ß
ß
colofon ß
Productie Branding Topics, Helmond Vormgeving en opmaak Anita Smits Tekst Joost van Sluijters Illustraties Saskia van Gerven Drukker Drukkerij Claessens © Branding Topics
Dit boek is gemaakt in opdracht van de Gemeente Helmond.
… … … … … groene … … … … ß De
-1… ß
T
ß
oen na een hele lange droge winter de eerste regen viel op de vlaktes van Afrika, werd alles groen: het gras, de bomen, de struiken. En nog een weekje later stonden op dat groen, heel veel jonge beesten: gnoes, giraffen, bokjes, olifantjes, nijlpaarden, zebra’s... Alsof alle mamadieren gewacht hebben op de regen om een baby te krijgen. En zo was het ook. Tussen al die zebra’s op de vlakte stond er eentje die net iets minder stevig op zijn benen stond, die net iets minder sterk leek en die net iets slimmer was dan de rest. Dat was Zoeloe. Toen Zoeloe een weekje oud was begon hij voor het eerst eens écht om zich heen te kijken. Die eerste week had hij maar op één ding gelet namelijk: waar is mijn moeder, dus waar is mijn melk. Maar nu keek hij verder… Hij zag mooie bomen, kuddes buffels, bontgekleurde vogels, een spannende slang en een haastig rondrennend stokstaartje. ‘Hoi, wie ben jij?’ vroeg hij het stokstaartje. ‘Goeie vraag, goeie vraag. Ik heet Kambi en je mag me alles vragen hoor, want jij bent nieuw hier zo te zien.’
‘Klopt, ik ben heel nieuw en ik heb heel veel vragen. Loop jij hier altijd rond?’ ‘Ja, met mijn hele familie. We zijn altijd op zoek naar dikke wormen en schorpioenen. Als je me niet ziet zit ik even in mijn hol. Dan vliegt er een roofvogel boven je, die mij op wil eten. Daar let ik echt altijd op.’ ‘Moet ik daar ook bang voor zijn, voor die roofvogels?’ ‘Goeie vraag weer’ zei Kambi enthousiast ‘Maar nee, daar ben jij veel te groot voor. Jij moet oppassen voor leeuwen. Die houden erg van een zebra.’ Zoeloe schrok. Leuk dat leeuwen van zebra’s houden, maar hij begreep direct dat dit niet bij een knuffel of een kusje zou blijven. Dit was het ‘houden van’ zoals in ‘ik hou van friet en pizza’. Hij kon dus maar beter niet te veel naar al die mooie bomen, vogels en bloemen kijken. Er was maar één ding belangrijk: oppassen voor leeuwen. ‘Dank voor de waarschuwing Kambi, zie ik je gauw weer?’ ‘Goeie vraag’ zei Kambi weer ‘en ik denk het wel. Je weet me te vinden.’ Het werd avond en de zon ging onder. De lucht was prachtig oranje, geel en rood, maar Zoeloe lette er niet op. Zoeloe lette nog maar op één ding: leeuwen. Want die hielden van hem, dat had hij net geleerd.
-2……
ß
T
ß
oen Zoeloe na een korte nacht wakker werd was het eerste wat hij deed: om zich heen kijken. Hij keek in de bomen en tussen het gras. Hij keek langs en in het kleine riviertje en achter die hele dikke boom en keek zelfs heel voorzichtig in het hol dat door de wilde zwijnen gegraven was. Maar hij zag geen leeuw. Gelukkig maar. Opgelucht ging hij wat gras eten. ‘Hé Zoeloe, lekker geslapen?’ Het was Kambi die ook al wakker was en boven op een heuveltje stond te kijken. ‘Nee, ik heb eigenlijk niet zo lekker geslapen’ moest Zoeloe bekennen. ‘Ik werd in mijn dromen aldoor maar door leeuwen opgegeten. Ik schrok er steeds weer wakker van.’ ‘Ja sorry dat ik je bang heb gemaakt. Maar ik vond toch dat ik het wel moest zeggen. Ik heb te vaak gezien dat het mis ging.’ ‘En ehh, waar zitten die leeuwen eigenlijk? Want ik zie ze nergens.’ ‘Goeie vraag weer’ zei Kambi en het viel Zoeloe nu pas op dat Kambi dát wel heel vaak zei. Kambi hield duidelijk van het beantwoorden van vragen en hij had geluk, want Zoeloe had er nog zó veel.
