3. Dak & Toebehoren
1 de 34
DE PLAATSINGSTECHNIEKEN 1.0 De naden De koperen banen en panelen zijn onderling verbonden door mechanische sluitingen. Heden worden deze sluitingen merendeels gerealiseerd met profileer- et felsmachines. De manuele gereedschappen (moker en randbewerker) worden nog enkel gebruikt voor de realisatie van specifieke details of van complexe daken (bvb. : bij restauraties). De visuele en technische kwaliteit van de koperen dakbedekkingen is heden buitengewoon mooi en tevens toch economisch. In het algemeen worden volgende technieken gebruikt : staande naad (dubbele sluiting), staande naad met enkelvoudige plooi of deze met roeflat.
2 de 34
1.1
De techniek van de staande naad met enkelvoudige plooi
De staande naad met enkelvoudige plooi is een vereenvoudigde vorm van de traditionele staande naad (dubbele sluiting). In dit geval wordt de laatste plooi gedraaid over 90° i.p.v. over 180°. Gezien het belangrijkere oppervlak van het bovendeel van de voeg t.o.v. de dubbele sluiting, accentueert de naad met enkelvoudige plooi meer de structuur van de bedekking. Daar komt bij dat deze techniek bijna geen dwarse spanning veroorzaakt in de bedekking. Door deze techniek, kunnen voorgeplooide of voorgeprofileerde koperen banen gebruikt worden om vrij effen oppervlakken te bekomen. Wetend dat de voeg niet volledig gefelst is, vloeit er uit voort dat de naad met enkelvoudige sluiting niet zo waterdicht is. Bijgevolg wordt deze techniek gebruikt voor daken met een minimum helling van 25° (35° in zones van sterke sneeuwval).
1.2 De traditionele staande naad (dubbele sluiting) De staande naad met dubbele sluiting is de normale en meest gebruikte techniek. De zijdelingse opstand van de koperen banen van 45 of 35mm geeft een voeghoogte, na sluiting, van minimum 23mm. De staande naad met dubbele fels is regendicht, maar niet totaal waterdicht (bvb. : stilstaand water). De DIN 18 339 vermeldt dat de minimum helling 3° bedraagt. Deze minimum helling dient eveneens gerespecteerd te worden voor randzones, de oversteken, de dakvensters, kilgoot, de hoekkepers,…
3 de 34
1.3
De roeflatten
De techniek van de roeflatten wordt heden relatief weinig gebruikt voor koperen bedekkingen. Voor deze techniek gebruikt men houten roeflatten met een minimum sectie van 40x40mm. Deze worden op de bebording bevestigd tussen de koperen banen en aan de opstaande zijde ervan. Aangezien het de roeflatten zijn die de krachten tengevolge van de windbelasting moeten opvangen, dienen zij stevig bevestigd te worden in de bebording. Evenals bij de staande naad, zijn de opstanden van de banen niet volledig verticaal, zodat een iets grotere speling van 3mm aan de voet van de roeflatten gecreëerd worden om de krachten verbonden aan de dwarse uitzetting/krimp op te vangen. Om de roeflatten te bedekken, worden roeflatbedekkende elementen over het bovendeel geplaatst. Gezien de grote breedte van de roeflatbanen, dient de dakstructuur tamelijk stevig te zijn. Voor de bedekking met roeflatten gelden dezelfde regels dan voor de staande naad met dubbele fels (minimum helling, breedte en lengte van de dakvlakken,…). Dit geldt eveneens voor de dwarse voegen en het aantal klangen. Er is een verschil tussen de « Duitse » roeflatten en de « Belgische » roeflatten.
4 de 34
1.3.1 De « Duitse » roeflatten : Bij de Duitse versie worden de klangen, die minimum 100mm breed zijn, op de top van de roeflat bevestigd met minstens 4 koperen nagels. De vasthechtingsklangen werken als schuivende klangen, en de banen dienen dus bevestigd te worden in de bebording om hun verschuiving te vermijden. Dit wordt gerealiseerd door een uitsnijding te voorzien boven de vasthechtingsklangen.
1.3.2 De « Belgische » roeflatten : Bij de Belgische versie lopen de vasthechtingsklangen onder de roeflat door en ze worden door deze vastgehouden. Hier functioneren deze klangen eveneens als schuivende klangen. De banen worden vastgehouden zoals bij de Duitse versie.
In beide gevallen hebben de roeflatbedekkers een gedefinieerde vorm, zijn geprefabriceerd en zijn bevestigd op of geklikt over de vasthechtingsklangen of de opstanden van de banen. De uiteinden van de banen overlappen mekaar van minstens 50 mm. Om glijding te vermijden worden, in deze overlappingzone, de bovenste uiteinden van de banen op de drager bevestigd met een koperen nagel.
