Doorkijkbelasting: mogelijk een nieuw begrip in de Belgische fiscaliteit Fiscale Wenken nr. 2014/08
Het is gekend dat de fiscus de laatste jaren transparantie wenst te krijgen in het buitenlands financieel vermogen van de Belg. Zo moet de belastingplichtige sinds geruime tijd, indien hij over een rekening in het buitenland beschikt, dit in de aangifte personenbelasting aangeven. Vanaf aanslagjaar 2013 werd deze aangifteplicht uitgebreid met levensverzekeringen in het buitenland. Vanaf aanslagjaar 2014 wordt de aangifteplicht verder aangevuld met de meldplicht voor juridische constructies in het buitenland waarvan de belastingplichtige oprichter of begunstigde is. Dit alles wijst er op dat de fiscus de inkomsten uit die buitenlandse structuren wenst te belasten. Dit zou dan ook binnenkort het geval zijn via de nieuwe ‘doorkijkbelasting’ die momenteel nog steeds op de onderhandelingstafel van de regering ligt.
Aangifte personenbelasting: recente bijkomende verplichte meldingen Vanaf aanslagjaar 2013 (inkomstenjaar 2012) moet in de aangifte personenbelasting, naast de melding van bankrekeningen in het buitenland, eveneens melding worden gemaakt van het bestaan van individueel gesloten levensverzekeringsovereenkomsten bij een buitenlandse verzekeringsonderneming (tak 21, tak 22 en 23) én van het land waarin deze overeenkomsten werden afgesloten. In de eerstvolgende aangifte personenbelasting, namelijk voor aanslagjaar 2014 (inkomstenjaar 2013), moet de belastingplichtige nu ook het bestaan aangeven van “juridische constructies in het buitenland, waarvan hij oprichter, begunstigde of potentiële begunstigde is”. Deze wetswijziging werd doorgevoerd op basis van de wet houdende diverse bepalingen van 30 juli 2013 (BS 1 augustus 2013). De meldingsplicht treft dus de ‘oprichter’ van de juridische constructies, maar ook de ‘potentieel begunstigde’. Uit een voorontwerp van een reparatiewet blijkt dat de wat vage term ‘potentieel begunstigde’ zal worden vervangen door ‘derde begunstigde’. Onder ‘derde begunstigde’ vallen zowel de natuurlijke personen of rechtspersonen “die op enig ogenblik en op om het even welke wijze” enig voordeel verkrijgen van de juridische constructie. Bijgevolg zou door deze reparatiewet ook een meldplicht komen in de rechtspersonenbelasting (zoals bijvoorbeeld de Belgische private stichtingen). Bovendien hoeft de ‘derde begunstigde’ niet noodzakelijk een echte ‘derde’ te zijn, maar kan de oprichter eveneens de derde begunstigde zijn.
1
De meldingsplicht betreft zowel constructies, met als zonder rechtspersoonlijkheid: trusts en soortgelijke structuren waarbij goederen of rechten onder de macht van een beheerder worden gebracht om deze te besturen ten behoeve van een begunstigde of voor een bepaald doel; buitenlandse rechtspersonen die een fiscaal gunstregime genieten of helemaal geen belasting betalen. Hierbij worden dus niet bedoeld: Constructies waarbij geen vermogen wordt overgedragen naar een vehikel. Bijvoorbeeld een gemeenschappelijk beleggingsfonds of omzettingen van vermogen, waarbij in ruil voor een belegging deelbewijzen of certificaten worden ontvangen. Holdings die onderworpen zijn aan een normaal belastingregime zijn ook uitgesloten, zoals bijvoorbeeld vennootschappen die gebruik maken van een vrijstellings– of aftrekregime voor dividenden en meerwaarden zoals de Luxemburgse SOPARFI of de Nederlandse BV. Zodra de entiteit onderworpen is aan een normaal belastingregime worden deze niet geviseerd. Op een parlementaire vraag van Mevrouw Wouters (PV nr. 20716 – van 19 november 2013) heeft de minister van Financiën geantwoord dat er via koninklijk besluit een lijst zal worden opgesteld met de geviseerde rechtsvormen. Een definitieve lijst van de geviseerde entiteiten per land is op vandaag nog niet officieel gepubliceerd en wordt nog verwacht. Met deze nieuwe en derde meldplicht is het niet de bedoeling om dergelijke constructies te verbieden, maar om transparantie te creëren en het heffingsvacuüm op te vullen. Indien u als belastingplichtige over dergelijke buitenlandse rekeningen, levensverzekeringen en/of buitenlandse structuren beschikt, moet u deze dus zeker vermelden in uw aangifte. In het geval u dit uit het oog verliest en deze zaken niet worden vermeld in uw aangifte, heeft dit tot gevolg dat de aangifte als onjuist of onvolledig kan worden beschouwd. Tot 31 december 2013 was het mogelijk om over te gaan tot een fiscale regularisatie, zodat dergelijke ‘vergetelheden’ aan een vooraf gekend boetetarief konden worden rechtgezet. Deze mogelijkheid werd echter beëindigd waardoor er nu diverse sancties kunnen worden opgelegd naar aanleiding van een onjuiste of onvolledige aangifte. Zo kan er onder meer een administratieve boete van 50 EUR tot 1 250 EUR worden opgelegd. In het geval er ook een inkomen niet werd aangegeven kan een belastingverhoging worden toegekend.
