31 NIEUWSBRIEF NIE UWSBRIE F nr.
Winter 2004/2005
REGIOCOÖRDINATOREN DUINEN PWN NOORD HOLLAND Hubert Kivit Postbus 2113 1991 AS Velserbroek 023-5413602
[email protected] DUIN en KRUIDBERG Ruud Luntz Duinlustweg 26 2051 AB Overveen 023-5241908
[email protected] A’DAMSE WATERLEIDINGDUINEN Jan Tolner Vogelenzangseweg 21 2114 BA Vogelenzang 023-5233592
[email protected] DUINEN ZUID-HOLLAND/GOUDA Conn Barrett Alexandrine Tinneplein 122 2331 PP Leiden 071-5790341
[email protected] DUINEN ZUID-HOLLAND/GOUDA Frans Hagedoorn Minnebroersgracht 24 2312 RW Leiden DUINEN EILANDEN Annie Zuiderwijk, RAVON-WM Postbus 94766 1090 GT Amsterdam 020-5256624
[email protected]
OMGEVING AMSTERDAM Martin Melchers Laplacestraat 65 1098 HS Amsterdam 020-6650925 FRIESLAND Wim Andela Van Wageningenstraat 43 8934 CH Leeuwarden 058-2882693 DRENTHE en GRONINGEN Dick van Dorp Domcapittel 14 9411 MH Beilen 0593-525620 TWENTE
ACHTERHOEK Jan Stronks Raetmansweg 16 7106 CD Winterswijk 0543-530483
[email protected] VELUWEZOOM Ronald de Boer Teteringenstr. 145 6844 DC Arnhem 026-3816420
[email protected]
UTRECHT Theo de Jong Rijnlaan 25 4105 GS Culemborg 0345-519946
[email protected] NOORD BRABANT OOST Domin Dalessi Heibeekstraat 32 5662 EG Geldrop 040-2855216
[email protected] NOORD BRABANT WEST Rombout van Eekelen Hoefblad 63 4102 JS Culemborg 0345-476695
[email protected] LIMBURG Ton Lenders Groenstraat 106 6074 EL Melick 0475-537045
[email protected] FLEVOLAND Jeroen Reinhold Botter 14-03 8232 JP Lelystad 0320-294932
[email protected]
Nieuwsbrief nr. 31 is bestemd voor alle medewerkers van het Meetnet Reptielen Redactie Nieuwsbrief en Annie Zuiderwijk Coördinatie Meetnet Reptielen RAVON-WM en UvA Postbus 94766 1090 GT Amsterdam 020 - 525 6624
[email protected] Overige Medewerkers Meetnet Reptielen Edo Goverse
[email protected] Ingo Janssen
[email protected] Gerard Smit
[email protected] Aan deze nieuwsbrief werkten verder mee: Ronny Aellerinck Jan van Arkel Piet van Delft Jeroen van Delft Frans van Erve Jelle Hofstra
Jeroen Reinhold Arnold van Rijsewijk Marcel Timmermans Rob van Westbroek Ruud Wolterman
MEETNET REPTIELEN IS EEN PROJECT VAN RAVON WERKGROEP MONITORING in samenwerking met / met subsidie van
Centraal Bureau voor de Statistiek, Expertise Centrum-LNV, Universiteit van Amsterdam
Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief Winter 2004/2005 Nieuwsbrief nr. 31 GEBOORTES - de nieuwe generaties werden laat geboren dit jaar. De eerste zandhagedisjes, muur- en levendbarende hagedisjes verschenen weken later dan we de laatste jaren gewend zijn. De eieren van muur- en zandhagedis moeten door buitenwarmte uitbroeien en dat heeft in 2004 lang geduurd. Voor de zandhagedis was dat dubbel opvallend omdat vrouwtjes extreem vroeg, namelijk op 18 mei al, bezig waren met het graven van een kuiltje om te leggen. (Geoske Sanders, Hoge Veluwe). Op de foto zien we een net geboren levendbarend hagedisje, 27 juli 2004 op de Limitische Heide. De geboortes bij de slangen vonden in augustus plaats: 14 augustus de eerste addertjes (Bargerveen), 26 augustus de eerste gladde slangetjes langs Spoor Ede en 27 augustus de eerste ringslangen. Voor de slangen is dat niet laat. In deze Nieuwsbrief aandacht voor geboortes van ringslangen en zandhagedissen. De meeste aandacht deze keer gaat uit naar de LEVENDBARENDE HAGEDIS en dat heeft veel te maken met “10 jaar monitoren in Noord-Brabant”. AZ
RAVON Werkgroep Monitoring
Inhoud van Nieuwsbrief 31 Veel over LEVENDBARENDE HAGEDIS Bijzondere eilegplaats RINGSLANG
pag. 3
4 Broedsucces Bijlmerweide 5 Slangen boven Het IJ 6 8 Eilegplaatsen ZANDHAGEDIS deel II Broedsucces Flevoland 8 Waarnemen LEVENDBARENDE HAGEDIS 10 12 10 JAAR Kerkeindsche Heide 10 JAAR Kampina 16 BRIEF: Honden in hagedissenhabitat
Uit het veld
19 20
Pas geboren levendbarende hagedis, 27 juli,2004, Limitische Heide. foto: Ingo Janssen
Noord-Brabant monitoort 10 jaar Op de meeste trajecten in Noord-Brabant komen alleen levendbarende hagedissen voor. De onderzoekers daar zijn dus echt gespitst op het waarnemen van dié soort en zijn daarin specialisten. Net zoals duinmonitoorders dat hebben met de zandhagedis. Nu gaat de zandhagedis hard vooruit –men vraagt zich wel eens af of het intensieve monitoren daarmee te maken heeft- terwijl de levendbarende hagedis hard achteruit gaat, ook in Noord-Brabant. We zijn dan ook erg gelukkig met het initiatief van enkele Noord-Brabantse monitoorders om hun 10 jaar
Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 31
ervaring met de levendbarende hagedis op papier te zetten: Arnold van Rijsewijk voor de Kerkeindsche Heide, Frans van Erve voor De Kampina. Piet van Delft schrijft over perikelen van een hei tussen Waalre en Aalst. Met die schat aan gegevens worden wat tipjes van de sluier opgelicht van dit toch wat mysterieuze hagedisje. Belangrijk en waardevol voor iedereen die levendbarende hagedissen telt. Belangrijk ook voor beheerders van terreinen waar levendbarende hagedissen voorkomen.
3
Bijzondere eilegplaats van de Ringslang Jelle Hofstra Op de ochtend van 30 september vonden medewerkers van Provincie Waterstaat Fryslân bij graafwerkzaamheden tot hun grote verbazing een 20-tal eieren van een Ringslang. Ze waren bezig de oever van de Tjonger bij de 2e Sluis onder Jubbega, Friesland, te herstellen. Bij het uitgraven van de wegverzakking, veroorzaakt door de kapotte beschoeiing, vond men op een diepte van zo’n 20 cm tussen de modder en onder een korte balk, de aaneen gekleefde eieren van de slang. In eerste instantie dacht men met een stuk tempex van doen te hebben, zodat enkele eieren helaas beschadigd werden en er zelfs al
een jong te voorschijn kwam. Aangezien terugplaatsen van het broedsel niet mogelijk was, werd contact met Jelle Hofstra uit Gorredijk gezocht. Die heeft de eieren mee naar huis genomen en in een speciaal voor dit doel vervaardigde broedstoof geplaatst. Helaas bleken na enkele dagen dat alle, bijna volgroeide slangetjes in het ei waren afgestorven. Overigens wel een merkwaardige plek voor de ringslang om daar eieren af te zetten. Er is namelijk nogal wat broeiwarmte voor nodig om de eieren ongeveer op een temperatuur te houden tussen de 24 en 28 graden Celsius. Ook moet de luchtvochtigheid vrij hoog
Medewerker van Provincie Waterstaat Fryslân aan het graven waarbij hij op een eilegsel stuitte. Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 31
4
foto’s: Jelle Hofstra
Op de linker foto is het eilegsel te zien direct na de opgraving. Enkele eieren waren beschadigd. Een ontwikkeld jong ringslangetje (zie witte circel) hangt uit de eischaal. De onbeschadigde eieren zijn meegenomen en in een broedstoof geplaatst. Maar helaas zijn geen van deze uitgekomen. Toen het bleek dat er geen leven meer in de eieren zat, zijn de eieren opengemaakt. Alle eieren bevatten een volgroeide, dode, ringslang. Deze zijn op de rechter foto te zien.