5 de 34
FACTOREN DIE DE PLAATSING BEÏNVLOEDEN
2.0 Dwarse naden De dwarse naden worden op drie manieren gerealiseerd : eenvoudige sluiting, dubbele sluiting et dubbele sluiting met dichtingband. Voor baanlengtes ≥ 3m, vragen de dwarse naden geen bijkomende vasthechtingsklangen om een perfecte mobiliteit van het geheel van het blad te garanderen (uitzetting/krimp bewegingen). 2.1 Eenvoudige dwarse aanhaking Voor dakhellingen ≥ 25°, mogen de dwarse voegen van het eenvoudige type zijn.
2.2
Dubbele dwarse aanhaking
Voor dakhellingen ≥ 7°, zullen de dwarse voegen van het dubbele type zijn.
2.3 Dwarse voegen met aanhakingsband Voor dakhellingen ≤ 7°, worden de dwarse voegen gerealiseerd met een aanhakingsband.
6 de 34
3.0
De windbelastingen
De norm DIN 1055 deel 4 geeft aan dat alle windkrachten die een bouwwerk belasten op een veilige manier vanaf hun oorsprong (de « huid » van de bedekking) naar de bevestigingen dienen overgebracht te worden. De belangrijkste zuigkrachten werken in op de randen en meer bepaald op de hoeken van het dak, die blootgesteld zijn aan de winden, zoals men kan zien op de vereenvoudigde schema’s.
Hoekzones van het dak.
Randzones van het dak.
3.1
Hoekzones van het dak.
Randzones van het dak.
De zuigkrachten veroorzaakt door de wind en berekend volgens de norm DIN 1055 in N/m²
Dakhelling Hoogte van het gebouw (m) Hoekzone (N/m²) Randzone (N/m²) Normale zone (N/m²)
7 de 34
4.0 De bevestigingsklangen De bevestigingsklangen worden, ofwel met gekartelde nagels in koper of in RVS ofwel met gefreesde vijzen in RVS, op de bebording bevestigd. Deze bevestigingen moeten minsten 20mm in de drager dringen. Indien de klangen bevestigd worden met twee gekartelde koperen nagels (van 2.8 x 25mm) voor daken, wordt een uitrukkingsweerstand van 500N/bevestigingspunt bereikt, wat voldoende is voor elk type van dak.
4.1 Aantal klangen en hun onderlinge afstand De waarden opgegeven in tabel 65 dient men als standaard te beschouwen aangaande het aantal klangen en hun onderlinge afstand. Deze waarden houden rekening met de hoogte van het gebouw, de meest nadelige condities aangaande de zuigkrachten van de winden (volgens DIN 1055) en een koperen baanlengte van maximum 10m mits gebruik te maken van gekartelde nagels in koper geschikt voor daken. Voor andere klangen gelden de specifieke regels voor metalen constructies, welke in ‘t algemeen aanbevelen om de garantie van de fabrikant te bekomen.
8 de 34
Bevestingsklangen
Bevestigingsmiddel Nagel (1.2)
dakbedekking
klang
min dikte in mm
Materiaal
Vijs Diam. x leng.
Koper
Koper 0,6 Koper 2,8 x 25 mm RVS 0,4 RVS 1) per klang minstens 2 bevestigingen met een penetratie van min 20 mm
Materiaal
Diam. x leng.
RVS
4 x 250mm
2) platte kop > 7 mm, van zelfde waarde dan gegroefde koperen of inox nagels met min. 9 groeven
Afstand tussen de bevestigingsklangen en breedte van de banen/dikte van het metaal in functie van de hoogte van het gebouw. Hoogte gebouw
tot 8 m
Meer dan 8 m tot 20 m
Breedte banen mm
520 590 620 720
520 590 620
520 590
Min dikte in mm
0,6 0,6 0,6 0,7
0,6 0,6 0,6
0,6 0,6
Dak Midden
Klangen per m²
4
4
4
4
500 500 400 400
Randen
Afstand tussen klangen mm Klangen per m²
500 500 400 400
Hoeken
Afstand tussen klangen mm Klangen per m² Afstand tussen klangen mm
300 300 250 250
4
7
4
7
4
7
4
7
4
4
4
500 500 400 6
6
6
Meer dan 20 m tot 100 m
4
4
500 500 8
9
350 350 300
250 250
10
13
10
10
200 200 150
13
150 150
9 de 34
5.0 Bewegingen te wijten aan temperatuurverschillen De seizoensgebonden temperatuurschommelingen, van +80°C in de volle zon tot –20°C in de winter onderwerpt elk materiaal aan dimensionale veranderingen. Voor koper bedraagt deze verandering 1,7mm/m voor een temperatuursverschil van 100K (lineaire uitzettingscoëfficient: 16,8x10-6 1/K). Volgens de specifieke regels geldend voor metalen constructies, dienen de metalen bedekkingen gerealiseerd te worden door er zich van te verzekeren dat de bewegingen van uitzetting en krimp gemakkelijk kunnen opgevangen worden, zonder het minste waterdichtingsgebrek te veroorzaken en zonder dat de bevestigingsklangen ongunstig getroffen worden. Deze bewegingen worden opgevangen door middel van glijdende bevestigingsklangen die bevestigd worden op de bebording (draagstructuur). De maximale lengte van de koperen banen voor daken is vastgelegd op 10m. Indien deze lengte overschreden wordt, dient men voldoende speling te geven aan de koperen banen via een glijdende uitzettingsvoeg of via een trap. 5.0.1 Schuivende uitzettingsvoeg: Voor dakhellingen ≥10°, vraagt de uitzettingsvoeg geen enkele bevestiging die doordringt tot in de onderstructuur. De klang van de uitzettingsvoeg wordt op de lager gelegen koperen baan bevestigd met klinknagels, de plooi van de hoger gelegen baan hecht zich vast in deze klang. Men dient er goed op te letten dat er voldoende speling voorzien wordt om de bewegingen van uitzetting en krimp van de hoger gelegen baan op te vangen.
