KANT IN DE FABRIEK KANT OP SCHOOL HANDLEIDING Een lespakket voor de groepen zeven en acht van de basisschool over kant en de geschiedenis van de textielnijverheid in Horst aan de Maas
(©) 2011, Piet Seuren (†), Tineke Geurts-van Rens, Jan Vissers en Paul Geurts Museum de Kantfabriek
1
Voorwoord In 2009 kwamen Piet Seuren, Tineke Geurts-van Rens en Paul Geurts – leden van de Werkgroep Educatie van het zojuist opgerichte museum de Kantfabriek – bij elkaar met het idee dat een museum niet alleen ruimte biedt om allerlei artefacten te tonen of exposities te organiseren, maar ook een opdracht heeft in het uitdragen van de historie – in dit geval van textiel in het algemeen en kant in het bijzonder. Na een oriënterende periode gingen ze voortvarend aan de slag. En in betrekkelijk korte tijd stonden de contouren van een lespakket op papier. Een lespakket voor de groepen zeven en acht van de basisschool over kant en de geschiedenis van kant in Horst aan de Maas. Piet Seuren had zijn sporen al verdiend op het gebied van historie en educatie. Met veel enthousiasme stortte hij zich op dit project, ondanks het feit dat hij nog maar net een lange en zware ziekteperiode achter de rug had. Voor die tijd had Piet al mee gewerkt aan het vervaardigen van lesmateriaal over Kasteel Ter Horst en verzorgde hij geestdriftig en vol levendigheid excursies en rondleidingen over het “ald kastiël” in Horst. Toen de inhoud van het lespakket vastlag en de volgende stap gezet kon worden – het omzetten van de inhoud naar een mooi vormgegeven lespakket – werd Piet opnieuw getroffen door dezelfde zware ziekte, kanker. Op 27 september 2010 kwam Piet Seuren, dierenarts en lid in de orde van Oranje Nassau te overlijden. Niet alleen een leegte achterlatend bij diens vrouw, kinderen en kleinkinderen, maar ook bij de Werkgroep Educatie van Museum de Kantfabriek. Maar in de geest van Piet heeft de werkgroep haar taak weer opgevat. De “geschiedeniskaravaan” trekt door. Jan Vissers, oud-directeur van de basisschool in Grubbenvorst voegde zich bij de werkgroep en gezamenlijk werd verder gewerkt aan het lespakket, zoals dat nu voor u ligt. Het lespakket “Kant in de fabriek, Kant op school” bestaat uit een lerarenboekje (dat u nu leest - met achtergrondinformatie en een tweetal uitgewerkte lessen voor op school en de uitwerking van een bezoek aan Museum De Kantfabriek), een leerlingenboekje (inclusief opdrachten die de leerlingen uitvoeren tijdens hun bezoek aan de Kantfabriek) en een PowerPointpresentatie, die in de les op school gebruikt kan worden. Aan het lespakket gekoppeld nemen vrijwilligsters/kantklosters van de Kantkring Horst deel aan één van de lessen op school en wordt een bezoek gebracht aan Museum de Kantfabriek in Horst. In overleg met de docent kan de lesopzet/-inhoud aangepast en andere hulpmiddelen toegevoegd worden. Het doel, dat beoogd wordt met dit lespakket, is leerlingen het besef meegeven van de historische waarde (en in dat kader de functie) van een museum; kennis bijbrengen met betrekking tot “kant” (de leerlingen kunnen zeggen wat “kant” is, van welk materiaal het gemaakt wordt, hoe het gemaakt wordt hobby/werk -, waar het gemaakt wordt - thuiswerk/fabriekswerk - en waar het voor gebruikt wordt), en de kinderen het besef bijbrengen van de verschillen in kantproductie door de eeuwen heen en de arbeidsomstandigheden in het begin van de vorige eeuw en de huidige omstandigheden in zijn algemeenheid en kinderarbeid in het bijzonder.
2
De lessen De lessen zijn opgezet met behulp van het didactisch analyse model. Dit model is een methodisch kader dat je kunt gebruiken bij het opzetten van een activiteit. Het wordt vooral gebruikt bij het opzetten van een educatieve activiteit. Het principe van het model is, dat je bij de opzet en uitvoering van de activiteit rekening houdt met de context, de doelstellingen, de doelgroep, de randvoorwaarden, de ideeën die - in dit geval Museum de Kantfabriek – heeft, etcetera. In principe kan de aangeboden opzet aangepast worden aan de omstandigheden en de voorkeuren van u als leerkracht. Bij het maken van afspraken wordt met de leraar gekeken wat de leerlingen wel/niet weten, waar op aangesloten kan worden (beginsituatie). In les 1, die aangeboden wordt in uw klas, wordt – met een Power Point Presentatie kort ingegaan op het fenomeen “museum” en wat langer stil gestaan bij “kant”. Wat is “kant”, hoe wordt het gemaakt en waarvoor werd en wordt het gebruikt? In deze les treedt een vrijwilligster (kantkloster) van de Kantkring Horst op als gastdocent. Hij/zij laat verschillende soorten kant zien en geeft een demonstratie kantklossen. Dia 1
In les 2 wordt ingegaan op de geschiedenis van textielnijverheid, waarbij met name de arbeidsomstandigheden door de jaren heen aan de orde komen. Les 3 speelt zich af in Museum de Kantfabriek. In groepjes exploreren de leerlingen het museum aan de hand van opdrachten. De groepjes worden begeleid door vrijwilligers van de school, maar indien nodig kunnen ook vrijwilligers van Museum de Kantfabriek ingeschakeld worden. Aan het einde van het bezoek aan het museum krijgen de leerlingen een kleine herinnering.
3
Les 1: Over kant en de kantfabriek Onderdeel Introductie
Tijd 0.00
Leergesprek: 0.05
Inhoud lesstof/ Docentactiviteit De docent vertelt dat de komende 2 (of 3) lessen gaan over textielnijverheid en de Kantfabriek in Horst. Achtereenvolgens komen aan de orde: - Wat is een museum? - Wat is “kant”? - Hoe wordt kant gemaakt? - Hoe werkte men (in de textiel) door de jaren heen? - Bezoek aan de Kantfabriek in Horst. Deze les gaat over Museum de Kantfabriek en allerlei zaken met betrekking tot “kant”. (eventueel als gast: vrijwilliger kantkloskring Horst)
Hulpmiddelen Powerpointpresentatie:
Leerlingenactiviteiten Luisteren
Dia: inhoud les
Kijken
De docent stelt vragen en geeft vervolgens naar aanleiding van de antwoorden een nadere toelichting: - Wie heeft wel eens gehoord van Museum De Kantfabriek? Afhankelijk van antwoorden ingaan op “wat is een museum?” (zie bijlage 1 bij les 1). - Wat zie je in Museum De Kantfabriek? Afhankelijk van antwoorden nader toelichten dat het gaat om een museum, waar vroeger een fabriek in gehuisvest was, waar kant gemaakt werd en waar nu een expositie te vinden is over “kant” en andere zaken die met textiel te maken hebben. Maar tegelijkertijd herbergt het museum ook allerlei spullen van de geschiedenis van Horst en omstreken en is er een bibliotheek met boeken over de historie van Horst en textiel. - Wat is “kant”? Afhankelijk van antwoorden ingaan op wat “kant” is (zie bijlage 1 bij les 1). - Waar kun je “kant” van maken? Afhankelijk van antwoorden ingaan op waar je “kant” van kan maken (zie instructieboekje leerkracht: linnen, zijde, katoen, kunststof). - Hoe wordt “kant” gemaakt? Afhankelijk van antwoorden ingaan op hoe “kant” gemaakt wordt (zie bijlage 1 bij les 1: thuis/fabriek). - Waar wordt kant voor gebruikt? Afhankelijk van antwoorden ingaan op waar “kant” voor gebruikt wordt (zie bijlage 1 bij les 1: verfraaiing kleding, verfraaiing in huis/voor hobby).