‘Als je leeuwen zoekt kun je overdag het beste aan de rand van de vlakte kijken’ zei Kambi. ‘In de schaduw van de bosjes, waar het hoge gras nog een beetje geel is. Daar liggen die enge beesten dan stiekem naar je te kijken.’ ‘Dus niet in de bomen?’ vroeg Zoeloe nog maar eens voor de zekerheid. ‘Nee. En niet in het water, niet in de holen onder de grond of zo. Gewoon dáár.’ Zoeloe was een beetje gerust gesteld. Natuurlijk, er liepen hier gevaarlijke leeuwen rond, maar hij wist nu in ieder geval waar hij moest zoeken en die middag, toen hij net van een waterpoeltje terugliep naar het wijde gras, zag hij ze voor het eerst. Zoeloe stond al niet zo heel stevig op zijn dunne pootjes, maar nu begon hij écht te trillen op zijn poten. Daar onder een dikke struik lagen vijf luie leeuwen. Ze zagen hem ook, maar waren te moe of zo. Zoeloe zag ze gapen. En als ze gaapten zag je hoe groot hun bek was en hoe scherp hun tanden.
Gewoon doorlopen dacht Zoeloe en dat deed hij. Toen hij ver genoeg weg was keek hij nog eens om, maar hij zag de leeuwen bijna niet. De kleur van hun vacht was haast hetzelfde als die van het gras, de struikjes en de schaduw. Zelfs het zwarte pluimpje aan de staart van de leeuw, die vrolijk heen en weer zwaaide, leek op deze afstand op gras dat in de wind bewoog. Ze waren bijna onzichtbaar en dat maakte het alleen nog maar enger. Die nacht sliep Zoeloe weer niet zo lekker. Hij had de leeuwen zelfs horen brullen in het donker en hij was er niet gerust op.
… …-3ß
ß A
l vroeg ging Zoeloe kijken of Kambi wakker was. Hij holde langs een stuk of tien grote giraffen die hem verbaasd nakeken, want zebra’s hollen nooit zomaar. Alleen als er een leeuw achter ze aan zit. En er was, dat konden zij vanuit de hoogte heel goed zien, nergens een leeuw in de buurt vandaag. Maar Zoeloe had haast om even met Kambi te praten en was dan ook blij toen die tevoorschijn kwam uit zijn holletje. ‘Hé, ben jij er al Zoeloe. Was je vroeg opgestaan?’ ‘Nou, ik heb geloof ik helemaal niet geslapen Kambi, want ik heb gisteren dus leeuwen gezien. En wat erger is, ik heb ze vooral NIET gezien.’ ‘Hoe bedoel je?’ vroeg Kambi die voor het eerst ook eens een vraag stelde. ‘Nou, die leeuwen waren eigenlijk best groot. Maar toen ik honderd meter verderop stond, kon ik ze eigenlijk al niet meer zien. Door de kleur die ze hebben, snap je?’
‘Ik snap wat je bedoelt en ik snap ook dat je bang bent. Maar je moet niet overdrijven. Er lopen hier de laatste tijd vijf leeuwen rond. Vier vrouwtjes en een mannetje. En jullie zijn met wel duizend zebra’s en wel duizend gnoes en nog meer impala’s. De kans dat ze net jou opeten is niet zo heel erg groot.’ ‘Ja, ja, dat zal... maar jij hebt makkelijk praten. Jij duikt gewoon je hol in als er een enge vogel aan komt. Maar ik heb geen hol hè. Ik sta daar maar in het groene gras en ik weet echt niet of ik hard genoeg kan hollen om ze voor te blijven. Kunnen ze hard hollen?’ ‘Goeie vraag’ zei Kambi weer. ‘En sorry, ja, ze kunnen heel hard hollen. Ik zou maar flink eten en gauw groot worden, dan kun jij dat ook. En ondertussen gewoon hopen dat ze niet zo’n honger hebben. Of zin in iets anders.’ ‘Dank je Kambi. Ik vind je een leuke vriend, maar ben niet altijd heel erg blij met wat je me vertelt. Weten alle beesten hoe eng het hier is met die leeuwen?’ ‘Goeie vraag. Nee de gnoes niet geloof ik. Dat zijn niet van die denkers volgens mij. Je moet altijd goed blijven nadenken weet je. Dan kun je hier best oud worden. Wel tweeëntwintig.’
