17. Notaris In dit hoofdstuk gaat het over Ebbinge Wubben als notaris, een ambt dat hij vanaf 1834 bekleedde. Centraal staan de betekenis van het notariaat voor Ebbinge Wubbens inkomen, relaties en status en zijn bijdrage aan de civil society.
Van zaakwaarnemer tot notaris
In de tweede helft van de jaren twintig en de jaren dertig kocht en verkocht Ebbinge Wubben onroerend goed en leende hij geld uit. Daarnaast trad hij vanuit zijn functie als zaakwaarnemer een aantal keren op als volmacht of administrateur. In 1826 kreeg hij een bijzondere taak. Hij moest tot een oplossing zien te komen in een zakelijk geschil tussen de Rouveense boeren Geert Veerman en Hendrik Trompetter, ‘’t zij bij wijze van akkoord of compromissionale uitspraak’.140 De administratieve taken en het geldbeheer, die hij als zaakwaarnemer al voor 1834 uitoefende, zullen waarschijnlijk met instemming van de oude notaris baron De Vos van Steenwijk gebeurd zijn. De positie van zaakwaarnemer was omstreden onder notarissen. Het waren natuurlijk concurrenten. De zaakwaarnemer mocht onderhandse akten opstellen. De meeste zaakwaarnemers waren – anders dan de notarissen plachten te benadrukken – van goeden huize. Onder hen waren veel gemeentesecretarissen, ontvangers, burgemeesters, deurwaarders en voormalige notarisklerken.141 Ebbinge Wubben paste in dit profiel. Ebbinge Wubbens zoon Kornelis schreef aan het begin van de twintigste eeuw dat zijn vader ook zaakwaarnemer of beheerder was geweest voor de rijke Zwolse koopman Jan Hermannus van Engelen. De koopman zou voor Ebbinge Wubben gekozen hebben omdat hij zijn eigen schoonzonen, Isaäc Antonie van Roijen en Willem Abraham van Laer, niet vertrouwde.142 Voor dit laatste zijn er geen aanwijzingen. Ebbinge Wubbens relatie met Van Roijen heeft in elk geval niet geleden onder zijn diensten voor Van Engelen. Van Roijens schoonvader was een man van relatief laagburgerlijke komaf – volgens Kornelis Ebbinge Wubben was hij begonnen als bakkersknecht - die zichzelf had opgewerkt. Van Engelen was in 1751 geboren in het Bentheimse Nordhorn en getrouwd met een lid van de Drentse familie Kniphorst. Zowel via Bentheim als via Drenthe waren er mogelijke raakvlakken met de families Crull en Ebbinge. Veel notarissen in de negentiende eeuw begonnen hun carrière als klerk of als kandidaat-notaris op een notariskantoor.143 Het kon lang duren voordat een post vacant werd. Ebbinge Wubben komt niet voor in het register van aspirant-notarissen.144 Een functie als kandidaat-notaris heeft hij niet bekleed naast zijn werk als gemeentebestuurder. Hij zal wel getuige zijn geweest van het werk van zijn voorganger baron de Vos van Steenwijk. Op 20 april 1834 werd Frederik Allard bij Koninklijk Besluit benoemd tot notaris in het kanton Hasselt in de provincie Overijssel met als opdracht te resideren in Staphorst.145 De notarispost was al ongeveer twee jaar vacant geweest. De 77-jarige De Vos van Steenwijk had in 1832 na 20 dienstjaren ontslag genomen als notaris. De laatste jaren lijkt hij zijn taak al
140
HCO, Archief Notarissen in Overijssel, 1811 - 1925, inv.nr. 3517 (1826, akte 575). R. de Jong, Tussen ambt en vrij beroep. Het notariaat tussen 1842 en 1999 (Amsterdam 2002) 24. 142 FAEW, Aantekeningen Cornelis Philippus Ebbinge Wubben gestuurd aan Claudius Henricus Ebbinge Wubben, 1904 – 1905. 143 De Jong, Tussen ambt en vrij beroep, 2-3. 144 HCO, Archief Kamer van Notarissen in het arrondissement Zwolle, inv.nr. 891 Register van inschrijving der certificaten van aspiranten voor het notarisambt, 1812 – 1835. 145 FAEW, benoemingsakte F.A. Ebbinge Wubben tot notaris 20 april 1834. 141
193