Powerpointpresentatie, bestaande uit 14 dia’s. (zie bijlage bij les 1).
Geven aan dat ze een antwoord weten en geven dat antwoord op de stelde vragen, als ze daartoe aangewezen worden. Luisteren naar de door elkaar gegeven antwoorden en naar de nadere toelichting van de docent op die antwoorden.
4
Demonstratie kantklossen
0.30
Een vrijwilligster (kantkloster) van de Kantkring Horst laat verschillende soorten kant zien en geeft een demonstratie kantklossen.
Afsluiting
0.50
De docent stelt de leerlingen in de gelegenheid vragen te stellen naar aanleiding van het leergesprek en de kantklosdemonstratie.
Einde les
0.60
De docent geeft aan, waar de volgende les over gaat: - Waar werd en wordt er kant gemaakt? - Hoe werd en wordt kant gemaakt (arbeidsomstandigheden)?
Verschillende stukjes kant en benodigdheden voor kantklossen.
Kijken
De leerlingen stellen vragen naar aanleiding van het leergesprek en de demonstratie.
5
Bijlage bij les 1: Kant en Museum De Kantfabriek Dia 2: Kantfabriek in 1928, 1946 en 2010 Als we naar een museum gaan, zullen we eerst moeten weten wat een museum is. Welnu, een museum is een plaats (meestal een gebouw, maar het kan ook in de buitenlucht), waar spullen zoals boeken, schilderijen, machines en nog heel veel andere zaken, worden bewaard, maar ook wordt onderzocht waar al die zaken vandaan komen, hoe ze gemaakt zijn, waar ze gemaakt zijn en ook heel belangrijk wanneer. Natuurlijk willen wij ook graag weten wat de functie en het gebruik van die spullen was.
Dia 3: Overzicht Museum Kantfabriek Een museum biedt de mogelijkheid dit alles te laten zien en- zeker zo belangrijk - er zo veel mogelijk over te vertellen. In het geval van Museum de Kantfabriek waant de bezoeker zich in de textielindustrie van de vorige eeuw; ratelende machines in een monumentale fabriek die de sfeer van de jaren dertig ademt, een verrassend moderne museumpresentatie over textiel en de textielindustrie in Horst en omgeving.
Dia 4 en 5: Verschillende kantpatronen Wat is “kant”? Het woordenboek vertelt ons het volgende: kant is een licht en fijnmazig textielproduct met opengewerkte patronen. Deze patronen worden gemaakt door het vervlechten van garens. Dit kan men doen door middel van naalden, spelden of klossen. Het vervlechten kan handmatig maar ook machinaal gebeuren. Als we kant bekijken zien we dat ontelbare patronen mogelijk zijn. Het maken van deze patronen en het opzetten op bijvoorbeeld een kussen of op een machine vereist erg veel tijd en veel deskundigheid.
6
Dia 6: Verschillende materialen zijn te gebruiken bij het maken van kant We hebben al verteld wat kant is, maar nog niet welke materialen we kunnen gebruiken om kant te maken. Verschillende materialen zijn mogelijk, zoals: Linnen: Hoe linnen gemaakt wordt, is heel goed uit te leggen aan de hand van de film: Van Vlas Tot Linnen. Deze film is eventueel in Museum De Kantfabriek te zien. Zijde: Heel interessant te vertellen hoe zijde geproduceerd wordt door de zijderups. Katoen: Een verhaal over katoen plantages past hier erg goed. Kunststof: Meerdere toepassingen, o.a. nylon.
Dia 7 en 8: Van natuur naar product (vlas en katoen).
Dia 9, 10, 11 en 12: Kantklosmachine, machine voor raschelkant, spoelmachine en stoomstrijkijzer.
7
Hoe wordt kant gemaakt? Kant kan op verschillende manieren gemaakt worden. Daarbij worden diverse apparaten en machines gebruikt. We zien dat die machines door specialisten zijn ontworpen. Hiervan zijn er niet veel meer. Je zult begrijpen dat het niet zo makkelijk is om in deze tijd mensen te vinden die al deze apparaten en machines kunnen bedienen - en zeker zo belangrijk - kunnen repareren. Aan de hand van de foto s zien wat we in het museum zoal tegen komen. Dia 13: De ponskaarten, die de kantklosmachines aandrijven. Bijzonder is ook het apparaat waar patronen mee worden gemaakt. Dat zijn ponskaarten, die een beetje te vergelijken zijn met de draaiboeken in een draaiorgel. Bij de ponskaarten, die gebruikt worden bij het kantklossen, gaat het om metalen kaarten. Een ponskaart bestaat uit een aantal kolommen van rijen en kan per kolom 1 teken bevatten. De informatie werd in de kaart aangebracht door in een of meer rijen van een kolom een klein gaatje te ponsen of juist geen gaatje. De gaatjes konden mechanisch worden gedetecteerd. Feitelijk werkt een ponskaart hetzelfde als bij een computer, die werkt op enen en nullen (elektrisch signaal aan of uit). Dia 14: Lady Gaga Hoe wordt “kant” gebruikt? Kant was een duur en luxe product, dat vroeger vooral gebruikt werd door mensen uit de betere kringen. Het wordt nog altijd gebruikt ter verfraaiing van bijvoorbeeld kleding (lingerie, toeren e.d.). Maar ook bij de aankleding van het huis wordt kant gebruikt (denk aan vitrage, tafelkleedjes, e.d.). Het gebruik van kant was mede afhankelijk van streek, stand en traditie. Het feit dat mode onderhevig is aan verandering, zien we het gebruik toe- of afnemen. Een toename is te zien als sterren “kant” toepassen, zoals Madonna of Lady Gaga.
8
Les 2: De geschiedenis van “kant” Onderdeel Introductie
Tijd 0.00
Inhoud lesstof/ Docentactiviteit De docent herhaalt kort de vorige les (over Museum de Kantfabriek en over “kant”) en wat nu aan de orde komt: - Hoe werkte men (in de textiel) door de jaren heen? - Waar werd en wordt kant gemaakt?
