tijdschrift voor bibliotheek & archief
2011 | 8
De Paris Principles Dood of springlevend?
Digitale data raadpleegbaar houden: meer dan het behoud van data De Bibus. Stilstaan bij het eerste jaar onderweg Stefaan Froyman over games en bibliotheken LIBER, het Europese netwerk van wetenschappelijke bibliotheken
Analyseren. Vergelijken. Beslissen.
De meest efficiënte manier om uw elektronische bronnen te evalueren en weloverwogen budgetbeslissingen te maken. • • • •
Prijsinformatie en gebruiksgegevens worden automatisch samengevoegd in een volledig overzicht. Diepgaande analyse van uw elektronische bronnen dankzij uitgebreide rapportagemogelijkheden. Weloverwogen inkoop- en vernieuwingsbeslissingen door nauwkeurige gebruiksinformatie. Deel gebruiksgegevens met uw consortium.
Swets Information Services NV, Europark-Oost 34 C, 9100 Sint-Niklaas T 03 780 62 62 – E
[email protected]
editoriaal
Het moeras
Bruno Vermeeren, coördinator VVBAD VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Julie Hendrickx, Statiestraat 179, 2600 Berchem HOOFDREDACTEUR Julie Hendrickx
[email protected]
Na de artikels over het streekgericht bibliotheekbeleid, vroegen de provincies META om een artikel te brengen over de provinciale bibliotheeksystemen. Met die systemen nemen de provincies en de VGC de lokale bibliotheken de zorg voor de ICT-infrastructuur uit handen, zodat zij zich kunnen richten op andere taken. Dat onderwerp had de redactie bewust terzijde gelaten, onder meer omdat over de pbs’en en de eraan verbonden diensten, nogal wat discussie bestaat. Een artikel kon niet alleen de visie van de provincies en de VGC weergeven, maar moest ook ingaan op de positie van Bibnet en van de lokale openbare bibliotheken.
REDACTIE Klaartje Brits, Jo Cooymans, Beatrice De Clippeleir, Gerd De Coster, Ingrid De Pourcq, Noël Geirnaert, Raf Guns, Myriam Lemmens, Kris Michielsen, Paul Nieuwenhuysen, Veronique Rega, Peter Rogiest, Saskia Scheltjens, Eva Simon,
Het werkstuk dat we voor dit nummer planden, verschijnt niet. De betrokkenen vonden het te fragmentair, te weinig informatief. Het was geen volledige analyse, citaten werden onvoldoende gekaderd. Publiceren zou de sector dieper het moeras in leiden. Mijn interpretatie: het was te journalistiek, te veel ‘het leven zoals het is’. Een volledige analyse van een complex probleem in vijf pagina’s, is ook een onmogelijke opdracht.
Inge Van Nieuwerburgh, Patrick Vanhoucke, Bruno Vermeeren. REDACTIESECRETARIS Tom Van Hoye
[email protected] REDACTIEADRES VVBAD • META Statiestraat 179, 2600 Berchem Tel. 03 281 44 57
[email protected] http://www.vvbad.be/meta ADVERTENTIES
Nochtans is de problematiek voldoende bekend. Mijn analyse, voor zover dat kan in een editoriaal: Lokale bibliotheken, zelfs zij die bewust aansloten, zijn dikwijls niet tevreden met de dienstverlening van de provinciale bibliotheeksystemen. Een vervuilde catalogus is daarbij niet noodzakelijk het belangrijkste argument. Bibnet werkt mooie projecten uit, maar wekt frustratie op het veld omdat die niet toegankelijk zijn voor iedereen. Bovendien is het niet duidelijk waar al die projecten naartoe leiden. Dat verhaal hebben de lokale bibliotheken nochtans nodig om draagvlak te creëren bij hun eigen bestuur. De lokale bibliotheek houdt nog te veel vast aan oude manieren van werken. Maar ze beschikt ook niet over hefbomen om invloed uit te oefenen op het bovenlokale beleid. Er zijn natuurlijk tal van complicerende factoren, maar dit is wel de kern waar het om draait.
[email protected] LAY-OUT Marc Engels DRUK
De discussie zal dus voort gevoerd worden in besloten vergaderingen, in de wandelgangen van studiedagen en congressen, in gesprekken tussendoor. De argumenten zullen emotioneel blijven, fragmentair, weinig gekaderd. Ze zullen zelden hard gemaakt worden. Mijn interpretatie: We blijven nog even aanmodderen in het moeras. Mooi materiaal voor ‘Het leven zoals het is’.
Enschedé-Van Muysewinkel META verschijnt 9x per jaar, niet in januari, juli en augustus. META is een uitgave van de VVBAD en is
We staan op een kantelmoment. De voorbije jaren is er hard gewerkt aan een huis waarin de lokale bib, provincies en VGC en de Vlaamse overheid, elk hun plaats hebben. Als we willen dat het huis recht blijft staan als er een storm opsteekt, moeten we wel wat zwakke plekken in de constructie aanpakken. Nu.
begrepen in het lidmaatschap, maar is ook verkrijgbaar als abonnement. Meer informatie op http://www.vvbad.be/lidmaatschap. ISSN 2033-639X
Want ondertussen is Dexia gered en we weten allemaal wie de prijs daarvoor zal betalen. Wie onlangs nog sprak met bibliothecarissen uit Nederland, weet wat de term ‘existentiële crisis’ inhoudt. Er is niet veel nodig om een sterke sector — want dat zijn de openbare bibliotheken in Vlaanderen — onderuit te halen. Laten we dat gebeuren?
META 2011 | 8 |
1
wij richten bibliotheken in ...
Appelweg 94 C B-3221 Holsbeek
Tel.: 016 623 340 Fax: 016 620 400
[email protected] www.sbnl.be
inhoud
META 2011/8 Jaargang 87 - november 2011
1 Editoriaal Het moeras
4 Nieuws
8 Artikel Digitale data raadpleegbaar houden: meer dan het behoud van data
31
Rony Vissers
14 Artikel De Bibus. Stilstaan bij het eerste jaar onderweg
Het cijfer Het plan
32 Essay Games en bibliotheken, een symbolisch dossier Stefaan Froyman
35 Column Microfobie Eva Simon
Het citaat
De vraag Kan de collectievorming in uw bibliotheek beter?
