Dossier Functiebeschrijving Functioneringsgesprekken Evaluatie
Opgesteld 6 mei 2008 Aangepast 14 december 2012
KSG De Heide Brugstraat 14 3550 HEUSDEN-ZOLDER tel. 011 45 61 35
[email protected]
www.ksg-deheide.be
Inhoud
1
Hoofdstuk 1: Stappenplan voor OCSG: criteria ................................................................. 3
1.1 1.2 1.3
De functiebeschrijving ........................................................................................................... 3 Functioneringsgesprek .......................................................................................................... 4 Evaluatie ................................................................................................................................ 5
2
Hoofdstuk 2: Evaluatiereglement ..................................................................................... 6
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 2.13 2.14
Artikel 1 Wettelijk kader en omzendbrieven ....................................................................... 6 Artikel 2 Documenten .......................................................................................................... 6 Artikel 3 Algemene principes ................................................................................................ 6 Artikel 4 Evaluatoren ........................................................................................................... 7 Artikel 5 Functiebeschrijving................................................................................................ 8 Artikel 6 Functioneringsgesprekken .................................................................................... 8 Artikel 7 Evaluatie ................................................................................................................ 9 Artikel 7 bis Tijdstip evaluatie .............................................................................................. 9 Artikel 7 ter Het evaluatieformulier ..................................................................................... 9 Artikel 7 quater Evaluatiegesprek ...................................................................................... 10 Artikel 7 quinquies Het evaluatieverslag ........................................................................... 10 Artikel 7 sexies Overhandigen van het evaluatieverslag .................................................... 11 Artikel 7 septies Het evaluatiedossier ................................................................................ 11 Artikel 8 Beroep in geval van een evaluatie met eindconclusie ‘onvoldoende’ ................ 11
3
Hoofdstuk 3: Functiebeschrijvingen ............................................................................... 13
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
FUNCTIEBESCHRIJVING LERAAR SECUNDAIR ONDERWIJS .................................................. 13 FUNCTIEBESCHRIJVING LERAAR GODSDIENST .................................................................... 18 FUNCTIEBESCHRIJVING LID ONDERSTEUNEND PERSONEEL ................................................ 25 FUNCTIEBESCHRIJVING LID ONDERSTEUNEND PERSONEEL- OPVOEDER............................ 29 FUNCTIEBESCHRIJVING DIRECTEUR en ADJUNCT-DIRECTEUR ............................................ 33
4
Hoofdstuk 4: Lijst met evaluatoren ................................................................................ 40
5
Hoofdstuk 5: Afspraken rond tweede evaluator............................................................. 41
6
Hoofdstuk 6: Opdrachten ............................................................................................... 42
6.1 6.2
Beleidsondersteunende opdrachten ................................................................................... 42 Niet-beleidsondersteunende opdrachten: enkele voorbeelden ......................................... 43
7
Hoofdstuk 7: Evaluatie ................................................................................................... 44
7.1 7.2
Evaluatiedocument voor leraar ........................................................................................... 44 Evaluatiedocument voor ondersteunend personeel ........................................................... 44
Evaluatiedocument leerkrachten secundair onderwijs ........................................................................ 45 Evaluatiedocument ondersteunend personeel .................................................................................... 59 8
Hoofdstuk 8 : Lijst met documenten voor op de CD-ROM .............................................. 71
1
Hoofdstuk 1: Stappenplan voor OCSG: criteria
1.1
De functiebeschrijving
1.1.1
De functiebeschrijving is een belangrijk instrument om het personeelslid van de school uit te nodigen tot medewerking aan de realisatie van een constructief en positief beleid met het oog op een kwaliteitsvol onderwijs. Daarom opteert de scholengemeenschap ervoor veel ruimte te laten aan de autonomie van elke school.
1.1.2
Omdat functiebeschrijvingen de basis zijn voor functioneringsgesprekken en voor de evaluatie vormen volgende documenten niet alleen het uitgangspunt van functiebeschrijvingen. De naleving van de rechten en plichten die uit deze documenten voortvloeien, zijn immers eigen aan een functie in het onderwijs en maken daarom dan ook deel uit van functiebeschrijvingen: de opdrachtverklaring van het katholiek onderwijs; het algemeen reglement van het katholiek gewoon en buitengewoon kleuter-, la ger- en secundair onderwijs met uitzondering van het volwassenen- en deeltijds kunstonderwijs; het arbeidsreglement; het opvoedingsproject; het decreet rechtspositie en andere wettelijke bepalingen in de mate dat zij bepalingen bevatten die verband houden met de uitvoering van de arbeidsovereenkomst waaraan deze functiebeschrijving wordt gekoppeld. veiligheid De bovenstaande tekst wordt daarom ook integraal opgenomen in elke individuele functiebeschrijving.
1.1.3
De functiebeschrijving wordt opgemaakt door de eerste evaluator in overleg met het personeelslid.
1.1.4
Een functiebeschrijving bestaat uit volgende elementen: taken; instellingsgebonden opdrachten; de wijze van uitvoeren; instelling specifieke doelstellingen persoons- en ontwikkelingsgerichte doelstellingen: rechten en plichten inzake permanente vorming en nascholing.
1.1.5
De functiebeschrijvingen zelf zijn in hun algemeenheid voorwerp van onderhandelingen in het OCSG. Over de lijst van de instellingsgebonden opdrachten, de criteria om beleidsondersteunende opdrachten te kwalificeren en de criteria over de omkaderingselementen, wordt in het LOC onderhandeld.
1.1.6
De functiebeschrijving van godsdienstleraar zoals vastgelegd door de Erkende Instantie en die enkel betrekking heeft op de vakdidactische en vak pedagogische aspecten, wordt aan de functiebeschrijving van de leraar toegevoegd.
1.1.7
De globale planlast van het personeel mag door het invoeren van de functiebeschrijvingen niet verhogen.
FB-FG-EV
- pagina 3
1.1.8
De functiebeschrijving wordt gedateerd en ondertekend door de eerste evaluator en het betrokken personeelslid (voor kennisname)
1.2
Functioneringsgesprek
1.2.1
De eerste evaluator leidt de functioneringsgesprekken en vervult hierbij de rol van coach.
1.2.2
De lijst van de personen die de rol van eerste en tweede evaluator vervullen, wordt, na overleg met de directie, vastgelegd door de inrichtende macht. Deze lijst wordt aan de personeelsleden meegedeeld.
1.2.3
Van elk functioneringsgesprek wordt een beknopt verslag gemaakt. De werkpunten vormen hiervan een belangrijk onderdeel. Zowel het personeelslid als de eerste evaluator ondertekenen het beknopt verslag voor kennisname.
1.2.4
Met elk tijdelijk personeelslid, aangesteld voor bepaalde duur en voor meer dan 104 dagen wordt tenminste eenmaal per lopend schooljaar een functioneringsgesprek gehouden. Elk personeelslid kan een functioneringsgesprek aanvragen. De eerste evaluator moet hier binnen een redelijke termijn gevolg aan geven.
1.2.5
Met alle tijdelijke personeelsleden aangesteld voor doorlopende duur en benoemde personeelsleden wordt ten minste om de vier jaar een functioneringsgesprek gehouden.
1.2.6
Voor de personeelsleden aangesteld van doorlopende duur en voor de benoemde personeelsleden maakt de eerste evaluator een timing op voor de functioneringsgesprekken. Het betrokken personeelslid is hier tijdig van op de hoogte.
FB-FG-EV
- pagina 4
1.3
Evaluatie Net als bij de functiebeschrijving heeft de inrichtende macht als laatste verantwoordelijke een grote specifieke inbreng. Op het niveau van de scholengemeenschap gelden de hiernavolgende algemene afspraken.
1.3.1
De eerste evaluator voert niet enkel de functioneringsgesprekken maar ook de evaluatiegesprekken. Het evaluatiegesprek is van oordelende aard en zal leiden tot een evaluatie “onvoldoende” of “voldoende”.
1.3.2
De eerste evaluator is aangesteld in een selectie- of bevorderingsambt of lid van het schoolbestuur. Voor de beheerder van het internaat, voor de directeur en de adjunctdirecteur is de eerste evaluator de inrichtende macht als team.
1.3.3
Evaluatie van de godsdienstleraar: De leerkracht levensbeschouwelijke vakken heeft dezelfde evaluator(en) als alle andere leerkrachten in die school. De inspecteuradviseurs LBV treden niet op als evaluatoren. Zij leveren wel een bijdrage aan de evaluatie van de leerkracht LBV door de evaluator(en) van de school. Deze bijdrage is ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’ en steeds gebaseerd op verslaggeving van het concrete lesgeven van de betrokken leerkracht LBV. In het geval er (nog) geen verslag is, is het oordeel altijd ‘voldoende’.
1.3.4
Het personeelslid wordt tijdig verwittigd wanneer het evaluatiegesprek plaatsvindt, zodat het voldoende tijd heeft zich op dit gesprek voor te bereiden.
1.3.5
Voor het evaluatieformulier worden op niveau van de scholengemeenschap minimale afspraken gemaakt. Elk personeelslid ontvangt een exemplaar van het evaluatieformulier.
1.3.6
Het evaluatiedossier bevat minimaal de individuele functiebeschrijving, de beknopte verslagen van de functioneringsgesprekken, de verslagen van de evaluatiegesprekken, en alle documenten die beide partijen er willen aan toevoegen. Het dossier is steeds ter inzage van het betrokken personeelslid en van de rechtstreeks betrokkenen.
1.3.7
De evaluator(en) lichten hun bevindingen toe aan de inrichtende macht. Een beoordeling “onvoldoende” wordt bekrachtigd door de inrichtende macht.
FB-FG-EV
- pagina 5
2
Hoofdstuk 2: Evaluatiereglement
2.1
Artikel 1 Wettelijk kader en omzendbrieven Decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, zoals gewijzigd en meer in het bijzonder Hoofdstuk Vbis en Vter inzake functiebeschrijving en evaluatie; Besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 betreffende de procedure in beroep na een evaluatie met eindconclusie ‘onvoldoende’ en betreffende de werking van het college van beroep1; Ministeriële omzendbrief van 29 oktober 2007 betreffende functiebeschrijving en evaluatie; Ministeriële omzendbrief van 06 juni 2003 betreffende tijdelijke aanstelling van doorlopende duur; Ministeriële omzendbrief van 29 november 1999 betreffende vaste benoeming – Procedure, voorwaarden en mededeling aan het Ministerie van onderwijs en vorming;
2.2
Artikel 2 Documenten de criteria betreffende de functiebeschrijvingen de criteria betreffende het functioneringsgesprek de criteria betreffende de evaluatie Deze formulieren kunnen geraadpleegd worden op Smartschool, op de website van KSG De Heide (www.ksg-deheide.be) en in de leraarskamer.
2.3
Artikel 3 Algemene principes §1. Elk personeelslid van het gesubsidieerd vrij onderwijs, dat onder de toepassing valt van het decreet rechtspositie, is tijdelijk aangesteld of vast benoemd. Deze tijdelijke aanstelling of vaste benoeming gebeurt door middel van een arbeidsovereenkomst. Een aantal documenten vormt een ondeelbaar geheel met deze arbeidsovereenkomst. Voor een personeelslid van het gesubsidieerd vrij katholiek onderwijs zijn deze documenten: de opdrachtverklaring van het katholiek onderwijs, het algemeen reglement van het katholiek gewoon en buitengewoon kleuter-, lager en secundair onderwijs met uitzondering van het volwassenen- en deeltijds kunstonderwijs, het arbeidsreglement, het opvoedingsproject. Bepalingen in de geïndividualiseerde functiebeschrijvingen mogen nooit in strijd zijn met de arbeidsovereenkomst of met de documenten die er integraal deel van uitmaken. Zijn ze dat wel, dan zijn deze bepalingen nietig. §2. De geïndividualiseerde functiebeschrijving van het personeelslid wordt opgemaakt overeenkomstig het protocol betreffende de functiebeschrijvingen voor het personeel.
1
Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 2008-01-24
FB-FG-EV
- pagina 6
§3. Er kan bij een evaluatie enkel rekening worden gehouden met prestaties geleverd in het lopende schooljaar en de drie daaraan voorafgaande schooljaren. Personeelsleden worden op basis van hun geïndividualiseerde functiebeschrijving minstens éénmaal om de vier jaar geëvalueerd. Dat betekent dat de eerste evaluaties zullen gebeuren binnen de periode van 1 september 2007 tot en met 31 augustus 2011. §4. Op 1 september 2007 start elk personeelslid vanuit een toestand van ‘nietgeëvalueerd’zijn. §5. De evaluatieregeling staat volledig los van de tuchtregeling. In tegenstelling tot de evaluatieregeling is de tuchtregeling een sanctioneringinstrument. In geval van tekortkoming aan hun plichten kunnen personeelsleden een tuchtsanctie2 oplopen. §6. De evaluatie is een appreciatie van het totaal functioneren van het personeelslid gerelateerd aan de individuele functiebeschrijving. Een evaluatie moet gezien worden als:
een constructief en positief beleidsinstrument; een middel tot het voeren van een autonoom personeelsbeleid; gericht op het verstrekken van kwaliteitsvol onderwijs.
§7. De evaluatie is een proces dat steunt op een nauwkeurige, objectieve en billijke inschatting van de inzet, de prestaties en de competenties van het personeelslid en dat afgesloten wordt met een eindconclusie. §8. Opdat de evaluatie zou bijdragen tot de aanvaarding van de eindconclusie, gebeurt ze op een transparante, coherente en inzichtelijke wijze. §9. Inzage in en geheimhouding van het evaluatiedossier moeten verzekerd zijn. Bij de verwerking van de gegevens is absolute discretie vereist. De geheimhouding slaat op alle personen die betrokken zijn bij de verwerking van de gegevens. 2.4
Artikel 4 Evaluatoren3 §1. De inrichtende macht duidt voor ieder personeelslid de evaluatoren aan, rekening houdend met de decretale bepalingen. §2. De evaluator heeft als voornaamste taak het personeelslid te coachen in diens functioneren. Het houden van een functioneringsgesprek is een onderdeel van deze taak. De evaluator houdt eveneens het evaluatiegesprek en formuleert de eindconclusie van de evaluatie.
2
Cfr., in het bijzonder, Hoofdstuk IX Tuchtregeling van het decreet rechtspositie van 27 maart 1991 betreffende het personeel van het gesubsidieerd onderwijs. 3 Met ‘evaluator’ wordt in dit reglement steeds de eerste evaluator bedoeld. Voor de directeur, de adjunctdirecteur en de beheerder internaat wordt met ‘evaluator’ het schoolbestuur bedoeld. Wanneer een bepaling betrekking heeft op de tweede evaluator wordt dit expliciet vermeld. FB-FG-EV
- pagina 7
§3. Zowel de evaluator als het personeelslid kunnen steeds een beroep doen op de tweede evaluator tijdens de procedure van de functiebeschrijving en de evaluatie. §4. De rol van de tweede evaluator wordt ingevuld als volgt:
hij bewaakt de kwaliteit van het ganse evaluatieproces; hij is aanwezig op een functioneringsgesprek indien de evaluator of het personeelslid daarom verzoeken; hij is aanwezig op een evaluatiegesprek indien de evaluator of het personeelslid daarom verzoeken;
§5. De tweede evaluator kan nooit in de plaats treden van de evaluator en kan de uiteindelijke beslissing van de evaluator niet wijzigen. §6. Een echtgenoot, partner, bloed- of aanverwant, tot en met de vierde graad, kan niet optreden als evaluator, tenzij er decretaal geen andere mogelijkheid is. 2.5
Artikel 5 Functiebeschrijving §1. Elk personeelslid dat aangesteld is voor meer dan 104 dagen krijgt een geïndividualiseerde functiebeschrijving per ambt en per instelling / pedagogische entiteit. §2. Een geïndividualiseerde functiebeschrijving bevat minimaal alle decretaal vastgelegde elementen en er wordt rekening gehouden met de algemene afspraken inzake functiebeschrijvingen, zoals vastgelegd na onderhandelingen in het lokaal comité . §3. De evaluator en het personeelslid leggen de geïndividualiseerde functiebeschrijving vast tijdens een gesprek. De evaluator dateert en handtekent de geïndividualiseerde functiebeschrijving en het personeelslid tekent voor kennisname. §4. Wanneer het personeelslid en de evaluator het niet eens geraken over de functiebeschrijving dan beslist het schoolbestuur na het horen van beide partijen. §5. De geïndividualiseerde functiebeschrijving kan aangepast worden na een functioneringsgesprek, na een evaluatiegesprek (bij aanvang van een nieuwe evaluatieperiode), bij een belangrijke wijziging van de opdracht. De aangepaste functiebeschrijving wordt opnieuw gedateerd en gehandtekend voor kennisname door het personeelslid.
