@ Eduard Sjoukes 22 oktober 2005 (
[email protected] ) (Revisie 1 dd. 27/4/2007; Revisie2 dd. 19/11/2009). Het maken van een “softproof” in Photoshop (In andere programmaʼs waarin “softproofing” mogelijk is werkt dit nagenoeg gelijk). Een softproof is het nabootsen op het beeldscherm hoe een printer of drukpers de kleuren uiteindelijk zal afdrukken. Een aantal dingen moet hierbij wel beseft worden. Een monitor werkt met licht en mengt licht tot kleur we hebben het dan over additieve (optellende) kleurmenging. Dit is een wezenlijk andere “kleurbeleving” dan de subtractieve (aftrekkende) menging met inkten. Daarnaast zal het medium (het materiaal waarop wordt afgedrukt) ook een ʻeigenʼ kleurbeleving aan de kleur toevoegen die niet op een monitor gesimuleerd kan worden. (Denk hierbij aan bijvoorbeeld de structuur van mat papier of een Giclee print op canvas). Tot slot zijn enkele kleuren in het geheel niet op een beeldscherm weer te geven die wel te drukken zijn. (Dit geld vooral voor zgn. ʻPantoneʼ kleuren, waar fotografen eigenlijk niets mee van doen hebben). Een softproof zal dan ook nooit voor 100% de gedrukte kleur kunnen weergeven of de dezelfde “kleurbeleving” ervan hebben, echter kan dit wel zeer dicht benadert worden. Naast het ʻsoftproofenʼ naar print of drukwerk is het ook mogelijk om de kleurweergave van een beamer of een andere monitor te simuleren (of dezelfde monitor met een ander kleurprofiel). Dit is vooral handig om na te gaan hoe de meeste mensen de beelden op hun internetbrowser zullen zien. Er is ook onderscheidt gemaakt in ʻsoftproofenʼ en ʻproofenʼ. Het ʻsoftproofenʼ is het simuleren van de kleuren van een uitvoerapparaat op een monitor/beeldscherm. Het ʻproofenʼ is het simuleren van ʻapparaatkleurenʼ van het ene apparaat op het andere. Bijvoorbeeld de simulatie hoe drukwerk uit een drukpers eruit zal komen te zien met behulp van een inkjetprinter. (Dit laatste valt buiten het aspect van deze handleiding en is voor fotografen niet van wezenlijk belang, anders is dit voor grafische vormgevers). Voor het maken van een softproof is het profiel van de printer of drukpers EN het MEDIUM waarop de uiteindelijke druk zal plaats vinden noodzakelijk. (“Medium” is het materiaal waarop gedrukt zal worden, in het algemeen zal dit een papiersoort zijn, maar ook linnen,canvas, transparant materialen, etc. behoren tot de mogelijke materialen waarop afgedrukt kan worden. Zo is het bijv. mogelijk om bij de banketbakker een foto op taart glazuur (suiker) te laten printen met “eetbare” inkt ook zijn er printers die in één keer de zijkant van een vrachtwagen kunnen bedrukken met zgn. solvent inkten). In het kleurmanagement jargon wordt gesproken van “Bronkleurruimte” en “Doelkleurruimte”. De vertaling hiervan in Photoshop is “Bronruimte” en “Doelruimte” of “Printer Profiel” (Waarom Adobe verschillende benamingen voor hetzelfde gebruikt weet ik niet, verwarrend is dit wel). Het is natuurlijk overbodig te zeggen dat het beeldscherm gekalibreerd en geprofileerd moet zijn. De kwaliteit van de ʻsoftproofʼ is afhankelijk van de kwaliteit van de monitor EN de kwaliteit van het gehanteerde monitorprofiel EN dat van de ʻdoelkleurruimteʼ. Net als bij het omzetten van profielen geldt ook bij het maken van een ʻsoftproofʼ of ʻproofʼ dat dit alleen goed kan als de ʻdoelkleurruimteʼ kleiner is dan de kleurruimte van het apparaat waarop de ʻ(soft)proofʼ plaatsvindt. Waar de profielen te vinden? Standaard profielen van Epson printers worden automatisch op een computer systeem geïnstalleerd wanneer de printer driver actief gemaakt wordt. Alleen het installeren van de driver is hiervoor niet voldoende. Om toch de profielen voor de Epson Pro 9800 of Pro 4800 van de academie op een andere computer (bijvoorbeeld thuis) te kunnen gebruiken zijn deze profielen te vinden op de studenten server in de map: “Users share Kleurmangement ProfielenPrinters”. Niet alle beschikbare profielen zijn hier te vinden doch een selectie van de meest gebruikte (op verzoek kunnen andere profielen geleverd worden).