Hulpmiddelen
Leerlingenactiviteiten Luisteren
Verhaal
0.05
De docent leest het verhaal voor van Pieter (zie bijlage 1 bij les 2) en geeft de leerlingen de opdracht goed te luisteren, zodat ze na het voorlezen vragen kunnen beantwoorden.
Leerlingenboekje
Luisteren (eventueel meelezen).
Leergesprek
0.15
De docent praat met de leerlingen over klusjes in huis. Wie doet er wel eens een klusje voor zijn vader of moeder? Wat moet je dan doen en hoe vaak? Vraag de kinderen wat ze hier van vinden. Waarom vragen jouw ouders waarom je dingen moet doen in huis? Vraag of de kinderen weten wat kinderarbeid is en of zij denken dat de klusjes thuis ook onder kinderarbeid vallen. Weten de kinderen dan wat wél onder kinderarbeid verstaan wordt?
030
De docent vertelt dat in de vorige les gesproken is over “kant”. Hij/zij vertelt dat “kant” één van de stoffen is die in de textielindustrie gemaakt werd. De docent geeft aan dat toentertijd – en nu in verre landen ook nog steeds – veel kinderarbeid voor kwam, maar dat ‘kant” niet altijd in fabrieken gemaakt is, zoals in de vorige les besproken. De docent vertelt vervolgens de geschiedenis van “kant”. Hij/zij vertelt over waar “kant” gemaakt werd en wordt (zie bijlage 2 bij les 2).
Vragen beantwoorden.
Powerpointpresentatie Dia 1: Kasteel Ter Horst Dia 2: Foto schilderij Dia 3 en 4: Mechelen/Brussel Dia 5: Weefgetouw Dia 6: Kantfabriek Dia 7: Interieur textielfabriek Dia 8: Foto arbeidersbuurt Dia 9: Foto met kinderen achter de machines Dia 10: Moderne textielfabriek Dia 11: Print Unlimited Dia 12: Kantklossen
Kijken en luisteren.
9
Afsluiting
0.50
De docent stelt de leerlingen in de gelegenheid vragen te stellen naar aanleiding van de powerpointpresentatie.
Einde les
0.60
De docent geeft aan dat de volgende les bestaat uit een bezoek aan Museum De Kantfabriek.
De leerlingen maken gebruik van de gelegenheid om vragen te stellen over de toelichting bij de powerpointpresentatie.
10
Bijlage 1 bij les 2: Het verhaal van Pieter Dertien jaar was Pieter nu. Zes jaar had hij doorgebracht op die veel te kleine lagere school in de Loevestraat in Horst. Meer dan genoeg, vond hij, want aan leren had hij een broertje dood. Maar wat nu? Ergens bij een boer in de kost gaan om als knecht op een boerderij te gaan werken? Schaapherder worden, net als een paar van zijn vriendjes? Nee, Sjang, zijn vader, had andere plannen met Pieter. Net als veel andere inwoners van Horst was Sjang al zijn hele leven linnenwever. Hij had lange tijd thuis op zijn weefgetouw gewerkt. Een paar jaar geleden was daar een einde aan gekomen omdat hij de hoge belastingen die werden geheven op thuiswerken niet meer kon betalen. Sjang was toen gaan werken in de garentwijnderij van Simon Sartingen naast de kerk. Dag in dag uit was hij daar in de werkplaats aan het spinnewiel bezig met het ineendraaien van draden. Zwaar en eentonig werk, maar met vier gulden per week verdiende hij meer dan toen hij nog thuis werkte. Ze werkten er met z’n vijven, maar Simon had Sjang onlangs verteld dat de zaken zo goed gingen dat hij er nog wel iemand bij kon gebruiken. Sjang had meteen aan Pieter gedacht. Sjang en zijn vrouw Dien hadden inmiddels acht kinderen en de negende was op komst. Extra inkomsten waren daarom zeer welkom. Sjang had lang met Dien besproken of Pieter ook in de twijnderij moest gaan werken. Eerst had Dien behoorlijk tegengeprutteld; ze was bang dat het werk veel te zwaar was voor de kleine Pieter. Uiteindelijk had ze zich er bij neergelegd. Er moest tenslotte toch brood op de plank komen. Simon Sartingen wilde het best een weekje proberen met Pieter. Als hij het werk aankon, zou hij een gulden per week gaan verdienen. Op een maandagmorgen in augustus liep Pieter in alle vroegte met zijn vader naar de werkplaats van Simon. Wat was het benauwd en donker in die kleine ruimte! Moest hij hier de hele dag doorbrengen? Hendrik Lucas, een collega van zijn vader, vertelde Pieter in het kort wat hij moest doen en daarna kon hij aan de slag. Erg moeilijk was het werk niet, wel saai. Hij was dan ook blij toen hij de kerkklok twaalf uur hoorde slaan: eindelijk een half uurtje pauze. ’s Middags was het nog heter in de werkplaats. Pieter kreeg bijna heimwee naar de school van meester Driessen. Het deed hem wel goed dat Hendrik hem complimentjes gaf; hij prees Pieter om zijn secure en snelle werk. Het duurde trouwens even voordat hij begreep wat Hendrik bedoelde, want Hendrik was net als Simon een Duitser. Aan het eind van de dag moest Pieter bij Simon komen. Die zei hem dat hij nu al had besloten Pieter in dienst te nemen. Hij was zelfs zo tevreden over hem dat hij niet een gulden maar anderhalve gulden per week ging verdienen! In de tijd die volgde, begon Pieter langzaam te wennen aan het werk. Het bleef saai en hij miste het spelen in de bossen, maar het was toch ook wel gezellig in de werkplaats. Hij raakte bevriend met de drie jaar oudere Tinus, die al wat langer bij Simon werkte, en met Anna, een meisje dat enkele weken na hem in dienst was genomen. Pieter ging zich helemaal thuis voelen, toen Simon na een jaar een nieuwe werkplaats liet bouwen, veel groter én met meer daglicht. Hij kreeg toen ook ander werk. Simon kon met weven van zijde veel meer verdienen dan met het twijnen van garen en dus werd Pieter zijdewever.
