6
OP WEG NAAR BIJNA-ENERGIENEUTRAAL BOUWEN IN 2021
Europa wil dat in 2021 alle nieuwe gebouwen ‘bijnaenergieneutraal’ zijn. In de aanloop naar 2021 moeten de lidstaten diverse stappen nemen om nieuwbouwwoningen doorgedreven energiezuinig te maken. Welk pad stippelt Vlaanderen nu uit op vlak van energiezuinig (ver)bouwen om deze doelstellingen te halen? Hoe vult onze overheid het begrip bijna-energieneutraal in? En wat betekent dit in praktijk? We brachten de vooropgestelde eisen in kaart en toetsten deze af aan de ervaringen van onze bouwbedrijven op vlak van ver doorgedreven energiezuinig bouwen vandaag. Hoe ver staan we al? En welke weg moeten we nog afleggen? Wat zijn mogelijke hindernissen? En wat kan het beleid ondernemen om een aantal mogelijke struikelblokken weg te werken?
werden strenger. Bovendien legde de overheid intussen ook eisen op aan de manier waarop gebouwonderdelen op elkaar zijn aangesloten, de zogenaamde bouwknopen. Daarnaast kwam er nog een bijkomende eis op de proppen, en dat op vlak van nettoenergiebehoefte. Dit alles zorgde er voor dat de manier waarop we (ver)bouwen een sterke evolutie kende de afgelopen 7 jaar. Toch is dit nog maar het begin naar de Europese doelstelling om bijnaenergieneutraal te bouwen.
1. Waar wil het beleid naar toe?
Er zijn zes types installaties waarin je kan investeren om aan de nieuwe verplichting op vlak van hernieuwbare energie te voldoen. Bovendien moet je installatie ook aan een aantal kwalitatieve voorwaarden voldoen (zie tabel). Voor een eengezinswoning moet je minstens één van die installaties toepassen én moet je deze in de juiste verhouding voorzien. Kies je bijvoorbeeld voor een zonneboilerinstallatie in een woning met een bruikbare vloeroppervlakte van 200 m², dan moet je minstens 4 m² zonnecollectoren voorzien op je dak. Ook voor de andere installaties gelden bij eengezinswoningen kwantitatieve voorwaarden (zie tabel).
1.1 De beleidsstappen naar 2021 Wat voorafging Nog even ter herinnering. In 2006 werd de EPB-regelgeving van kracht in Vlaanderen. Sindsdien was het onder meer nodig om voor elke nieuwe woning de isolatiegraad – het zogenaamde K-peil – te berekenen en om ook de globale energiescore te bepalen, het zogenaamde E-peil (rekening houdend met ook technieken, ventilatie…). Hoe lager deze peilen, hoe energiezuiniger de woning. In de beginperiode legde de regelgeving onder meer op dat nieuwe woningen maximaal een E-peil van 100 en een K-peil van 45 mochten halen. Daarnaast waren er ook eisen op vlak van ventilatie en eisen voor specifieke gebouwonderdelen (de zogenaamde minimale R- en maximale U-waarden), en dat zowel voor renovatie als voor nieuwbouw. Gaandeweg volgden strengere eisen én breidde Vlaanderen ook het aantal eisen uit. Intussen mogen nieuwbouwwoningen waarvoor de vergunningsaanvraag in 2012 of 2013 werd ingediend nog een maximaal E-peil van 70 hebben, en een maximaal K-peil van 40. Zo moet een nieuwbouwwoning vandaag zowat 30% energiezuiniger zijn dan in 2006. Ook de specifieke eisen voor gebouwonderdelen
De eerstvolgende stap: 1 januari 2014 Vraag je een stedenbouwkundige vergunning aan voor een nieuw woongebouw na 31 december 2013, dan mag het E-peil maximaal E60 bedragen. Bovendien moet je in zo’n nieuw woongebouw ook een installatie voorzien die hernieuwbare energie produceert, zoals een zonneboilerinstallatie of warmtepomp.
Voor meergezinswoningen, kantoren of scholen kan je diverse installaties op hernieuwbare energie combineren. Daarbij moet je er wel voor zorgen dat de combinatie minstens 10 kWh per m2 bruikbare vloeroppervlakte per jaar aan hernieuwbare energie oplevert. Kies je niet voor hernieuwbare energie of voldoet je installatie niet aan de voorwaarden, dan moet het E-peil van je gebouw minstens 10% beter scoren dan de maximumeis. Voor woongebouwen met vergunningsaanvraag in 2014 betekent dit dat je ofwel investeert in hernieuwbare energie, of een E-peil haalt van maximaal E54 (E60 min 6 E-peilpunten).
DOSSIER: OP WEG NAAR BIJNA-ENERGIENEUTRAAL BOUWEN IN 2021
43
BOUWUNIE JAARVERSLAG 2012
EENGEZINSWONING (ÉÉN VAN DE MAATREGELEN OF E-PEIL -10%) Systeem
Kwalitatieve voorwaarde
Kwantitatieve voorwaarde
Zonneboiler
Helling: tussen 0° en 70° Oriëntatie: oost – zuid – west
Oppervlakte van de collector is minstens 0,02 m2 per m2 bruikbare vloeroppervlakte van de woning
PV-installatie
Helling: tussen 0° en 70° Oriëntatie: oost – zuid – west
De opbrengst (zoals berekend volgens EPBberekeningsmethodiek) is minstens 7 kWh (vanaf 2016: minsten 10 kWh) per m2 bruikbare vloeroppervlakte van de woning.
Biomassa
Rendement, volgens K.B. van 12/10/2013 > 85% Emissieniveaus (CO en fijn stof) < grenswaarden uit fase III van K.B. van 12/10/2010.
Toegepast als hoofdverwarming (dekt minstens 85% van de warmtevraag)
Warmtepomp
Seizoensprestatiefactor (SPF) > 4 (zoals berekend volgens EPB-berekeningsmethodiek)
Toegepast als hoofdverwarming (dekt minsten 85% van de warmtevraag)
Stadsverwarming en- koeling
Minstens 45% uit hernieuwbare energiebronnen
Participatie in project voor productie van hernieuwbare energie, waarvoor de vergunningen verleend werden
Project produceert minstens 7 kWh per m2 bruikbare vloeroppervlakte van alle participaties samen
Participatie bedraagt minsten 20 € per m2 bruikbare vloeroppervlakte van de woning
na 01/01/2014 Vanaf 2014 moeten nieuwe eengezinswoningen over minstens één van bovenstaande installaties voor hernieuwbare energie beschikken.