1
Voor mensen die hun fotoʼs bij een (vak) laboratorium laten afdrukken kunnen daar vaak het profiel van de “doelkleurruimte” krijgen om softproofs te kunnen maken. Dit geld in veel gevallen ook voor drukkerijen. (zie hiervoor ook het document: ʻCMS Grafische Industrie.doc’ in de map “Users share Kleurmangement”). Voor mensen die hun werk laten drukken op een Fuji Frontier kunnen het profiel downloaden op www.fujifilm.nl/kleurprofielen. Als de eigenaar van de frontier zich aan de voorschriften van Fuji houdt zijn deze profielen kloppend.
Het opslaan van de profielen. De profielen moeten bij een Mac in de bibliotheek (Library) van het systeem in de map profielen (profiles) te vinden onder ColosSync worden geplaatst.
En voor Windows in de map: “C:\WINDOWS\system32\spool\drivers\color”. Tenminste als “C:\WINDOWS” de systeem directory is. Een snelle manier voor Windows gebruikers is door het profiel te selecteren en vervolgens op de rechter muisknop te klikken. Door het kiezen van “Profiel installeren” wordt dan direct een kopie van het profiel in de goede map geplaatst. Het organiseren van de profielen De map profielen kan in de loop der tijd erg vol raken met ongebruikte profielen. Als er regelmatig nieuwe of andere hardware wordt aangesloten (camera, scanner etc.) of programmaʼs “geprobeerd” komen er profielen bij die niet ook automatisch weer verwijderd worden. Al deze profielen verschijnen ook in de popup lijsten voor het selecteren van een profiel. Dit kan heel irritant zijn. Profielen kunnen voor het systeem en dus ook voor de poup lijsten, eenvoudig “onzichtbaar” worden gemaakt zonder deze van het systeem te verwijderen. Het systeem ziet namelijk alleen die profielen die in de map “Profielen” (Profiles) staan of in de eerst volgende map in die map. Profielen op andere plekken worden niet automatisch door het systeem “gevonden”. (I.p.v. een map in de map profielen kan dit ook een snelkoppeling of alias, zijn die verwijst naar een andere map op het systeem of netwerk). Door dus buiten de map “Profielen” of twee mappen dieper een map te maken en daar alle niet gebruikte profielen op te slaan, kun je de popup lijsten overzichtelijk houden zonder de profielen te verwijderen voor later gebruik.
