Pagina 1 van 9 Versie Registratienr.: 2010I00055
1
Agendapunt 17
2010
BESLUITEN
Afdeling:
Concernzaken
Onderwerp:
Treasurystatuut 2010
Leiderdorp,
19-01-2010
De raad der gemeente Leiderdorp; gelezen het voorstel van , nr. xx d.d. 19 januari 2010; gezien het advies van commissie Bestuur en Maatschappij van 1 februari 2010; overwegende, dat "geef overwegingen weer" gelet op het bepaalde in artikel 212 van de Gemeentewet, de Wet financiering decentrale overheden (Fido), de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) en op artikel 8 en 14 van de financiële verordening 2010 van de gemeente Leiderdorp.
b e s l u i t: vast te stellen het ‘Treasurystatuut 2010’ I Begrippenkader Artikel 1 In dit statuut wordt verstaan onder: - Daggeld
Deposito voor één dag tegen de op de betreffende dag geldende rente (ook wel Call-geld genoemd);
- Deposito
Spaarvorm waarbij geld tegen een vaste rente voor een bepaalde, vooraf overeengekomen, periode wordt weggezet. Gedurende de overeengekomen periode kan men niet over het geld beschikken;
- Derivaten
Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;
- Financiering
Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;
- Geldstromenbeheer
Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);
- Intern liquiditeitsrisico
De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;
- Kasgeld
Kortlopende leningen zonder tussentijdse aflossingen tegen veelal specifieke voorwaarden en met een looptijd korter dan twee jaar;
- Kasgeldlimiet
Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;
Pagina 2 van 9 Versie Registratienr.: 2010I00055
2010
1
Agendapunt 17
BESLUITEN
- Koersrisico
Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;
- Kredietrisico
De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;
- Lidstaat
Staat die lid is van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
- Liquiditeitenbeheer
Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;
- Liquiditeitenplanning
Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;
- Onderhandse lening
Direct bij marktpartijen te plaatsen leningen met een looptijd langer dan twee jaar;
- Rating
De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;
- Renterisico
Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;
- Renterisiconorm
Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;
- Rentetypische looptijd
Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;
- Renteconversie
Tussentijdse aanpassing van de contractuele rente;
- Rentevisie
Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;
- Saldobeheer
Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;
- Solvabiliteitsratio van 0%
Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (lidstaten van de Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;
- Treasuryfunctie
De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteurenen crediteurenbeheer;
- Uitzetting
Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.
- Wet Fido
Wet Fido de Wet financiering decentrale overheden.
- Wet ruddo
Wet Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden.
II
De treasuryfunctie
Pagina 3 van 9 Versie Registratienr.: 2010I00055
2010
1
Agendapunt 17
BESLUITEN
Artikel 2 Doelstellingen De gemeente onderscheidt een vijftal doelstellingen van de treasuryfunctie: 1. Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities; 2. Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en renteresultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s; 3. Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities; 4. Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut. 5. Waarborgen dat de taken en verantwoordelijkheden op dit onderdeel duidelijk worden geregeld. Artikel 3 Taken In de treasuryfunctie zijn vier taakgebieden ondergebracht: 1. Het beheren van geldmiddelen, rekening-courantsaldi, en andere financiële vermogenswaarden van de gemeente. 2. Het beheren van de portefeuille van opgenomen geldleningen en het aantrekken van kort- en langlopende leningen. 3. Het uitlenen van geldmiddelen aan andere publiekrechtelijke lichamen en door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen bankinstellingen. 4. Het beheer van contracten met bankinstellingen met betrekking tot het geldmiddelenbeheer. U
III
Risicobeheer
Uitgangspunten risicobeheer
Artikel 4 Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten: 1. De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak uitsluitend verstrekken aan door het college van Burgemeester en Wethouders goedgekeurde derde partijen, waarbij vooraf intern financieel advies wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij. 2. De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd door middel van de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut. 3. Het gebruik van derivaten is uitsluitend toegestaan voor het beperken van financiële risico’s. Alvorens een derivatentransactie wordt afgesloten wint de gemeente het advies in van een externe adviseur en vindt goedkeuring plaats door het college van Burgemeester en Wethouders. 4. Er worden geen leningen aangetrokken met als doel deze tegen een hoger rendement uit te zetten. IV