Zoeloe nam afscheid van Kambi en liep terug naar de grasvlakte terwijl hij links en rechts goed op de struikjes lette. Goed nadenken en flink eten, mompelde hij. Hij keek naar de andere zebra’s op de vlakte. Sommige wogen wel 400 kilo. Hij at die middag zijn buik zo vol, dat die er zeer van deed en probeerde ook alvast diep na te denken. Die nacht sliep hij een beetje beter.
-4…… ß
D
ß
e volgende ochtend zag Zoeloe allemaal roofvogels in de lucht. Hij wist dat hij niet naar Kambi hoefde te gaan. Die zou wel veilig onder de grond zitten. Hij ging zelf maar eens rustig nadenken...
Hij bedacht dat als hij naar de leeuwen keek, hij die bijna niet kon zien. Maar als de leeuwen naar hem keken, dat heel anders was. Hij stond eigenlijk altijd maar in het groene gras en had over zijn hele lijf zwarte en witte strepen. Dat valt natuurlijk heel erg op. Hij had, zo bedacht hij, van alle dieren op de vlakte eigenlijk de aller slechtste kleuren. Zwart en wit. Niks, helemaal niks hier om hem heen was zwart en wit. Als een leeuw zijn ogen maar half open deed dan zag hij Zoeloe al staan in dat zwart-witte pak van hem tegen een groene achtergrond. ‘Waarom ben ik zwart en wit?’ vroeg hij een dikke olifant die voorbij kwam lopen. ‘Omdat je een zebra bent’ zei de olifant. En dat viel natuurlijk niet te ontkennen, maar het was ook een antwoord waar Zoeloe helemaal niets aan had. Gingen die roofvogels nou maar eens weg, dan kon hij het Kambi vragen. Zoeloe at die ochtend veel en dacht veel na. Ik ben maar een raar zwart-wit-beest, dacht hij.
Iedere leeuw ziet me direct staan. Het lijkt alsof die strepen zeggen: eet me op, eet me op. Was ik maar zoals de boomslang, want die is net zo groen als de blaadjes van de boom, of als de leeuwen, net zo bruin en zwart als het dorre gras aan de rand van de vlakte en de schaduw... Dan kun je je verstoppen. En toen ineens kwam het idee. Zoeloe vond het gek dat hij het niet eerder verzonnen had, maar dat is vaak zo met écht goede ideeën. HIJ MOEST GROEN WORDEN. Als Zoeloe nou gewoon eens zo groen zou zijn als het gras waarop hij graasde, dan zou hij voor de leeuwen helemaal onzichtbaar zijn. Hij moest gewoon dezelfde truc toepassen als de leeuwen zelf. Niks zwart-wit. Groen. Zoeloe maakte een blij sprongetje. Hij was er ook trots op dat hij het helemaal zelf verzonnen had. Er was nog wel één probleempje: hoe moest hij groen worden? Hoe had die boomslang dat gedaan bijvoorbeeld? Hij ging het zeker niet aan die slang vragen, want slangen zijn van die giftige beesten. Dus hij moest gewoon wachten tot Kambi er weer was. Hij ging niet vertellen waarom hij groen wou worden; dat was zijn goede geheime idee. Alleen maar vragen HOE je groen kan worden en dan zou Kambi zeggen: ‘Goeie vraag’ en het hem vast vertellen. Nou moest alleen die roofvogel nog weg.