zijn. De plek heeft vermoedelijk toch aan beide eisen voldaan. Jaren terug werden eveneens eieren van de ringslang langs de Tjonger gevonden zo’n drie kilometer verderop. Toen werden zeer veel eilegsels afgezet in vermolmde stobben, restanten van ooit gevelde populieren. Die stobben zijn er niet meer en ringslangenvrouwen moesten dus voor hun eieren nieuwe afzetplaatsen vinden. Op deze plek is het slecht afgelopen.
Broedsucces in Bijlmerweide – Geerdinkhof De Bijlmerweide is het groene park van de Bijlmermeer, 50 hectare groot, gelegen tussen Geerdinkhof en de Provinciale weg/Weespertrekvaart. In dit groengebied huist een populatie ringslangen die sinds 1998 wordt gevolgd binnen het Meetnet Reptielen. Deze groep ringslangen lijkt het goed te doen en hoe langer hoe vaker worden de ringslangen ook in de tuinen van de bewoners van Geerdinkhof aangetroffen, bijvoorbeeld om eieren af te zetten. Ruud Wolterman doet verslag van ringslangen en eilegsels in de tuin van zijn buurman. “Ik heb gisteren 14 oktober 2004 een composthoop bij mijn buurman in de tuin doorgespit en trof twee legsels aan; een van 25 en een van 22 eieren. Alle eieren waren uitgekomen. We hebben de hoop weer gerestaureerd, dus die ligt klaar voor volgend jaar. 1 ei was niet uitgekomen. Er zat een verrot zwartige substantie in, de rest (24 en 22 eieren) waren leeg. De eigenaar meldde mij in september dat hij een jong ringslangetje gedood had bij het maaien van het gazon. Daarvoor, in juni, vertelde hij al enkele keren grote ringslangen te hebben gezien op en voor de hoop, wel vijf verschillende slangen volgens zijn zeggen. De broeihoop wordt regelmatig opgehoogd/aangevuld, ligt tegen de Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 31
waterkant, half onder de struiken, maar ontvangt ‘s morgens zon tot ongeveer 14:00 uur. De beide legsels bevonden zich vrij dicht aan de oppervlakte aan de zonkant. De hoop is ongeveer 1 meter hoog en bestaat uit groente/fruit/tuin afval vermengd met wat riet en takken. Perfect voor ringslangen dus. Overigens zijn de waterpartijen van het park en bij deze broeihoop afgelopen jaar voorzien van nieuwe (en aartslelijke) beschoeiing bestaande uit van die blanke paaltjes. Schijnbaar is dat toch geen belemmering voor ringslangen om die plek te bereiken. Tussen de nieuwe beschoeiing en het water zijn veel ondiepe plassen met daarin vaak kikkers, voedsel voor de jonge slangetjes.” 5
Slangen boven Het IJ Ingo Janssen Al enige tijd worden de slangen op enkele trajecten ten noorden van Het IJ gemonitoord én gefotografeerd. De trajecten liggen aan weerszijden van het dorpje Durgerdam onder de rook van Amsterdam. In beide gevallen gaat het om trajecten waar ringslangen gemakkelijk gevonden kunnen worden. Zeker in het voor- en najaar als de vegetatie op de dijk vrijwel ontbreekt zijn de slangen van enkele tientallen meters zichtbaar en goed te besluipen. Blauwe Hoofd Op dit dijktraject wordt er vanaf 1998 naar ringslangen gezocht en met wisselend succes: er waren vette en magere jaren. In totaal zijn hier in zeven jaar tijd 16 verschillende ringslangen gevangen, 8 mannetjes én 8 vrouwtjes. Meest opvallend is natuurlijk het grote, oude mannetje die zowel tijdens het eerste, alsook het laatste trajectbezoek werd gevangen. Naast dit dier zijn er slechts 3 andere individuen die min of meer regelmatig werden gevangen; allen mannetjes behalve een groot vrouwtje die in het najaar van 1999 plotseling opdook en afkomstig bleek van de Diemerzeedijk. Daarmee leverde dit dier het bewijs dat ringslangen daadwerkelijk Het IJ over kunnen steken en de groepen aan beide kanten van het IJmeer met elkaar in verbinding staan. De twee magere jaren, 2002 en 2003, vallen samen met de aanleg van een voetpad op de dijk. Bij die werkzaamheden is nogal wat aarde op de dijk aangebracht waardoor mogelijk enkele overwinteringverblijven onbereikbaar werden. Gelukkig werden er dit jaar weer enkele slangen waargenomen. Al met al bestaat het groepje slangen dat hier overwinterd nooit uit meer dan 10 slangen.
IJdoorn Net ten oosten van Durgerdam ligt het andere traject. Ook dit traject loopt vooral over de dijk maar in de aanliggende polder ligt een broeihoop waar regelmatig slangen worden waargenomen. Vanaf 1996 zijn hier 49 verschillende ringslangen waargenomen. De eerste jaren stond dit traject vooral bekend om zijn grote slangen: een mannetje van 91 cm en drie vrouwtjes van ongeveer een meter. Deze dieren werden regelmatig gezien maar vanaf 2000 ontbreekt ieder spoor van deze dieren. Hun plaats werd ingenomen door een nieuwe lichting slangen. Verrassend genoeg waren deze nieuwe slangen ook op leeftijd gezien hun lengte – waarschijnlijk zitten er dus meer slangen in Waterland dan gedacht. Meest opvallende nieuwkomer is het vrouwtje dat zowel in 2001 als 2002 werd gevangen bij de broeihoop. Dit dier overwinterde liefst vijf kilometer noordelijk nabij Uitdam maar kwam hier haar eieren afzetten. Bij die broeihoop werden in 2001 ook 8 juvenielen gefotografeerd die we tot nu toe niet hebben teruggezien. Net als op het Blauwe Hoofd fluctueren de aantallen ook hier. In topjaren (2001) waren er zo’n twintig ringslangen aanwezig. In 1996 en 2004 werd er slechts heel af en toe een slang waargenomen.
Ringslangen gezien en gefotografeerd op het Blauwe Hoofd 1996 - 2004 # gezien # gefotografeerd
m
v
m
m
m
57
74
9
5
1998 78 98
76
17
6
1999
82
31
9
2000 83
85
11
4
2001
?
6
1
2002
0
0
2003
5
4
2004 84
72
m
v
m
v
73
87
81
91
89
83
92
83
80
v
v
v
v
98
66
87
81
m
m
v
76
97
80
?
Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 31
86
Bijschrift tabellen: m, v = mannetje, vrouwtje. Elk grijs balkje stelt één ringslang voor. In het jaar dat de ringslang gevangen is staat de lengte aangegeven. In de tabel over IJdoorn zijn alleen terugvangsten over meer jaren weergegeven. Dus een slang die slechts in één jaar gefotografeerd is staat er niet bij. In de tabel over het Blauwe Hoofd zijn alle gefotografeerde ringslangen vermeld.
