Einde In 1961 duikt in A m s t e r d a m een p a m f l e t op met de t i t e l 'Einde'. Hierin kondigt een aantal kunstenaars aan te stoppen met de produktie van kunstwerken. Het feit dat de moderne kunst door het establishment volledig is geaccepteerd is voor hen reden te constateren dat de kunst haar betekenis heeft verloren. Kunst is een produkt als alle andere: consumeerbaar, verhandelbaar, uitwisselbaar. Dit pamflet, hoe weinig serieus ook, markeert een belangrijk punt in de ontwikkelin g van de kunst. Het einde is immers ook een nulpunt, een s t a r t p u n t, een nieuw begin. Het voorliggende nummer van O A S E moet gezien worden in dit perspectief: het einde als een t a b u l a rasa dat geladen is met mogelijkheden. Het einde w a a r v a n in genoemd p a m f l e t sprake is heeft betrekking op een bepaalde positie die de kunstenaar zich in de maatschappi j had toebedeeld: die van de avant-garde. De avant-garde kunstenaar bes c h o u w t zichzelf als de voorhoede van de maatschappelijke o n t w i k keling, als het model van de moderne mens, die zichzelf volledig kan ontplooien, die vrijgevochten, ongebonden is. De o o r s p r o ng van dit zelfbeeld kunnen we situeren in het o n t s t a a n van de moderne maatschappij. In het ideaal van de Verlichting, een klassenloze maatschappij waarin iedereen zich volledig zou kunnen ontplooien, ontstond ook het r o m a n t i s c h e beeld van de kunstenaar die, vrij en onafhankelijk, authentiek en oorspronkelijk, als enige de werkelijkheid zou kunnen ervaren. Met name Rousseau r a d i c a l i s e e rt dit beeld door te stellen, dat werkelijke vrijheid s l e c h t s mogelijk is indien men afziet van elke vorm van e d u c a t i e en c o n d i t i o n e r i n g . De werkelijk vrije mens is de wilde, de 'savant sauvage', die al zijn levenswijsheid o p b o u w t in de strijd om het naakte bestaan, zonder reflectie, zonder culturele ballast. De paradoxale s i t u a t i e doet zich voor dat de kunstenaar zich alleen in zijn avant-garde positie kon handhaven zolang hij behoorde tot en gesteund werd door een kleine elite van kunstenaars en k u n s t l i e f h e b b e r s . Hierbinnen kreeg hij de vrijheid zich over te geven aan het experiment en zich te verzetten tegen de burgerlijke c u l t u u r. De o p k o m s t van de massamedia en de m a s s a c u l t u u r en daarmee van de rol van het publiek zorgt voor een belangrijke ommekeer. In de eerste plaats verdwijnt de b e s c h e r m i n g van het t r a d i t i o n e l e mecenaat en word t deze vervangen door de kunstmarkt: het kunstwerk is verhandelbaar, object van speculatie. In de tweede plaats worden kunst en kunstenaar door de o p k o m s t van mode en reclame door de media o p g e s l o kt als producenten van nieuwe beelden, life-styles. Het beeld van de kunstenaar als een vrije, ongebonden mens wordt g e b r u i k t om het publiek de vrijheid van
61. 04. 01 panflet Einde (13, 9 x 21, 5), archief Henk Peeters
E
I
N
D
E
Sinds de bevrijding h e e f t Ons Volk zich weten op te werken tot een W e l v a a r t s s t a a t, w a a r alleen de vrijheid tot armoede en ellende zijn b e s t a a n s r e c h t heeft verloren. Deze r e s u l t a t en zijn tot s t a n d gekomen, zonder d a t er van enige bloei op het terrein der kuit u u r sprake is geweest. W a a r de Nederlandse k u n s t is afgezakt tot een provinciaal peil, stijgt de waarde van de Gulden. Was het tot nog toe heiligschennis te twijfelen a a n de slogan: „zonder k u i t u u r k a n een volk niet leven", nu verklaren wij: Het Nederlandse Volk heeft voor zijn welzijn helemaal geen kunst nodig, ja: kunst kan gemist worden als kiespijn! Uw werkster verdrijft h a a r verveling met moderne muziek, uw t a n d a r t s verzamelt moderne k u n s t , uw boekhouder amuseer t zich met de m a c h i n e s van Tinguelv: IT kunt met kunst uw status niet meer verbeteren! Een a a n t a l v o o r a a n s t a a n d e k u n s t e n a a r s neemt t a n s het initiatief: 1. Besluit het vervaardigen van kunstvoortbrengselen te staken; 2. De likwidatie te bevorderen van alle instellingen, die zich nog aan de kunst verrijken. In K o p e n h a g e n sloten wij zodoende de a v a n t g a r d e galerie Kopeke en verbraken alle winstgevende betrekkingen. In eigen land wordt begonnen met de sluiting van de zgn. Galerie 207 (Willemsparkweg 207) te Amsterdam. Voortaan zullen ondergetekenden zich doorlopend belasten met het opheffen van k u n s t k r i n g e n en het sluiten van tentoonstellingsr u i m t e n , w a a r a a n d a n eindelijk een waardiger bes t e m m i n g kan worden gegeven. Voor de Galerie 207 te A'dam: Cornelius Rogge Het voorlopig aktiecomité: Armando (Amsterdam), Bazon Broch (Itzehoe), Henderikse (Düsseldorf), Arthur Kopeke (Kopenhagen), Silvano Lora (Parijs), Piero Manzoni (Milaan), Megert (Bern). Henk Peeters (Arnhem). Schoonhoven (Delft).