…… -5-
ß
H
ß ß
et duurde tot de volgende ochtend voor de lucht weer helemaal veilig was voor Kambi om naar buiten te komen. Hij had honger na een dagje in het hol en had gelukkig al heel snel een duizendpoot gevonden die hij heerlijk op kon eten. Toen hoorde hij van uit de verte zijn naam al. Het was Zoeloe die er aan kwam gerend. ‘Goedemorgen stokstaartvriend’ riep die al van verre. ‘Ik heb een leuke vraag voor je. Echt een leuke vraag..’ ‘Vraag eerst maar eens hoe het met me gaat. Hoe het met me is na een hele dag onder de grond zitten door zo’n stomme roofvogel.’ ‘Oh sorry, ja, hoe is het met je?’ ‘Goeie vraag Zoeloe. En leuk ook dat je het vraagt. Maar dank je. Het is goed met me. En met jou?’ Zoeloe hoorde de vraag niet eens. Hij wilde zo gauw mogelijk zijn belangrijke vraag stellen. Nu meteen.
‘Wat ik graag wil weten Kambi... wat ik heel graag wil weten... hoe word ik groen?’ ‘Goeie vraag’ zei Kambi, maar dat wist Zoeloe al. ‘Hoe jij groen moet worden...’ Zoeloe knikte heftig en was helemaal opgewonden. ‘Nou, dan moet je proberen zoveel mogelijk warmte van de zon op te vangen. Echt zoveel mogelijk. Dat kost je helemaal niets en het werkt écht.’ ‘Hé dankje Kambi. Je bent een echte vriend. Ik ga het direct proberen. Smakelijk verder hier hè en tot morgen.’ Zoeloe was blij met zijn vriend. Kambi wist écht veel en onze zebra wist nu wat hij ging doen. Midden in de grote vlakte ging Zoeloe op zijn rug liggen. Hij spreidde zijn poten zo wijd mogelijk uit en liet de zon zijn werk doen.
‘Ben je ziek?’ vroeg een struisvogel die langs kwam scharrelen. ‘Nee, ik word groen!’ riep Zoeloe. ‘En stoor me niet’ Struisvogel, die zelf niet heel slim was, wist zeker dat deze zebra gek geworden was. Een zonnesteek of zo. Hij liep hoofdschuddend verder. Toen die avond Zoeloe naar het waterplasje liep om naar zijn spiegelbeeld te kijken was hij vreselijk opgewonden. Hoe groen zou hij zijn? Hij keek in het water en zag tot zijn schrik gewoon een zwart-witte zebra. Hoe kon dat nou?
ß D
ß -6… …
e dagen die volgden stond Zoeloe vroeg op, at dan gauw wat gras en ging vervolgens weer plat in de zon liggen. Alle beesten van de vlakte waren al eens langs geweest om bezorgd te vragen of het goed ging. Het ging goed. Het enige was, dat Zoeloe elke avond als hij bij de waterpoel naar zijn spiegelbeeld staarde, eigenlijk geen verschil zag. Toen hij de vijfde dag wat was gaan drinken bij de waterpoel kwam hij Kambi tegen. ‘Hoi Kambi, heb je nog meer tips om groen te worden? Want dit is niet genoeg hoor.’ ‘Leuke vraag. Je moet zorgen dat je de warmte binnenhoudt. Zorgen voor één, twee, misschien wel drie lagen, zodat je nergens warmte kwijt raakt.’ ‘En moet ik nog steeds zoveel mogelijk zonlicht opvangen?’ vroeg Zoeloe, die het nu wel ingewikkeld vond worden. ‘Klopt’ riep Kambi en hij holde weg, want hij dacht dat er een grote vogel verderop in de boom zat.