6
Vrouwtjes groeien sneller Uit de tabellen word duidelijk dat de vrouwtjes snel blijven groeien, zelfs als ze al behoorlijke(70-80 cm) afmetingen hebben. Meest in het oog springend is de groei van een subadultje dat in 1998 op IJdoorn werd gevangen. Ze mat toen 29 cm en is dus hoogstwaarschijnlijk geboren in 1997. In 2000 was ze liefst 41 cm gegroeid en één jaar later kwam daar nog eens 15 cm bij. Ook de andere vrouwtjes laten dergelijke reeksen zien. Een vrouwtje op het Blauwe Hoofd werd zo’n 12 cm korter: een maaiongeval waarbij vrijwel de gehele staart werd verloren. Mannetjes nemen veel minder spectaculair toe, waarschijnlijk groeien deze als subadult ook erg snel maar daarvan zijn er geen gevangen. Het grote mannetje van 91 cm op IJdoorn liet geen groei meer zien. Dit komt overeen met de literatuur die voor mannelijke ringslangen in Nederland een maximale lengte van zo’n 90 cm geeft.
plekken. Ook probeert men het landschap aantrekkelijker te maken voor de ringslang – speciaal daarvoor werd een internationale groep studenten gevraagd een inrichtingsplan te maken voor enkele terreinen, waarbij speciale aandacht werd gegeven aan de ringslang. Hopelijk zorgen deze én andere initiatieven ervoor dat de ringslang zich hier ook op lange termijn kan handhaven. Individueel herkenbaar buikpatroon van ringslang wordt gefotografeerd.
Toekomst Met de komst van IJburg is er voor de ringslangen ten Noorden van Het IJ nogal wat veranderd. Maakten de groepjes slangen die hier leven vroeger deel uit van de metapopulatie die zich uitstrekte langs de oevers van het IJmeer. Na de aanleg van IJburg lijkt de samenhang uit deze metapopulatie verdwenen en is er geen sprake meer van uitwisseling tussen Zuid en Noord: de kleine groepjes in Waterland zullen het op eigen kracht moeten zien te redden. Gelukkig worden er maatregelen genomen om de ringslang hier op eigen benen te laten staan. Het Amsterdamse Stadsdeel Noord is erg begaan met de ringslang en legt in samenwerking met RAVON broeihopen aan op strategische Ringslangen gezien en gefotografeerd op IJdoorn 1996 - 2004 gefoto# gezien #grafeerd 6
m
v
v
v
m
v
m
2
1996 85
31
7
1997 90 92 102 98
36
10
1998 91 98 106 104 71 29
65
14
7
1999 91
65
23
11
2000
43
27
2001
24
7
2002
7
4
2003
9 1 2004 Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 31
106 107 72
m
m
v
v
v
v
m
v
90
v
m
91
70
10
73
m
m
53
70
54
54
75
84
74
70
87
85
68
70
88
?
74 100 73
?
96
55 67 47
7
Broedsucces in Flevoland De broeihoop in het Oostvaardersveld is weer succesvol geweest. Dit seizoen (2004) hebben de ringslangen 1481 eieren in de broeihoop gelegd. Zo’n 90 % lijkt succesvol te zijn uitgekomen. Jaarlijks wordt deze grote broeihoop omgespit om een indruk te krijgen inhoeverre ringslangen er gebruik van maken. In 2003 zijn er maar liefst1145 eischalen opgegraven!
Op de foto staat Jan Verbraaken bij de broeihoop in het Oostvaardersveld waarop de eischalen linksonder te zien zijn.
Herstel zandhagedis eilegplaatsen bij Heemskerk deel 2 Tekst en foto’s Rob van Westbroek
In Nieuwsbrief 24 van de zomer van 2002 werd verslag gedaan van het project dat door mij in samenwerking met Simon Aardenburg, boswachter bij PWN in het duingebied bij Heemskerk werd uitgevoerd. Voorgeschiedenis Op 31 mei 2002 werden als experiment diverse met gras en mos dichtgegroeide stroken, in grootte variërend van ca. 1 tot 2 m2, weer vrij gemaakt van de begroeiing en wortels zodat er weer open zandplekken ontstonden. Enkele hogere struiken en een aanwezige wilg werden flink teruggesnoeid, zodat de zon daar weer de hele dag kon schijnen. Omdat het aantal gevonden zandhagedissen in de omgeving van de vergraste eileglocaties de laatste jaren sterk afnam, werd dit experiment gestart. Als de hagedissen terug zouden keren naar de nu weer voor eiafzet mogelijk geschikte hellingen, ondersteunt dit de stelling dat het verdwijnen van open zand een belangrijke reden kan zijn voor het verdwijnen van de zandhagedis op bepaalde locaties. Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 31
Situatie in 2002 31 mei werden de nieuwe open plekken gemaakt. Ik verwachtte niet dat de vrouwtjes de plekken al zouden gebruiken in 2002. Toch is dat wel gebeurd. Op 24 september 2002 vond ik een legsel van 5 (niet uitgekomen, afgestorven) eieren op de hoogst gelegen vrijgemaakte plek op een helling. Op de grotere plek met de schep van de foto vond ik twee legsels met totaal 11 uitgekomen eieren. Op de oudste en grootste open plek waar de wilg teruggesnoeid was, werden 48 uitgekomen eieren gevonden. Over het hele monitor traject werden trouwens door mij nooit eerder zoveel juvenielen geteld. Maar liefst 76 tijdens een van de beste telrondes. Vooral voor de grote plek een heel mooi resultaat. 8
Situatie in 2003 Dit was het jaar van de warme zomer. Het aantal gevonden juvenielen op mijn traject was gering en op de opengemaakte plekken werden niet veel eieren gevonden. 39 eieren op de oudste plek, geen eieren op de plek met de schep en 1 legsel van 5 eieren op een open plekje midden op de helling. Over de gehele linie minder juveniele dieren dus ook op de vrijgemaakte locaties minder eieren te verwachten. Na het succes van vorig jaar, een beetje een tegenvaller. Maar, overal in de duinen waren minder eieren gevonden, waarschijnlijk door de hete zomer. Situatie in 2004 Geen grote zomer dit jaar. Veel koud weer. Zeker in het voorjaar bleef het lang koud. De eieren werden laat afgezet. Alle gevonden vrouwtjes waren op 1 juni nog zwanger en hadden geen eieren afgezet.De opengemaakte plekken zijn nog steeds open. Hier en daar proberen wat grassoorten de vrije ruimte weer te heroveren maar door mijn gezoek naar eieren in het najaar beroof ik ze weer van de kans uit te groeien tot een ‘mooie’ groene mat. Net als vorig jaar is het opvallend dat de vochtigheidsgraad van de diverse plekken zo heel verschillend kan zijn. Op een aantal plaatsen is de grond op ca. 10 cm diepte goed vochtig terwijl een vlakbij gelegen plek, ook op dezelfde hoogte op de helling, zelfs na 20 cm nog stofdroog is. Op deze wel warme maar droge plekken vond ik dus ook dit jaar geen eieren. Op de oudste grote plek werden slechts 23 eieren opgegraven. Dat aantal is dus gehalveerd ten opzichte van 2002, het jaar van het terugsnoeien van de wilg bij die locatie. Op de plek met de schep 1 legsel van 5 eieren. En op de helling 2 plekjes met een legsel van slechts 3 en 2 eieren. De kaalgemaakte plek met de schop.
Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 31
Niet echt bemoedigend Op de helling met de opengemaakte plekjes zie ik dus eigenlijk geen echte verandering. En ronduit teleurstellend is de grote achteruitgang op de grootste plek. Een halvering van het aantal gevonden eieren is niet echt bemoedigend. De wilg is niet weer enorm
uitgegroeid, dus beschaduwing daarvan kan de reden niet zijn. Verder hebben zich in de directe omgeving van die locatie naar mijn idee geen veranderingen voorgedaan. De meeste jonge dieren werden dit jaar overigens weer gevonden op de plek vlak langs het fietspad waar een zandspoor door de bezoekers van het duin wordt opengehouden. Pad naar uitzichtpunt in onbruik Helaas heeft het PWN besloten een uitzichtpunt op mijn traject te laten vervallen. Op de langdurig in de zon liggende top was ook wat open zand aanwezig wat door mensen werd open gehouden als zij van het uitzicht wilden genieten. De eerste jonge hagedissen van het seizoen worden door mij meestal hier gevonden. Het van straatstenen voorziene toegangspad werd deze herfst verwijderd en de entree naar de top met wat draad en lossen takkenbossen afgezet. Ik heb eigelijk de stille hoop dat trimmers en andere belangstellenden die van het paadje naar de top gebruik maakten, dit zullen blijven doen. Zo wordt de bodem beschadigd en dus hier en daar open gehouden. En dat is nou net wat onze hagedissen nodig hebben. Voorlopige conclusie Het openmaken van verloren gegane eiafzetlocaties heeft vooralsnog niet direct aantoonbare gevolgen gehad voor een remigratie van de zandhagedissen. Misschien ben ik te ongeduldig en wil ik het natuurlijke proces van herontdekking van eiafzetplekken veel te vlug laten lopen. Ik kan mij ook wel voorstellen dat wijfjes die een andere geschikte locatie voor de eieren hebben gevonden, deze niet zomaar zullen verlaten. Ik blijf natuurlijk het proces volgens en zal ook dan weer verslag doen. Wordt vervolgd 9
Waarnemen van levendbarende hagedissen Annie Zuiderwijk De levendbarende hagedis is de enige reptielsoort die een trend van achteruitgang laat zien. Natuurlijk vragen wij ons af hoe dat komt. Gaat de soort echt achteruit in ons land? En hoe komt dat dan? Achteruitgang habitat? Door versnippering? Begrazing? Verbossing? Heeft de manier van waarnemen er iets mee te maken? Is het misschien zo dat de hagedissen niet achteruit gaan maar dat we ze minder goed zien? Hoe kijken we naar levendbarende hagedissen? Is het gemakkelijk of moeilijk om levendbarende hagedissen te tellen? Hoge scores in april Aan de hand van de telformulieren zijn we nagegaan tijdens welke periodes de meeste levendbarende hagedissen gezien worden. Alle telformulieren van trajecten met levendbarende hagedissen, 710 stuks over 2004 tot nu toe, zijn gebruikt voor de bijgaande grafiek. Aantal levendbarende hagedissen per ronde in 2004
worden veel minder hagedissen gezien, en ook weer meestal op de paaltjes. Op een ander traject zonder weipaaltjes zag Mai op 12 april 9 hagedissen, op 24 april 6 hagedissen en op 18 mei vier hagedissen waarbij de kanttekening: “Hagedissen zijn moeilijker waar te nemen door groei van gras. Hierdoor zijn er ook minder geschikte zonplekken.” Met de vogelkijker Egbert Pullen van Werkgroep AmfibieënReptielen Noordoost Overijssel (SNNO) volgt drie trajecten met levendbarende hagedissen en adders in Boswachterij Hardenberg. In 2004 zag hij meer levendbarende hagedissen dan voorheen. Hij schreef daar het volgende over:
5 4 3 2 1 0 1-10
21-30
11-20
augustus
1-10
21-31
11-20
1-10
juli
21-31
11-20
1-10
juni
21-30
11-20
mei
1-10
21-31
11-20
april
1-10
21-30
11-20
1-10
21-31
11-20
1-10
maart
september okt.
In periodes van 10 dagen is te zien wat er gemidEr zit een duidelijk verloop in: veel hagedeld tijdens een trajectdissen worden gezien in het voorjaar, tot ronde werd geteld in een bepaalde periode. en met begin mei. Dan wordt het minder
en in augustus worden weer meer hagedissen gezien. Op de telformulieren kwamen interessante opmerkingen voor over het waarnemen van levendbarende hagedissen die een tipje van de sluier oplichten... Hagedissen op paaltjes Mai Arets volgt drie trajecten in Limburg waar levendbarende hagedissen en hazelwormen voorkomen. Op traject Wrakelbergerweg zag hij op 16 april 12 hagedissen; op 16 mei zag hij er 40, waarbij de opmerking: “Bijna alle hagedissen zaten op weidepaaltjes. Oorzaak hiervan is waarschijnlijk het te hoog wordende gras, brandnetels etc. Op verschillende palen zaten soms zelfs 2 hagedissen, soms een koppel, meestal echter zwangere vrouwtjes. In de maand juli
Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 31
Hagedissen op lange houten brug: Ronny Aellerinck telt hagedissen en adders in het Buurserveen. Hagedissen ziet hij uitsluitend op de houten loopbrug.
10
“Het zijn de oude struikheidepercelen die tegen de overgang droog-nat aanliggen waar ik de meeste levendbarende hagedissen aantref. Dus struiken waar nog een bloemen pluim in zit en waarvan de dikkere twijgen kaal zijn. Het was mij opgevallen dat de levendbarende hagedis vaak zonnend op de kale takken van de oude struikheide was te zien. Als je een route loopt mis je deze hagedissen vaak. Want ze zijn al in de vegetatie verdwenen voor je ze in het zicht hebt. Wat geritsel is vaak alles wat er nog rest. Daar een aantal van deze oude heidestruiken heel goed vanaf ruime afstand zijn te zien, heb ik mijn toevlucht gezocht tot het gebruiken van een goede verrekijker die ik ook voor vogelonderzoek gebruik. Hiermee was ik in staat de oude, deels kale struiken van grotere afstand te bekijken. Daarmee kreeg ik bevestigd wat ik al dacht: op
diverse twijgen langs het meetnet lagen levenbarende hagedissen te zonnen en dit op meerde plaatsen en wisselend over de bezoeken. Het kan zuiver toeval zijn, maar ik ga deze methode zeker ook het komend seizoen weer toepassen.” Levendbarende hagedissen zijn moeilijk waar te nemen tussen gras én ze mijden gras. Als ze de kans krijgen klimmen ze eruit: op een stapel hout, in een boom, een paaltje, of in de kale takken van oude struikhei. Gek genoeg klimmen ze ook vaak in mensen. Wie een tijdje in het veld zit heeft vast wel meegemaakt dat een levendbarende hagedis op arm, been of schouder terecht komt en daar moeilijk van af te krijgen is. De hagedis komt terug. Dat overkwam ook Nora van Arkel toen haar vader een hagedis fotografeerde. Eerst liep de hagedis op haar arm, toen op haar neus en wilde er niet meer vanaf!
Nora met Levendbarende hagedis op haar neus. Drenthe, 2004.
Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 31
foto: Jan van Arkel
11
Tien jaar levendbarende hagedis op Kerkeindsche Heide Arnold van Rijsewijk In 2004 werden er op de Kerkeindsche Heide, Noord-Brabant, voor het tiende jaar levendbarende hagedissen geteld in het kader van het Meetnet Reptielen. Daarnaast wordt het gebied af en toe bezocht om er amfibieën te inventariseren en om in andere delen van het terrein hagedissen te zoeken. Zo’n lange periode zoeken en tellen levert veel kennis op over de soort. Niet alleen over de trend in de populatie, maar ook over hoe levendbarende hagedissen worden waargenomen, over de leefgebieden en de gedragingen van de soort. Met dank aan Frans Graat, die de laatste twee jaar het leeuwendeel van de tellingen voor zijn rekening nam. Beschrijving gebied De Kerkeindsche Heide is een circa 93 ha groot natuurgebied, gelegen ten zuidoosten van Tilburg. Het sluit landschappelijk aan bij enkele landgoederen nabij Oisterwijk en Moergestel. Het gebied ligt ingesloten tussen de autosnelweg A58, het Wilhelminakanaal en een grootschalige agrarische woestenij en is daardoor geïsoleerd geraakt van aangrenzende natuurgebieden. Verspreid in het gebied vinden we nog restanten van natte en droge heide. Op één lokatie is er nog sprake van enkele hectaren relatief droge heide. In een oostelijk gelegen terreindepressie vinden we een biologisch waardevol moeras. Dit gebiedsdeel wordt de Snippenpoel genoemd en is nu een grotendeels vergraste natte heide. Verspreid over de Kerkeindsche Heide liggen zeven natuurlijke en gegraven kleine wateren. Het gebied wordt van noord naar zuid doorsneden door een halfverharde weg, de Pijnendijk. Deze wordt voornamelijk gebruikt voor agrarisch werkverkeer en recreanten. Een groot deel van het gebied is inmiddels eigendom van stichting Brabants Landschap, andere delen zijn eigendom van de gemeente Moergestel/Oisterwijk of zijn particulier bezit. In het gebied zijn twee beheersploegen actief. Een ploeg werkt alleen in de winterperiode en houdt zich vooral bezig met het openkappen van de heide en plaggen. Alle werkzaamheden worden handmatig uitgevoerd. De andere ploeg werkt het jaar rond en houdt zich voornamelijk bezig met het kappen van vogelkers en het open kappen van paden en bermen. Aantallen en trend In tien jaar onderzoek op de Kerkeindsche heide hebben we 1180 levendbarende hagedissen gezien. Dit is het totaal van de monitoring plus de andere waarnemingen. Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 31
Toch een respectabel aantal in een geïsoleerd gebied van nog geen 100 ha groot. Jarenlang hadden we de indruk dat de landelijke neerwaartse trend van de soort aan de Kerkeindsche Heide voorbij zou gaan. Na 2000 leek dat de neerwaartse trend toch was begonnen. Maar de aantallen die we in 2004 telden geven weer hoop. De waarnemingen van juveniele exemplaren zijn ieder jaar zeer verschillend. De trend blijft min of meer gelijk. Tendens na 10 jaar waarnemen 175 150 125 100 75 50 25 0
1995 t/m 2004 totaal (adulten & juvenielen) alleen juvenielen Trendlijn totalen Trendlijn juvenielen
Horen, zien en …. noteren De meeste waarnemingen zijn geluidswaarnemingen. Dat klinkt misschien een beetje gek, omdat hagedissen nu eenmaal niet blaffen, knorren of piepen. Je hoort echter het geritsel van het vluchtende dier en daarna krijg je ‘m pas te zien. Niks gezien is overigens geen waarneming! In een vegetatie van uitsluitend struikheide veroorzaakt de vlucht geen geritsel en daarin zijn ze dan ook een stuk moeilijker 12
te vinden. Ik heb de indruk dat we in de tweede helft van het seizoen meer directe zichtwaarnemingen doen. We kennen dan weer de favoriete plekjes en kunnen bij voorzichtige benadering de dieren zonnend aantreffen. We zien ze dan op een liggende boomstam, een stapel snoeihout, op of tegen een pol pijpenstrootje en zelfs hangend bovenop de struikheide. In tien jaar monitoring hebben we pas twee keer een hagedis gezien op een tak in een boompje. Vermoedelijk was het dier beide keren in de boom geklommen om te zonnen, aangezien de zon de bodem op de betreffende locatie niet bereikte. Op weipaaltjes zien wij nooit hagedissen, simpelweg omdat die er niet zijn op de Kerkeindsche Heide. Juvenielen vinden we meestal op de bodem, in randjes onder overhangende vegetatie en soms liggend op grote, op de grondliggende, bladeren.
Veranderingen op de route De locaties waar regelmatig hagedissen worden of werden gezien, zijn heel verschillend. Op één aspect zijn ze allemaal gelijk: overal vinden voortdurend veranderingen plaats die van invloed zijn op het voorkomen van de levendbarende hagedis. Op de monitoringroute zijn 13 locaties waar regelmatig hagedissen gezien worden. In de onderstaande tekst worden vier van deze locaties die illustratief zijn voor de ontwikkelingen besproken. De nummers bij de tekst verwijzen naar de nummering op de kaart. Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 31
1. Zuidelijke rand heide tegen smalle strook bos De locatie betreft een licht geaccidenteerd terrein onder andere door de aanwezigheid van oude plagsel hopen. De begroeiing bestaat voornamelijk uit struikheide en pijpenstrootje. Verspreid staan er enkele solitaire bomen. In de beginjaren was dit dé hotspot voor de levendbarende hagedis op de Kerkeindsche Heide. Er werden er jaarlijks tientallen gezien. Toen stonden er nog groepjes bomen met daar tussen enkele open plekken. De plekken lagen erg beschut. Het terrein werd omstreeks 1998 helemaal open gekapt en voor een groot deel geplagd. Slechts enkele eiken werden gespaard. Door de kaalslag werd het terrein ongeschikt als leefgebied voor de levendbarende hagedis. Toen na verloop van jaren de vegetatie zich weer herstelde, werden er ook weer hagedissen gezien. 4. Berm en slootkant langs doorgaande halfverharde weg Doordat er ten behoeve van de doorgaande weg andere grond is aangebracht, is de berm bloemrijker dan de rest van het gebied. Er groeien o.a. soorten als slangekruid, echte wouw, brede wespenorchis en kleine teunisbloem Tussen de met voornamelijk puin halfverharde brede weg en het aangrenzende naaldbos (grove den) ligt een diepe greppel. Het naaldbos is omstreeks 1999 gedund. De greppel staat meestal droog. Op het talud van de greppel aan de boskant is een schrale vegetatie van struikheide, brem en pijpenstrootje aanwezig. De greppel verruigt in snel tempo en raakt dichtbegroeid met bomen en bramen. De bomen in het aangrenzende bos zijn steeds hoger geworden, waardoor er steeds minder inval van zonlicht mogelijk is. In de beginjaren werden er af en toe hagedissen gezien. De laatste jaren worden er alleen nog hagedissen gezien in augustus en september, vooral juvenielen. 7. Voormalige kapvlakte langs trimbaan In 1995 was dit een omgeploegde kapvlakte op een licht geaccidenteerd terrein met zeer jong opschot en aanplant van naaldbomen. Hier en daar waren open plekken en wat bramen en in de randen van het aangrenzende bos pijpenstrootje. Anno 2004 is er een zeer dicht bos met in 13
dan verdwijnt hij daar, wordt een andere plek in de directe omgeving -meestal als gevolg van menselijk ingrijpen- geschikt, dan kan hij daar snel verschijnen.