10 de 34
5.0.2 Trap : De techniek van de trap wordt zelden toegepast om de bewegingen van uitzetting en krimp op te vangen want ze vormt een verticale opstand van minstens 60mm, wat een significant esthetisch probleem kan betekenen. Deze techniek wordt hoofdzakelijk gebruikt voor daken waarvan de helling < 10°. Als de trap gerealiseerd is, wordt het bovenste deel van de lager gelegen baan niet met een rechte hoek uitgevoerd om voldoende ruimte te laten om de uitzetting tegen een verticaal stootvlak toe te laten. De hoger gelegen baan wordt aan de aanhakingsbaan gehecht zodanig dat er voldoende spel gelaten wordt om gemakkelijk de bewegingen van uitzetting en krimp te kunnen opvangen. 5.0.3 Opvangen van de bewegingen van uitzetting en krimp aan de voet van het dakvlak : Om te vermijden dat de bewegingen van de koperen banen aan de voet van het dakvlak verhinderd worden, wordt aangeraden om geen dubbele sluiting te gebruiken ter hoogte van de druipbanden. Om te helpen bij het opvangen van de bewegingen, tengevolge de temperatuurschommelingen, van de banen aan de voet van het dakvlak, dient men een vrije afstand van 3mm te laten aan de uiteinden of dient men een onafhankelijke bedekking van 20 à 30mm aan te brengen.
11 de 34
VERBINDINGSSTUKKEN, AANZETSTUKKEN, OVERBRUGGINGEN EN DOORBORINGEN 6.0 Opvangen van de bewegingen van uitzetting en krimp aan de kilgoten : Het realiseren van een kil, de verbinding tussen twee daken die in hoekvorm op elkaar aansluiten, hangt af van de lengte van de dakvlakken en wordt bepaald door de helling van de aangrenzende daken. Aangezien de killen ook blootgesteld zijn aan bewegingen van uitzetting en krimp van de banen die er op uit komen, dient de aansluiting op een adequate manier bedacht worden. Voor de ingewerkte bakgoot, doet men dit met aanhakingsbanen. Een kilgoot bestaande uit een aan weerszijden geplooide koperen baan kan slechts in beperkte mate bewegingen opvangen en is aldus slechts compatibel voor banen van een maximale lengte van 3m. (zie eveneens het hoofdstuk afvoeren van het regenwater, 3.6 dwarse voegen aan de kilgoten, de verbindingen, aanzetstukken, overbruggingen en doorboringen).
Ingewerkte bakgoot
Kilgoot met zijdelingse staande naden.
Kilgoot met uitzettingsvoeg.
Kilgoot met eenvoudige aanhaking.
12 de 34
7.0 De dakvoet Er wordt buitengewone aandacht gevraagd bij het ontwerp van de dakvoet want daar mondt onvermijdelijk al het water dat over het dak stroomt uit. In het algemeen en hoofdzakelijk met een houten bebording, is het gebruikelijk om met een minder dikke bebordingsplank van 5 mm te werken. Daardoor kan de ontdubbeling van de bedekking met een druipband vermeden worden en laat toe om de goothaken onafhankelijk van de kepers te plaatsen. (zie eveneens « Opname van de bewegingen van uitzetting en krimp aan de voet van het dakvlak »)
1. 2. 3. 4.
dakbedekking Scheidingslaag druipband bebording
7.0.1 Aanzetstuk van de staande naad aan de goot: Indien mogelijk, dienen de aanzetstukken van de staande naden aan de goot verticaal uitgevoerd te worden. Deze eenvoudige versie laat toe om de dwarse uitzetting van de koperen banen niet vast te klemmen. Verticaal ronde of afgeschuinde varianten zijn eveneens mogelijk. Het gebruik van liggende naden zou vermeden moeten worden aan de dakvoet, want dit verhindert de bewegingen van de koperen banen.
1. 2. 3. 4. 5.
