FAQ’s overgangsbeleid privégebruik dienstauto. De lijst met vragen en antwoorden geldt als hulpmiddel je te informeren. De lijst kan regelmatig worden aangevuld / aangepast. De lijst is zo zorgvuldig mogelijk samengesteld maar er kunnen geen rechtstreekse rechten aan worden ontleend.
I Voor wie geldt de overgangsregeling. 1. Ik heb een dienstauto waar ik privé mee mag rijden maar daar heb ik om voor mij moverende redenen geen gebruik van gemaakt. Je komt niet in aanmerking voor de overgangsregeling. De financiële tegemoetkoming van de regeling is gebaseerd op de fiscale bijtelling in het jaar 2014. Als er geen fiscale bijtelling is geweest kan er ook geen sprake zijn van een financiële tegemoetkoming. 2. Is hier een uitzondering op Degenen die in 2013 de dienstauto vrijwillig hebben ingeleverd naar aanleiding van het besluit dat het privégebruik zou worden beëindigd hebben in 2014 geen fiscale bijtelling gehad. Als naar aanleiding van het inleveren geen schadevergoeding met finale kwijting is overeengekomen komen zij in aanmerking voor de overgangsregeling. De tegemoetkoming wordt dan gebaseerd op de laatst geldende fiscale bijtelling. II Berekening aantal jaren gebruik. 1. Hoe wordt het aantal jaren gebruik berekend? De peildatum voor de berekening is 31 december 2014. Vanaf die datum wordt teruggeteld. Als je de dienstauto vanaf 1 juli 2000 ter beschikking is gesteld en daarmee privé hebt gereden dan geldt een periode van 14,5 jaar. 2. Ik heb op 1 januari van enig jaar de dienstauto ter beschikking gekregen. 1 januari tot en met 31 december geldt als een volledig jaar. Je hebt immers over 12 maanden een fiscale bijtelling gehad. 3. Ik heb een periode niet de beschikking gehad over een dienstauto met privégebruik. Als er een onderbreking van 12 maanden of langer in het privégebruik van de dienstauto is dan geldt de termijn van na de onderbreking tot 31 december 2014. 4. Ik heb mijn dienstauto vrijwillig ingeleverd nadat ik in 2013 een besluit kreeg dat het privégebruik wordt beëindigd. Hoe zit dat dan met de onderbreking want dat is al langer dan 12 maanden. Als je in 2013 naar aanleiding van het besluit tot beëindiging van het privégebruik de dienstauto hebt ingeleverd dan geldt de periode van inleveren en 31 december 2014 niet als een onderbreking. Voor de berekening van de duur van het gebruik wordt dan 31 december 2014 aangehouden. 5. Als ik in 2015 nog privé gebruik blijf maken van de dienstauto geldt dit jaar dan ook mee voor de berekening van het aantal jaren gebruik.
Neen. 2015 telt niet meer mee voor de duur van het gebruik. De peildatum voor het gebruik is vastgesteld op 31 december 2014. III Vaststelling van de financiële tegemoetkoming 1. Hoe wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming vastgesteld. Vaststelling van de hoogte kan per persoon verschillend zijn. Deze is afhankelijk van de cataloguswaarde van de auto, het percentage aan fiscale bijtelling maar ook of er sprake is van een eigen bijdrage. Een eigen bijdrage lijdt tot een lagere fiscale bijtelling. Als voorbeeld. De cataloguswaarde van de auto is € 35.000,-- en het percentage bijtelling is 25%. Op jaarbasis geldt een bijtelling van € 8750,-- en dat is per maand € 729,17. Als er geen sprake is van een eigen bijdrage dan is € 729,17 het bedrag waarop de maandelijkse financiële tegemoetkoming is gebaseerd. 2. Wat ga ik dan ontvangen Dat is afhankelijk van uw keuze de dienstauto wel of niet in te leveren voor 1 april 2015. Het antwoord wordt gesplist in 2 situatie namelijk wel inleveren en niet inleveren in 2015 maar dat jaar doorrijden. Situatie 1. wel inleveren voor 1 april 2015. Uitgaande van het voorbeeld onder vraag 1 zou je maandelijks een bruto bedrag van € 729,17 ontvangen vanaf de maand volgende op die waarin de dienstauto is ingeleverd. Dit bedrag geldt dan voor de gehele afbouwperiode. Stel u levert de auto in maart 2015 in en op grond van de duur van het gebruik komt u in aanmerking voor een afbouwperiode van 30 maanden. U ontvangt dan vanaf april 2015 tot en met juni 2017 dit bedrag. Situatie 2 niet inleveren en het gehele jaar 2015 nog privé rijden Weer uitgaande van het voorbeeld onder 1. U ontvangt in het jaar 2015 geen financiële tegemoetkoming. Vanaf 1 januari 2016 wordt gedurende het jaar 2016 maandelijks een bruto bedrag van € 546,88 uitbetaald. Dit bedrag is 75% van € 729,17. In het jaar 2017 wordt tot en met juni een bedrag van € 364,08 uitbetaald. 