Sander Smit met levendbarende hagedis de rand een begroeiing van pijpenstrootje op schouder. en bramen. Aanvankelijk werden er geen
hagedissen aangetroffen. Naarmate de vegetatie zich ontwikkelde, verschenen er ook hagedissen. In de topjaren werden er soms per bezoek meer dan vijftien exemplaren geteld. Toen de bomen groter werden en een meer gesloten geheel vormden, daalde het aantal waarnemingen. Anno 2004 worden er nog incidenteel hagedissen gezien. 9. Oostelijke rand van heide, veldje met relatief jonge heide Op deze locatie was aanvankelijk een berkenbos met een onderbegroeiing van pijpenstrootje en in mindere mate struikheide. In het bos was een terreindepressie aanwezig. Het bos werd omstreeks 1999 gekapt. Een klein deel van circa 15 bij 20 meter groot werd geplagd. Hier heeft zich een vegetatie ontwikkeld van struikheide tussen de stronken. Rond de plagplek staat pijpenstrootje met ook daarin nog de stronken van de gekapte bomen. Er ligt snoeihout op rillen op de rand van de depressie. Voorheen werd er heel af en toe een hagedis waargenomen. Pas het afgelopen jaar zijn er regelmatig meerdere exemplaren gezien. Conclusie De ontwikkelingen in de toe- of afname van het aantal waarnemingen zijn soms te verklaren en soms kunnen we er alleen maar naar raden. Duidelijk is dat de levendbarende hagedis anticipeert op de situatie. Wordt een plek onder invloed van successie ongeschikt Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 31
Observaties en wetenswaardigheden Uit onderzoeken is gebleken dat levendbarende hagedissen behoorlijke afstanden af kunnen leggen. Daarbij zijn er individuele verschillen. Die kunnen variëren van 30 tot 700 meter. Vermoedelijk wordt de treklust ook bepaald door de geschiktheid van het biotoop (Massot, 1991; Glandt, 2001). Tijdens de monitoring kwamen we af en toe hagedissen tegen op plekken die als leefgebied niet geschikt waren. Zo zagen we er in smalle, kale en schaduwrijke bermen, op een breed zandpad, in een schaduwrijk naaldbos en zelfs een keer een adult exemplaar met vijf juvenielen in een rand van een maïsveld. Volgens de literatuur kan een levendbarende hagedis 18 cm lang worden. In de loop van de jaren hebben we er tientallen gevangen en opgemeten. We hebben op de Kerkeindsche Heide nooit exemplaren gevangen die langer waren dan ruim 15 cm. Naar de oorzaak kunnen we alleen maar raden. Misschien worden de hagedissen hier nooit oud genoeg om uit te groeien tot reuzen van 18 cm of hebben de vrouwtjes een jaarlijkse voortplanting zodat ze niet de energie hebben om groter te groeien. Een geslachtskenmerk van mannetjes is een oranje buik met zwarte vlekken en stipjes. In 2004 vingen we mannetje met een oranje buik waarop de zwarte vlekken ontbraken. Dit fenomeen schijnt meer voor te komen maar is redelijk zeldzaam (reactie H. Strijbosch, 2004).
Oranje(!) buik van een levend barende hagedis mannetje. Foto is genomen door Marcel Timmermans nabij het ecoduct Terlet, Veluwe.
14
Juvenielen In de berm van de halfverharde weg (locatie 4) zagen we in de begin jaren gedurende het hele seizoen regelmatig hagedissen. In latere jaren weren er alleen nog in augustus/september exemplaren gezien. Dat waren voornamelijk juvenielen. We kregen de indruk dat de locatie als leefgebied niet meer voldeed, maar dat er wel jaren achtereen jongen werden afgezet. Om de plek te bereiken moet een vrouwtje uit een van de nabij gelegen leefgebieden al gauw enkele honderden meters afleggen door hagedisonvriendelijk terrein via smalle bermen langs gesloten bossen. uvenielen zijn door hun geringe grootte lastig waar te nemen. We hebben ervaren dat als er één gezien wordt, er meestal binnen een straal van een paar meter meerdere blijken te zitten. We veronderstellen dat de juvenielen in de eerste periode nadat ze ter wereld zijn gekomen, geen grote afstanden afleggen en daardoor nog in elkaars nabijheid verblijven. Even verder zoeken levert dus wat op.
Stam- en snoeihout In een open terrein, westelijk van locatie 2, vonden we vrijwel direct nadat hier het bos gekapt was, hagedissen. Bij de kap bleef de bodembedekking van voornamelijk pijpenstrootje in tact. Er ontstonden door het verwijderen van stronken ook kale plekken en er bleef stamhout en snoeihout liggen. Hierdoor was de locatie ondanks de verder monotone begroeiing kennelijk toch aantrekkelijk genoeg. Bij een complete kaalslag, zoals dat anno 1995 het geval was bij locatie 7, duurde het enkele jaren voordat er hagedissen werden waargenomen. Tenslotte Als de temperatuur over de 20º graden gaat en het zonnetje volop schijnt wordt het al gauw te warm voor de levendbarend hagedis en worden er een stuk minder waargenomen. Probeer eens op schaduwrijke plekken onder bijvoorbeeld overhangende takken te zoeken. Dat zijn situaties waar ze zich dan nog wel te vinden zijn. Gaat de temperatuur boven de 25º, dan kun je beter een terrasje gaan pikken. Literatuur Glandt, D., 2001. Die Waldeidechse. Unscheinbar – anpassungsfähig – erfolgreich. Beigheft der Zeitschrift für feldherpetologie 2. Laurenti Verlag, Bochum. Massot, M., 1991. Movement patterns of the common lizard in relation to sex and age. Proc. Sixth Ord.Gen.Meet S.E.H., Budapest 1992, 315–319.
Levendbarende hagedis op been van Kees van der Meer te Zeepeduin, Schouwen.
Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 31
15
Tien jaar levendbarende hagedis op Kampina Frans van Erve Ook in natuurreservaat Kampina (Vereniging Natuurmonumenten) wordt in het kader van Meetnet Reptielen vanaf 1995 gemonitoord. Dat wil zeggen op gestandaardiseerde wijze worden gegevens verzameld over voorkomen en ontwikkeling van populaties reptielen, in dit geval de levendbarende hagedis. Biotoop te Kampina De levendbarende hagedis heeft een sterke voorkeur voor vochtige heidevelden met dopheide, pijpenstrootje, beenbreek en met opslag van berk en grove den (Bauwens en Claus, 1996). Op Kampina is de soort op tal van plaatsen verspreid over vrijwel de gehele heide aangetroffen. Daarbij werd een duidelijke voorkeur voor de vochtige heide en de oevers van vennetjes vastgesteld. De grootste aantallen zijn te vinden in rand- en overgangszones in de vochtige heide, waar een dichte kruidlaag en een goed ontwikkelde structuur aanwezig zijn. In veel gevallen zijn dit randstroken langs paden, greppels en slootjes op de overgang van een open naar een gesloten vegetatie en met een verspreide opslag van struikjes en bomen. De aanwezige rijke structuur biedt de levendbarende hagedis een rijk foerageerterrein en een overdaad aan plekken om te zonnen en te schuilen. Het traject op Kampina loopt over zandpaden met daarlangs rand- en overgangszones. Het traject op Kampina De levendbarende hagedis was lange tijd de enige reptielsoort die bekend was van Kampina, ook nog bij de start van de monitoring. In de laatste jaren zijn ook hazelwormen op Kampina waargenomen maar niet in het deel waar mijn traject ligt. Bij het uitzetten van het traject werd Deeltraject 1. pad MiddenbaanBelverse Baan 2. Belverse Baan zuid
5. Molensteenpad 6. Valkeniersbaan
Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 31
Werkwijze De basis van het monitoringsysteem is dat een bepaald vastgelegd traject op een aantal dagen gespreid door het seizoen op dezelfde manier onderzocht wordt. Zeer belangrijk is het kiezen van teldagen met het meest geschikte weer. Voor de levendbarende hagedis is dat: weinig of geen wind en zonnig, maar niet te warm. Op die dagen wordt het traject in een zeer rustig tempo gelopen, waarbij in een strook van enkele meters naast het pad intensief gespeurd wordt naar aanwezige reptielen. In 1999 en in 2001 werd het traject niet onderzocht. In de overige onderzoeksjaren varieerde het aantal malen dat het traject gelopen werd tussen vier en zeven keer. De gemiddelde looptijd per keer bedroeg ruim 2 uur.