consumptie, van het kiezen van een steeds nieuwe life-style voor te spiegelen. In de derde plaats ontneemt de o n t w i k k e l i n g van de massac u l t u u r de kunstenaar het monopolie op het produceren van betekenissen, van identiteiten. De kunst staat als producent van nieuwe beelden naast de beelden die in de dynamiek van de populaire c u l t u u r zelf ontwikkeld worden. De kunstenaar realiseert zich dat hij zijn avant-garde p o s i t i e heeft verloren. De kunstenaar is als producent van beelden opgenomen in de maatschappij en is daarmee zijn vrijheid kwijt, hij is geen buitenstaan der meer. Tegelijkertij d wordt de betekenis van de kunst gemarginaliseerd. De populaire c u l t u u r heeft geen boodschap aan de e s t h e t i s c h e categorieën waarmee de t r a d i t i o n e l e kunst haar o n t w i k k e l i ng l e g i t i meert. Elke stijl is voor haar u i t w i s s e l b a ar voor elke andere. In de pop-art zien we een eerste poging de kunst een nieuwe betekenis te geven door haar aan te laten sluiten bij dezelfde m a s s a c u l t u u r die haar voortbestaa n bedreigt. Hierin staat het begrip realiteit centraal. De kunstenaar moet zich in zijn werk bezighouden met de realiteit van alledag en zich afkeren van het e s t h e t i s c h gespeel met vormpjes. In dit realiteitsbegrip ligt de koppeling met de a r c h i t e c t u u r . Hierbinnen zijn vooral de m o n u m e n t a l i s e r i n g van de a r c h i t e c t u u r van de Moderne Beweging en de fixatie daarvan in een stijl aanleiding te constateren dat ook de a r c h i t e c t zijn avant-garde p o s i t ie heeft moeten opgeven en dat ook de a r c h i t e c t u u r is aangeland op een dood punt. In de a r c h i t e c t u u r wordt het r e a l i t e i t s b e g r ip op twee manieren geïnterpreteerd. In de eerste plaats als een realiteit van alledag, van de straat, van het kleinschalige buurt leven dat door de a r c h i t e c t e n van de Moderne Beweging geheel w a s genegeerd. Met name de T e a m - T e n - g r o e p bouwt voort op deze interpretatie. Een andere groep interpreteer t de realiteit heel anders, meer parallel aan de pop-art: zij neemt de o n t w i k k e l i ng van de populaire c u l t u u r onder invloed van de media en de t e c h n o l o g i e als uitg a n g s p u n t . J u i s t de tendens tot het opblazen van t r a d i t i o n e l e betekenissen, de opheffing van de plaats, de verbreiding van de informatiet e c h n o l o g i e en de dynamiek van de mode zijn de bronnen van inspiratie. In het licht van deze o n t w i k k e l i n g e n b e s c h o u w t zij de t r a d i t i o n e l e rol van de a r c h i t e c t als irrelevant en marginaal. De reden dat de a r c h i t e c tuur betekenisloos is geworden, is opgenomen in de beeldenproduktie, in het spektakel, ligt in het feit dat de a r c h i t e c t u u r heeft verzuimd deze maatschappelijke o n t w i k k e l i n g e n op te nemen. Over deze tweede groep gaat dit nummer. Hoewel het hier gaat om een rijk g e s c h a k e e r d gezelschap, dat zowel bestaat uit experimentele groepen (zoals Su-
perstudio en A r c h i g r a m ) , uit kunstenaars (zoals Constant ) als uit sted e b o u w e r s (zoals Yona Friedman), wil ik toch proberen in grote lijnen de denkbeelden van deze groep te schetsen. De verhoudin g die de o n t w e r p e r s innamen ten opzicht e van de beeldenproduktie laat zich het best typeren aan de hand van de begrippen hardware en s o f t w a r e . Daarbij is de hardware de s t r u c t u u r van een gebouw, de drager, datgene wat de elementaire levensbehoeften vervult. De s o f t w a r e is datgene wat de hardware vult, laadt met betekenissen, met gebruik, met beelden, met c o n s u m p t i e g o e d e r e n , met identiteiten. Genoemde groep a r c h i t e c t e n c o n s t a t e e rt dat de a r c h i t e c t zijn grip op de s o f t w a r e heeft verloren. De c i r c u l a t i e van de s o f t w a r e word t gereguleerd door de mode, door de markt. Gevolg is dat er in de ontwerpe n een grote nadruk ligt op de hardware: een neutrale, bijna beeldloze structuur waarin de s o f t w a r e ontbreekt. In de utopisch e scenario's die deze projecten vergezellen is dan ook sprake van een consumptievrije maatschappij, een maatschappij waarin materiële behoeften geen rol meer spelen. De o n t w e r p