3. Ik heb de dienstauto 2,5 jaar en wil 2015 nog privé blijven rijden wat geldt dan. Je valt onder de staffel gebruik 0 tot 3 jaar en dan geldt een afbouwtermijn van 12 maanden. Je mag 2015 onder de gebruikelijke voorwaarden de dienstauto privé blijven gebruiken. Na 1 januari stopt dit en ontvangt u verder geen financiële tegemoetkoming. 4. En als ik hem toch voor 1 april 2015 inlever. Dan ontvangt u gedurende de resterende maanden van 2015 een financiële tegemoetkoming. 5. Ik heb in 2013 nadat ik een besluit had gekregen dat het privégebruik zou worden beëindigd de dienstauto ingeleverd. Daarna ben ik met de organisatie een schadevergoeding overeengekomen. In de regeling staat dat deze vergoeding wordt verrekend met de tegemoetkoming. Het bedrag dat je aan schadevergoeding heeft ontvangen wordt inderdaad verrekend met de financiële tegemoetkoming. We gaan weer uit van het voorbeeld genoemd bij vraag 1. Dan geldt een tegemoetkoming van bruto € 729,17 per maand. Stel nu dat je een schadevergoeding hebt gekregen gedurende
een periode van 14 maanden ad € 500,-- bruto per maand. In totaal heb je dan een aan schadevergoeding een bedrag van € 7.000,-- ontvangen. Dit bedrag wordt gedeeld door het aantal maanden van de afbouwperiode. In dit voorbeeld 30 maanden. Dat is per maand een bedrag van € 233,33. Dit wordt in mindering gebracht op het bedrag van € 729,17 zodat maandelijks een bruto bedrag van € 495,84. 6. Hetzelfde als bij de vorige vraag maar als ik ga rekenen dan heb ik meer aan schadevergoeding ontvangen dan dat ik aan financiële tegemoetkoming zou gaan ontvangen. In dit geval zal er geen financiële tegemoetkoming aan je worden uitbetaald. Het “teveel” ontvangen aan schadevergoeding wordt niet teruggevorderd. 7. Wat valt er allemaal onder de schadevergoeding. Hieronder wordt elke vorm van compensatie begrepen zolang deze in geld waardeerbaar is. IV Fiscale consequenties. 1. In de regeling wordt gesproken over fiscale consequenties. Wat moet ik me daar bij voorstellen. Algemeen. De fiscale bijtelling geldt in principe voor het gehele kalenderjaar. Als in januari sprake is van fiscale bijtelling kan dat niet zomaar gestopt worden. Als je in maart zou zeggen dat je niet meer privé rijdt maar toch de beschikking houdt over een dienstauto gaat de belastingdienst daar niet mee akkoord en blijft de fiscale bijtelling het gehele jaar doorlopen. Situationeel. Een zevental situaties zijn voorgelegd aan fiscaal deskundigen en zijn hieronder verwoord. van de fiscale specialisten zijn cursief bijgevoegd. 1. Medewerker rijdt privé met bijtelling en levert per 1 april de dienstauto in en krijgt geen dienstauto voor zakelijk gebruik. Vanaf 1 april is er geen sprake meer van een ter beschikking gestelde auto. De bijtelling stop vanaf dat moment. In totaal is sprake van een bijtelling in verband met privégebruik voor een periode van drie maanden (jan t/m maart). 2. Medewerker rijdt privé met bijtelling en levert per 1 april de dienstauto in maar krijgt direct een dienstauto voor zakelijk gebruik. Vanaf 1 april mag de medewerker niet meer privé met de auto rijden, maar er wordt aan hem wel een auto ter beschikking gesteld. Dit betekent dat voor het gehele jaar de bijtelling geldt, ondanks dat vanaf april niet meer met de auto privé mag worden gereden. Dit heeft ermee te maken dat er geen rittenregistratie is waaruit blijkt dat met de ter beschikking gestelde auto’s in het kalenderjaar minder dan 500 kilometer privé is gereden. 3. Medewerker rijdt privé met bijtelling en levert per 1 april de dienstauto in, rijdt een tijdje zonder en krijgt dan op enig moment in het lopende jaar een dienstauto voor zakelijk gebruik. Als 2. Er wordt namelijk per kalenderjaar bezien of een auto ter beschikking is gesteld aan de medewerker. De bijtelling geldt voor de periode in het kalenderjaar dat aan de medewerker een auto ter beschikking staat. Voor de periode dat de medewerker geen dienstauto heeft, behoeft niets te worden bijgeteld.