Ine D’haene
Piet De Keyser en Egbert De Smet
36
19 Artikel Bij de 50e verjaardag: De Paris Principles, dood of springlevend?
24 Signalement Verhuis bibliotheek en archief KMSKA 26 Etalage Sectie Archivering en Historiografie van de Belgische Senaat 27 Inzet Paul Gervoyse: We staan voor heel wat uitdagingen 28
Over de grens LIBER, het Europese netwerk van wetenschappelijke bibliotheken
Paul Wouters en Jan Collet
37 Duurzaam Atelier Eco-cultuur
38 Kroniek • Informatie aan Zee • LIBER-conferentie • 77e IFLA-congres
42 Recensies
44 Personalia
45
Zo gezegd Het nachtkastje Monique Vandenhoudt
46 Activiteiten
48 Uitzicht
Wouter Schallier
30 Trend Game-industrie in evolutie: 'the next level' Jürgen Van Lerberghe
META 2011 | 8 |
3
nieuws
Oproep
Onderzoek geschiedenis bibliotheekgebouwen provincie Antwerpen
De openbare bibliotheek van Hoboken, het eerste
Heel wat openbare bibliotheken werden nieuw gebouwd na het Vlaamse bibliotheekdecreet van 1978. Maar de (bouw)geschiedenis van bibliotheken gaat in België verder terug in de tijd. Omstreeks de nationale bibliotheekwet van 1921 telde ons land meer dan duizend bibliotheken van verschillende oorsprong. Deze waren ondergebracht in al dan niet speciaal hiervoor ontworpen ruimtes. Sommige zijn erkend om hun erfgoedwaarde en geregistreerd als monument, andere werden afgebroken of verbouwd. Sommige zijn bewaard gebleven maar vergeten. Als masterstudent in de Kunstwetenschappen en Archeologie aan de Vrije Universiteit Brussel onderzoekt Ingrid Vanhaevre de architectuur van de bibliotheken in de provincie Antwerpen. Ze richt zich in het bijzonder op de periode na de Eerste Wereldoorlog tot 1978. U kunt haar helpen. Hebt u meer informatie en/of documentatie over de bouwgeschiedenis van de bibliotheek in uw gemeente of weet u waar die te vinden is? Neem dan contact op met
[email protected].
gebouw in Vlaanderen dat specifiek als bibliotheek ontworpen werd.
Ingrid Vanhaevre
Nederlandse vertaling ISDIAH en ISDF Op 28 april 2006, iets meer dan vijf jaar geleden, werd de Nederlandse vertaling van de International Standard Archival Authority Record for Corporate Bodies, Persons and Families, kortweg ISAAR(CPF), voorgesteld op een studiedag in het Antwerpse Letterenhuis. Twee jaar eerder al werd de vertaling van de General International Standard Archival Description, ISAD(G), gefinaliseerd. Beide waren het resultaat van een ad hoc samenwerking tussen de Nederlandse Archiefschool en de Werkgroep Automatisering van de VVBAD. De vertaling van deze standaarden heeft zonder twijfel bijgedragen aan de verspreiding en het gebruik van de standaarden in Nederland en Vlaanderen. Sindsdien lanceerde het Committee on Best Practices en Standards van de International Council on Archives (ICA) nog twee andere archiefstandaarden: de International Standard for Describing Functions (ISDF) en de International Standard for Describing Institutions with Archival Holdings (ISDIAH). Hoewel hun impact als standaard kleiner is dan ISAD
4 | META 2011 | 8
en ISAAR, blijft een vertaling van deze standaarden belangrijk. In het kader van verschillende archiefprojecten werden reeds kleine aanzetten gegeven, maar tot een volledige vertaling kwam het nog niet. Een aantal Nederlandse en Vlaamse archivarissen pikten echter de draad van het voormalige vertaalverband weer op en bereiden momenteel de vertaling van ISDIAH en ISDF voor. Aan Vlaamse zijde heeft de Werkgroep Automatisering van de VVBAD opnieuw haar steun toegezegd. Voor meer informatie kan je contact opnemen met Tom Cobbaert via
[email protected].
Geen extra geld voor Cultuur Einde september stelde de Vlaamse regering haar begroting voor 2012 voor. Geen goed nieuws voor het departement Cultuur. Dat kan de conclusie zijn. Ondanks de 378 miljoen in de Vlaamse begroting voor nieuw beleid en het toegepaste ‘kaasschaafprincipe’ in het verleden zal cultuur geen extra middelen bekomen in 2012. Enkel de Vlaamse Opera en de amateurkunsten krijgen enige verhoging. De gelden gaan naar andere sectoren (vooral naar onderzoek, zorg, onderwijs, werk) en naar de te verwachten indexeringen van lonen en werkingskosten.
