeterende marktomstandigheden. Het positieve rendementseffect daarvan werd geneutraliseerd door oplopende rentes op (Duitse) staatsobligaties. De markt werd in belangrijke mate gesteund door het stimulerende beleid van centrale banken, en door het herstel van de Europese economische groei in de tweede helft van het jaar. De markt bleef onbewogen bij de potentieel lastige verkiezingsuitslag in Italië, en had 21
alleen een moeilijke periode toen de Fed aankondigde op termijn een eind te willen maken aan het obligatie-opkoopprogramma. Daarnaast was de relatieve schaarste aan papier een belangrijke verklarende factor voor de robuustheid van de markt. De omvang van aflossingen van obligaties, vooral van banken, leidde tot een herbeleggingsbehoefte bij beleggers die groter was dan het aanbod van nieuw papier. In deze omgeving konden met name obligaties met een hoger risicoprofiel een uitstekende performance laten zien. De uitblinkers in 2013 waren achtergestelde leningen van banken en bedrijven, en ook leningen van Spaanse en Italiaanse bedrijven. Deze laatste categorie kon ook sterk profiteren van het verbeterende landenbeoordelingen van de rating agencies. High yield-obligaties 2013 is een uitstekend jaar geworden voor High Yield obligaties. In de eerste maanden van 2013 was het sentiment onder beleggers was erg goed met als gevolg dat in April de markt al op ruim 4% rendement stond. De positieve afloop van de verkiezingen in Italië en de discussie rondom Cyprus bleken goed voor de stemming op de High Yield markt. Bovendien kondigde Japan verdere verruiming van haar monetaire beleid aan, waardoor de vraag naar hoog renderende beleggingen alleen maar verder toenam. Echter in mei sloeg de markt om, vanwege de aankondiging van de Amerikaanse Federal Reserve om op termijn te willen stoppen met het obligatie opkoopprogramma. Dat leidde in mei tot grote uitstroom uit High Yield fondsen (en in vastrentende waarden in het algemeen), met als gevolg dat prijzen in mei onder druk stonden. De prijzen van Amerikaanse staatobligaties daalden vooral erg sterk (waarmee het rendement tegelijk steeg). Voor High Yield betekende dit dat obligaties met weinig risico opslag of met een lange looptijd hieronder leden. Daardoor waren de zomermaanden slecht voor het totale rendement van High Yield. De situatie verbeterde in september nadat de Amerikaanse FED duidelijk maakte voorzichtig te zijn met het afbouwen van haar obligatie opkoopprogramma. Dat stelde de markt gerust, waarna de vraag naar High Yield obligaties weer toenam en de prijzen snel stegen. Verbeterende economische omstandigheden in zowel de VS als in Europa, in combinatie met verbeterende bedrijfsbalansen en een laag aantal faillissementen zorgden voor de significante daling van de risico-opslagen. In 2013 werden er wederom veel nieuwe bedrijven toegevoegd aan de beleggingscategorie en nam het aantal bedrijven in de markt flink toe. Een aantal voormalige investment-grade bedrijven waren daarbij, echter vooral veel nieuwe bedrijven uit de periferie. Daarmee is het aandeel van euro-gedenomineerde leningen in de wereldwijde High Yield markt flink toegenomen. Dit wordt vooral gezien als het gevolg van het krimpen van bankenbalansen, waardoor bedrijven niet meer bij banken kunnen aankloppen voor een lening, maar naar de kapitaalmarkt moeten voor geldschieters. Emerging Market Debt Na vier goede jaren was 2013 uiteindelijk een jaar om snel te vergeten voor Emerging Markets, en specifiek voor Emerging Markets Debt. De JP Morgan Global Diversified Index kwam uit op een negatief rendement van meer dan 5%. Het negatieve rendement is vooral het resultaat van de wereldwijde draai binnen beleggingscategorieën. Emerging Markets werden lange tijd gezien als de beleggingscategorie die profiteerden van de kwantitatieve verruiming van de Amerikaanse FED. Het was goedkoop om geld te lenen in de VS en dit te beleggen in opkomende landen. Stijgende rentes in de VS en dalende opbrengsten in Emerging Markets maakten een einde aan deze geldstroom. Toen de FED vervolgens in mei aankondigde op termijn te willen stoppen met het obligatie opkoopprogramma, reageerden de Emerging Markets heftig en stroomde veel geld uit Emerging Markets-fondsen om elders te worden belegd. Dalende koersen waren het gevolg en dan met name obligaties met een lange looptijd.
22
Ondanks de negatieve rendementen bleef de wereld economie groeien in 2013 vooral dankzij opkomende landen. Toch zwakte de groei af in veel opkomende landen. Tel daar een aantal landen met structurele groeiproblemen en een gebrek aan hervormingen bij op en het resultaat is een minder aantrekkelijke beleggingscategorie die iets te duur is geworden. Vooral landen als Brazilië, Indonesië, Turkije, Zuid-Afrika en India zijn het afgelopen jaar negatief in het nieuws geweest. De betalingsbalans problemen in deze landen zijn een punt van zorg voor de nabije toekomst. In het laatste kwartaal leek de situatie tekenen van beginnende normalisering te vertonen. Lange termijn beleggers als pensioenfondsen en verzekeraars gingen weer (selectief) geld beleggen in Emerging Markets om te profiteren van het inmiddels weer aantrekkelijke rendement. Hierdoor was het laatste kwartaal het beste kwartaal van 2013 met een positief rendement van ongeveer 1,5%.
4.5
Vastgoed
Beursgenoteerd vastgoed Afgelopen jaar kende vastgoed een teleurstellend jaar. Na 2012, waarin beursgenoteerd vastgoed één van de best presterende sectoren was, eindigde de categorie in 2013 net onder de nul. Aan het begin van het jaar domineerde de lage rente. De aanhoudend lage rente was positief voor vastgoed. Enerzijds zijn beleggers op zoek naar hoge cash flows. Door de lage rente konden staatsobligaties dat rendement niet bieden en gingen beleggers op zoek naar alternatieve beleggingen. Vastgoed biedt een aantrekkelijk dividend. Anderzijds zorgt het kapitaal intensieve vastgoed ervoor dat de sector gevoelig is voor rente veranderingen. De sector profiteert van de lage rente, wat resulteert in hogere rendementen. Maar in tweede kwartaal kwam hieraan een einde, toen de Amerikaanse centrale bank voor het eerst hintte op ‘tapering’ – het verlagen van de steunaankopen. De staatsobligatierente steeg ongekend sterk van 1,60% begin mei naar bijna 3% in september. Dit zette de Amerikaanse vastgoed index sterk onder druk, die in korte tijd met ruim 18% daalde. Uiteindelijk kwam de regio voor het jaar net boven de 2,5% uit. Andere regio’s zoals Singapore en Hong Kong hadden last van een oververhitte vastgoedmarkt en daalden gedurende het jaar. Regio’s die het heel goed deden waren het Verenigd Koninkrijk (+24%) en Japan (+61%). Beursgenoteerd vastgoed in Japan (JREITs) is door de centrale bank geoormerkt als één van de instrumenten voor monetaire verruiming en dit heeft de prijzen opgedreven. Deze monetaire verruiming is onderdeel van het economische beleid van de Abe-regering. Hierdoor is de Japanse yen enorm gedeprecieerd, zodat het rendement op beursgenoteerd vastgoed flink lager uitkomt. De lagere yen heeft een enorme stimulans gegeven aan de export zodat ook de binnenlandse economie de gevolgen van het beleid ondervindt. Een spraakmakende zaak in de Europese vastgoedmarkt in het eerste kwartaal was het vertrek van de succesvolle CEO van Unibail Rodamco, Guillaume Poitrinal. De heer Poitrinal vertrekt na 8 jaar en wordt opgevolgd door de COO: Christophe Cuvillier. Een ander opmerkelijk wapenfeit is het wegstemmen van CEO Bernd Kottmann en voorzitter van de raad van bestuur Eckart John Von Freyend bij het Duitse GSW Immobillien. Pensioenfonds PGGM heeft het hier het voortouw in genomen. Aandeelhouders brachten twee bezwaren naar voren: beide heren hebben een slecht track record opgebouwd bij IVG Immobilien. Daarnaast was de snelheid waarmee zij aangedragen werden voor vacante posities twijfelachtig, omdat de grondigheid van het selectieonderzoek in het geding is. De aanstelling is dus niet in het belang van de aandeelhouders. Veel Chinese vastgoedbedrijven kunnen niet meer in China investeren door de opgelegde restricties en kijken daarbij steeds meer naar het buitenland. In het vierde kwartaal werd bekend gemaakt dat Fosun International, een conglomeraat met belangen in allerlei 23
industrieën in New York 1 Chase Manhattan Plaza kocht. Soho China heeft het General Motors gebouw gekocht in Manhattan en Greenland Holdings heeft een belang van 70% genomen in een nieuw te ontwikkelen project in de wijk Brooklyn. De Chinese bedrijven gaan op overname pad door het ontbreken van aantrekkelijke projecten in China, waar de overheid erg restrictief is op de aankoop van vastgoed om te voorkomen dat de prijzen te ver opgedreven worden. In Singapore zijn de huizen peperduur. Er verschijnen regelmatige berichten in de media over hoe oververhit de vastgoedmarkt is. De mediane prijs van een appartement van 100 m2 in de stadstaat Singapore is inmiddels gestegen tot ruim 750.000 euro. Er wordt nog steeds bijgebouwd in de stad en de verkopen zijn tot recordhoogtes gestegen. Het bestuur worstelt met de welvaart van de stad, die veel immigranten aantrekt. Veel immigranten komen uit de Filippijnen en de integratie verloopt niet altijd even soepel. Niet-beursgenoteerd vastgoed Met uitzondering van de woningmarkt, staat de verhuur van direct Europees vastgoed nog steeds onder druk door een dalende werkgelegenheid en laag consumentenvertrouwen. Door verslechterde economische vooruitzichten voor de ‘emerging markets’ en relatief hoge vastgoedprijzen in de VS en Azië nam de belangstelling van beleggers van buiten Europa voor Europees vastgoed toe. Hierdoor steeg het transactievolume in het tweede halfjaar van 2013 en verbeterde de verkoopbaarheid van vastgoed. Noord-Amerikaanse beleggers richten zich vooral op marktsegmenten waar de prijzen sinds 2008 relatief sterk gedaald zijn zoals logistiek vastgoed in West-Europa en kantoren in Nederland. Europese en Aziatische beleggers blijven risico avers en concentreren zich vooral op meer liquide markten zoals Londen, Stockholm en de Duitse steden. Het rendement van het Europese niet beursgenoteerde onroerend goed fonds (TREF) bedroeg -2,2% in 2013. Dit negatieve rendement werd onder andere veroorzaakt doordat de waarde van parkeergarages van Q-Park daalde door lagere groeiverwachtingen. Ook zijn enkele vastgoedfondsen bezig vastgoed te verkopen. De onderhandelingen leiden tot een aanscherping van de waarderingen. De vraag van huurders concentreert zich daarnaast nog altijd op het hogere segment van de markt. De fondsen in de Core portefeuille van TREF hebben hierdoor een betere bezettingsgraad (in vergelijking met de overige fondsen), hetgeen zich vertaalde in een positief rendement. In Zuid-Europa ondervindt de vastgoedmarkt daarentegen hinder van de matige economische ontwikkelingen. Dit vertaalde zich in een negatief rendement op beleggingen in Zuid-Europa. Hoewel de Nederlandse woningmarkt met name tegen het einde van het jaar tekenen van herstel heeft laten zien, is dit voorlopig niet tot uiting gekomen in het rendement van de woningfondsen. De verhuurmarkt voor kantoren in Nederland is nog altijd niet goed met een negatief rendement tot gevolg. Omdat een deel van de beleggingen hier minder last van heeft, werd voor een deel positieve rendementen behaald. In overeenstemming met de algemene marktontwikkelingen, behaalden de fondsen met beleggingen in het Verenigd Koninkrijk een hoger dan gemiddeld rendement en profiteren van de sterke interesse van internationale beleggers in de Londense vastgoedmarkt.
4.6
Grondstoffen
Afgelopen jaar noteerde grondstoffen een licht negatief rendement. De verschillende sectoren vertoonden een wisselend beeld. Energie gerelateerde grondstoffen behaalden een sterk positief rendement, terwijl prijzen van edelmetalen en agrarische grondstoffen hard omlaag gingen Het jaar begon rustig, waarbij de index in het eerste kwartaal nauwelijks van zijn plaats kwam. De rendementen van de meeste sectoren waren negatief. Gedreven door tegenvallende economische cijfers in China en daardoor afnemende importcijfers van industriële metalen, verloor deze sector het meest. Energie was de enige sector die een positief rendement wist te boeken. Het koude weer in de Verenigde Staten zorgde voor een flinke toename in het gasgebruik. Wat de prijzen van deze grondstof flink omhoog stuwde. 24
In het tweede kwartaal van 2013 werd een negatief rendement behaald op grondstoffen. De Amerikaanse centrale bank, de FED, kondigde aan dat het een afbouw van het ruime monetaire beleid (het obligatie opkoopprogramma) aanstaande is. Dit zorgde voor afnemende inflatie verwachtingen en een oplopende dollar. Een negatieve mix voor grondstoffenprijzen en deze daalde daardoor flink. De rendementen van de meeste sectoren binnen de grondstoffenmarkt waren negatief. Vooral de prijzen van edelmetalen werden geraakt door deze uitspraken en verloren bijna een kwart van hun waarde. Gedreven door een oplopende dollar en matige economische groei in China gingen ook de industriële metalenprijzen dat kwartaal omlaag. Het derde kwartaal volgde een sterk herstel. De prijsstijgingen werden deels veroorzaakt doordat macro economische cijfers in China de verwachtingen overtroffen. Daarnaast werd onverwachts de afbouw van het ruime monetaire beleid uitgesteld door de FED. Deze ontwikkelingen hadden een positief effect op grondstoffenprijzen. De rendementen van de meeste sectoren binnen de grondstoffenmarkt waren in dat kwartaal positief. Vooral de prijs van olie steeg sterk in het derde kwartaal. In juli liep de onrust in Syrië liep flink op. Het land ligt vrij centraal in het Midden-Oosten. De angst bestond dat het conflict zou overslaan naar de omliggende landen en daarmee een destabiliserend effect zou hebben op de hele regio. Een significant risico voor de wereldwijde olie productie. Beleggingen in grondstoffen kenden in het vierde kwartaal een volatiel verloop en beëindigden het kwartaal met een licht negatief rendement. De prijsstijgingen, die werden veroorzaakt door het aanhoudende economische herstel, werden teniet gedaan door oplopende voorraden en de aangekondigde afbouw van de monetaire verruiming. De rendementen van de sectoren vertoonden wederom een wisselend beeld. De energie sector was de best presterende sector. Daarnaast gingen de prijzen van industriële metalen ook omhoog. De sectoren edelmetalen, agricultuur en levend vee hadden te maken met prijsdalingen. De prijs van Brent olie liep wat verder op, door de aanhoudende onrust in het Midden-Oosten.
4.7
LDO
Het Long Duration Overlay (LDO) fonds is een fonds waarbij gebruik wordt gemaakt van renteswaps om de duration van de beleggingen te verlengen, zodat deze beter wordt afgestemd op die van de pensioenverplichtingen. Dit zorgt ervoor dat de waardeontwikkeling van beleggingen als gevolg van renteveranderingen in lijn is met die van de pensioenverplichtingen. Het LDO fonds, bestaande uit een gediversifieerde renteswapportefeuille en een buffer van AAA-staatsobligaties, is voor het pensioenfonds een effectieve manier om het neerwaartse renterisico te beperken. Zo zorgt de zogenaamde overlay structuur ervoor dat de bestaande strategische beleggingsportefeuille intact kan blijven. Het bestuur van het pensioenfonds zet het LDO fonds niet in voor speculatieve doeleinden. Omdat een swap een bilateraal contract is met een lange contractsduur (tot 50 jaar in de toekomst), lopen beide partijen het risico dat de andere partij zich niet aan de betalingsverplichting houdt. Bij bijvoorbeeld een faillissement van één van de partijen zou dit kunnen resulteren in een verlies voor de andere partij. Dit is het zogenaamde tegenpartijrisico. Om dit risico te beperken wordt door de partijen die een swap aangaan, onderpand verschaft of verkregen. Dagelijks wordt, aan de hand van de actuele marktrentes, de marktwaarde van de renteswaps bepaald. Op basis hiervan wordt bepaald of en door wie extra onderpand moet worden gestort om het tegenpartijrisico te verminderen. Daarnaast worden, om het kredietrisico te verkleinen, alleen renteswaps afgesloten met tegenpartijen met een kredietwaardigheid van minimaal BBB. Elke maand worden LDO participaties aan- of verkocht om de duration van de beleggingen in de gewenste mate te verlengen. Het aantal jaren durationverlenging is gebaseerd op de initiële waarde van de beleggingsportefeuille en de pensioenfondskenmerken, zoals de 25
gemiddelde looptijd van de pensioenverplichtingen, bij aanvang van het mandaat. De beleggingen en verplichtingen kunnen echter fluctueren als gevolg van marktontwikkelingen. Ook kan een wijziging van de sterftetafels tot een veranderende verplichtingenstructuur leiden. Dit heeft impact op de effectiviteit van de rentehedge. Hierdoor kunnen renteschommelingen tot ongewenste fluctuaties in de dekkingsgraad leiden. Om dit te voorkomen dient de rentehedge periodiek te worden bijgestuurd. Jaarlijks stelt het bestuur de strategische beleggingsportefeuille vast, zodat het verschil tussen de absolute rentegevoeligheid van de beleggingen en de verplichtingen in de gewenste mate wordt verkleind. Daarnaast vindt periodiek monitoring van de renteafdekking plaats door het bestuur. In 2013 is de rentetermijnstructuur enigszins gestegen waardoor de belegging in LDO een negatief beleggingsrendement heeft behaald.
