Doop UBC OLIMBUS, of het geheim van een belangrijke geschiedenis
“De Groningse rederij Feederlines krijgt dit jaar zes 118.000 ton bulkcarriers opgeleverd. Ze gaan varen onder Nederlandse vlag en de rederij zoekt Nederlandse opvarenden. Deze schepen zijn gebouwd om door het vernieuwde Panamakanaal te gaan varen, om aan een nieuwe transportvraag te voldoen.” Gewapend met deze informatie stappen mijn echtgenoot, Gerrit-Jan en ik op woensdagavond 12 oktober 2011 samen met zeven tot op dat moment voor mij nog onbekenden, merendeels fiscalisten, aan boord van de KL 893 richting Shanghai, voor de doop van nummer vijf in de rij van zes 118.000 ton deadweight bulkcarriers, de UBC OLIMBUS. De reis gaat naar China, meer specifiek Yangzhou, want daar op de werf van Dayang zijn de schepen gebouwd. Kort nadat wij de uitnodiging als investeerders voor de doop van het vijfde schip hadden aangenomen, bereikte mij het eervolle verzoek of ik dit schip wilde dopen. Nadat ik van harte ja had gezegd, heb ik direct enkele lessen Chinees gevolgd, want ik ken noch het land, noch de taal, noch de gewoontes. Na een korte maar prima nacht arriveren we in de voormiddag van de volgende dag in Shanghai. Het is warm en vochtig en we stappen direct in de bus. Het is inmiddels donker als we om 19.00 uur arriveren in Yangzhou, een mooie oude provinciehoofdstad. Als we uitstappen voelen we het meteen, het is een betoverende zwoele avond. Langs de rivier varen prachtig verlichte partyschepen, en ook de brug over het water lijkt speciaal voor ons met duizenden gekleurde lampjes versierd. Dankzij de strakke rijstijl van onze chauffeur zijn we precies op tijd voor het evenzo voortreffelijke alsook verassende pre-christening-diner. Er is geen tijd meer om eerst langs het hotel te gaan, want Chinezen houden van punctueel. Heer Hartmann staat ons strak in het pak op te wachten en leidt ons door de schaars met rode typisch Chinese lampionnen verlichte straten en steegjes naar het restaurant. Een kleurig palet van Chinese gerechten passeert op een, in het centrum van de tafel draaiende, plaat. Het één nog lekkerder dan het ander. Alles met de meeste zorgvuldigheid voor ons bereid. Een feest. Dat wij enigszins underdressed zijn lijkt niemand op te vallen. Het oude voorname huis waar het diner plaatsvindt dateert uit de Ming dynastie en bestaat uit meerdere achter elkaar gelegen kamers, nu in gebruik als restaurant. De heer Wang legt uit dat de ramen vroeger van rijstpapier waren. Na het diner krijgen we nog een rondleiding en vertrekken naar het hotel. Een selecte groep diehards drinkt nog een laatste borrel aan de bar. Ik besluit in een heerlijk warm bad en mijn bed te duiken. Als ik wakker wordt schijnt de zon. Bij het ontbijt zie ik het meteen, iedereen heeft er zin in. Met frisse tred stappen we de inmiddels vertrouwde bus in en rijden over de bekende merendeels stille zesbaanssnelwegen naar de werf van Dayang. Ruim een kilometer voordat we enig gebouw kunnen ontwaren slaan we rechtsaf en spreekt Jan van der Laan de historisch woorden, “alles wat je rechts en links ziet is al van de werf”. Aanvankelijk valt er echter weinig meer te zien dan een goed onderhouden tweebaansweg met veel groen er langs. Maar even later volgen er huizenblokken en sportvelden en vervolgens rijden we het onmiskenbare werkterrein van de werf op. We passeren rijen halve en hele scheepsrompen, reusachtige schroeven, delen van wat eens een brug zal zijn en andere niet nader te benoemen stalen onderdelen van toekomstige schepen. Alles keurig opgesteld in rotten, want ook daar zijn Chinezen dol op. Vol verwachting komen we de bus uit en eindelijk zien we haar dan, de UBC OLIMBUS. Wat is zij groot en wat is zij mooi. Natuurlijk willen we meteen met haar op de foto.