Bovenste dakbedekking bevestiging Onderste dakbedekking Scheidingslaag bebording
8.0 Overbrugging van verschillende hellingen Bij de aansluiting van dakvlakken met verschillende helling (onderschild), kunnen de bewegingen van uitzetting en krimp niet omgeleid worden. Bijgevolg kunnen voor naar binnenhoeken onderbroken of doorlopende voegen gebruikt worden. De laatste variante is echter slechts aangewezen voor baanlengtes van 3m, want de bewegingen van uitzetting en krimp zijn onderbroken aan het uitstekend punt. Bij uitstekende hoeken is een liggende naad toegestaan.
13 de 34
9.0 De nokken Voor de realisatie van de nokken dient men te weten of het over een geventileerde of niet geventileerde dakopbouw gaat. 9.0.1 Geventileerd zadeldak: De conceptiewijze van de geventileerde nok (minimum hoogte van 120mm) heeft een belangrijke invloed op de vormgeving van het dak. De nok vereist de constructie van een specifieke onderstructuur, ideaal zou zijn in hout. Een metalen structuur zou kunnen leiden tot een plotse afkoeling van de lucht, met een hoge relatieve vochtigheid, wat ongelegen condensatie zou veroorzaken. Dat de bedekking nu uitgevoerd wordt met enkelvoudige of dubbele staande naden, deze mogen opstaand blijven of liggend zijn zodat ze in de nok kunnen dringen. De nokbedekking heeft normaal gezien een dubbele of een enkele helling, zodat alle waterstilstand op de nok vermeden wordt.
1. Nokbekleding 2. Fixatie 3. insectengaas 4. staande naden
14 de 34
9.0.2 Lessenaardak: De manier om de nok te realiseren van een dak met slechts één helling is volgens dezelfde principes dan deze voor de geventileerde nok bij een zadeldak. De aansluiting tussen het dak en de muur wordt geconcipieerd als een onderstructuur met specifieke verluchting. 9.0.3 Verluchting tegen een muur : De aansluiting tussen de geventileerde nok en de muur wordt geconcipieerd als een halve verluchtingnok. Hier verbindt de nok zich met de muur met behulp van een muurprofiel.
1. staande naad 2. bevestiging 3. insectengaas
1. naadafdekking 2. insectengaas 3. bevestiging 4. staande naad
15 de 34
9.0.4 Niet geventileerd zadeldak: De nok van een niet geventileerd zadeldak kan geaccentueerd worden door de plaatsing van een roeflat. Zoals bij de bedekking met roeflat, zijn de koperen banen tegen de roeflat geplaatst door een speling te laten van ongeveer 3mm (opvangen van de bewegingen van uitzetting en krimp). In deze versie kunnen de staande naden en deze met roeflat onvervormd samengevoegd worden. Een iets smallere variant kan bekomen worden met de enkelvoudige plooi techniek. De nok is geconcipieerd als dubbele staande naad met enkelvoudige sluiting, de aansluiting kan bekomen worden door het behouden van de staande naad verticaal te houden of door hem neer te slaan langs de nok. In beide gevallen dient de naad bewerkt te worden om het creëren van niet waterdichte knopen te vermijden. Deze laatste oplossingen hebben echter het nadeel dat ze de dwarse uitzetting van de koperen banen intomen. Deze zullen zich in het algemeen beperken tot kleine noklengtes en korte koperen baanlengtes.
Nok met nokstuk
Nok met half gesloten staande naad
Nok met staande naad
16 de 34
9.0.5 Lessenaardak zonder verluchting: De nokken van lessenaardaken zonder aansluiting tegen een muur zijn te concipiëren als de voeten van dakvlakken en worden dus gelijkaardig behandeld. (zie eveneens het hoofdstuk evacuatie van het regenwater, druipbanden). 9.0.6 Nok tegen een muur zonder verluchting : De aansluitingen tegen een muur gebeuren door gebruik te maken van muurprofielen. Ze moeten minstens 150mm boven de bedekking geplaatst worden en waterdicht gemaakt worden. 9.0.7 Hoekkepers Evenals bij de nokken, beëindigen de hoekkepers de uiteinden van de banen. Ze kunnen uitgevoerd worden met voegen met roeflatten, enkelvoudige of dubbele staande naden, zoals beschreven. De schuine aansluiting echter tussen de banen en de hoekkeper maakt zijn uitvoering complexer dan bij de nok. 10.0 De kilgoten De verschillende vormen van kilgoten zijn reeds beschreven in hoofdstuk 13.0 en 13.4.