4.8
Maatschappelijk verantwoord beleggen
Aegon, als vermogensbeheerder van het pensioenfonds, baseert zijn beleggingsbeleid op de overtuiging dat het mogelijk is financiële en maatschappelijke rendementen te integreren. Aegon Nederland selecteert daarom beleggingen waarvan is vastgesteld dat deze in overeenstemming zijn met normen en waarden zoals die voortvloeien uit de Code of Conduct van Aegon. Aegon hanteert voor zijn beleggingsbeleid een zwarte lijst en een grijze lijst. De bedrijven op de zwarte lijst worden door Aegon direct uitgesloten van alle actieve beleggingen (het zogeheten uitsluitingenbeleid). De zwarte lijst wordt gepubliceerd op www.Aegon.nl. De bedrijven op de grijze lijst sluit Aegon niet onmiddellijk uit van zijn beleggingen. Indien mogelijk gaat Aegon Nederland met dergelijke bedrijven een actieve dialoog aan om ze tot ander gedrag te bewegen. Dit wordt ‘engagement’ genoemd. In bedrijven die niet op deze lijsten voorkomen, kan Aegon zonder belemmering investeren. Aegon ziet erop toe dat de beleggingsfondsen die aan klanten worden aangeboden het stembeleid van Aegon volgen. Bedrijven waarvan is aangetoond dat ze mensenrechten op ernstige wijze schenden, controversiële wapens produceren, ernstige milieuschade aanbrengen of veroordeeld zijn voor ernstige corruptie, komen in aanmerking voor uitsluiting. Indien mogelijk zal Aegon met deze bedrijven eerst een actieve dialoog aangaan om ze tot ander gedrag te bewegen. Levert deze dialoog na veelvuldig en herhaaldelijk engagement niet het gewenste resultaat op, dan gaat Aegon alsnog over tot uitsluiting van het bedrijf. Aegon maakt voor de invulling van dit beleid gebruik van de analyseresultaten van een gespecialiseerd extern bureau. Informatie over controversiële activiteiten is niet altijd beschikbaar of bekend. Aegon is verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid en de uitvoering van het beleid.
4.9
Vooruitblik vermogensbeheer 2014
Asset Management maakt haar fondsenaanbod eenvoudiger Aegon speelt in op de toenemende vraag naar eenvoudige en transparante producten. Door stroomlijning wordt het aantal beleggingsfondsen teruggebracht. Echter zal ook gekeken worden of aan nieuwe beleggingsfondsen behoefte is. Het einddoel is een doelgerichter fondsenaanbod met transparantere keuzemogelijkheden. Deze stroomlijning leidt tot nog meer aandacht voor het beheer van de fondsen. Er ligt dus meer focus op kwaliteit. In 2014 wordt aangevangen met een nieuwe propositie voor het afdekken van het renterisico, de propositie Liability Driven Solutions. Liability Driven Solutions Een van de belangrijkste marktrisico’s voor pensioenfondsen is renterisico. Renterisico ontstaat doordat de looptijd van pensioenverplichtingen van nature langer is dan de looptijd van pensioenbeleggingen. De uitkeringen die een pensioenfonds aan zijn deelnemers moet 26
doen liggen over het algemeen namelijk ver in de toekomst, terwijl de inkomsten uit de pensioenbeleggingen veelal een kortere looptijd hebben. Hierdoor hebben pensioenverplichtingen een hogere rentegevoeligheid dan de beleggingen. Dit verschil in rentegevoeligheid leidt bij renteveranderingen tot een volatiele dekkingsgraad. Hiervoor moet dan ook extra kapitaal worden aangehouden onder de regels van het Financieel Toetsingskader (FTK). Om het renterisico af te kunnen dekken gaat Aegon Asset Management over op de propositie Liability Driven Solutions. Deze propositie bestaat uit een aantal onderdelen: AeAM Strategic LiabilityMatching (SLM); Matching & Monitoring service; Asset & Liability Dashboard. Het AeAM Strategic Liability Matching (SLM) fonds maakt gebruik van renteswaps om de rentegevoeligheid van de beleggingen zo goed mogelijk af te stemmen op de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Dit zorgt ervoor dat de waardeontwikkeling van de beleggingen, als gevolg van renteveranderingen, in de gewenste mate meebeweegt met de waardeontwikkeling van de verplichtingen. Beleggen in het SLM fonds is een efficiënte manier om het renterisico te beperken. Zo zorgt de structuur van dit fonds ervoor dat de strategische beleggingsportefeuille slechts in beperkte mate hoeft te worden aangepast. Hierdoor resteert een groot deel van de portefeuille voor overige beleggingscategorieën, zoals vastrentende of zakelijke waarden. Daarnaast biedt het SLM fonds, door aan- en verkoop van participaties, de mogelijkheid om de afdekking van het renterisico flexibel bij te sturen indien de pensioenverplichtingen wijzigen. Het SLM fonds wordt aangeboden in combinatie met de zogenaamde Matching & Monitoring service. Hierbij wordt maandelijks geëvalueerd of de afdekking van het renterisico nog binnen de afgesproken grenzen ligt. Indien dit niet het geval is wordt de mate van afdekking weer teruggebracht naar het gewenste percentage. Dit laatste wordt gedaan door participaties in het SLM fonds te aan- of verkopen. Op deze wijze blijft de renteafdekking in lijn met het beleggingsmandaat. De renteafdekking kan daarnaast in detail gevolgd worden via het Asset & Liability Dashboard. In deze rapportage wordt de ontwikkeling van de renteafdekking door de tijd gevolgd. Ook wordt geëvalueerd hoe goed de afdekking van het renterisico in de praktijk is geweest. Dit wordt gedaan door de daadwerkelijke waardeontwikkeling van de verplichtingen en de (vastrentende) beleggingen met elkaar te vergelijken.
27
5. 5.1
Pensioencommunicatie en -administratie Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en -administratie die in 2013 hebben plaatsgevonden. Ook worden de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wet- en regelgeving op pensioengebied.
5.2
Pensioencommunicatie
Duidelijke communicatie met de verschillende doelgroepen van het pensioenfonds is voor het bestuur van groot belang. Doelstelling van het pensioenfonds op dit gebied is het zorgdragen voor duidelijke en klantgerichte communicatie met deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers.
5.2.1
Nulmeting
Om te kunnen zorgdragen voor duidelijk en klantgerichte communicatie heeft het pensioenfonds in maart en april van 2013 een onderzoek laten uitvoeren rondom de informatievoorziening en communicatie vanuit het pensioenfonds. Het bestuur vindt het belangrijk om te weten wat de belanghebbenden vinden van de wijze waarop het pensioenfonds hen informeert, hoe zij tegenover het pensioenfonds staan, wat goed gaat en wat beter kan. Vooral dat laatste is belangrijk, want dat geeft het bestuur vooral praktische handvatten om verbeteringen door te voeren. Het ging om een online onderzoek. Het onderzoek heeft plaatsgevonden door een steekproef van actieve deelnemers en gepensioneerden. Deze personen zijn via een brief gevraagd het onderzoek online in te vullen. Als dank voor de medewerking is onder de respondenten twee iPad mini’s verloot. Het onderzoek was volledig anoniem. Verbeterpunten Uit het onderzoek kwam naar voren dat de respondenten vinden dat het pensioenfonds eerder en regelmatiger moet communiceren over onderwerpen als beleggingen, de dekkingsgraad, de financiële situatie van het pensioenfonds, de kosten en de persoonlijke situatie. Belanghebbenden vinden het belangrijk dat er duidelijk, transparant en in eenvoudige begrijpelijke taal wordt gecommuniceerd. Er is bovendien behoefte aan een verantwoording van de betalingen, bijvoorbeeld door inzicht in de verhouding betaalde premie, pensioenopbouw en uitkering. Duidelijkheid geven over de financiële situatie van het pensioenfonds en de gevolgen van actuele ontwikkelingen voor het pensioenfonds en de eigen situatie kan de onzekerheid en onduidelijkheid die hierover bestaat mogelijk wegnemen. Bij voorkeur wordt deze informatie per brief of persoonlijke e-mail gegeven. Hier lijken ook kansen te liggen voor de pensioenplanner. De pensioenplanner is onvoldoende bekend bij de belanghebbenden. En dat terwijl daar juist heel nauwkeurig de persoonlijke pensioensituatie staat beschreven. Degenen die de planner gebruiken, zijn er over het algemeen positief over. Door het vergroten van de bekendheid van de planner en het stimuleren van het gebruik ervan, kan de behoefte aan persoonlijke informatie eenvoudig worden bevredigd. De resultaten van het onderzoek en de verbeterpunten heeft het bestuur vanzelfsprekend ter harte genomen. Het communicatiebeleid is kritisch bekeken en de verbeterpunten zijn zoveel mogelijk in 2013 en doorlopend in 2014 doorgevoerd. Natuurlijk met als doel om de communicatie en informatievoorziening verder te optimaliseren. 28
5.2.2
Communicatieconcept
Op basis van de uitkomsten van het onderzoek is onder andere besloten de positionering, aanvullende kernwaarden (eigentijds, sympathiek en persoonlijk) en strategie van het pensioenfonds te versterken. Hiervoor is een communicatieconcept ontwikkeld. Het communicatieconcept heeft de werktitel ‘In balans’ gekregen. Naar de mening van het bestuur past dit bij: het DNA van de branche; de balans tussen de verantwoordelijkheid van het pensioenfonds en de verantwoordelijkheid van de deelnemers zelf; uw inkomen nu en na pensionering; de claim om te zorgen voor een balans tussen verleden, heden en de toekomst; wat het zegt over de deelnemers en het pensioenfonds, namelijk accuraat, deskundig, betrouwbaar en precies; een positieve lading; dat het pensioenfonds er alles aan doet en dat de deelnemers zich geen zorgen hoeven te maken. Het communicatieconcept is doorgevoerd naar de website, mailing, brochures en andere communicatie-uitingen.
5.2.3
Communicatie met deelnemers
Doelgroepgerichte mailing Om bij alle deelnemers het UPO onder de aandacht te brengen, is er een vooraankondiging verstuurd. De boodschap: Weet u wat er op uw balans staat? Lees het UPO en onderneem wanneer nodig stappen. Van de mailing zijn twee versies gemaakt, een ‘u-vorm’ en een ‘jijvorm’, zodat de informatie goed toegespitst kan worden op de doelgroep.
5.2.4
Communicatie met werkgevers
Digitale nieuwsbrief In 2013 zijn vier digitale nieuwsbrieven voor werkgevers verstuurd. De nieuwsbrief wordt naar ca. 250 e-mailadressen verstuurd. In de nieuwsbrieven kwamen diverse zaken aan bod, waaronder: klantendag 2012; kerncijfers; jaarverslag ; UPO deelnemers. Acquisitie nieuwe werkgevers In 2013 is de acquisitiebrochure voor nieuwe werkgevers in een nieuw jasje gestoken. Dit is gerealiseerd in samenwerking met het acquisitieteam van Aegon Den Haag. Er is ook een online versie van de acquisitiebrochure ontwikkeld met meer informatie over het pensioenfonds. Hiermee slaan we de weg is naar het digitaliseren van het pensioenfonds.
29
5.2.5
Website
In 2013 is de vormgeving vernieuwd in lijn met het communicatieconcept. Om meer verkeer naar de website te genereren wordt in brieven en mailingen standaard verwezen naar de website.
5.2.6
Verkort jaarverslag
Nieuw in 2013 was de introductie van het verkort jaarverslag. Hiermee brengen we bij alle doelgroepen de hoofdpunten van het gevoerde beleid onder de aandacht.
5.2.7
Overige (reguliere) communicatie
Naast bovenstaande middelen, verstuurt het pensioenfonds ieder jaar de volgende middelen: Toelichting op de uitkeringsspecificatie Alle pensioengerechtigden hebben in januari 2013 een toelichting op de uitkeringsspecificatie ontvangen. Hierin staat of en hoeveel indexatie is doorgevoerd, betaaldata en bijvoorbeeld welke aanpassingen zijn doorgevoerd in belastingtarieven/zorgverzekeringswet. Uniform Pensioenoverzicht Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) is in 2013 verstuurd naar alle actieve deelnemers en arbeidsongeschikten. Hierin staat o.a. de volgende informatie: opgebouwde en te bereiken rechten naar de stand van 1 januari; A-factor. Het UPO is voor de deelnemers ook digitaal beschikbaar op het persoonlijke deel van de website. Overzicht (bijzonder) partnerpensioen De pensioengerechtigden hebben in het najaar van 2013 het jaarlijkse overzicht van het partnerpensioen ontvangen. Startbrief De startbrief voor nieuwe deelnemers is gecheckt op de wettelijke verplichtingen.
5.2.8
Pensioencommunicatie 2014 en daarna
De strategische invalshoek op pensioencommunicatie wordt voor de komende jaren nog verder doorgetrokken. In 2012 is een meerjarencommunicatiebeleidsplan 2013-2016 ontwikkeld. Het doel van het meerjarenplan is de pensioencommunicatie, meer dan voorheen, structureel vorm te geven. In het meerjarenplan worden een aantal basisuitgangspunten beschreven waaraan de communicatie de komende jaren moet voldoen. Dit plan moet vooral gezien worden als kader waarbinnen toekomstige afwegingen ten aanzien van de pensioencommunicatie beter gemaakt kunnen worden. In het meerjarenbeleidsplan wordt ingegaan op de positionering van het pensioenfonds, de kernwaarden, de strategie en de communicatiestijl. De pensioencommunicatie voor de komende drie jaren kan hieraan worden getoetst.
30
Ieder jaar wordt een actieplan gemaakt. Dit actieplan is de concrete vertaling van het meerjarenbeleidsplan en geldt voor één jaar. In het actieplan worden de doelstellingen concreet gemaakt, hieraan boodschappen en middelen gekoppeld en vervolgens ook een planning en een begroting. In 2013 is voor het eerst gewerkt op basis van beide plannen.
5.3
Pensioenadministratie
SEPA Door de invoering van de Single Euro Payments Area (SEPA) gaat Europa per 1 februari 2014 over naar één Europese betaalmarkt met een overgangstermijn van zes maanden. Hierdoor moeten nationale betaalsystemen en -infrastructuren overgaan op Europese standaarden. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor de bedrijfsvoering en het betalingsverkeer van pensioenfondsen en pensioenuitvoerders. In 2013 heeft de transitie van het pensioenfonds naar IBAN plaatsgevonden. Na de migratie van de premie- en incassoadministratie is in juli de crediteurenadministratie gemigreerd. De uitkeringen zijn in september overgezet naar de SEPA omgeving.
5.3.1
Deelnemersadministratie
Beantwoording deelnemersvragen
In 2013 zijn 690 deelnemers vragen gesteld aan het pensioenfonds (2012: 752). De deelnemers stelden met name vragen over pensioenopgaven (Uniform Pensioenoverzicht) en inkomende waardeovernames). Deelnemersvragen per kanaal
31
5.3.2
Werkgeversadministratie
Beantwoording werkgeversvragen In 2013 zijn 619 werkgeversvragen gesteld aan het pensioenfonds (2012: 599). In het eerste kwartaal zijn meer vragen gesteld over de gegevensaanlevering dan in de rest van het jaar. De meeste werkgeversvragen werden in 2013 gesteld over: gegevensaanlevering via het werkgeversportaal; premienota’s; wijziging van bedrijfsgegevens. Werkgeversvragen per kanaal
Werkgeversportaal Voor de werkgevers is een werkgeversportaal aanwezig. Op het werkgeversportaal kunnen werkgevers loongegevens aanleveren, in- en uitdienstmeldingen doorgeven, aangeleverde gegevens raadplegen, contactgegevens onderhouden en notaspecificaties inzien. Het portaal is 24 uur per dag, 7 dagen per week opengesteld. Gegevensaanlevering Elke wijziging in de gegevens van werknemers die zich voordoen, kunnen via het portaal worden doorgegeven. In 2013 zijn er geen problemen geweest met de gegevensaanlevering. Aangeleverde gegevens zijn door de pensioenuitvoerder binnen de afgesproken termijn verwerkt in de pensioenadministratie. Nota’s Elke maand worden de premienota’s opgesteld en gecontroleerd conform de gemaakte afspraken. De nota’s worden maandelijks vooraf verstuurd. De specificatie van de nota’s zijn door de werkgevers te raadplegen via het werkgeversportaal. Alle nota’s zijn door de pensioenuitvoerder binnen de afgesproken termijn verstuurd aan de werkgevers. Naast de reguliere nota’s zijn nota’s verstuurd met betrekking tot de omvangskorting over 2012. Werkgevers die in 2013 een premievolume van minimaal € 175.386 (2012: € 172.153) op jaarbasis hebben, krijgen een premiekorting gebaseerd op een vastgestelde staffel.