2.6
Artikel 6 Functioneringsgesprekken §1. De geïndividualiseerde functiebeschrijving geldt als basis voor functioneringsgesprekken. §2. Het doel van een functioneringsgesprek is het personeelslid te coachen, meer bepaald zijn functioneren te waarderen, te ondersteunen en waar nodig bij te sturen. §3. De evaluator voert de functioneringsgesprekken. Een functioneringsgesprek is gebaseerd op de gelijkwaardigheid tussen de evaluator en het personeelslid. Tijdens een functioneringsgesprek geeft de evaluator voldoende ruimte aan het personeelslid om zowel positieve elementen als knelpunten te duiden. §4. Vooraleer over te gaan tot een evaluatie vindt minimaal één functioneringsgesprek plaats.
FB-FG-EV
- pagina 8
§5. Het personeelslid kan ook zelf om een functioneringsgesprek verzoeken. §6. De evaluator maakt een verslag van ieder functioneringsgesprek. In het verslag worden de overeengekomen afspraken opgenomen tussen het personeelslid en de evaluator. Het personeelslid ontvangt een kopie van het verslag. §7. De afspraken op het vlak van de persoons-en ontwikkelingsgerichte doelstellingen die tijdens een functioneringsgesprek gemaakt worden, worden aan de functiebeschrijving toegevoegd. Op die manier wordt een functiebeschrijving verder geïndividualiseerd. §8. Minder formele contacten maken evenzeer deel uit van het begeleidings- en coaching proces. 2.7
Artikel 7 Evaluatie §1. De evaluatie is beperkt tot het ambt en de instelling / de pedagogische entiteit. De evaluatie kan uitsluitend betrekking hebben op effectieve prestaties geleverd in het lopende schooljaar en de drie voorgaande schooljaren. Het personeelslid kan geen evaluatie afdwingen. §2. De mogelijke eindconclusies van een evaluatie kunnen zijn: ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’. §3. Na een evaluatie met eindconclusie ‘onvoldoende’, die niet leidt tot ontslag worden afspraken tot remediëring geformuleerd. Deze afspraken worden vastgelegd in een verslag dat door het personeelslid ter kennisname wordt gedateerd en gehandtekend en dat wordt gevoegd bij de functiebeschrijving.
2.8
Artikel 7 bis Tijdstip evaluatie §1. Ieder personeelslid met een functiebeschrijving wordt minimaal om de vier schooljaren geëvalueerd op basis van de geïndividualiseerde functiebeschrijving. Een personeelslid, tijdelijk aangesteld voor bepaalde duur wordt minstens eenmaal geëvalueerd in de zin van het decreet rechtspositie vooraleer het zijn recht op TADD verwerft. §2. Voor vast benoemde personeelsleden en voor personeelsleden aangesteld voor doorlopende duur volgt na een definitieve evaluatie met eindconclusie ‘onvoldoende’ ten vroegste na twaalf maanden effectieve prestaties een tweede evaluatie. Intussen is er minstens één functioneringsgesprek.
2.9
Artikel 7 ter Het evaluatieformulier Het evaluatieformulier maakt integraal deel uit van de evaluatieregeling die van toepassing is voor het personeelslid.
FB-FG-EV
- pagina 9
2.10
Artikel 7 quater Evaluatiegesprek §1. Een evaluatie vereist een evaluatiegesprek met als doel het functioneren van het personeelslid te verbeteren en te ondersteunen. Het evaluatiegesprek wordt gehouden tussen de evaluator en het betrokken personeelslid. §2. Op verzoek van het personeelslid of van de evaluator kan de tweede evaluator aanwezig zijn op het evaluatiegesprek. Het personeelslid mag zich laten bijstaan door een raadsman.4 §3. De volgende stappen worden doorlopen:
de evaluator nodigt het personeelslid tijdig uit tot het evaluatiegesprek; het personeelslid kan zijn opmerkingen formuleren en laten notuleren; de evaluator maakt het evaluatieverslag op.
§4. Is het personeelslid gewettigd afwezig op de vastgestelde datum dan stelt de evaluator een nieuwe datum voor. §5. Is het personeelslid afwezig op de vastgestelde datum zonder een wettige reden, dan wordt het personeelslid met een aangetekend schrijven een tweede maal voor een evaluatiegesprek uitgenodigd. Bij afwezigheid van het personeelslid op de nieuw vastgestelde datum wordt een ontwerp van evaluatieverslag, zonder eindconclusie, opgemaakt op basis van de beschikbare gegevens en aangetekend verstuurd aan het personeelslid. In een bijhorende brief nodigt de evaluator het personeelslid opnieuw uit voor een evaluatiegesprek. Verschijnt het personeelslid ook niet na de aangetekende uitnodiging, dan mag de evaluator ervan uitgaan dat het personeelslid vrijwillig afziet van een evaluatiegesprek. Aan het ontwerp van evaluatieverslag wordt een gemotiveerde eindconclusie toegevoegd samen met de criteria waarop de motieven steunen. Het personeelslid ontvangt dan per aangetekend schrijven het evaluatieverslag. 2.11
Artikel 7 quinquies Het evaluatieverslag §1. Een evaluatiegesprek leidt tot een evaluatieverslag met een eindconclusie. Dit evaluatieverslag wordt opgemaakt door de evaluator. §2. Het evaluatieverslag omschrijft op zorgvuldige wijze het volledig functioneren van het personeelslid ten opzichte van de geïndividualiseerde functiebeschrijving, met inbegrip van de voor de betrokken evaluatieperiode eventueel afgesproken persoons- en ontwikkelingsgerichte doelstellingen. Het evaluatieverslag vermeldt:
een eindconclusie ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’; De eindconclusie wordt gemotiveerd. Bij een eindconclusie ‘onvoldoende’ blijkt duidelijk uit het evaluatieverslag op basis van welke criteria het personeelslid onvoldoende functioneert.
4
Met ’raadsman’ wordt hier bedoeld: een advocaat, een personeelslid van een instelling of wat de werknemer betreft, een vertegenwoordiger van een erkende vakorganisatie en wat de werkgever betreft, een vertegenwoordiger van een overkoepelende vereniging van inrichtende machten. (statuut personeel gesubsidieerd onderwijs decreet van 27-03-1991 art. 5 19°) FB-FG-EV
- pagina 10
2.12
de mogelijkheid om in beroep te gaan bij een evaluatie met eindconclusie ‘onvoldoende’.
Artikel 7 sexies Overhandigen van het evaluatieverslag §1. Het evaluatieverslag wordt na het evaluatiegesprek opgesteld, gedateerd en gehandtekend door de evaluator. §2. Het evaluatieverslag wordt voorgelegd aan het betrokken personeelslid. Het personeelslid dateert en handtekent het evaluatieverslag voor kennisneming en bezorgt het onmiddellijk terug aan de evaluator. §3. De evaluator maakt een kopie van het evaluatieverslag en bezorgt dit aan het personeelslid. De evaluator bezorgt eveneens een kopie van het evaluatieverslag ter kennisneming aan de tweede evaluator en aan het schoolbestuur.
2.13
Artikel 7 septies Het evaluatiedossier §1. Voor elk personeelslid wordt een evaluatiedossier opgemaakt. Het evaluatiedossier bevat de stukken die relevant waren voor de evaluatie van het personeelslid en de eindconclusie gegeven door de evaluator. Het evaluatiedossier omvat volgende documenten:
de namen van de evaluatoren; de geïndividualiseerde functiebeschrijving; het evaluatieformulier de verslagen van de functioneringsgesprekken;
Het evaluatiedossier bevat geen stukken opgemaakt in het kader van het tuchtdossier.
§2. Wanneer een evaluatie definitief is, wordt het dossier bewaard, onder de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur. §3. Het personeelslid kan, al dan niet vergezeld van een raadsman, zijn dossier raadplegen, maar zonder verplaatsing van de documenten uit zijn dossier. Het personeelslid kan een afschrift bekomen van elk document uit zijn dossier. Het personeelslid kan zijn dossier aanvullen met de bijkomende stukken die het nodig acht. 2.14
Artikel 8 Beroep in geval van een evaluatie met eindconclusie ‘onvoldoende’ §1. Elk personeelslid kan beroep5 instellen binnen een termijn van twintig kalenderdagen volgend op de ontvangst van het afschrift van het evaluatieverslag met eindconclusie ‘onvoldoende’. Als het einde van de beroepstermijn valt binnen de herfst-, kerst-, krokus-, paas – of zomervakantie dan wordt die termijn opgeschort gedurende de duur van de betrokken vakantie.
5
Besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2007 betreffende de procedure in beroep na een evaluatie met eindconclusie ‘onvoldoende’ en betreffende de werking van het college van beroep. Het college van beroep, departement onderwijs, Hendrik Consciencegebouw, Koning Albert-II-Laan 15, 1210 Brussel. FB-FG-EV
- pagina 11
§2.Weigert het personeelslid om het evaluatieverslag voor kennisname te handtekenen of de kopie in ontvangst te nemen dan verstuurt de evaluator het evaluatieverslag aangetekend naar het personeelslid. In geval van een evaluatie met eindconclusie ‘onvoldoende’ begint de beroepstermijn te lopen de derde werkdag na verzending. §3. Het beroep wordt per aangetekend schrijven ingesteld bij het college van beroep inzake evaluatie. Op hetzelfde ogenblik als het personeelslid het beroepschrift indient, stuurt hij een kopie daarvan aan zijn evaluatoren. Het instellen van een beroep is opschortend. §4. Indien het betrokken personeelslid geen beroep aantekent binnen de voorziene termijn dan is de evaluatie met eindconclusie ‘onvoldoende’ definitief. §5. Op zijn eenvoudig verzoek ontvangt het personeelslid een kopie van zijn evaluatiedossier indien zijn evaluatie wordt besloten met de eindconclusie ‘onvoldoende’. Op zijn vraag ontvangt het personeelslid ook de documenten vermeld in artikel 2.
FB-FG-EV
- pagina 12
3
Hoofdstuk 3: Functiebeschrijvingen
3.1
FUNCTIEBESCHRIJVING LERAAR SECUNDAIR ONDERWIJS Vooraf: Functiebeschrijvingen en functioneringsgesprekken maken deel uit van een integraal personeelsbeleid en hangen samen met een cultuur van inspraak, betrokkenheid en participatie van de personeelsleden. Functioneringsgesprekken bieden aan de inrichtende macht/het schoolbestuur en directies de kans om hun waardering uit te drukken voor de prestaties van het personeelslid. Deze gesprekken zijn een belangrijke communicatielijn tussen personeel en directie en vormen tevens een uitstekende gelegenheid om een sterkte-zwakte analyse van de school te maken. De functioneringsgesprekken zijn daarom een cruciaal onderdeel in het traject van personeelsbegeleiding. Deze functiebeschrijving doet geen afbreuk aan de rechten en de plichten opgenomen in de arbeidsovereenkomst en in de documenten die met de arbeidsovereenkomst een ondeelbaar geheel vormen zoals de opdrachtverklaring van het katholiek onderwijs, het algemeen reglement van het katholiek gewoon en buitengewoon kleuter-, lager en secundair onderwijs met uitzondering van het volwassenen- en deeltijds kunstonderwijs, het arbeidsreglement, het opvoedingsproject, het decreet rechtspossitie en andere wettelijke bepalingen in de mate dat zij bepalingen bevatten die verband houden met de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. ‘Leraar’ is een ambt. In deze functiebeschrijving wordt ‘leraar’ gebruikt voor zowel man als vrouw. A Specifiek gedeelte: Dit deel bevat de volgende elementen: de instellingsspecifieke doelstellingen, gebaseerd op de opdrachtsverklaring van het katholiek onderwijs, het opvoedingsproject , het decreet rechtspositie, het algemeen reglement, het arbeidsreglement, het schoolwerkplan en het vademecum van de school; de competenties van de leraar en de daaruit voortvloeiende taken; de rechten en plichten van de leraar inzake permanente vorming en nascholing.
3.1.1
De opvoedingsstijl
3.1.1.1
Communicatief De leraar is spontaan in de omgang: hij is aanspreekbaar en beschikbaar, stelt zich uitnodigend op voor leerlingen en collega’s en neemt zelf initiatief in het leggen van contacten. Hij maakt tijd vrij om te luisteren naar het verhaal van een leerling of een collega en tracht de boodschap achter het verhaal te begrijpen.
FB-FG-EV
- pagina 13
Deze spontane omgang van de leraar wordt blijvend gedragen door de waarden uit het opvoedingsproject. De leraar kent die waarden, leeft ze voor en durft er met leerlingen en collega’s over in gesprek gaan. 3.1.1.2
Assisterend - Pedagogisch betrokken De leraar is in de klas en daarbuiten kwalitatief bij de leerlingen aanwezig. Hij bouwt aan een gezag dat gebaseerd is op respect, vertrouwen en preventief optreden. Hij werkt aan een vertrouwensrelatie met de klasgroep én met elke leerling afzonderlijk. Daartoe gedraagt hij zich authentiek, trouw en correct. Hij is creatief en actief met de leerlingen bezig. Hij is hartelijk in de omgang met leerlingen, collega’s en andere schoolbetrokken partners. Hij slaagt erin zijn liefde voelbaar te maken. Hij is redelijk in wat hij eist, kan omgaan met regels en met de onvolkomenheden van anderen.
3.1.1.3
Evangelisch bewogen Het evangelie is de bron waaruit de christelijke geïnspireerde pedagogie vorm krijgt. De leraar heeft respect voor de christelijke identiteit van de school, leeft de christelijke waarden voor en durft getuigen van zijn christelijk geloof. Door mee te werken aan schoolpastorale activiteiten zoekt hij creatief mee naar wegen om deze eigen spiritualiteit te concretiseren. Vanuit deze evangelische bewogenheid kiest hij resoluut voor de meest kwetsbare leerlingen. Hij weet welke jongeren extra aandacht nodig hebben en roept collega’s op om hen de nodige kansen te geven.
3.1.2
De leraar in de klas
3.1.2.1
Klasmanagement
De aandacht van de leraar gaat niet enkel naar de cognitieve ontwikkeling van de leerlingen, maar is gericht op de verschillende ontwikkelingsdomeinen. Hij heeft aandacht voor de leer- en leefhouding van de leerlingen. Hij roept hen individueel op om de ethische, morele en godsdienstige waarden van het opvoedingsproject na te leven. Daarbij is hij zelf ‘teken’. De leraar is een begeleider van leerprocessen: hij creëert een gunstig klimaat om de kennisoverdracht en het aanleren van vaardigheden en attitudes te stimuleren. De leraar werkt een realistisch jaarplan uit, rekening houdend met de beginsituatie van de leerlingen en de eventuele heterogeniteit van de leerlingengroep. Om het jaarplan te realiseren maakt hij gebruik van een gedifferentieerd methodische aanpak, die voortdurend afgestemd wordt op de leerlingengroep en de individuele leerlingen. Daarbij treedt hij op als coach: hij reikt de leerlingen structuur aan bij de verschillende didactische methodes. Hij individualiseert en differentieert, rekening houdend met de specifieke noden van de leerlingen (gedrags-, leer-, psychosociale en gezondheidsproblemen) en de adviezen die eventueel door de klassenraad in dit verband gegeven zijn. De leraar heeft aandacht voor veiligheid en infrastructuur in al hun facetten. Hij zorgt ervoor dat de leerlingen de veiligheidsinstructies naleven en stimuleert hen om zelfstandig maatregelen inzake veiligheid te nemen.