Nog een stapje verder: het kostenoptimum In de aanloop naar 2021 legt de EPBD op dat nieuwe gebouwen minstens moeten voldoen aan het kostenoptimaal niveau van energie-efficiëntie. Dit betekent dat het maximale E-peil in Vlaanderen vanaf dan niet hoger mag liggen dan het economisch optimale E-peil. Dat economisch optimale E-peil wordt bepaald op macro-economisch vlak (dus met de maatschappelijke kosten meegerekend), en rekening houdend met de totale actuele kost over 30 jaar. Dit betekent dat álle kosten van een gebouw in rekening gebracht worden over hun economische levensduur (30 jaar), dus niet alleen de investeringskost maar ook het onderhoud, de vervangingskosten, het verbruik…
Op basis van de resultaten uit de eerder vermelde studie overweegt de overheid nu om het kostenefficiënt niveau voor woongebouwen vast te leggen op E30. Een bijna-energieneutrale woning zou in Vlaanderen dus een E30-woning zijn, al is daarover nog niet definitief beslist.
Om dit economisch optimum voor woongebouwen te bepalen, liet de Vlaamse overheid een studie naar het kostenoptimaal niveau uitvoeren. Daarbij bekeken onderzoekers voor een aantal referentiewoningen en –appartementen wat de impact was op het E-peil en op de totale actuele kost van meer dan 100.000 maatregelenpakketten of manieren om deze wooneenheden te realiseren in praktijk. Op basis van deze studie denkt de Vlaamse overheid er nu aan om E50 als kostenoptimaal E-peil vast te leggen voor woongebouwen. Dit betekent dat woningen vanaf 2015 opnieuw een stukje energiezuiniger moeten zijn.
Een case study Bouwunie bekeek in samenwerking met bouwbedrijf Qubo wat deze evolutie kan betekenen in praktijk. We kozen een doorsnee halfopen bebouwing, zoals die vaak voorkomt in Vlaanderen (plannen en gevels, zie pag. 46). Initiële prijs van de woning is € 200.000. Belangrijke opmerking hierbij is echter dat je de resultaten niet zonder meer mag veralgemenen. In de studie vertrekken we van een voorbeeldwoning met een specifieke oriëntatie en layout. Iedere woning is uniek, heeft een ander plan en oriëntatie. Gezien oriëntatie en daarbij ook het gevelplan een grote invloed hebben op het E-peil is het niet mogelijk om de resultaten van dit onderzoek zonder meer over te nemen voor andere projecten. Het geeft anderzijds wel een goede indicatie van welke ingrepen een positieve invloed hebben op het E-peil van een woning. We vertrekken bij dit onderzoek van een E100-voorbeeldwoning uit een voorgaande studie.
In de laatste rechte lijn naar 2021 Tegen 2021 moeten nieuwe gebouwen bijna-energieneutraal zijn. Meer concreet stelt Europa dat gebouwen op dat moment het meest kostenefficiënt niveau moeten halen.
BOUWUNIE JAARVERSLAG 2012
44
Om de evolutie naar bijna-energieneutraal bouwen geleidelijk aan te laten verlopen, voorziet de overheid bovendien best nog enkele tussenstappen.
1.2 Wat betekent dit nu in praktijk?
DOSSIER: OP WEG NAAR BIJNA-ENERGIENEUTRAAL BOUWEN IN 2021
Van E100 naar E70 Van deze woning berekenden we eind 2010 al hoe we deze woning op een kostenefficiënte manier konden bouwen als E100woning (met K-peil van maximaal 45) en als E70-woning (met K-peil van maximaal 40). We baseerden ons toen uiteraard op het toenmalige eisenpakket. Dit betekent dat we rekening hielden met de toenmalige maximale U- en minimale R-waarden voor de gebouwcomponenten, en dat we de bouwknopen nog niet in rekening brachten. Om deze woning 30% energiezuiniger te maken, namen we in de eerste plaats maatregelen op vlak van isolatie. We kozen beter isolerend materiaal, dat we bovendien in een grotere dikte plaatsten. Daarnaast lieten we een luchtdichtheidsmeting uitvoeren. Dit leverde een lagere en dus betere waarde op dan de standaardwaarde van 12 m³/hm², hoewel we geen maatregelen namen om luchtdichter te bouwen. Op vlak van technieken optimaliseerden we het ventilatiesysteem door te kiezen voor vraaggestuurde ventilatie. Verder voorzagen we een condensatieketel in plaats van een hoogrendementsketel. Door dit pakket maatregelen steeg onze initiële investeringskost met € 6.700. Van E70 naar E50 Intussen gingen we nog een stapje verder. We bekeken hoe we van deze woning op een kostenefficiënte manier een E50-woning mét een installatie op hernieuwbare energie konden maken. Zo zou de woning niet alleen voldoen aan de eisen van 2014, maar ook al klaar zijn voor de volgende stap. Daarbij moesten we uiteraard ook rekening houden met de strengere eisen voor gebouwcomponenten en brachten we de bouwknopen in rekening. Om aan deze nieuwe eisen te voldoen moesten we de isolatiegraad verbeteren. Daarom voorzagen we niet alleen een grotere isolatiedikte, maar kozen we ook performantere isolatiematerialen. Ook voor de deur en poort opteerden we voor een betere energieefficiëntie. Verder besteedden we extra aandacht aan de uitvoering van de bouwknopen, om zo weinig mogelijk koudebrugwerking
te hebben. Omwille van de grotere isolatiedikte moest de funderingsaanzet bovendien breder zijn. Deze aanpassing op niveau van de fundering bracht uiteraard ook een meerkost met zich mee. Door beter te isoleren steeg de oververhittingsfactor echter boven de drempelwaarde. Dit betekent dat het te vaak te warm zou worden in de woning. Om oververhitting te vermijden kan je bijvoorbeeld zonwering voorzien, wat in dit project een meerkost van € 2.000 zou betekenen. Om de kosten in te perken kozen we een alternatieve oplossing, met name een lagere g-waarde of zonnetoetredingsfactor voor de beglazing. Deze laatste heeft echter een ander, negatief effect op de energiehuishouding. Er komt namelijk niet alleen minder zonnewarmte binnen op warme dagen, maar ook op koude dagen. We kunnen in de winter dus ook minder genieten van de gratis warmte van de zon. Hoe beter je isoleert, hoe belangrijker het wordt om luchtdichter te bouwen. Daarom bouwden we het buitenschrijnwerk in multiplex kaders in, die we met speciale luchtdichtheidsslabben en –folies luchtdicht aansloten op de muren. Verder zorgden we voor een zorgvuldiger uitvoering van het pleisterwerk, en namen we enkele kleine ingrepen om de luchtdichtheid te verbeteren. Bij de luchtdichtheidsmeting leverde ons dit een luchtdichtheidswaarde van 4 m³/hm² op, goed voor een verlaging van het E-peil met 4 punten tegenover de E70-versie. Bij de technieken kozen we voor een energie-efficiënter ventilatiesysteem, met name een systeem D met een goede energieperformantie. Verder kozen we voor een energiezuiniger verwarming, door te kiezen voor verwarming op lagere temperatuur. Tot slot plaatsten we een zonneboilerinstallatie, waarmee we ook een minimum aandeel hernieuwbare energie voorzagen én het E-peil nog verder lieten zakken. Deze inspanningen waren samen goed voor een meerkost van € 12.280 tegenover de E70-versie van de woning. Dit is bijna dubbel zoveel dan de meerinvestering om van E100 naar E70 te gaan. Deze exponentiële groei is een logisch gevolg van het feit dat het bij lagere E-peilen steeds moeilijker wordt om nog verder te gaan.