Zoeloe wist wat hem te doen stond. Hij rolde zich bij de poel door de modder en liet dat lekker opdrogen in de zon. Toen rolde hij weer door de modder en later, toen ook die modder droog was, deed hij het nog een derde keer. Met zijn vieze modderlijf ging hij vervolgens weer in de zon liggen. Hij stonk een beetje maar hij had wél drie laagjes. De modder werd zo hard, dat je hem hoorde kraken als Zoeloe bewoog. ‘Wat doe jij nou?’ hoorde Zoeloe een giraffe vanuit de hoogte zeggen. ‘Ik word groen.’ ‘Nou, voorlopig word je vooral bruin en grijs met al die modderbaden van je. En ehh, je stinkt een beetje. Ik ruik het hier boven nog.’ ‘Nou, dat is maar tijdelijk hoor,’ zei Zoeloe. ‘Als ik straks groen ben, laat ik die modderlaagjes achterwege.’
Giraffe flapperde met zijn oren. Hij vond het maar een raar verhaal en liep verbaasd op zijn hoge poten weg richting de bomen. En Zoeloe? Zoeloe bleef liggen. Pas toen het bijna donker werd stond hij op. De harde modder knapte als klei en viel om hem heen op de grond. En tot zijn grote verbazing zag hij onder die modder gewoon een zwart-wit-gestreept vel. Hij liep naar de poel en zag in het water een verbaasd, vies maar ook zwart-witgestreept beest. Nog geen streepje groen. Hij ging verdrietig slapen en werd die nacht twee keer wakker van brullende leeuwen. Gelukkig best ver weg.
ß … -7…
K
ß ß
ambi, misschien zeur ik een beetje en ik heb het ook al eerder gevraagd natuurlijk. Maar ehh, heb je misschien nóg een tip om groen te worden?’
Kambi keek Zoeloe verbaasd aan. Nog een tip... Nou hij had er nog wel een paar. Maar waarom wilde zijn Zebra-vriend eigenlijk groen worden? Hij besloot het niet te vragen. Antwoorden vond hij namelijk veel leuker. ‘Je mag het altijd vragen Zoeloe.’ En ik heb nog wel een idee voor je. Zie je die grote rotsblokken daar in de verte? Die liggen overdag altijd lekker in de zon warm te worden. Die warmte moet je gebruiken als het kouder wordt. Bijvoorbeeld in de nacht. Dat werkt écht.’ Vooral die laatste woorden klonken goed, vond Zoeloe: Dat werkt écht. Hij was weer heel blij met zijn stokstaartvriend en ook eigenlijk wel blij dat hij nu iets voorstelde waarvoor hij niet door de modder hoefde te rollen. ‘Dank je Kambi. Ik ga het direct proberen. Wat zijn er toch veel dingen die je kunt doen om groen te worden.’
Zoeloe dacht dat hij nu een heel gemakkelijke opdracht had gekregen, maar die avond merkte hij dat het toch niet meeviel. De pootjes van een zebra doen het heel goed op gras, op de stoffige paadjes en zelfs in de modder bij de poel. Maar lopen op rotsblokken, dat kun je er eigenlijk niet mee. Al op het allereerste rotsblok waar Zoeloe opklom, gleed hij enorm uit en kwam er languit op te liggen. Hij besloot maar niet verder te gaan, vouwde zijn voorpoten onder zijn hoofd en probeerde op de harde ondergrond in slaap te vallen. De rots was inderdaad heel warm nog. Onze Zoeloe voelde hoe de warmte vanuit de rots langzaam zijn lijf in ging en als hij zo in het donker naar zijn voorpoten keek, dacht hij toch écht dat ze al een beetje groen werden. Niet heel erg groen nog, maar hij dacht toch wél iets te zien. Die nacht droomde Zoeloe voor het eerst niet over leeuwen. Hij had een warme droom over groene giraffen, groene buffels en groene stokstaartjes, die allemaal vrolijk lachend over de vlakte liepen. Hij hoorde hoe hij in zijn droom iets riep over dat je zaken niet zwart wit moet zien en hoorde hoe alle dieren voor hem klapten. Maar de teleurstelling toen hij wakker werd was groot...