FB-FG-EV
- pagina 14
Hij neemt initiatieven om de gezondheid en het welbevinden van de leerlingen te stimuleren en reageert op attitudes van leerlingen die hun gezondheid of het welbevinden van hun medeleerlingen in gevaar brengt. Hij stelt redelijke eisen en is voldoende assertief t.o.v. de leerlingen om deze eisen te laten naleven. Dit gebeurt in een sfeer van wederzijds respect. 3.1.2.2
Vakbekwaamheid De leraar is vakexpert. Hij getuigt van een sterke bekwaamheid en professionaliteit in zijn vakgebied. Gebaseerd op een uitgebreide vakkennis realiseert hij de doelstellingen van het leerplan en de eindtermen/ontwikkelingsdoelen/handelingsplannen. Hiertoe formuleert hij voor elke leereenheid concrete doelstellingen. Daarbij wordt het overzicht over een langere periode niet uit het oog verloren. Dit overzicht vindt zijn neerslag in jaarplannen en leerlijnen. Het leerplan, het jaarplan en de agenda zijn aan elkaar gelinkt. Bij de realisatie van de doelstellingen maakt hij passend gebruik van de hedendaagse didactische werkvormen en hulpmiddelen; hij hanteert hierbij voldoende afwisseling.
3.1.2.3
Administratie De leraar is administrator in functie van zijn klaspraktijk. De leraar is ordelijk en vult zorgvuldig de documenten in: agenda, puntenboekje, notities, afwezigheden, … Door zijn ordelijke houding is hij een voorbeeld voor de leerlingen. Hij verwacht ook van de leerlingen ordelijke documenten. De leraar beschikt over een praktische lesvoorbereiding, waarin de eindtermen/ontwikkelingsdoelen/handelingsplannen geïntegreerd worden. De lesvoorbereiding bevat doelstellingen, leerinhouden en didactische werkvormen. Een les moet voorbereid zijn met het oog op het samenspel tussen doelstellingen, inhoud, werkvormen en doordachte praktische organisatie. De leraar kan dit aantonen via: jaarplan, schoolagenda, persoonlijke notities, …
3.1.2.4
Evaluaties De leraar organiseert evaluatiemomenten volgens een vast en regelmatig patroon. De evaluatiemomenten volgen het leerproces en zijn gericht op tussentijdse doelen. Bij de voorbereiding en de planning van de evaluatie houdt hij rekening met het niveau en de studierichting van de leerlingen en de afspraken die gemaakt zijn binnen de vakgroep. De evaluaties zijn gericht op de essentie; daarbij worden kennis, inzicht, toepassingen, vaardigheden en attitudes voldoende gedoseerd. De normen zijn aangepast aan het niveau van de doelgroep.
3.1.3
De leraar als lid van een team en een school De verantwoordelijkheid en de taken van de leraar beperken zich niet tot wat zich afspeelt binnen de vier klassenmuren. Hij neemt actief deel aan algemene personeelsvergaderingen, klassenraden en vakwerkgroepen en houdt zich loyaal aan de daar gemaakte afspraken.
FB-FG-EV
- pagina 15
Hij is lid van het ‘schoolteam’. In een relatie van evenwaardigheid vormt hij met zijn collega’s een opvoedingsgemeenschap. Hij realiseert mee de aandachtspunten en actiepunten van de school, vervat in het schoolwerkplan. Hij past het schoolreglement toe en laat het toepassen, zonder evenwel de geest ervan uit het oog te verliezen. Dit alles gebeurt in een open dialoog. Hij engageert zich in één of meer werkgroepen. Andere dan vakwerkgroepen. De leraar is ook lid van de brede schoolgemeenschap. Hij gaat een open dialoog aan met alle schoolbetrokken partners: leerlingen en ouders, collega’s, middenkader, directie, pedagogische begeleiding, inrichtende macht, CLB, enz. Hij is loyaal tegenover de leidinggevenden en alle schoolbetrokken partners. De leraar neemt, in zijn relatie tot externen, steeds een loyale houding aan t.a.v. de school.
3.1.4
Professionaliteit De leraar is in staat om zelfstandig te werken. Hij werkt voortdurend samen met het team en alle schoolbetrokken partners. Hij is stipt in het uitvoeren van alle taken. Op weg zijn met jongeren is een taak die nooit af is. De leraar laat zich bevragen, durft zijn eigen functioneren in vraag stellen en is bereid om bij te sturen. Hij staat permanent open voor vernieuwing. Hij volgt vakgebonden en vakoverschrijdende nascholing en neemt hierbij zelf ook initiatief. Hij integreert de verworven kennis in het schoolteam.
B Geïndividualiseerd gedeelte
3.1.5
Instellingsgebonden opdrachten Dit deel van de functiebeschrijving omvat alle verantwoordelijkheden die het les- of klasgebeuren overstijgen of verband houden met een specifieke rol of opdracht. De eerste evaluator en het personeelslid leggen samen vast welke instellingsgebonden opdrachten in de individuele functiebeschrijving worden opgenomen. Het decreet onderscheidt twee categorieën: instellingsgebonden opdrachten die beleidsondersteunend zijn Tegenover deze opdrachten staan ondersteunende omkaderingselementen. Deze opdrachten komen aan bod in functioneringsgesprekken en zijn het voorwerp van evaluatie. instellingsgebonden opdrachten die niet beleidsondersteunend zijn Tegenover deze opdrachten staan geen ondersteunende omkaderingselementen, de leraar neemt ze dus vrijwillig op. Toch maken ze wezenlijk deel uit van de functiebeschrijving en de evaluatie.
FB-FG-EV
- pagina 16
In deze functiebeschrijving worden de volgende instellingsgebonden opdrachten opgenomen:
beleidsondersteunende opdrachten: ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………… niet-beleidsondersteunende opdrachten: ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………
3.1.6
Persoons- en ontwikkelingsgerichte doelstellingen
Naar aanleiding van een functioneringsgesprek en/of een evaluatiegesprek kunnen de eerste evaluator en het personeelslid afspraken maken over het toekomstig functioneren en over de manier waarop de tekortkomingen kunnen worden weggewerkt. Dergelijke werk- of aandachtspunten worden aan deze individuele functiebeschrijving toegevoegd. De afspraken kunnen ook verwoorden welke vorm van ondersteuning de evaluator aanbiedt aan het personeelslid of welke nascholing het personeelslid kan volgen. De eerste doelstelling van een functiebeschrijving is immers een positief en constructief beleidsinstrument te zijn.
Datum: De evaluator(en)
FB-FG-EV
Het personeelslid
- pagina 17
3.2
FUNCTIEBESCHRIJVING LERAAR GODSDIENST Vooraf: Functiebeschrijvingen en functioneringsgesprekken maken deel uit van een integraal personeelsbeleid en hangen samen met een cultuur van inspraak, betrokkenheid en participatie van de personeelsleden. Functioneringsgesprekken bieden aan de inrichtende macht/het schoolbestuur en directies de kans om hun waardering uit te drukken voor de prestaties van het personeelslid. Deze gesprekken zijn een belangrijke communicatielijn tussen personeel en directie en vormen tevens een uitstekende gelegenheid om een sterkte-zwakte analyse van de school te maken. De functioneringsgesprekken zijn daarom een cruciaal onderdeel in het traject van personeelsbegeleiding. Deze functiebeschrijving doet geen afbreuk aan de rechten en de plichten opgenomen in de arbeidsovereenkomst en in de documenten die met de arbeidsovereenkomst een ondeelbaar geheel vormen zoals de opdrachtverklaring van het katholiek onderwijs, het algemeen reglement van het katholiek gewoon en buitengewoon kleuter-, lager en secundair onderwijs met uitzondering van het volwassenen- en deeltijds kunstonderwijs, het arbeidsreglement, het opvoedingsproject, het decreet rechtspositie en andere wettelijke bepalingen in de mate dat zij bepalingen bevatten die verband houden met de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. De functiebeschrijving van godsdienstleraar, zoals vastgelegd door de Erkende Instantie, heeft enkel betrekking op de vakdidactische en vakpedagogische aspecten. Ze wordt aan de functiebeschrijving van de leraar toegevoegd en maakt er integraal deel van uit. ‘Leraar’ en ‘godsdienstleraar’ zijn ambten. In deze functiebeschrijving worden ‘leraar’ en ‘godsdienstleraar’ gebruikt voor zowel man als vrouw.
A Specifiek gedeelte – de leraar
Dit deel bevat de volgende elementen: de instellingsspecifieke doelstellingen, gebaseerd op de opdrachtsverklaring van het katholiek onderwijs, het opvoedingsproject, het decreet rechtspositie, het algemeen reglement, het arbeidsreglement, het schoolwerkplan en het vademecum van de school; de competenties van de leraar en de daaruit voortvloeiende taken; de rechten en plichten van de leraar inzake permanente vorming en nascholing.
FB-FG-EV
- pagina 18
3.2.1
De opvoedingsstijl
3.2.1.1
Communicatief De leraar is spontaan in de omgang: hij is aanspreekbaar en beschikbaar, stelt zich uitnodigend op voor leerlingen en collega’s en neemt zelf initiatief in het leggen van contacten. Hij maakt tijd vrij om te luisteren naar het verhaal van een leerling of een collega en tracht de boodschap achter het verhaal te begrijpen. Deze spontane omgang van de leraar wordt blijvend gedragen door de waarden uit het opvoedingsproject. De leraar kent die waarden, leeft ze voor en durft er met leerlingen en collega’s over in gesprek gaan.
3.2.1.2
Assisterend - Pedagogisch betrokken De leraar is in de klas en daarbuiten kwalitatief bij de leerlingen aanwezig. Hij bouwt aan een gezag dat gebaseerd is op respect, vertrouwen en preventief optreden. Hij werkt aan een vertrouwensrelatie met de klasgroep én met elke leerling afzonderlijk. Daartoe gedraagt hij zich authentiek, trouw en correct. Hij is creatief en actief met de leerlingen bezig. Hij is hartelijk in de omgang met leerlingen, collega’s en andere schoolbetrokken partners. Hij slaagt erin zijn liefde voelbaar te maken. Hij is redelijk in wat hij eist, kan omgaan met regels en met de onvolkomenheden van anderen
3.2.1.3
Evangelisch bewogen Het evangelie is de bron waaruit de christelijk geïnspireerde pedagogie vorm krijgt. De leraar heeft respect voor de christelijke identiteit van de school, leeft de christelijke waarden voor en durft getuigen van zijn christelijk geloof. Door mee te werken aan schoolpastorale activiteiten zoekt hij creatief mee naar wegen om de eigen spiritualiteit te concretiseren. Vanuit deze evangelische bewogenheid kiest hij resoluut voor de meest kwetsbare leerlingen. Hij weet welke jongeren extra aandacht nodig hebben en roept collega’s op om hen de nodige kansen te geven.
3.2.2
De leraar in de klas
3.2.2.1
Klasmanagement De aandacht van de leraar gaat niet enkel naar de cognitieve ontwikkeling van de leerlingen, maar is gericht op de verschillende ontwikkelingsdomeinen. Hij heeft aandacht voor de leer- en leefhouding van de leerlingen. Hij roept hen individueel op om de ethische, morele en godsdienstige waarden van het opvoedingsproject na te leven. Daarbij is hij zelf ‘teken’. De leraar is een begeleider van leerprocessen: hij creëert een gunstig klimaat om de kennisoverdracht en het aanleren van vaardigheden en attitudes te stimuleren. De leraar werkt een realistisch jaarplan uit, rekening houdend met de beginsituatie van de leerlingen en de eventuele heterogeniteit van de leerlingengroep. Om het jaarplan te realiseren maakt hij gebruik van een gedifferentieerd methodische aanpak, die
FB-FG-EV
- pagina 19
voortdurend afgestemd wordt op de leerlingengroep en de individuele leerlingen. Daarbij treedt hij op als coach: hij reikt de leerlingen structuur aan bij de verschillende didactische methodes. Hij individualiseert en differentieert, rekening houdend met de specifieke noden van de leerlingen (gedrags-, leer-, psychosociale en gezondheidsproblemen) en de adviezen die eventueel door de klassenraad in dit verband gegeven zijn. De leraar heeft aandacht voor veiligheid en infrastructuur in al hun facetten. Hij zorgt ervoor dat de leerlingen de veiligheidsinstructies naleven en stimuleert hen om zelfstandig maatregelen inzake veiligheid te nemen. Hij neemt initiatieven om de gezondheid en het welbevinden van de leerlingen te stimuleren en reageert op attitudes van leerlingen die hun gezondheid of het welbevinden van hun medeleerlingen in gevaar brengen. Hij stelt redelijke eisen en is voldoende assertief t.o.v. de leerlingen om deze eisen te laten naleven. Dit gebeurt in een sfeer van wederzijds respect.
3.2.2.2
Vakbekwaamheid De leraar is vakexpert. Hij getuigt van een sterke bekwaamheid en professionaliteit in zijn vakgebied. Gebaseerd op een uitgebreide vakkennis realiseert hij de doelstellingen van het leerplan en de eindtermen/ontwikkelingsdoelen/handelingsplannen. Hiertoe formuleert hij voor elke leereenheid concrete doelstellingen. Daarbij wordt het overzicht over een langere periode niet uit het oog verloren. Dit overzicht vindt zijn neerslag in jaarplannen en leerlijnen. Het leerplan, het jaarplan en de agenda zijn aan elkaar gelinkt. Bij de realisatie van de doelstellingen maakt hij passend gebruik van de hedendaagse didactische werkvormen en hulpmiddelen; hij hanteert hierbij voldoende afwisseling.
3.2.2.3
Administratie De leraar is administrator in functie van zijn klaspraktijk. De leraar is ordelijk en vult zorgvuldig de documenten in: agenda, puntenboekje, notities, afwezigheden, … Door zijn ordelijke houding is hij een voorbeeld voor de leerlingen. Hij verwacht ook van de leerlingen ordelijke documenten. De leraar beschikt over een praktische lesvoorbereiding, waarin de eindtermen – ontwikkelingsdoelen handelingsplannen geïntegreerd worden. De lesvoorbereiding bevat doelstellingen, leerinhouden en didactische werkvormen. Een les moet voorbereid zijn met het oog op het samenspel tussen doelstellingen, inhoud, werkvormen en doordachte praktische organisatie. De leraar kan dit aantonen via: jaarplan, schoolagenda, persoonlijke notities, …
3.2.2.4
Evaluaties De leraar organiseert evaluatiemomenten volgens een vast en regelmatig patroon. De evaluatiemomenten volgen het leerproces en zijn gericht op tussentijdse doelen. Bij de voorbereiding en de planning van de evaluatie houdt hij rekening met het ni-
FB-FG-EV
- pagina 20
veau en de studierichting van de leerlingen en de afspraken die gemaakt zijn binnen de vakgroep. De evaluaties zijn gericht op de essentie; daarbij worden kennis, inzicht, toepassingen, vaardigheden en attitudes voldoende gedoseerd. De normen zijn aangepast aan het niveau van de doelgroep. 3.2.3
De leraar als lid van een team in de school De verantwoordelijkheid en de taken van de leraar beperken zich niet tot wat zich afspeelt binnen de vier klassenmuren. Hij neemt actief deel aan algemene personeelsvergaderingen, klassenraden en vakwerkgroepen en houdt zich loyaal aan de daar gemaakte afspraken. Hij is lid van het ‘schoolteam’. In een relatie van evenwaardigheid vormt hij met zijn collega’s een opvoedingsgemeenschap. Hij realiseert mee de aandachtspunten en actiepunten van de school, vervat in het schoolwerkplan. Hij past het schoolreglement toe en laat het toepassen, zonder evenwel de geest ervan uit het oog te verliezen. Dit alles gebeurt in een open dialoog. Hij engageert zich in één of meer werkgroepen. Andere dan vakwerkgroepen. De leraar is ook lid van de brede schoolgemeenschap. Hij gaat een open dialoog aan met alle schoolbetrokken partners: leerlingen en ouders, collega’s, ondersteunend personeel, middenkader, directie, pedagogische begeleiding, inrichtende macht, CLB, enz. Hij is loyaal tegenover de leidinggevenden en alle schoolbetrokken partners. De leraar neemt, in zijn relatie tot externen, steeds een loyale houding aan t.a.v. de school.