DOSSIER: OP WEG NAAR BIJNA-ENERGIENEUTRAAL BOUWEN IN 2021
45
BOUWUNIE JAARVERSLAG 2012
Van E50 naar E30 Tot slot gingen we ook na hoe we deze woning ‘2021-proof’ konden maken. Daartoe plaatsten we nóg dikkere isolatie en deden we nog enkele bijkomende ingrepen op vlak van luchtdichtheid. Omwille van het dikker isolatiepakket in het hellend dak, moesten we nu ook het daktimmerwerk aanpassen. Ook deze keer kwam er dus een onrechtstreekse meerkost binnensluipen. Om aan de eis op vlak van hernieuwbare energie te voldoen schrapten we de zonneboilerinstallatie en kozen we voor een PV-installatie. PVpanelen doen het E-peil namelijk drastisch zakken. Deze combinatie van maatregelen leverden opnieuw een meerkost op van € 22.395 tegenover de E50-versie. In vergelijking met onze gelijkaardige woning van 7 jaar geleden, betekent dit een meerinvestering van € 41.375 of een stijging van de kostprijs met meer dan 20%.
Enkele conclusies Hoe lager het E-peil, hoe moeilijker en dus prijziger het wordt om het E-peil nog verder te verlagen. Een grondige berekening van het E-peil in een vroege fase van het ontwerp is bovendien erg belangrijk. Zo kan je namelijk verschillende scenario’s simuleren en de impact op de kostprijs analyseren. Ieder project is namelijk uniek, omwille van oriëntatie, omgevingsfactoren, compactheid, ontwerp… en de invloed van deze factoren op het E-peil is substantieel. Het zoeken naar de meest optimale situatie, en zo kostprijs versus E-peil afwegen is een complexe en intensieve oefening, die zo vroeg mogelijk in het bouwproces moet starten.
We berekenden de kostprijs van diverse E-peilniveaus van deze voorbeeldwoning. Bron plannen, gevels en doorsnede: Qubo
BOUWUNIE JAARVERSLAG 2012
46
DOSSIER: OP WEG NAAR BIJNA-ENERGIENEUTRAAL BOUWEN IN 2021
HOE OP EEN KOSTENEFFICIËNTE MANIER EEN LAGER E-PEIL HALEN? Voorbeeld van een halfopen bebouwing E-peil
E100
E70
E50
E28
K-peil
K45
K40
K37
K33
netto-energiebehoefte
n.v.t.
n.v.t.
34,99 kWh/m²
28,99 kWh/m²
muurisolatie
4 cm XPS
6 cm PUR
10 cm PUR (merk)
12 cm PUR (merk)
vloerisolatie hellend dak isolatie
4 cm XPS 18 cm MW
4 cm PUR 18 cm MW
6 cm PUR (merk) 18 cm MW (merk)
8 cm PUR (merk) 22 cm MW (merk)
plat dak isolatie
8 cm PUR
10 cm PUR
10 cm PUR (merk)
10 cm PUR (merk)
luchtdichtheid
12 m³/hm²
8 m³/hm²
4 m³/hm²
3 m³/hm²
raamprofielen (PVC, 5 kamers)
U=1,58 W/m²K
U=1,58 W/m²K
U=1,58 W/m²K
U=1,43 W/m²K
dubbele beglazing
U=1,1 W/m²K
U=1,1 W/m²K g = 0,6
U=1,1 W/m²K g = 0,38
U=1,1 W/m²K g = 0,38
poort
met 4 cm XPS
met 4 cm XPS
met 4 cm PUR
met 4 cm PUR
systeem C HR-ketel
vraaggestuurd systeem C condensatieketel met ontwerpretourtemperatuur van 65° C
ventilatie verwarming
sanitair warm water PV-installatie
systeem D met m-factor 1,22 condensatieketel met ontwerpretourtemperatuur van 50° C
via ketel n.v.t.
n.v.t.
via zonneboiler n.v.t.