2
Het gebruik van het profiel voor een softproof Als de printer profielen op de juiste plek staan en een bestand in Photoshop geopend, kan er een softproof worden uitgevoerd. Eerst moet hiervoor het printerprofiel als zijnde het “proofprofiel” worden geselecteerd met het venster wat te vinden is onder het menu: “View Proof Setup Custom...” Het venster “Customize Proof Condition” kan er als volgend uit zien:
In de popup lijst naast “Device to Simulate: ” kan de “Doelkleurruimte” worden gekozen. (Een nieuw geïnstalleerd profiel zal bij het openen van het venster “Customize Proof Condition” door Photoshop automatisch worden herkend). Bij “Rendering Intent: ” zal de instelling verschijnen die gemaakt is in het venster “Color Settings” van het programma, dit kan hier veranderd worden. (Hiermee veranderd natuurlijk niet de voorkeurinstellingen van Photoshop). Ook is het mogelijk om het “Papierwit” en/of de “Zwarte inkt” in de proef te simuleren. Het aan zetten van de chekbox “Preserve RGB Numbers” laat zien hoe het document zal worden afgedrukt zonder ʻprofielʼ op het gekozen medium. Door de checkbox voor “Preview” aan te zetten kun je meteen zien hoe de kleuren veranderen bij elke instelling die je maakt of veranderd, anders pas nadat de knop “OK” is ingedrukt. In de naambalk van het geopende document verschijnt de “Doelkleurruimte” in dit voorbeeld: “PF041128premLust.1440.icc”.
Met de sneltoets combinatie: “-y” (crtl-y voor Windows) kan er snel gewisseld worden tussen normale weergave en de ʻproofʼ weergave. Dit is eenvoudiger en sneller dan in het menu “Weergave” de optie “Kleuren proefdrukken” aan of uit te zetten. Naast de optie “Softproof” (“Kleuren proefdrukken”) bestaat er ook de optie “Kleuromvang waarschuwing”. (Sneltoets “shift--y” of “shift-crtl-y”). Deze optie laat zien welke kleuren er in de “Doelkleurruimte” niet kunnen worden weergegeven door er een gekleurd vlak overheen te plaatsen. (Standaard is dit vlak grijs, maar kan in het venster uit het menu “Photoshop Voorkeuren Transparantie & kleuromvang...” in het vak “Kleuromvangwaarschuwing” naar eigen believen worden ingesteld). Deze optie is vooral handig om te bekijken OF en zo ja WAAR er kleuren zijn die niet binnen de “Doelkleurruimte” vallen. Het geeft dus NIET aan welke kleuren er allemaal bij omzetting zullen veranderen. Welke kleuren er veranderen heeft te maken met de gekozen “Intent”, bij de “perceptulel” intent zullen er véél meer kleuren “verschuiven” dan er kleuren buiten de “Doelkleurruimte” vallen. Welke en hoe kleuren veranderen kun je zien met “Kleuren proefdrukken” (ProofColors).
3
Bij het maken van een softproof of een kleur omvangwaarschuwing zal meestal als “Doelkleurruimte” het profiel voor een printer (RGB) of drukpers (CMYK) worden opgegeven. In principe kan dit natuurlijk ook elk andere kleurruimte (profiel) zijn waarnaar het document kan worden omgezet. Zo kan bijvoorbeeld voor het omzetten van het ʻAdobe RGB (1998)ʼ naar het kleinere ʻsRGBʼ vooraf bekeken worden welke kleuren er niet binnen het kleinere ʻsRGBʼ passen en hoe andere kleuren zullen ʻverschuivenʼ bij perceptuele omzetting om plaats te maken voor de kleuren die buiten de kleuromvang van het ʻsRGBʼ vallen. (Daarom is “Doelkleurruimte” hier de enige echt goede benaming want het hoeft niet uitsluitend een omzetting te zijn naar een ʻapparaatʼ). Softproof instellingen opslaan Net als bij de kleurinstellingen kunnen de instellingen worden opgeslagen en geladen zodat dezelfde instellingen in andere Adobe programmaʼs geladen kunnen worden. Bij dit opslaan wordt er van het profiel een kopie gemaakt en samen met de overige opties die in het venster: “Instellen proef” gemaakt zijn, opgeslagen in een opgegeven locatie. Het is dus mogelijk om de “instellingen” (settings) op