3.2.4
Professionaliteit De leraar is in staat om zelfstandig te werken. Hij werkt voortdurend samen met het team en alle schoolbetrokken partners. Hij is stipt in het uitvoeren van alle taken. Op weg zijn met jongeren is een taak die nooit af is. De leraar laat zich bevragen, durft zijn eigen functioneren in vraag stellen en is bereid om bij te sturen. Hij staat permanent open voor vernieuwing. Hij volgt vakgebonden en vakoverschrijdende nascholing en neemt hierbij zelf ook initiatief. Hij integreert de verworven kennis in het schoolteam.
FB-FG-EV
- pagina 21
B
Aanvullend gedeelte – de godsdienstleraar Sectie 1.01 Functiebeschrijving leraar Rooms-katholieke godsdienst in het vrij katholiek gewoon en buitengewoon onderwijs. Sectie 1.02 Zoals goedgekeurd door de erkende instantie R.-K. godsdienst op 15 april 2004.
3.2.5
Inleiding De godsdienstleraar heeft een bijzonder statuut. Hij is een medewerker van de diocesane bisschop. De bisschop verschaft hem de toestemming (= mandaat) tot het geven van het vak en hij stelt hem voor aan de school als godsdienstleraar (= de voordracht). De functiebeschrijving van de godsdienstleraar in het katholiek onderwijs bestaat daarom uit twee delen: de algemene functiebeschrijving die hij deelt met elke leraar (gebaseerd op het pedagogische project van de afzonderlijke Inrichtende Macht) en een aanvullende, eigen aan zijn opdracht. Dit document omschrijft het aanvullende gedeelte. Het beoogt duidelijkheid te scheppen over wat verwacht wordt. Het wil leidraad zijn bij de samenwerking tussen leraar, directie en inspectie-begeleiding. In functioneringsgesprekken met de directie en contacten met de inspecteur-begeleider kan het gebruikt worden om het goede te benoemen en tekorten als groeipunten aan te geven.
3.2.6
Juridische basis Belgische Grondwet; het decreet rechtspositie van 27 maart 1991; het wetboek van canoniek recht (1983). De specifieke taakinvulling wordt verduidelijkt in: de leerplannen voor het secundair onderwijs (1999) en buitengewoon onderwijs (2001); het decreet betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken (1993).
3.2.7
Lid van het schoolteam De godsdienstleraar schakelt zich in, in de schoolcultuur. Het vak godsdienst heeft zijn volwaardige plaats binnen het geheel van alle vakken. Daarom werkt de godsdienstleraar loyaal mee met de andere leraren. Hij neemt loyaal deel aan vakvergaderingen (lokaal en regionaal, voor eigen vak en vakoverschrijdend). Hij ontwikkelt ook op dit vlak de nodige vaardigheden. Hij neemt hieromtrent zelf de nodige initiatieven en betrekt er anderen bij. Voor de pastorale werking op school heeft hij, naast andere personeelsleden, een bijzondere bekommernis.
FB-FG-EV
- pagina 22
Alle schoolbetrokkenen ontmoeten in hem een authentieke en aanspreekbare gelovige.
3.2.8
Het specifieke als godsdienstleraar Het leerplan is normerend voor de aanpak en uitbouw van de lessen. Dit vereist van de leerkracht een grondige kennis van dat document. Binnen het geheel van de schoolvakken die tot de basisvorming behoren, heeft het vak godsdienst een eigen originaliteit en vakmatigheid De lespraktijk is gericht op de levensbeschouwelijke groei van de leerlingen. De godsdienstleraar tracht daarom te komen tot levensbeschouwelijke communicatie. Zo is de leraar o.a. bedacht op communicatie rond zingeving, geloven en leven, op het ontwikkelen van en het bewust leren omgaan met levensbeschouwelijke vaardigheden. Hij respecteert de levensbeschouwelijke heterogeniteit van de leerlingen. In kritische openheid en waardering voor de wereld - ervaren, begrepen en gewaardeerd als pluraal – spreekt en getuigt de godsdienstleraar vanuit en van zijn christelijk geloof. Als getuige, specialist en moderator tracht hij te komen tot geloofscommunicatie. Hij creeert, waar mogelijk, kansen tot gebed, stilte en bezinning. De taak van de godsdienstleraar vereist permanente vorming op het gebied van spiritualiteit, geloofsdenken en onderwijskundige materies. Daarom neemt hij deel aan de gemeenschappelijke studiedagen ingericht door de inspectie-begeleiding, zoals deze dat verwacht. Hij informeert zich geregeld over het aanbod van nascholing, waar hij vrijwillig op in kan spelen. Bij onderwijsvernieuwingen schakelt hij zich loyaal en gezond kritisch in. Daarbij is het christelijk geloven zijn eerste referentiekader. Aangaande lesvoorbereiding en jaar-/vorderingsplan sluit hij aan bij de verwachtingen van de inspectie-begeleiding. De leraar zal de leerlingen niet toetsen op gebied van geloof en levenshouding.
C
3.2.9
Geïndividualiseerd gedeelte
Instellingsgebonden opdrachten Dit deel van de functiebeschrijving omvat alle verantwoordelijkheden die het les- of klasgebeuren overstijgen of verband houden met een specifieke rol of opdracht. De eerste evaluator en het personeelslid leggen samen vast welke instellingsgebonden opdrachten in de individuele functiebeschrijving worden opgenomen. Het decreet onderscheidt twee categorieën: instellingsgebonden opdrachten die beleidsondersteunend zijn Tegenover deze opdrachten staan ondersteunende omkaderingselementen. Deze opdrachten komen aan bod in functioneringsgesprekken en zijn het voorwerp van evaluatie. instellingsgebonden opdrachten die ondersteunend zijn Tegenover deze opdrachten staan geen ondersteunende omkaderingselementen, de leraar neemt ze dus vrijwillig op. Toch maken ze wezenlijk deel uit van de functiebeschrijving en de evaluatie.
FB-FG-EV
- pagina 23
De school maakt hier zelf een verstandige keuze. Een leidraad kan zijn wat in het verleden reeds gebeurde. In deze functiebeschrijving worden de volgende instellingsgebonden opdrachten opgenomen: beleidsondersteunende opdrachten: ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………… niet-beleidsondersteunende opdrachten: ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………..
3.2.10
Persoons- en ontwikkelingsgerichte doelstellingen Naar aanleiding van een functioneringsgesprek en/of een evaluatiegesprek kunnen de eerste evaluator en het personeelslid afspraken maken over het toekomstig functioneren en over de manier waarop de tekortkomingen kunnen worden weggewerkt. Dergelijke werk- of aandachtspunten worden aan deze individuele functiebeschrijving toegevoegd. De afspraken kunnen ook verwoorden welke vorm van ondersteuning de evaluator aanbiedt aan het personeelslid of welke nascholing het personeelslid kan volgen. De eerste doelstelling van een functiebeschrijving is immers een positief en constructief beleidsinstrument te zijn.
Datum: De evaluator(en)
FB-FG-EV
Het personeelslid
- pagina 24
3.3
FUNCTIEBESCHRIJVING LID ONDERSTEUNEND PERSONEEL ADMINISTRATIEF MEDEWERKER
Vooraf Functiebeschrijvingen en functioneringsgesprekken maken deel uit van een integraal personeelsbeleid en hangen samen met een cultuur van inspraak, betrokkenheid en participatie van de personeelsleden. Functioneringsgesprekken bieden aan de inrichtende macht/het schoolbestuur en directies de kans om hun waardering uit te drukken voor de prestaties van het personeelslid. Deze gesprekken zijn een belangrijke communicatielijn tussen personeel en directie en vormen tevens een uitstekende gelegenheid om een sterkte-zwakte analyse van de school te maken. De functioneringsgesprekken zijn daarom een cruciaal onderdeel in het traject van personeelsbegeleiding. Deze functiebeschrijving doet geen afbreuk aan de rechten en de plichten opgenomen in de arbeidsovereenkomst en in de documenten die met de arbeidsovereenkomst een ondeelbaar geheel vormen zoals de opdrachtverklaring van het katholiek onderwijs, het algemeen reglement van het katholiek gewoon en buitengewoon kleuter-, lager en secundair onderwijs met uitzondering van het volwassenen- en deeltijds kunstonderwijs, het arbeidsreglement, het opvoedingsproject, het decreet rechtspositie en andere wettelijke bepalingen in de mate dat zij bepalingen bevatten die verband houden met de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. ‘Administratief medewerker’ is een ambt. In deze functiebeschrijving wordt deze term gebruikt voor zowel man als vrouw.
A
3.3.1
Specifiek gedeelte – Administratief medewerker
De opvoedingsstijl De administratief medewerker werkt vanuit het opvoedingsproject. Daarin vindt hij de omschrijving van het mensbeeld van waaruit hij werkt, van de opvoedingsdoelen en de opvoedingsstijl.
3.3.1.1
Communicatief De administratief medewerker is spontaan in de omgang: hij is aanspreekbaar en beschikbaar, stelt zich uitnodigend op voor leerlingen en collega’s en neemt zelf initiatief in het leggen van contacten. Hij maakt tijd vrij om te luisteren naar het verhaal van een leerling of een collega en tracht de boodschap achter het verhaal te begrijpen. Deze spontane omgang met de administratief medewerker wordt blijvend gedragen door de waarden uit het opvoedingsproject. De administratief medewerker kent die waarden, leeft ze voor en durft er met leerlingen en collega’s over in gesprek gaan. De administratief medewerker gaat met respect in overleg met directieteam. Hij zal hierbij de standpunten van de vakgroep, afdelingsgroep in alle sereniteit met de directie bespreken.
FB-FG-EV
- pagina 25
3.3.1.2
Assisterend - Pedagogisch betrokken De administratief medewerker is kwalitatief bij de leerlingen en collega’s aanwezig. Hij bouwt aan een gezag dat gebaseerd is op respect, vertrouwen en preventief optreden. Hij werkt aan een vertrouwensrelatie met leerlingen en leerkrachten. Daartoe gedraagt hij zich authentiek, trouw en correct. Hij is creatief en actief met zijn afdeling (leerlingen en leerkrachten) bezig. Hij is hartelijk in de omgang met leerlingen, collega’s en andere schoolbetrokken partners. Hij slaagt erin zijn liefde voelbaar te maken. Hij is redelijk in wat hij eist, kan omgaan met regels en met de onvolkomenheden van anderen
3.3.1.3
Evangelisch bewogen Het evangelie is de bron waaruit de christelijk geïnspireerde pedagogie vorm krijgt. De administratief medewerker heeft respect voor de christelijke identiteit van de school, leeft de christelijke waarden voor en durft getuigen van zijn christelijk geloof. Door mee te werken aan schoolpastorale activiteiten zoekt hij creatief mee naar wegen om de eigen spiritualiteit te concretiseren. Vanuit deze evangelische bewogenheid kiest hij resoluut voor de meest kwetsbare leerlingen. Hij weet welke jongeren extra aandacht nodig hebben en roept collega’s op om hen de nodige kansen te geven.
3.3.2
Beroepsbekwaamheid De administratief medewerker beschikt over de nodige vakkennis en bekwaamheid om zijn specifieke taken uit te voeren. Hij actualiseert voortdurend zijn kennis door de regelgeving die betrekking heeft op de eigen taakinvulling kritisch op te volgen. Hij beschikt over de nodige ICT-bekwaamheid en kan die hulpmiddelen doelgericht gebruiken. De administratief medewerker heeft aandacht voor veiligheid en infrastructuur in al hun facetten. Hij stelt redelijke eisen en is voldoende assertief t.o.v. de leerlingen om deze eisen te laten naleven. Dit gebeurt in een sfeer van wederzijds respect.
3.3.3
De administratief medewerker als lid van een team in de school De administratief medewerker neemt actief deel aan algemene personeelsvergaderingen en houdt zich loyaal aan de daar gemaakte afspraken. Hij kan occasioneel gevraagd worden om deel te nemen aan andere vergaderingen. Hij is lid van het ‘schoolteam’. In een relatie van evenwaardigheid vormt hij met zijn collega’s een opvoedingsgemeenschap. Hij realiseert mee de aandachtspunten en actiepunten van de school, vervat in het schoolwerkplan. Hij past het schoolreglement toe en laat het toepassen, zonder evenwel de geest ervan uit het oog te verliezen. Dit alles gebeurt in een open dialoog.Hij engageert zich in één of meer werkgroepen.
FB-FG-EV
- pagina 26
De administratief medewerker heeft een eigen inbreng, denkt mee en zoekt steeds mee naar de beste oplossingen. Hij is bereid om compromissen te sluiten. Hij is loyaal tegenover de collega’s van het ondersteunend personeel, leidinggevenden en alle schoolbetrokken partners.(onderhoudspersoneel, leraren, leerlingen, ouders) Hij neemt, in zijn relatie tot externen, steeds een loyale houding aan t.a.v. de school. 3.3.4
Professionaliteit De administratief medewerker is in staat om zelfstandig te werken, neemt voldoende initiatieven en pakt alle deeltaken van zijn ambt op. Hij nodigt uit tot samenwerking. De administratief medewerker laat zich bevragen, durft zijn eigen functioneren in vraag stellen en is bereid om bij te sturen. Hij staat permanent open voor vernieuwing. Hij volgt domeingebonden nascholing en neemt hierbij zelf ook initiatief. Hij implementeert de verworven kennis in het eigen handelen. Hij heeft zin voor orde. Hij werkt nauwkeurig en informeert zich bij twijfel. Hij komt afspraken stipt na en voert alle taken stipt uit. Hij stelt aan zichzelf en aan de leerlingen eisen omtrent correct taalgebruik. Hij kan discreet omgaan met vertrouwelijke informatie.
B
Geïndividualiseerd gedeelte
Dit deel van de functiebeschrijving omvat alle verantwoordelijkheden die verband houden met een specifieke rol of opdracht. De eerste evaluator en het personeelslid leggen samen vast welke concrete opdrachten in de individuele functiebeschrijving worden opgenomen. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… FB-FG-EV
- pagina 27
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..
3.3.5
Persoons- en ontwikkelingsgerichte doelstellingen
Naar aanleiding van een functioneringsgesprek en/of een evaluatiegesprek kunnen de eerste evaluator en de administratief medewerker afspraken maken over het toekomstig functioneren en over de manier waarop de tekortkomingen kunnen worden weggewerkt. Dergelijke werk- of aandachtspunten worden aan deze individuele functiebeschrijving toegevoegd. De afspraken kunnen ook verwoorden welke vorm van ondersteuning de evaluator aanbiedt aan het personeelslid of welke nascholing het personeelslid kan volgen. De eerste doelstelling van een functiebeschrijving is immers een positief en constructief beleidsinstrument te zijn.