32
5.4
Pensioenregeling
Kenmerken Pensioenregeling Pensioendatum Type regeling Toeslagverlening Pensioengevend salaris Franchise Maximum Pensioengevend salaris Opbouw ouderdomspensioen per jaar Partnerpensioen Wezenpensioen
65 jaar middelloonregeling voorwaardelijk 12 maal het maandsalaris inclusief vakantietoeslag 17.046 78.582 2% 70% van het ouderdomspensioen 14% van het ouderdomspensioen
De aangesloten werkgevers kunnen kiezen om een maximum pensioengevend salaris in te bouwen. Voor bedrijven die vanaf 1 januari 2010 zijn toegetreden is het mogelijk om enkele van de bovenstaande kenmerken naar eigen keuze toe te zeggen. Dit betreft de hoogte van de franchise, het maximum pensioengevend salaris en het opbouwpercentage. Tot 1 januari 2010 was er boven een bepaalde grens een beschikbare premieregeling (BPR) van toepassing. Actieve deelnemers die per 31 december 2009 aan deze BPR regeling deelnamen hebben de keuze gekregen of ze de regeling ook na 31 december 2009 willen handhaven. Per 31 december 2009 hebben 66 actieve deelnemers ervoor gekozen om deze BPR regeling ook na 31 december 2009 te handhaven. Hiervan zijn per 31 december 2013 nog 37 actief deelnemer (2012: 39 deelnemers). Voor deze groep blijft de basismodule gehandhaafd tot de salarisgrens in 2013 van € 39.291 (2012: € 38.196) en de BPR-regeling voor het pensioengevend salaris boven deze salarisgrens. Bij de BPR-regeling is er voor elke individuele deelnemer een pensioenbeleggingsrekening (PBR) geopend waarop een pensioenkapitaal wordt gespaard. De deelnemers beleggen via het zogenaamde Life Cycle Beleggen (hierbij wordt voor de deelnemer belegd op basis van zijn of haar risicoprofiel en neemt het beleggingsrisico af naarmate men de pensioendatum nadert) of maken deelnemers zelf een keuze uit (een combinatie van) de beleggingsfondsen. De beleggingsopbrengsten van de door de deelnemers gekozen fondsen bepalen het rendement van zijn of haar individuele PBR. Op de pensioendatum zijn de deelnemers verplicht voor het saldo van de PBR pensioen bij het pensioenfonds aan te kopen. Wellicht ten overvloede dient hierbij te worden vermeld dat de beleggingen volledig voor rekening en risico van de deelnemers worden aangehouden; deze beleggingen vormen dan ook geen onderdeel van de beleggingsportefeuille voor rekening van het pensioenfonds. Grensbedragen Door het bestuur zijn de volgende grensbedragen vastgesteld: (bedragen in euro)
Franchise basismodule Grensbedrag basismodule Grensbedrag excedentmodule / maximum pensioengevend salaris
5.5
2013 17.046 39.291
2012 16.571 38.196
78.582
76.392
Nieuwe wetgeving
Inperking fiscaal kader Als gevolg van de wet “Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd” is per 1 januari 2014 het fiscaal maximale opbouwpercentage verlaagd: voor middelloonregelingen van 2,25% per jaar met een pensioenleeftijd van 65 jaar naar 2,15% met een pensioenleeftijd van 67 jaar. 33
In het regeerakkoord is opgenomen dat er vanaf 1 januari 2015 een nog lager percentage gaat gelden. De wetsvoorstellen die hiertoe waren ingediend, konden echter niet rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer en zijn ‘aangehouden’. Via een zogenoemde novelleprocedure is daarna een gewijzigd voorstel aan het parlement aangeboden. In de eerste plaats is de verlaging van het maximale opbouwpercentage minder groot dan in het oorspronkelijke wetsvoorstel. In plaats van een maximaal opbouwpercentage van 1,75% is het percentage nu vastgesteld op 1,875% (voor middelloonregelingen). Dit percentage geldt bij een pensioenleeftijd van 67 jaar. Het blijft mogelijk een pensioenregeling aan te bieden met een lagere pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel (nog) lagere opbouwpercentages moeten worden gehanteerd. In het oorspronkelijke wetsvoorstel was daarnaast opgenomen dat fiscaal voordelig pensioen opgebouwd kan worden tot een salaris van maximaal € 100.000. Deze grens is in de gemaakte afspraken behouden gebleven. Het wordt wel mogelijk voor het inkomen vanaf € 100.000 uit het nettoloon fiscaal vriendelijk pensioen te sparen, wat fiscaal begunstigd wordt via een vrijstelling in box III. Door het kabinet is toegezegd dat het mogelijk wordt gemaakt dat een dergelijke vrijwillige netto-regeling ook door pensioenfondsen kan worden uitgevoerd. In een brief aan de Tweede Kamer van 28 maart 2014 zijn door de staatsecretarissen Wiebes en Klijnsma de hoofdlijnen van de voorwaarden voor uitvoering van netto-pensioen in de tweede pijler aangegeven. Eén van de beoogde doelen van de verlaging van het maximale opbouwpercentage is dat daarmee de pensioenpremies omlaag zullen gaan. De hoogte van de premie wordt echter niet vastgesteld door de overheid, maar door de pensioenfondsbesturen. Daarom worden premiewaarborgen ingevoerd om ervoor te zorgen dat de premies daadwerkelijk door de pensioenfondsen worden verlaagd. De waarborgen worden waar mogelijk vastgelegd in wetgeving. Zo zullen pensioenfondsen in hun jaarrekening moeten aangeven hoe de hoogte van de premie tot stand is gekomen. Ook krijgt de toezichthouder een aantal extra bevoegdheden. DNB kan onder meer een toets uitvoeren om na te gaan of de belangen van de verschillende generaties zijn meegenomen in de bepaling van de hoogte van de premie. Ook mogen pensioenfondsen alleen ‘toekomstbestendig’ indexeren, wat betekent dat pensioenaanspraken en –rechten alleen mogen worden aangepast aan de inflatie als deze indexatie ook gedurende een langere periode kan worden waargemaakt. De mogelijkheden voor zelfstandigen om pensioen op te bouwen, worden uitgebreid. Zo komt er een collectieve pensioenregeling voor zzp’ers. Fondsen kunnen vrijwillige voortzetting blijven aanbieden aan deelnemers die zzp’er worden, waarbij de zzp’er dan negen maanden de tijd krijgt om die keuze te maken. Daarnaast komen er mogelijkheden om pensioenvoorzieningen in de derde pijler aan te spreken in geval van arbeidsongeschiktheid. Verder zal nader worden onderzocht of de werknemersbijdrage binnen een pensioenregeling gebruikt kan worden voor aflossing van de hypotheek. Het gewijzigde wetsvoorstel (de verlaging van de maximale percentages) is op 6 maart 2014 aangenomen door de Tweede kamer en op dit moment in behandeling bij de Eerste Kamer. De beoogde inwerkingtreding is op 1 januari 2015. Een aantal samenhangende onderwerpen – onder meer het netto-pensioen en de premiewaarborgen - zal in separate wetgeving bij de Tweede Kamer worden ingediend. Herziening financieel toetsingskader De economische crisis is voor de sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) aanleiding geweest om op 4 juni 2010 een concept-Pensioenakkoord te sluiten over de AOW en de aanvullende pensioenen. Achtergrond van het akkoord is dat aanpassingen in het pensioenstelsel nodig zijn om het ook in de toekomst overeind te houden. Op 10 juni 2011 heeft een nadere uitwerking van dit akkoord ook de instemming van het kabinet gekregen.
34
De nadere uitwerking bevatte voor sociale partners en pensioenfondsbesturen een keuze tussen een ‘nominaal contract’ een ‘reëel contract’. Een voorontwerp van de aanpassing van de Pensioenwet, het nieuwe financieel toetsingskader (FTK) en de toelichting is ter consultatie via internet openbaar gemaakt, waarop ‘het pensioenveld’ kon reageren. Na deze consultatie heeft staatssecretaris Klijnsma op 1 oktober 2013 de Tweede Kamer geïnformeerd over de voorgenomen vervolgstappen ten behoeve van de herziening van het FTK. In de brief wordt aangegeven dat zowel het nominale als het reële contract beperkingen kennen. Een keuze tussen twee contracten levert geen eenduidig kader op, aldus de staatssecretaris. In plaats van een keuze tussen een nominaal of een reëel contract zal er daarom een tussenvariant gaan gelden. Bij de herziening van het FTK hoeft er dan niet te worden ‘ingevaren’ (het onderbrengen van opgebouwde aanspraken in het nieuwe reële contract) en hoeven er niet meerdere systemen naast elkaar te bestaan. Voor het vertrouwen zou het daarnaast wenselijk zijn dat bestaande pensioenaanspraken niet anders worden gewaardeerd. Per brief van 4 april 2014 heeft de staatssecretaris aan de Tweede Kamer laten weten wat de uitgangspunten zullen zijn van het wetsvoorstel. Zo moeten pensioenfondsen bij financiële schokken of een stijging van de levensverwachting direct maatregelen nemen. Er wordt niet langer gewacht met korten tot na een herstelperiode. Wel mogen maatregelen worden gespreid over 10 jaar. Daarnaast worden er regels geïntroduceerd voor de indexatie van pensioenen, waarmee wordt beoogd disproportionele herverdelingseffecten tussen de verschillende generaties te voorkomen. De premie mag worden gedempt op basis van 10 - jaarsrentemiddeling of – onder voorwaarden - op basis van verwacht rendement. Verder wordt in de toezichtregels uitgegaan van een 12-maandsgemiddelde van de dekkingsgraad. Het wetsvoorstel ligt ter advisering bij de Raad van State, waarna het naar verwachting medio 2014 bij de Tweede Kamer wordt ingediend. De streefdatum voor inwerkingtreding is 1 januari 2015. Verhoging AOW-leeftijd Met de eerder op 1 april 2012 in werking getreden “Wet wijziging ingangsdatum AOWouderdomspensioen”, is bepaald dat de ingangsdatum van de AOW-uitkering gelijk is aan de dag waarop iemand 65 jaar wordt. Met de Wet “Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd” gaat de AOW-leeftijd vanaf 2013 jaarlijks geleidelijk met een aantal maanden per jaar verder omhoog. Daarmee komt de AOW-gerechtigde leeftijd in 2019 uit op de 66ste verjaardag en in 2023 op de 67ste verjaardag. De AOW-leeftijd wordt met ingang van 2024 gekoppeld aan de ontwikkeling van de resterende levensverwachting. Deze voorgestelde snelheid waarmee de AOW-leeftijd omhoog zou gaan, zal echter worden aangepast. In het regeerakkoord is opgenomen dat de AOW-leeftijd sneller omhoog gaat en in 2018 en 2021 uitkomt op de 66 ste, respectievelijk de 67ste verjaardag. Het wetsvoorstel ter verdere verhoging van de AOWleeftijd zal naar verwachting medio 2014 bij de Tweede Kamer worden ingediend. Versterking bestuur pensioenfondsen De wet “Versterking bestuur pensioenfondsen” beoogt het governancemodel van pensioenfondsen opnieuw in te richten. De meest opvallende wijziging ten opzichte van de huidige structuur is dat er een keuze gemaakt kan worden tussen bestuursmodellen, waaronder een model waarin het voltallige bestuur uit externe (onafhankelijke) bestuurders bestaat. Afhankelijk van het gekozen model worden de bevoegdheden van de huidige deelnemersraad en het huidige verantwoordingsorgaan bij andere fondsorganen ondergebracht. Ook de mogelijke inrichtingsvormen van het intern toezicht worden aangepast. Het intern toezicht kan, naast een visitatiecommissie of een raad van toezicht, ook door middel van een one tier board worden ingericht. In het debat in de Eerste Kamer heeft staatssecretaris Klijnsma aangegeven dat de mogelijkheid van intern toezicht door een visitatiecommissie per 1 juli 2016 komt te vervallen. Met uitzondering van fondsen die het intern toezicht hebben georganiseerd door middel van een one tier board, zullen fondsen dan een permanente raad van toezicht moeten instellen. 35
Verder worden er bevoegdheden in het leven geroepen om de deskundigheid van (mede)beleidsbepalers te borgen, zoals de bevoegdheid van het bestuur een kandidaatbestuurder te weigeren als deze niet voldoet aan het vooraf opgestelde functieprofiel. Naast deze wet is, ter vervanging van de huidige Principes voor goed pensioenfondsbestuur, een nieuwe code voor goed pensioenfondsbestuur vastgesteld, waarin een aantal zaken met betrekking tot onder meer benoeming en deskundigheid/geschiktheid nader wordt geregeld. De wet is op 7 augustus 2013 in werking getreden. De bepalingen met betrekking tot de bestuursmodellen en de inrichting van de fondsorganen treden per 1 juli 2014 in werking, waardoor pensioenfondsen tot die datum de tijd hebben om de aanpassing van de interne organisatie en de relevante documenten voor te bereiden. DNB heeft in recente mediaberichten veel aandacht gevraagd voor de voorbereidingsinspanningen. Wet Pensioencommunicatie Uit verschillende onderzoeken en adviezen is gebleken dat de huidige communicatieinspanningen van pensioenuitvoerders niet altijd het gewenste effect hebben en de verplichte communicatie-uitingen voor een aanzienlijk deel van de deelnemers onvoldoende begrijpelijk zijn. Bij informatieverstrekking zou meer dan nu moeten worden aangesloten bij het perspectief van de deelnemer. Het doel van de Wet ‘Pensioencommunicatie’ is de huidige bezwaren te ondervangen door in de wetgeving onder meer ruimte te bieden voor maatwerk door pensioenuitvoerders en gelaagdheid in informatie. De mogelijkheden tot digitale informatieverstrekking worden uitgebreid en de communicatie over koopkracht en risico’s worden geüniformeerd. Ook zal het pensioenregister stapsgewijs worden uitgebreid met functionaliteiten, zodat het te verwachten pensioeninkomen in een oogopslag inzichtelijk wordt. Er is in november 2013 een voorontwerp van het wetsvoorstel ‘Pensioencommunicatie’ op de website van de overheid ter consultatie aangeboden. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2015. In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid Vertegenwoordigers van het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie hebben een convenant opgesteld voor een uniforme dekking van de risico’s van arbeidsongeschiktheid (premievrije deelneming en arbeidsongeschiktheidspensioen). Volgens de gemaakte afspraken zal voor een arbeidsongeschiktheidspensioen het uitgangspunt worden dat het uitlooprisico gedekt wordt. Dat betekent dat een toename in de mate van arbeidsongeschiktheid nadat een werknemer bij een nieuwe werkgever in dienst is getreden en aan een nieuwe pensioenregeling is gaan deelnemen, gedekt wordt door de oude pensioenuitvoerder. Voor wat betreft een premievrije deelneming wordt dekking van het inlooprisico het uitgangspunt. Dat betekent dat in de geschetste situatie de toename van de arbeidsongeschiktheid door de nieuwe pensioenuitvoerder gedekt wordt. Doel van het convenant is te voorkomen dat werknemers niet van werkgever wisselen omdat zij daardoor hun dekking bij arbeidsongeschiktheid verliezen. Dat effect kan zich voordoen als pensioenuitvoerders verschillend omgaan met dekking uitloop- dan wel inlooprisico. Het convenant is op 1 januari 2014 in werking getreden. De Pensioenfederatie zal zich inspannen om te bereiken dat sociale partners de aanbevelingen uit het convenant opvolgen en (indien nodig) de pensioenregelingen aanpassen.
36
PPI, API en APF In 2011 heeft het kabinet de Premie PensioenInstelling (PPI) geïntroduceerd die alleen DCregelingen mag uitvoeren. Na de PPI zou nog een nieuwe (afzonderlijke) pensioeninstelling moeten volgen, de Algemene Pensioeninstelling (API). Verschil met de PPI zou zijn dat API ook DB-regelingen zou mogen uitvoeren. De API zou zich moeten richten op de buitenlandse markt. Naar aanleiding van reacties op een voorontwerp van de wet ter invoering van de API, heeft staatssecretaris Klijnsma op 4 november 2013 aan de Tweede Kamer laten weten dat het nu niet opportuun is om invulling te geven aan een API die primair is gericht op grensoverschrijdende dienstverlening. Wel komt een aantal aspecten van de APIontwerpwetgeving goed van pas als oplossingsrichting voor huidige problemen, aldus de staatssecretaris. Er is een trend zichtbaar dat met name kleine pensioenfondsen moeite hebben met de uitdagingen waarvoor zij worden geplaatst als het gaat om de eisen ten aanzien van governance, risicomanagement en uitvoeringskosten. Sociale partners hebben daardoor in veel gevallen een reden de pensioenvoorziening bij een andere pensioenuitvoerder neer te leggen. Anderzijds er is veelal ook de behoefte de verbondenheid met het eigen pensioen en de solidariteit in eigen kring te behouden. Een algemeen pensioenfonds (APF) zou kunnen voorzien in deze behoefte. Een liquiderend pensioenfonds brengt dan de pensioenregeling onder bij een APF dat wordt bestuurd door onafhankelijke bestuurders. De betrokkenheid van de belanghebbenden verloopt via het belanghebbendenorgaan. De vermogens die horen bij de afzonderlijke pensioenregelingen worden gescheiden geadministreerd (ringfencing). Verder zal er een vergunning nodig zijn om een APF op te richten. De dienstverlening van een APF staat niet open voor regelingen die nu zijn ondergebracht bij verplichte bedrijfstakpensioenfondsen. De Pensioenfederatie heeft in haar reactie op de opengestelde internetconsultatie aangegeven dat het APF een wenselijk alternatief kan zijn voor fondsen die (het voornemen hebben te) liquideren. Een snelle invoering is daarom gewenst. Daarnaast zou het APF toegankelijk moeten zijn voor verplichtgestelde fondsen die ook niet verplichtgestelde bedrijfstakken onder hun hoede hebben. Ook is aangegeven dat alle bestuursmodellen in het kader van de Wet ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ open zouden moeten staan voor een APF. In het voorontwerp van wet is het onafhankelijke model verplicht. Het verschil met het multi-OPF, dat momenteel al wettelijk is gefaciliteerd, is dat in het bestuur van een multi-OPF alle ondernemingen waarvoor een pensioenregeling wordt uitgevoerd vertegenwoordigd moeten zijn. Om deze reden wordt in de geschetste situatie nauwelijks gebruik gemaakt van de bestaande mogelijkheid van het multi-OPF. Daarnaast wordt het zelf moeten oprichten van een multi-OPF als een drempel ervaren. Voor derde partijen als uitvoeringsorganisaties en verzekeraars zal de mogelijkheid worden geboden een APF op te richten dat bij aanvang nog ‘leeg’ is. Pensioenfondsen die wensen te liquideren, kunnen zich vervolgens bij een dergelijk APF aansluiten. De consultatie via internet op het voorontwerp van wet is inmiddels gesloten. Het wetsontwerp zal naar verwachting na het zomerreces aan de Tweede Kamer worden aangeboden. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2015. Doorlichting pensioenbeleid Een van de beleidsdoelstelling in de begroting van het Ministerie van SZW luidt: “De overheid stimuleert de totstandkoming van arbeidsvoorwaardelijke pensioenregelingen en draagt zorg voor de bescherming van de opgebouwde pensioengelden”. In opdracht van het Ministerie is deze doelstelling doorgelicht. De doorlichting is op 20 december 2013 door de staatssecretaris aangeboden aan de Tweede Kamer.