11
Simon verkocht de zijde die in zijn werkplaats werd geweven vooral in Duitsland. De zaken liepen in het begin heel goed: er kwamen steeds meer weefstoelen en personeel bij en het loon werd telkens hoger. Maar toen Duitsland in 1862 ineens veel hogere invoerrechten ging heffen, kwam de klad in de zaak. De hoeveelheid werk verminderde en Simon moest veel van zijn arbeiders ontslaan. Pieter mocht blijven, maar voor zijn maatje Tinus was er geen werk meer. Simon was zo ontdaan door de hele gang van zaken dat hij verhuisde naar Blitterswijck. Hendrik nam het bedrijf van hem over. Na een moeizaam begin volgde een bloeiperiode, vooral omdat in Horst vele jaren lang zijden doeken voor de Nederlandse marine werden gemaakt. Hendrik verkocht zijn zaak in 1907, toen hij 75 jaar oud was, aan Herman Viedebantt. Pieter was Hendrik al die tijd trouw gebleven. Hij werkte nog drie jaar voor Herman, maar in 1910, hij was toen 70, ging hij van zijn welverdiende rust genieten. Hij deed dat in zijn huisje aan de Herstraat. Daar was hij gaan wonen, nadat hij in 1871 was getrouwd met Anna, het meisje dat hij achttien jaar eerder in de twijnderij van Simon had leren kennen. Auteur: Wim Moorman Aanvullende tekst voor de kinderen van groep 8: De kinderen die in de fabriek werkten werden ‘fabriekskinderen’ genoemd. Tegen het lot van deze kinderen kwam veel protest. Er gebeurden veel ongelukken tijdens het werken in de fabrieken. Het was stoffig, vies en gevaarlijk. In deze tijd stierven veel kinderen door het gevaarlijke en zware werk en omdat ze vaak slecht te eten kregen. In 1874 vond minister Van Houten dat het zo niet langer kon. Hij vond dat de regering regels op moest stellen om een einde te maken aan de kinderarbeid. Eerst wilde de regering dit niet. Ze vonden dat ze zich niet moesten bemoeien met de fabrieken. Dat was volgens hun het werk van de directeur. Toch maakte minister Van Houten een wet tegen kinderarbeid. Hij kreeg veel steun vanuit de samenleving. Toen over de wet gestemd werd in de Tweede Kamer werd hij aangenomen met 64 voor en 6 tegen. Zo kwam er officieel een einde aan de kinderarbeid in Nederland. Hoewel het nu bij wet verboden was om kinderen tot 12 jaar te laten werken gebeurde dit nog wel. Er werd niet gecontroleerd, dus lieten veel fabrieksbazen en ouders nog steeds kinderen in de fabriek werken. Pas dertien jaar later werd de Arbeidsinspectie opgericht. Deze inspecteurs moesten controleren of ook kinderen onder de 12 jaar aan het werk waren in de fabrieken. Als er kinderen onder de 12 jaar aan het werk waren werden deze naar huis gestuurd en kreeg de directeur een fikse boete. De kinderarbeid verdween pas echt door de leerplicht. De leerplicht verplichtte alle kinderen jonger dan 12 jaar om naar school te gaan. Dit gebeurde in 1901, 50 jaar na het begin van de Industriële Revolutie in Nederland. Nu moeten kinderen in Nederland tot hun zestiende jaar verplicht naar school. Pas vanaf je vijftiende mag je een bijbaantje zoals een krantenwijk hebben. De Arbeidsinspectie controleert nog steeds of in Nederland geen kinderarbeid verricht wordt.
12
Bijlage 2 bij les 2: De geschiedenis van kant Waar werd en wordt kant gemaakt? Zoals in de eerste les verteld, is kant een vorm van textiel en wordt het door de eeuwen heen gemaakt en gebruikt over de hele wereld. Kijk maar eens op heel oude foto s en schilderijen. Een mooi voorbeeld zijn de schilderijen van de bewoners van Kasteel Ter Horst [te zien in De Kantfabriek]. Kant was toentertijd kostbaarder als goud en was voor de welgestelden dan ook een middel om zich te onderscheiden.
Kasteel Ter Horst
Schilderij bewoonster Kasteel ter Horst
Heel bekend om hun kantproductie zijn de steden Mechelen en Brussel in België. “Mechelen in kant” en Mechelse Kant
Foto Museum voor het Kostuum en de Kant in Brussel en Brussels Kant
13
Vroeger werd in veel gezinnen wol gesponnen en linnen gemaakt om bijvoorbeeld kleding te maken, maar ook werd er veel kant geklost. Dit alles voor eigen gebruik, maar ook om te verkopen en een paar centen bij te verdienen. Meer dan een eeuw geleden stonden in Horst meer dan 50 weefgetouwen. Weefgetouw Vooral in arme gebieden, zoals de zandgronden toen waren, was onder andere textielproductie een goede manier om wat bij te verdienen. Het was in de tijd dat er thuis nog veel gesponnen en kant geklost werd normaal, dat ook de kinderen mee moesten helpen. Dat hebben we gezien in het verhaal van Pieter. Het hele gezin moest vreselijk hard werken om de kost te verdienen. Buiten spelen was er meestal niet bij. En als er thuis geen werk was, werden de kinderen al op zeer jonge leeftijd [11-12 jaar] “verhuurd” zoals dat genoemd werd. Zij moesten van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat erg hard werken voor heel erg weinig geld en onder beroerde omstandigheden.
Later werd de productie van textiel en dus ook van kant verplaatst van huis naar de fabriek en deden de machines hun intrede.
Museum de Kantfabriek
Interieur Museum de Kantfabriek
Toen het maken van textiel verplaatst werd van huis naar de fabriek werden de omstandigheden er niet veel beter op en in veel gevallen zelfs slechter. Zeer lange werkdagen voor weinig loon in tochtige hallen en in oorverdovende herrie. Kinderen moesten op machines kruipen om kleine reparaties te verrichten ,wat natuurlijk erg gevaarlijk was. Hierdoor waren de arbeiders vaak ziek. 14
Zo leefde men in de arbeidersbuurt
Kinderen achter de machines
Gelukkig is in de loop der jaren door wetgeving de kinderarbeid opgehouden en zijn de arbeidsomstandigheden zeer verbeterd . Zoals eerder gezegd, zien we kantproductie heden ten dage eigenlijk alleen nog maar geproduceerd worden in de fabriek.
Moderne textielfabriek
Print Unlimited
Kantklossen
Thuis kantklossen is nu een heel fijne hobby die door steeds meer mensen wordt uitgeoefend en is dus een prachtige vorm van vrije tijd besteding. In het Museum de Kantfabriek wordt de mogelijkheid geboden om in de vorm van workshops en cursussen deze technieken eigen te maken.
15
Bijlage 3 bij les2: De industriële revolutie
De Industriële Revolutie (Bewerkt naar “Vaklokaal Geschiedenis Histoforum” van Digischool) De “industriële revolutie” is eigenlijk in Engeland begonnen. De meeste mensen waren boer en rond 1700 hadden veel van deze boeren extra bijverdiensten. In hun boerderijtjes werd voor kooplieden uit de stad gewerkt op spinnewielen of weefgetouwen. Er werd voornamelijk “laken” gemaakt. Kooplieden leverden de ruwe wol en kwamen later het laken weer ophalen. We noemen dat de huisindustrie! Na 1750 begon de bevolking te groeien. Hierdoor werd het belangrijk om meer graan te produceren. Veel kleine boerderijen werden opgekocht door grotere “bedrijven”, en door goede landbouw uitvindingen konden deze bedrijven meer voedsel verbouwen. De kleine boertjes hadden nu geen bedrijfje meer en trokken naar de grote steden. Ze hoopten daar werk te vinden.