2
Meldingsplicht leidt soms tot belastingheffing via ‘doorkijkbelasting’ Aansluitend op de nieuwe aangifteplicht voor buitenlandse structuren, werkt de regering momenteel aan een zogenaamde ‘doorkijkbelasting’ die dergelijke structuren viseert. Op vandaag is er nog geen definitieve wet gestemd, waardoor er nog onduidelijkheid bestaat over de effectieve inwerkingtreding en inhoud van het belastingstelsel voor buitenlandse structuren. Wel is het duidelijk dat de nieuwe ‘doorkijkbelasting’ veel heeft van de Nederlandse toerekeningsregels voor afgezonderd particulier vermogen (ook gekend als APV). a) Doorkijkbelasting voor de oprichter Om een belasting te kunnen heffen in hoofde van de oprichter, wordt in het wetsontwerp een ‘eigendomsfictie’ ingevoerd. Dit betekent dat het kapitaal dat in de structuur werd ingebracht, nog steeds wordt beschouwd als eigendom van de oprichter. Op die manier worden de inkomsten van de ingebrachte vermogensbestanddelen in de toekomst belastbaar voor de oprichter van de privévermogensstructuur, daar waar dit in het verleden aan de Belgische inkomstenbelasting kon ontsnappen. Bij een overlijden van de oprichter, zal de ‘eigendomsfictie’ worden doorgetrokken naar diens erfgenamen. Dit houdt enerzijds een taxatie in aan een afzonderlijk tarief indien het gaat om diverse of roerende inkomsten, en anderzijds een taxatie aan normale progressieve tarieven wanneer er sprake is van beroepsinkomsten. De regels die gelden inzake de (bevrijdende) roerende voorheffing, zouden ook hier van toepassing zijn. Zodra het om een buitenlandse structuur gaat die in het buitenland effectief aan een belastingtarief van 10 % wordt onderworpen, kan de doorkijkbelasting worden vermeden. De belastingplichtige moet wel het bewijs van de effectieve taxatie in het buitenland aanleveren. Dit betekent niet dat hierdoor niet moet worden voldaan aan de meldingsplicht met betrekking tot de buitenlandse structuur. De vrijstelling van belasting via de doorkijkbelasting is niet gelijk aan een vrijstelling voor meldingsplicht in de aangifte. b) Vast tarief van 25 % voor derde begunstigde Voor wat betreft de ‘derde begunstigde’ zouden effectief verkregen uitkeringen of de diverse voordelen uit de vermogensstructuur in de personenbelasting als divers inkomen worden belast aan een afzonderlijk tarief van 25 %. In vele gevallen zijn dergelijke inkomsten reeds in hoofde van de derde begunstigde aan belasting onderworpen, waardoor de nieuwe regeling voor de derde begunstigde in principe geen grote impact zal hebben. Dit gelet op het algemeen tarief van 25 % op roerende inkomsten in de personenbelasting vanaf aanslagjaar 2014. Wel merken we op dat een kapitaalvermindering kan worden belast als divers inkomen aan 25 %, tenzij er voldoende kan worden aangetoond door de belastingplichtige dat de kapitaalvermindering betrekking heeft op effectief fiscaal gestort kapitaal.