Tom Cobbaert
Deze betreurenswaardige beslissing, meegegeven naar aanleiding van de ‘septemberverklaring’ in het Vlaams Parlement, zorgt ervoor dat het aandeel van cultuur, jeugd, sport en media in het globale Vlaamse budget daalt van 4,60 naar 4,47 procent. De magere Vlaamse (cultuur)tijd blijft dus helaas aanhouden. (TVH)
nieuws
Shortlist Beste Bibliotheek van Vlaanderen en Brussel Op 29 september werd de stemming voor de shortlist van de Beste Bibliotheek van Vlaanderen en Brussel geopend. Er werd massaal gestemd via de website. In het totaal werden er 13.855 stemmen uitgebracht. Veel mensen maakten gebruik van de mogelijkheid om bij hun stem een toelichting te geven en het is vaak hartverwarmend te zien hoe bibliotheekgebruikers hun loyaliteit aan en tevredenheid over ‘hun’ bibliotheek verwoorden. Na deze stemmingsronde is uit de longlist van 34 voorgedragen bibliotheken een shortlist voortgekomen van 12 bibliotheken: per provincie en het gewest Brussel de twee bibliotheken die de meeste stemmen gekregen hebben. De shortlist van 12 bibliotheken ziet er als volgt uit: • Antwerpen: Balen en Bonheiden • Limburg: Genk en Overpelt • Oost-Vlaanderen: Dendermonde en Wachtebeke • West-Vlaanderen: Veurne en Zwevegem • Vlaams-Brabant: Leuven en Londerzeel • Gewest Brussel: Elsene en Schaarbeek
Tom Haeck nieuwe voorzitter sectie Archief Tom Haeck is archivaris bij het OCMW van Gent. Hij neemt het mandaat over van Hilde Van Ongevalle die zes jaar lang voorzitter was van de sectie Archief en Hedendaags Documentbeheer van de VVBAD. Tom zal nu ook in de Raad van Bestuur zitten van de vereniging. De VVBAD wenst Tom veel succes en bedankt Hilde voor het werk dat ze de afgelopen jaren gedaan heeft. (TVH)
EU memorandum of understanding on Out-of-Commerce-Works Tijdens een ceremonie bij de Europese Commissie in Brussel op 20 september 2011 werd een memorandum ondertekend voor digitalisering en verder gebruik van Out-of-Commerce-Works. Dit memorandum werd ondertekend door een aantal representatieve organisaties van auteurs, uitgevers, beheersvennootschappen voor auteursrechten en ook door drie Europese bibliotheekorganisaties met de stille steun van IFLA. De eerste drie groepen waren vertegenwoordigd door: European Writers’ Council (EWC), Federation of European Publishers (FEP), European Publishers' Council (EPC), International Association of Scientific, Technical and Medical Publishers (STM), European Visual Artists (EVA), European Federation of Journalists (EFJ) en de International Federation of Reprographic Rights Organisations (IFRRO). Voor de bibliotheeksector tekenden EBLIDA (European Bureau of Library, Information and Documentation Associations, CENL (Conference of European National Librarians) en LIBER (Association of European Research Libraries). Doel van dit memorandum: basisprincipes vastleggen voor digitalisering en beschikbaarstelling van Out-ofCommerce-Works. Dat zijn niet meer commercieel beschikbare werken omdat deze niet langer beschikbaar worden gesteld via de gebruikelijke commerciële kanalen. De methode om dit laatste vast te stellen, zal afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van bibliografische data infrastructuur. Of een werk ‘out of commerce’ is of niet, zal dus moeten worden bekeken in het land waar het werk voor het eerst werd gepubliceerd. Dit memorandum is het resultaat van overleg tussen alle partijen onder de auspiciën van de Europese Commissie. Michel Barnier, Eurocommissaris voor interne markt en diensten, toonde zich bij de ondertekening in Brussel bijzonder blij met deze basisovereenkomst. Het auteursrecht blijft ook voor deze publicaties onverkort gehandhaafd (tot 70 jaar na het overlijden van de auteur), maar tussen bibliotheken en
de auteursrechthebbenden kunnen overeenkomsten worden gesloten omtrent het digitaliseren en beschikbaar stellen van Out-of-CommerceWorks. Het wordt aan de contractvrijheid van partijen overgelaten om de juiste modaliteiten vast te leggen (zoals vergoeding voor de rechthebbenden, commercieel of niet-commercieel gebruik, de wijze waarop de morele rechten van auteurs moeten worden gerespecteerd etc.) Het SA&S (Samenwerkingsverband Auteursrecht en Samenleving) heeft op vraag van de UGent actief geparticipeerd in het overleg van acht maanden dat is voorafgegaan aan de ondertekening van dit memorandum. Met dit memorandum is het fundament gelegd voor samenwerking tussen de betrokken sectoren. Maar er blijft nog heel wat werk te doen vooraleer bibliotheken en andere organisaties vlot zullen kunnen overgaan tot het digitaliseren en ter beschikking stellen van niet meer commercieel beschikbare werken. Bibliotheken zullen daarna slechts een beperkt aantal instanties moeten contacteren om een licentie te verkrijgen. Daarvoor is het evenwel nodig dat representatieve beheersvennootschappen ook niet-leden kunnen vertegenwoordigen en dat vereist dan weer een aanpassing van de vigerende auteurswetgevingen naar het voorbeeld van de Scandinavische landen. Ook het probleem van grensoverschrijdend gebruik moet in de Europese context nog een oplossing krijgen. Misschien kan en passant en op diezelfde wijze ook het probleem van de verweesde werken aangepakt worden. In de Angelsaksische landen is er veel belangstelling voor dit memorandum en het nieuwe begrip van Out-ofCommerce-Works (min of meer gelijk aan het bekende begrip van Out of Print Books, maar nu aangevuld met e-books die niet meer commercieel verdeeld worden). Maar de zaken liggen daar toch wat anders omwille van rechtsregels waarover de bibliotheken in de rest van Europa niet beschikken: fair use en fair dealing. Julien Van Borm
META 2011 | 8 |
5
nieuws
28e Vlaams-Zeeuws Archivarissenoverleg
Gebruik Creative Commons in Vlaamse erfgoedveld neemt toe Het auteursrecht werpt een substantiële drempel op voor de verspreiding van digitaal erfgoed. Omdat het klaren van rechten een tijdsintensief en duur proces is, opteren veel bewaarinstituten ervoor auteursrechtelijk beschermde werken niet te digitaliseren of digitaal beschikbaar te stellen. Volgens recent onderzoek nemen erfgoedorganisaties daarom hun toevlucht tot opencontentlicenties zoals Creative Commons Licenties (CCL), die een grotere flexibiliteit toelaten inzake het gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken.
DIGITAAL ERFGOED
digitale cultuurartefacten gedurende de jongste drie jaar gevoelig is toegenomen. Steeds meer instellingen zetten de stap om (delen van) hun collectie via internet te ontsluiten. Tegelijk is de proportie instellingen (28,8 procent) dat gebruik maakt van CCL lichtjes toegenomen. Hoewel deze licenties vaak geroemd worden voor hun flexibiliteit inzake gebruikshandelingen, stellen we vast dat CCL vaak niet flexibel genoeg zijn. Zo pleiten heel wat instellingen voor minder restricties inzake de verspreiding van materialen van lage resolutie of bedoeld voor nietcommercieel gebruik. Toch lijkt het erop dat het erfgoedveld een serieuze stap in de goede richting heeft gezet.