via ketel ja
bouwkost
€ 200.000
€ 206.700
€ 218.980
€ 241.375
karakteristiek jaarlijks primair energieverbruik (in resp. MJ en kWh)
122.671 MJ 34.075 kWh
89.012 MJ 24.725 kWh
60.912 MJ 16.920 kWh
34.380 MJ 9.550 kWh
Bron: Bouwunie en bouwbedrijf Qubo (www.qubo.be)
DOSSIER: OP WEG NAAR BIJNA-ENERGIENEUTRAAL BOUWEN IN 2021
47
BOUWUNIE JAARVERSLAG 2012
2. En hoe energiezuinig bouwen we vandaag in praktijk? 2.1 De resultaten Sinds de inwerkingtreding van de EPB-regelgeving in 2006 analyseert het Vlaams EnergieAgentschap jaarlijks de stand van zaken op vlak van energiezuinig bouwen. Uit de recentste analyse van februari 2013 blijkt dat we al heel wat stappen gezet hebben. We bouwen steeds energiezuiniger Zo neemt de groep van laagenergiewoningen (woningen met een E-peil lager dan of gelijk aan E60) fors toe. De grafiek hierbij toont welke E-peilen recente nieuwbouwwoningen behaalden, en dat volgens het jaar waarin de EPB-aangifte werd ingediend (wat binnen de 6 maand na ingebruikname moet gebeuren). In 2008, wanneer de eerste ‘EPB-plichtige’ woningen in gebruik genomen werden, was er slechts een marginaal aandeel nieuwe laagenergiewoningen. Kijken we naar de woningen die vorig jaar in gebruik genomen werden, dan is ruim een kwart hiervan al een laagenergiewoning.
Het gemiddelde E-peil voor eengezinswoningen en appartementen, ook volgens indienjaar van de EPB-aangifte (Bron van alle grafieken in hoofdstuk 2.1: ‘EPB – Eerste cijfers & statistiek t.e.m. 2012’, versie februari 2013, Vlaams EnergieAgentschap (VEA) - www.energiesparen.be)
Focussen we op erg doorgedreven energiezuinige woningen, dan zien we dezelfde evolutie. In 2007 en 2008 werden nauwelijks EPB-aangiften ingediend met een E-peil lager dan E40, terwijl in 2012 bijna 7% van de nieuwe woningen zeerlaagenergiewoningen waren. Ook de groep voorlopers groeit met andere woorden van jaar tot jaar. Analyseren we de bouwaanvragen, dan zien we dezelfde evolutie. Meer dan een derde van de bouwers die in 2010 hun bouwaanvraag indiende, koos al voor een laagenergiewoning. Bijna 10% van de bouwers ging daarbij zelfs voor een zeerlaagenergiewoning. Bij de appartementsbouw zien we een gelijkaardige evolutie, al is deze iets minder uitgesproken.
Het E-peil van nieuwe eengezinswoningen per jaar waarin de EPB-aangifte werd ingediend.
BOUWUNIE JAARVERSLAG 2012
48
Het E-peil van nieuwe eengezinswoningen (boven) en appartementen (onder) per jaar waarin de stedenbouwkundige vergunning werd aangevraagd
DOSSIER: OP WEG NAAR BIJNA-ENERGIENEUTRAAL BOUWEN IN 2021
We besteden steeds meer aandacht aan luchtdicht bouwen Luchtdicht bouwen is een efficiënte maatregel om de onbewuste ventilatieverliezen in gebouwen door spleten en kieren te beperken. In de energieprestatieberekening wordt standaard gerekend met een waarde bij ontstentenis voor de luchtdichtheid (12 m³/hm²). In werkelijkheid hebben veel woongebouwen echter een betere luchtdichtheid dan deze standaardwaarde. Door een luchtdichtheidstest kan je die betere luchtdichtheid valideren in de berekening en dus in de EPB-aangifte. Een betere luchtdichtheid kan het E-peil een flink stuk laten zakken.
We kiezen vaker voor hernieuwbare energie Bouwers investeren steeds vaker in hernieuwbare energie. In 2006 was slechts 6% van de nieuwe woongebouwen voorzien van een zonneboiler, warmtepomp en/of PV-installatie. In 2010 ligt dat percentage maar liefst 10% hoger. Voor dat aanvraagjaar 2010 heeft ruim 3% van de woongebouwen zelfs twee hernieuwbare energieinstallaties. De drie maatregelen samen komen echter zelden voor, gezien de grote investeringskost.
In 2006, in de beginperiode van de energieprestatieregelgeving waren luchtdichtheidstests eerder een zeldzaamheid. Amper 4 jaar later lieten meer dan één op vijf van de bouwers die toen een bouwaanvraag indienden een luchtdichtheidstest uitvoeren. Vooral bij eengezinswoningen zijn deze tests populair, goed voor bijna één vierde van de gevallen. Maar ook bij de appartementen vindt de maatregel meer en meer ingang. Bovendien doen de gemeten woongebouwen het met 3.63 m³/hm² drie keer beter dan de standaardwaarde van 12 m³/hm². Het percentage woongebouwen met ofwel een zonneboiler (ZB), ofwel een warmtepomp (WP), ofwel fotovoltaïsche panelen (PV) ofwel combinaties van twee of drie van de toepassingen
2.2 De ervaringen
De grafiek toont in hoeveel procent van de woongebouwen er een luchtdichtheidstest werd uitgevoerd, en dat naargelang het jaar van de EPB-aangifte.
De vinger aan de pols Maar hoe is het nu gesteld met de kennis en ervaring van de bouwprofessionals? Bouwunie legde de vinger aan de pols en stelde aan een kleine 150 leden een aantal gerichte vragen over doorgedreven energiebewust (ver)bouwen in de residentiële sector. De deelnemers zijn actief in uiteenlopende deelsectoren van de bouwsector (zie Illustratie 10). Bovendien is zowat de helft actief op de renovatiemarkt, terwijl de andere helft deels of uitsluitend nieuwbouwprojecten doet (zie Illustratie 11).
In welke sector bent u actief?
Illustratie 10
DOSSIER: OP WEG NAAR BIJNA-ENERGIENEUTRAAL BOUWEN IN 2021
49
BOUWUNIE JAARVERSLAG 2012
Op welke markt bent u actief?
Met welke woningen heeft u ervaring?
Illustratie 11
Geeft u uw klant spontaan info over EPB en energiezuinig (ver)bouwen?