enigszins te hebben verwaarloosd.146 De Vos van Steenwijk had in al die jaren dat hij notaris was nooit het verplichte repertorium aangelegd en een aantal akten van de laatste jaren ontbraken in zijn archief. In 1839 verzorgde Ebbinge Wubben een repertorium van de door De Vos van Steenwijk gepasseerde akten. Voordat Ebbinge Wubben benoemd kon worden, diende hij een toelatingsexamen af te leggen. Op 5 maart 1834 legde hij het examen af voor het bestuur van de Kamer van Notarissen in het arrondissement Zwolle. Volgens de notulen bezat hij voldoende kennis en was hij voor zover bekend van onbesproken moreel gedrag.147 Ebbinge Wubbens Hasselter collega Gerrit Freislich was hem voor gegaan. Reeds in 1816 werd Freislich op de lijst van aspirant-notarissen geplaatst.148 Op 28 juli 1824 deed hij examen. Gerrit Freislich had al een aantal jaren als eerste klerk bij zijn vader gewerkt. De vergadering waarin hij geëxamineerd werd, werd door zijn vader C.J. Freislich genotuleerd.149 Freislich Sr. was op dat moment namelijk secretaris van de Kamer van Notarissen in het arrondissement Zwolle. De Kamer had als doel adviezen te geven over de vervulling van vacante notarisposten en op te komen voor het belang van de zittende notarissen. Vijf jaar later probeerde Gerrit Freislich in aanmerking te komen voor een notarispost in Kampen, maar dat mislukte.150 De notaris nam een bijzondere positie in tussen ambtenaar en beoefenaar van het vrije beroep. Enerzijds werd hij door de Kroon benoemd voor het leven en kreeg hij een vast gebied toegewezen, anderzijds werd hij niet door de overheid betaald en maakte hij geen deel uit van een ambtelijke hiërarchie.151 Voor een notaris was een universitaire opleiding niet vereist. Daardoor was het voor mensen van bescheiden afkomst mogelijk om via de positie klerk door te stromen naar het notariaat en zo te emanciperen. In Overijssel bestond rond 1811 veel weerstand tegen invoering van het notariaat, omdat notariële taken vanouds door de schouten werden verricht en deze nu inkomen dreigden te verliezen. Ebbinge Wubben combineerde vanaf 1834 dus twee terreinen die vanouds bijeen hoorden. Omdat voor 1811 het notariaat in Groningen, Drenthe, Overijssel en delen van Gelderland onbekend was, werd bij de invoering de uitoefening aan de griffiers van de vredegerechten opgedragen. Onder hen waren veel academici. In de andere provincies was dat minder het geval. In Overijssel bleef het aantal academisch geschoolden onder de notarissen hoog.152 Bij de notaris hoort een bepaalde habitus. Hij moet vertrouwen wekken, betrouwbaar en integer zijn. Deskundigheid en onafhankelijkheid zijn andere kenmerken van de goede notaris. Volgens Roes hadden leden van notarisfamilies een grote voorsprong. Zij maakten zich
146
Dertig jaar later leidde dat nog tot een proces tussen de erfgenamen van R. Benne uit Staphorst en de erfgenamen van De Vos van Steenwijk. Door een vormfout was het door De Vos van Steenwijk opgestelde testament van Benne niet rechtsgeldig. HCO, Huisarchief "Den Berg", aanwinst 1975 van mr. A. van Dedem te Dalfsen, portefeuille O “stukken betreffende een proces tussen R. Benne te Staphorst en de erven R. de Vos van Steenwijk, wegens een door de laatste in zijn kwaliteit van notaris te Staphorst gemaakt testament voor Benne, hetgeen door een fout in de vorm nietig zou zijn, 1862 – 1863. Waarschijnlijk gaat het niet om R. Benne, maar om Harm Benne die twee jaar na het proces, op 20 augustus 1865 overleed. 147 Archief Kamer van Notarissen in het arrondissement Zwolle, inv.nr. 886, Notulen van de Algemeene vergaderingen der Kamer van Notarissen in het arrondissement Zwolle, 1823 – 1842, notulen van de vergadering van 5 maart 1834. 148 Idem, inv.nr. 891 Register van inschrijving der certificaten van aspiranten voor het notarisambt, 1812 – 1835. 149 Idem, inv.nr. 886, Notulen van de Algemeene vergaderingen der Kamer van Notarissen in het arrondissement Zwolle, 1823 – 1842, notulen van de vergadering van 28 juli 1824. 150 Idem, notulen van de vergadering van 23 januari 1829. 151 De Jong, Tussen ambt en vrij beroep, 4. 152 Idem, 29-30.