37
Ten aanzien van het stimuleren van de totstandkoming van arbeidsvoorwaardelijke pensioenregelingen is de conclusie dat een grote meerderheid van de werknemers (91%) op enig moment deelneemt aan een pensioenregeling. Het aantal werkenden dat geen of een ontoereikend pensioen opbouwt - met name zelfstandigen – groeit echter. De bescherming van opgebouwde pensioengelden staat onder druk. De genoemde oorzaken zijn onder meer de sterk schommelende beleggingsopbrengsten, de stijgende levensverwachting en de dalende rente. De financiële crisis in 2008 is daarbij het keerpunt gebleken, hetgeen zichtbaar werd in de sterk gedaalde dekkingsgraden, het geheel of gedeeltelijk uitblijven van indexatie en kortingen op de pensioenen. De doorlichting laat verder zien dat er ontwikkelingen in de maatschappij zijn die van invloed kunnen zijn op de toekomstige inrichting van het pensioenstelsel, zoals veranderende arbeidspatronen en discussies over keuzevrijheid en risico’s. Een nieuw FTK, versterking van de governance en verbetering van de pensioencommunicatie zouden moeten bijdragen aan de maatschappelijk houdbaarheid van het stelsel. Daarnaast zal in brede zin antwoord gevonden moeten worden op vragen rond de verplichtstelling, individuele keuzevrijheid en de verdeling van risico’s tussen collectief en individu. De staatssecretaris geeft aan deze thema’s te willen betrekken bij de discussie over de maatschappelijke houdbaarheid van het Nederlandse pensioenstelsel. Toekomst pensioenstelsel De conclusies uit de doorlichting van het pensioenbeleid (zie hierboven ‘Doorlichting pensioenbeleid’) geven aanleiding om te bezien of het pensioensysteem op de langere termijn aanpassing behoeft. Daarbij dienen de belangen van alle belanghebbenden te worden gehoord en meegenomen in de oriëntatie op de toekomst, aldus de staatssecretaris. In een brief van 4 april 2014 aan de Tweede Kamer wordt daarbij een drietal fundamentele vraagstukken genoemd: de wijze en mate van collectiviteit, de gewenst ruimte voor maatwerk en keuzevrijheid en de vorm en mate van solidariteit. Het kabinet zal in het voorjaar van 2015 een hoofdlijnennotitie aan de Tweede Kamer sturen, waarin ‘de bouwstenen voor een toekomstig pensioenstelsel in beeld worden gebracht’. Daarin worden onder meer inzichten verwerkt die voortkomen uit een SER-advies op dit onderwerp, het CBP-rapport over de doorsneepremie en verschillende gesprekken en bijeenkomsten met belanghebbenden. Heroverweging waardeoverdracht In februari 2012 heeft voormalig minister Kamp een advies gevraagd aan de Stichting van de Arbeid betreffende de heroverweging van de huidige regelgeving over waardeoverdracht. Redenen voor eventuele heroverweging zijn volgens de minister de uitvoeringstechnisch complexe en langdurige waardeoverdrachttrajecten en het feit dat werkgevers geconfronteerd kunnen worden met bijbetalingslasten. Verder zou het financiële belang bij waardeoverdracht sterk zijn afgenomen en zou het voor deelnemers nog steeds lastig zijn een goede keuze te maken met betrekking tot waardeoverdracht. De Stichting van de Arbeid heeft samen met de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars in december 2012 een advies op hooflijnen opgesteld. De auteurs zijn van oordeel dat een serieuze poging gedaan moet worden om het recht op waardeoverdracht in stand te houden en te zoeken naar een evenwichtige oplossing voor de huidige problemen. In een nader advies van de Stichting van de Arbeid van juni 2013 wordt betoogd dat – bij behoud van het recht op waardeoverdracht – de waardeoverdracht zou moeten plaatsvinden op grond van de gefinancierde waarde van de pensioenaanspraken en de huidige rekenregels zouden moeten vervallen.
38
Staatssecretaris Klijnsma heeft in januari 2014 in een brief aan de Tweede kamer laten weten waarde te hechten aan de individuele keuzevrijheid om bij baanwisseling de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken wel of niet te kunnen overdragen. Er zal een onderzoek plaatsvinden naar de mogelijkheden om waardeoverdracht op basis van de gefinancierde waarde te laten plaatsvinden, alsmede of de uitvoering van waardeoverdracht kan worden vereenvoudigd. Daarnaast wordt bezien of het wenselijk en mogelijk is kleine pensioenen automatisch en verplicht over te dragen. De verwachting is dat de uitkomsten van dit het onderzoek in het eerste helft van 2014 aan de Tweede Kamer zullen worden gezonden. Medezeggenschap ondernemingsraad In de Wet op de ondernemingsraden is bepaald dat de ondernemingsraad als het gaat om voorgenomen besluiten met betrekking tot de pensioenregeling een instemmingsrecht heeft. Dit instemmingsrecht verschilt al naar gelang de pensioenregeling wordt uitgevoerd door een verzekeraar, PPI of een pensioenfonds. Waar bij een verzekeraar of PPI er een instemmingsrecht is voor de ondernemingsraad bij vaststelling, wijziging of intrekking van de pensioenregeling, beperkt het instemmingsrecht bij een pensioenfonds alleen tot de vaststelling of intrekking – en dus niet de wijziging - van de pensioenregeling. Instemming van de ondernemingsraad is echter niet vereist als de pensioenregeling is geregeld in een cao of een publiekrechtelijke arbeidsvoorwaardenregeling. De ondernemingsraad heeft dus geen instemmingsrecht als cao-partijen de inhoud van de pensioenregeling bepalen, zoals bij verplichte bedrijfstakpensioenfondsen en bij veel ondernemingspensioenfondsen. Staatssecretaris Klijnsma heeft in januari 2014 in een brief aan de Tweede Kamer aangegeven voornemens te zijn het instemmingsrecht te vereenvoudigen. De differentiatie naar het soort uitvoerder (verzekeraar/PPI, pensioenfonds) zou komen te vervallen. De werkgever heeft in dat geval – tenzij de inhoud van de pensioenregeling wordt bepaald door cao-partijen – instemming van de ondernemingsraad nodig bij ieder voorgenomen besluit tot vaststelling wijziging of intrekking van een pensioenregeling. De gedachte hierbij is dat er sinds de inwerkingtreding van de Pensioenwet (2007) geen overlap meer is van medezeggenschap van de ondernemingsraad en de medezeggenschap van pensioenfondsen over de inhoud van de pensioenregeling. De vormgeving van het pensioen als arbeidsvoorwaarde is een zaak van werkgever en werknemers; de verantwoordelijkheid voor de uitvoering ligt bij de pensioenuitvoerder (waaronder pensioenfondsen). Het ligt daarom voor de hand dat in alle gevallen waar cao-partijen geen rol hebben bij de inhoud van de pensioenregeling de ondernemingsraad een instemmingsrecht heeft om de belangen van de werknemers te behartigen. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden zal naar verwachting in het najaar van 2014 bij de Tweede Kamer worden ingediend. Europese Pensioenfondsrichtlijn In de Europese Pensioenfondsenrichtlijn zijn regels opgenomen ten aanzien van onder meer de door een pensioenfonds aan te houden buffers en technische voorzieningen. De Europese Commissie heeft aangekondigd de Europese Pensioenfondsenrichtlijn te willen herzien, in die zin dat pensioenfondsen dezelfde buffers zouden moeten aanhouden als verzekeraars. Dat zou onder meer betekenen dat een zekerheidsmaatstaf zou moeten worden gehanteerd van 99,5% in plaats van de huidige 97,5%. Als deze zogenoemde Solvency II Richtlijn zou gaan gelden voor pensioenfondsen, zou dat leiden tot een toename van de pensioenverplichtingen van circa 11%. Die toename zou gefinancierd moeten worden uit een extra stijging van de pensioenpremie of het over langere periode niet toekennen van indexaties. Het kabinet acht dit gevolg zeer onwenselijk en zal intensief gaan lobbyen om deze wijziging van de Pensioenfondsenrichtlijn tegen te houden. In mei 2013 werd bekend dat de invoering van de buffereisen voor de pensioensector wordt uitgesteld. Eurocommissaris Michel Barnier heeft aangegeven dat er in verband met de complexiteit van de materie meer tijd nodig is om ‘met intelligente regels te komen die recht doen aan de verschillende stelsels'. Voor het pensioenfonds is dit in verband met de volledige herverzekering minder van toepassing. 39
Premiestaffels en leeftijdsonderscheid Onderscheid naar leeftijd bij de arbeidsvoorwaarden is verboden. Er mag alleen onderscheid op grond van leeftijd worden gemaakt als er sprake is van een wettelijke uitzondering, of als het onderscheid objectief kan worden gerechtvaardigd. Dat laatste wil zeggen dat het leeftijdsonderscheid een ‘legitiem’ doel heeft, waarbij het middel waarmee dat doel wordt bereikt passend en noodzakelijk is. Kort gezegd is het eenvoudiger gebruik te maken van een wettelijke uitzondering dan het aantonen van een objectieve rechtvaardiging. De ‘lat’ om een objectieve rechtvaardiging aan te tonen, ligt in het algemeen hoog. Een van de wettelijke uitzonderingen is dat het verbod op onderscheid niet geldt als er gebruik wordt gemaakt van actuariële berekeningen bij pensioenvoorzieningen. Deze uitzondering geldt onder meer bij het hanteren van leeftijdsafhankelijke premiestaffels bij premieregelingen. De premie wordt in deze staffels hoger naarmate de leeftijd stijgt. Soms is ook de werknemersbijdrage in de premie leeftijdsafhankelijk. Uit een recente uitspraak van het Europese Hof van Justitie (HK Danmark/Experian, 26 september 2013) is af te leiden dat de wettelijke uitzondering met betrekking tot actuariële berekeningen bij pensioenvoorzieningen niet in overeenstemming is met de Europese Richtlijn over dit onderwerp. De conclusie zou kunnen zijn dat Nederland de bedoelde Richtlijn indertijd niet correct heeft omgezet in Nederlandse wetgeving en dat de uitzondering ten onrechte is opgenomen in de wet. Dat zou betekenen dat de wettelijke uitzondering moet worden geschrapt en dat het hanteren van leeftijdsafhankelijke premiestaffels in het vervolg objectief gerechtvaardigd moet zijn, oftewel met een legitiem doel en een passend en noodzakelijk middel. Er zijn auteurs die betogen dat een objectieve rechtvaardiging voor het werkgeversdeel van premie aan te tonen is. De staffels zijn namelijk zo vastgesteld dat de verwachte pensioenuitkomst op de pensioendatum voor iedereen hetzelfde is en er is geen andere manier om dat resultaat te bereiken. Wat betreft de werknemerspremie ligt dat wellicht anders, aangezien daar minder ingrijpende alternatieven voorhanden zouden zijn om het gewenste doel (een ‘eigen’ bijdrage) te bereiken, bijvoorbeeld een leeftijdsonafhankelijke werknemersbijdrage in de vorm van een percentage van de pensioengrondslag. De gevolgen van de uitspraak voor de Nederlandse wetgeving en eventueel de leeftijdsafhankelijke premiestaffels zullen de komende periode waarschijnlijk duidelijk worden.
40
6.
Actuariële analyse
Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De financiële positie van het pensioenfonds is naar mening van de waarmerkend actuaris voldoende. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. Actuariële analyse van het resultaat In onderstaand totaaloverzicht is een actuariële analyse van het resultaat opgenomen: Bedragen x € 1.000
Beleggingen / marktwaarde Premies Waardeoverdrachten Uitkeringen Mutaties Andere oorzaken Resultaat
2013
2012
8.289 -/- 8.137 -/- 127 33 352 201
3.531 -/- 5.362 704 28 -/- 138 2
611
-/- 1.235
Ultimo 2013 bedraagt de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 100,1% (2012: 101,0%). Ultimo 2013 bedraagt de werkelijke dekkingsgraad 102,5% (2012: 102,4%). Kostendekkende premie (bedragen * € 1.000) Kostendekkende premie actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de regeling: solvabiliteitsopslag: opslag voor uitvoeringskosten: opslag voor garantiekosten: actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de voorwaardelijke onderdelen van de regeling Totaal kostendekkende premie Feitelijke premie (bedragen * € 1.000) Feitelijke premie voor risico pensioenfonds Feitelijke premie voor risico deelnemers Totaal
RTS
Gedempt
24.799 248 1.183 1.207
13.069 131 1.183 1.207
0
0
27.437
15.590
2013
2012
18.268 123
11.659 130
18.391
11.789
Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie.
41
Herverzekeringspremie (bedragen * € 1.000) Kosten pensioenopbouw Garantiekosten Pensioenuitvoeringskosten Totaal
2013
2012
18.939 1.207 1.183
11.713 1.171 1.039
21.329
13.923
Het verschil tussen kostendekkende- en herverzekeringspremie wordt veroorzaakt doordat de kostendekkende premie op basis van de rentetermijnstructuur (RTS) van 31 december 2012 is bepaald. Deze RTS is lager dan die van 31 oktober 2009, die ten grondslag ligt aan de hoogte van de herverzekeringspremie. Het verschil tussen de herverzekeringspremie en de feitelijke premie komen ten laste van het resultaat van het pensioenfonds. Ontwikkeling premiestelling De stijging van de premies in 2013 ten opzichte van 2012 wordt met name veroorzaakt door een forse stijging van het aantal actieve deelnemers door toetreding van twee grote kantoren. De kantoren zijn samen verantwoordelijk voor een stijging van ruim 1.400 deelnemers. Technische winstdeling Het pensioenfonds deelt in de technische resultaten welke de herverzekeraar behaalt. Jaarlijks wordt het resultaat op sterfte, arbeidsongeschiktheid en mutaties vastgesteld en gereserveerd. Op de einddatum van de uitbestedingsovereenkomst heeft het pensioenfonds recht op een aandeel in het gecumuleerde en opgerente technische resultaat. De hoogte van het aan het pensioenfonds toekomende aandeel in dit technische resultaat is 67,5%. Een eventueel negatief technisch resultaat komt, aan het einde van de 5-jarige winstdelingsperiode (per 1 januari 2015), geheel ten laste van de herverzekeringsmaatschappij. Het technisch resultaat over boekjaar 2013 bedraagt € 815 duizend (2012: € 25 duizend). Het aandeel van het pensioenfonds over de opgerente cumulatieve technische winst over 2013 is € 551 duizend (2012: € 18 duizend). Het pensioenfonds houdt bij de bepaling van het resultaat reeds rekening met haar aandeel van 67,5% in het technisch resultaat in enig jaar (voor zover het gecumuleerde totaal hiervan positief is). Het aandeel van het pensioenfonds aan het eind van het boekjaar wordt binnen het eigen vermogen verantwoord als bestemmingsreserve technisch resultaat; de nietopeisbare vordering op de herverzekeraar voor hetzelfde bedrag is opgenomen onder de post ‘herverzekeringsdeel technische voorzieningen’.
42
7. 7.1
Besturing en naleving wetgeving Algemeen
De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen werkgeversvereniging en werknemersvereniging. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering daarvan en daarmee voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun nabestaanden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving.
7.2
Bestuursaangelegenheden
Vergaderingen Er hebben in 2013 zes vergaderingen plaatsgevonden met het voltallige bestuur in combinatie met (een van) de overige (pensioenfonds)organen. Daarnaast heeft het bestuur op 4 januari 2013 een themadag gewijd aan de onderwerpen risicomanagement en strategische heroriëntatie. Op 25 oktober 2013 is een tweede themadag gewijd aan de wet ‘Versterking bestuur pensioenfondsen’ en de zelfevaluatie van het bestuur. De vergaderingen hebben plaatsgevonden op: 1 februari 2013; 26 april 2013; 24 mei 2013; 7 juni 2013; 13 september 2013; 22 november 2013. Behandelde onderwerpen en besluitvorming De belangrijkste onderwerpen en besluitvorming vanuit voornoemde vergaderingen betreffen de volgende:
Beleggingen Het bestuur behandelt beleggingen in een commissie. Hiertoe is een Beleggingsadviescommissie (hierna: BAC) geformeerd. In de BAC hebben namens het bestuur zitting: de heer Raaijmakers, de heer Vermeulen, de heer Frijlink en de heer Nijkamp. Daarnaast nemen de heer Stok van Towers Watson (actuarieel adviseur) en de heer Schün van Aegon (vermogensbeheerder) deel aan de vergaderingen van de BAC. Zij hebben echter geen stemrecht. De BAC bereidt bestuursbesluiten voor inzake de beleggingen. Het bestuur heeft de vermogensbeheerder nauwgezet gevolgd in zijn besluitvorming ten aanzien van de tactische asset allocatie en het durationbeleid.