Zesendertig archivarissen uit Zeeland, Oost- en West-Vlaanderen namen deel aan het overleg op 10 oktober in Vlissingen. Na de verwelkoming en de huishoudelijke vergadering werden inhoudelijke lezingen aangeboden. Leo Hollestelle (Zeeuws Archief) behandelde de gewijzigde communicatie binnen zijn instelling sinds de opstart van de genealogische website ‘Zeeuwen Gezocht’. Het publieksbereik is via deze website enorm toegenomen en vergt andere communicatiemiddelen (zoals een blog) naar de nu eerder digitale klanten toe. Ineke van den Broek (Gemeentearchief Schouwen-Duiveland) stelde de digitale dienstverlening in haar gemeentearchief voor. Hanneke van Aalst (Zeeuws Archief) trachtte de voordelen van het gebruik van MAISFlexis (De Ree Archiefsystemen B.V. – Groningen/Nederland) voor de klanten aan te tonen. Lucie Verachten (Algemeen Rijksarchief Brussel) bracht de rijksarchiefgebruikers in kaart sinds de zoekrobotten op de notulen van de federale ministerraad en op de genealogische databank operatief zijn. Ad Tramper (Gemeentearchief Vlissingen) en Toon Franken (Zeeuws Archief) sloten het voormiddaggedeelte af met enkele beelden en impressies rond het belangrijke bedrijfsarchief van de Koninklijke Maatschappij De Schelde (Vlissingen).
De studie vormt onderdeel van het IWTPIM project ‘Archipel’ en werd ondersteund door sectororganisaties BAM, FARO, VTi, de VVBAD en OKO. Door middel van een online vragenlijst werd een beeld verworven van het auteursrechtelijk beleid binnen het Vlaamse erfgoedveld en de attitude van deze organisaties ten aanzien van opencontentlicenties. In totaal namen 63 erfgoedinstellingen deel aan het onderzoek. In een vorige studie uit 2008 werd al gewezen op een groeiend bewustzijn en stijgende adoptie van CCL binnen het Vlaamse culturele en erfgoedveld. Het nieuwe onderzoek bevestigt de aandacht voor opencontentlicenties die erfgoedinstellingen toelaten hun rol als digitaal curator ten volle te spelen. Nu de rechtsgeldigheid van CCL in België recent werd bevestigd, staat niets een wijdverspreide toepassing van deze licenties nog in de weg? Of toch?
Tom Evens
De verdere dag waren er vooral ontmoetingsmogelijkheden met de collega’s voorzien en een sociaal programma: een middagmaal in de Belgische Loodsensociëteit, een geleid bezoek aan het Zeeuws Maritiem MuZEEum en een slotdrink in het Stadhuis.
De resultaten tonen dat het aanbod van
> http://www.archipelproject.be
Johan Vannieuwenhuyse
6 | META 2011 | 8
KEERZIJDE Creative Commons mogen evenwel niet worden opgevat als een deus ex machina voor de auteursrechtelijke problematiek inzake erfgoedcollecties. Zo kunnen instellingen deze licenties enkel aanwenden als ze rechthebbende zijn, wat bij erfgoedorganisaties niet altijd evident is. Bovendien liggen collectieve beheersvennootschappen vaak dwars. De geldende standaardovereenkomsten voor collectief beheer laten immers geen ruimte voor individueel beheer zoals CCL. Een proefproject zoals het Nederlandse Buma/ Stemra onlangs lanceerde, zou de toepassing van CCL in het Vlaamse erfgoedveld dan ook zeker ten goede kunnen komen.
nieuws
Dotmocracy voor erfgoedbibliotheken Voor de tweede keer organiseerden de Vlaamse Erfgoedbibliotheek en de VVBAD een overlegplatform voor erfgoedbibliotheken. De Vlaamse Erfgoedbibliotheek stelde er haar werking van het voorbije jaar voor en keek meteen naar het komende werkjaar. Nadruk lag daarbij op de eerste, voorlopige resultaten van de masterplannen preservering & conservering en bibliografische ontsluiting & digitalisering. Tegen het voorjaar moeten uit deze de nodige beleidsaanbevelingen afgeleid zijn. Uit de presentatie van onderzoeksmedewerker Sam Capiau onthouden we alvast dat er nog heel wat werk aan de winkel is en dat is allicht geen verrassing.
bewustmaking van het grote publiek en van de overheid door fondsen te werven voor preservering en conservering van collecties en specifieke stukken. Hoogtepunt wordt de Erfgoeddag in 2013. In 2012 wordt er ook een steekproefmethode uitgewerkt voor schaderegistratie. De Vlaamse Erfgoedbibliotheek werkte het voorbije jaar ook mee aan Cometa, een model voor het maken van beschrijvingen op collectieniveau. Via Steven Van Impe, medewerker van de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, waren de erfgoedbibliotheken ook betrokken bij de opmaak van de Beroepscode voor informatieprofessionals in bibliotheken en documentatiecentra.
David Coppoolse en Eva Wuyts gaven toelichting bij een aantal projecten van de Vlaamse Erfgoedbibliotheek. Paradepaardje wordt Flandrica.be, de virtuele Vlaamse erfgoedbibliotheek die in september volgend jaar gelanceerd wordt. Op de site zullen hoogtepunten uit de collecties getoond worden, maar ook representatieve documenten voor onze sociale en culturele geschiedenis. Achter de schermen is kennisdeling een belangrijke doelstelling. Met Adopt-a-book zet de Vlaamse Erfgoedbibliotheek in op
Maar ‘overlegplatform’ zou een verkeerde term zijn als er alleen maar geluisterd kon worden. Via ‘dotmocracy’ konden de aanwezigen hun mening geven over zeven scherp geformuleerde stellingen, gebaseerd op het onderzoek voor de masterplannen. Het was, net zoals de receptie achteraf, een ideaal netwerkmoment. (BV) > http://www.vlaamse-erfgoedbibliotheek.be/ http://flandrica.be http://cometamodel.be http://dotmocracy.org
De Vlaamse Erfgoedbibliotheek stelde haar werking vzn het voorbije jaar voor. Foto's: Bruno Vermeeren.