Onderzocht Terreingesteldheid deel overwegend nat met dophei, gagel en 210 m noordberm pijpenstrootje deels droog met struikhei, pijpenstrootje, 580 m westberm vliegden, berk en eik; deels nat met pijpenstrootje, gagel, wilg en berk Lengte
3. Belverse Baan noord 430 m westberm 4. Middenbaan
gekozen voor een terreingedeelte, het Groot Goor en omgeving, waar op basis van de bestaande kennis veel hagedissen te verwachten waren. Het traject loopt geheel langs bestaande zandpaden op de heide en bestaat uit zes deeltrajecten (zie tabel onder aan de bladzijde). Het traject is in totaal 2280 meter lang. Een klein deel gaat door gesloten bos, dus voor de levendbarende hagedis minder geschikt terrein. Het voor het tellen van de levendbarende hagedis relevante traject is daarmee bijna 2 km lang .
west + oostberm noord + 410 m zuidberm
350 m
300 m
west + oostberm
droog met pijpenstrootje, struikhei, zeeden, vliegden en berk droog met pijpenstrootje, struikhei, vliegden en berk deels droog grove dennenbos; deels vochtig met pijpenstrootje, dophei, gagel, wilg en berk vochtig met dophei, pijpenstrootje, struikhei, gagel en berk
16
Resultaten De resultaten van de tellingen zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Overzicht van de totale en de gemiddelde aantallen waargenomen Levendbarende hagedissen op het traject als geheel, uitgesplitst per jaar.
Bespreking Hoewel bekend was dat de levendbarende hagedis in het gebied goed vertegenwoordigd is, waren de resultaten van de eerste telling in 1995 ver boven de verwachting. Het gemiddelde aantal waargenomen exemplaren per ronde kwam toen zelfs boven de 50 uit! In de jaren daarna zijn de aangetroffen aantallen echter sterk gedaald. Zodanig zelfs, dat in de laatste paar jaren (2003-2004) nog slechts amper 20% van het aantal in 1995 gehaald werd. Om de achteruitgang te bespreken kijken we in de eerste plaats naar het gevoerde beheer tijdens de afgelopen tien jaren.
Aantal Aantal JaarJaar exemplaren tellingen gemiddelde 1995 201 4 50,25 1996 263 7 37,58 1997 116 7 16,57 1998 112 4 28,00 2000 130 5 26,00 2002 91 6 15,71 2003 60 6 10,00 2004 74 6 12,33
60
gemiddeld aantal hagedissen per ronde op Kampina
50
trendverloop zuid Nederland
40 30 20 10 0 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Figuur 1. Het gemiddelde aantal tijdens de onderzoeksjaren waargenomen levendbarende hagedissen op het gehele traject. Ter vergelijking is het trendverloop aangegeven van alle trajecten in zuid Nederland.
De achteruitgang op Kampina is aanzienlijk en groter dan in de meeste andere gebieden van zuid Nederland. Niet op alle delen van het traject Kampina is de achteruitgang zo dramatisch. Op de deeltrajecten 4 en 6 bleven de aantallen min of meer op peil; op de andere deeltrajecten was de achteruitgang wel degelijk groot, het grootst op deeltraject 2.
Beheer tijdens de onderzoeksperiode Het overgrote deel van Kampina wordt al geruime tijd begraasd, jaarrond met runderen en paarden. Het gehele traject is gelegen binnen het gebied dat begraasd wordt. Echter, de genoemde grazers bezoeken het trajectgedeelte nauwelijks. Doordat het terrein hier vooral uit gagelstruweel en natte heide bestaat is hier voor de grazers weinig tot niets te halen in vergelijking met andere delen van Kampina. Andere - patroonmatige beheersmaatregelen zijn tijdens de onderzoeksperiode niet toegepast in het onderzochte gebied. De opslag van berken en vliegdennen werd zwaarder en breidde zich uit. Ook de structuur van de lagere vegetatie werd dichter ten nadele van de open en schaarsbegroeide plekken. Het sterker begroeid raken van het traject lijkt een van de belangrijkste oorzaken. In het bovenstaande is er reeds op gewezen dat de grazers het terreindeel waar het traject gelegen is, mijden.
20
20
aantal hagedissen per ronde op deeltraject 6
aantal hagedissen per ronde op deeltraject 2 15
15
10
10
5
5 0
0 1995 1996 1997 1998 2000 2002 2003 2004
1995 1996 1997 1998 2000 2002 2003 2004
Gemiddeld aantal waargenomen levendbarende hagedissen op deeltraject 2. Zeer sterke achteruitgang, van 20 tot 2 hagedissen per bezoek.
Gemiddeld aantal waargenomen levendbarende hagedissen op deeltraject 6. Hier blijft het aantal stabiel, rondom de 5 exemplaren per bezoek.
Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 31
17
Het effect daarvan voor het onderzoek van het traject is tweeledig: enerzijds wordt het terrein door het dichter worden van de vegetatie ongeschikter voor de levendbarende hagedis en nemen de aantallen af, anderzijds zijn de nog aanwezige hagedissen in de dichtere vegetatie moeilijker waar te nemen. Enkele ingrepen zijn direct van invloed geweest zijn op de populatie van de levendbarende hagedis: * In augustus 1996 werd een fietspad aangelegd over deeltraject 5 en een stuk van deeltraject 6. Hoewel het fietspad als milieuvriendelijk schelpenpad uitgevoerd werd, waren de bijbehorende grondwerkzaamheden zo ingrijpend, dat de bermstroken aan weerszijden van de zandpaden volkomen vernield werden. Sindsdien zijn op de delen van het traject die direct aan het fietspad grenzen vrijwel geen levendbarende hagedissen meer aangetroffen. Het verdwijnen van de levendbarende hagedis in deeltraject 5 valt rechtstreeks toe te schrijven aan de aanleg van het fietspad aldaar. * In 2001 werd de parkeerplaats aan de Franse Baan opgeheven waardoor een wandelpad werd afgesloten. Deeltraject 1 vormt een onderdeel van dat pad. Na de afsluiting wordt het pad nauwelijks nog belopen en groeit het in snel tempo dicht.
Het aantal waarnemingen van levendbarende hagedissen is hier sindsdien sterk teruggelopen. De stabiele situatie op deeltraject 6 betreft kan wellicht verklaard worden uit het feit, dat bij de aanleg van het fietspad in 1996 de gehele berm “opgeschoond” werd. De sindsdien verschenen vegetatie bezit de door de levendbarende hagedis gewaardeerde structuur waarin kleine open plekjes grenzen aan wat hoger opgaande grassen en heide. In deeltraject 4 daarentegen hebben geen ingrepen plaatsgevonden en de daar aanwezige vegetatie heeft dezelfde ontwikkeling doorgemaakt als in de rest van het traject. Aanbeveling Het zou aanbeveling verdienen om langs deeltraject 2, waar de aantallen het sterkst gedaald zijn, enkele concrete beheersmaatregelen te nemen. Door het deels verwijderen van opslag van bomen en struiken ontstaan weer vele zonbeschenen plekken. En door het pleksgewijs maaien of klepelen van de gras-, pijpestrootje- en heidevegetatie langs de rand van het pad ontstaan weer meer structuurrijke overgangen tussen open en gesloten vegetatie. Wanneer deze aanpak leidt tot duidelijk grotere aantallen levendbarende hagedissen, zouden deze maatregelen periodiek ook elders in het gebied uitgevoerd kunnen worden. Literatuur Bauwer, D. en K. Claus, 1996. Verspreiding van amfibieen en reptielen in Vlaanderen. Uitgave van De Wielewaal Natuurvereniging v.z.w. De Wielewaal, Turnhout.