1
Na een drankje en voorstelrondje en allemaal voorzien van een mooie Orchideecorsage lopen we over de rode loper naar het – vanzelfsprekende - rode podium dat is opgesteld op de kade aan stuurboordzijde van ons ’meisje’. Met trotse blik kijk ik omhoog. Dit is zij dus. Na een woordje van de heren Wang van Sinopacific en Hartmann, van Hartmann AG, mag ik doen waarvoor ik ben gekomen. Na een dàjia zão shang hão – een zeer goede morgen allemaal – een korte uitleg hoe wij hier zo verzeild zijn geraakt, de doop en goede wensen voor bemanning en schip en een afsluitend xièxie dàjia - hartelijke dank allemaal - krijg ik een prachtige gouden schaar aangereikt en mag ik het lint doorknippen om de doop van het schip met het stukgooien tegen de romp van een fles Champagne te bezegelen. Bijna knip ik nog te vroeg, want het mag kennelijk pas als het aftellen volledig is afgerond. Traditiegetrouw begint er direct daarop een enorm vuurwerk te knallen en spuit de confetti ons om de oren. De trommels roffelen en de mannen in hun geel en rode drakenpakken beginnen hun dans. Pas later op de foto’s, met dank aan John, die niet alleen een zeer goede fiscalist blijkt te zijn, maar ook een uitermate getalenteerd fotograaf, zie ik dat ook de werknemers van het aan stuurboordzijde in aanbouw zijnde schip ook zijn toegestroomd om het schouwspel te aanschouwen. Ik kan ze geen ongelijk geven. Het is één groot feest. Na het fotorondje met de bemanning, ook traditioneel, worden we uitgenodigd een kijkje aan boord te nemen. Zekerheidshalve krijgen we witte handschoentjes aan. Geen overbodige luxe naar later blijkt. Ze zijn helemaal zwart als we ze weer uitdoen. Zodra we aan boord zijn vertelt captain Hartmann, zoals hij in Shanghai steevast wordt genoemd, honderd uit. Ineens zie ik het, hier is hij in zijn element. Hij blijkt alles tot in detail te weten en uitgedacht te hebben.
2
We mogen alles zien: de reddingsboot, de brug, de slaapvertrekken, de owners suite – wat zou ik het Panamakanaal graag een keertje willen zien - de gym, de voorraadruimtes voor proviand, de kombuis, waarin de kok met heuse witte koksmuts op inmiddels staat te koken en natuurlijk het motorruim in meerdere etages. Alles is even imposant. De breedte van de aandrijfas van de schroef blijkt breder dan mijn keuken thuis. Maar ook de laadruimtes voor de vracht zijn onvoorstelbaar groot en doordacht. Met nog een laatste greep aan de ankerketting en één van de nog op te schieten trossen verlaten we de UBC Olimbus.
Ik weet niet precies hoe lang we aan boord zijn geweest maar de lunch is inmiddels koud als we terugkomen in de ontvangstruimte. Deze keer hebben we de Chinezen gewoon laten wachten. We konden er niet genoeg van krijgen. Wat is dit een prachtig schip, tot in de puntjes doordacht en alles binnen een jaar gerealiseerd. Chapeau voor iedereen die hier bij betrokken is geweest, Feederlines, de Hartmann groep, maar ook de Chinezen, ze zijn echt heel wat mans. Zoals ik in mijn speech al zei, noemen de Chinezen ons Nederlanders de Chinezen van Europa. We hebben, vinden zij, veel gemeen. We rijden beiden op fietsen, denken out of the box, veranderen van product of strategie als het nodig is, zijn flexibel in het zakendoen en last but not least, harde werkers. De formele overdracht vindt plaats tijdens de lunch en daarna neemt captain Hartmann, nogmaals het woord en begint ons uitvoerig te bedanken en tot mijn verrassing overhandigt hij mij daarna een klein doosje. Daarin blijkt een zeer smaakvolle prachtige speciaal voor de gelegenheid vervaardigde gouden hanger waaraan een gouden druppel hangt met daaraan vast een briljantje. Het lijkt op de gouden boeg van een vrachtschip, dat het glinsterende water voortstuwt. De inscriptie op de achterzijde geeft de datum van de doop weer, 14 oktober 2011. Ik voel dat ik hiermee voor altijd met de UBC Olimbus verbonden ben. Echt heel bijzonder.
