Van 1923 tot nu De geschiedenis van de AVRO Anno nu is de AVRO een onafhankelijke publieke omroep, die zich hard maakt voor een verdraagzame samenleving, waarin mensen zoveel mogelijk vrijheid genieten, zonder daarbij hun persoonlijke verantwoordelijkheden te verwaarlozen. Lees de ontwikkeling vanaf het begin...
De NSF en Willem Vogt De oorsprong van de AVRO ligt in het begin van de jaren twintig van de vorige eeuw. Door de economische teruggang kreeg de Nederlandsche Seintoestellen Fabriek (NSF) in Hilversum, die zendapparatuur aan scheepvaartmaatschappijen leverde, steeds minder opdrachten. Om het voortbestaan van de fabriek te waarborgen moest dus een nieuw afzetgebied worden gezocht. Er werd een zender gebouwd om muziekprogram-ma's uit te zenden voor belangstellende luisteraars en de fabriek ging toestellen voor radio-ontvangst bouwen. Eén van de medewerkers van de NSF, Willem Vogt, werd belast met de oprichting van een organisatie die programma's moest gaan verzorgen. Dat werd de Hilversumsche Draadlooze Omroep (HDO). Als oprichtingsdatum staat 8 juli 1923 te boek.
Van HDO tot AVRO In juli 1923 ging het eerste, door de HDO verzorgde radioprogramma de lucht in. Al spoedig werd de naam gewijzigd in Algemeene Nederlandsche Radio Omroep (ANRO) en na een fusie met de Nederlandsche Omroep Vereeniging (NOV) werden vanaf 28 december 1927 de uitzendingen voortgezet onder de naam Algemeene Vereeniging Radio Omroep (A.V.R.O.). Eind jaren zeventig verdwenen de puntjes tussen de letters en werd 'Algemene Omroepvereniging AVRO' de officiële naam.
Algemeen Willem Vogt wilde vanaf het begin principieel een algemene omroep stichten, zonder voorkeur voor enige godsdienstige of politieke richting. Het kon dan ook niet uitblijven dat in onze maatschappelijk verdeelde samenleving andere, meer geprofileerde groeperingen grote belangstelling gingen tonen voor het nieuwe communicatiemiddel radio. Juist om de eigen politieke of religieuze opvattingen te verspreiden. Met name confessionele groeperingen wensten het medium in die periode te gaan gebruiken voor de verspreiding van de eigen boodschap.
Andere omroepen Christelijke radioamateurs en -handelaren waren bijvoorbeeld de oprichters van de Nederlandsche Christelijke Radio Vereeniging (NCRV) in juni 1924. De bond van de Rooms-katholieke Radiovereniging Sint Willibrordus, later omgedoopt in Katholieke Radio Omroep (KRO), was een jaar later de te voorspellen reactie daarop. In datzelfde jaar ontstond tevens de Vereeniging van Arbeiders Radio Amateurs (VARA). Een jaar later werd tenslotte de Vrijzinnig Protestantsche Radio Omroep (VPRO) opgericht als een soort deelomroep die de vrijzinnig protestantse stem in de ether zou moeten vertegenwoordigen.
Programmablad Op 8 januari 1925 kwam de eerste Radio Luistergids (de voorloper van de Radiobode en de latere AVRObode) uit.
1930-1945
Zendtijdverdeling Wat op andere maatschappelijke terreinen in ons land was gebeurd, speelde zich ook af op omroepgebied. De AVRO streefde naar een nationale omroep, maar tegelijkertijd groepeerden zich rondom de AVRO de eerder genoemde omroepverenigingen. Zo ontstond het zogenaamde zuilensysteem. En er kwam discussie over hoe de zendtijd zou moeten worden verdeeld. Om dat op te lossen werd in Den Haag een radiocommissie in het leven geroepen, die de toenmalige minister van Waterstaat Van der Vegte moest adviseren. Inmiddels hadden KRO en NCRV een eigen zender in Huizen. De zender in Hilversum werd voor het grootste deel door de AVRO benut. De VARA gebruikte dezelfde zender, zij het met veel minder zendtijd. Den Haag kreeg ondertussen steeds meer aanvragen voor uitbreiding van de radiozendtijd te verwerken. Op 15 mei 1930 nam de toenmalige minister van Waterstaat Reymer een beslissing in de historisch geworden omroepstrijd. Die beslissing viel uit in het nadeel van de AVRO: aan de vier omroepverenigingen werd elk een gelijk deel van de zendtijd toegewezen. Dat betekende dat de AVRO de helft van haar zendtijd verloor.