Aannemers aan het woord Het gros van de deelnemende algemene aannemers actief in nieuwbouw heeft al ervaring met laagenergiewoningen (met E-peil lager dan 60), en velen ook met een E-peil lager dan 50. Diverse deelnemers hebben zelfs al ervaring met passiefhuizen (zie Illustratie 12). Hieruit blijkt dat doorgedreven energiezuinig (ver) bouwen al lang geen zaak meer is van enkelingen, zoals ook al bleek in de cijfers hierboven. Bovendien nemen de meeste deelnemers (over alle deelsectoren heen) hun taak ter harte om hun klanten goed te informeren en te adviseren over energiezuinig (ver)bouwen. Twee derde informeert spontaan over de diverse voordelen ervan. Bijna de helft geeft ook spontaan specifieke info over subsidies en de wetgeving (zie Illustratie 13). Toch moeten we hierbij een belangrijke kanttekening maken. De enquête ging namelijk specifiek over energie, waardoor ze voornamelijk heel wat erg geïnteresseerden aansprak. De ruime ervaring van de deelnemers met ver doorgedreven energiezuinig bouwen mag daarom niet zomaar geëxtrapoleerd worden naar de volledige bouwsector. Voordeel is wel dat de antwoorden over wat doorgedreven energiezuinig bouwen nu in praktijk betekent hierdoor grotendeels gebaseerd zijn op reële ervaringen en niet op mogelijke vooroordelen in positieve of negatieve zin.
Ill. 12 en 13: Heel wat deelnemers hebben al ervaring met doorgedreven energiezuinig bouwen en adviseren hun klanten hier ook over
Welke ‘nieuwe’ technieken passen de algemene aannemers nu al toe? Naar de vraag welke maatregelen ze voornamelijk al namen om het E-peil in een woningbouwproject te laten zakken (waarbij meerdere antwoorden mogelijk waren) bleek dat ‘meer isoleren’ met stip op 1 staat, op de voet gevolgd door een aangepaste uitvoering van bouwknopen en meer luchtdicht bouwen, op een gedeelde 2de plaats. Derde voornaamste maatregel is energiezuiniger schrijnwerk voorzien. Daarna volgen maatregelen zoals een luchtdichtheidsmeting laten uitvoeren en een efficiënt ventilatiesysteem kiezen, nog voor investeringen in hernieuwbare energie. Dezelfde hiërarchie zien we ook terugkeren bij de vraag met welke specifieke activiteiten ze zelf ervaring hebben. Ook hier staat goed isoleren op de eerste plaats, met werken zoals een spouwmuur optrekken in diverse fasen, muurisolatie laten aansluiten op dakisolatie, het plaatsen van isolatie in meerdere lagen enz., zaken die meer dan driekwart van de deelnemers zelf doen. Een kwart tot de helft doet diverse inspanningen om ook de luchtdichtheid te verbeteren, zoals slabben of tape en kit plaatsen bij de aansluiting van schrijnwerk op de muur (meer dan de helft), of aandacht besteden aan de luchtdichtheid van de elektriciteit (zowat een derde).
BOUWUNIE JAARVERSLAG 2012
50
DOSSIER: OP WEG NAAR BIJNA-ENERGIENEUTRAAL BOUWEN IN 2021
In 2010 voerde Bouwunie ook al een energie-enquête uit, waarbij we nagenoeg dezelfde vraag voorlegden. Vergelijken we de antwoorden van vandaag met deze van 3 jaar geleden, dan valt op dat deze bouwmethodes meer ingang gevonden hebben. Zo treft zowat de helft van de deelnemers (51,5%) momenteel maatregelen om schrijnwerk luchtdicht in te bouwen. In 2010 was nog net geen kwart van de deelnemers (24,5%) hiermee bezig. Ook de luchtdichtheid van hellende daken krijgt nu meer aandacht. In 2010 voorzag 8,5% van de deelnemers een leidingenspouw, nu voorziet meer dan een derde dit (36,4%). Kijken we naar isolatiewerken en het vermijden van koudebruggen, dan zien we een nog sterkere evolutie. Zo vroegen we ook in beide enquêtes of ze de muurisolatie zorgvuldig lieten aansluiten op de dakisolatie. In 2010 zorgde goed de helft (53,2%) van de deelnemers ervoor dat dit het geval was, vandaag is dit voor het gros (87,9%) de gangbare praktijk. Daarnaast gingen we ook na of de aannemers op de hoogte waren van de basisprincipes om koudebruggen zo
veel mogelijk te vermijden. Daartoe vroegen we hen aan te duiden welk principe níet tot een verminderde koudebrugwerking leidde bij de uitvoering van bouwknopen. In 2010 distilleerde minder dan de helft (45,7%) van de deelnemers hieruit het ‘foute’ principe. Bij de recentste enquête wist meer dan twee derde (70,1%) het ‘foute’ antwoord te vinden. De (erg in energie geïnteresseerde) bouwbedrijven zetten dus al heel wat stappen op deze korte termijn van 3 jaar. Vooral op vlak van isoleren boekten ze een grote vooruitgang. Op gebied van luchtdicht bouwen zien we een gelijkaardige evolutie, al moeten de bouwmethodes daar relatief gezien nog steeds meer bekendheid krijgen. Meer dan een kwart van de deelnemers heeft intussen bovendien ervaring met luchtdichtheidsmetingen en een vijfde van hen ook met analyses met een thermografische camera.
Met welke technieken in het kader van energiegerelateerde werken heeft u ervaring?
DOSSIER: OP WEG NAAR BIJNA-ENERGIENEUTRAAL BOUWEN IN 2021
51
BOUWUNIE JAARVERSLAG 2012
Welke heikele punten vragen nog aandacht in de toekomst? Hoewel de deelnemers duidelijk al heel wat kennis en ervaring opbouwden, moet de bouwsector toch nog heel wat verdere stappen doormaken om met succes op grote schaal erg energiezuinig te bouwen. Zo is het bij zeerlaagenergiewoningen erg belangrijk dat alle bouwpartners van in een vroeg stadium al duidelijke afspraken maken en samen oplossingen bedenken om het project tot een goed eind te brengen. Op dit vlak wringt het schoentje nog vaak. Zo geven heel wat deelnemers aan dat ze pas laat in het bouwproces betrokken worden. Amper een tiende neemt deel aan het project van in de ontwerpfase. Zowat 40% wordt pas gecontacteerd vlak voor de werken starten, en voor bijna de helft (44,9%)zijn de werken zelfs al bezig vooraleer zij betrokken worden. Verder polsten we ook naar mogelijke klachten bij klanten na de uitvoering van energiegerelateerde werken. Met stip op 1 staan klachten in verband met ventilatie. Daarbij gaat het voornamelijk om klachten over tocht en lawaai bij raamroosters en om lawaaihinder bij mechanische ventilatie. In tweede rangorde zijn er klachten over
schimmel-, vocht- en/of condensatieproblemen, net als een te lage (gevoels-)temperatuur, een lagere energiebesparing dan verwacht en te droge lucht. Andere frequente klachten zijn te zware ramen of deuren, visuele hinder bij ramen (bijv. door condensatie langs de buitenzijde bij superisolerend glas) en oververhitting.