3
Het is tijd om de werf van Dayang te verlaten. Net voor we weer in de bus stappen om terug te rijden naar Shanghai kijk ik achterom en lees ik de letters op de achtersteven van ons schip UBC OLIMBUS GRONINGEN Met trots zie ik de Hollandse vlag sierlijk wapperen in de zon en ik realiseer mij, dat zij morgenvroeg haar eerst reis zal aanvaarden. In gedachten wens ik haar en haar bemanning nogmaals oprecht een behouden vaart. Het is al weer donker als we in Shanghai de bus uit en een andere wereld in stappen. Shanghai zullen we de volgende dag leren kennen, is een stad van extremen. Het hoogste gebouw zus, langste zo, dunste, snelste, dikste enzovoort. Het Shanghai World Financial Center in Pudong, de Oriental Pearl Tower en de Chinese Bank. De hotels, banken, kantoren en clubs, nabij of aan de promenade, de Bund. Shanghai doormidden gesneden door de Hangpu rivier, met de Yangpu-brug, een van de langste hangbruggen ter wereld. Dit gedeelte van Shanghai blijkt de laatste 15 jaar uit de grond gestampt. Het doet allemaal heel westers aan. Gelukkig heeft captain Hartmann gereserveerd in een typisch Chinees restaurant, waar hij een avond eerder al gelakte Pekingeend heeft besteld. Een must als je in China bent. Inderdaad, zo heb ik het nog nooit gegeten. De gelijk mahonie gepolitoerd ogende glanzende eenden worden aan tafel minutieus in flinterdunne plakjes gesneden. We eten als volleerde Chinezen met stokjes en onze vingers erbij op. Alles gaat tot de laatste kruimel op. Daarna volgt de sterke drank en evenzo sterke verhalen. Gerrit Jan neemt het woord en bedankt Captain Hartmann en Jan van der Laan voor de ontvangst. Begint de avond aanvankelijk in het Engels, op het laatst wordt er nog slechts Duits gesproken en blijkt captain Hartmann ook nog eens uitstekend Nederlands te verstaan. Het is een avond vol verassingen. Als het steeds stiller wordt in het restaurant en er echt geen andere gasten meer zijn besluiten we naar het hotel te vertrekken om in de bar een afzakkertje te nemen en zo voorkomen we dat we daadwerkelijk het licht uit moeten doen. Natuurlijk zijn we de volgende morgen vroeg uit de veren. Slapen doen we wel weer in het vliegtuig. Hebben we immers 11 uur de tijd voor. En masse lopen de heren bij de Citybank binnen om eerst even flappen te tappen. Het is de bedoeling dat we eerst gaan shoppen bij de Mall. Dit blijkt een van de vele overdekte soort Hoog Catharijnes te zijn, met veel, heel veel kleine winkels, die veelal dezelfde imitatie producten verkopen. Wilt u een Rolex, Patek, Baume & Mercier? Tien stuks? Nog beter. Uggs hebben we ook. U zegt het, zij draaien. De verkoopmachine op volle toeren. Tegen de lunch zijn de mannen het zat. Bepakt en bezakt stappen we in de bus voor een rondje stad. Ik constateer dat ik de enige ben die niets gekocht heeft. In enkele seconden brengt de lift ons op 474 meter hoogte. We zijn aangeland in het Shanghai World Financial Center, 上海环球金融中心 , en bezoeken het hoogst gelegen observatory ter wereld in een wolkenkrabber van 492 meter hoogte, geopend op 30 augustus 2008. Naar zijn uiterlijk, volgens Jan, de flesopener genoemd. Ik krijg een hele andere kijk op China. Na dit staaltje van hoogstaande architectuur bezoeken we een ouder deel van de stad. Nadat we de als insecten om ons heen hangende straatverkopers hebben doorstaan en iedereen van het juiste uurwerk is voorzien, al dan niet door middel van wissel- of vals geld truc, wandelen we de zigzagbrug over, die de kwade geesten moet tegenhouden.
