1. Arm en alleenstaand Op haar zestiende kreeg ze een kind. Haar relatie overleefde het niet. Ze woont nu, net als zo veel jonge, alleenstaande moeders, in de sloppenwijk bij haar ouders in huis. Samen hebben ze het niet breed. Daarbij vangt de nu eenentwintigjarige Diana de klappen op van het ruige leven van haar vader en haar broer. Zomaar ineens, midden in het gesprek, stokt haar adem. Haar stem hikt. De tranen springen haar in de ogen. Ze zakken door een laag van oogschaduw heen om verder naar beneden donkere sporen te trekken over haar mooie gezicht. Zenuwachtig wrijft ze de waterlanders weg. Als bij toverslag verandert de schijnbaar vrolijke, gezonde levenslustige jonge vrouw in een ineengedoken brok menselijke misère. Het is niet voor het eerst dat dit gebeurt. Als je met Diana praat over haar vriendinnen, over haar studie of over de alfabetiseringslessen die ze namens de kerk mag geven, is er geen vuiltje aan de lucht. Vaak is ze dan op het uitbundige af. Maar ... zodra we over haar familie beginnen, schrompelt ze meestal ineen. Dan is het alsof er een ruwe vinger precies boven op de zere plek wordt gelegd. Een héél zere plek, waar pus en water uit komt. Ook nu weer dus. Toen ze net aankwam bij het hek, leek er niks aan de hand. Terwijl vervolgens de ‘koetjes en de kalfjes’ passeerden ook nog niet. Maar kennelijk zijn we inmiddels weer bij het gevoelige thema aanbeland. Dat is ongetwijfeld ook de reden van haar komst.
15
‘Wat is er aan de hand, Diana?’ ‘Hermano, ze hebben m’n broer Enrique weer opgepakt. Hij was bij een verkeerde vriend en die heeft een vrouw van haar mobiel beroofd.’ Met horten en stoten komt het eruit. ʼDe politie heeft hem meegenomen en de advocaat zegt dat hij tachtig dollar nodig heeft. Thuis hebben we niks. Het water is al afgesloten omdat mijn vader een hele tijd de rekening niet heeft betaald. We hebben ook nog een schuld bij het winkeltje op de hoek. Ik weet echt niet hoe het verder moet, écht niet ...’ ‘Tsjongejonge. En hoe is het met je vader? Hoe reageert hij hierop?’ ‘Hij kan Enriques bloed wel drinken. O, hermano, als u zou weten wat vader allemaal heeft gezegd ... Hij heeft m’n broer vervloekt. Hij heeft hem zelfs … dood gewenst!’ Verdrietig staart Diana voor zich uit. ‘Wist u dat m’n vader vandaag jarig is?’ vervolgt ze. ‘Vanmiddag dronk hij zelf alcohol en toen heeft hij Enrique er ook van gegeven. M’n broer is er weer eens overmoedig van geworden en nu zitten wij met de gevolgen. Vader is razend dat Enrique hem dit aandoet terwijl hij zelf ook schuldig is ... De hele buurt hoort hoe hij loopt te schreeuwen en te schelden.’ ‘En je moeder?’ ‘Die is alleen maar triest. Muy triste. En als ze ook maar íéts tegen mʼn vader zegt, dat hij Enrique geen drank had moeten voeren of zo, dan wordt hij gewelddadig tegen haar ...ʼ De tranen stromen Diana over de wangen. Vertwijfeld vraagt ze: ‘Waarom gebeurt dit allemaal, hermano? We zijn weer helemaal terug bij af. Ons huis is weer een hel, een infierno.’