Risicomanagement Towers Watson begeleidt het bestuur inzake de nadere opzet en invulling van het risicomanagement. Dit proces is in 2012 opgestart en loopt in 2013 door. Het bestuur is van mening dat het verder professionaliseren op dit vlak van belang is, aangezien het bestuur diverse taken bij externe partijen heeft belegd. Op advies van de risicomanagementcommissie heeft het bestuur een aantal praktische besluiten genomen ten aanzien van enkele KPI’s.
Jaarwerkproces Voor het minimum vereist vermogen wordt een buffer aangehouden van € 125 duizend op een totale voorziening van ca. € 200 miljoen in plaats van de ruwe benadering van 1% van de voorziening. 43
Indexatie Op basis van de financiële positie van het pensioenfonds heeft het bestuur met inachtneming van het advies van de deelnemersraad het besluit genomen om per 1 juli 2013 geen toeslag te verlenen.
ABTN Op verzoek van het bestuur heeft Towers Watson een screening van de ABTN uitgevoerd. Naar aanleiding hiervan heeft het bestuur de voorgestelde wijzigingen overgenomen. De update van de ABTN betroffen onder meer aanpassingen van de berekening van de solvabiliteitsopslag, de gedempte rente, de actuariële grondslagen en aanpassing van de de strategische beleggingsmix.
Wet versterking bestuur pensioenfondsen Met inachtneming van het positieve advies van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan heeft het bestuur van het pensioenfonds gekozen voor het paritair bestuursmodel waarbij het intern toezicht wordt geregeld door een jaarlijkse visitatiecommissie. De implementatie zal voor 1 juli 2014 geeffectueerd zijn.
Commissies Het bestuur heeft besloten de volgende commissies te installeren: - Beleggingsadviescommissie (reeds geinstalleerd); - Risicomanagementcommissie; - Communicatiecommissie; - Nieuwe Structuurcommissie; - Nieuwe Pensioenregelingcommissie; - Contracten- en overeenkomstencommissie; - Contractverlengingscommissie.
Toekomstbestendig maken van de pensioenregelingen Naar aanleiding van ontwikkelingen rondom het fiscaal kader 2014 is een Nieuwe Pensioenregeling-commissie geinstalleerd die de mogelijkheden onderzoekt van het voortzetten van de huidige regeling in combinatie met een DC-regeling. Werkgevers hebben dan de mogelijkheid om eventueel te kiezen voor een middelloonregeling, een DCregeling of een combinaties van deze twee regelingen (hybride). Het bestuur heeft besloten om de ca. 11% van de werkgevers die in 2014 fiscaal bovenmatig zullen zijn, hun regelingen te laten aanpassen zodat ze binnen het fiscal kader zullen gaan passen. De pensioenleeftijd wordt voor het jaar 2014 gehandhaafd op 65 jaar.
Met uitzondering van een paar gevallen waren alle bestuursleden aanwezig tijdens de bestuursvergaderingen. In alle vergaderingen was derhalve het voor besluitvorming noodzakelijke quorum aanwezig.
7.3
Goed Pensioenfondsbestuur
Goed Pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen, waarbij een belangrijke plaats wordt ingeruimd voor het afleggen van verantwoording over het uitgeoefende toezicht. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal alles doen wat nodig is voor het handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd. De Principes van Goed Pensioenfondsbestuur zijn met ingang van 1 januari 2008 van kracht. Wettelijke verankering van de principes heeft plaatsgevonden in de Pensioenwet. Voor de inrichting van het interne toezicht is gekozen voor de instelling van een visitatiecommissie die eens per drie jaar een visitatie uitvoert. In het kader van de ‘Wet versterking bestuur pensioenfondsen’, die op 7 augustus 2013 in werking is getreden wordt beoogd om het governance model van pensioenfondsen opnieuw in te richten. 44
Pensioenfondsen dienen uiterlijk 1 juli 2014 de interne organisatie en de fondsdocumenten aan te passen aan deze wetgeving. Het bestuur heeft na een positief advies van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan besloten het paritair bestuursmodel te handhaven. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het pensioenfonds, naar de wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. In het kader van de ‘Wet versterking bestuur pensioenfondsen’ zal er vanaf 2014 jaarlijks een visitatie plaatsvinden. Tevens is met ingang van 1 januari 2008 een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes van Goed Pensioenfondsbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden bij het bepalen van het beleid. Om redenen van beheersbaar houden van de bestuursproces heeft het bestuur reeds in 2006 besloten om de bemensing van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad te laten bestaan uit een personele unie (voor wat de betreft de vertegenwoordiging namens de actieve deelnemers en de gepensioneerden). Op die wijze kan overleg worden gecombineerd waar het overlap in taken tussen verantwoordingsorgaan en deelnemersraad betreft. Formeel gezien zullen die taken overigens gescheiden worden gehouden. In het kader van de ‘Wet versterking bestuur pensioenfondsen’ zullen de taken en bevoegdheden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan in 2014 wijzigen. In subparagraaf 7.3.2 is het verslag van het verantwoordingsorgaan en in subparagraaf 7.3.3 is de reactie van bestuur op het oordeel van het verantwoordingsorgaan opgenomen.
7.3.1
Visitatiecommissie
Voor het intern toezicht is gekozen voor de vorm van een visitatiecommissie. De eerste visitatie was in 2012 en in 2013 heeft een tweede visitatie over de periode 2011 t/m 2013 plaatsgevonden. De visitatiecommissie bestaat uit de heren R.A. Davis (voorzitter), D.H. Mik en P.S. Procee. Bij het uitvoeren van de visitatieopdracht hebben de visiteurs de volgende taken vervuld: - Het beoordelen van de beleids- en bestuursprocedures en –processen en checks an balances binnen het pensioenfonds; - Het beoordelen van de wijze waarop het bestuur het pensioenfonds aanstuurt; - Het beoordelen van de wijze waarop het bestuur omgaat met de risico’s op de lange termijn. Bij het formuleren van het oordeel heeft de commissie zich gebaseerd op documentenonderzoek en de inhoud van interviews gehouden met delegaties van het bestuur, het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad. De visitatie heeft zich gericht op de volgende aandachtsgebieden: governance, financieel, beleggingen, communicatie, uitbesteding en riskmanagement.
45
De visitatiecommissie heeft een aantal aanbevelingen en aandachtspunten geformuleerd. De belangrijkste aandachtspunten zijn: - de continuiteit van het pensioenfonds in verband met de nieuwe pensioenregeling. Niet onbelangrijk is dat veel contracten met werkgevers eind 2014 aflopen. Er is eind 2013 een klankbordgroep opgericht waarin wordt nagedacht aan een combinatie van garantie en DC-regeling. - dat het riskmanagement nog niet op het juiste niveau is gebracht; - de kwaliteit van de communicatie in een tijd waarin zowel werkgevers als werknemers maximaal geinformeerd en betrokken moeten worden; - het ontbreken van een concreet plan voor de eerste twee kwartalen van 2014 met betrekking tot het groot aantal zaken dat in deze periode dient te worden gerealiseerd.
7.3.2
Verslag van het verantwoordingsorgaan
7.3.2.1
Algemeen
Besturen van pensioenfondsen dienen periodiek verantwoording af te leggen jegens belanghebbenden, te weten betrokken werkgevers, werknemers en ex-werknemers (al dan niet gepensioneerd). Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de principes voor goed pensioenfondsbestuur. Dat gebeurt via een zogeheten verantwoordingsorgaan (VO), dat in dat kader wettelijk als vertegenwoordiger van die belanghebbenden wordt beschouwd, en een oordeel moet kunnen formuleren over het door het bestuur gevoerde beleid en de uitvoering daarvan. Het bestuur heeft de werkwijze van het VO in een reglement vastgelegd. Er zijn afspraken gemaakt over welke informatie het VO ontvangt, de frequentie van het overleg met het bestuur en de te behandelen onderwerpen. Het VO heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Het VO legt zijn oordeel ten minste één maal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bij voorkeur opgenomen in het jaarverslag waar het oordeel betrekking op heeft, dan wel uiterlijk in het eerstvolgende jaarverslag. Rechten en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan Het VO is bevoegd jaarlijks een algemeen oordeel te geven over: a. b. c.
het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere relevante informatie, waaronder – indien van toepassing – de bevindingen van de visitatiecommissie; beleidskeuzes van het bestuur die op de toekomst betrekking hebben, en het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar.
Het VO heeft in het kader van de oordeelsvorming recht op overleg met het bestuur, alsmede op overleg met visitatiecommissie over haar bevindingen, de deelnemersraad, de externe accountant en de externe actuaris. Het VO heeft, gevraagd of uit eigen beweging, het recht advies uit te brengen aan het bestuur over: -
het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; het wijzigen van het beleid ten aanzien van het VO; de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. 46
Dit verslag van het VO heeft betrekking op het gevoerde beleid en uitvoering over het verslagjaar 2013. Het VO toetst achteraf. Het oordeel van het VO betreft puur en alleen de vraag of een goed geïnformeerd persoon op het moment van besluit of uitvoeren normaal ook zo had geconcludeerd of laten uitvoeren. Daarnaast gaat het om evenwichtigheid. Alle leden van het Bestuur door of namens wie ook benoemd (werkgever, werknemers of gepensioneerden) moeten de vaak duidelijk verschillende belangen van de verschillende groepen belanghebbenden in alle besluiten en situaties objectief evenwichtig wegen en afwegen. Het jaarverslag en de jaarrekening zijn kerndocumenten voor de verantwoording, maar het VO krijgt meer documentatie én ook eerder én kan daarom ook zelf vragen. Het VO telt vijf leden. Voor de goede orde wordt benadrukt dat alle leden van het VO statutair ongeacht hun herkomst, zonder opdracht, onafhankelijk en op eigen gezag moeten oordelen. Het VO kwam sinds het vorige jaarverslag vijf maal bijeen. Met regelmaat vinden er (informatieve) gesprekken plaats met het Dagelijks Bestuur en/ of het Algemeen Bestuur. Het VO heeft in het kader van haar taakuitoefening kennis genomen van de statuten en reglementen, het Certificeringsrapport en actuariële verklaring (Towers Watson), het Accountantsverslag en de Accountantsverklaring (Ernst & Young) , het jaarverslag / jaarrekening 2013 (TKP) en het Depotverslag 2013 (Aegon) en de notulen van de bestuursvergaderingen. Het VO heeft toegang tot het bestuursledenportaal, een afgeschermd gedeelte van de fondswebsite waarop alle fondsdocumenten, vergaderstukken en notulen worden gearchiveerd. 7.3.2.2
Bevindingen
Het VO heeft de volgende bevindingen: Ontwikkeling financiële positie van het fonds Hoewel de financiële situatie van het fonds in vergelijking met vorig jaar licht verbeterd is, is deze nog steeds somber. Het VO heeft begrepen dat het bestuur de nodige maatregelen neemt om de situatie te beheersen. Het VO wil graag geïnformeerd worden én blijven over de effecten van deze maatregelen. Premiebeleid De keuze van het bestuur voor het huidige premiebeleid heeft mede een negatieve invloed gehad op de dekkingsgraad. Het VO is van mening dat het premiebeleid nauwlettend in de gaten gehouden dient te worden en vraagt hiervoor de nodige aandacht van het bestuur. Beleggingsbeleid Het VO is van mening dat het bestuur actief heeft gewerkt aan de inrichting van het beleggingsbeleid en zorgvuldig heeft gereageerd op de ontwikkelingen. Het VO heeft geconstateerd dat de risico’s zijn afgebouwd en de bewaking van de renteafdekking scherper is geworden. Dit heeft duidelijk ook geleid tot reducering van kosten. Toeslagverlening en -beleid Het VO stelt vast dat het financieel verstandig en conform het fondsbeleid is geweest om in 2013 geen toeslag te verlenen. Het VO constateert dat voor het tweede jaar op rij de toeslagambitie niet wordt waargemaakt. (Zie ook Premiebeleid). Risicobeheersing Het VO onderschrijft nut- en noodzaak van de vorming van een Risicomanagement commissie om registratie en analyse van de risico’s goed in kaart te brengen zodat het bestuur hierdoor bewust risico’s kan nemen en afdekken.
47
Countervailing power Het VO constateert dat het bestuur al geruime tijd ondersteund wordt door de zelfde externe deskundigen en dat de countervailing power beperkt is. Een gezonde organisatie heeft ‘countervailing power’ nodig. Het bestuur maakt wezenlijke keuzes die gevolgen hebben voor de actieve en inactieve deelnemers aan het fonds. Op die momenten moet er goed tegenspel zijn. 7.3.2.3
Oordeel
Het VO is van oordeel dat: het bestuur voldoende (meermaals op verzoek van het VO) informatie heeft verstrekt om een oordeel te vormen; het handelen van het bestuur in 2013 in overeenstemming is geweest met de statuten en reglementen; het bestuur in 2013 een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geborgd zijn; het bestuur heeft m.b.t. onderstaande onderwerpen een logische keuze voor de nabije toekomst gemaakt: geen acquisitie van nieuwe werkgevers; het instellen van nieuwe commissies; de aanzet tot de vorming van een nieuw bestuursmodel; het instellen van een klankbordgroep nieuwe pensioenregeling. 7.3.2.4
Aanbevelingen
Het VO heeft de volgende aanbevelingen aan het bestuur: Het pensioenfonds ontvangt een lagere premie dan dat het pensioenfonds verschuldigd is aan de verzekeraar. De aanbeveling van het VO is om de ontwikkeling hiervan zorgvuldig te volgen; de kosten voor het beheer van het vermogen zijn in absolute zin gestegen. Er is veel maatschappelijke aandacht voor de beheerkosten. De aanbeveling van het VO is om daar waar mogelijk de kosten terug te dringen; het VO heeft geconstateerd dat het proces om te komen tot een nieuw pensioencontract een ingewikkeld en langdurig proces is, waarbij er ook sprake is van grote afhankelijkheid van externe partijen waaronder de wetgever. Des te belangrijker is het volgens het VO om bij de start van een dergelijk proces helder op het netvlies te hebben welke stakeholders op welk moment dienen te worden geïnformeerd. Het VO adviseert het pensioenfonds dan ook om bij de start van dergelijke ingrijpende projecten tijdig een communicatieplan te schrijven hoe de verschillende stakeholders worden geïnformeerd en op welk moment; het bestuur moet soms lastige keuzes maken die de verschillende stakeholders van het pensioenfonds kunnen treffen. Pijnlijke maatregelen zoals niet indexeren of premieverhoging kunnen dan noodzakelijk zijn. Het VO heeft geconstateerd dat het bestuur in dit soort situaties voldoende aandacht heeft voor alle stakeholders. Het VO is wel van mening dat de impact bij de verschillende stakeholders goed uitgelegd moet worden. Het VO adviseert u om dit punt extra aandacht te geven in het communicatieplan; Den Haag, 23 mei 2013 Verantwoordingsorgaan Pensioenfonds voor de Accountancy & Administratieve en Fiscale dienstverlening De heer mr. A.M. Bakker Mevrouw mr. J.A. Hill-Rijsbergen De heer S. Jille De heer H.F.G.M. Kalthoff De heer A.H. Koopman 48
7.3.3
Reactie bestuur op oordeel verantwoordingsorgaan
Het bestuur heeft kennis genomen van de bevindingen van het verantwoordingsorgaan (VO) over het handelen van het bestuur in 2013 en van de aanbevelingen van het VO. Het bestuur constateert dat het VO op professionele wijze het beleid van het bestuur heeft beoordeeld. De bevindingen en aanbevelingen van het VO zijn van grote waarde voor het bestuur en het fonds. Het bestuur bedankt het VO en neemt de aanbevelingen ter harte.
7.4
Vergoedingsregeling
De bestuursleden ontvangen vacatiegeld voor het deelnemen aan bestuursvergaderingen en aan andere bijeenkomsten waar hun aanwezigheid gewenst is. Reis- en verblijfskosten door de bestuursleden in de uitoefening van hun functie gemaakt, worden vergoed. Ook de leden van de deelnemersraad en verantwoordingsorgaan ontvangen vacatiegeld voor het deelnemen aan bestuurs-/deelnemersraadvergaderingen. Conform het positieve advies van het verantwoordingsorgaan heeft het bestuur eind 2013 besloten om de vacatie- en reiskostenvergoeding conform de SER-vergoedingen te handhaven.
7.5
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
In 2013 zijn, evenals in voorgaande jaren, aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van DNB. De werkelijke dekkingsgraad is gestegen tot 102,5%. Dit is hoger dan de dekkingsgraad behorend bij het (minimaal) vereist eigen vermogen van 100,1%. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan daarom worden gekarakteriseerd als voldoende. Vanwege de financiële positie van het pensioenfonds is geen herstelplan van toepassing. AFM Met de inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht en de Pensioenwet per 1 januari 2007 heeft het pensioenfonds formeel te maken met twee toezichthouders. De AFM voor het zogenaamde gedragstoezicht en DNB voor het prudentiële toezicht. DNB Voor wat betreft het prudentiële toezicht is er in 2013, los van de reguliere correspondentie, geen sprake geweest van verdere bijzondere aandachtspunten voor dit pensioenfonds.