… -8… ß
Z
ß
oeloe keek naar zijn voorpoten. Die waren zwart en wit. Hij keek naar zijn buik. Die was wit. Hij keek naar zijn lange staart: die was zwart en wit gestreept en de grote pluim die er aan hing was gewoon zwart. En toen hij zich voorzichtig van de rots had laten glijden en stevig op het gras stond, zag hij dat ook zijn achterpoten nog gewoon zwart-wit waren. Hij was bang dat ook dit niet gewerkt had. En hoewel hij eigenlijk al wel wist wat hij ging zien, liep hij toch even naar de kleine waterpoel verderop. Zijn spiegelbeeld liet een zebra zien. Zwart en wit. Naast hem stond een oude giraffe die haar voorpoten in spagaat zette, zodat ze beter bij het water kon met haar lange nek. Ze zag de teleurstelling bij Zoeloe. ‘Hé zebra, wat is er aan de hand? Vind je het water niet lekker of zo? Of ben je je vriendjes kwijt?’ De giraffe klonk wat uit de hoogte, maar wel heel erg vriendelijk en Zoeloe besloot zijn verdriet dus maar met hem te delen. ‘Ik wil zo graag groen zijn weet je. En dat lukt maar steeds niet. En daar word ik boos van en ook een beetje verdrietig.’
‘Maar zebra, of nee, hoe heet je?’ ‘Zoeloe.’ ‘Zoeloe, dit water wat jij hier in het poeltje gebruikt, dat is regenwater, wat de afgelopen dagen gevallen is. Als jij groen wilt worden, dan doe je het heel erg goed, door juist dit regenwater te gebruiken. Dus sta hier nou niet een beetje verdrietig te zijn. Dat is nergens voor nodig.’ Kijk dat waren woorden die Zoeloe nodig had na een nachtje liggen op die harde rots. Dit water hielp dus ook al. Hij bedankte de giraffe wel twee keer en bleef vervolgens nog lang met zijn poten in de poel staan. Ondertussen zag je Zoeloe de hele dag naar het water staren, met daarin zijn zwart-witte spiegelbeeld. Word ik al groener, word ik al groener. Hij dacht even een groen vlekje te zien, maar dat bleek een kikker die door het water zwom. Toen Zoeloe uiteindelijk zijn pootjes één voor één uit het water tilde om te kijken of ze in het water wellicht groen waren geworden, was de teleurstelling groot. Ze waren vies en nat, maar zeker niet groen. Hij besloot terug te lopen naar zijn rotsblok, om die truc nog maar een keer te proberen. Daar had hij in ieder geval heel mooi gedroomd. En dan morgen maar weer aan Kambi vragen.
-9…… ß
Z
ß
oeloe had weer mooi gedroomd op zijn warme rots. De lucht wordt heel snel kouder of warmer, maar bij zo’n groot rotsblok gaat dat heel erg langzaam. Zo had hij het lekker warm gehad in de afgelopen nacht, waarin de lucht flink was afgekoeld.
Toen hij richting de grote vlakte liep om weer lekker wat gras te eten kwam hij Kambi tegen die direct naar hem toe kwam rennen. ‘Lang niet gezien vriend, hoe is het met je? Ben je al groen? Zoeloe schudde zijn hoofd en ondertussen dacht hij diep na. ‘Waarom vroeg Kambi nou of hij groen was. Je kon toch zien dat hij niet groen was. Dat hij nog steeds die stomme zwart-witte strepen had, waardoor elke leeuw hem als lekker hapje in het groene gras zag staan. Misschien was Kambi wel kleurenblind en durfde hij dat niet te vertellen. Zoiets moest het zijn en dat was eigenlijk best erg natuurlijk. Zoeloe besloot er maar niet over te beginnen en zei: ‘Ja hoor vriend, ik ben al behoorlijk groen. Maar heb je nog tips om nog net een beetje groener te worden. Dat zou heel fijn zijn.’ ‘Goeie vraag hoor, laat me denken. Had je al iets met regenwater geprobeerd?’