16
Omdat er nu minder boeren op het platteland woonden, en in de steden meer mensen waren (vaak zonder werk), begonnen kooplieden met het bouwen van fabrieken in of bij de steden! Doordat er verschillende uitvindingen werden gedaan, konden er machines worden gemaakt die het werk deden waar vroeger veel meer mensen aan moesten werken.
17
In 1733 werd de schietspoel uitgevonden. Het weven ging nu 4x sneller! In 1764 werd de spinmachine uit gevonden. Deze machine kon nu net zoveel produceren als 80 spinsters vroeger. In 1769 werden verschillende machines aangedreven door waterkracht, de eerste fabriek was ontstaan! Later gebruikte men hier ook stoommachines voor! In 1785 vond iemand de weefmachine uit.
18
In 1765 vond James Watt een echte stoommachine uit die men ook in de fabriek kon gebruiken. Stoommachines gaven veel stank en herrie, ze werden nooit moe en waren (zoals waterkracht) niet afhankelijk van het weer. Binnen korte tijd gingen alle textielfabrieken over op het gebruik van stoom. Door de komst van deze industrie veranderde veel. In de steden stonden veel fabrieken, en de steden werden steeds groter. De mensen trokken van het platteland naar de steden. Ze verdienden weinig geld en vaak waren hun woningen slecht! Arbeiders in Nederland hadden het niet gemakkelijk. Rond 1850 kwamen er steeds meer fabrieken. De mensen trokken van het platteland naar de grote steden. Daar zochten ze naar werk. Vonden ze dat werk en hoe was het om in een fabriek te werken? Hieronder lezen we de belevenissen van "Jan de arbeider". Jan sjokte traag naar de fabriek. Het was nog maar kwart voor zes in de morgen. In de verte zag hij al de textielfabriek. De stoomfluit die aangaf dat er gewerkt moest worden, klonk elke werkdag om zes uur. Jan baalde want het was vandaag maandag, weer een hele werkweek voor de boeg. Deze week had hij dagdienst. Dat is werken van zes uur 's morgens tot zes uur 's avonds. Alleen op zondag een vrije dag, maar eigenlijk werd hij dan wel in de kerk verwacht. Vorige week had hij nachtdienst, dat was werken van zes uur 's avonds tot zes uur in de morgen. En nu op maandag na een nachtdienst was het voor Jan verschrikkelijk moeilijk om uit het bed te komen. In de fabriek keek Jan nog even voorzichtig of hij zijn brood wel bij zich had. Voorzichtig omdat hij moest werken en niet staan te niksen, dat schreeuwde de voorman hem altijd toe! Gelukkig het waren drie hompen brood, zijn vrouw had ze in een oude lap stof gewikkeld. Dan werden ze niet net zo vuil als hijzelf. Twee keer per dag mocht er een kwartier gegeten worden, vaak zelfs iets korter. Net genoeg tijd om snel iets te eten en naar de wc te gaan.
19
Vorige week was het plotseling gezellig in de "pauze". Hij was lekker op een ton gaan zitten, eentje die niet zo stonk, kwam ineens zijn buurmeisje naast hem zitten. Jan wist niet eens dat ze ook al in de fabriek werkte. Maar ja, er werkten wel meer kinderen van zeven jaar oud in zijn ploeg. Vandaag was ze er helaas niet, Jan had gehoord dat ze ziek thuis lag te hoesten. Zeker TBC, dat hoorde hij wel vaker. Arbeiders als Jan hadden in deze tijd een zwaar leven. Ze moesten lang en hard werken. Jan moest elke dag 12 uur werken met slechts 30 minuten pauze. Hij verdiende heel weinig: € 1,64 per week! Dat is dus ongeveer € 0,02 per uur!
In de fabriek hadden de arbeiders weinig of niets te vertellen. De baas had alle macht. Je mocht hem niet zomaar aanspreken, en je mocht hem zeker niet tegenspreken. Anders stond je zo buiten de fabriek zonder baan. En geen werk betekende natuurlijk ook geen geld en geen eten! Je merkt dus wel dat werken in een fabriek erg zwaar was. De fabriekshal was smerig, er was altijd lawaai en het stonk er bijna altijd. De machines in de fabriek waren ook niet altijd veilig, en er gebeurde regelmatig een ernstig ongeluk. Arbeiders werden ook vaak ziek van de slechte werkomstandigheden en het harde werken. Bovendien woonden ze meestal in slechte huisjes. Maar goede wetten waren er in die tijd nog niet dus...als je niet kon werken, kreeg je ook geen loon! Uit deze tijd het volgende:
20
"Het ging steeds slechter met mijn vader. De baas kreeg het in de gaten. Hij wilde mijn vader ontslaan. Maar toen zei hij: "Je mag blijven, maar dan moet je wel je kinderen meenemen". We waren thuis met z'n negenen. Kinderen verdienden niet veel geld. Het waren de goedkoopste arbeiders. "Dank u wel meneer", zei mijn vader. Zo kwam ik als jongetje van tien in de fabriek. Ik stond naast mijn vader. Hij leerde mij het vak." De steden werden steeds groter, steeds voller. Er waren niet genoeg woningen voor al die nieuwe inwoners. Hoe leefde een eenvoudig arbeidersgezin in de grote stad? In het begin was het vreselijk om in de stad te moeten wonen. Gezinnen woonden op zolders, in kelders of in schuren. Later kwamen er wijken voor arbeiders. Wijken met goedkope kleine woningen. Vaak zonder een eigen toilet of watervoorziening! Veel gezinnen die gewend waren aan de ruimte van het platteland, woonden nu in éénkamerwoningen. Een "bron" uit die tijd zegt het volgende: "Mijn vader huurde een woning. Het was in een klein straatje. Er was één kamer van 6 bij 4 meter, dat was alles. Aan de achterkant hadden we één klein raam. Dat keek uit op een blinde muur. Er kwam niet veel licht door. Daardoor was de kamer donker en vochtig. Er waren 2 bedsteden. In de ene sliepen mijn ouders en mijn broertje. In de andere sliep ik met mijn oudere broertje en mijn 2 zesjes. Een riolering was er niet, maar in de hoek van de kamer stond een ton." Arbeiders moeten natuurlijk ook betaald worden. Een fabrikant wilde alleen zoveel mogelijk geld verdienen. Kinderen kon hij voor veel minder geld laten werken. De mensen waren erg arm, en iedere cent was hard nodig om in leven te blijven. Daarom werden kinderen, soms zelf de allerkleinsten, vaak in een fabriek aan het werk gezet. Dat werk was niet leuk, zwaar en vaak erg gevaarlijk. Er gebeurden veel ongelukken, en regelmatig kwamen kinderen hierbij om het leven. Er werd daarna meestal weinig of geen schadevergoeding uitgekeerd. Ongelukken gebeurden bijna iedere dag.
21
Uit een oud boek: "Mijn 8e verjaardag kwam in zicht. Ik voelde me trots, maar ook een beetje verdrietig. Als ik 8 jaar werd, moest ik werken. Helpen waar ik maar kon. Ik speelde na mijn verjaardag achter het huis. Ik hoor het mijn vader nog zeggen: "Schaam je je niet? Zo'n grote kerel en dan nog buitenspelen?" Toen dacht ik: Ik wou dat ik nog 3 jaar was!"