4
We lopen langs het lieflijke theehuis, Huxingting, de tuinen van Yu Yang uit de Mingperiode binnen. Ondanks de vele toeristen voelt het aan als een oase van rust bij afwezigheid van opdringerige verkopers, die wij bij de zigzagbrug achter ons hebben gelaten. De tuin bestaat uit 6, door muren gescheiden, compartimenten. We ontwaren meerdere draken met marmeren tanden en slechts vier en niet vijf klauwen zoals de keizerlijke draken, teneinde niet de keizer naar de troon te steken en derhalve niet diens toorn op te wekken. Tot slot rijden we op de terugweg naar het hotel door de Franse Concessie, waar we besluiten wat te gaan drinken op één van de vele mooie inderdaad Frans ogende terrasjes. Ik had graag nog het Shanghai museum gezien, de Jaden Bouddhatempel, Zhouzhuang en het grote kanaal, maar we hebben al erg veel gedaan voor één dag. Het wordt inmiddels donker en we besluiten te douchen en te dineren. Waar? Ach in China vind je altijd wel wat. Opgefrist, heerlijk gezwommen en een enkeling gemasseerd en gladgestreken, vertrekken we korte tijd later vanuit de lobby van ons hotel richting een goed restaurant. Want in China vind je immers altijd wel een goed Chinees restaurant. Nadat we een uur in de steeds donkerder en kouder wordende straten lopen en er inmiddels nergens meer een Engelse vertaling te bekennen is van de prachtige sierlijke maar moeilijk te lezen Chinese tekens, beginnen de magen wat luider te knorren. Niet elk restaurant lijkt een geschikte bestemming en hier in de straten doet alles opeens veel minder westers aan. De vissen en viskoppen liggen uitgestald op de stoepen en de cafés en eettentjes zijn verlicht met een enkele TL buis. Functioneel maar niet echt gezellig. Net als ik denk dat het niet meer gaat lukken ontdekt John een wereldtent, die gelukkig ook nog geopend is. We bestellen alles wat we de eerste avond lekker hebben gevonden en dat blijkt een goede keus. Ook het bezoek daarna aan de door Jan geselecteerde beroemde en exclusieve nachtclub, die overigens meer weg heeft van Wildschut-by-Night, maar dan niet in OudZuid, maar aan de Bund gelegen en met zicht op de Hangpu rivier, was een aanrader. Het belooft wederom een korte nacht worden, maar daar zit niemand mee. Morgen zullen we immers de terugreis aanvaarden en hebben ruim de tijd om uit te rusten. In de kleine uurtjes schuifelt een illuster gezelschap van acht heren en één dame, merendeels juristen en zeker één econoom, door de straten van Shanghai richting Westin hotel. Uit hun houding en gesprekken blijkt duidelijk dat zij geen vreemden meer voor elkaar zijn. Zij dragen immers een gezamenlijk geheim van een belangrijke geschiedenis, dat van de doop van de UBC OLIMBUS.
谢谢 Xièxie nimen Bedankt allemaal. Pauline G.Th.M.Visser-van Daal, Godmother UBC Olimbus, 27 oktober 2011
5