16
Het armoedige huisje van Diana en haar familie staat midden in de sloppenwijk. Ze behoren tot een van de armste families. De muren van het huis zijn gemaakt van bamboe en karton, het dak van verroeste golfplaten. De vloer bestaat uit planken met kieren en wordt gedragen door balken die weer op palen rusten. Dat beschermt het huis tegen wateroverlast in de wintermaanden, als de regen bij bakken uit de hemel valt en heel de sloppenwijk in een modderpoel verandert. Onder het huis bungelen een paar hangmatten, waartussen kippen scharrelen. Naast het huis staat een minuscuul schuurtje met wc en douche. Veel huisjes in de omgeving zijn in de loop der jaren stukje bij beetje verbeterd. Soms met hulp van een regeringsproject. Betonnen vloertjes zijn gegoten, stenen muurtjes opgetrokken, er zijn eenvoudige keukentjes geïnstalleerd, bij sommigen zijn zelfs een wc en douche binnenshuis geplaatst. Het huisje van Diana en haar familie is nog altijd even armoedig. De enige verbetering die wel doorgevoerd móést worden, was de vervanging van een paar vermolmde balken. Was dat niet gebeurd, dan zou in het regenseizoen de hele boel naar beneden zijn gekomen. De toekomst biedt hun weinig hoop. Zoals het er nu uitziet, zal de familie het ook de komende tijd met dit schaarse onderkomen moeten doen. Ze hebben alle moeite om het hoofd boven water te houden. De energierekening drukt loodzwaar op het kleine inkomen van Diana’s vader. Hij verdient per dag niet meer dan zo’n vijf tot tien dollar. Dat doet hij door hulp te bieden bij het gemeentehuis aan mensen die bijvoorbeeld een paspoort willen aanvragen, als ze hun pasgeboren kindje willen laten inschrijven of als er iets geregeld moet worden voor een huwelijk of echtscheiding. De fooien die hij daarvoor krijgt vormen zijn inkomen. 17
De gemeente vindt zijn werk echter totaal onnodig. Af en toe komt de politie met veel machtsvertoon om het hele terrein waarop het gemeentehuis staat te ontdoen van mensen als Diana’s vader. Dan zakken de fooien enkele dagen terug tot het nulpunt en wordt er thuis alleen nog droge rijst gegeten. Uiteraard zijn er ook wel dagen dat het hem bij het gemeentehuis voor de wind gaat. Dan zijn de fooien goed. Maar
sparen voor mindere tijden kán Diana’s vader niet. Hij is verslaafd aan drank en drugs. Daar gaat veel geld aan op. Vooral in de weekeinden. Van Diana’s achttienjarige broer Enrique hoeft de familie het ook niet te verwachten. Hij leeft, sinds hij met school is gestopt, van kleinere en grotere vergrijpen. Sinds kort heeft hij bovendien een eigen kindje om voor te zorgen. De familie die in de buurt woont, probeert wat te helpen. Een zus van Diana’s vader, een belijdend lid van de zendingskerk, stopt hun regelmatig wat toe. Verder eten ze nogal eens bij oma als ze niets meer in huis hebben. Diana zelf brengt wél iets mee. Te midden van de armoede van het gezin, de verslaving van haar vader en de criminaliteit van haar broer is zij de steun en toeverlaat van haar moeder. Ze krijgt elke maand twintig dollar als onkostenvergoeding voor haar inzet als vrijwilligster in het alfabetiseringsproject van de kerk. Daarnaast ontvangt ze dertig dollar van het ministerie van Sociale Zaken. Ze is immers sinds enkele jaren madre soltera – alleenstaande moeder. Op haar zestiende raakte ze zwanger. Met de vader van haar kind werd het niks. Die bleek er nog een ander op na te houden. Wel kon ze hem via de rechter verplichten om iedere maand 18