7.6
Deskundigheid en geschiktheid
DNB heeft regels vastgesteld om (kandidaat) bestuursleden van pensioenfondsen te toetsen. In 2012 werd de ‘Beleidsregel geschiktheid 2012’ van kracht. De nieuwe beleidsregel omschrijft de eisen waaraan onder meer bestuurders van pensioenfondsen moeten voldoen om door DNB geschikt bevonden te worden voor een bestuursfunctie. Nieuw is dat een bestuurder volgens de nieuwe regelgeving geen ingroeitijd meer krijgt om bekend te raken met het vak en de praktijk van het besturen. Een nieuwe bestuurder moet vanaf dag één geschikt zijn. De bestuursleden van het pensioenfonds zijn getoetst en DNB heeft met de benoeming van alle bestuursleden ingestemd. Geschikte bestuursleden beschikken over de voor het fonds benodigde kennis in combinatie met de benodigde competenties en me professioneel gedrag. Ook dienen zij voldoende tijd beschikbaar te hebben voor het bestuurslidmaatschap. Het bestuur heeft zijn deskundigheidsbeleid en benoemingsbeleid vastgelegd in het document ´Goed Pensioenfondsbestuur´. 49
Voor aankomende bestuursleden wordt een opleidingsplan vastgesteld, zodat uiterlijk op het moment van toetsing bij DNB het deskundigheidsniveau 1, zoals gedefinieerd door de Pensioenfederatie, wordt behaald. Het bestuur vindt het belangrijk dat de deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het pensioenfonds relevante pensioenontwikkelingen en worden in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars en andere bijeenkomsten bij te wonen. Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van de functie en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
7.7
Gedragscodes
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al degenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. Het pensioenfonds heeft een Compliance Officer die belast is met het toezicht op de naleving van de op grond van de gedragscode geldende bepalingen. Er zijn in 2013 geen overtredingen van de gedragscode geconstateerd.
7.8
Klachten- en geschillenprocedure
Klachten kunnen worden ingediend bij de administrateur van het pensioenfonds en geschillen kunnen worden voorgelegd bij het bestuur van het pensioenfonds. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen klachten en geschillen. Klachten gaan over het gedrag van mensen (bestuur of uitvoering), die belast zijn met de uitvoering van de pensioenregeling. De wijze van bejegening geeft onvrede en daarover wordt geklaagd. Geschillen gaan over de interpretatie van regelingen en afspraken. Men is het niet eens met een besluit van het bestuur en wil een ander besluit genomen hebben. In het betreffende reglement is zowel een klachtenregeling als een geschillenregeling opgenomen. In het verslagjaar 2013 zijn er geen klachten en/of geschillen aan het bestuur van het pensioenfonds voorgelegd.
7.9
Organisatie en uitvoering
Het bestuur heeft de administratie en de uitvoering van het dagelijks beleid uitbesteed aan Aegon. Tevens is Aegon herverzekeraar van het pensioenfonds. Aegon heeft, in overleg met het bestuur, ervoor gekozen de pensioenuitvoering van het pensioenfonds over te dragen aan TKP Pensioen B.V. in Groningen. TKP Pensioen is een dochtermaatschappij van Aegon. Het bestuur beoordeelt de uitvoering op basis van periodieke rapportages over de uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de afgesloten Service Level Agreement. Tevens ontvangt het pensioenfonds jaarlijks ISAE 3402 type II-rapportages van Aegon en TKP, die door externe onafhankelijke accountants zijn gecertificeerd.
50
7.10 Uitvoeringskosten In navolging van de publicatie ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’ van de Autoriteit Financiële Markten op 12 april 2011 heeft de Pensioenfederatie op 10 november de notitie ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011’ gepubliceerd. Hiervan zijn door de Pensioenfederatie op 20 maart 2012 nadere uitwerkingen gepubliceerd (‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten – Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer 2012’ en ‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten – Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer herziene versie met aanvullingen 2013’). In deze publicaties benoemt de Pensioenfederatie de verschillende uitvoeringskosten en worden aanbevelingen gedaan hoe over deze kosten gecommuniceerd kan worden richting de verschillende stakeholders. De pensioenfederatie heeft in de notities een onderscheid gemaakt tussen de volgende vier kostensoorten: Algemene kosten De algemene kosten betreffen kosten die niet direct toegerekend kunnen worden aan de pensioenuitvoering of vermogensbeheer. Deze kosten betreffen kosten voor bestuur en commissies, externe adviseurs en toezichthouders. De algemene kosten worden pro rato verdeeld over pensioenuitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten. Deze verdeling is in verband met de grotere vergelijkbaarheid ook doorgevoerd in de vergelijkende cijfers van 2012. Uitvoeringskosten pensioenbeheer Deze kosten betreffen de integrale kosten voor pensioenbeheerdienstverlening van TKP. Verder bestaan de kosten van pensioenbeheer uit communicatiekosten, accountantskosten, actuariskosten en toegerekende algemene kosten. De pensioenuitvoeringskosten worden gerapporteerd in euro’s per deelnemer, waarbij het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. In deze kosten zitten geen schattingselementen. Kosten van vermogensbeheer De volgende kosten zijn onderdeel van het rendement van de beleggingen van het pensioenfonds: management vergoeding voor het beheer van fondsen: dit is een (basis) vergoeding per tijdsperiode; service vergoeding van de fondsen: deze vergoeding bestaat o.a. uit administratie-, custody en accountantskosten. De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd als percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Het aandeel aan geschatte kosten is beperkt. De schattingen zijn gebaseerd op opgaven van externe managers van kosten in onderliggende beleggingsstructuren. Transactiekosten Deze kosten betreffen de toe- en uittredingsvergoedingen van de beleggingsfondsen. De (geschatte) transactiekosten worden gerapporteerd als een percentage van het gemiddeld belegd vermogen.
51
Totale uitvoeringskosten In onderstaande tabel zijn de totale uitvoeringskosten weergegeven: 2013
2012
€ 192
€ 231
0,42%
0,46%
Pensioenbeheerkosten * (in euro per deelnemer) Vermogensbeheerkosten * (als percentage van het gemiddeld belegd vermogen)
Transactiekosten (als percentage van het gemiddeld belegd 0,06% 0,22% vermogen) * Teneinde de vergelijkbaarheid van de bedragen en percentages te vergroten zijn ook de vergelijkende cijfers van 2012 gewijzigd conform de herziene versie van de aanbevelingen van de pensioenfederatie.
In 2013 bedragen de totale pensioenuitvoeringskosten € 1.183 duizend (2012: € 1.039 duizend). Van de algemene kosten binnen de pensioenuitvoeringskosten wordt in 2013 een bedrag van € 182 duizend (2012: € 179 duizend) toegekend aan vermogensbeheerkosten. In 2013 bedragen de totale pensioenuitvoeringskosten na toekenning van de algemene kosten € 1.001 duizend (2012: € 860 duizend). Het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden is in 2013 gestegen van 3.733 deelnemers tot 5.210 deelnemers. Deze stijging van de aantallen deelnemers verklaart de daling van de pensioenbeheerkosten per deelnemer. De vermogensbeheerkosten bedragen in 2013 € 681 duizend (2012: 612 duizend). Van de algemene kosten binnen de pensioenuitvoeringskosten wordt in 2013 een bedrag van € 182 duizend (2012: € 179 duizend) toegekend aan vermogensbeheerkosten. Waardoor in 2013 de totale kosten vermogensbeheer € 863 duizend bedragen (2012: € 791 duizend). Bij de transactiekosten zijn de betaalde in- en uitstapvergoedingen van de beleggingsfondsen verantwoord. Transactiekosten van beleggingstitels binnen de beleggingsfondsen zijn niet meegenomen. Deze transactiekosten bedragen in 2013 € 116 duizend (2012: € 372 duizend. In 2013 bedraagt het gemiddeld belegd vermogen € 203,2 miljoen (2012: € 170,7 miljoen). Towers Watson heeft onderzoek gedaan naar de vermogensbeheer- en transactiekosten van Nederlandse pensioenfondsen. Een gemiddeld Nederlands pensioenfonds betaalt 0,55% van het totaal belegd vermogen aan beheervergoeding. De transactiekosten bedragen gemiddeld 0,12%. De vermogensbeheer- en transactiekosten van het pensioenfonds zijn in 2013 lager dan de kosten bij andere pensioenfondsen. Bij de vermogensbeheerkosten worden de verschillen per jaar voornamelijk verklaard door wijzigingen in de beleggingsmix. Ook rendement gerelateerde vergoedingen en advieskosten (derivatenstrategie) hebben invloed op de verschillen per jaar van de vermogensbeheerkosten. In 2013 hebben een aanzienlijk lager aantal aan- en verkopen plaatsgevonden. Dit heeft tot gevolg dat de transactiekosten als percentage van het gemiddeld belegd vermogen substantieel is gedaald.
7.11 Statutenwijzigingen In 2013 zijn de statuten niet gewijzigd.
52
8.
Verwachte gang van zaken
Het komend jaar zal in het teken staan van het aanpassen van de pensioenregeling per 1 januari 2015. Zoals in het voorwoord is aangegeven is de noodzaak om de regeling aan te passen het gevolg van de wijzigingen in het fiscale kader voor pensioenen en daarnaast het feit dat in 2015 de herverzekeringsovereenkomst met Aegon afloopt. Gestreefd zal moeten worden naar een evenwicht tussen de ambitie van de pensioenregeling en de premie die betaald wordt voor pensioenopbouw. Hierbij is de uitdaging voor het pensioenfonds het behoud van een goede en betaalbare pensioenregeling. Bij deze uitdaging vindt het bestuur de mening van alle betrokken stakeholders belangrijk, van werkgevers als werknemers. Om deze reden is een klankbordgroep samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgevers en deelnemers. In 2013 heeft het bestuur in het kader van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen gekozen voor het paritaire bestuursmodel. In 2014 wordt dit traject afgerond zodat het pensioenfonds per 1 juli aan de nieuwe wettelijke eisen voldoet. Het pensioenfonds heeft een groeibeleid, om het draagvlak verder te vergroten. In 2014 zal er een actief beleid gevoerd worden om nog niet aangesloten bedrijven uit de doelgroep te laten aansluiten bij het pensioenfonds. Dit moet mogelijk gemaakt worden door een nieuwe regeling in 2014 te ontwikkelen die door de branche als aantrekkelijk beschouwd zal worden. Den Haag, 6 juni 2014 Mevrouw mr. A.M. van Arkel-Rijbroek De heer drs. L.P.A. Cleiren FB De heer mr. P. Frijlink De heer J.W.B. Luhoff De heer H.G. Nijkamp De heer J.J.M. Raaijmakers AA, voorzitter De heer G. Rebel AA De heer P.M.S. Vermeulen AA, secretaris De heer mr. drs. M.A.F. Vermin FB
53
Jaarrekening
54
9.
Jaarrekening
9.1
Balans per 31 december 2013
(na resultaatbestemming)
31-12-2013
31-12-2012
€
€
5.995 234.721 5.747 532
5.664 220.434 5.184 241
246.995
231.523
5.939 234.105 5.995 956
5.328 220.369 5.664 162
246.995
231.523
ACTIVA Beleggingen voor risico deelnemers Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Vorderingen en overlopende activa Overige activa
(1) (2) (3) (4)
TOTAAL ACTIVA PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Overige schulden en overlopende passiva
(5) (6) (7) (8)
TOTAAL PASSIVA
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 63.
55
9.2
Staat van baten en lasten
2013 €
2012 €
€
€
Baten Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Premiebijdragen risico deelnemers Beleggingsresultaten risico deelnemers Baten uit herverzekering Overige baten
(9) (10) (11) (12) (13)
Totaal baten
18.268 123 331 6.132 52
11.659 130 663 2.684 76
24.906
15.212
2.283 1.183
1.883 1.039
Lasten Pensioenuitkeringen (14) Pensioenuitvoeringskosten (15) Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (16) - Pensioenopbouw - Toeslagverlening - Rentetoevoeging - Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten - Wijziging marktrente - Wijziging actuariële uitgangspunten - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Kosten pensioenopbouw Saldo overdracht van derden Overige lasten
25.230 32 878
15.998 36 3.009
-2.263 -10.703 0
-1.882 7.899 2.687
1.413
10.688
-851
132 13.736
38.567
(17)
-13.736
-38.567
(18) (19) (20) (21)
331 20.290 -159 367
663 12.944 -101 19
24.295
16.447
611
-1.235
Totaal lasten Saldo van baten en lasten
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 73. Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve Bestemmingsreserves Overige reserves
56
-3.321 827 3.105
-1.468 233 0
611
-1.235
9.3
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. 2013 €
2012 €
€
€
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangsten Ontvangen premies Ontvangen in verband met overdracht van rechten
18.964 1.004
11.840 909 19.968
Uitgaven Betaalde pensioenuitkeringen Betaald in verband met overdracht van rechten Betaalde bedragen pensioenactiviteiten
-2.300 -336 -17.041
12.749 -1.876 -379 -12.618
-19.677
-14.873
291
-2.124
0
25
0
25
Netto kasstroom
291
-2.099
Mutatie liquide middelen
291
-2.099
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Uitgaven Totale kasstroom uit beleggingsactiveiten
Samenstelling geldmiddelen 2013
2012
€
€
Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
241 532
2.340 241
Waarvan: Voor risico pensioenfonds Voor risico deelnemers
532 0
241 0
57
9.4 9.4.1
Toelichting op de jaarrekening Algemeen
Activiteiten Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy en Administratieve en Fiscale Dienstverlening (hierna 'het pensioenfonds'), is statutair gevestigd te Den Haag. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41150231. De missie van het pensioenfonds is om binnen de grenzen van haar middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het pensioenfonds is een vrijwillig bedrijfstakpensioenfonds en voert de pensioenregeling uit voor het personeel van aangesloten ondernemingen. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 6 juni 2014 de jaarrekening opgemaakt. Referenties In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
9.4.2 9.4.2.1
Grondslagen Algemene grondslagen
Alle bedragen in de jaarrekening zijn vermeld in Euro's x 1.000, mits anders is aangegeven. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post 'nog af te wikkelen transacties'. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar.
58
Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden en minus de voorziening pensioenverplichting voor risico deelnemers te delen op de technische voorzieningen exclusief de voorziening pensioenverplichting voor risico deelnemers zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie.
9.4.2.2
Grondslagen voor waardering van activa en passiva
Beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen geschiedt tegen actuele waarde. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Beleggingen voor risico deelnemers De waardering van de beleggingen voor risico van deelnemers is gelijk gesteld aan de voorzieningen voor risico van deelnemers. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als garantiecontracten worden gelijkgesteld aan de hiertegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen. Bij de waardering van de vorderingen wordt rekening gehouden met de kredietwaardigheid van de herverzekeraar (afslag voor kredietrisico). Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de herverzekeraar. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden.
59
Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor besluiten na balansdatum voor zover sprake is van exante- condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen. In de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds is begrepen de in verband met invaliditeit premievrijgestelde toekomstige opbouw van aanspraken. Het betreft hier de contante waarde van de aanspraken waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen: De rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB. l Voor mannen en vrouwen is gebruik gemaakt van de door het AG gepubliceerde prognosetafel l 2012-2062. Daarbij wordt rekening gehouden met de fondsspecifieke ervaringssterfte. Voor mannen worden de volgende gehuwdheidsfrequenties toegepast: l Leeftijd van de man (x)Gehuwdheidsfrequentie tot 18 jaar 0 van 18 tot 25 jaar 0,01 + 0,07 (x-18) van 25 tot 35 jaar 0,50 + 0,04 (x-25) van 35 tot 65 jaar 0,90 van 65 jaar en hoger 1 Voor vrouwen worden de volgende gehuwdheidsfrequenties toegepast: l Leeftijd van de vrouw (y)Gehuwdheidsfrequentie tot 18 jaar 0 van 18 tot 25 jaar 0,05 + 0,10 (y-18) van 25 tot 30 jaar 0,75 + 0,02 (y-25) van 30 tot 50 jaar 0,85 van 50 tot 65 jaar 0,85 - 0,01 (y-50) van 65 jaar en hoger 1 Het leeftijdsverschil wordt tussen man en vrouw wordt op drie jaar gesteld. l De netto premiereserve wordt verhoogd met een excassoreserve van 1,5% van de netto premiereserve. l De schadevoorziening voor verzekerden met vrijstelling van premiebetaling wegens l arbeidsongeschiktheid is bepaald als de bruto koopsom voor het nog niet gefinancierde gedeelte van de verzekering. Voorzieningen voor risico van deelnemers De waardering van de voorzieningen voor risico van deelnemers wordt actuarieel bepaald. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar.
60
9.4.2.3
Grondslagen voor bepaling van het resultaat
Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. Premiebijdragen risico deelnemers Dit betreft ontvangen (vrijwillige spaar) bijdragen van deelnemers in het kader van de beschikbare-premieregeling. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Beleggingsresultaten risico deelnemers Dit betreft het beleggingsrendement van deelnemers die deelnemen aan de beschikbare-premieregeling. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Indexering en overige toeslagen Het pensioenfonds streeft ernaar alle opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten te indexeren. Deze indexatie/ toeslagverlening is maximaal 50,0% van de prijsontwikkeling. De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden ingehaald. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,4% (2012: 1,5%), op basis van de éénjaarsrente van de DNB-curve aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijzigingen actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien.