In welke fase wordt u bij het project betrokken?
Bij 44,9% van de deelnemers zijn de werken al bezig vooraleer ze betrokken worden.
Welke klachten gerelateerd aan energiegerelateerde werken hebben bewoners wel eens?
BOUWUNIE JAARVERSLAG 2012
52
DOSSIER: OP WEG NAAR BIJNA-ENERGIENEUTRAAL BOUWEN IN 2021
Hoe zit het met het kostenplaatje van doorgedreven energiezuinig bouwen? Om een antwoord te vinden op deze vraag, informeerden we eerst en vooral naar het doorsnee budget van de gemiddelde (ver) bouwer.
Hoe staan bouwbedrijven tegenover de eis om vanaf 2021 bijna-energieneutraal te bouwen? Tot slot legden we onze leden ook de vraag voor of het een goede zaak is dat alle nieuwe woningen vanaf 2021 bijna-energieneutraal moeten zijn.
Het maximum budget van het gros van de klanten voor een nieuwbouwwoning of –appartement (prijs incl. grond en btw) blijkt voor meer dan de helft (55,2%) van de deelnemers (die zoals gezegd hoofdzakelijk werken aan woningen die beter doen dan de minimale eisen) tussen € 250.000 en € 350.000. Voor 9% ligt dit lager dan € 250.000, voor de overige tussen de € 350.000 en € 500.000 (zie Illustratie 17).
De reacties hierop zijn erg uiteenlopend. Zo ziet 44,3% in de eis om bijna-energieneutraal bouwen een manier om zich door zijn vakkennis te kunnen onderscheiden van (oneerlijke) concurrenten. Bedrijven die weinig kennis hebben van de (Vlaamse), complexe manier van bouwen zouden hierdoor minder of niet aan de bak kunnen komen. In de open opmerkingen geven diverse bouwbedrijven dan weer aan dat zij zich met hun grote ervaring en kennis nu net kunnen profileren op vlak van doorgedreven energiezuinig bouwen, terwijl in 2021 iedere concurrent dit ook zal (moeten) aanbieden.
Voor hun doorgedreven renovatie hebben klanten doorgaans dan weer tussen € 75.000 en € 125.000 veil (zie Illustratie 18). Voor een derde van de deelnemers ligt het budget gemiddeld tussen € 25.000 en € 75.000, voor de overige tussen € 125.000 en € 150.000. Niemand heeft veel klanten die werken laten doen voor minder dan € 25.000 euro. Kanttekening bij deze cijfers is het feit dat het hier niet enkel om algemene aannemers gaat, maar ook om bedrijven die specifieke activiteiten uitvoeren, zoals schrijnwerk, installaties… We is het maximum budget van het gros van uw klanten voor hun nieuwbouwproject?
Daarnaast zijn heel wat deelnemers (42,6%) overtuigd van het belang van energiezuinig bouwen omwille van de milieu- en energieproblematiek. Opmerkelijk is dat exact evenveel deelnemers ook opmerken dat bijna-energieneutraal bouwen jammer genoeg onbetaalbaar is voor het gros van hun klanten. Naast deze 3 voornaamste bemerkingen staat ongeveer een kwart (25,2%) er positief tegenover vanuit het idee dat het hen meer werk bezorgt. Een vijfde van de deelnemers meent dan weer dat de meerkosten volgens hen niet opwegen tegen de baten. In deze context verwijzen verschillende deelnemers ook expliciet naar de energie-impact van de materialen.
We is het maximum budget van het gros van uw klanten voor hun renovatieproject?
Een beeld op het budget (prijs incl. grond en btw) van het gros van de klanten, boven (ill. 17) voor hun nieuwbouwwoning of appartement, onder (ill. 18) voor hun doorgedreven renovatie
DOSSIER: OP WEG NAAR BIJNA-ENERGIENEUTRAAL BOUWEN IN 2021
53
BOUWUNIE JAARVERSLAG 2012
In derde rangorde staat de bezorgdheid op bouwtechnisch vlak. 13,9% geeft aan dat er technische beperkingen zijn. Dit wordt aangevuld in de open reacties. Daar wijzen heel wat deelnemers op het belang van een goede kennis bij iedereen die op de werf
komt, gekoppeld aan een goede onderlinge afstemming, respect voor elkaars werk en een goede communicatie tussen de diverse bouwpartners en bouwvakkers op de werf.
Vindt u het een goede zaak dat nieuwe woningen vanaf 2021 bijna-energieneutraal moeten zijn?
BOUWUNIE JAARVERSLAG 2012
54
DOSSIER: OP WEG NAAR BIJNA-ENERGIENEUTRAAL BOUWEN IN 2021
Maak het verschil met SmartZone!
• Ventileren waar de bewoner zich bevindt dankzij het revolutionaire SmartZone-principe • Intelligente vocht- en CO2-gestuurde afvoer van vervuilde lucht • Automatische inregeling van het systeem, foutloos in gemiddeld 12 minuten EVO II
tot
-24 E-punten! Wenst u meer informatie ? www.renson.be DOSSIER: OP WEG NAAR BIJNA-ENERGIENEUTRAAL BOUWEN IN 2021
55
BOUWUNIE JAARVERSLAG 2012
3 Bedenkingen vanuit Bouwunie en suggesties voor het beleid Zoals al blijkt uit de reacties van de enquête staan heel wat deelnemers positief tegenover doorgedreven energiezuinig bouwen. Toch heeft Bouwunie een aantal kritische bemerkingen bij de vooropgestelde evolutie van de regelgeving. Daarbij doen we graag een aantal constructieve voorstellen aan het beleid om deze heikele punten aan te pakken.