Hebt u ook nieuws voor deze rubriek? Stuur het naar
[email protected]
META 2011 | 8 |
7
artikel
Digitale data raadpleegbaar houden
Meer dan het behoud van data
Vandaag functioneren deze screensavers (en ook het eigenlijke werk) al lang niet meer op hedendaagse computers. Op enkele jaren tijd zijn de door de bezoekers gretig meegenomen floppydisks nutteloze objecten geworden. Hedendaagse computers hebben niet alleen geen floppydrive meer, ze zijn ook uitgerust met besturingssystemen die niet meer interoperabel zijn met de bestanden op de floppydisks. Deze schijnbaar banale problemen zijn illustratief voor de uitdagingen die zich stellen bij het behoud van digitale data in het algemeen.
Foto: Ken Fager (kenfager.com).
Rony Vissers, PACKED vzw
Cultureel-erfgoedinstellingen bewaren steeds meer digitale informatieobjecten die snel Van analoog naar ontoegankelijk worden als er niet proactief digitaal wordt gehandeld. De ontoegankelijkheid is De laatste decennia is de colmede het gevolg van het in onbruik geraken lectievorming van cultureelvan informatiedragers, hardware, besturings- erfgoedinstellingen veransystemen, applicatiesoftware … Om dit pro- derd. Terwijl ze oorspronkelijk bleem op te vangen zijn er allerlei conserve- hoofdzakelijk informatieobringsstrategieën. Alhoewel het behoud van de jecten op klassieke dragers hard- en software op zich geen langetermijn- als papier en perkament veroplossing biedt, kan het er wel aan bijdragen. wierven en bewaarden, is dit In 2000 was ik samen met d e k u n s te n a a r s H e r m a n Asselberghs en Els Opsomer één van de makers van de computergebaseerde installatie Mondophrenetic™. Dit interactieve werk werd in de periode 2000-2004 tentoongesteld in kunstinstellingen in verschillende Europese landen. Bezoekers van de tentoonstellingen werden niet alleen 8 | META 2011 | 8
ondergedompeld in een stroom van tekst, klank en beeld vol associaties over een snelveranderende geglobaliseerde wereld, maar konden in de vorm van een 3 ½” floppydisk (zie illustratie) en nadien een cd-r, ook een stukje van Mondophrenetic™ mee naar huis nemen. Ze bevatten screensavers die op de eigen computer konden worden geïnstalleerd.
vandaag niet langer meer het geval. Vandaag beheren deze instellingen niet enkel analoge informatie, maar in toenemende mate ook allerlei digitale data (teksten, cijfers, foto’s, bewegende beelden, klankopnamen, …). Terwijl de meeste fysieke informatieobjecten slechts langzaam vergaan en ontoegankelijk worden, dreigen digitale data echter reeds op korte termijn
ontoegankelijk te worden. Ze verdwijnen als niemand actie onderneemt om ze veilig te stellen. Terwijl we de Steen van Rosetta na meer dan tweeduizend jaar nog steeds relatief makkelijk kunnen raadplegen, is het lezen van data op disk cartridges, floppydisks, cd-roms … vaak moeilijk of zelfs onmogelijk geworden. De traditionele conserveringspraktijk is in hoofdzaak gericht op de informatiedragers. De prioriteit is het verlengen van de levensduur van het papier, het perkament, de film, de magnetische tape … door het stabiliseren van hun structuur en het beperken van de impact van interne en externe factoren die een bedreiging voor het materiaal vormen. Bij de bewaring van digitale collecties daarentegen beperkt men vaak de aandacht tot de bewaring van de digitale data zelf en is er minder aandacht voor de bewaring van de informatiedragers of van de soften hardware om toegang te krijgen tot de digitale data. Het uitgangspunt bij digitale archivering is immers dat de digitale data zodanig dienen te worden bewaard dat ze uitwisselbaar, en dus onafhankelijk zijn van het type informatiedrager, hardware, besturingssysteem, applicatiesoftware …
artikel
van onze digitale data zull e n ve r ze ke re n . S p i j t i g genoeg is dit niet het geval. Informatiedragers, hardware en besturingssystemen worden vervangen door nieuwe types zonder dat zij noodzakelijkerwijze de volledige functionaliteit overnemen van hun voorgangers. De obsoletie of het in onbruik raken van informatiedragers die noodzakelijk zijn voor het In cultureel-erfgoedinstellingen beschouwt men de informatiedrager, hardware, besturingssysteem en applicatiesoftware dan meestal ook louter als vervangbare hulpmiddelen. Ze zijn weliswaar noodzakelijk voor de bewaring, bewerking en raadpleging van de verschillende soorten digitale data, maar (meestal) tegelijkertijd — en dit in tegenstelling tot de digitale data zelf — vervangbaar. Het feit dat verschillende hedendaagse informatiedragers, computers en andere hardware echte designobjecten zijn, verandert dit niet. De waarde van de informatiedragers, computers en andere hardware ligt voor cultureelerfgoedinstellingen vooral in hun functionaliteit, en meestal niet in hun esthetische of materiële eigenschappen. Zodra een andere informatiedrager, computer of hardware hun functionaliteit overneemt,
computer zelf, maar op allerlei losse informatiedragers (van obsolete disk cartridges tot USB-sticks) en op externe apparaten. Om de digitale data op deze losse informatiedragers te raadplegen heeft men meestal niet enkel een computer nodig maar ook elektronische randapparatuur die kan worden verbonden met de computer (zoals floppydrives of diskdrives). De communicatie tussen de randapparatuur
kunnen en zullen ze meestal worden vervangen. Alhoewel het behoud van hard- en software op zich geen langetermijnoplossing biedt, kan het er wel aan bijdragen.
Obsoletie Iedereen aanvaardt vandaag dat informatiedragers, hardware en besturingssystemen niet eeuwig zullen blijven bestaan. Deze moeten om de paar jaar worden vervangen omwille van technische mankementen of gewoon omwille van de keuze van de producent. Toch verwachten we als gebruiker tegelijkertijd dat ondanks de korte levensduur van onze computers, servers, externe harde schijven of andere informatiedragers de digitale data voor lange tijd worden behouden en raadpleegbaar blijven. We veronderstellen bijna automatisch dat de nieuwere, betere modellen de duurzaamheid
“Deze schijnbaar banale problemen zijn illustratief voor de uitdagingen die zich stellen bij het behoud van digitale data in het algemeen.”