Zwanger vrouwtje levendbarende hagedis zonnenend op een steen. Foto: Ingo Janssen
Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 31
18
Open brief aan de Gemeente Waalre Waarnemers verzamelen vaak nuttige informatie over het terrein waar ze tellen en de daar voorkomende reptielen. Het is niet altijd even gemakkelijk om op de juiste manier je kennis aan de beherende instanties door te geven. Toch is het belangrijk dat terreinbeheerders weten wat zich in hun gebieden afspeelt. Onderstaande brief van september 2004 van de Jeroen en Piet van Delft, vinden we een goed voorbeeld van hoe je zoiets kunt aanpakken. Betreft: Honden op de heide tussen Aalst en Waalre Aan de Gemeente Waalre, De Gemeente Waalre is dit jaar begonnen met een proefproject met hondenuitlaatgebieden.Wij vinden het goed dat honden een plek krijgen om te ravotten en dat de hondenpoepoverlast in de wijken afneemt. Gezien de natuurwaarden zetten wij echter grote vraagtekens bij de keuze van één van de drie aangewezen terreinen als losloopgebied, namelijk het heideveld tussenAalst en Waalre (grofweg tussen blokhut De Kraal en de Dirck van Hornelaan). Het gebied vormt één van de weinige wat grotere open heidegebieden in de GemeenteWaalre en herbergt nog altijd diverse typische planten van de heide zoals struikheide, dopheide, blauwe bosbes en enkele bremsoorten. Daarnaast komt er een grote populatie voor van de levendbarende hagedis. In het gebied loopt een telroute van het landelijke Meetnet Reptielen van de stichting RAVON (Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Nederland). Dit heideveld blijkt de hoogste dichtheden aan levendbarende hagedissen van alle, meer dan 180 telroutes in Nederland te herbergen! Naast dit reptiel komt er ook een bijzonder insect voor, namelijk de veldkrekel. Deze karakteristieke soort van heidevelden is opgenomen in de Rode Lijst van de Nederlandse krekels en sprinkhanen in de categorie “bedreigd”. Hij is inmiddels uit grote delen van Nederland verdwenen en Noord-Brabant vormt nu het bolwerk van dit soort. Volgens de tussentijdse evaluatie van het gemeentelijke losloopbeleid is er een lichte toename van het aantal honden. Bij navraag bleek echter, dat men de uitgangssituatie (het aantal honden vóór de start van het experiment) niet heeft vastgelegd. Uitspraken over veranderingen van de aantallen honden in het gebied kunnen dan natuurlijk helemaal niet gedaan worden. Een van de ondergetekenden bezoekt al jaren bijna wekelijks het heideveld en constateert zelfs een sterke toename van de aantallen loslopende honden. Enige betreding, wat gegraaf en gerommel op de heide, zoals dat hier altijd al gebeurde, is vermoedelijk niet bijzonder schadelijk. Bij het aantal loslopende honden die nu in het gebied aanwezig zijn, zal de balans echter waarschijnlijk doorslaan. De aanwezige (zeldzame) diersoorten worden sterk verstoord als er veel honden niet aangelijnd door het gebied lopen. Een toename van wandelaars en honden kan bovendien leiden tot een ongebreidelde toename van paden door de heide. Dit kan nooit de bedoeling zijn, gezien eerdere beheersmaatregelen die in dit gebied zijn uitgevoerd en de huidige aandacht die de gemeente aan haar bossen en vennen geeft. Om de natuurwaarden van het gebied te behouden, heeft de gemeente enkele jaren terug flink geïnvesteerd in machinaal plagbeheer om het dichtgroeien en vergrassen van de heide tegen te gaan. Ook de lokale houtwallenwerkgroep heeft er meerdere keren intensief beheer gevoerd, om dichtgroeien van de open heide met opslag van met name dennen en berken te voorkomen. Dit dichtgroeien wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door meststoffen, die tegenwoordig met de neerslag en wind in het gebied terechtkomen. Heideterreinen zijn van nature voedselarm (gelegen op schraal zand) en zijn daarom zeer gevoelig voor verrijking met meststoffen. Een sterke toename van loslopende honden zal zorgen voor een toename van de vermesting in het gebied. Hierdoor zal de concurrentiepositie van algemene grassen, struiken en bomen ten opzichte van de typische en veel zeldzamere heidesoorten verbeteren.Als gevolg daarvan kunnen deze algemene soorten de overhand nemen en de kwaliteit van het heideterrein doen achteruitgaan. In omliggende gemeenten en in de terreinen van Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en Brabants Landschap wordt er dan ook niet voor gekozen om honden in de waardevolste stukken natuur los te laten lopen. Het zou Waalre Groenfontein sieren als ze alsnog naar een alternatief losloopgebied uitkijkt. Een alternatief moet zeker te vinden zijn. De vele dichte en relatief eenvormige bossen in GemeenteWaalre met hun vele bospaden zijn geschikter en minder kwetsbaar voor loslopende honden. Gedacht kan worden aan de oude spoorbaan tussen de Burgemeester Mollaan en het Stationskoffiehuis. Met vriendelijke groet Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 31
Piet van Delft Jeroen van Delft
19
Uit het veld Ruud Luntz over Zuid-Kennemerland: “Voor de tellers was 2004 een matig seizoen, niet wat betreft het aantal hagedissen want mijn indruk is dat het nog steeds meer dan goed gaat met de zandhagedis. Afgelopen najaar zijn er veel juvenielen gezien, dit geldt voor de Binnenduinrand tot op het Kennemerstrand. Dan is het logisch dat er ook grotere aantallen slachtoffers vallen.” Een kleine opsomming: * Elf volwassen zandhagedissen werden slachtoffer van (fiets)verkeer. * Resten van zes mannetjeshagedissen in vossendrollen. * Drie volwassen hagedissen gepakt door een verwilderde huiskat. * Twee volwassen hagedissen geslagen door torenvalk. * Een juveniele hagedis gepakt door ekster.
* En, als klap op de vuurpijl, een zandhagedis mannetje werd geplet door badslipper. De wandelaar moest getroost worden! Slotopmerking: Dat het beter gaat met de zandhagedis is kennelijk ook een aantal predatoren niet ontgaan!
BELANGRIJK: opsturen telformulieren Zoals gewoonlijk is het weer een heel gedoe om de vele telformulieren in huis te krijgen. Gelukkig zijn er steeds meer mensen die hun formulieren tijdig naar ons opsturen. Op het ogenblik dat deze Nieuwsbrief Meetnet Reptielen naar de drukker gaat zijn de formulieren van 230 trajecten ontvangen en ingevoerd. Echter we verwachten nog een kleine 100! Heb jij je formulieren nog niet ingestuurd, of heb je zelfs nog formulieren uit voorgaande jaren thuis liggen, wacht dan niet langer en stuur ze naar ons toe. Dat scheelt ons een hoop getelefoneer. Meetnet Reptielen - Nieuwsbrief 31
20