Datum: De evaluator(en)
FB-FG-EV
Het personeelslid
- pagina 28
3.4
FUNCTIEBESCHRIJVING LID ONDERSTEUNEND PERSONEEL- OPVOEDER Vooraf: Functiebeschrijvingen en functioneringsgesprekken maken deel uit van een integraal personeelsbeleid en hangen samen met een cultuur van inspraak, betrokkenheid en participatie van de personeelsleden. Functioneringsgesprekken bieden aan de inrichtende macht/het schoolbestuur en directies de kans om hun waardering uit te drukken voor de prestaties van het personeelslid. Deze gesprekken zijn een belangrijke communicatielijn tussen personeel en directie en vormen tevens een uitstekende gelegenheid om een sterkte-zwakte analyse van de school te maken. De functioneringsgesprekken zijn daarom een cruciaal onderdeel in het traject van personeelsbegeleiding. Deze functiebeschrijving doet geen afbreuk aan de rechten en de plichten opgenomen in de arbeidsovereenkomst en in de documenten die met de arbeidsovereenkomst een ondeelbaar geheel vormen zoals de opdrachtverklaring van het katholiek onderwijs, het algemeen reglement van het katholiek gewoon en buitengewoon kleuter-, lager en secundair onderwijs met uitzondering van het volwassenen- en deeltijds kunstonderwijs, het arbeidsreglement, het opvoedingsproject, het decreet rechtspositie en andere wettelijke bepalingen in de mate dat zij bepalingen bevatten die verband houden met de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. ‘Opvoeder’ is een ambt. In deze functiebeschrijving wordt deze term gebruikt voor zowel man als vrouw.
A
3.4.1
Specifiek gedeelte – Opvoeder
De opvoedingsstijl De opvoeder werkt vanuit het opvoedingsproject. Daarin vindt hij de omschrijving van het mensbeeld van waaruit hij werkt, van de opvoedingsdoelen en de opvoedingsstijl.
3.4.1.1
Communicatief De opvoeder is spontaan in de omgang: hij is aanspreekbaar en beschikbaar, stelt zich uitnodigend op voor leerlingen en collega’s en neemt zelf initiatief in het leggen van contacten. Hij maakt tijd vrij om te luisteren naar het verhaal van een leerling of een collega en tracht de boodschap achter het verhaal te begrijpen. Deze spontane omgang van de opvoeder wordt blijvend gedragen door de waarden uit het opvoedingsproject. De opvoeder kent die waarden, leeft ze voor en durft er met leerlingen en collega’s over in gesprek gaan. De opvoeder gaat met respect in overleg met directieteam. Hij zal hierbij de standpunten van de vakgroep, afdelingsgroep in alle sereniteit met de directie bespreken.
FB-FG-EV
- pagina 29
3.4.1.2
Assisterend - Pedagogisch betrokken De opvoeder is kwalitatief bij de leerlingen aanwezig. Hij bouwt aan een gezag dat gebaseerd is op respect, vertrouwen en preventief optreden. Hij werkt aan een vertrouwensrelatie met leerlingengroepen én met elke leerling afzonderlijk. Daartoe gedraagt hij zich authentiek, trouw en correct. Hij is creatief en actief met de leerlingen bezig. Hij is hartelijk in de omgang met leerlingen, collega’s en andere schoolbetrokken partners. Hij slaagt erin zijn liefde voelbaar te maken. Hij is redelijk in wat hij eist, kan omgaan met regels en met de onvolkomenheden van anderen
3.4.1.3
Evangelisch bewogen Het evangelie is de bron waaruit de christelijk geïnspireerde pedagogie vorm krijgt. De opvoeder heeft respect voor de christelijke identiteit van de school, leeft de christelijke waarden voor en durft getuigen van zijn christelijk geloof. Door mee te werken aan schoolpastorale activiteiten zoekt hij creatief mee naar wegen om de eigen spiritualiteit te concretiseren. Vanuit deze evangelische bewogenheid kiest hij resoluut voor de meest kwetsbare leerlingen. Hij weet welke jongeren extra aandacht nodig hebben en roept collega’s op om hen de nodige kansen te geven.
3.4.2
Beroepsbekwaamheid De opvoeder maakt gebruik van een gedifferentieerd methodische aanpak, die voortdurend afgestemd wordt op de leerlingengroep. Hij kan het groepsgebeuren in de hand houden. Daarbij treedt hij op als coach: hij reikt de leerlingen voldoende structuur aan en is in staat hierbij verschillende methodieken te hanteren. Hij individualiseert en differentieert, rekening houdend met de specifieke noden van de leerlingen (gedrags-, leer-, psychosociale en gezondheidsproblemen) en de adviezen die eventueel door de klassenraad in dit verband gegeven zijn. De aandacht van de opvoeder is gericht op de verschillende ontwikkelingsdomeinen. Hij heeft aandacht voor de leer- en leefhouding van de leerlingen. Hij roept hen individueel op om de ethische, morele en godsdienstige waarden van het opvoedingsproject na te leven. Daarbij is hij zelf ‘teken’. De opvoeder heeft aandacht voor veiligheid en infrastructuur in al hun facetten. Hij zorgt ervoor dat de leerlingen de veiligheidsinstructies naleven en stimuleert hen om zelfstandig maatregelen inzake veiligheid te nemen. Hij neemt initiatieven om de gezondheid en het welbevinden van de leerlingen te stimuleren en reageert op attitudes van leerlingen die hun gezondheid of het welbevinden van hun medeleerlingen in gevaar brengen. Hij stelt redelijke eisen en is voldoende assertief t.o.v. de leerlingen om deze eisen te laten naleven. Dit gebeurt in een sfeer van wederzijds respect. De opvoeder neemt een aantal administratieve taken op zich. Hij beschikt daartoe over de nodige ICT-bekwaamheid en kan die hulpmiddelen doelgericht gebruiken.
FB-FG-EV
- pagina 30
3.4.3
De opvoeder als lid van een team in de school De opvoeder neemt actief deel aan algemene personeelsvergaderingen en houdt zich loyaal aan de daar gemaakte afspraken. Hij kan occasioneel gevraagd worden om deel te nemen aan andere vergaderingen. Hij is lid van het ‘schoolteam’. In een relatie van evenwaardigheid vormt hij met zijn collega’s een opvoedingsgemeenschap. Hij realiseert mee de aandachtspunten en actiepunten van de school, vervat in het schoolwerkplan. Hij past het schoolreglement toe en laat het toepassen, zonder evenwel de geest ervan uit het oog te verliezen. Dit alles gebeurt in een open dialoog.Hij engageert zich in één of meer werkgroepen. De opvoeder is ook lid van de brede schoolgemeenschap. Hij gaat een open dialoog aan met alle schoolbetrokken partners: leerlingen en ouders, collega’s, leraren, middenkader, directie, inrichtende macht, CLB, externe zorgverstrekkers, enz. Hij is loyaal tegenover de leidinggevenden en alle schoolbetrokken partners. De opvoeder neemt, in zijn relatie tot externen, steeds een loyale houding aan t.a.v. de school.
3.4.4
Professionaliteit De opvoeder is in staat om zelfstandig te werken. Hij werkt voortdurend samen met het team en alle schoolbetrokken partners. Hij is stipt in het uitvoeren van alle taken. Op weg zijn met jongeren is een taak die nooit af is. De opvoeder laat zich bevragen, durft zijn eigen functioneren in vraag stellen en is bereid om bij te sturen. Hij staat permanent open voor vernieuwing. Hij volgt nascholing en neemt hierbij zelf ook initiatief. Hij integreert de verworven kennis in het schoolteam.
B
Geïndividualiseerd gedeelte
Dit deel van de functiebeschrijving omvat alle verantwoordelijkheden die verband houden met een specifieke rol of opdracht. De eerste evaluator en het personeelslid leggen samen vast welke concrete opdrachten in de individuele functiebeschrijving worden opgenomen. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… FB-FG-EV
- pagina 31
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………
3.4.5
Persoons- en ontwikkelingsgerichte doelstellingen
Naar aanleiding van een functioneringsgesprek en/of een evaluatiegesprek kunnen de eerste evaluator en de opvoeder afspraken maken over het toekomstig functioneren en over de manier waarop de tekortkomingen kunnen worden weggewerkt. Dergelijke werk- of aandachtspunten worden aan deze individuele functiebeschrijving toegevoegd. De afspraken kunnen ook verwoorden welke vorm van ondersteuning de evaluator aanbiedt aan het personeelslid of welke nascholing het personeelslid kan volgen. De eerste doelstelling van een functiebeschrijving is immers een positief en constructief beleidsinstrument te zijn.
Datum: De evaluator(en)
FB-FG-EV
Het personeelslid
- pagina 32
3.5
FUNCTIEBESCHRIJVING DIRECTEUR en ADJUNCT-DIRECTEUR
Vooraf: Functiebeschrijvingen en functioneringsgesprekken maken deel uit van een integraal personeelsbeleid en hangen samen met een cultuur van inspraak, betrokkenheid en participatie. Functioneringsgesprekken bieden aan de inrichtende macht de kans om hun waardering uit te drukken voor de prestaties van de leden van het directieteam. Deze gesprekken zijn een belangrijke communicatielijn tussen inrichtende macht en directie en vormen tevens een uitstekende gelegenheid om een sterkte-zwakte analyse van de school te maken. De functioneringsgesprekken zijn daarom een cruciaal onderdeel in het traject van personeelsbegeleiding. Deze functiebeschrijving doet geen afbreuk aan de rechten en de plichten opgenomen in de arbeidsovereenkomst en in de documenten die met de arbeidsovereenkomst een ondeelbaar geheel vormen zoals de opdrachtverklaring van het katholiek onderwijs, het algemeen reglement van het katholiek gewoon en buitengewoon kleuter-, lager en secundair onderwijs met uitzondering van het volwassenen- en deeltijds kunstonderwijs, het arbeidsreglement, het opvoedingsproject en andere wettelijke bepalingen in de mate dat zij bepalingen bevatten die verband houden met de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. ‘Directeur’ en ‘adjunct-directeur’ zijn ambten. In deze functiebeschrijving worden deze termen gebruikt voor zowel man als vrouw.
A
Algemene omschrijving van de functie
De directeur is de spilfiguur op school. Hij bezielt, leidt en ordent alle aspecten van het schoolleven en brengt op die manier eenheid in onderwijs en opvoeding. De directeur voert zijn beleid vanuit het opvoedingsproject. Daarin vindt hij de omschrijving van het mensbeeld van waaruit hij werkt, van de opvoedingsdoelen en de typisch christelijke opvoedingsstijl. Bij de realisatie van dit opvoedingsproject werkt hij samen met de Pedagogische Begeleidingsdienst. De opdracht van de directeur heeft betrekking op de volgende domeinen: - het algemeen beleid; - het pastoraal beleid; - het pedagogisch-didactisch beleid; - het personeelsbeleid; - het logistiek beleid; - het preventiebeleid; - het communicatiebeleid (extern). De inrichtende macht geeft de directeur een mandaat om deze taken uit te voeren. De directeur oefent al zijn taken uit in overeenstemming met de onderwijswetgeving en –reglementering, de richtlijnen van het VVKSO en van de inrichtende macht. Hij blijft steeds op de hoogte van wijzigingen en evoluties in het onderwijslandschap.
FB-FG-EV
- pagina 33
In elk van de hoger genoemde domeinen draagt de directeur op zijn school de eindverantwoordelijkheid. Om zijn taken uit te voeren zal hij geregeld taken delegeren aan zijn medewerkers. Hij zal zijn medewerkers geregeld aanspreken en hun functioneren bevragen. Op die manier houdt hij voeling met het dagelijks leven op school en bewaart hij de eenheid in het beleid. De directeur informeert de inrichtende macht geregeld over de concrete uitwerking van zijn beleid. Hij zorgt voor permanente informatiedoorstroming tussen de school en de inrichtende macht. Wanneer er meerdere scholen op eenzelfde campus gevestigd zijn, kan er tussen de directeurs onderling een taakverdeling gemaakt worden met het oog op schooloverstijgende verantwoordelijkheden. Die taakverdeling wordt exact afgebakend en aan deze functiebeschrijving toegevoegd. De adjunct-directeur steunt de directeur in zijn opdracht. Zijn precieze opdracht wordt uitgetekend in overleg met de directeur op basis van de deskundigheid van beiden (complementariteit).
B
3.5.1
Specifieke omschrijving van de functie
Algemeen beleid De directeur is verantwoordelijk voor de organisatie en de coördinatie van de pedagogisch-didactische opdrachten die de onderwijsinstelling heeft.
3.5.2
prioriteiten op korte termijn De directeur stelt prioriteiten, die hij geregeld bijstuurt op basis van tussentijdse evaluaties.
prioriteiten op lange termijn De directeur heeft een uitgeschreven langetermijnplanning en een uitgewerkt stappenplan. Hij evalueert dat geregeld in overleg met alle betrokkenen en past het aan indien nodig.
Pastoraal beleid De directeur draagt de eindverantwoordelijkheid voor de pastorale animatie op school. Daarbij draagt hij permanent zorg voor de christelijke identiteit en de realisatie van het christelijke opvoedingproject. Bij de realisatie van deze doelstellingen heeft hij oog voor
3.5.2.1
de eerbied en de eigenheid van iedere mens De directeur gaat respectvol om met alle deelnemers in het schoolgebeuren en probeert het beste in hen naar voren te halen. Hij respecteert de eigenheid van collega’s en leerlingen. Hij duldt geen enkele vorm van negatieve discriminatie op school.
FB-FG-EV
- pagina 34
3.5.2.2
de aandacht voor de kansarmen in zijn school De directeur heeft oog voor de kansarmoede bij de leerlingen. Hij kiest resoluut voor de meest kwetsbare jongeren. Hij weet wie extra aandacht nodig heeft en streeft ernaar om hun maximale ontplooiingskansen te geven.
3.5.2.3
de bekommernis voor de integrale ontplooiing van elke medewerker en elke leerling De directeur heeft aandacht voor elke mens in zijn totaliteit. Hij voert een beleid waarin personeelsleden en leerlingen alle aspecten van hun persoon aan bod kunnen laten komen. Hij bevestigt de sterke kanten van leerlingen en medewerkers en doet er een beroep op.
3.5.2.4
de openheid voor God De directeur maakt de religieuze dimensie van het opvoedingsproject bespreekbaar, leeft de christelijke waarden voor en getuigt van zijn christelijk geloof. Hij roept iedereen op om het religieuze en de christelijke waarden een plaats te geven.
3.5.2.5
een cultuur van barmhartigheid en vergevingsgezindheid De directeur is hartelijk in de omgang: hij kan passend omgaan met straffen en belonen. Hij durft bekennen dat hij in de fout is gegaan en is bereid om anderen die in de fout gingen nieuwe kansen te geven. In de omgang met zijn medewerkers laat hij zich niet leiden door persoonlijke spanningen en meningsverschillen.
3.5.2.6
terbeschikkingstelling van middelen voor de pastorale animatiegroep De directeur stelt middelen ter beschikking ter ondersteuning van de pastorale animatiegroep.
3.5.2.7
de ondersteuning van de pastorale animatiegroep De directeur bevestigt de PAG-medewerkers in hun engagement en neemt zelf actief deel aan de PAG-werking. Hij ziet erop toe dat de pastorale animatie geïntegreerd wordt in het geheel van het beleid.
3.5.3
Pedagogisch-didactisch beleid De directeur draagt de eindverantwoordelijkheid voor het pedagogisch-didactisch beleid van de school in al zijn aspecten:
3.5.3.1
planning en schoolorganisatie
De directeur werkt, in overleg met het directieteam, een degelijke planning en schoolorganisatie uit. De planning wordt geconcretiseerd in het schoolwerkplan. Daardoor kan de opvoeding en de vorming van jongeren optimaal en continu gebeuren en ver-
FB-FG-EV
- pagina 35
loopt de werking van de school vlot en in een goed werkklimaat. De directeur bewaakt de planning en stuurt ze bij indien nodig.
3.5.3.2
zorg voor leerlingenbegeleiding De directeur organiseert de leerlingenbegeleiding, zowel individueel als in groep. Hij volgt de leerlingenbegeleiding op en stuurt ze bij indien nodig. Hij ondersteunt de leerlingenbegeleiders en werkt mee een aantal instrumenten uit, om leerlingen met individuele noden te begeleiden. Hij verzet zich tegen ongenuanceerde uitspraken over leerlingen.