Twee 3 ½” floppy disks met Mondophrenetic™-screensavers (Herman Asselberghs, Els Opsomer en Rony Vissers, 2000). Foto: PACKED vzw.
opslaan, bewerken en raadplegen van digitale data, is dan ook een belangrijke uitdaging voor de duurzaamheid van digitale data. Ze is verantwoordelijk voor het ‘raadplegingsprobleem’. Een belangrijke rol hierin speelt de keten van onderlinge afhankelijkheden tussen de computer, zijn besturingssysteem, zijn applicatiesoftware en de externe elektronische apparatuur. Digitale data kunnen als bestanden worden bewaard op de harde schijf van de computer zelf, maar deze computer functioneert enkel als hij is uitgerust met een bepaald besturingssysteem. Veel digitale data worden vandaag trouwens niet bewaard op de
en de computer gebeurt met behulp van een device driver. Hij treedt op als ‘vertaler’ om een specifiek extern elektronisch apparaat te laten werken met een computer en zijn besturingssysteem. Bovendien zal ook specifieke applicatiesoftware noodzakelijk zijn om de opgeslagen bestanden te lezen. Deze applicatiesoftware zal maar draaien onder een welbepaald besturingssysteem, dat op zijn beurt weer een specifiek hardwareplatform vereist. Dit betekent dat om een bepaald bestand op een bepaalde informatiedrager te lezen zowel een specifieke computer en randapparatuur noodzakelijk zijn, alsook een bepaalde besturingssysteem, een device
META 2011 | 8 |
9
artikel
driver en applicatiesoftware. Deze keten van onderlinge afhankelijkheden is de reden waarom men vandaag voor de langetermijnbewaring van digitale data aanbeveelt om ze te bewaren in een gestandaardiseerd, wijdverspreid en uitwisselbaar bestandsformaat. Om ontoegankelijkheid of verlies door obsoletie (of zelfs bit rot, het geleidelijke verval van opslagmedia of een softwareprogramma) te vermijden kan de collectiebeheerder in eerste instantie de digitale data (zonder informatieverlies) in een dergelijk bestandsformaat regelmatig kopiëren naar een nieuwe informatiedrager.
Verversen van informatiedragers Dit regelmatig overzetten van data is wat men noemt het ‘verversen van de drager’. Dit is niet altijd even eenvoudig als dat het op het eerste zicht lijkt, zeker niet wanneer het bestand is opgeslagen op een obsolete informatiedrager. Zo ontving PACKED vzw enkele maanden geleden van een erfgoedinstelling een Iomega high capacity flexible disk cartridge 8 inch 10 megabyte (zie illustratie). Iomega bracht dergelijke disk cartridges op de markt in 1983, samen met de bijhorende Bernoulli disk drive (de zogenaamde Bernoulli Box). De Bernoulli-schijven werden oorspronkelijk beschouwd als vrij duurzame dragers omdat de eigenlijke schijf beschermd wordt door de cartridge waarin ze zit vervat. Vandaag kan men deze Iomega disk cartridges niet langer beschouwen als duurzame dragers, mede omdat de Bernouilli Box zeer zeldzaam is geworden. De erfgoedinstelling heeft de Iomega disk cartridge 1 0 | META 2011 | 8
verworven zonder enige hard- of software en kan de opgeslagen data noch raadplegen, noch kopiëren naar een hedendaagse informatiedrager. Op basis van de informatie op het etiket veronderstellen we dat de schijf een DBF-bestand bevat, een eenvoudig formaat voor databasebestanden, waarschijnlijk vastgelegd met een apparaat dat draaide onder het besturingssysteem IBM PC-DOS. Om het bestand over te zetten en weer raadpleegbaar te maken zijn er twee opties: gebruik maken van de conversiediensten die worden aangeboden door commerciële bedrijven of een oplossing zoeken in de (internationale) erfgoedsector zelf. De eerste optie bleek duur: een kostprijs van minimaal 500 euro die verder kon oplopen tot enkele duizenden euro’s. Dit is een (te) riskante investering omdat er onvoldoende informatie bestaat over de bestandsinhoud, en dus ook over de precieze waarde ervan voor de collectie van de cultureel-erfgoedinstelling. De tweede optie leidde naar een bereidwillige medewerker van het Computermuseum München die nog over hard- en software beschikt om bestanden op dergelijke disks te lezen en over te zetten. Spijtig genoeg slaagde ook hij er niet in om de data van de disk over te zetten. Waarschijnlijk is de schijf in de loop der jaren gedemagnetiseerd, waardoor de opgeslagen data zijn verdwenen. Dit had vermeden kunnen worden door het eerder over te zetten. Een andere mogelijke verklaring is dat de disk niet in IBM PC-DOS maar wel in CP/M geformatteerd is. De kans hiertoe is zeer klein. Maar om deze tweede optie uit te sluiten is
De stoffige binnenzijde van een Apple Power Macintosh G3 (1997). Foto: PACKED vzw.
het nodig iemand te vinden die de nodige apparatuur heeft om een voor CP/M geconfigureerde disk cartridge te lezen. Zonder precieze informatie over het (mogelijk) nog aanwezige bestand, stelt zich echter meteen hier de vraag of de tijdsinvestering wel in evenwicht is met de (potentiële) waarde van de data. Hierin schuilt dan ook het belang van allerlei metadata voor de bewaring van digitale bestanden. Dit voorbeeld lijkt misschien extreem omdat de disk cartridge reeds uit het begin van de jaren tachtig dateert. Hetzelfde probleem stelt zich echter ook bij SyQuest disk cartridges, Zip disks, en 3 ½”
“Terwijl we de Steen van Rosetta na tweeduizend jaar nog makkelijk kunnen raadplegen, is het lezen van data op floppydisks, cd-roms … moeilijk of zelfs onmogelijk.”
artikel
floppydisks die recenter werden gebruikt.