Daarnaast kan het spreiden van investeringen er voor zorgen dat kandidaat-bouwers de meerkost gemakkelijker kunnen dragen. Uiteraard kan dit enkel als er een wettelijke regeling is die dit mogelijk maakt. We denken hierbij specifiek aan het minimum aandeel hernieuwbare energie, dat vanaf 2014 verplicht wordt. Hierbij kan een toelating om pas binnen de 6 jaar na ingebruikname aan deze specifieke eis te voldoen een aanzienlijk verschil maken (in plaats van binnen de 6 maand, de termijn waarbinnen de EPB-aangifte moet ingediend worden). Dergelijke maatregel vergroot voor een stuk de haalbaarheid van de strengere eisen voor kandidaat-nieuwbouwers, zonder bijkomende kosten voor de overheid. Stel bijvoorbeeld dat een bouwheer bij de bouw van zijn woning alvast alle voorzieningen treft om later gemakkelijk een PVinstallatie te kunnen plaatsen. De eigenlijke investering kan hij dan bijvoorbeeld pas 5 jaar later doen. In dit geval heeft hij 5 jaar de tijd om opnieuw een spaarpotje aan te leggen en kan hij genieten van het 6%-btw-tarief.
3.1 Is dit wel betaalbaar? Suggesties voor het beleid We vragen de overheid graag om een vervolg te breien aan de studie naar het kostenoptimaal niveau. Daarbij zou voor ieder maatregelenpakket ook de initiële investeringskost moeten bepaald worden in functie van het E-peil, en niet enkel de totale actuele kost. Momenteel is het namelijk koffiedik kijken op dat vlak: we weten niet hoe groot de meerinvestering is van de maatregelencombinaties die in voorgaande studie kostenoptimaal waren. Bovendien is het zelfs voor bouwprofessionals – architecten, professionele bouwheren en bouwbedrijven – onmogelijk om snel te weten wat de kostenoptimale maatregelen zijn voor hun specifiek project. Momenteel zijn er hierover namelijk geen gegevens beschikbaar. We vragen dan ook om uit de voorgaande studie een aantal maatregelenpakketten te distilleren, en alvast ook te communiceren welke maatregelenmixen voor de referentiewoningen en –appartementen kostenoptimaal waren. Hoewel deze pakketten uiteraard niet per definitie kostenoptimaal zullen zijn voor alle projecten, kunnen de ‘voorbeeldmaatregelenpakketten’ toch duidelijk richtingaangevend zijn. Verder is het ook belangrijk om de studie erg vlug, d.w.z. binnen maximum 2 jaar, te herhalen. Daarbij moet dieper ingegaan worden op de kosten (zowel qua investering als qua totale actuele kost) van de laatste stappen richting bijna-energieneutraal bouwen. Op dat ogenblik zullen er namelijk al meer gegevens beschikbaar zijn over de kostprijsimplicaties hiervan. BOUWUNIE JAARVERSLAG 2012
56
Tot slot is het aangewezen om de EPB-rekenmethodiek tijdig te herevalueren, en dat vanuit het perspectief van erg energiezuinige woningen, om deze waar nodig verder bij te sturen. Zo kan je de vraag stellen of elektrische verwarming (en misschien zelfs koeling) bij toepassing voor héél kleine vermogens wel zo zwaar moet afgestrafd worden in de E-peilberekening dan vandaag de dag het geval is. Deze vorm van verwarming heeft namelijk een erg lage investeringskost, terwijl de elektriciteit die er voor nodig is afkomstig kan zijn van een lokale hernieuwbare energiebron, waarbij er minder energieverliezen zijn dan nu aangenomen wordt voor elektriciteit in het algemeen.
3.2 Is het sop de kool nog waard? Enkele vaststellingen Hoe lager het E-peil is, hoe moeilijker (lees: hoe duurder) het wordt om het nog verder te laten zakken. Vooral bij kleine rijwoningen ligt de meerkost gemakkelijk een heel stuk hoger. Vraag is of deze meerkosten nog opwegen tegen de baten, met name de energiewinst in praktijk. Verder brengt een stijging van de bouwkost voor nieuwbouwwoningen ook met zich mee dat steeds meer mensen kiezen voor een bestaande, energieverslindende woning. Zo’n slinkende nieuwbouwmarkt zorgt er voor dat het energiebesparingspotentieel van extreme energieprestatie-eisen voor nieuwbouw drastisch zakt. Dit legt ook een nog grotere druk op de markt van bestaande woningen, waar nu al hoge prijzen genoteerd worden voor de kleinere woningen. Dit is niet alleen een gemiste kans op vlak van energiebesparing, maar ook nefast voor de lagere inkomens. Daar staat tegenover dat drastische renovaties, die nodig zijn om woningen op een technisch aanvaardbare manier een pak
DOSSIER: OP WEG NAAR BIJNA-ENERGIENEUTRAAL BOUWEN IN 2021
energiezuiniger te maken, vaak erg duur zijn. Bij heel wat woningen is het interessanter om energetische, bouwtechnische, gezondheids- en comfortredenen om deze af te breken en herop te bouwen. Dit is echter enkel haalbaar als de initiële investeringskost voor de heropbouw niet té hoog ligt. Met andere woorden: als de energieprestatie- en andere eisen niet extreem hoog zijn, en bepaalde investeringen zoals deze in hernieuwbare energie kunnen gespreid worden in de tijd. Suggesties voor het beleid We vragen dan ook om in de uitbreiding van bovenvermelde studie ook te kijken naar de verhouding tussen de initiële meerinvestering en de milieuwinst. Daarnaast is het ook nodig om het volledige woonbeleid onder de loep te nemen, en meer aandacht te hebben voor het energiebesparingspotentieel van bestaande woningen, en dat op een niveau dat verder gaat dan de basismaatregelen van dakisolatie, isolerend glas en een efficiënte verwarmingsketel of -kachel. Een beleid dat afbraak en heropbouw stimuleert kan volgens ons meerdere vliegen in één klap slaan: het schept ruimte voor drastische energiebesparing, stadsvernieuwing, comfortabeler en gezonder wonen, nieuwe woonvormen die beter inspelen op maatschappelijke behoeften…
3.3 Staat ver doorgedreven energiezuinig bouwen op technisch vlak voldoende ver? Enkele vaststellingen Bij ver doorgedreven energiezuinige woningen duiken her en der wel eens verschijnselen op die relatief nieuw zijn voor het gros van de bouwers en bouwprofessionals. In een aantal gevallen gaat het om onschuldige zaken, die echter vaak op weerstand stuiten bij de bewoners, die zich hier niet aan verwachten. Denk maar aan condensatie op de buitenkant van beglazing, die het zicht belemmert. Maar daarnaast zijn er ook klachten zoals deze over oververhitting of over comforthinder (lawaai, tocht, luchtvochtigheid) bij diverse vormen van ventilatie. Daarnaast is het nog afwachten wat het energiebesparingspotentieel is van doorgedreven energiezuinige gebouwen op langere termijn. Hoe evolueert het rendement van isolatie, luchtdichtheid, ventilatietoestellen, energiezuinige verwarmingsinstallaties… op lange termijn? En wat is de impact van het gebruikersgedrag, als je het aantal bewoners van zeerlaagenergiewoningen uitbreidt naar mensen die er niet noodzakelijk bewust voor gekozen hebben?