1. staande naad 2. staande naad 3. Afwerking
1. Afwerking 2. insectengaas 3. bevestiging
17 de 34
1. muurafdekking 2. bevestiging
18 de 34
11.0 Muurkappen en dakoversteken De hoogte van de opstand hangt af van de regen- en windinvloeden, evenals van de vorm en de hoogte van het dak. Een opstand van 40 à 60mm is meestal redelijk. Om afloopsporen te vermijden, dienen de dakoversteken 40 à 60mm te bedragen. Bij het ontwerp van de dakoversteken integreert men best ook het ontwerp van de voet van het dakvlak en van de nok. 12.0 Doorboringen De doorboringen van schouwen, verluchtingpijpen, enz… zijn waterdicht gemaakt door sluitingen, door verbinding met klinknagels, door te lassen of solderen. Het specifiek ontwerp hangt af van de dakhelling. Dezelfde regels gelden als voor de dwarse voegen. De doorboringen mogen geen negatief effect hebben op het opvangen van de bewegingen van uitzetting en krimp. De nodige veiligheidsruimtes dienen dus voorzien te worden. Bij rechthoekige doorboringen dient men te controleren dat alle opstanden van de omliggende banen 100 à 150mm boven het waterniveau zijn. Voor ronde doorboringen, dient een koker van minimum 150mm hoog gelast te worden op de koperen baan.
1. muurafdekking / naadafdekking 2. bevestiging 3. staande naad
19 de 34
DE PRINCIPES VAN DE EVACUATIE VAN HET REGENWATER VIA EEN KOPEREN SYSTEEM De constructieelementen 1.0 Algemeenheden Om elke beschadiging aan gebouwen te vermijden dient het regenwater en de smeltende sneeuw snel en veilig geëvacueerd te worden. De materialen zullen in het bijzonder bestand moeten zijn tegen agressieve stoffen. Eveneens zullen de gevels beschermd moeten worden tegen eventuele overstroming van regenwater. De norm EN 612 « Halve maangoten en afvoerbuizen in metaal » (mei 1996) en de specifieke regels voor het werken met metaal liggen aan de basis van het ontwerp van het evacuatienet van regenwater. 2.0 Het onderdak Het onderdak dient als bijkomende waterdichting te fungeren en dient ook alle water dat per ongeluk door het dak dringt af te voeren naar de buitenzijde van het gebouw in het evacuatienet van regenwater. 2.1 Bebording De ingewerkte bakgoten, de dakgoten et de kilgoten dient men te beschouwen als koperen dakelementen en vragen een doorlopende ondersteuning zoals beschreven bij « houten bebording ». De doorboringen voor de aansluitingen aan de afvoerbuizen dienen voorzien te worden in de bebording. (zie eveneens: Afvoerbuizen) 2.2 Boezemplank De boezemplank dient om er een hanggoot aan te bevestigen en dit volledig onafhankelijk van de onderlinge afstand van de kepers. Om een goede steun te garanderen voor de hanggoot en de druipbanden, dienen de boezemplanken een dikte te hebben van ≥ 25mm. 2.3 Druipbanden De goten zijn aan het dak verbonden met druipbanden. Deze lopen door in het dakvlak over minstens 150mm en maken ofwel deel uit van de goot, ofwel hebben ze een oversteek in de goot met aanzienlijk verticaal neerwaarts gericht deel. De druipband kan eveneens dienen als aanhakingsband voor de bedekking met staande naden. De druipband wordt met koperen nagels bevestigd. De overlapping van de druipbanden zal minimaal 150 mm zijn.
20 de 34
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
koperendak naadafdekking scheidingslaag bebording Bevestingstrook klang eindstuk trechter HWA buis
21 de 34
2.4 De goothaken De hanggoten worden gedragen door goothaken, deze laatste worden bevestigd op de boordplank of op de kepers. De goot wordt aan de buitenzijde van de haak ingevoegd en aan de dakzijde bevestigd met de vasthechtingsklippen van de haak. De haken voor koperen goten bestaan uit koper R240. De goothaken worden in de boezemplank ingewerkt en stevig bevestigd met minimum 2 koperen nagels of speciale nagels of vijzen in roestvrij staal. De helling van de goot wordt bereikt door een juiste plaatsing van de haken. Afhankelijk van het geval, kan de afstand van de haken gaan van 700mm tot 900mm (±40mm). De goothaken worden in 4 klassen ingedeeld. De haken van klasse 1 en 2 worden gebruikt voor normale belastingen, de klasse 3 wordt gebruikt voor normale en grote belastingen en de klasse 4 geldt voor de zeer grote belastingen.
2.5 De goten De meest gebruikte formaten zijn van het type halfrond, vierkant of geprofileerd. Het voorste gedeelte van de goot bevat een kraal terwijl het achterste gedeelte een plooi bevat. Buiten deze standaardvormen, bestaat er een hele reeks speciale vormen die aan specifieke noden beantwoorden en die op maat gemaakt worden. Voor het positioneren van de goten bestaan er twee opties: de hanggoten of de bakgoten. Standard Goot
Benam.