‘Ja, sorry, die tip had ik van de giraffe gekregen. Maar dat hielp niet echt heel veel. Heb je niets beters?’ ‘Tja... ik vind je al best groen hoor’ zei Kambi ‘Maar wellicht kun je nog iets doen met lucht. Dat je de warmte uit de lucht die uitgeblazen wordt eruit haalt en gebruikt voor de lucht die binnenkomt. Om die al wat op te warmen.’ Zoeloe luisterde wel, maar dit klonk wel écht vreemd. Warmte uit de uitgeblazen lucht halen. Maar hoe doe je dat dan? En zou je daar dan écht groen van worden. Van dat groen dat je haast onzichtbaar maakt voor de leeuwen. Hij vroeg het maar niet aan Kambi. Die durfde immers niet eens te zeggen dat hij kleurenblind was..’ ‘Dank je Kambi. Goeie tip. Ik ga kijken wat ik er mee kan, tot gauw.’ En weg liep Zoeloe. Ik kan natuurlijk door een bosje droog gras uitademen. Dat wordt dan warmer. Als ik dan ook weer door de grasbos inadem, dan moet het werken. Maar hij schudde met zijn grote kop. Hij ging het maar niet proberen. Het was een kleuradvies van een vriend die zelf helemaal geen kleuren zag immers.
-10……… ß
D
ß ß
ie middag zag Zoeloe een grote blauwe vogel boven de vlakte vliegen in de richting van het hol van Kambi. Hij wist niet helemaal zeker of Kambi het gezien had, dus hij besloot gauw die kan op te rennen. Daar ben je ook vrienden voor; om elkaar te waarschuwen. Dat zou Kambi ook gedaan hebben wist hij. ‘Pas op Kambi, pas op. Er hangt een enge vogel ik de lucht.’ Kambi keek hem verbaasd aan. ‘Die blauwe bedoel je? Of die met die grote gele snavel daar in de boom? Of die mooie groene verderop met hun oranje snaveltjes. Daar hoef ik allemaal niet bang voor te zijn hoor. Die hebben geen eng krom snaveltje. Die eten fruit en zaadjes. Maar lief dat je me waarschuwt.’ Zoeloe was er stil van. Want die vogel verderop had écht een gele snavel en de vogels verderop waren inderdaad groen met oranje snavels. Maar hoe wist Kambi dat? Die was toch kleurenblind… ‘Kambi; mag ik iets vragen?’ ‘’Tuurlijk. Leuk.’ ‘Kambi; wat voor een kleur ben ik?’
‘Goeie vraag. Jij bent niet écht een kleur. Je bent zwart en wit gestreept. Net als alle zebra’s.’ ‘Maar, maar… Je zei gisteren nog dat ik groen was Kambi. Ben je kleurenblind?’ ‘Nee, gek. Natuurlijk ben ik niet kleurenblind en natuurlijk ben jij niet groen. Je bent gewoon een zwart witte zebra.’ ‘En gisteren dan?’ ‘Gisteren ook!’ En ineens snapte Kambi het. Ineens snapte Kambi waarom hij en zijn zebravriend elkaar niet begrepen. En hij moest daar heel, heel hard om lachen. ‘Lieve Zoeloe’ zei Kambi tussen het lachen door, ‘ik bedoel met groen iets heel anders dan dat jij bedoelt.’ ‘Iets anders dan groen?’ Zoeloe snapte er niets meer van en besloot naar rustig even te wachten tot Kambi uitgelachen was voor hij die belangrijke vraag stelde… ‘Hoe kun je nou iets anders met groen bedoelen?’
-11…ß … K
ß
ambi was altijd een beetje haastig, maar nu besloot hij maar eens even alle tijd te nemen om antwoord op Zoeloe’s vraag te geven. Want het was, zo zei hij ook meteen, een hele goede vraag.
‘Als je je druk maakt over hoe de vlakte, de bomen, de rivier, wij beesten en alles er over honderd jaar uitziet, dan zeggen ze dat je groen bent. Dus als je zuinig bent met water, ben je groen. Als je zuinig bent met warmte, zuinig bent met ruimte en met spullen waarvan er niet heel veel zijn, dan ben je groen’ zei Kambi. ‘Dus, ehh, toen ik vroeg hoe ik groen moest worden…’ zei Zoeloe tussendoor. ‘Toen jij vroeg hoe je groen kunt worden, toen dacht ik dat je beter voor de omgeving wilde zorgen. Dat je ervoor wilde zorgen dat we heel zuinig zijn met de aarde waarop we leven en dat vond ik heel erg goed van je. Daarom heb ik je ook allemaal tips gegeven. Want écht, als je veel warmte van de zon gebruikt is dat beter voor de aarde. En ook regenwater en die opgewarmde steen, helpen écht. Ik kon toch niet verzinnen dat jij een groene vacht wilde hebben.’