een bijdrage te leveren voor het onderhoud van haar zoontje, dat inmiddels vijf jaar oud is. Samen met haar kind, haar ouders en haar broer en schoonzus met hun kind woont Diana in het huisje van acht bij acht meter, met de bamboe muren, de planken vloer op balken en palen onder de golfplaten. Heel normaal overigens, in de sloppenwijk. ‘Diana, we willen je best tachtig dollar lenen om Enrique weer vrij te krijgen. Maar zijn jij en je vader en moeder daar nu écht mee geholpen?ʼ Diana kijkt me vragend aan. Ze is slim genoeg om de vraag te begrijpen. ʼMaar ik kan toch niet niks doen? M'n broer heeft het helemaal aan zichzelf te wijten dat hij vastzit, maar ik ben wél zijn zus! Mijn vader doet ook niks. En mijn moeder gaat aan verdriet ten onder als hij nu echt de gevangenis indraait. Hij stond al onder politietoezicht, dus ...ʼ ʼDat begrijp ik, maar wat is er nu nodig zodat het écht beter zal gaan met jou en je familie?ʼ ‘Dat de Heere werkt’, antwoordt Diana zacht. ‘Dat Hij ons verlost van onze ellende.’ ‘We hebben jullie als kerk en als zending al vaker geholpen. Je vader heeft zelfs een tijd in een christelijke afkickkliniek gezeten. Waar is het misgegaan?’ ‘De problemen, hermano. Al die problemen die ons overkomen, met Enrique, met de rekeningen ...’ ʼHet is waar, jullie hebben het zwaar. Maar er zijn anderen in de sloppenwijk die ook veel problemen hebben, en zij weten wél oplossingen te vinden.ʼ Diana knikt instemmend. Verdrietig zegt ze: ‘Ja, ik weet het. M’n ouders gingen wel naar de kerk toen vader uit de kliniek was gekomen. Maar niet echt 19
trouw. Ze lieten zich afleiden door alle problemen. Daardoor is mijn vader opnieuw aan de drugs gegaan.’ ‘En jij?’ ‘Ik ga wel naar de kerk.’ ‘Maar wordt het niet eens tijd dat je een volgende stap zet? Je helpt op de zondagsschool, je doet mee in de alfabetisering, je hebt de nieuwelingencatechisatie gevolgd. Heb je wel eens over belijdenis doen nagedacht?’ ‘Wat mijn tante heeft gedaan!? Voor in de kerk ‘ja’ zeggen tegen de Heere? Dát durf ik niet. Dan moet je toch echt ...’ Even zoekt ze naar woorden. Dan zegt ze voorzichtig: ‘Als je belijdenis hebt gedaan, kun je toch bepaalde dingen niet meer doen in je leven?’ ‘Zoals bijvoorbeeld?’ ‘Dansen. Daar houd ik erg van.’ ‘Zou de Heere er ook van houden?’ ‘Dat denk ik niet.’ ‘En zou de Heere jou niet juist willen zegenen als jij je leven overkreeg voor Zijn dienst?’ ‘Ja, hermano, dat weet ik zeker! De Heere hééft mij al veel gezegend, vooral in de periodes dat ik Hem zocht in de kerk. Soms zaten we thuis net midden in de problemen. In de kerk kon ik dat vergeten. Als ik het Woord hoor dat God tot mij spreekt, krijg ik weer moed.ʼ ‘Denk dan toch eens na over de belijdeniscatechisatie, Diana. Wellicht wil de Heere je ook gebruiken voor je ouders en voor je broer, en voor je eigen zoon.’ ‘Ik zal er eens over nadenken’, zegt Diana aarzelend. ‘Maar ik beloof niks. Ik kijk er wel heel erg tegen op, hoor. Voor in de kerk belijdenis doen ... Dan moet je er ook naar leven!’
20
Dit verhaal speelde zich af rond Kerst 2010. In februari 2011 is Diana de belijdeniscatechisatie gaan volgen en dat doet ze nog steeds trouw. In de kerk is ze ‘verhuisd’ van hulp in een zondagsschoolgroep naar leidster van de jeugdvereniging. Haar broer is inmiddels vrijgekomen, maar wordt opnieuw door de politie gezocht. Haar vader is door zijn familie voor de tweede keer naar een afkickkliniek gebracht. In de kliniek brak vader een spiegel en dreigend met een scherf is hij ontsnapt vóórdat de therapie was afgelopen. Maar daarna zijn Diana’s ouders tóch weer naar de kerk gekomen. Ze horen nu bij de trouwste bezoekers. Vader gaat nog wekelijks naar de kliniek. Hij heeft er ook vergeving gevraagd voor zijn gewelddadige uitbraak …
21