194
deze eigenschappen reeds door socialisatie vanuit het opvoedingsklimaat eigen.153 Voor Ebbinge Wubben lag dat anders, hoewel hij voor zijn functies als gemeentebestuurder en als zaakwaarnemer ook over dergelijke eigenschappen diende te beschikken. Dat hij erkend en herkend werd als een goede notaris blijkt wel uit de bloei van zijn praktijk. De inwoners hadden in theorie uitwijkmogelijkheden binnen het district, maar moesten daar een reis voor maken. Er zijn geen aanwijzingen dat daar op grote schaal gebruik van is gemaakt. De bloei van zijn notariaat is een indicatie van Ebbinge Wubbens sociaal kapitaal. Tevens zal de wijze waarop hij deze functie uitoefende zijn sociaal kapitaal vergroot hebben.
Taken, tijd en geld
Als notaris had Ebbinge Wubben in de eerste plaats tot taak het opstellen van akten en het leiden van veilingen. Jaarlijks leidde hij in de gemeente Staphorst enkele graslandveilingen. Daarnaast waren er nog enkele taken die hij voor 1834 ook al uitvoerde. Hij beheerde geld, leende dat uit, bracht hypotheeknemers en –gevers bij elkaar en voerde daarover de administratie. In de zomer van 1834 assisteerde Ebbinge Wubben zijn collega Van Roijen uit Zwolle bij de inzate van bezittingen van Willem Jan baron van Dedem. De stichter van de Dedemsvaart zat financieel aan de grond door de enorme onderneming die hij op zich genomen had. Van Roijen kreeg opdracht van de schuldeisers om de verkoop van Van Dedems onroerend goed te regelen. Omdat de bezittingen nogal verspreid lagen en Van Roijen op afstand in Zwolle woonde, konden belangstellenden voor een aantal kavels in de gemeente Staphorst om inlichtingen vragen bij Ebbinge Wubben.154 Door het notariaat kreeg Ebbinge Wubben een forse inkomensstijging. In de laatste acht maanden van 1834 verdiende Ebbinge Wubben als notaris waarschijnlijk tussen de ƒ 800,00 en de ƒ 1000,00. Dat was meer dan de reguliere vergoedingen voor zijn andere functies samen. In Ebbinge Wubbens eerste acht maanden als notaris verdubbelden zijn inkomsten dus al. In 1840 waren de inkomsten als notaris al opgelopen tot een bedrag tussen de ƒ 1848,00 en ƒ 2310,00.155 Dit bedrag kan nog verhoogd worden met de inkomsten van graslandveilingen. In de jaren zestig leverde het notariaat bovenop de inkomsten uit akten nog een extra van 37% op door de veilingen. Uitgaande van een gelijke verhouding tussen inkomsten uit akten en de verdiensten door veilingen zouden Ebbinge Wubbens inkomsten uit het notariaat in 1834 tussen ƒ 874,00 en ƒ 1370,00 hebben bedragen; in 1840 zou dat tussen ƒ 2531,00 en ƒ 3165,00 hebben gelegen. Verreweg het grootste deel van de akten die op Ebbinge Wubbens kantoor passeerden, betroffen aankoop of verkoop van onroerend goed. De akten vertonen de kenmerken van de agrarische samenleving waarin Ebbinge Wubben verkeerde. Landerijen, boerderijen en grasland behoorden elk jaar tot de meest voorkomende zaken die van eigenaar verwisselden. Interessant is na te gaan hoeveel tijd de notaris aan zijn taak besteedde.156 In 1834 passeerde Ebbinge Wubben 99 akten. In 1840 was het aantal toegenomen tot 231. Het gemiddelde aantal akten per week steeg dus tussen 1834 en 1840 van 1,90 naar 4,44. De meeste akten zullen in twee uur wel zijn gepasseerd. Grote verkopingen kostten 153
J. Roes, ‘Erven Roes: biografische bouwstoffen voor de notariële beroepscultuur’, in: T. Duffhues e.a.,
…verleden in het Land van Maas en Waal. Bijdragen over 125 jaar notariaat Roes (Zwolle 1993) 9–88, aldaar 15–
20. J. Drent, Bijdrage tot de geschiedenis van de gemeente Avereest (Dedemsvaart 1978) 71. 155 Dit bedrag is gebaseerd op het door Duinkerken in zijn proefschrift genoemde bedrag van een gemiddelde van tussen de ƒ 8,00 en ƒ 10,00 per akte. B. Duinkerken, Notariaat in overgangstijd 1796 – 1842 (Deventer 1988) 113–115. 156 De gegevens zijn gebaseerd op analyse van het repertorium van de akten van genoemde jaren. HCO, Archief Notarissen in Overijssel, 1811 - 1925, inv.nr. 3635, repertorium F.A. Ebbinge Wubben 1834-1840. 154
195
inclusief administratieve verwerking wellicht een dag. Als we uitgaan van een gemiddelde van drie uur per akte, inclusief alle verwerking, dan betekende dat een forse inkomstenpost in relatief weinig tijd. Wanneer de schatting klopt, hoefde Ebbinge Wubben in 1840 nog geen twee volle dagen per week aan zijn notariaat te besteden, terwijl het op dat moment meer dan tweederde van zijn inkomen uitmaakte. Ebbinge Wubbens praktijk liep goed in 1840. Volgens een opgave uit 1839 kon een plattelandsnotaris met 150 tot 200 akten per jaar fatsoenlijk zijn gezin onderhouden. Veel plattelandsnotarissen zaten onder dit aantal.157 Ebbinge Wubben zat na enkele jaren boven het ‘fatsoensniveau’, terwijl hij daarnaast nog onder meer zijn inkomsten als burgemeester en secretaris had.