Moeder moest het huishouden doen, zo hoorde dat in die tijd. Maar moeder werkte vaak ook in de fabriek. Ze had eigenlijk een dubbele taak! Op de fabriek kreeg ze wel minder betaald dan vader, want haar werk werd gezien als "bijverdienste". Vader zorgde immers voor het geld, en moeder voor de kinderen.
Moeder de vrouw met haar "bijverdiensten".
22
Men noemde dat de "rolverdeling". Maar doordat moeders en kinderen veel goedkoper waren dan vaders, werden er steeds minder mannen aangenomen! Veel vaders werden werkeloos. Een moeder uit deze tijd schrijft het volgende: "Ik stond 's morgens om 4 uur op. Dan zorgde ik eerst voor het eten. De pan zette ik in het bed, dan bleef het eten warm. Daarna maakte ik de kinderen wakker. Ik kleedde ze aan en bracht ze naar mijn moeder, en ging naar de fabriek. Tussen de middag holde ik naar huis om snel de boel op te ruimen. 's Avonds kwam ik na 7 uur thuis van de fabriek. Ik haalde de kinderen weer op en maakte snel het eten warm. Daarna bracht ik de kinderen naar bed. Tot diep in de nacht moest ik wassen en verstellen, want de volgende dag moesten we weer dezelfde kleren aan." Elke dag moest er weer keihard gewerkt worden, tijd voor leuke dingen was er haast niet! Bovendien, wat konden ze eigenlijk nog doen in hun "vrije tijd"? De meeste mensen waren zo moe dat ze gewoon niets leuks meer konden doen. En er was ook geen geld om leuke dingen te doen! Men probeerde een beetje uit te rusten, vooral op zondag. (Meestal de enige vrije dag in de week). Maar de woningen waren klein. Daarom zaten de meeste mensen voor hun huisje op straat. De kinderen deden spelletjes, vrouwen spraken elkaar bij de wasplaats.
23
En vader.... Hij zat vaak zijn ellende te verdrinken in de kroeg. Daar werd ook vaak zijn weekloon betaald. En als hij zijn geld uitgaf aan drank, had zijn gezin nog meer honger! Arbeiders hadden eerst niets te vertellen in de fabriek. Ze moesten hard werken, hun "kop" dicht houden, en weinig verdienen. Was je daar niet tevreden mee, dan kon je weggaan drie anderen stonden te trappelen om de lege werkplek in te nemen. Toch wilden ze hun situatie verbeteren. In dit stukje lees je hoe ze dat probeerden.
Veel arbeiders waren ontevreden. De werkdagen waren lang, het loon was laag en de fabriek was vaak smerig. Maar wat kon je hieraan doen? Je kon niet protesteren want dan werd je ontslagen! Maar zonder arbeiders kon een fabriek ook niet "draaien". Een fabrikant had zijn arbeiders wel nodig, anders verdiende hij geen cent. De ontevreden arbeiders kwamen bij elkaar en organiseerden vakbonden. Ze beloofden elkaar te helpen en bij ontslag elkaar een uitkering te geven. Steeds meer mensen werden lid van zulke vakbonden. Doordat ieder lid een klein bedrag per maand betaalde, konden deze vakbonden arbeiders werkelijk helpen. Een vakbond wilde meestal de situatie in een fabriek verbeteren. Ze gingen hierover met de fabrikant overleggen. Soms stemde de eigenaar van de fabriek toe. Hij verbeterde een aantal zaken in de fabriek: betere veiligheid, kortere werktijden, langere pauzes, meer loon enz. Het overleg was dan gelukt. Soms lukte het overleg niet. De eigenaar wilde niet luisteren, hij was de baas en niemand anders! De vakbond riep dan een staking uit. Ze vroegen de arbeiders te stoppen met werken. "Als de baas niet wil luisteren, moet hij maar voelen", riepen ze. Tijdens zo'n staking kregen de arbeiders natuurlijk geen loon. Maar ze kregen wel een uitkering uit de stakingskas.
24
De fabrikanten waren natuurlijk niet echt blij met de vakbond. Ze waren jarenlang alleen de baas geweest, en nu zouden ze moeten luisteren naar hun arbeiders? Ze wilden geen vakbondsleden in de fabriek. Arbeiders die toch lid waren, probeerden ze snel te ontslaan. Een staking vonden de fabrikanten afschuwelijk: de fabriek stond stil en dus werd er geen winst gemaakt. Soms ontsloegen de fabrikanten de stakers en probeerden ze gewoon nieuwe arbeiders aan te nemen. Vaak lieten fabrikanten dan door de politie het terrein rond de fabriek "schoonvegen". Soms huurden de fabrikanten knokploegen in om de arbeiders te dwingen met hun staking te stoppen. Het was een spannende tijd. Ergens in Nederland stond een fabriek. Arbeiders verdienden daar ongeveer 2½ Euro per week. Op een dag kregen ze een vervelend bericht. De baas verdiende niet genoeg, dus hun loon moest omlaag naar 2 Euro per week. Natuurlijk vonden ze dat niet leuk. De vakbond riep een staking uit! Arbeiders gingen de straat op. Ze liepen naar het huis van de directeur en gooiden zijn ruiten in. Er werden verschillende protestliederen gezongen. De staking duurde 12 weken. Tenslotte besloot de directeur wat toe te geven. Hij stelde een loon van 2 Euro 40 voor! De stakers hadden dus niet alles bereikt wat ze wilden hebben. Maar ze waren wel tevreden. Samen stonden ze sterk.
Meer mensen gingen zich bemoeien met het lot van de arme arbeiders. De arbeiders wonen slecht, ze hebben niet genoeg te eten, ze worden snel ziek, etc. Hun leven moest verbeteren! Er werd een oproep gedaan om arbeiders meer geld te laten verdienen. Dan gaan ze ook meer geld uitgeven, dachten sommige mensen. En dan kopen ze ook spullen die in de fabrieken worden gemaakt. En dat is weer goed voor die fabrieken! Zo verdienen zij hun geld weer terug!