Houtrustprotest De AVRO-leden wensten zich echter niet bij de regeringsbeslissing neer te leggen. Een lange reeks protesten leidde uiteindelijk op 6 september 1930 tot het legendarisch geworden massaprotest op de Haagse Houtrust, waar ruim 130.000 AVRO-leden hun ongenoegen over het zendtijdenbesluit kenbaar maakten. Alles bleef echter bij het oude. De AVRO had de strijd voor een
nationale omroep verloren. Het heeft al met al vijf jaar geduurd, voordat de onrust over het zendtijdenbesluit was weggeëbd. In 1935 vonden de omroepen elkaar in een Centraal Bureau voor de Omroep. Ook trad de AVRO toe tot de Nederlansche Omroep Zender Maatschappij, de NOZEMA, belast met het beheer van het zenderpark.
Eigen studio's Nu de omroep in een wat rustiger vaarwater was terechtgekomen, konden eindelijk de plannen voor de bouw van eigen studio's worden gerealiseerd. Op 2 juli 1936 werd de AVRO-studio aan de 's-Gravelandseweg in Hilversum in gebruik genomen. Programmatisch toonde de AVRO zich op velerlei gebied een koploper. Onder leiding van Kommer Kleyn werd het hoorspel ontwikkeld, de sportreportage (Han Hollander) werd door de AVRO geïntroduceerd, de radiojournalistiek (Gustave Czopp) ontwikkelde zich en op amusementsgebied genoot de Bonte Dinsdagavondtrein ongekende populariteit. Bovendien werkte de AVRO - toen al - aan de invoering van televisie in Nederland. Vanaf 1936 verzorgde Philips al experimentele televisie-uitzendingen op de zondagochtend. Toch nam de regering pas in 1938 het besluit om televisie in Nederland in te voeren.
De oorlog In de praktijk kwam er door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog echter niet veel van deze voornemens terecht. Met de houding ten opzichte van de bezetters in de Tweede Wereldoorlog riepen directeur Vogt en de AVRO felle kritiek over zich af. Vogt probeerde met een strategie van geven-en-nemen zijn omroep ongeschonden door de oorlogsjaren te loodsen. Tevergeefs, want in maart 1941 hief de bezetter de omroepverenigingen op en kwamen de uitzendingen in handen van de nationaalsocialistische Rijks Radio-omroep. Na de oorlog is Vogt geheel gezuiverd en hij ontving - na het gebruikelijke antecedentenonderzoek - zelfs een koninklijke onderscheiding.
1945-1951
Na de bevrijding Tijdens de oorlog werd er door de besturen van de omroepverenigingen, ondanks de soms moeilijke omstandigheden, druk gedebatteerd over hoe de organisatievorm van de omroep er uit zou moeten zien, als we de vrijheid zouden terugkrijgen. De Federatie van Omroepverenigingen werd opgericht. Deze trad vlak na de oorlog op 15 mei 1945 in de openbaarheid. Men wilde op de eerste plaats herstel van rechten voor de oude omroepverenigingen, zonder overigens te willen doorgaan op dezelfde voet als vóór de oorlog. In de praktijk bleek dit echter niet zo eenvoudig als men had gedacht. De toenmalige bewindvoerders bleken geheel anders over de organisatie van de omroep te denken dan de omroepen zelf. Er kwam een stichting Radio Nederland in
Overgangstijd, die tot 1947 zou blijven bestaan.
De NRU Pas in dat jaar werden de regering en de omroepverenigingen het eens over de nieuwe opzet van het omroepbestel. De stichting Nederlandse Radio Unie (NRU) werd opgericht, waarin studio's, gebouwen, apparaten e.d. werden ondergebracht. In het bestuur ervan was elke omroep vertegenwoordigd. De zendgemachtigden bleven echter hun zelfstandigheid op programmagebied behouden.