61
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de toename of vrijval van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds plaatsvindt tegen pensioenfondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De overige mutaties in de voorziening ontstaan door gebeurtenissen zoals overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers betreft onder meer de inleg, rendement over het spaarsaldo, waardeoverdrachten en uitkeringen. Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
9.4.2.4
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is volgens de indirecte methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd.
62
9.4.3
Toelichting op de balans per 31 december 2013
ACTIVA 1. Beleggingen voor risico deelnemers Vastrentende waarden € Stand per 1 januari 2012 Aankopen Verkopen Herwaardering
5.001 78 -73 658
Stand per 31 december 2012 Aankopen Verkopen Herwaardering
5.664 84 -112 359
Stand per 31 december 2013
5.995
De aankopen bestaan uit de premiebijdragen risico deelnemers minus de risicopremies en kostenopslagen van € 39 (2012: € 52). 31-12-2013
31-12-2012
€
€
Waarvan: Aegon Aegon Aegon Aegon Aegon Aegon Aegon Aegon Aegon
Dynamic Dynamic Dynamic Dynamic Dynamic Dynamic Dynamic Dynamic Dynamic
Fund Fund Fund Fund Fund Fund Fund Fund Fund
1 2 3 4 5 6 7 8 9
2 231 380 797 2.508 1.659 246 23 149
3 278 395 585 2.380 1.690 226 15 92
5.995
5.664
234.105
220.369
616
65
234.721
220.434
234.105
220.369
2. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Garantiecontracten Garantiecontracten met beleggingsdepot Overige vorderingen uit hoofde van herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Garantiecontracten Garantiecontracten met beleggingsdepot
De voorzieningen zijn gebaseerd op de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur (RTS) per 31 december van het betreffende boekjaar en de AG prognosetafel 2012 – 2062. Daarbij wordt rekening gehouden met de fondsspecifieke ervaringssterfte. De stijging van de voorziening ten opzichte van vorig jaar wordt met name veroorzaakt door de pensioenopbouw. De stijging wordt getemperd door hogere marktrentes. Een hogere marktrente leidt tot een daling van de voorziening.
63
2013
2012
€
€
220.369 25.230 32 878 -2.263 -10.703 0 1.413 -851
181.802 15.998 36 3.009 -1.882 7.899 2.687 10.688 132
234.105
220.369
Regeling ouderdoms- nabestaandenpensioen Stand begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige wijzigingen
Bij de garantiecontracten bestaat de mogelijkheid om de herverzekerde pensioenverplichtingen achter te laten bij de verzekeraar. Indien de totale beleggingsresultaten gedurende de contractsperiode positief zijn, komen zij ten gunste van het pensioenfonds. Indien deze beleggingsresultaten echter negatief zijn wordt het negatieve resultaat op de balans van het depot geactiveerd. Toekomstige positieve resultaten worden eerst aangewend om geactiveerde negatieve resultaten te verrekenen. Bij dit contract is een gesepareerd beleggingsdepot geopend waarin de beleggingsportefeuille de volgende samenstelling en het volgende verloop kent (bedragen op marktwaarde). Deze toelichting geeft enkel een nadere onderbouwing van de in het gesepareerd beleggingsdepot aangehouden beleggingeen en sluit derhalve niet aan op het totaal van het herverzekeringsdeel van de technische voorzieningen. 31-12-2013
31-12-2012
€
€
66.522 118.500 17.620 7.177 0 5.573
55.559 117.533 17.079 6.140 1.940 4.267
215.392
202.518
Beleggingen gesepareerd beleggingsdepot Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Grondstoffen Overige beleggingen Beleggingsvordering
2013
2012
€
€
Aandelen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen
55.559 1.523 -1.803 11.243
33.514 16.273 -370 6.142
66.522
55.559
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Waarvan: Aegon Aegon Aegon Aegon
World Equity Fund Equity Emerging Asia Fund Equity EM EMEA Fund Equity Latin America Fund
61.323 2.747 1.289 1.163
49.969 2.859 1.448 1.283
66.522
55.559
117.103 1.397 0
112.428 2.790 2.315
118.500
117.533
Vastrentende waarden Obligatiebeleggingsfondsen Annuïteitenlening aan Aegon Mix fondsen
64
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Waarvan: Aegon Aegon Aegon Aegon Aegon Aegon
Core Eurozone Gov. Bond European Credit Fund Hypotheken Fonds Long Duration Overlay Emerging Market Debt Fund Global High Yield Fund
32.095 31.198 28.754 18.935 2.870 3.251
35.599 29.653 22.083 19.909 2.616 2.568
117.103
112.428
2013
2012
€
€
Annuïteitenlening aan Aegon Stand begin boekjaar Annuïteit Beurs- en valutakoersverschillen Interest
2.790 -1.402 -97 106
4.081 -1.402 -45 156
1.397
2.790
De annuïteitenlening houdt verband met de op 1 januari 1995 onder de werkingssfeer van het depot gebrachte voorziening voor pensioenverplichtingen per 31 december 1994. De hoofdsom van deze lening bedraagt € 19.055. De lening heeft een looptijd van 20 jaar en eindigt daarmee op 31 december 2014. De lening heeft een intrestvoet van 4,0%. De aflossingen en het interest vervallen jaarlijks op 31 december. Mix fondsen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen
2.315 70 -2.386 1
1.773 730 -140 -48
0
2.315
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Waarvan: Aegon Global TAA + Fund
0
2.315
2013
2012
€
€
Vastgoed Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen
17.079 1.356 -150 -665
12.300 9.770 -6.850 1.859
17.620
17.079
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Waarvan: Aegon Vastgoed Fund Internationaal TKP Real Estate Top Fonds
65
11.866 5.754
10.904 6.175
17.620
17.079
2013
2012
€
€
Grondstoffen Stand begin boekjaar Aankopen Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen
6.140 1.070 0 -33
3.463 2.870 -70 -123
7.177
6.140
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Waarvan: Aegon Global Commodity Fund
7.177
6.140
2013
2012
€
€
Overige beleggingen Stand begin boekjaar Aflossingen Beurs- en valutakoersverschillen
1.940 -1.785 -155
3.886 -1.785 -161
0
1.940
De overige belegging betreft een fictieve lening aan Aegon Levensverzekering N.V. De fictieve lening is verstrekt in verband met de herstructurering van de beleggingsportefeuille per ultimo 1998. De hoofdsom van deze lening bedroeg € 17.849. De lening is in tien gelijke delen afgelost. De laatste aflossing heeft op 31 december 2013 plaatsgevonden. De intrestvoet van deze lening bedroeg 4,5%. 31-12-2013
31-12-2012
€
€
Beleggingsvorderingen Liquide middelen inzake beleggingen
5.573
4.267
Er vinden geen beleggingen plaats in premiebijdragende ondernemingen en er vindt geen uitlening van beleggingen plaats. Overige vorderingen uit hoofde van herverzekeringsdeel technische voorzieningen Te vorderen technisch resultaat
616
65
Met de herverzekeraar is een technische winstdelingsregeling overeengekomen. Het pensioenfonds ontvangt 67,5% van de cumulatieve technische winst over de contractperiode 2010 en met 2014. Een cumulatief technisch verlies is geheel voor rekening van de herverzekeraar. De bovenstaande vordering op Aegon Levensverzekering N.V. is niet direct opeisbaar. Kredietrisico herverzekeraar Als gevolg van een herziening van het Besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen (Besluit FTK), is het pensioenfondsen toegestaan het kredietrisico buiten beschouwing te laten bij de berekening van het vereist eigen vermogen en de waardering van de vordering op de herverzekeraar op marktwaarde. Het bestuur heeft, gezien de solvabiliteit van Aegon Levensverzekering N.V., besloten om geen kredietafslag te bepalen op de vordering op de herverzekeraar ultimo boekjaar.
66
Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Direct marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
0 0 0 5.573
11.866 66.522 117.103 7.177
5.754 0 1.397 0
17.620 66.522 118.500 12.750
5.573
202.668
7.151
215.392
Direct marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
0 0 0 4.267
10.904 55.559 114.743 6.140
6.175 0 2.790 1.940
17.079 55.559 117.533 12.347
4.267
187.346
10.905
202.518
Per 31 december 2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen
Per 31 december 2012 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. 31-12-2013
31-12-2012
€
€
3. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen op de werkgever(s) Vorderingen uit hoofde van collectieve waardeoverdrachten Vrije reserve in gesepareerd beleggingsdepot Rekening courant Aegon Levensverzekering N.V. Overige vorderingen en overlopende activa
246 712 3.398 1.391 0
59 0 3.275 1.823 27
5.747
5.184
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Eind 2013 is een aansluiting van Lansigt gerealiseerd. De financiële middelen zijn begin 2014 door het pensioenfonds ontvangen en daarom is ultimo 2013 een vordering opgevoerd ter waarde van het ontvangen bedrag. 4. Overige activa Liquide middelen
532
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
67
241
PASSIVA 5. Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve
Bestemmingsreserves
Overige reserves
Totaal
Stand per 1 januari 2012 Bestemming van saldo baten en lasten
6.254 -1.468
309 233
0 0
6.563 -1.235
Stand per 1 januari 2013 Bestemming van saldo baten en lasten
4.786 -3.321
542 827
0 3.105
5.328 611
1.465
1.369
3.105
5.939
Stand per 31 december 2013
Het vereist eigen vermogen wordt verondersteld gelijk te zijn aan het minimaal vereist eigen vermogen. Het bestuur heeft besloten om met ingang van 2013 het (minimaal) vereist eigen vermogen vast te stellen als 25,0% van de jaarlijkse netto beheerskosten (2012: 1,0% van de technische voorzieningen). In 2013 is het (minimaal) vereist eigen vermogen vastgesteld op € 142 (2012: € 2.204). De werkelijke dekkingsgraad van 102,5% (2012: 102,4%) is hoger dan de dekkingsgraad behorend bij het (minimaal) vereist eigen vermogen van 100,1% (2012: 101,0%). De vermogenspositie van het pensioenfonds kan daarom worden gekarakteriseerd als voldoende. 2013
2012
€
€
Algemene reserve Stand per begin boekjaar Bestemming saldo van baten en lasten
4.786 -3.321
6.254 -1.468
1.465
4.786
31-12-2013
31-12-2012
€
€
Bestemmingsreserves Reserve resultaat waardeoverdrachten Reserve technische winstdeling
753 616
477 65
1.369
542
2013
2012
€
€
Reserve resultaat waardeoverdrachten Stand per begin boekjaar Bestemming saldo van baten en lasten
477 276
261 216
753
477
65 551
48 17
616
65
0 3.105
0 0
3.105
0
Reserve technische winstdeling Stand per begin boekjaar Bestemming saldo van baten en lasten
Overige reserves Overige reserve Stand per begin boekjaar Mutatie garantiebuffer
68
In de per 1 januari 2010 ingegane overeenkomst met Aegon is opgenomen dat het pensioenfonds binnen het gesepareerde beleggingsdepot een buffer aan zal houden ter grootte van 5,0% van de pensioenverplichtingen volgens de waardering van het pensioenfonds. Aangezien deze middelen in het depot gedurende de contractperiode niet vrij opneembaar zijn, wordt een deel van het vermogen separaat gepresenteerd als bufferreserve. De hoogte van deze reserve is gelijk aan de hoogte van de bufferreserve in het gesepareerde beleggingsdepot ultimo boekjaar. De mutatie van de garantiebuffer bestaat uit de toevoeging van de bufferopslag van € 1.400 en de positieve overrente met betrekking tot het nieuwe geld van € 1.705. 6. Technische voorzieningen 2013
2012
€
€
220.369 25.230 32 878 -2.263 -10.703 0 1.413 -851
181.802 15.998 36 3.009 -1.882 7.899 2.687 10.688 132
234.105
220.369
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Stand per begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening De toeslagverlening heeft betrekking op een kleine groep actieve deelnemers, waarvoor een aparte koopsom bij de werkgever in rekening is gebracht. Voor wat betreft de algemene indexatie per 1 juli heeft het bestuur besloten deze niet te verhogen. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er is geen recht op toeslag en er kan op de langere termijn geen zekerheid worden gegeven of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,4% (2012: 1,5%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder 'Wijziging marktrente'. De ontwikkeling van de marktrente is als volgt: Rentepercentage per 31 december 2012 2013
2,40 2,80
69
Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen Onttrekking aan de technische voorzieningen
1.757 -344
10.688 0
1.413
10.688
De gevolgen van waardeovernames en waardeoverdrachten worden meegenomen in de bepaling van de voorziening. In 2012 is een relatief grote werkgever aangesloten middels een collectieve waardeovername met een koopsom van circa € 10 miljoen. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën als volgt samengesteld: 2013 €
2012 Aantallen
€
Aantallen
Actieven Gepensioneerden Slapers Arbeidsongeschikten
119.111 39.801 67.540 7.653
4.766 388 3.649 56
112.203 32.193 72.736 3.237
3.377 309 3.305 47
Voorziening voor pensioenverplichtingen
234.105
8.859
220.369
7.038
Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,0% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan 12 maandsalarissen inclusief vakantietoeslag onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst. Toeslagverlening De toeslagen op pensioenrechten en pensioenaanspraken worden jaarlijks vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds. Er bestaat een ambitie om jaarlijks de pensioenrechten en pensioenaanspraken aan te passen. De daadwerkelijke toeslag in een jaar is voorwaardelijk en is afhankelijk van de hoogte van de beschikbare middelen. Voor de toeslagverlening hanteert het bestuur een ambitieniveau van 50% van het consumentenprijsindexcijfer. Er is geen recht op toekomstige toeslagen. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst wordt geïndexeerd. Het pensioenfonds heeft geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Toeslagen zijn afhankelijk van de middelen van het pensioenfonds. Op basis van de financiële positie van het pensioenfonds heeft het bestuur moeten besluiten om per 1 juli 2013 geen toeslag te verlenen. 31-12-2013
31-12-2012
€
€
7. Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers
5.995
70
5.664
De pensioenregeling voor risico deelnemers is een beschikbare-premieregeling (premieovereenkomst). De regeling is bedoeld voor deelnemers met een salaris boven de maximale pensioengrondslag in de middelloonregeling die over dit meerdere ook pensioen wensen op te bouwen (excedentregeling). De hoogte van de beleggingsrendementen (en daarmee het te bereiken eindkapitaal) is naast de premie afhankelijk van het door de deelnemer geselecteerde beleggingsprofiel en de binnen dit profiel aangekochte beleggingen. Het uiteindelijk te bereiken kapitaal is hiermee onzeker en volledig voor risico van de deelnemer. Ten tijde van het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd heeft de deelnemer de mogelijkheid (c.q. plicht) om op basis van het tot dan toe opgebouwde kapitaal (aanvullend) pensioen in te kopen bij het pensioenfonds of een zelf geselecteerde pensioenverzekeraar. Tussentijds opnemen van het kapitaal anders dan door middel van een waardeoverdracht is niet mogelijk. De deelnemer heeft wel jaarlijks de mogelijkheid om het opgebouwde kapitaal om te zetten in aanspraken bij het pensioenfonds. 2013
2012
€
€
Verloop voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers Stand per begin boekjaar Inleg en stortingen Uitkeringen en onttrekkingen Herwaardering risico deelnemers
5.664 84 -112 359
5.001 78 -73 658
5.995
5.664
31-12-2013
31-12-2012
€
€
8. Overige schulden en overlopende passiva Schulden aan werkgever(s) Belastingen en premies sociale verzekeringen Overige schulden en overlopende passiva
760 55 141
0 38 124
956
162
De schulden aan werkgever(s) bestaat uit de omvangskorting over de premies van 2013 van € 759 en negatieve premiedebiteuren van € 1. Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
9.4.4
Niet in de balans opgenomen verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met Aegon per 1 januari 2010. Het betreft een langlopende overeenkomst voor een periode van vijf jaar met een opzegtermijn van twee maanden. De administratievergoeding van 2013 voor Aegon bedraagt € 677 (2012: € 529).
9.4.5
Verbonden partijen
Identiteit van verbonden partijen Er is sprake van een relatie tussen de verbonden partijen tussen het pensioenfonds, de aangesloten werkgevers en hun bestuurders. Transacties met (voormalige) bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar de toelichting op de staat van baten en lasten bij de pensioenuitvoeringskosten. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het pensioenfonds op basis van voorwaarden in het pensioenreglement.
71
Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft afzonderlijke uitvoeringsovereenkomsten afgesloten met de aangesloten werkgevers ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. De belangrijkste onderdelen uit deze overeenkomsten zijn: de werkgevers zijn verplicht al hun werknemers waarop de pensioenovereenkomst van toepassing is, aan l te melden als deelnemer; de werkgevers verplichten zich de overeengekomen gegevens inzake werknemers tijdig en op de l overeengekomen wijze aan het pensioenfonds te verstrekken; het pensioenfonds verplicht zich de deelnemers en overige rechthebbenden pensioenaanspraken en l pensioenrechten toe te kennen overeenkomstig de bepalingen van de geldende statuten en/of het pensioenreglement; ter dekking van de financiële gevolgen van de door het pensioenfonds aangegane verplichtingen, zoals l vastgelegd in de statuten en het pensioenreglement, verplichten de werkgevers zich maandelijks premies aan het pensioenfonds te voldoen, met inachtneming van de bepalingen van de uitvoeringsovereenkomst; De overeenkomsten hebben een looptijd van 5 jaar. De overeenkomsten kunnen door elk van de partijen schriftelijk worden opgezegd.