een server of stick op te slaan en op een andere computer weer te laden. Op die manier is het mogelijk om op verschillende machines binnen de academie dezelfde instellingen te gebruiken zonder deze telkens opnieuw moet worden ingesteld. Ook is het mogelijk om een kopie van het “ *.psf” bestand (waarin het profiel en de instellingen zijn opgeslagen), te maken en dit via e-mail, een stick of een ander geheugen medium te verplaatsen naar een andere computer, bijvoorbeeld naar huis. (Het sterretje staat voor elk willekeurige naam). De gemaakte ʻsoftproofʼ instellingen kunnen niet met het te ʻproofenʼ document worden opgeslagen. Bij het opnieuw openen van een document zullen de ʻsoftproofʼ instellingen weer opnieuw moeten worden ingesteld. Zelfde instelling voor meerdere documenten De softproef instellingen wordt voor elk bestand afzonderlijk ingesteld, het is niet aan een applicatie, bijvoorbeeld Photoshop, gebonden. Toch is het mogelijk om voor elk bestand dezelfde softproef instellingen te gebruiken zonder deze voor elk bestand afzonderlijk te behoeven in te stellen. De standaard instelling die Photoshop gebruikt voor ʻsoftproofenʼ is gebaseerd op het ʻWorking Spacesʼ CMYK profiel en de ʻIntentʼ welke onder “Color Settings” gekozen zijn. Door bij kleurinstellingen het CMYK van de ʻWerkruimteʼ te veranderen zal ook voor de softproef dit profiel worden gebruikt. Helaas en logisch kan hier geen RGB printer profiel worden gekozen. Om toch dezelfde softproef instellingen met een gekozen RGB profiel als ʻstandaardʼ te kunnen gebruiken voor alle bestanden die worden geopend gaat men als volgt te werk. Sluit alle bestanden die geopend zijn in Photoshop. Maak vervolgens in het menu: “View Proof Setup Custom...” de gewenste instellingen. Deze instellingen zullen nu als basis worden gebruikt voor het maken van de softproef. Uiteraard blijft het nog steeds mogelijk om voor elk bestand afzonderlijk de softproef instellingen te veranderen.
4
Weergave van hetzelfde document met meerdere profielen Het is ook mogelijk om twee of meer versies van een document naast elkaar met andere softproof instellingen te bekijken. Dit kan gebeuren door in het menu: “Window Arrange New Window for (documentnaam) ”, te kiezen.
Er wordt een nieuw venster geopend voor het document waarmee gewerkt wordt en waar andere softproef instellingen aan toegekend kunnen worden. Door de twee venster naast elkaar op het bureaublad te plaatsen kan snel een keuze worden gemaakt voor het medium en/of de ʻintentʼ waarmee de omzetting moet plaatsvinden. Bewerkingen die in het ene venster worden gemaakt zullen direct gevolgen hebben in het andere venster, aangezien er in hetzelfde bestand wordt gewerkt. Als een document moet worden aangepast voor een specifiek apparaat (bijv een printer of drukpers maar ook een beamer of een ander beeldscherm, is een ander apparaat), kan er beter een kopie van het originele bestand worden gemaakt. Dit kan door in het menu: “Image” de optie “Duplicate...” te kiezen. Er wordt dan een kopie van het bestand gemaakt met een eigen naam. Dit nieuwe document kan aan de hand van de ʻSoftproef instellingenʼ worden aangepast voor het specifieke apparaat. Door de kopie op te slaan en voor export of drukwerk te gebruiken blijft het originele bestand ongewijzigd bestaan. Een andere werkwijze is om een nieuwe “aanpassingslaag” of een set van meerdere lagen te maken in het originele document en deze aan of uit te zetten. Een document dat zal worden opgestuurd naar andere mensen om verder te worden verwerkt is bij voorkeur een kopie van het (aangepaste) origineel in PDF, Tiff of JPG. Uiteraard zonder de bewerkingslagen. Tot zover de “Softproof” nu het afdrukken. Zie hiervoor de handleiding: “Afdrukken met PhotoshopCS4”.
5