4. Medewerker levert de auto in per 1 januari 2015 en krijgt per die datum een dienstauto voor zakelijk gebruik. Voor deze situatie zal geen sprake zijn van privé gereden kilometers en zal er geen bijtelling plaats hoeven te vinden. Er is in het gehele jaar niet privé met de auto’s gereden. 5. Medewerker levert de auto in per 1 januari 2015 en krijgt per 1 juli een dienstauto voor zakelijk gebruik. Ook in deze situatie zal er geen sprake zijn van gereden privé kilometers en zal geen bijtelling plaats hoeven te vinden. 6. Medewerker houdt rittenadministratie bij en blijft onder de 500 km privé Geen bijtelling. Indien diezelfde medewerker vervolgens een dienstauto krijgt waarin niet privé mag worden gereden, dan is voor het hele jaar een bijtelling niet aan de orde. 7. De cataloguswaarde van de ingeleverde dienstauto in voorbeeld 2 en 3 is gesteld op € 35.000,-- De cataloguswaarde van de dienstauto voor zakelijk gebruik is gesteld op € 25.000,-. Wat betekent dit, als er nog sprake is van bijtelling voor de hoogte van de bijtelling na inleveren van de dienstauto met privégebruik. Als sprake is van bijtelling, dan wordt de bijtelling berekend over de cataloguswaarde. Deze cataloguswaarde wordt gehanteerd voor de tijd dat de medewerker de beschikking heeft over het voertuig. Periode dat een auto van € 35.000 ter beschikking is gesteld, dat bijtelling over € 35.000, periode dat geen auto ter beschikking is gesteld, dan geen bijtelling, periode dat een auto van € 25.000 ter beschikking is gesteld, dan bijtelling van € 25.000. Als de medewerker elke maand een andere auto zou krijgen met telkens een andere cataloguswaarde, dan zou de bijtelling maandelijks wijzigen.
Over deze situaties is ook contact met de belastinginspecteur geweest. Aan de inspecteur is voorgelegd dat mogelijk ergens binnen het kalenderjaar medewerkers niet meer privé met de ter beschikking gestelde auto mochten rijden. Gevraagd is of op het moment dat het verbod van privégebruik in zou gaan, ook de bijtelling mocht stoppen (gezien de bijzondere situatie dat de medewerker geen keuze heeft). De belastinginspecteur heeft hier negatief op geantwoord. De bijtelling blijft het gehele jaar gelden. V Eerdere beëindiging van de regeling. 1. Wanneer wordt de regeling voor mij beëindigd. Er zijn een aantal situaties waarin de regeling, anders dan na einde van de afbouwperiode, wordt stopgezet. Dit zijn: a. bij ontslag b. bij gebruikmaking van de zogenoemde 18 maandenregeling c. bij einde loopbaanverlof 2. Waarom word de regeling dan stopgezet. Ontslag spreekt voor zich. Bij de twee andere situaties zal je niet meer actief in dienst zijn van de organisatie. Een ontslagdatum is al vastgesteld enkel deze is vanwege de 18 maandenregeling en of einde loopbaanverlof in tijd uitgesteld. De dienstauto is in principe gekoppeld aan de functie vanwege ook het zakelijk karakter van de dienstauto. Nu de functie niet langer meer
wordt uitgeoefend vervalt ook de grondslag voor het ter beschikking hebben van een dienstauto. 3. Ik maak nu al gebruik van de 18 maandenregeling en/of einde loopbaanverlof. In dit geval mag je het gehele jaar 2015 nog privé gebruik maken van de dienstauto. Daarna dient de dienstauto te worden ingeleverd en kom je niet verder in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming. Het spreekt voor zich dat als je gedurende het jaar 2015 met ontslag gaat de dienstauto dan wordt ingeleverd. VI Inleveren dienstauto 1. Ik wil mijn dienstauto al voor 1 januari 2015 inleveren. Gedurende deze periode zijn veel collega’s vrij. Mocht je de dienstauto voor 1 januari 2015 willen inleveren dan kan dat bij de wagenparkbeheerder in je eenheid. Mocht deze afwezig zijn dan kunt u (indien mogelijk) de auto plaatsen bij een bureau van politie en de sleutels uiterlijk 5 januari 2015 inleveren bij de wagenparkbeheerder.