72
9.4.6
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2013
9. Premiebijdragen voor risico pensioenfonds 2013
2012
€
€
De premiebijdragen kunnen als volgt worden gespecificeerd Bijdragen van werkgevers Omvangskorting
19.341 -1.073
11.959 -300
18.268
11.659
De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgevers ingehouden op het salaris van de werknemers. Aangezien er geen directe relatie is tussen het werkgeversen het werknemersdeel, kunnen deze niet afzonderlijk worden weergegeven. Werkgevers met een bepaald minimum premievolume krijgen een premiekorting gebaseerd op een vastgestelde staffel. In 2013 bedraagt de omvangskorting over de premie van 2013 € 759 en over de premie van 2012 € 314. In 2012 is de omvangskorting van € 300 die over 2011 aan werkgevers is gerestitueerd meegenomen. De kostendekkende-, feitelijke- en gedempte premie zijn als volgt: Kostendekkende premie Feitelijke premie Gedempte premie
27.437 18.268 15.590
18.387 11.659 10.358
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Kostendekkende premie Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw Opslag voor instandhouding van het (minimaal) vereist eigen vermogen Opslag voor uitvoeringskosten Garantiekosten
24.799 248 1.183 1.207
16.017 160 1.039 1.171
Totaal kostendekkende premie
27.437
18.387
Gedempte premie Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen Opslag voor uitvoeringskosten Garantiekosten
13.069 131 1.183 1.207
8.067 81 1.039 1.171
Totaal gedempte premie
15.590
10.358
Bij de bepaling van de kostendekkende en gedempte premie is uitgegaan van de volgende veronderstellingen: De actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking is vastgesteld volgens het l reglement zoals deze gold op 1 januari 2013; De kostendekkende premie is gebaseerd op de rentetermijnstructuur van 31 december 2012; de l gedempte premie is gebaseerd op een vaste rekenrente van 5,0%; De opslag voor het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt voor herverzekerde pensioenfondsen 1, l 0%; De opslag voor het vereist eigen vermogen is voor het pensioenfonds gelijk gesteld aan het minimaal l vereist eigen vermogen; het betreft een volledig herverzekerd pensioenfonds; De uitvoering- en garantiekosten zijn gelijk gesteld aan de kosten zoals in het jaarverslag verantwoord. l Op basis van de vergelijking tussen de feitelijke premie en de gedempte premie kan worden gesteld dat het pensioenfonds over 2013 voldoet aan de bepalingen in artikel 127 tot en met 130 van de Pensioenwet. 10. Premiebijdragen risico deelnemers Stortingen excedentenregeling (Pensioen BeleggingsRekening)
73
123
130
2013
2012
€
€
11. Beleggingsresultaten risico deelnemers Mutatie beleggingen voor risico deelnemers
331
663
2.308 551 1.400 1.873
1.903 18 1.322 -559
6.132
2.684
1.853 354 23 78
1.513 325 15 50
2.308
1.903
12. Baten uit herverzekering Pensioenuitkeringen uit hoofde van herverzekering Uitkeringen uit technische winstdeling Toevoeging bufferopslag Uitkering overrente gesepareerd beleggingsdepot
Pensioenuitkeringen uit hoofde van herverzekering Ouderdomspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Afkopen wegens gering pensioen
Het pensioenfonds heeft, per 1 januari 2015 recht op uitkering van een positief technisch resultaat. Het pensioenfonds neemt een niet direct opeisbare vordering op ter grootte van het tussentijdse aandeel in de cumulatieve opgerente technische winst. De mutatie in deze vordering wordt als bate verantwoord. 13. Overige baten Interest waardeoverdrachten Interest overig Andere baten
20 0 31
13 26 37
51
76
1.853 354 23 53
1.513 325 15 30
2.283
1.883
116 68 44 609 39 26 219 24 0 38
102 0 25 529 31 20 233 19 0 80
1.183
1.039
14. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Afkoop pensioenen en premierestitutie
15. Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Bestuurondersteuningskosten Kosten verantwoordingsorgaan/deelnemersraad en visitatiecommissie Administratiekostenvergoeding Accountantskosten Certificerend actuaris Overige advieskosten Contributies en bijdragen Dwangsommen en boetes Overige
Bezoldiging bestuurders De bezoldiging voor de (voormalige) bestuurders tezamen bedraagt € 96 (2012: € 83). Het bedrag aan vacatiegelden is afhankelijk van het aantal bijeenkomsten dat is gehouden en het aantal bestuursleden dat deze bijeenkomsten heeft bijgewoond. Aan betrokkenen zijn geen leningen, voorschotten of garanties verstrekt. Verantwoordingsorgaan/deelnemersraad Aan de leden van het verantwoordingsorgaan/deelnemersraad werd door het pensioenfonds in 2013 een vergoeding verstrekt van € 22 (2012: € 20).
74
Accountantshonoraria De honoraria van de onafhankelijke externe accountant(s) zijn als volgt:
Controle van de jaarrekening
2013
2012
€
€ 39
31
Aantal personeelsleden Bij het pensioenfonds zijn geen werknemers in dienst. De werkzaamheden worden verricht door werknemers die in dienst zijn van Aegon en TKP. 16. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
25.230 32 878 -2.263 -10.703 0 1.413 -851
15.998 36 3.009 -1.882 7.899 2.687 10.688 132
13.736
38.567
-13.736
-38.567
331
663
19.029 -90 144 1.207
11.791 -77 59 1.171
20.290
12.944
-583 700 -1.004 778 336 -386
-10.825 10.940 -909 718 379 -404
-159
-101
17. Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen 18. Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers 19. Kosten pensioenopbouw Bruto premies Vrijgestelde bruto premies Koopsommen Garantiekosten
20. Saldo overdracht van derden Overgenomen collectieve pensioenverplichtingen Kosten inkoop collectieve pensioenverplichtingen Overgenomen pensioenverplichtingen Kosten inkoop pensioenverplichtingen Overgedragen pensioenverplichtingen Baten vrijval pensioenverplichtingen
75
2013
2012
€
€
21. Overige lasten Interest waardeoverdrachten Overig
4 364 368
5 14 19
Het pensioenfonds is de premiebijdragen aan het depot verschuldigd per 1 januari van enig jaar, terwijl het pensioenfonds gedurende het jaar maandelijks de van de werkgevers ontvangen premies doorstort aan het depot. Over de tussenliggende periode is het pensioenfonds interest verschuldigd. Abusievelijk heeft deze interest verrekening in 2012 niet plaatsgevonden. De verrekening van 2012 is doorgeschoven tot 2013. Het totaal van deze interestlasten bedraagt in 2013 € 364. Den Haag, 6 juni 2014 Mevrouw mr. A.M. van Arkel-Rijbroek De heer drs. L.P.A. Cleiren FB De heer mr. P. Frijlink De heer J.W.B. Luhoff De heer H.G. Nijkamp De heer J.J.M. Raaijmakers AA, voorzitter De heer G. Rebel AA De heer P.M.S. Vermeulen AA, secretaris De heer mr. drs. M.A.F. Vermin FB
76
Overige gegevens
77
10. Overige gegevens 10.1 Statutaire regelingen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het pensioenfonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Het resultaat van € 611 wordt als volgt bestemd: Algemene reserve -/- € 3.321; Bestemmingsreserves + € 827; Overige reserves + € 3.105.
10.2 Gebeurtenissen na balansdatum Er hebben zich geen relevante gebeurtenissen na balansdatum voorgedaan.
10.3 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten Het bestuur bestaat uit maximaal tien leden: vijf bestuursleden namens de aangesloten werkgevers en vijf bestuursleden namens de deelnemers. De werkgeversbestuursleden worden voorgedragen door de werkgeversvereniging. De deelnemersbestuursleden worden voorgedragen door de werknemersvereniging. Het bestuur beoordeelt de voorgedragen kandidaat op deskundigheid en geschiktheid conform het door het bestuur opgestelde functieprofiel. Bij gebleken geschiktheid benoemt het bestuur de kandidaat tot bestuurslid. De zittingstermijn voor bestuursleden is zes jaar. Het bestuur wijst uit zijn midden een werkgeversbestuurslid en een deelnemersbestuurslid aan, die beurtelings voor een jaar de functie van voorzitter en secretaris bekleden. Geldige besluiten kan het bestuur slechts nemen indien de meerderheid van de bestuursleden aanwezig is, onder wie ten minste een werkgeversbestuurslid en een deelnemersbestuurslid. Alle besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen van de aanwezige bestuursleden.
78
10.4 Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy en Administratieve en Fiscale Dienstverlening te Groningen is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het verslagjaar 2013. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • •
heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel Ik heb geconstateerd dat de verplichtingen van het pensioenfonds volledig zijn herverzekerd door middel van een garantiecontract en dit betrokken in mijn oordeel. De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum tenminste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy en Administratieve en Fiscale Dienstverlening is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de toeslagen beperkt zijn. Apeldoorn, 6 juni 2014
drs. ir. P.M. Halkes AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V.
79
10.5 Controle verklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy en Administratieve en Fiscale Dienstverlening
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2013 van Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy en Administratieve en Fiscale Dienstverlening te Den Haag gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van het pensioenfonds. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van het pensioenfonds gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds voor de Accountancy en Administratieve en Fiscale Dienstverlening per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Zwolle, 6 juni 2014 Ernst & Young Accountants LLP
w.g. drs. H. Elgersma RA
80
Bijlagen
81
Bijlage 1
Deelnemersbestand Stand ultimo vorig verslagjaar
Bij
Af
Stand ultimo verslagjaar
Actieve- en voortgezette deelnemers*
3.424
1.926
528
4.822
Gewezen deelnemers
3.305
495
151
3.649
Ingegane pensioenen
309
95
16
388
239
61
13
287
60
17
2
75
10
17
1
26
7.038
2.516
695
8.859
waarvan: (tijdelijk) Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Totaal:
* De arbeidsongeschikten maken deel uit van de actieve- en voortgezette deelnemers.
82
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. AFM Autoriteit Financiële Markten. AG- prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, bijvoorbeeld GBM en GBV 2012-2062. Beleggingsdepot Ten behoeve van de beschikbare-premieregeling en/of de regeling individueel Pensioensparen heeft een deelnemer de keuze uit diverse beleggingsdepots. Elk beleggingsdepot heeft een bepaald risicoprofiel en daarbij behorende samenstelling van aandelen, obligaties en geldmarktinstrumenten. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en overige beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet (bijvoorbeeld AEX-index, MSCI-index). Compliance Met dit begrip wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met vigerende weten regelgeving. Elke financiële instelling beschikt over een compliance regeling die voorschriften bevat waaraan de in die instelling werkzame personen zich dienen te houden, alsmede voorschriften omtrent de wijze van controle op de naleving ervan. Ook veel instellingen die raakvlakken met de financiële sector hebben, zoals pensioenfondsen, hebben een compliance regeling. Een dergelijke regeling bevat bijvoorbeeld voorschriften omtrent de wijze waarop functionarissen voor eigen rekening in effecten mogen handelen, restricties in de omgang met zakenrelaties en de omgang met vertrouwelijke informatie. Contante waarde De huidige waarde van een bedrag waarover je pas na een bepaalde periode de beschikking hebt.
83
(FTK) Dekkingsgraad Dit betreft de nominale dekkingsgraad. De door het pensioenfonds vastgestelde dekkingsgraad voldoet aan het Financieel Toetsingskader. De dekkingsgraad is de verhouding tussen de nettobezittingen en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto-bezittingen zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere bezittingen en de schulden. DNB De Nederlandsche Bank. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Ervaringssterfte Omdat aangenomen wordt dat de werkende bevolking gezonder is dan de niet werkende bevolking wordt op basis van ervaringscijfers op de sterftekansen zoals ontleend aan de prognosetafel een leeftijdsafhankelijke afslag toegepast. Door rekening te houden met deze ervaringssterfte hoeven geen leeftijdscorrecties te worden toegepast. FED De Federal Reserve System of Federal Reserve of informeel ook wel The Fed is de federale, centrale bank van de Verenigde Staten van Amerika, vergelijkbaar met de Europese Centrale Bank. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Financieel Toetsingskader (FTK) De door DNB uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Garantiecontract Bij een garantiecontract vindt volledige herverzekering plaats. Alle pensioenaanspraken worden tegen vooraf overeengekomen tarieven verzekerd door de herverzekeraar. De herverzekering garandeert een levenslange uitkering van de verzekerde pensioenaanspraken. Naast risico’s uit verzekeringstechniek zijn ook beleggingsrisico’s overgedragen. Na afloop van de contractduur kunnen de verplichtingen premievrij bij de herverzekeraar achterblijven. Gedempte kostendekkende premie De gedempte premie wordt berekend door de rente of het rendement te baseren op een voortschrijdend gemiddelde uit het verleden of het rendement op een verwachting voor de toekomst. Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privébelangen van bij het pensioenfonds betrokken personen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn olie, graan en metalen.
84
Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor een pensioenfonds binnen een termijn van maximaal drie jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. High yield Obligaties met een credit rating lager dan BBB, ook wel non-investment grade genoemd. Indexatie Zie toeslagverlening. Investment grade Obligaties met een credit rating van BBB of hoger. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. De kostendekkende premie bestaat uit de actuarieel benodigde premie voor de pensioenverplichtingen, een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen, een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds en de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de regeling. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. Nieuw geld Opgebouwde aanspraken vanaf 1 januari 2011. Non-investment grade Obligaties met een credit rating lager dan BBB, ook wel high yield genoemd. Onderdekking (dekkingstekort) Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s te dekken. Oud geld Opgebouwde aanspraken tot en met 31 december 2010. Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark.
85
Overige beleggingen Beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen, vastgoed en vastrentende waarden. Partnerpensioen op kapitaalbasis/risicobasis Partnerpensioen op kapitaalbasis: er bestaat zowel aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming als bij overlijden na einde deelneming (als gewezen deelnemer of gepensioneerde). Partnerpensioen op risicobasis: er bestaat alleen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming. Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis en na pensioendatum op kapitaalbasis: er bestaat aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming of bij overlijden na ingang van het ouderdomspensioen; er bestaat geen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden als gewezen deelnemer. Pensioenfederatie In de Pensioenfederatie zijn drie instellingen gefuseerd: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). De Pensioenfederatie vertegenwoordigt via deze koepels de aangesloten pensioenfondsen. Pensioengrondslag Het gedeelte van het salaris dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw van een deelnemer. De pensioengrondslag wordt berekend door het pensioengevend jaarsalaris te verminderen met de franchise. Pensioenrecht Een recht op ingegane pensioenuitkeringen. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, bijvoorbeeld GBM en GBV 2012-2062. Quorum Het aantal bestuursleden dat aanwezig moet zijn in een vergadering om geldige besluiten te kunnen nemen. Raad van toezicht In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het intern toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een raad van toezicht die het functioneren van het bestuur toetst en jaarlijks daarover aan het bestuur rapporteert.
86
Reële dekkingsgraad De reële dekkingsgraad geeft de mate weer waarin het pensioenfonds in staat is om het ambitieniveau van de toeslagen volledig te kunnen toekennen. Een reële dekkingsgraad van 100% zou betekenen dat het pensioenfonds voldoende middelen heeft om in de toekomst altijd de toeslag toe te kunnen kennen. Renterisico Het risico dat rentefluctuaties - als gevolg van ontoereikende afstemming tussen rentegevoelige activa en passiva op het gebied van rentelooptijden en rentevoet - leiden tot ongewenste effecten op balans en resultaat. Reservetekort De Pensioenwet en het Besluit Financieel Toetsingskader Pensioenfondsen spreken van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico’s, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico’s, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. Risicomanagement Naar aanleiding van de negatieve marktontwikkelingen en de invloed daarvan op de dekkingsgraad heeft het bestuur het afgelopen jaar extra aandacht besteed aan het risicomanagement van de beleggingsportefeuille. Op basis hiervan is het beleggingsbeleid verder aangescherpt. De doelstelling van het gewijzigde beleggingsbeleid is het beschermen van de dekkingsgraad tegen extreme risico’s. Hierbij is er nadruk gelegd op de twee grootste risico’s voor de dekkingsgraad: het risico van dalende aandelenkoersen en het risico van een verder dalende rente. Daarnaast blijft het pensioenfonds toch deels profiteren van een eventueel oplopende rente en stijgende aandelenkoersen. Risicopremie Dit is de premie voor risicodekking. Strategische allocatie De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en derivaten. Ook wel beleggingsportefeuille. Swap Een swap is een derivaat waarbij een partij een bepaalde kasstroom of risico wisselt tegen dat van een andere partij. Deze twee componenten worden ook wel de 'legs' van de transactie genoemd. Swaps zijn derivaten, dat wil zeggen dat ze afgeleide producten zijn. Technische voorziening (voorziening pensioenverplichtingen) Technische voorzieningen worden gevormd om alle uit de pensioenregeling of andere overeenkomsten voortvloeiende pensioenverplichtingen te kunnen nakomen. Toeslagverlening (indexatie) Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van de pensioenaanspraken. UPO Uniform Pensioenoverzicht, een overzicht van de pensioenaanspraken dat jaarlijks aan de actieve deelnemers wordt gestuurd. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt.
87
Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een visitatiecommissie die tenminste één keer in de drie jaar - of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
88
Colofon Uitgegeven door Stichting Pensioenfonds Accountancy Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Bezoekadres: Europaweg 27, Groningen Telefoon Fax internet emailadres
050 582 19 90 050 313 82 01 www.pfaccountancy.nl
[email protected]
Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
- 27 -