De NTS Intussen werd bij Philips in Eindhoven weer druk geëxperimenteerd met het nieuwe medium televisie. Maar niet alleen daar. De AVRO organiseerde samen met de Britse firma Pye uit Cambridge een demonstratie kleurentelevisie, op dat moment het nieuwste snufje op dit gebied. Hoewel de regering in 1948 al een televisiecommissie in het leven had geroepen, kreeg de inmiddels door de omroepen opgerichte Nederlandse Televisie Stichting (NTS) pas vanaf 2 oktober 1951 zendtijd (drie uur per week). In deze NTS werkten de omroepverenigingen op soortgelijke wijze samen als in de NRU. Studio's en technische apparatuur werden onder één noemer gebracht en in gezamenlijk overleg gebruikt door de zelfstandige programmastaven van iedere omroeporganisatie.
Omroepwet Met de snelle ontwikkeling van de televisie namen ook de politieke problemen in omvang toe. Zo werd binnen enkele jaren na de eerste uitzending al gesproken over de mogelijkheid van invoering van reclame op televisie, er werd gediscussieerd over een tweede net en ook het fenomeen commerciële televisie kwam al ter sprake. Tenslotte werd een Omroepwet op stapel gezet om aan alle problematiek een einde te maken en de omroepzaken definitief te regelen. Niettemin werd dit wetsvoorstel in 1965 het grote struikelblok voor het Kabinet Marijnen. Pas in 1967 werd de Omroepwet goedgekeurd. De zendmachtiging werd voor het eerst gebonden aan de hoeveelheid leden van een omroeporganisatie. Verder werd het ledental gekoppeld aan het abonnement op de omroepbladen. Kortom, er werden verdeelsleutels gecreëerd en richtlijnen vastgesteld waaraan nieuwe gegadigden voor een zendmachtiging moesten voldoen als voorwaarde voor toelating tot de omroepwereld.
1967-1990
Fusie AVRO en RTN Al geruime tijd voordat de Omroepwet werd aangenomen, waren er besprekingen gaande over een fusie tussen de AVRO en RTN (Radio Televisie Nederland). Deze laatste organisatie was in 1965 opgericht en via het weekblad TeleVizier verwierf zij 'begunstigers'. (Dat blad startte ooit als Weekrevue De Prins, later Geïllustreerd Weekblad De Prins, tussen 1940 en 1945 De Prins der Geïllustreerde Bladen, ging op in het blad Vizier, dat fuseerde met Het Nieuwe Weekblad TV en dat blad werd op zijn beurt in 1960 de TeleVizier.)
De fusie tussen de AVRO en RTN kwam tot stand op 26 januari 1967. "De besturen van beide organisaties, die in wezen hetzelfde doel nastreefden, waren van oordeel dat een onnodige versnippering in de algemene omroepsector, welke onafhankelijk wil zijn van welke geestelijke, maatschappelijke of politieke binding dan ook, vermeden moest worden", zo luidde het officiële commentaar waarmee de fusie werd begeleid.
AVRObode en TeleVizier Tegelijkertijd werd overeenstemming bereikt over het verschijnen van het blad TeleVizier. De AVRO werd uitgever van de AVRObode en van TeleVizier, waarin de AVRObode integraal was opgenomen. (De AVRObode bleef daarnaast ook als apart blad bestaan.) Aan RTN-begunstigers en de lezers van TeleVizier werd op verzoek van de AVRO een positieve wilsverklaring gevraagd, waarmee zij zich als lid bij de AVRO zouden aansluiten. Deze verklaring werd door honderdduizenden getekend, hetgeen betekende dat de AVRO snel uitgroeide tot de grootste omroep van Nederland met meer dan 800.000 leden. Op grond van dat ledental had de AVRO direct recht op meer zendtijd, maar het AVRO-bestuur wilde eerst enkele jaren de ontwikkelingen afwachten, voordat bij de minister het verzoek om extra zendtijd zou worden gedeponeerd.
TROS en NOS Ondertussen was er in de omroepwereld nog zo het een en ander gebeurd. Er waren een radiozender en een televisienet bijgekomen en een nieuwe omroeporganisatie, de TROS, kreeg in 1966 de gewenste vergunning voor radio- en televisieuitzendingen. Bovendien trad in 1969 de nieuwe Omroepwet in werking, waarbij NTS en NRU werden opgeheven en de huidige Nederlandse Omroep Stichting (NOS) zijn bestaan begon. Binnen deze organisatie werken omroepen en andere zendgemachtigden samen.