Diam kraal mm
Boord mm
Diam zonder kraal
Hoogte voorzijde met kraal
Dikte in mm
Standard lengte m
Halfrond
200 250 280 333 400 500
16 18 18 20 22 22
8 10 11 11 11 21
80 105 127 153 192 250
48 61 72 87 97 136
0.60 0.60 0.60 0.60 0.70 0.70
3.0 3.0 3.0 3.0 3.0 3.0
Vierkant
200 250 333 400 500
16 18 20 22 22
8 10 10 10 20
70 85 120 150 200
42 55 75 90 110
0.60 0.60 0.60 0.70 0.70
3.0 3.0 3.0 3.0 3.0
22 de 34
2.6 De afvoerbuizen In functie van de vorm van de goot en van de architecturale keuze, kunnen de goten rond of vierkant zijn en van verschillende afmeting. De standaardlengtes gaan van 2 tot 6m. De lengtevoeg kan ofwel gelast bord aan bord, of gesoldeerd of gehaakt worden. De gehaakte en gesoldeerde buizen zijn licht conisch opdat ze gemakkelijk in elkaar zouden passen. De gelaste bord aan bord buizen beschikken over een vernauwing aan één van de uiteinden. Daar waar blikseminslag zich kan voordoen, worden de buizen geaard door gebruik te maken van een verticale buis. Bij ingewerkte bakgoten, dienen deze voorzien te worden van 2 afvoeren zodanig dat elk van hen de totaliteit van het watervolume, dat in aanmerking komt, kan afvoeren. 2.6.1 Isolatie van de afvoerbuizen Om condensatie- en vriesgevaar te vermijden, dienen afvoerbuizen die langs de binnenzijde van een gebouw lopen thermisch geïsoleerd te worden. Deze isolatie fungeert eveneens als een akoestische isolatie. 2.7 De beugels voor afvoerbuizen De afvoerbuizen worden met beugels aan het gebouw bevestigd. De afstand tussen twee beugels, voor afvoerbuizen waarvan de diameter gaat tot 100mm, mag de 3m niet overschrijden. Voor grotere diameters, wordt deze afstand herleid tot 2m. (de bladzijden 80 en 81 geven tabellen weer die de afmetingen van de goten, van de haken en van de afvoerbuizen vermelden).
HWA buis rond
Vierkantig
Diameter mm
Dikte mm
60 80 100 120 150
0.60 0.60 0.60 0.70 0.70
60 80 100 120
0.60 0.60 0.70 0.70
23 de 34
2.8 Tapbuis De afvoerbuizen worden met de goten verbonden door gebruik te maken van specifieke hulpstukken genoemd tapbuizen, tapbuisstuk of verzamelbakken. 2.9 Bolrooster en mandjes Bolrooster of mandje kunnen geplaatst worden om het indringen van bladeren in de pijp te vermijden. Het open oppervlak van deze elementen moet minstens 1,5 maal de sectie van de afvoerbuis bedragen. Bij de bolrooster dient men een overloop te voorzien. 2.10 Veiligheidsoverloop De voorzijde van de bakgoot moet een overloop bevatten zodat het overtollige water bij verstopping van de afvoerbuis kan weglopen. Deze overloop dient zichtbaar opgesteld te worden zodat een eventueel probleem met de afvoerbuis onmiddellijk kan opgemerkt worden. 2.11 Verwarmde goten Om alle verstoppinggevaar te vermijden bij de afvoer van het dooiwater bij het smelten van de sneeuw (goot in de schaduw en waarin het water zou vervriezen), zou men kunnen opteren voor een verwarming van de goot.indiquer qu’il y a un problème avec les tuyaux de descente.
24 de 34
3.0 DE VERSCHILLENDE GOOTVORMEN
Halve maangoot Opbouw: Boezemplank Goothaak Druipband Goot Afvoerbuis aan de buitenzijde Bijzonderheden : Afvoer van het regenwater ter hoogte van de gevels Gemakkelijke montage Volledig zichtbaar systeem Geschikte vorm voor een goede watercirculatie
Vierkante/geprofileerde goot Opbouw: Boezemplank Goothaak Druipband Goot Afvoerbuis aan de buitenzijde Bijzonderheden : Afvoer van het regenwater ter hoogte van de gevels Gemakkelijke montage Volledig zichtbaar systeem
Bakgoot op muur Opbouw: Boezemplank Goothaak Druipband Goot Afvoerbuis aan de buitenzijde Deksteen Bijzonderheden : Geen dakoversteek De deksteen moet aan de gevelzijde een opstand hebben van minimum 40mm Volledig zichtbaar systeem. Half verzonken kilgoot Opbouw: Bebording Waterdichting Kilgoot Twee afvoerbuizen Afvoerbuizen ofwel inwendig ofwel uitwendig Veiligheidsoverloop Druipband Slab
25 de 34
Bijzonderheden : Veiligheidsoverloop sterk aangeraden Twee afvoerbuizen voorzien, elk van hen met de potentie om de totale waterstroom van het dak te kunnen opvangen « dubbelwandige» kilgoot sterk aangeraden Onzichtbaar afvoersysteem
Kilgoot verzonken Opbouw: Bebording Waterdichting Kilgoot Twee afvoerbuizen Afvoerbuizen ofwel inwendig ofwel uitwendig Veiligheidsoverloop Druipband Slab Bijzonderheden : Veiligheidsoverloop sterk aangeraden Twee afvoerbuizen voorzien, elk van hen met de potentie om de totale waterstroom van het dak te kunnen opvangen « dubbelwandige» kilgoot sterk aangeraden Onzichtbaar afvoersysteem
Ardeense goot Opbouw: druipband met doorlopende veiligheidsplooi Goothaken Goot Uitwendige afvoerbuizen Doorlopende klang Bijzonderheden : Bijkomende sneeuwscherm Gemakkelijk onderhoud Klang met druiplijst Volledig zichtbaar systeem
26 de 34
DE VERSCHILLENDE CONSTRUCTIEPRINCIPES 1.0 Halfronde goot De halfronde goot aangebracht op goothaken is een eenvoudige technische oplossing die een snelle afvoer van het regenwater toelaat. Het water wordt steeds naar de as van de goot gebracht, dit voorkomt de stagnatie van afzettingen (mos, bladeren in ontbinding,…), zelfs bij een zwakke doorstromingssnelheid. De halfronde goot is eveneens de meest gunstige vorm betreffende de mechanische spanningsweerstand (ijsvorming,…) en materiaalspaarzaamheid.