Migratie Het louter verversen van de drager zal in vele gevallen niet volstaan. De digitale data zullen immers niet alleen van een obsolete naar een hedendaagse informatiedrager moeten worden overgezet, maar ook van een obsoleet naar een hedendaags gestandaardiseerd bestandsformaat, zeker als men de raadpleegbaarheid op lange termijn wil verzekeren. Hoewel een DBFbestand nog kan worden gelezen, bewerkt en opgeslagen, kan het aangewezen zijn het voor langetermijnbewaring om te zetten naar een ander bestandsformaat (bijv. XML). Het raadplegingsprobleem van digitale data wordt echter
nog complexer als niet enkel de data op de informatiedragers moet worden behouden, maar ook een bepaalde functionaliteit. Men vindt vandaag in de collecties van cultureelerfgoedinstellingen bijv. ook cd-roms, een andere obsolete informatiedrager. Vooral in de jaren tachtig en negentig was de cd-rom een populaire informatiedrager omdat het de mogelijkheid bood voor allerlei interactieve multimediatoepassingen. Door middel van een point-and-click interface kon de gebruiker vaak zowel tekst, klank, afbeeldingen, video’s, animaties, … raadplegen. Commerciële cd-roms werden vaak via dezelfde kanalen als boeken verkocht, en vaak ook gecombineerd. Populaire naslagwerken werden uitgegeven als cd-rom. Kunstenaars en/of muzikanten ontwikkelden interessante cd-roms die de status hadden van een soort elektronische kunstenaarsboeken, een kruising tussen een boek en een kunstobject. Tegen de eeuwwisseling raakte de cdrom echter als informatiedrager steeds meer in onbruik,
door de opkomst van internet maar ook door eigen inherente beperkingen en die van zijn markt. Vandaag zou men de cd-rom uit de jaren tachtig kunnen beschouwen als een voorloper van sommige apps die worden aangeboden voor tablets en smartphones. Het probleem dat zich momenteel bij cd-roms stelt is tweeledig. Enerzijds dreigt er een verlies van inhoud doordat de ze fysiek verslechteren en onleesbaar worden. Anderzijds bestaat het gevaar dat ze niet langer afspeelbaar zijn doordat ze zijn geconfigureerd voor een bepaald besturingsprogramma. Wanneer er geen getrapte migratie naar een meer hedendaags gestandaardiseerd, wijdverspreid en uitwisselbaar bestandsformaat is gebeurd vooraleer de inhoud ontoegankelijk werd, is migratie vandaag vaak niet meer mogelijk. Om het werk op de cd-rom niet verloren te laten gaan, zou men kunnen overwegen om het te ‘hermaken’. Dit is echter enkel mogelijk als er een rechtstreekse toegang is tot
Authenticiteit en integriteit Een belangrijk vraag bij het bewaren en raadpleeg-
materiaal van het digitale informatieobject en de
baar houden van digitale informatieobjecten is de
sporen van de geschiedenis. Het is duidelijk dat deze
vraag naar hun authenticiteit. Bij de bepaling of een
laatste twee eigenschapen in een digitale omgeving
bepaald informatieobject (nog) authentiek is of niet,
die vaak wordt gekenmerkt door het verversen van
is het begrip integriteit belangrijk. Integriteit bete-
informatiedragers en het migreren van bestandsfor-
kent dat het object intact moet zijn en niet zodanig
maten, moeilijk houdbaar zijn.
is veranderd of gecorrumpeerd dat de betekenis ervan niet meer duidelijk is. Wijzigingen zijn tot op
Het probleem van de authenticiteit en integriteit
zekere hoogte aanvaardbaar, zolang bij informatie-
stelt zich trouwens niet enkel met betrekking tot
objecten eigenschappen als het functioneren, de
de afspeelapparatuur, maar ook met betrekking tot
conceptuele betekenis, de materiële betekenis, het
de weergaveapparatuur. Is een interactief werk dat
gedrag van het werk, de gebruikerservaring en de
is gemaakt voor gebruik op een beeldbuismonitor
esthetiek niet worden aangetast. Eigenschappen als
met een 4:3 aspect ratio nog wel hetzelfde werk als
functionaliteit, het gedrag van het werk, de gebrui-
het wordt bekeken met een LCD-monitor en hierbij
kerservaring en de esthetiek zijn niet alleen belang-
de 4:3 aspect ratio wordt uitgerekt tot 16:9 of de
rijk bij het behoud van de raadpleegbaarheid van
4:3 aspect ratio wordt behouden met behulp van
informatieve cd-roms, maar ook bij die van bijv.
pillarboxing (zwarte stroken toegevoegd aan beide
games. Bij werken die zijn gemaakt door kunste-
kanten van het beeld). Zeker als het werk is gemaakt
naars is ook het behoud van de intenties van de
met artistieke intenties of als de gebruikerservaring
kunstenaar belangrijk. Andere eigenschappen die
centraal staat is dit een belangrijke vraag.
mee de authenticiteit bepalen zijn het originele
META 2011 | 8 |
11
artikel
Een Iomega High Capacity Flexible Disk Cartridge 8 inch, 10/10,5 Megabyte (1983). Foto: PACKED vzw.
de bestanden op de cd-rom. Vaak is er enkel toegang tot een uitvoerbaar bestand, en niet tot de individuele componenten. Hierdoor is vaak ook geen toegang mogelijk tot de eigenlijke broncode, wat eveneens noodzakelijk is om dergelijke interactieve werken te hermaken. Door het gebrek aan dergelijke toegang ontbreekt de informatie over de structuur van het werk en het functioneren van de verbindingen tussen de verschillende componenten op de cd-rom. Een mogelijk juridisch probleem is dat de Digital Rights Management-bescherming (DRM) op de cd-rom moet worden omzeild (en bovendien mogelijk zelfs nadien terug moet worden hersteld). Los van de vereiste tijd en arbeid voor het hermaken, zijn er dus nog andere obstakels. Een evidente oplossing voor de cultureel-erfgoedinstellingen is daarom alsnog op zoek te gaan naar een computer met het gepaste besturingsprogramma om de inhoud op de cd-rom terug toegankelijk te maken. Dit is mogelijk, maar niet altijd haalbaar. Er moeten dan immers mogelijk evenveel types oude hardware en besturingsprogramma’s worden verworven als dat er types cd-roms in de collectie zijn. Met de oude hardware en besturingsprogramma’s zijn vaak ook geen recente toepassingen mogelijk. Maar bovenal verzekert deze oplossing geen 1 2 | META 2011 | 8
toegang op lange termijn. Er komt aan alle hardware ooit een einde. Er dient dus met het oog op langetermijnbewaring een oplossing te worden gezocht die onafhankelijk is van de hardware en het besturingsprogramma.