25
De regering luisterde wel naar deze klachten, maar er gebeurde niets. Veel mensen uit de regering waren zelf fabrikant of hadden fabriekseigenaars als familie of als goede vriend. Ieder mens moet maar voor zichzelf zorgen, vond de regering toen. "Zo kan het echt niet langer gaan!" Sommige fabrikanten probeerden iets te doen aan de slechte leefomstandigheden van de arbeiders. Ze wilden de arbeiders helpen en lieten goede huizen bouwen voor hun werknemers. Zo dorpen naast een fabriek. Maar lang niet alle fabrikanten deden dat. Het bleef onrustig in ons land. In andere landen waren arbeiders in opstand gekomen en was er een revolutie uitgebroken. Zou dat in ons land ook gebeuren? Op verschillende plaatsen werden er politieke partijen opgericht. In Nederland heb je de Eerste en Tweede Kamer. Het volk kiest de mensen in de Tweede Kamer en de Tweede Kamer controleert of het land goed bestuurd wordt. Iedereen boven de 18 jaar mag nu stemmen. Vroeger was dat niet zo, toen mochten alleen mannen stemmen. En dan nog alleen maar als ze rijk waren. Dat betekende dat er natuurlijk bijna alleen maar rijke mensen en mensen van de kerk in de Tweede Kamer zaten. De rijken hadden de macht en zij vonden ook dat dit maar zo moest blijven. Arme mensen hebben toch niet zoveel verstand, zij kunnen het land nooit goed besturen. Verschillende groeperingen gingen hiertegen protesteren. "Zo kan het echt niet langer gaan!" Dat vonden zelfs sommige leden van de Tweede Kamer. Sommigen kwamen voor de arbeiders op. Dat waren onder andere christenen. Het christendom zegt namelijk dat je voor de zwakkeren moet zorgen. Zij kwamen met voorstellen om wetten te maken. De ministers konden er niet langer onderuit. Er werden wetten gemaakt. Deze wetten verbeterden de situatie van arbeiders en kinderen een beetje. Bijvoorbeeld het "kinderwetje" van Van Houten. Hierin stonden allerlei regels voor het werken van kinderen in fabrieken. Maar veel arbeiders bleven toch ontevreden, ze wilden nog meer veranderingen. Daarom wilden ze zelf in de Tweede Kamer. Ze gingen samenwerken in politieke partijen. Natuurlijk waren veel rijke mensen hier niet blij mee. Vaak werden "de rooien" (een scheldwoord voor deze arbeiders) ook slecht behandeld in fabrieken en op bedrijven.
26
Maar arbeiders mochten nog niet stemmen, dat mochten alleen rijke mannen. Zo konden ze nooit in de Tweede Kamer komen. Het was dus van belang dat er nieuwe wetten kwamen. Bijvoorbeeld een wet waarin stond dat iedereen mocht stemmen, zelfs de vrouwen! "Zo kan het echt niet langer gaan!" Zelfs rijke mensen begonnen zich nu zorgen te maken. Misschien kwamen in Nederland de arbeiders ook in opstand. Er waren al arbeiders die dat wilden doen! Dit wilden de rijken koste wat kost voorkomen. Ze gingen snel met de kamerleden praten, en die deden voorstellen om wetten te maken. Sommige wetten kwamen er ook, zoals de "kinderwet van Van Houten", waarin stond dat kinderen beneden de 12 jaar niet in fabrieken mochten werken. Wetten die de situatie van mensen veranderen, noemen we sociale wetten. En deze wetten veranderden de leefsituatie van arme mensen een beetje. Helaas maar een beetje, want de wetten (zoals de kinderwet) werden bijna niet nageleefd. Pas in 1889 kwamen er een wet die ook goed gecontroleerd werd. Dat was de Arbeidswet, hierin stond opnieuw dat kinderen onder de 12 niet mochten werken. Maar ook dat deze kinderen gewoon naar school moesten gaan. Andere wetten die snel kwamen waren, de Ziektewet en de Ouderdomswet. Eerst mocht er in Nederland alleen door rijke mensen gestemd worden. Stemmen was te moeilijk voor het gewone volk, dachten de rijke mensen. De arbeiderspartij was het daar natuurlijk niet mee eens. Maar ook andere partijen wilden dat meer mensen mochten stemmen. Het werd een lange strijd met veel demonstraties. Maar uiteindelijk kregen ze het voor elkaar! Vanaf 1918 mochten alle mannen stemmen. Ze moesten alleen wel ouder zijn dan 23 jaar. Maar vrouwen hadden nog steeds niets te zeggen in de politiek. Terwijl op de hoogste post van Nederland een vrouw zat, de Koningin! Opnieuw werd er hevig gedemonstreerd, nu voor het stemrecht van vrouwen. En vijf jaar later, in 1923, mochten eindelijk de vrouwen ook gaan stemmen. Vanaf dat moment is er in ons land een algemeen kiesrecht.
27
Les 3: Bezoek aan Museum De Kantfabriek Onderdeel Introductie
Tijd 0.00
Inhoud lesstof/Docentactiviteit De museumgids heet de leerlingen (en begeleiders) welkom in Museum De Kantfabriek.
Hulpmiddelen
Leerlingenactiviteiten Luisteren
0.02
De gids geeft een toelichting op het programma: waarom de leerlingen hier zijn (waarbij gerefereerd wordt aan de inleidende lessen op school); wat we willen bereiken; de activiteiten.
Beginsituatie vaststellen
0.05
Toetsen wat de leerlingen meegekregen hebben van de introductie op school Wat is “kant”? Hoe wordt “kant” gemaakt? Wat kun je met “kant” doen?
Instructieboekje voor de docent en Leerlingenboekje
Geven aan dat ze een antwoord weten en geven dat antwoord op de stelde vragen, als ze daartoe aangewezen worden.
Bezoek aan museum
0.15
In 4 tot 5 groepen (met bij elke groep een begeleider) museum bezoeken en opdrachten uitvoeren.
Vooraf begeleiders instructie gegeven m.b.t. de begeleiding van de groep.
Gaan in de vooraf vastgestelde groepen het museum binnen.
Opdrachten“circuit”
0.20
Start “circuit” bestaande uit een aantal “opdrachtpunten”: 1. Spaarkas 2. Prikklok 3. Print Unlimited 4. Van Og 5. Raschelmachine 6. Spiegel 7. Vlas 8. Machine om klossen mee te “vullen” 9. Ponsplaten
Begeleiders vragen aan de leerlingen wat antwoord per opdracht is en corrigeert/ complimenteert waar nodig.
De leerlingen lopen met hun begeleider door het museum volgens de vooraf bepaalde route en voeren de op hun weg komende opdrachten uit.
Luisteren
28
10. 11. 12. 13. 14. 15.
Strijkmachine Twijnmachine Bureau Klosmachine Weefgetouw Schilderij bewoonster Kasteel ter Horst
Bij de verschillende bezienswaardigheden kunnen ze aan de begeleider of de museummedewerker vragen stellen
De gids loopt gedurende de activiteiten door het museum en geeft waar nodig aanwijzingen, tips en leidt voor zover nodig een en ander in goede banen: per opdracht aangeven, hoeveel tijd men beschikbaar heeft, om de opdracht uit te voeren en opletten dat de groepen niet door elkaar gaan lopen (duidelijke looplijn uitzetten per groep en groepsbegeleider daarover instrueren). Oplossing van de opdrachten bespreken
0.50
Opdracht 1: eindresultaat Opdracht 2: eindresultaat Opdracht 3: eindresultaat Opdracht 4: eindresultaat Opdracht 5: eindresultaat Opdracht 6: eindresultaat Opdracht 7: eindresultaat Opdracht 8: eindresultaat Opdracht 9: eindresultaat Opdracht 10: eindresultaat Opdracht 11: eindresultaat Opdracht 12: eindresultaat Opdracht 13: eindresultaat Opdracht 14: eindresultaat Opdracht 15: eindresultaat
Per groep geeft een aangewezen leerling per opdracht aan, wat de gevonden oplossing of het gevonden antwoord is.