e r s b e s c h o u w e n de maatschappelijke o n t w i k k e l i ng als een tendens tot een steeds groter wordende objectiviteit . Uiteindelijk zal alle politiek, alle macht, elke wil verdwijnen. De techniek neemt alles over, niet alleen in materiële, maar ook in regulerende zin. De o p k o m s t van theorieën met betrekking tot het f u n c t i o n e r e n van maatschappelijke b e s l i s s i n g s p r o c e s s e n, de cybernetica, spiegelt een t o e k o m s t b e e l d voor waarin de maatschappi j zich vrijwel a u t o m a t i s c h zal reguleren. A l le behoeften zullen a u t o m a t i s c h vervuld worden. Ook in materiële zin speelt de o n t w i k k e l i n g van de technie k een grote rol. De opkomst van de ruimtevaart leidt tot voorstellingen over de onbegrensde mogelijkheden van de techniek, de bevrijding van de zwaartekracht, van de aarde, van het klimaat en uiteindelijk tot de creatie van een volledig artificiële wereld van het ruimteschip. De tendens tot objectivering w o r d t gekenmerkt door een gelijktijdige u i t s l u i t i n g en i n s l u i t i n g van het subjectieve. Het subject, de wil van de ontwerper, van de kunstenaar mag niet meer aanwezig zijn. Op het moment dat een o n t w e r p zou kunnen worden gehecht aan een persoon zou de kunstenaar zich als subject boven andere subjecten plaatsen doordat hij het o n t w e r p zijn i d e n t i t e i t geeft, in bezit neemt. Hiertegenover staat het subject van de gebruiker. A a n diens vrijheid zijn eigen identiteit met de keuze van de s o f t w a r e vorm te geven mogen geen beperkingen worden opgelegd. De ordening van de hardware moet een optimale keuzevrijheid garanderen. De vorm waarin de harmonie t u s s e n
objectiviteit en neutraliteit enerzijds en s u b j e c t i v i t e i t en willekeur anderzijds wordt gevonden, refereert ook weer aan de t e c h n o l o g i s c h e ontwikkelingen, maar dan die in de b i o t e c h n o l o g ie en de chemie: steden strekken zich vormeloos en woekerend als o r g a n i s c h e of kristalstructuren uit over het aardoppervlak. De techniek beweegt zich in het domein van de hardware. Een toeneming van de invloed van de techniek zorgt voor een afname van de software, van de mogelijkheid tot keuze en daarmee voor een vergroting van de invloed van de ontwerper. Er werd dan ook gepoogd de middelen van de techniek te laten doordringen in het domein van de s o f t w a re: die van het beeld, die van de ervaring. Theorieën van mensen als Reich over de o n t w i k k e l i ng van de psyche, en de verbreiding van geestverruimende middelen openden de mogelijkheid ook de ervaring op artificiële wijze te sturen. A r c h i t e c t u u r zou moeten bijdragen aan deze g e e s t v e r r u i m i n g . Onderzoek richtte zich op het maken van ruimtes met een sterke en onontkoombar e invloed op het gedrag. Hier is de vormeloosheid niet het gevolg van de o n d e r g e s c h i k t h e i d van het totaal aan een structurerend element, maar van een o n d e r g e s c h i k t h e i d aan de tactiliteit, aan het aanraken, het sensuele. Het meest opmerkelijke van deze plannen is wel de bijzondere verhouding die zij innemen ten opzichte van het bestaande. Stelde Le Corb u s i e r i n z i j n Plan V o i s i n nog voor een deel van Parijs te slopen, in deze plannen wordt het bestaande niet afgewezen; de nieuwe s t r u c t u u r wordt eroverheen gelegd, gesuperponeerd. In deze zin presenteren de plannen zich als post-historisch. A l het bestaande w o r dt gezien als natuur, als een oorspronkelijk en authentiek gegeven, als een archeologische laag die, deel uitmakend van de geschiedenis, niet v e r n i e t i gd moet worden maar ervoor dient bezocht te worden, onderdeel uit te maken van de ervaring. De stad die erboven zweeft is de machine die de benedenstad c o n s e r v e e r t en het verblijf erin mogelijk maakt. De comfortabiliteit van de t e c h n o l o g i e gecombineerd met de sensatie van de vrijheid: de ervaring van de reiziger. De oude wereld is de opslagplaats van de s o f t w a r e , niet meer bewoond, maar gereed voor de reiziger. In de persoon van de vrije, ongebonden reiziger die, bevrijd van materiële beslommeringen, denkend door de natuur dwaal t vinden wij de kunstenaar terug, de vrije, ongebonden mens: de wilde van Rousseau. Bart Goldhoorn