Kambi moest weer een beetje lachen, maar hield daar gauw mee op toen hij zag dat Zoeloe juist steeds verdrietiger werd. ‘Maar wat is er nou Zoeloe? Het is toch mooi dat jij zo goed voor de aarde zorgt?’ ‘Ja dat is vast heel erg mooi’ zei Zoeloe ‘maar ik wil dus gewoon groen worden. Mijn vacht, mijn velletje, mijn buitenkant en dat lukt dus helemaal niet op jouw manier.’ Dat moest Kambi toegeven. Hij had goede tips gegeven voor een groenere wereld, maar geen enkele tip voor een groene zebra en nu hij er zo over nadacht wist hij er daarvoor ook eigenlijk niet één. En hoewel Kambi veel meer van de antwoorden dan van de vragen was, besloot hij nu dan toch maar die ene belangrijke vraag te stellen. ‘Maar waarom wil je eigenlijk groen zijn?’ Zoeloe zuchtte. ‘Wil je het écht weten?’ Ja, Kambi wilde het écht weten.
Z
ß … -12ß …
oeloe vertelde zijn hele verhaal. Hoe bang hij was voor de leeuwen en hoe Kambi hem verteld had, dat hij vooral goed na moest blijven denken om iets tegen de leeuwen te doen. Hoe hij gezien had, dat je leeuwen dus haast niet kunt zien, door de handige kleur die ze hebben. En hoe hij toen verzonnen had dat hij ook een handige kleur zou moeten hebben om niet meer op te vallen…
ß
‘Daarom wilde ik groen worden.’ Kambi knikte begrijpend en schaamde zich een beetje voor alle misverstanden. ‘Weet jij Zoeloe wanneer de leeuwen jagen? Wanneer ze op zoek gaan naar een lekkere zebra.’ Zoeloe schrok een beetje van die woorden ‘lekkere zebra’, maar moest ook toegeven dat hij het antwoord niet wist. ‘Leeuwen jagen in de nacht Zoeloe. Daarom zie je ze overdag ook altijd slapen. Pas als de zon ondergaat worden de leeuwen weer wakker.’
‘Ja, en?’ vroeg Zoeloe die niet helemaal begreep waarom Kambi dit verhaal nu ging vertellen. ‘In de nacht heeft niets een kleur Zoeloe. In de nacht is alles grijs en zwart. Jij, het gras, de bomen, alles! Jij hoeft helemaal niet groen te worden, want leeuwen zien als ze jagen nooit kleuren. Je bent perfect Zoeloe; echt perfect.’ En terwijl Kambi dat laatste zei, omarmde hij een voorpoot van zijn zwart-witte vriend. Zoeloe zuchtte diep. Hij dacht aan de dagen dat hij languit in de zon had gelegen, het vieze modderbad en aan de nachten op de harde rots. Het was allemaal voor niets geweest. Of toch niet helemaal voor niets natuurlijk, want het was dus goed voor de aarde. Groen. Hij was een zwart-wit beest dat groen was. Nu kon hij er zelf ook wel om lachen. Zeker als hij dat kleine stokstaartvriendje van hem zag, dat zijn voorpoot zo innig omhelst. ‘Je bent mijn grote vriend’ zei hij zachtjes. ‘En jij mijn groene’ lachte Kambi. En zo was het.
ß … ß… UIT! Dit boekje over Zoeloe is uit. Papa’s, mama’s, opa’s en oma’s kunnen echter nog verder lezen door het boekje om te keren. Daar vertellen we hetzelfde verhaal nóg een keer. Maar dan saai…