27 de 34
4.1 Vierkante/geprofileerde goot Omwille van hun platte bodem, is de doorstroming van het regenwater in vierkante goten minder performant dan in halfronde goten.
28 de 34
4.2 Bakgoot op muur Zoals de voorgaande goot, heeft dit goottype het voordeel dat uitwendig aan het gebouw is, zonder een oversteek t.o.v. de muur te hebben. Ze wordt bevestigd op de boordplank met goothaken. Het is uiterst belangrijk om te waken over een perfecte waterdichtheid van de deksteen.
29 de 34
4.3 Halfverzonken bakgoot Indien de goot niet zichtbaar mag zijn, raden we dit type bakgoot aan. De gevelmuur verheft zich tot het niveau van het bovenste deel van de goot en wordt afgedekt met een onafhankelijke deksteen. De bakgoot kan gerealiseerd worden vanaf standaard halfronde- of vierkante goten, of met op maat gemaakte elementen. Evenals bij de andere ingewerkte elementen (bakgoot, …), dient het scheidingsmembraan op de onderstructuur onder de goot, zodanig geplaatst te worden dat het eveneens kan fungeren als veiligheidswaterdichting (zie eveneens 2.10).
30 de 34
4.4 Kilgoot met ingewerkte bakgoot Aangezien deze kilgoot volledig ingebouwd is in het dak, dient men zeer aandachtig te zijn bij het ontwerp ervan om alle indringing van vocht dat, o.a., de onderstructuur zou kunnen beschadigen. Wanneer belangrijke hoeveelheden water dienen afgevoerd te worden, is geen enkele overstroming langs de voorzijde (zoals bij de hanggoten) mogelijk. Bijgevolg is het noodzakelijk om twee afvoerbuizen te plaatsen. De sectie van elk van hen dient de potentie te hebben om de totaliteit van het regenwater op te vangen. Indien de kilgoten zich in schaduwzones bevinden, is het aangeraden om een verwarmingssysteem voor goten te gebruiken. (zie eveneens 2.11). 4.5 Kilgoot voor sheddaken De voorschriften voor de kilgoten met ingewerkte bakgoot gelden eveneens voor de sheddaken. Daar de afmetingen en het aantal elementen vaak vrij belangrijk zijn, is het aangeraden om met geprefabriceerde elementen te werken.