Netwerk
Ebbinge werd als notaris verwacht op de algemene vergaderingen van de Kamer van Notarissen. Op deze vergaderingen onderhield hij zijn netwerk. Regelmatig kwam hij er de Zwolse notaris Van Roijen tegen. Op 3 augustus 1838 werd Ebbinge Wubben benoemd tot bestuurslid van de Kamer. Op dat moment bestond het bestuur verder uit president R.S. van der Gronden, secretaris W.H. Roijer, secretaris M.J.V. Krämer, rapporteur I.A. van Roijen, G. Freislich en L.H. Nilant. Van tijd tot tijd was Ebbinge Wubben vanwege andere werkzaamheden verhinderd. Blijkbaar was hij nu wel druk. Zijn absentie werd bestraft met een boete. De contributie voor het lidmaatschap van de Kamer bedroeg ƒ 3,00 per jaar.158 Door de vergaderingen van de Kamer van Notarissen vergrootte Ebbinge Wubben zijn netwerk. De functiecombinatie van Ebbinge Wubben was niet uitzonderlijk. Hij paste als burgemeester en secretaris van de gemeente Staphorst en waterschapsbestuurder goed in het brede spectrum van de Overijsselse notarissen.In 1840 waren er 43 notarissen in Overijssel. Bijna de helft van hen had een functie in het plaatselijk bestuur. Twee waren assessor, één was wethouder. Mr. J. van Riemsdijk was burgemeester van de stad Almelo. Notaris mr. F. Rambonnet van Kampen was gemeentesecretaris. Naast Ebbinge Wubben bekleedden nog acht notarissen een dubbelfunctie als burgemeester en secretaris. Coenraad Willem van Dedem was burgemeester van twee gemeenten, Avereest en Nieuwleusen. Vijf notarissen waren lid van de gemeenteraad. Van de 43 notarissen maakten behalve Ebbinge Wubben nog drie deel uit van waterschapsbesturen. Zestien notarissen waren lid van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen. Het Wetenschappelijk Genootschap mocht dertien notarissen tot haar leden rekenen. Twee notarissen, in Kampen en Zwolle, behoorden tot de vrijmetselaars. Ongeveer eenderde van de notarissen had een rechtenstudie afgerond. Notaris A. van Riemsdijk van Ambt-Hardenberg combineerde een uitzonderlijk aantal functies. Hij was ook nog eens burgemeester en secretaris, lid van de Provinciale Staten, medisch doctor en vroedmeester en lid van de Provinciale Kommissie voor Geneeskundig Onderzoek en Toeverzicht. Voor Ebbinge Wubben, die al tot het bestuurlijke circuit behoorde, zal het notariaat toch een toename van zijn prestige hebben betekend. Niet voor niets staat Ebbinge Wubben in de lijst van intekenaren op de Voorlezingen van Hofstede de Groot vermeld als ‘Notaris te Staphorst’, hoewel hij op dat moment ook nog steeds burgemeester was.159 Het notariaat was een goedbetaalde vertrouwenspositie met status. Duinkerken, Notariaat in overgangstijd, 76, 113–115. Ter vergelijking: Roes noemde in zijn oratie twee waarschijnlijk gemiddelde – plattelandsnotarissen die allebei ongeveer 145 akten per jaar passeerden. J.S.L.A.W.B. Roes, De goede, afvallige notaris (Amsterdam en Deventer 2009) 16. 158 Archief Kamer van Notarissen in het arrondissement Zwolle, inv.nr. 886, Notulen van de Algemeene vergaderingen der Kamer van Notarissen in het arrondissement Zwolle, 1823 – 1842, vergaderingen 1835 – 1842. 159 Hofstede de Groot, Voorlezingen over de geschiedenis der opvoeding des menschen door God tot op de komst van Jezus Christus. Eerste deel, 8. 157
196
Spin in het web