3.5.3.3
onderwijskundig beleid De directeur heeft inzicht in de leerplannen en de eindtermen. Hij creëert kansen, ook materiële, om de eindtermen en de doelstellingen van het leerplan te realiseren. Hij stimuleert de vakgroepwerking en volgt ze op. Hij heeft aandacht voor documenten van de leraren (jaarplannen, schoolagenda, lesvoorbereidingen, …). Hij stimuleert leraren tot onderwijsvernieuwing en volgt de implementatie ervan op.
3.5.3.4
Gezag De directeur geeft leiding en spreekt met gezag. Hij treedt consequent op naar personeelsleden en leerlingen toe. Hij ondersteunt personeelsleden in hun gezag.
3.5.3.5
communicatief en participatief beleid De directeur bewaakt een goede communicatie tussen de personeelsleden onderling, tussen de personeelsleden en de leerlingen, tussen de personeelsleden en de ouders. Hij voert een participatief en transparant beleid en bouwt aan een overlegcultuur in de school. Hij ondersteunt de decretaal verplichte overleg- en adviesorganen. Daarnaast neemt hij het initiatief om andere overleg- en adviesorganen op te richten.
3.5.3.6
nascholingsbeleid De directeur werkt een nascholingsbeleidsplan uit en volgt dit op. Hij stimuleert personeelsleden om vakgebonden en vakoverschrijdende nascholingen te volgen. Hij volgt zelf de nodige nascholingen. Hij heeft bijzondere aandacht voor de vorming van beginnende personeelsleden. Hij stimuleert alle personeelsleden om zich blijvend in de christelijke vorming te bekwamen.
FB-FG-EV
- pagina 36
3.5.4
Personeelsbeleid De directeur is verantwoordelijk voor het personeelsbeleid en de zorg voor het personeel. Bijzondere aandacht gaat naar de aanwerving, de begeleiding en de evaluatie van beginnende personeelsleden.
3.5.4.1
werkklimaat De directeur is spontaan in de omgang met collega’s. Hij bevestigt hen in hun taak en creëert een aangename werkomgeving.
3.5.4.2
selectie en aanwerving De directeur besteedt voldoende aandacht aan de aanwerving van nieuwe personeelsleden. Hij spreekt met de kandidaten over het pedagogisch project en polst in welke mate ze zich hierin kunnen vinden.
3.5.4.3
zorg voor en begeleiding van nieuwe personeelsleden Personeelsbeleid omvat ook personeelszorg. De directeur zorgt ervoor dat de nieuwe personeelsleden voldoende informatie krijgen over de school en de interne werking. Hij duidt voor elke beginnende leraar een mentor aan als persoonlijke begeleider. Dezelfde zorg draagt hij voor lerarenstagiairs. Hij zorgt voor een efficiënte stagemogelijkheid en een degelijke begeleiding.
3.5.4.4
evaluatie van personeelsleden De directeur begeleidt en evalueert elk personeelslid. Hij heeft met elke leraar om de vier jaar een functioneringsgesprek. Hij stelt een functiebeschrijving op in overleg met elk personeelslid waarvan hij de eerste evaluator is. Hij brengt bij elke beginnende leraar (TABD) jaarlijks minstens één klasbezoek. Hij houdt met elk nieuw personeelslid tenminste éénmaal per jaar een functioneringsgesprek. Op het einde van het schooljaar houdt hij met elk nieuw personeelslid een evaluatiegesprek. Tijdens deze evaluatie gaat een bijzondere aandacht naar de christelijke manier van omgaan met de leerlingen en de collega’s.
3.5.5
Logistiek beleid De directeur voert een financieel verantwoord logistiek beleid.
3.5.5.1
opvolging van de reglementering De directeur volgt de administratieve reglementering op; hij draagt de eindverantwoordelijkheid voor het schooldossier, het personeelsdossier, het leerlingendossier en het dossier preventie en bescherming op het werk. Hij stimuleert zijn medewerkers om alle documenten verzorgd en tijdig te bezorgen aan de bevoegde diensten.
FB-FG-EV
- pagina 37
3.5.5.2
kennis van de financiële en materiële toestand De directeur heeft zicht op de financiële toestand; in overleg met het schoolbestuur controleert hij op geregelde tijdstippen de financiële toestand en stuurt eventueel de begroting bij.
3.5.5.3
zorg voor de juiste aanwending van de middelen De directeur bewaakt het nodige evenwicht in zijn financieel beleid: hij heeft een duidelijk prioriteitenplan voor de uitgaven, met onderscheid tussen belangrijke, bijkomstige en overbodige uitgaven. Hij bevraagt zijn medewerkers over hun noden en houdt rekening met hun bemerkingen.
3.5.5.4
opvolging van de juiste procedures De directeur kent de regels van de overheid en de inrichtende macht en past ze correct toe. Hij waakt erover dat ook zijn medewerkers de procedures correct toepassen.
3.5.5.5
zorg voor het patrimonium en de uitrusting De directeur zorgt voor de opvolging van defecten en schade, op korte en lange termijn. Voor de langetermijnplanning beschikt over een masterplan voor de totale schoolinfrastructuur. Hij beschikt over een uitrustingsplan op korte en lange termijn. Hij bevraagt zijn medewerkers geregeld in functie van de modernisering van de uitrusting. Hij zorgt voor voldoende onderhoudspersoneel.
3.5.6
Preventiebeleid
3.5.6.1
opvolging van de reglementering en de richtlijnen van de inrichtende macht De directeur neemt het preventiebeleid op school ernstig. Hij gedraagt zich loyaal t.o.v. de preventieadviseur en het CPBW en houdt rekening met hun suggesties. Hij doet de nodige investeringen om in orde te zijn en te blijven met de regelgeving.
3.5.6.2
het welbevinden van leerlingen en personeel De directeur brengt het personeel en leerlingen de nodige medeverantwoordelijkheidszin bij. Hij brengt het welbevinden van personeelsleden en leerlingen regelmatig ter sprake. Hij neemt pestgedrag van leerlingen en personeelsleden ernstig. Hij steunt de vertrouwenspersoon van de school.
3.5.7
Communicatiebeleid (extern) De directeur staat in voor het overleg met externe partners. Hij draagt zorg voor het onderhouden van contacten met diverse instanties en voor het imago van de school. Deze zorg houdt de volgende aspecten in:
3.5.7.1
FB-FG-EV
Zorg voor onthaal
- pagina 38
De directeur heeft oog voor een verzorgde toegang tot de school. Hij heeft aandacht voor interne bewegwijzering in het gebouw en coacht de verantwoordelijken voor het onthaal. Hij staat iedereen vriendelijk te woord en ontvangt de mensen hartelijk. 3.5.7.2
externe relaties De directeur onderhoudt goede contacten met vertegenwoordigers uit de socioeconomische en de culturele sector, de bedrijvenwereld (stageplaatsen), de financiële wereld en de lokale overheid.
3.5.7.3
onderwijspartners De directeur onderhoudt goede contacten met zijn collega-directeurs. Hij levert een constructieve bijdrage in de scholengemeenschap. Hij laat zijn personeel meewerken in externe diensten hij bouwt een netwerk uit met externe partners (ouders, CLB). Hij neemt actief deel aan de vergaderingen van het oudercomité en onderhoudt goede contacten met de basisscholen.
3.5.7.4
publiciteit De directeur voert een goed doordacht en financieel verantwoord publiciteitsbeleid. Hij heeft aandacht voor de uniformiteit in lay-out en een correct taalgebruik in alle publicaties van de school. Hij zorgt voor een aantrekkelijke en permanent geactualiseerde website.
3.5.7.5
contact met de pers en de media De directeur onderhoudt contacten met de pers en de media. Hij bereidt die contacten grondig voor met zijn team. Hij streeft ernaar om steeds een positief beeld van de school op te hangen in de pers. Indien de pers zelf met de school contact opneemt bij ernstige incidenten, neemt de directeur steeds contact op met de inrichtende macht.
FB-FG-EV
- pagina 39
4
Hoofdstuk 4: Lijst met evaluatoren
Eerste evaluator
Tweede evaluator
1. Leraar + godsdienstleraar
Directeur of adjunct-directeur
Lid van het Schoolbestuur
2. Praktijk leraar
TA
Directeur
Directeur of adjunct-directeur
Lid van het Schoolbestuur
3. Ondersteunend personeel
Directeur of adjunct-directeur
Lid van het Schoolbestuur
4. Internaatsopvoeder
Internaatsbeheerder
Lid van het Schoolbestuur
5. TA
TAC
Directeur
6. TAC
Directeur
Lid van het Schoolbestuur
7. Directeur (+adjunct) Internaatsbeheerder, Aldi
Schoolbestuur als team
8. Stafmedewerker SG geaffecteerd als leraar aan school A
Codi (kan een personeelslid van een ander schoolbestuur zijn)
9. Codi
CAIM als team
FB-FG-EV
(Lid van het) CAIM
- pagina 40
5
Hoofdstuk 5: Afspraken rond tweede evaluator
De tweede evaluator kan geen afbreuk doen aan de rol van de eerste evaluator. De tweede evaluator is een aanspreekpunt voor het personeelslid en voor de eerste evaluator. De gehele werking tussen 1ste en 2de evaluator moet transparant blijven. De verslagen van de 1ste evaluator moeten doorgegeven worden aan de 2de evaluator. Beginnende personeelsleden verdienen meer aandacht dan andere personeelsleden. Bij ontevredenheid over personeelsleden ga je meer functioneringsgesprekken voeren zodat men de kans krijgt om zich te verbeteren. Als het Schoolbestuur evaluator is (1ste of 2de) dan mag dat één lid zijn of enkele personen als team. Ons lijkt “enkele” personen beter. Sommige personeelsleden zijn in dienst in verschillende scholen. Per instelling moeten zij: een functiebeschrijving krijgen een functioneringsgesprek hebben een evaluatie Een directeur kan voor verschillende scholen gemandateerd worden om eerste evaluator te zijn.
Besluit:
FB-FG-EV
De 2de evaluator is de bewaker van het proces en heeft dus zo nodig volledige inzage in dit proces.
De 2de evaluator is het aanspreekpunt voor zowel het personeelslid als voor de eerste evaluator.
Als één van beiden een beroep doet op de 2de evaluator dan wordt dit aan de andere gemeld.
De 2de evaluator ontvangt altijd een kopie van het evaluatieverslag van de 1ste evaluator.
De 2de evaluator kan, indien gewenst, door de 1ste evaluator of het personeelslid, aanwezig zijn op een functioneringsgesprek of een evaluatiegesprek.
- pagina 41
6
Hoofdstuk 6: Opdrachten
6.1
Beleidsondersteunende opdrachten
Contact bedrijven-prospectie stage
Coördinatoren
GIP-coördinator
GOK-coördinator
ICT-coördinator + smartschoolbeheerder
Leerlingenbegeleider
Klassenleraar
Mentor
Pastoraal verantwoordelijke
Preventieadviseur
Studiecoach (studiebegeleider)
Verantwoordelijke taalbeleid
Vakverantwoordelijken
FB-FG-EV
- pagina 42
6.2
Niet-beleidsondersteunende opdrachten: enkele voorbeelden
Begeleider leerlingenraad
Begeleider vernieuwing
Gezondheidscoördinator
Klassenleraar
Lid van de werkgroep milieu
Organisator culturele activiteiten
Lid van een participatieorgaan
Lid van de werkgroep promotie
Schooltijdschrift
Sportverantwoordelijke
Vakverantwoordelijke
Vertrouwensleraar
Webmaster
Lid van een andere werkgroep
FB-FG-EV
- pagina 43
7
Hoofdstuk 7: Evaluatie
7.1
Evaluatiedocument voor leraar
7.2
Evaluatiedocument voor ondersteunend personeel
FB-FG-EV
- pagina 44
Ontwerpversie 6 mei 2008 Plaats voor hoofding
Aangepast 2012-12-12
Evaluatiedocument leerkrachten secundair onderwijs
TABD
minder dan 303 dagen
TADD
minder dan 606 dagen
DVB
minder dan 720 dagen
voltijds vastbenoemd
school schooljaar naam eerste evaluator naam personeelslid geboortedatum bekwaamheidsbewijzen aantal gevolgde vormingssessies /-momenten ambt (b.v. leerkracht AV - leerkracht godsdienst, …) in dienst in de KSG De Heide aantal dagen
aantal jaren
in dienst in de school sinds……………………………………………………. aantal dagen
aantal jaren
Handtekeningen
Namens eerste evaluator:
Het personeelslid (voor kennisname):
1 De opvoedingsstijl werkpunten zelf meer initiatieven tot gesprekken nemen …
1.1 communicatief spontaan in de omgang
onvoldoende sluit zich meer en meer af legt geen contacten …
voldoende sterke punten neemt deel aan gesprekken stelt zich uitnodigend op voor anderen is aanspreekbaar neemt initiatieven in con … tacten …
luisterbereid
kan niet luisteren minder een afwachtende houding aannemen praat enkel over zichzelf en zijn/haar interesses, be meer openstaan voor de kommernissen,... boodschap van anderen … …
maakt spontaan tijd vrij om kan empathisch omgaan te luisteren naar het vermet boodschappen van haal, de boodschap van leerlingen en collega’s een leerling is in staat de boodschap maakt spontaan tijd vrij om achter de woorden te verte luisteren naar het verstaan haal, de boodschap van … een collega …
voordoen in dialoog
heeft nog weinig aandacht voor waardenbeleving leeft andere waarden voor dan het opvoedingsproject …
waarden uit het opvoedingsproject in alle omstandigheden voorleven …
leeft waarden uit het opvoedingsproject voor …
aanspreekbaar beschikbaar
vlucht weg is niet aanspreekbaar …
meer inspanningen leveren betrokken op de leefweom betrokken te zijn op de reld van de leerlingen leefwereld van de leer kan spontaan tijd vrij malingen ken … doet spontaan mee aan activiteiten van en voor leerlingen …
durft in gesprek treden met leerlingen over waardenbeleving vanuit het opvoedingsproject … is steeds beschikbaar voor anderen neemt initiatieven om op vrije momenten aanwezig te zijn bij de leerlingen …
1.2.Assisterend Pedagogisch betrokken 1.2.1 kwalitatief bouwt aan gezag
is authentiek
is actief aanwezig op de assistentiebeurten
straalt een persoonlijk engagement uit
1.2.2 emotioneel is hartelijk in de omgang met de leerlingen
onvoldoende
werkpunten
onvoldoende doet geen inspanningen om een sfeer van respect en vertrouwen te creëren kent de leerlingen niet …
werkpunten minder koel en afstandelijk zijn in de omgang de leerlingen bij de voornaam aanspreken …
is wantrouwig, achterdochtig, kan geen vertrouwen geven is niet te vertrouwen, kan geen vertrouwen krijgen … doet assistentiebeurten niet treedt niet op ziet niet wat er gebeurt …
minder gereserveerd zijn consequenter zijn vertrouwelijke informatie correct behandelen … actiever aanwezig zijn durven optreden bij problemen …
voldoende
voldoende kent de leerlingen bij de voornaam treedt preventief op volgens het pedagogisch project … is gemoedelijk, trouw, correct en zichzelf weet vertrouwelijke informatie correct te behandelen … is stipt aanwezig heeft overzicht en uitzicht op het gebeuren is aandachtig speelt in op concrete situaties … is betrokken op de wereld van de leerlingen …
ontvlucht verantwoordelijkheid …
meer betrokken zijn op de leerlingen …
onvoldoende ontvlucht de leerlingen is stroef en afstandelijk …
werkpunten voldoende een hartelijke relatie op is spontaan en hartelijk bouwen met alle leerlingen naar de leerlingen toe … weet het evenwicht te
sterke punten sterke punten is graag gezien dwingt gezag af gebouwd op respect, vertrouwen en preventief optreden … gelooft zelf ten volle in de boodschap naar de jongeren kan een vertrouwensrelatie opbouwen … is creatief en actief met de leerlingen bezig weet preventief op te treden …
weet de wereld van de leerlingen te integreren in zijn/haar opvoedingstaak kiest onvoorwaardelijk voor het welzijn van de leerlingen … sterke punten jongeren voelen zich thuis bij de leraar …
is hartelijk in de omgang met de collega’s
heeft geen contacten met collega’s minachtend brengt collega’s in diskrediet … weigert contacten is niet mededeelzaam, niet tot overleg bereid … onvoldoende laat alles gebeuren is onredelijk streng durft niet optreden …
streven naar een hartelijke omgang met de collega’s …
respectvoller omgaan grotere bereidheid tot overleg … 1.2.3. rationeel werkpunten is redelijk in wat hij/zij eist meer rekening houden met de ander en/of de omstandigheden straffen in verhouding met de ernst van de fouten … kan omgaan met regels doet geen inspanningen sneller reageren bij over(schoolreglement ...) binnen de om de regels te doen naletredingen school ven de ogen niet sluiten voor treedt zelf de regels met de regels en afspraken voeten … … is hartelijk in de omgang met de andere onderwijsbetrokkenen (ouders,...)