Renterisicobeheer
Artikel 5 1. De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet Fido. 2. De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet Fido. 3. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning. 4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie. 5. De rentevisie van de gemeente wordt jaarlijks opgesteld op basis van de rentevisie van minimaal twee vooraanstaande financiële instellingen. 6. Binnen de kaders gesteld onder lid 4 en lid 5, streeft de gemeente tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen. V
Koersrisicobeheer
Pagina 4 van 9 Versie Registratienr.: 2010I00055
1
Agendapunt 17
2010
BESLUITEN
Artikel 6 1. De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: 1.1. uitzettingen in vastrentende waarden; 1.2. producten waarbij de hoofdsom aan het einde van de looptijd gegarandeerd is. Bij het aangaan van een garantieproduct is op voorhand duidelijk wat de kosten zijn van het voortijdig beëindigen van het contract; 1.3. beleggingsfondsen die voorkomen op de zogenaamde Witte Lijst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of voldoen aan de bepalingen zoals vastgelegd in (de Handreiking bij) de Wet fido/Ruddo. Het betreft hier (breed gespreide) beleggingsfondsen in vastrentende waarden, waarvan de onderliggende beleggingen (obligaties e.d.) elk voldoen aan de Wet fido. 2. Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitsplanning. VI
Kredietrisicobeheer
Artikel 7 Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten: 1. Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij financiële ondernemingen- als bedoeld in artikel 1 sub c Wet Ruddo- die: a. Gevestigd zijn in een lidstaat die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door tenminste twee ratingbureaus; en b. Voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze ten minste over een AA-minusrating beschikken, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus. c. Ratings dienen afgegeven te zijn door 2 toegestane ratingbureaus. Toegestane ratingbureaus zijn Standard & Poors, Moody’s en Fitch IBCA. d. De gemeente mag gelden tijdelijk uitzetten bij financiële ondernemingen met een solvabiliteitsratio van 0%. 2. Teneinde kredietrisico’s te spreiden gelden de volgende bepalingen: a. In afwijking op artikel 7.1 lid b mogen uitzettingen met een maximale looptijd van 3 maanden worden belegd in beleggingsproducten van financiële ondernemingen met ten minste een Arating; b. Als de rating -zoals genoemd in artikel 7.1of 7.2 lid a- van een financiële onderneming tijdens de looptijd van een uitzetting daalt tot onder het genoemde ratingniveau zal beoordeeld worden of de belegging wordt beëindigd. 3. Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden of garanties geëist. VII
Intern liquiditeitsrisicobeheer
Artikel 8 De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning voor de komende 12 maanden, welke maandelijks wordt geactualiseerd, alsmede een meerjarige liquiditeitsplanning met een looptijd gelijk aan de lopende meerjarenbegroting. VIII
Valutarisicobeheer
Artikel 9 Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s.
U
Gemeentefinanciering
Pagina 5 van 9 Versie Registratienr.: 2010I00055
2010 IX
1
Agendapunt 17
BESLUITEN
Financiering
Artikel 10 Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten: 1. Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak. 2. Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren. 3. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen en obligatieleningen. 4. De gemeente vraagt telefonisch offertes op bij minimaal drie instellingen, waaronder in ieder geval de huisbankier, alvorens een financiering wordt aangetrokken. T
X
T
Langlopende uitzettingen
Artikel 11 Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten: 1. Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5, 6 en 7 genoemde voorwaarden. 2. De gemeente vraagt bij minimaal drie instellingen telefonisch offertes op, waaronder de huisbankier, alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan. XI
Relatiebeheer
Artikel 12 De gemeente streeft naar gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten: 1. Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 7; 2. Financiële ondernemingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecten-instellingen, 1 verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer; 3. Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen. TP
U
XII
PT
Kasbeheer
Geldstromenbeheer
Artikel 13 Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt: 1. Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen. 2. Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank; 3. De stroom van contant geld zoveel mogelijk beperkt. XIII
Saldo- en liquiditeitenbeheer
Artikel 14 Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:
1 TP
PT
Onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.