3
Net zoals bij de doorkijkbelasting in hoofde van de oprichter, kan een taxatie voor de derde begunstigde uitblijven en wel in volgende drie gevallen: als de sommen reeds werkelijk werden belast in het buitenland op basis van een gelijkaardige wetgeving met betrekking tot juridische constructies; als de derde begunstigde slechts een terugbetaling ontvangt van goederen, kapitalen en rechten die in het bezit waren van de juridische constructie en dit voor zover die terugbetaling het bedrag van deze goederen, rechten of kapitalen bij oprichting van de juridische constructie niet overstijgt en voor zover de derde begunstigde deze heeft opgericht; als de sommen reeds werkelijk belast zijn bij de Belgische oprichter van de juridische constructie. c) Geviseerde vermogensstructuren Zoals hiervoor al werd meegegeven, wordt er voor de meldingsplicht een koninklijk besluit verwacht dat meer duidelijkheid moet brengen over een aantal onbelaste of laag belaste buitenlandse rechtspersonen. Het ontwerp-KB bevat naast rechtspersonen van buiten Europa eveneens Europese rechtspersonen, zoals de Luxemburgse SPF (Société de gestion de Patrimoine Familiale). Daarnaast komen op de lijst ook een aantal te verwachten constructies voor, zoals onder meer de Liechtensteinse Stiftung en Anstalt, de Monegaskische Foundation, de Jersey Company en Foundation, de Hongkongse Private Limited Company, de Exempt Company op de Caymaneilanden… d) Inwerkingtreding Gelet op het administratief standpunt dat werd ingenomen naar aanleiding van de aangifteplicht voor buitenlandse levensverzekeringen, is de kans groot dat er voor de doorkijkbelasting ook een retroactiviteit zal worden toegepast vanaf 1 januari 2014. Maar het blijft natuurlijk afwachten tot er een definitieve wet wordt gepubliceerd om hierover zekerheid te hebben.
Uitbreiding boekenonderzoek In het licht van de uitbreidingen in de meldingsplicht vanaf aanslagjaar 2014, zou de administratie hierdoor eveneens bijkomende controlebevoegdheden krijgen. Belastingplichtigen die dergelijke structuren bezitten, moeten op vraag van de fiscus ook de boeken en bescheiden kunnen voorleggen met betrekking tot die structuren.
4
Dit heeft tot gevolg dat bij een controle door de fiscus de achterliggende boeken en bescheiden kunnen worden opgevraagd met betrekking tot de aangegeven constructies. De uitbreiding van het boekenonderzoek zou ook vanaf aanslagjaar 2014 in werking treden en bijgevolg retroactief worden ingevoerd. Op vandaag is hier ook nog geen wet over gepubliceerd.
Andere wijzigingen in de aangifte op vlak van roerende inkomsten We merken nog even op dat er voor de roerende inkomsten in de personenbelasting voor het inkomstenjaar 2013 (aanslagjaar 2014) terug een bevrijdend karakter van de roerende voorheffing werd ingevoerd. Bovendien werd een uniform belastingtarief van 25 % op alle roerende inkomsten van artikel 17 §1 WIB92 en alle diverse inkomsten van roerende aard van artikel 90 5° tot 7° WIB92 ingevoerd. In bepaalde gevallen wordt er echter wel nog steeds afgeweken van het tarief van 25 %. Het regime van het inkomstenjaar 2012 (aanslagjaar 2013) waarbij de bijkomende heffing van 4 % in het leven werd geroepen, werd weer afgevoerd voor de inkomsten vanaf 1 januari 2013. Praktisch heeft dit tot gevolg dat in de aangifte het vak waarin de roerende inkomsten worden aangegeven, opnieuw zal worden aangepast voor inkomstenjaar 2013.
Besluit De nieuwe aangifteverplichtingen zijn er op gericht om opnieuw een vluchtweg te sluiten voor vermogens die verborgen willen blijven via constructies in het buitenland. Een fiscale regularisatie biedt op vandaag geen soelaas meer, waardoor eventuele belastingontduikingen uit het verleden verplicht openbaar worden gemaakt. Het is niet verboden om uw fortuin onder te brengen in dergelijke constructies, maar indien u dit deed omwille van discretie, dan bent u er sinds inkomstenjaar 2013 (aanslagjaar 2014) aan voor de moeite. Met de komende programmawet zou de doorkijkbelasting werkelijkheid kunnen worden. Het blijft dus nog even wachten op de programmawet en de aangepaste aangifte personenbelasting om concrete zekerheid en uitwerking te hebben over de nieuwe wijzigingen. 28.03.2014 Lieselot Evens – Senior Consultant Tax & Legal Kristof De Boever – Vennoot, Business Developer
[email protected] +32 (0)56 43 80 60
5