houden tussen streng en hartelijk … is collegiaal in doen en spreken is geïntegreerd …
toont bezorgdheid voor een hartelijk werkklimaat neemt initiatieven om nieuwe collega’s in de groep te betrekken … is enthousiast en joviaal staat open voor overleg …
weet zich op een correcte manier te gedragen is aanspreekbaar … voldoende sterke punten is redelijk, gebruikt ‘gezond kan gedifferentieerd eisen verstand’ stellen en dit duiden weet duidelijke en correcte … eisen te stellen … weet correct om te gaan met de regels binnen de school kan op een soepele manier omgaan met regels in de geest van het reglement …
kan leerlingen motiveren om positief om te gaan met regels bespreekt in de klas/de groep regels en afspraken om de samenwerking te verbeteren
weet op een gezonde manier om te gaan met onvolmaaktheden van anderen geeft leerlingen en collega’s nieuwe kansen …
weet de onvolmaaktheden te gebruiken als een kans om de ander te doen groeien houdt rekening met de draagkracht van de individuele jongere en de beginsituatie …
1.3 evangelisch bewogen onvoldoende werkpunten heeft respect voor de christelij- stelt zich negatief op tegen openheid aan de dag legke identiteit van de school de christelijke identiteit van gen voor christelijke zingede school ving laat alles aan zich voorbij bereid zijn de christelijke gaan identiteit van de school te ondersteunen … …
voldoende ondersteunt de christelijke identiteit van de school …
sterke punten leeft de christelijke waarden voor durft vrijuit te getuigen van zijn/haar christelijk geloof …
werkt mee aan schoolpastorale zet zich af tegen initiatieactiviteiten ven van pastorale aard …
vervult de taken bij de activiteiten zoals deze gevraagd worden …
zoekt creatief mee naar wegen om de christelijke spiritualiteit te concretiseren animeert en begeleidt enthousiast de activiteiten …
heeft een zicht op welke leerlingen extra aandacht nodig hebben, kent hen en remedieert …
engageert zich persoonlijk om kwetsbare leerlingen te helpen roept collega’s op om kwetsbare leerlingen de nodige kansen te geven
kan omgaan met onvolmaaktheden van anderen
heeft aandacht voor de meest kwetsbare leerlingen
komt voortdurend in conflict met anderen over wat zij niet kunnen vergroot de fouten van anderen uit gebruikt de fouten van anderen om zichzelf beter voor te doen …
begrip opbrengen voor onvolmaaktheden van anderen bereid zijn leerlingen en collega’s nieuwe kansen te geven …
loyaler meewerken aan pastorale activiteiten zich loyaal opstellen tegenover pastorale activiteiten …
sluit kwetsbare leerlingen kwetsbare leerlingen voluit de klasgroep doende aandacht geven maakt kwetsbare leerlingen … belachelijk …
2 De leraar in de klas werkpunten het leerplan realiseren de les beter structureren …
2.1 klasmanagement tijdsbesteding
onvoldoende geregeld niet aanwezig in de les is in de klas bezig met andere dingen dan de eigenlijke les …
organiseert het klasgebeuren
het klasgebeuren verloopt anarchisch …
het klasgebeuren in handen houden …
besteedt aandacht aan attitudes
heeft geen enkele aandacht voor leer- en leefhouding van de leerlingen …
aandacht hebben voor de leer- en leefhouding van de leerlingen …
heeft gezag
zich assertiever opstellen tegenover leerlingen groeikansen aangrijpen … consequent optreden bij het overtreden van hygienische voorschriften reageren op ongezonde attitudes bij leerlingen
heeft aandacht voor gezondheid en welbevinden
kan de groep niet aan stelt geen eisen stelt onredelijke eisen … hecht geen belang aan gezondheid en welbevinden …
voldoende kan voorafgaande lesplanning realiseren brengt variatie in lesmethodiek wanneer de aandacht verzwakt kan zijn periodeplan/jaarplan realiseren … biedt voldoende structuur bij verschillende methodieken/didactieken kan individualiseren/ differentiëren/organiseren … heeft aandacht voor de leer- en leefhouding van de leerlingen kan waarden, regels laten naleven in een klassituatie … kan de klas, de groep aan stelt eisen die nageleefd worden … volgt zelf de voorschriften rond hygiëne op en zorgt dat de leerlingen ze opvolgen heeft aandacht voor gezondheid en welbevinden …
sterke punten past leerstof aan in functie van eventuele projecten/actualiteiten …
coacht het klasgebeuren …
roept leerlingenindividueel op om waarden en regels na te leven is zelf ‘teken’ … dwingt respect af als persoon … neemt extra vakoverschrijdende initiatieven voor gezondheid en welbevinden …
heeft aandacht voor de individuele leerling (gedrags-, leer-, psychosociale en gezondheidsproblemen)
2.2 vakbekwaamheid kent zijn/haar vak
is onverschillig kent de afspraken en adviezen niet en/of past ze niet toe negeert de eigenheid en de noden van de individuele leerling … onvoldoende maakt vakfouten weigert iets te leren …
kan omgaan met verscheidene didactische werkvormen
weigert hedendaagse werkvormen …
gebruikt didactische hulpmiddelen
maakt geen gebruik van hulpmiddelen maakt onoordeelkundig gebruik van hulpmiddelen … volgt het leerplan niet …
volgt het leerplan
afspraken van klassenraden en leerlingenbegeleiding kennen en toepassen de beginsituatie en noden van de individuele leerling kennen …
houdt rekening met specia- is geïnteresseerd in de le noden van leerlingen bredere ontplooiing en de individuele begeleiding van volgt de adviezen op die de leerling genomen zijn door klassenraden is als een moeder/vader voor de leerlingen moedigt aan … …
werkpunten voldoende gerichte nascholing volgen lesdoelstellingen zijn afgestemd op de beginsituatie bereidheid ontwikkelen om van collega’s en leerlingen met de gekozen leeractivite leren teiten worden de lesdoelstellingen bereikt … … hedendaagse werkvormen maakt passend en tijdig passend gebruiken gebruik van hedendaagse werkvormen … … didactische hulpmiddelen maakt efficiënt gebruik van passen gebruiken verschillende didactische hulpmiddelen … …
sterke punten getuigt van een sterke professionaliteit houdt van zijn vak …
het leerplan concretiseren en integreren in de klaspraktijk leerplan, jaarplan en agenda aan elkaar linken …
denkt mee na over de evoluties van het leerplan …
werkt met uitgeschreven jaarplan jaarplan is gelinkt aan de agenda beheerst het leerplan grondig integreert het leerplan in de klaspraktijk …
introduceert in de school nieuwe werkvormen … gaat creatief om met didactische hulpmiddelen …
2.3 administratie orde (agenda, puntenboekje, notities, afwezigheden,…)
lesvoorbereidingen
onvoldoende kan geen orde houden en vindt niets terug is slordig/onzorgvuldig in het invullen van documenten … heeft geen voorbereidingen …
voldoende is ordelijk vult documenten zorgvuldig in …
lesvoorbereidingen meer richten op gebruik in de klas …
lesvoorbereidingen vermelden doelstellingen, leerinhoud en didactische werkvormen …
2.4 evaluaties
onvoldoende
de documenten van de leerlingen regelmatig controleren de leerlingen begeleiden in de opmaak van hun documenten … werkpunten
regelmaat
er zijn geen of te weinig evaluatiemomenten …
meer en regelmatiger evalueren …
documenten van de leerlingen (notities, agenda, taken, toetsen)
heeft geen aandacht voor de documenten van de leerlingen …
werkpunten meer orde houden zorgzamer documenten invullen …
de leerlingen beschikken over goede notities de documenten van de leerlingen worden gecontroleerd volgens afspraak … voldoende
sterke punten helpt mee bij het verfijnen of vernieuwen van documenten is zeer nauwgezet in alle deeltaken … voorbereidingen zijn praktisch en worden gebruik als een werkinstrument gelinkt aan de eindtermen de VOETEN zijn geïntegreerd in de voorbereiding … heeft een sterke bekommernis voor degelijke leerlingendocumenten …
sterke punten
evaluatiemomenten volgen houd rekening met de leereen vast en regelmatig palingen bij de planning van troon de evaluaties evaluatiemomenten volgen … het leerproces de tussentijdse evaluatiemomenten tijdens de les zijn gericht naar tussentijdse doelen en naar voldoende leerlingen …
normen
feedback
geeft niet-gerichte evaluaties wanneer er punten nodig zijn evaluatiemomenten zijn niet aangepast aan het leerproces en/of de leerinhouden het evaluatiecijfer geeft geen representatief beeld …
werk maken van proces binnen de evaluatienorevaluatie men is er een correcte verhouding tussen kennis, in de normen aanpassen aan zicht, toepassingen, vaarhet niveau van de doeldigheden en attitudes groep de puntenverdeling sterker evaluaties gericht op de essentie uitbalanceren naar kennis, inzicht, toepassingen, de normen zijn aangepast vaardigheden en attitudes aan het niveau van de doelgroep … … leerlingen krijgen de evalu- feedback geven op de re fouten persoonlijk doen atie niet of laattijdig terug sultaten van de leerlingen verbeteren en opvolgen heeft geen aandacht voor … klassikaal verbetermoment remediëring… …
de normen zijn in overleg tot stand gekomen goed uitgebalanceerde evaluaties die gericht zijn op het leerproces met aandacht voor de doelgroep …
de evaluatie leidt tot effectieve remediëring …
3.1 relaties met collega’s loyaliteit t.o.v. collega’s
inbreng op klassenraden, vakvergaderingen
3.2 loyaliteit t.o.v. de organisatie ondernemingszin
3 De leraar als lid van een team in de school onvoldoende werkpunten voldoende is een criticaster positiever spreken over is loyaal t.o.v. collega’s collega’s doet geen inspanning om neemt een positieve houzich te integreren in de le- … ding aan in de groep raarsgroep … … heeft steeds een negatieve actiever deelnemen aan heeft een eigen inbreng inbreng vergaderingen denkt mee en zoekt mee luistert niet naar de in een positieve inbreng hebnaar de beste besluiten breng van collega’s ben is bereid tot het sluiten van zoekt niet mee naar oplos- … compromissen singen, planningen…. … … onvoldoende
werkpunten
sterke punten Is een bruggenbouwer tussen collega’s, directie en anderen is een vertrouwensfiguur … is in staat om tegenstrijdige meningen met elkaar te verzoenen is een voortrekker om tot de beste besluiten te komen …
voldoende
sterke punten
neemt geen initiatieven zadelt anderen op met eigen taken …
inventiviteit aan de dag leggen alle deeltaken opnemen …
neemt voldoende initiatieven pakt alle deeltaken van het ambt op …
uitvoeren van de opdracht
leeft afspraken niet na …
afspraken stipt nakomen …
volgt afspraken op …
relatie met directie en kader
negatief ongepast …
loyaal respectvol …
relatie met het onderhoudspersoneel
negeert het onderhoudspersoneel
een loyale houding nastreven openheid aan de dag leggen … eerbied en waardering hebben voor hun werk van
neemt initiatieven, ook buiten de specifieke taak inspireert animeert is zeer ondernemend en creatief … is een voorbeeld voor collega’s … empathisch authentiek …
loyaal respectvol
empathisch authentiek
heeft geen respect voor hun werk …
relatie met het ondersteunend personeel
relatie met ouders
relatie met externen
deze mensen respect tonen voor deze mensen …
negeert het ondersteunend eerbied en waardering personeel hebben voor hun werk van deze mensen heeft geen respect voor hun werk respect tonen voor deze mensen … … toont geen respect voor ouders beschouwen als ouders partner in de opvoeding van hun kind weigert ouders te woord te staan … laat zich laagdunkend uit over de school … brengt schade toe aan de bereid zijn een goede relaschool tie uit te bouwen met externen … …
…
…
loyaal respectvol …
empathisch authentiek …
respectvol empathisch spreekt steeds positief over authentiek de schoolgemeenschap … is bereid tijd te maken om ouders te ontvangen … gaat correct om met externen …
promoot de school …
zelfstandigheid
onvoldoende moet voortdurend bijgestaan worden …
4 Professionaliteit werkpunten zelfstandigheid ontwikkelen …
voldoende kan zelfstandig aan een taak werken …
stuurt niet bij is altijd overtuigd van eigen gelijk … werkt niet vakoverschrijdend …
kritisch zijn t.o.v. eigen functioneren …
nascholingsgericht
weigert nascholing te volgen …
meer gerichte nascholing volgen …
gebruik van de standaardtaal
is niet bekommerd om eigen taal of die van leerlingen spreekt dialecttaal …
de standaardtaal gebruiken stelt aan zichzelf en de leerlingen eisen omtrent het taalgebruik van leercorrect taalgebruik lingen verbeteren … …
bijsturingszin
vakoverschrijdend werk
initiatief nemen om vakoverschrijdend te werken …
stuurt bij waar nodig durft zichzelf in vraag stellen … neemt deel aan vakoverschrijdende projecten werkt vakoverschrijdend binnen het eigen vak … volgt nascholing neemt zelf initiatief tot het volgen van nascholing …
sterke punten werkt volkomen zelfstandig en nodigt uit tot samenwerking … neemt initiatief om vernieuwingen te integreren … neemt initiatieven van vakoverschrijdend werken buiten de eigen les … zorgt voor doorstroming van de verworven kennis werkt mee aan externe nascholing … neemt initiatieven rond correct taalgebruik …
5. Andere elementen die in overweging moeten genomen worden (speciale talenten,…) en beleidsondersteunende opdrachten:
6. Besluit:
□ VOLDOENDE
7. Opgemaakt op: (datum)
……………………………………………………………………
8. Opgemaakt door: (naam)
………………………………………………………………………
□ ONVOLDOENDE
9. Opmerking(en)/besluit(en) van de Raad van Bestuur:
schooljaar: ……………………………………………..
10. Overzicht werkpunten van leerkracht: (naam)………………………………
schooljaar:…………………………………….
11. Overzicht sterke punten van leerkracht
Ontwerpversie 6 mei 2008 Aangepast 2012-12-12
Plaats voor hoofding school.