Ebbinge Wubbens verhouding tot de inwoners veranderde. Hij was al op kleine schaal actief geweest als zaakwaarnemer. De repertoria van zijn voorganger, notaris De Vos van Steenwijk, vermelden enkele keren per jaar een dergelijke zaak. Binnen enkele jaren zat hij op een aantal van ongeveer 200 akten per jaar. Het overgrote deel daarvan betrof inwoners uit de gemeente Staphorst. Ebbinge Wubben was de spil in elke onroerend goed transactie, de man waar mensen naar toe gingen voor het opmaken van hun testament en de organisator van de jaarlijkse graslandveilingen. Hij bracht hypotheeknemers en –gevers bij elkaar. Ebbinge Wubben had een centrale rol in de plattelandssamenleving op een terrein waar de overheid slechts kaderstellend aanwezig was door middel van de vaststelling van tarieven en met voor veel mensen waarschijnlijk abstracte regelgeving. Als mediator vormde hij het centrum van contacten. Ebbinge Wubben gaf zekerheid aan economisch verkeer tussen inwoners van Staphorst en ook eventueel mensen van buiten. Door zijn positie garandeerde hij rechtszekerheid. De uitoefening van het notariaat was een bijzondere vorm van governance. Ebbinge Wubben kon deze taak alleen goed vervullen wanneer er voldaan werd aan de basisvoorwaarde van generalised trust, algemeen vertrouwen in instituten als het notariaat. Vertrouwen was meer dan de officiële regels het smeermiddel bij transacties.160 Voor een enkele inwoner kan de combinatie van de ambten van burgemeester en notaris bedreigend zijn geweest. Het betekende een machtscumulatie en een opstapeling van kennis van personen, families en processen in de civil society.161 Naast Ebbinge Wubbens formele machtspositie als gemeentebestuurder had hij nu ook een informele machtsbasis als notaris. Twee officieel gescheiden circuits – vanuit de theorie: government and governance – waren wel verenigd in één persoon. In theorie betekenden de vertrouwensrelatie en de commerciële belangen van het notariaat dat Ebbinge Wubben wellicht minder stringent voor Zwolle kon kiezen in het geval van een conflict. In de praktijk was dit overigens niet zichtbaar in Ebbinge Wubbens optreden ten tijde van de Afscheiding, de eerste grote crisis na de aanvaarding van zijn notarisambt.
Georganiseerd vertrouwen
Ebbinge Wubbens praktijk was een typisch plattelandsnotariaat. Hij bouwde een bloeiende praktijk op. Waarschijnlijk zorgde het notariaat binnen enkele jaren voor tweederde van zijn inkomen. Dat leidde tot een forse toename van zijn economisch kapitaal. De contacten met de inwoners van de gemeente veranderden. Als notaris was Ebbinge Wubben de vertrouwde spin in het web van overdracht van onroerend goed, onderling verkeer van geld en vastlegging van de laatste wil. Hij reguleerde en faciliteerde omgangsvormen in de samenleving. Ebbinge Wubben verleende door zijn functie legitimiteit aan transacties. Zijn functie was een vorm van georganiseerd vertrouwen. De overheid liet de notaris en cliënten een breed terrein waar ze zelf slechts kaderstellend aanwezig was. In vergaderingen van de Kamer van Notarissen ontmoette Ebbinge Wubben collega’s. Zowel in de gemeente als binnen delen van de Overijsselse elite zal Ebbinge Wubbens status en dus zijn sociaal kapitaal zijn gegroeid. Zowel in sociaal als in economisch opzicht betekende het notariaat een substantiële toename van zijn maatschappelijk vermogen.Dat zal ook Ebbinge Wubbens positie als gemeente- en waterschapsbestuurder hebben versterkt.
Vgl. Fukuyama, Social Capital and Civil Society; Idem, Welvaart, 179; Ankersmit en Te Velde, ‘Introduction’, xiii. Zie ook deel 2 p. 157, noot 206. 161 Vgl. hoofdstuk 1 p 14, noot 4. Het begrip civil society wordt hier gebruikt als aanduiding voor de samenleving bestaande uit verschillende personen, instellingen en instituties en de term governance voor het invloed uitoefenen op de ordening van de samenleving door de verschillende organen. 160
197