Pagina 6 van 9 Versie Registratienr.: 2010I00055
1
Agendapunt 17
2010
BESLUITEN
1. De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatie-circuit bij de bank met de gunstigste condities; 2. Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 5 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden; 3. Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en krediet in rekening courant tot de kredietlimiet; 4. Toegestane instrumenten bij het extern uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen, deposito’s. 5. Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 7 genoemde tegenpartijen toegestaan. 6. De gemeente vraagt telefonisch offertes op bij minimaal drie instellingen alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar. U
XIV
Administratieve organisatie en interne controle
Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
Artikel 15 In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle: 1. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten worden op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd en worden aan de betrokken partijen kenbaar gemaakt; 2. De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat: a. de uitvoering rechtmatig en doelmatig is; b. de treasuryactiviteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd; c. de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn; 3. Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd. 4. Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden: a. Iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogenprincipe); b. de uitvoering van - en de controle op transacties geschiedt door afzonderlijke functionarissen; c. de uitvoering van transacties en de registratie daarvan in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen. 5. Een transactie wordt onmiddellijk na ontvangst van schriftelijke bevestiging geregistreerd en gecontroleerd door twee functionarissen; 6. Minimaal één keer per jaar worden de transacties gecontroleerd door de functionaris belast met de interne controle. XV
Verantwoordelijkheden
Artikel 16 De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd. Functie
Verantwoordelijkheden
De gemeenteraad
• Vaststellen van het treasurystatuut; • Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten; • Het vaststellen van de financieringsparagraaf in de begroting en de jaarrekening; • Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid.
Pagina 7 van 9 Versie Registratienr.: 2010I00055
Agendapunt 17
2010 Het college van b&w
XVI
1
BESLUITEN • Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid) binnen de kaders van het treasurystatuut; • Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan; • Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.
Informatievoorziening
Artikel 17 Met betrekking tot de treasuryactiviteiten moet tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie worden verstrekt door de betreffende functionarissen: Informatie
Frequentie
Informatieverstrekker
1. Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning
Kwartaal / incidenteel
Afdelingshoofden
2. Liquiditeitenplanning
3. Beleidsplannen treasury in financieringsparagraaf van begroting 4. Verantwoording in de financieringsparagraaf van het jaarverslag 5. Verantwoording over de onderdelen uit de treasuryparagraaf via zomernota
XVII
4 x per jaar
Jaarlijks
Allround beleidsmedewerker Financiën college van b&w
Informatieontvanger Allround beleidsmedewerker Financiën Afdelingshoofd Concernzaken Gemeenteraad
Jaarlijks
college van b&w
Gemeenteraad
Jaarlijks
college van b&w
Gemeenteraad
Inwerkingtreding
Artikel 18 1. Dit “Treasurystatuut Gemeente Leiderdorp 2010” treedt in werking op de dag na goedkeuring door de raad. 2. Dit statuut treedt in de plaats van het “Treasurystatuut gemeente Leiderdorp 2004”, vastgesteld door de raad op 24 mei 2004. XVIII
Citeerartikel
Artikel 19 Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam “Treasurystatuut 2010 gemeente Leiderdorp”.
Pagina 8 van 9 Versie Registratienr.: 2010I00055
2010 Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van Leiderdorp op 15 februari 2010,
de griffier,
mw. J.C. Zantingh
de voorzitter,
M. Zonnevylle
Agendapunt 17
BESLUITEN
1
Pagina 9 van 9 Versie Registratienr.: 2010I00055
2010
1
Agendapunt 17
BESLUITEN
Bijlage 1.
Doelstelling en belangrijkste wijzigingen
Doelstelling In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Door middel van de limieten en richtlijnen wordt het risicoprofiel van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd. De treasuryparagraaf bij de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar. Belangrijkste wijzigingen Ten opzichte van het statuut uit 2004 is een aantal wijzigingen doorgevoerd. Deze zijn ingegeven door de veranderde wetgeving in 2009. De mogelijkheden tot het uitzetten van geld zijn beperkt. Koersrisicobeheer Toegevoegd : - Bij het aangaan van een garantieproduct is op voorhand duidelijk wat de kosten zijn van het voortijdig beëindigen van het contract; - Beleggingsfondsen die voorkomen op de zogenaamde Witte Lijst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of voldoen aan de bepalingen zoals vastgelegd in (de Handreiking bij) de Wet fido/Ruddo. Het betreft hier (breed gespreide) beleggingsfondsen in vastrentende waarden, waarvan de onderliggende beleggingen (obligaties e.d.) elk voldoen aan de Wet fido. U
Kredietrisicobeheer De minimale rating was A, dit is nu AA-minus geworden U
Voorheen mocht geld uitgezet worden bij Nederlandse overheden of andere publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsratio van 0%, dit is nu financiele ondernemingen met een 0 % solvabilitietsratio. Relatiebeheer In het vorige statuut (2004) moesten tussenpersonen geregistreerd staan bij Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE), dit is nu Autoriteit Financiële Markten (AFM). U
U
Geldstromenbeheer Nieuw in dit statuut is dat de contante geldstroom zoveel mogelijk beperkt wordt U