Evaluatiedocument ondersteunend personeel secundair onderwijs
TABD
minder dan 303 dagen
TADD
minder dan 606 dagen
DVB
minder dan 720 dagen
voltijds vastbenoemd
school schooljaar naam eerste evaluator naam personeelslid geboortedatum bekwaamheidsbewijzen aantal gevolgde vormingssessies/-momenten ambt (b.v. opvoeder, administratief medewerker , …) in dienst in de KSG De Heide aantal dagen
aantal jaren
in dienst in de school……………………………………………………. aantal dagen
aantal jaren
De taakinvulling van ondersteunend personeel kan dermate verschillend zijn dat het nodig is dat in het evaluatiedocument hier en daar een selectie dient gemaakt te worden. De elementen die niet van toepassing zijn worden afgevinkt in de eerste kolom. Handtekeningen: Eerste evaluator:
Het personeelslid (voor kennisname):
1 De opvoedingsstijl werkpunten zelf meer initiatieven tot gesprekken nemen …
1.1 communicatief spontaan in de omgang
onvoldoende sluit zich meer en meer af legt geen contacten …
luisterbereid
kan niet luisteren praat enkel over zichzelf en zijn/haar interesses, be kommernissen,... …
voordoen in dialoog
heeft nog weinig aandacht voor waardenbeleving leeft andere waarden voor dan het opvoedingsproject … vlucht weg is niet aanspreekbaar …
aanspreekbaar beschikbaar
voldoende sterke punten neemt deel aan gesprekken stelt zich uitnodigend op voor anderen is aanspreekbaar neemt initiatieven in con … tacten … minder een afwachtende maakt spontaan tijd vrij om kan empathisch omgaan houding aannemen te luisteren naar het vermet boodschappen van haal, de boodschap van leerlingen en collega’s meer openstaan voor de een leerling boodschap van anderen is in staat de boodschap maakt spontaan tijd vrij om achter de woorden te ver… te luisteren naar het verstaan haal, de boodschap van … een collega … waarden uit het opvoe leeft waarden uit het op durft in gesprek treden met dingsproject in alle omvoedingsproject voor leerlingen over waardenbestandigheden voorleven leving vanuit het opvoe … dingsproject … … meer inspanningen leveren betrokken op de leefwe is steeds beschikbaar voor om betrokken te zijn op de reld van de leerlingen anderen leefwereld van de leer kan spontaan tijd vrij ma neemt initiatieven om op lingen ken vrije momenten aanwezig … te zijn bij de leerlingen doet spontaan mee aan activiteiten van en voor … leerlingen …
1.2 Assisterend Pedagogisch betrokken 1.2.1 kwalitatief bouwt aan gezag
is authentiek
onvoldoende
is actief aanwezig op de assistentiebeurten
straalt een persoonlijk engagement uit
1.2.2 emotioneel is hartelijk in de omgang met de leerlingen
onvoldoende doet geen inspanningen om een sfeer van respect en vertrouwen te creëren kent de leerlingen niet … is wantrouwig, achterdochtig, kan geen vertrouwen geven is niet te vertrouwen, kan geen vertrouwen krijgen … doet assistentiebeurten niet treedt niet op ziet niet wat er gebeurt …
werkpunten
werkpunten minder koel en afstandelijk zijn in de omgang de leerlingen bij de voornaam aanspreken … minder gereserveerd zijn consequenter zijn vertrouwelijke informatie correct behandelen …
actiever aanwezig zijn durven optreden bij problemen …
voldoende
voldoende kent de leerlingen bij de voornaam treedt op volgens het pedagogisch project … is gemoedelijk, trouw, correct en zichzelf weet vertrouwelijke informatie correct te behandelen … is stipt aanwezig heeft overzicht en uitzicht op het gebeuren is aandachtig speelt in op concrete situaties … is betrokken op de wereld van de leerlingen …
ontvlucht verantwoordelijkheid …
meer betrokken zijn op de leerlingen …
onvoldoende ontvlucht de leerlingen is stroef en afstandelijk …
werkpunten voldoende een hartelijke relatie op is spontaan en hartelijk bouwen met alle leerlingen naar de leerlingen toe … weet het evenwicht te houden tussen streng en hartelijk…
sterke punten
sterke punten is graag gezien dwingt gezag af gebouwd op respect, vertrouwen en preventief optreden … gelooft zelf ten volle in de boodschap naar de jongeren kan een vertrouwensrelatie opbouwen … is creatief en actief met de leerlingen bezig weet preventief op te treden …
weet de wereld van de leerlingen te integreren in zijn/haar opvoedingstaak kiest onvoorwaardelijk voor het welzijn van de leerlingen … sterke punten jongeren voelen zich thuis bij de leraar …
is hartelijk in de omgang met de collega’s
heeft geen contacten met collega’s minachtend brengt collega’s in diskrediet … weigert contacten is niet mededeelzaam, niet tot overleg bereid … onvoldoende laat alles gebeuren is onredelijk streng durft niet optreden …
streven naar een hartelijke omgang met de collega’s …
is collegiaal in doen en spreken is geïntegreerd …
toont bezorgdheid voor een hartelijk werkklimaat neemt initiatieven om nieuwe collega’s in de groep te betrekken … is enthousiast en joviaal staat open voor overleg …
respectvoller omgaan grotere bereidheid tot overleg … 1.2.3. rationeel werkpunten is redelijk in wat hij/zij eist meer rekening houden met de ander en/of de omstandigheden straffen in verhouding met de ernst van de fouten … kan omgaan met regels doet geen inspanningen sneller reageren bij over(schoolreglement ...) binnen de om de regels te doen naletredingen school ven de ogen niet sluiten voor treedt zelf de regels met de regels en afspraken voeten … …
weet zich op een correcte manier te gedragen is aanspreekbaar … voldoende sterke punten is redelijk, gebruikt ‘gezond kan gedifferentieerd eisen verstand’ stellen en dit duiden weet duidelijke en correcte … eisen te stellen …
1.3 evangelisch bewogen heeft respect voor de christelijke identiteit van de school
voldoende ondersteunt de christelijke identiteit van de school …
is hartelijk in de omgang met de andere onderwijsbetrokkenen (ouders,...)
onvoldoende stelt zich negatief op tegen de christelijke identiteit van de school laat alles aan zich voorbij gaan …
werkpunten openheid aan de dag leggen voor christelijke zingeving bereid zijn de christelijke identiteit van de school te ondersteunen …
weet correct om te gaan met de regels binnen de school kan op een soepele manier omgaan met regels in de geest van het reglement …
kan leerlingen motiveren om positief om te gaan met regels bespreekt in de klas/de groep regels en afspraken om de samenwerking te verbeteren … sterke punten leeft de christelijke waarden voor durft vrijuit te getuigen van zijn/haar christelijk geloof …
werkt mee aan schoolpastorale zet zich af tegen initiatieactiviteiten ven van pastorale aard …
heeft aandacht voor de meest kwetsbare leerlingen
sluit kwetsbare leerlingen uit de klasgroep maakt kwetsbare leerlingen belachelijk …
loyaler meewerken aan vervult de taken bij de acti- zoekt creatief mee naar pastorale activiteiten viteiten zoals deze gewegen om de christelijke vraagd worden spiritualiteit te concretise zich loyaal opstellen teren genover pastorale activitei- … ten animeert en begeleidt enthousiast de activiteiten … … kwetsbare leerlingen vol heeft een zicht op welke engageert zich persoonlijk doende aandacht geven leerlingen extra aandacht om kwetsbare leerlingen te nodig hebben, kent hen en helpen … remedieert roept collega’s op om … kwetsbare leerlingen de nodige kansen te geven …
2.1 management tijdsbesteding
organiseert het groepsgebeuren
onvoldoende verspilt veel tijd aan nutteloze zaken geregeld niet op post kan zijn taak niet plannen … het groepsgebeuren verloopt anarchisch …
2 Het vervullen van de taak werkpunten minder tijd verliezen sneller werken …
het groepsgebeuren in handen houden …
besteedt aandacht aan attitudes
heeft geen enkele aandacht voor leer- en leefhouding van de leerlingen …
aandacht hebben voor de leer- en leefhouding van de leerlingen …
heeft gezag
zich assertiever opstellen tegenover leerlingen groeikansen aangrijpen … de veiligheidsvoorschriften opvolgen zorg dragen voor de infrastructuur …
heeft aandacht voor veiligheid en infrastructuur
kan de groep niet aan stelt geen eisen stelt onredelijke eisen … verwaarloost de veiligheidsvoorschriften heeft geen aandacht voor de veiligheid van anderen draagt geen zorg voor de infrastructuur …
voldoende werkt op een goed tempo opdrachten af weet zijn tijd goed in te delen … biedt voldoende structuur bij verschillende methodieken/didactieken kan individualiseren/ differentiëren/organiseren … heeft aandacht voor de leer- en leefhouding van de leerlingen kan waarden, regels laten naleven in een klassituatie … kan de klas, de groep aan stelt eisen die nageleefd worden … volgt zelf de veiligheidsvoorschriften op en zorgt dat de leerlingen ze opvolgen heeft aandacht voor veiligheid draagt zorg voor de infrastructuur …
sterke punten laat geen tijd verloren gaan …
coacht het groepsgebeuren …
roept leerlingenindividueel op om waarden en regels na te leven is zelf ‘teken’ … dwingt respect af als persoon … leert leerlingen onveilige situaties herkennen en melden leert leerlingen zelfstandig maatregelen nemen inzake veiligheid …
heeft aandacht voor gezondheid en welbevinden
hecht geen belang aan gezondheid en welbevinden …
consequent optreden bij het overtreden van hygienische voorschriften reageren op ongezonde attitudes bij leerlingen …
aandacht voor de individuele leerling (gedrags-, leer-, psychosociale en gezondheidsproblemen)
is onverschillig kent de afspraken en adviezen niet en/of past ze niet toe negeert de eigenheid en de noden van de individuele leerling … onvoldoende maakt beroep fouten weigert iets te leren …
afspraken van klassenraden en leerlingenbegeleiding kennen en toepassen de beginsituatie en noden van de individuele leerling kennen …
2.2 beroepsbekwaamheid kent zijn/haar beroep
kan omgaan met modernehulpmiddelen en informatica
maakt geen gebruik van hedendaagse hulpmiddelen is onvoldoende op de hoogte van ICT …
werkpunten gerichte nascholing volgen bereidheid ontwikkelen om van collega’s en leerlingen te leren bereid zijn tot permanente zelfstudie … passend gebruik maken van de hulpmiddelen zich nascholen op het vlak van ICT …
volgt zelf de voorschriften rond hygiëne op en zorgt dat de leerlingen ze opvolgen heeft aandacht voor gezondheid/welbevinden … houdt rekening met speciale noden van leerlingen volgt de adviezen op die genomen zijn door klassenraden moedigt aan …
neemt extra initiatieven voor gezondheid en welbevinden …
voldoende KENT ZIJN BEROEP WEET WAAR HIJ MEE BEZIG IS …
sterke punten getuigt van een sterke professionaliteit houdt van zijn beroep …
gebruikt de hulpmiddelen doelgericht …
introduceert nieuwe technieken in de school …
is geïnteresseerd in de bredere ontplooiing en de individuele begeleiding van de leerling is als een moeder/vader voor de leerlingen …
3.1 relaties met collega’s loyaliteit t.o.v. collega’s ondersteunend personeel
inbreng op klassenraden, werkgroepen
3.2 loyaliteit t.o.v. de organisatie ondernemingszin
3 De medewerker als lid van een team in de school onvoldoende werkpunten voldoende is een criticaster positiever spreken over is loyaal t.o.v. collega’s collega’s doet geen inspanning om neemt een positieve houzich te integreren in de … ding aan in de groep groep … … heeft steeds een negatieve actiever deelnemen aan heeft een eigen inbreng inbreng vergaderingen denkt mee en zoekt mee luistert niet naar de in een positieve inbreng hebnaar de beste besluiten breng van collega’s ben is bereid tot het sluiten van zoekt niet mee naar oplos- … compromissen singen, planningen… … neemt niet deel aan de gesprekken … onvoldoende
werkpunten
sterke punten is een vertrouwensfiguur …
is in staat om tegenstrijdige meningen met elkaar te verzoenen is een voortrekker om tot de beste besluiten te komen …
voldoende
sterke punten neemt initiatieven, ook buiten de specifieke taak inspireert animeert is zeer ondernemend en creatief … is een voorbeeld voor collega’s …
neemt geen initiatieven moet alles gevraagd worden neemt niet alle deeltaken van het ambt op …
inventiviteit aan de dag leggen alle deeltaken opnemen …
neemt voldoende initiatieven pakt alle deeltaken van het ambt op …
uitvoeren van de opdracht
leeft afspraken niet na komt vaak te laat is vaak afwezig om de minste reden …
afspraken stipt nakomen overal tijdig aanwezig zijn …
volgt afspraken op …
relatie met directie en kader
negatief ongepast
een loyale houding nastreven
loyaal respectvol
empathisch authentiek
…
openheid aan de dag leggen …
…
relatie met het onderhoudspersoneel
negeert het onderhoudspersoneel heeft geen respect voor hun werk …
loyaal respectvol …
empathisch authentiek …
relatie met de leraren
loyaal respectvol …
empathisch authentiek …
relatie met ouders
relatie met externen
eerbied en waardering hebben voor hun werk van deze mensen respect tonen voor deze mensen … heeft geen respect voor eerbied en waardering hun werk hebben voor het werk van deze mensen … respect tonen voor deze mensen … toont geen respect voor ouders beschouwen als ouders partner in de opvoeding van hun kind weigert ouders te woord te staan … laat zich laagdunkend uit over de school … brengt schade toe aan de bereid zijn een goede relaschool tie uit te bouwen met externen … …
…
respectvol empathisch spreekt steeds positief over authentiek de schoolgemeenschap … is bereid tijd te maken om ouders te ontvangen … gaat correct om met externen …
promoot de school …
zelfstandigheid
bijsturingszin
nascholingsgericht
gebruik van de standaardtaal
aandacht voor de standaardtaal bij leerlingen
onvoldoende moet voortdurend bijgestaan worden …
4 Professionaliteit werkpunten zelfstandigheid ontwikkelen …
voldoende kan zelfstandig aan een taak werken …
stuurt niet bij is altijd overtuigd van eigen gelijk … weigert nascholing te volgen …
kritisch zijn t.o.v. eigen functioneren …
is niet bekommerd om eigen taal beheerst schriftelijk taalgebruik niet spreekt dialecttaal … is niet bekommerd om de taal van leerlingen spreekt dialecttaal …
de standaardtaal gebruiken stelt aan zichzelf eisen omtrent correct taalgebruik werk maken van een zorgvuldiger schriftelijk taalge- … bruik …
meer gerichte nascholing volgen …
het taalgebruik van leerlingen verbeteren …
stuurt bij waar nodig durft zichzelf in vraag stellen … volgt nascholing neemt zelf initiatief tot het volgen van nascholing …
stelt aan de leerlingen eisen omtrent correct taalgebruik …
sterke punten werkt volkomen zelfstandig en nodigt uit tot samenwerking … neemt initiatief om vernieuwingen te integreren … zorgt voor doorstroming van de verworven kennis werkt mee aan externe nascholing … neemt initiatieven rond correct taalgebruik …
neemt initiatieven naar leerlingen toe rond correct taalgebruik …
5. Andere elementen die in overweging moeten genomen worden (speciale talenten,…) en beleidsondersteunende opdrachten:
6. Besluit:
□ VOLDOENDE
7. Opgemaakt op: (datum)
……………………………………………………………………
8. Opgemaakt door: (naam)
………………………………………………………………………
□ ONVOLDOENDE
9. Opmerking(en)/besluit(en) van de Raad van Bestuur:
schooljaar: ……………………………………………..
10. Overzicht werkpunten van leerkracht: (naam)………………………………
11. Overzicht sterke punten van leerkracht
schooljaar:…………………………………….
8
Hoofdstuk 8 : Lijst met documenten voor op de CD-ROM
8.1
het decreet rechtspositie
8.2
het opvoedingsproject per school ( DBC – DBTI – KSOL - SFC)
8.3
het algemeen reglement katholiek onderwijs
8.4
opdrachtsverklaring katholiek onderwijs
8.5
onthaalbrochure veiligheid per school (DBC – DBTI – KSOL - SFC)
8.6
statuut personeel gesubsidieerd onderwijs ( decreet van 27 maart 1991)