DOSSIER: OP WEG NAAR BIJNA-ENERGIENEUTRAAL BOUWEN IN 2021
57
BOUWUNIE JAARVERSLAG 2012
Bovendien is het nog even afwachten wat de impact is van doorgedreven energiezuinig bouwen op grote schaal. Denk maar aan paasmaandag laatstleden, waarbij ons elektriciteitsnet overbelast raakte door de massale productie van de talrijke PVinstallaties die Vlaanderen intussen rijk is. Wat als er - de eisen van 2014 indachtig – nog meer PV-installaties bijkomen? En wat zal de impact zijn op ons elektriciteitsnet, en eventueel zelfs op de bodem, als er massaal warmtepompen worden toegepast binnen een klein gebied?
Dit kan bijvoorbeeld door een steekproefsgewijze bevraging bij de bewoners van de zeerlaagenergiewoningen die intussen effectief in gebruik zijn in Vlaanderen. Zijn er klachten die veel voorkomen, dan is het nodig om verder onderzoek te voeren naar mogelijke oplossingen, of om te zorgen voor een betere kennisverspreiding van reeds bestaande oplossingen.
Suggesties voor het beleid Om het draagvlak van doorgedreven energiezuinig bouwen te behouden en te vergroten, is het belangrijk om bouwheren uitgebreid te informeren over wonen in dergelijke woningen. Zo is communicatie over het belang van het onderhoud van ventilatie en andere technieken onontbeerlijk. Ook getuigenissen van bewoners van zeerlaagenergiewoningen kunnen helpen om verrassingen te vermijden. Zo kunnen handige weetjes, zoals de mogelijkheden van nachtkoeling als gratis oplossing voor oververhitting, klachten voorkomen. Daarnaast is het ook nodig om in kaart te brengen hoe het wonen in zeerlaagenergiewoningen in praktijk gebeurt én ervaren wordt. BOUWUNIE JAARVERSLAG 2012
58
DOSSIER: OP WEG NAAR BIJNA-ENERGIENEUTRAAL BOUWEN IN 2021
3.4 Zijn de technische mogelijkheden voldoende gekend? Enkele vaststellingen Zoals eerder aangegeven blijft het totale aantal ver doorgedreven energiezuinige woningen én het aantal spelers dat bij de bouw ervan betrokken was, eerder beperkt. Verder zijn er weerstanden en klachten die opduiken, die in veel gevallen probleemloos kunnen verholpen worden, denk maar aan lawaaihinder bij mechanische ventilatie. Verder kende de EPB-regelgeving sinds haar inwerkingtreding al een hele evolutie. Na het overgangsjaar 2006 met een soepeler regeling, werd ze volop van kracht in 2007, waarna ze al in 2010 én in 2012 werd verstrengd. De bouwsector heeft met andere woorden de afgelopen 7-tal jaar een enorme evolutie meegemaakt. Voor 2006 was de bouwstandaard namelijk nog een pak minder energiezuinig dan vandaag de dag het geval is. Heel wat bouwprofessionals hebben dan ook al heel wat inspanningen ondernomen. Dit blijkt onder andere uit de cijfers die momenteel naar voren komen uit de EPB-aangiften. De eerste stappen, met name naar een E100 en K45peil, waren nog relatief gemakkelijk haalbaar. De daaropvolgende stappen naar een andere aanpak van bouwknopen, een E70 en K40-peil vergden al heel wat meer aanpassingen. De stappen die we nu in het vooruitzicht hebben, zullen echter een nog grotere impact hebben op onze manier van bouwen.
Suggesties voor het beleid Het is belangrijk om alle bouwprofessionals – architecten, diverse types aannemers, professionele bouwheren… - én hun personeel de kans te geven om zich voldoende bij te scholen. Daarvoor moet er voldoende kennis aanwezig zijn, die bovendien op een efficiënte manier moet kunnen verspreid worden. Daarvoor is het onder meer nodig dat er lessen getrokken worden uit vorige ervaringen. Bovendien moet er voldoende tijd zijn om opleidingen voor te bereiden en up-to-date te houden. Denk maar aan de noodzakelijke maatregelenpakketten waarvoor we hierboven pleitten, die momenteel nog niet voorhanden zijn. We pleiten er dan ook voor om de eisen van de regelgeving niet sneller aan te passen dan om de 2 jaar. Dit is het minimum om iedereen de nodige tijd te geven om zich verder bij te scholen. Concreet betekent dit dat de E50-eis best ten vroegste pas in 2016 ingevoerd wordt. We hopen met deze suggesties de voltallige bouwsector én het brede publiek klaar te maken voor een toekomst waarin energiezuinig wonen realiteit wordt.
DOSSIER: OP WEG NAAR BIJNA-ENERGIENEUTRAAL BOUWEN IN 2021
59
BOUWUNIE JAARVERSLAG 2012