29
Afsluiting
0.58
Gezamenlijk limonade drinken. Alle leerlingen krijgen een kleine herinnering aan het bezoek.
De begeleiders helpen bij het inschenken van de limonade
De leerlingen drinken de limonade op en nemen de herinnering aan.
0.59
De gids vraagt, ter evaluatie van het museumbezoek, wat men er van gevonden heeft.
Begeleiders maken evaluerende opmerkingen.
De leerlingen antwoorden op de gestelde vragen.
30
Bijlage bij les 3: Opdrachten 1.
Spaarkas. Vraag: Waar werd deze voor gebruikt? Antw.: Er werd elke week een klein bedrag gespaard. De spaarkas werd één keer per jaar, meestal voor de kermis, “gelicht” (leeggemaakt). De werknemers hadden dan een spaarcentje om kermis te kunnen vieren. Start voor groep 1
2.
Prikklok. Vraag: Wat was een prikklok? Antw.: De prikklok hield de werktijden van de werknemers bij. Registratiesysteem van werktijden. Vraag: Waarom was er een prikklok? Antw.: Om te controleren of de werknemers op tijd kwamen en niet te vroeg naar huis gingen, dus of ze de afgesproken uren ook werkten.
31
3.
Print Unlimited. Vraag: Wat is de overeenkomst met kant? Antw.: Het maken en gebruiken van een patroon voor een goed resultaat. Vraag: Wat is het verschil met de “oude” textielfabriek? Bijna het gehele proces wordt nu uitgevoerd met behulp van de computer.
4.
Van Og. Vraag: Wat gebeurde er bij van Og? Antw.: Van Og was een confectie-atelier waar kleding in elkaar werd gezet.
32
Start voor groep 2 5. Raschelmachine (machine met bediener in werking). Vraag: Wat is raschelkant? Antw.: Dit is gebreide kant. Leerlingen kunnen zelf een stukje afsnijden (als cadeau).
6. Spiegel. Biedt de mogelijkheid om een toelichting te geven op de toerenmaakster en de verschillende gebruikersdoelen. Een van de leerlingen krijgt een toer op het hoofd, de andere kinderen gaan er vervolgens omheen staan. Uitleg dat het gaat om versiersel voor vrouwen (“vrouwen versieren”). Activiteit: Er wordt per groep één foto gemaakt (die geplaatst zal worden op de website van Museum De Kantfabriek).
33
7.
Vlas. Film: Biedt de mogelijkheid om in te gaan op vlasproductie (van vlas tot linnen). 8.
Machine om klossen mee te “vullen”: “vult” klossen, c.q. spoelt garen op klosjes. Vraag: Wat wil zeggen: “Jij bent de klos”? Antw.: Jij moet dat vervelend karweitje opknappen! De machine kan gedemonstreerd worden door een medewerker van Museum de Kantfabriek.
34
Start voor groep 3
9.
Ponsplaten. Activiteit: De kinderen maken zelf een patroon (waarbij ze extra hulp krijgen van een medewerker van de kantfabriek). Mogelijkheid om link te leggen naar hoe een computer werkt (0-en en 1-en). 10.
Strijkmachine. Activiteit: De kinderen strijken zelf kant (hulp vanuit de begeleiding van de groep, analoog aan de instructie! Let op: strijkijzer is heet! Raak het ijzer niet aan! Hierbij wordt geassisteerd door de medewerker van Museum de Kantfabriek).
35
11.
12.
Twijnmachine. Demonstratie door een medewerker van Museum de Kantfabriek: Meerdere draden maken een sterkere en dikkere draad. De leerkracht heeft de mogelijkheid om in te gaan op kinderarbeid.
Bureau. Mogelijkheid om in te gaan op wat een werkbespreking vroeger inhield en welke arbeidsverhoudingen toen golden. De baas sprak, de werknemer luisterde en voerde uit.
36
Start voor groep 4 13. Klosmachine. Vraag: Wat is het verschil tussen raschelkant en kloskant? Antw.: Raschelkant is gebreide kant en kloskant is gevlochten kant. Vraag: Wat zijn de verschillen tussen machinaal kantklossen en hobbymatig/handmatig kantklossen? Antw.: Het machinaal kantklossen gaat veel sneller en is daardoor goedkoper. Voorbeeld: Eén uur machinaal kantklossen levert 5 tot 6 meter resultaat op. Eén uur handmatig kantklossen levert een resultaat op ter grootte van een postzegel.
37
14.
Weefgetouw. Mogelijkheid om in te gaan op thuisarbeid.
15. Schilderijen bewoners kasteel Ter Horst. Vraag: Waar zie je op de schilderijen kant? Antw.: Aan de jurk als versiering. Kant werd gebruikt om duidelijk zichtbaar de rijkdom te tonen. Hier kan toegelicht worden wat de waarde van kant was, in die dagen. Kant was toentertijd kostbaarder als goud en was voor de welgestelden dan ook een middel om zich te onderscheiden.
38
Nawoord Wellicht merken de kinderen dat in het heden sporen terug te vinden zijn van het verleden, dat er een (logisch) verband bestaat tussen het verleden en heden, tussen toen en nu. Misschien ontdekken ze, dat veel dingen in essentie nog het zelfde zijn als toen – bijvoorbeeld kant – nog met de hand gemaakt werd. Het handwerk werd verlicht door machines te ontwikkelen (mechanisering), die het werk overnamen en vervolgens kwamen er computers, die de machines aan gingen sturen (automatisering). Een ontwikkeling die zich op vele gebieden toont. De leerlingen hebben door de lessen in de klas en de rondgang (met vragen, activiteiten en opdrachten) kunnen “proeven” van het verleden en hebben wellicht zelf verbindingen gemaakt met het heden. Of zijn daarbij door de begeleiders geholpen, die verbanden te zien. De leerlingen hebben wat meer over de geschiedenis geleerd en “textiel” en de textielindustrie van toen en nu zijn voor hen meer gaan leven. Wij hopen dat de klas veel plezier heeft beleefd aan deze lessen en dat ze wellicht nog eens – samen met hun ouders – Museum De Kantfabriek gaan bekijken en hun ouders dan haarfijn uit kunnen leggen hoe het allemaal zit…. Dan snijdt het mes aan meerdere kanten… Meer achtergrondinformatie: www.museumdekantfabriek.nl www.terhorstnet.nl Ondersteuning: Heeft u vragen over de uitvoering van de les, de inhoud die aangeboden wordt of vragen met betrekking tot de mogelijkheden van ondersteuning, neem dan contact op met de Werkgroep Educatie van Museum de Kantfabriek (Jan Vissers:
[email protected]).
39