Zendtijdverruiming Op grond van het grote ledental besloot de AVRO op 14 februari 1970 de minister van CRM te verzoeken om zendtijduitbreiding. De aanvraag werd helaas slechts gedeeltelijk gehonoreerd. Er waren immers, zo redeneerde de minister, nieuwe sterren aan het omroepfirmament verschenen en ook die moesten de gelegenheid krijgen zich te ontplooien. In de praktijk betekende dit dat de AVRO het moest doen met een zeer geringe verruiming van de tv- en radiozendtijd.
1990-heden
Rumoerig De periode na 1970 laat zich schetsen als een uiterst rumoerige, waarin talloze ontwikkelingen op omroeppolitiek gebied elkaar in hoog tempo opvolgden. Bovendien werd bijna geheel Nederland bekabeld, waardoor het aanbod van zenders vele malen werd vergroot. Tal van nieuwe, commerciële zendgemachtigden dienden zich aan, de NOS (die zichzelf later omdoopte tot Publieke Omroep) ging een steeds meer centrale, overkoepelende rol spelen en de gevestigde publieke omroepen kregen het zwaarder en zwaarder te verduren.
KRO en NCRV De AVRO was (en is) ervan overtuigd, dat de publieke omroepen alleen kunnen overleven als ze samenwerken en zich tegelijkertijd onderscheiden door een duidelijke profilering en kwalitatief hoogstaande programma's. In dat verband vonden de AVRO, de KRO en de NCRV elkaar in 1991. Binnen dit samenwerkingsverband ontwikkelden deze drie omroepen zich verder als publieksgerichte leveranciers van kwaliteitsprogramma's met een duidelijke signatuur.
Stichting AKN en BVPB In september 1995 werd die samenwerking verder geïntensiveerd. AVRO, KRO en NCRV vormden de Stichting AKN, waarin de ondersteunende diensten werden samengebracht en gezamenlijk betrokken deze vier bedrijven in het jaar 2000 een nieuw kantoren- en studiocomplex aan de 's Gravelandseweg nummer 80 in Hilversum. Ook de uitgave en exploitatie van de programmabladen de AVRObode, Televizier en later (in 2004) TVFilm, Studio (het latere KRO Magazine), MIKRO gids en de NCRV-gids werden ondergebracht in een gezamenlijke organisatie, de BV Programmabladen (BVPB).
TROS en BNN Tot september 2005 zond de AVRO uit via Nederland 1. Met ingang van het seizoen 2005/2006 werd Nederland 2 het thuisnet en ontstonden er nieuwe samenwerkingverbanden met de bespelers van dat net, de TROS en BNN.
Strategie Vanaf 1998 is de AVRO gaan werken aan een strategie die tot doel heeft binnen het publieke bestel een bijdrage te leveren vanuit een duidelijk omschreven missie. In het jaar 2000 is vastgesteld dat de AVRO op langere termijn haar bestaansrecht wil legitimeren door als crossmediale omroep met specialisaties het publiek te bedienen en leden te werven en aan zich te binden.
Programma-aanbod Daartoe werd het programma-aanbod primair gericht op culturele en maatschappelijke thema's. Daarnaast blijft de AVRO zich profileren met programma's voor een breed publiek, in de vorm van opinievormende informatie, (eigen) dramaproducties, evenementen, jeugdprogramma's en onderscheidend amusement in toegankelijke formules met een hoog bereikspotentieel.
Crossmediale samenhang Bovendien wil de AVRO in het aanbod van de programma's zoveel mogelijk crossmediale samenhang bereiken tussen radio, televisie, internet, nieuwe distributiekanalen als narrowcasting, pod- en vodcasting, webradio en –tv, digitale themakanalen, bladen en evenementen.
Trouw aan oude waarden De kernwaarden van de AVRO zijn van vrijheid, verdraagzaamheid en verantwoordelijkheid. Wat dat betreft is er sinds 1923 niet veel veranderd, getuige de huidige AVRO-missie:
"De onafhankelijke AVRO stimuleert de vrijheid in onze samenleving door 'content' crossmediaal aan te bieden vanuit een ruimdenkende levenshouding."