31 de 34
4.6 Ardeense goot De Ardeense goot wordt op het dakvlak geplaatst en heeft, in functie van de helling, een sectie van 1/3 of ¼ van een cirkel.Hier is de nominale afmeting van de goot afhankelijk van de helling van het dak, wetende dat de bovenzijde van de goot (slab voorzien van een veiligheidsplooi) minimum 80mm hoger dient te liggen dan het niveau van de andere zijde van de goot (buitenzijde). Om het gedeelte, dat zich onder de Ardeense goot bevindt, te beschermen, gebruikt men een druipband die kan uitgevoerd worden met de techniek van de staande naad met dubbele sluiting. Er dient een overlapping van minimum 100mm voorzien te worden tussen de goot en de druipband. De hiernavolgende tabel geeft de nominale afmetingen aan van de Ardeense goot en dit in functie van de dakhelling. Ontwikkeling van de goot 500 650 800 1000
Minimale dakhelling ≥ 45° ≥ 25° ≥ 20° ≥ 15°
32 de 34
DE PLAATSINGTECHNIEKEN 5.0 Plaatsing van de goot De goot dient derwijze geplaatst te worden dat het afvoerwater van het dak in de as van de goot terecht komt, dit om elke overloop langs de buitenzijde van de goot te voorkomen. Het niveau van de buitenzijde van de goot moet 8mm onder het niveau aan de binnenzijde (gebouwzijde) liggen. 5.1 Helling van de goot Met uitzondering van specifieke afwijkingen, dient de goot geplaatst te worden met een minimum helling van 1-3mm/m, om een degelijke afvoer van het regenwater te garanderen. Bij niet zichtbare goten en ingewerkte bakgoten, zal de minimum helling 5mm/m bedragen, zodat een beter zelfreinigend effect van de goot bekomen wordt door de stroming van het afvoerwater. Voor de ingewerkte bakgoten wordt de helling gerealiseerd ter hoogte van de bebording. Water mag tijdelijk stilstaan in goten zonder helling, bij de koperen goten in dit echter niet nadelig voor de goot (zie eveneens het hoofdstuk betreffende de materialen, corrosiegedrag). 5.2 De bevestigingshaken De goothaken worden bevestigd met minstens 2 koperen nagels of, nagels of vijzen van speciaal staal. Om elke vervorming van het dakvlak te vermijden, worden ze ingebouwd dichtbij de rand van de boezemplank van de goot van het dak. Ze mogen geplaatst worden met een onderlinge afstand die afwijkt van deze van de kepers. De bevestiging van de goot Voor haar bevestiging, is de goot enerzijds ingevoegd in het buitenuiteinde van de goothaken en is aan de gebouwzijde bevestigd met de vasthechtingsklippen van de haak. Men mag eveneens haken gebruiken die voorzien zijn van twee vasthechtingsklippen, één vooraan en de andere achteraan.
6.0 De verbindingstechnieken Vier technieken zijn toegestaan voor de onderlinge verbinding van elementen : - Soldering (hard soldeersel) met een overlapping van minimum 10 mm ; - Soldering (zacht soldeersel) met een overlapping van minimum 30 mm (gebruik van toevoegmetaal L-SnCu3) - Een enkele rij klinknagels en zacht soldering met een overlapping van minimum 30 mm ; - Een dubbele rij klinknagels met integratie van een waterdichtsband. De soldering met zacht soldeersel is zowel de beste als de meest economisch methode. Om een groene verkleuring van het koper te vermijden, dient men er op te letten dat er geen residu van het afbijtmiddel nagelaten wordt op de onderzijde van de goot. Het kleurverschil van de gepolijste oppervlakken ter hoogte van de soldering verdwijnt geleidelijk bij de vorming van de natuurlijke patinalaag. Om het uniformisatiefenomeen te versnellen, kan men de uitgelopen delen van de soldering verwijderen met een metalen borstel.
Mechanische uitzettingsvoeg met sluitschuifje.
Uitzettingsvoeg in geprefabriceerd neopreen.
Uitzettingsvoeg met overlapping ter hoogte van de geprefabriceerde tapbuis
7.0 Uitzettingsvoeg Er dienen maatregelen genomen te worden om de bewegingen van uitzetting en krimp van de goten op te vangen, zoals het geldt voor de bedekkingen. Deze maatregelen kunnen gerespecteerd worden door gebruikt te maken van uitzettingsvoegen. De uitzetting van koper bij deze temperaturen bedraagt 1.7mm/m. Er zijn verschillende mogelijkheden om de bewegingen van uitzetting en krimp tengevolge de temperatuurschommelingen op te vangen : 1- Een uitzettingsvoeg op het hoogste punt van de helling van de goot. Deze uitzettingsvoeg vereist twee afvoeren om een afvloeiing van het water op het laagste punt van de helling aan elk uiteinde van de goot toe te laten. 2- Een geprefabriceerde uitzettingsvoeg in neopreen samengesteld uit twee koperen banen verbonden door een gevulkaniseerde neopreen aangebracht op deze banen. 3- Een uitzettingsvoeg met overlapping ter hoogte van de geprefabriceerde tapbuis aan de benedenzijde van de helling. Voor de ingewerkte elementen, mogen in principe dezelfde uitzettingsvoegen gebruikt worden als beschreven in de punten 1 en 2. De maximale afstand tussen de uitzettingsvoegen hangt af van het type en van de vorm van het gebouw. Indeling
H.o.h uitzettingsvoegen
Randen op waterlijn vlak; Hoekverbindingen, dakranden, shedkilgoten
6m
Muurafdekkingen, dakranden buiten de waterlijn; Niet gelijmde verzonken kilgoten Ontwikkeling > 500 mm Niet gelijmde verzonken kilgoot, Ontwikkeling < 500 mm Ontwikkeling > 500 mm Hanggoten in standard diktes volgens EN 612
8m 10 m 15 m
8.0 Draagstructuur Het gat dat in de goot gemaakt wordt voor de aansluiting van de conische tapbuis moet 30% groter zijn dan de sectie van de afvoerbuis, dit om een regenwaterafvoer zonder hinder toe te laten.
34 de 34