Emulatie Een oplossing die vaak wordt voorgesteld is emulatie. Hierbij zal men niet het oorspronkelijke computermodel en besturingsprogramma gebruiken en bewaren, maar door gebruik van hardware en/of software trachten een omgeving te creëren die de functies van het oorspronkelijke computersysteem overneemt. Voor een cd-rom die bijvoorbeeld is geconfigureerd voor een Mac Classic-omgeving van Apple, zal men op een hedendaagse computer software installeren die het besturingsprogramma Mac OS emuleert. Een voordeel van emulatie ten opzichte van migratie is dat het bestand zelf niet wordt aangetast; het oorspronkelijke bestandsformaat blijft behouden. Ook kan één emulator worden gebruikt voor verschillende informatieobjecten die eenzelfde besturingsprogramma vereisen. In de praktijk is emulatie echter niet eenvoudig. Cd-roms werden vaak ontwikkeld voor Mac OS of voor Windows, en niet noodzakelijk voor beiden. Voor emulatie van Mac OS bestaat er, in tegenstelling tot voor Microsoft Windows, geen
commerciële emulatiesoftware en geen goede oplossing. Voor cd-roms die zijn ontwikkeld voor de Mac Classic-omgeving kan men wel gebruik maken van bijv. Sheepshaver (emulatie van Mac OS 7.5.2 tot 9.0.4) en Basilisk II (emulatie van Mac OS 7.x tot 8.1). Maar dit verloopt niet probleemloos. De emulators worden zelf ook obsoleet. Sinds april 2008 ligt de ontwikkeling van Sheepshaver stil. Bovendien verloopt het gebruik vaak traag omdat alle instructies en het onderliggende systeem door de emulator moeten worden ‘vertaald’. Maar er is ook een juridisch probleem. Als men Sheepshaver of Basilisk II wil gebruiken, moet men beschikken over een kopie van Mac OS en een Macintosh ROM. De ROM (Read-Only Memory) is een kleine hoeveelheid geheugen in de computer die een speciaal programma bevat dat start wanneer de computer wordt opgestart. Dit programma is echter niet vrijgegeven door Apple. In principe kan men de ROM dus enkel op een legale manier gebruiken als men zelf ook reeds de oude bijhorende Apple Macintosh computer bezit.
Virtualisering Een aanverwante conserveringsstrategie is virtualisering. Hiermee wordt een strategie bedoeld waarbij verschillende besturingssystemen draaien op één en dezelfde computer, en waarbij het
hoofdbesturingsprogramma als gastheer optreedt voor een reeks gastbesturingsprogramma’s. Ook deze virtualiseringssoftware raakt zelf doorheen de tijd obsoleet, maar in de praktijk is dit meestal efficiënter en dus sneller dan emulatie omdat niet alle instructies en het onderliggende systeem moeten worden ‘vertaald’ maar enkel die instructies die het hoofdbesturingsprogramma betreffen. Bovendien kan bij virtualisering de volledige capaciteit worden gebruikt van de moderne Control Processing Unit (CPU). Maar ook hierin stelt zich het probleem dat populaire virtualiseringssoftware als Microsoft Virtual PC (in Windows 7 Windows Virtual PC genoemd), VMware Player en VirtualBox geen oplossing bieden voor de virtualisering van Mac OS. Men zal dan in een aantal gevallen ook virtualisering moeten trachten te combineren met migratie. Hiervoor is evenwel toegang tot de broncode vereist. Zo kan men proberen om de bestanden op een cd-rom voor een obsolete Mac OS te migreren tot ze leesbaar zijn door applicatiesoftware die niet enkel een Mac OS-versie kan schrijven maar ook een Windows-versie. Deze versie kan dan mogelijk worden afgespeeld met een virtuele oude versie van Windows. Iedere migratie brengt echter een gevaar op het verlies van een bepaalde functionaliteit met zich mee.
artikel
Het behoud van hard- en software Alhoewel het louter bewaren van hard- en software op zich geen oplossing is om digitale informatieobjecten op lange termijn raadpleegbaar te houden, kan het wel een oplossing voor de korte termijn zijn en een bijdrage leveren aan een oplossing voor de lange termijn. Het is aan te raden om bij de verwerving van informatieobjecten op obsolete informatiedragers en in obsolete formaten bij de oorspronkelijke eigenaar te informeren of hij zijn hard- en software nog heeft en ze met het oog op de conservering van de informatieobjecten (al dan niet
tijdelijk) ter beschikking kan stellen aan de erfgoedinstelling. Het is ook aan te raden om bij hem zoveel mogelijk informatie in te winnen over zowel de aanmaak als het gebruik van de bestanden.
Het bewaren en operationeel houden van de hardware stelt een hele reeks uitdagingen, maar de levensduur kan worden verlengd door eenvoudige richtlijnen in acht te nemen.
Enkele richtlijnen • Bewaar hardware in een stofvrije omgeving, koel en droog, met een constante temperatuur en vochtigheidsgraad. • Verwijder stof dat zich binnenin ophoopt, bij de openingen en in de buurt van de ventilator. • Hou hardware niet constant aangesloten op het stroomnetwerk, maar op regelmatige tijdstippen (enkele uren).
Bovenal blijft het belangrijk dat indien informatieobjecten op obsolete informatiedragers worden verworven, de opgeslagen bits zo snel mogelijk worden omgezet naar een meer hedendaagse informatiedrager. Bovendien is het aangeraden om nadien de obsolete bestandsformaten zo snel mogelijk om te zetten naar een gestandaardiseerd, wijdverspreid en uitwisselbaar bestandsformaat als hierbij tenminste het behoud van de integriteit van de informatie objecten kan worden verzekerd.
• Plaats de hardware niet in een stand-by maar laat ze een beperkte tijd echt functioneren.
Archief wordt verstand van zaken Adlib Archief is de professionele software voor het beheer van historische, bedrijfs- en overheidsarchieven. Duurzaam, want dankzij de open architectuur blijven uw archiefstukken tot in de lengte der dagen te raadplegen. In Adlib Archief beschrijft u uw archief tot op ieder gewenst niveau. De stukken worden overzichtelijk in context getoond, zodat u gerelateerde informatie direct in beeld heeft. Bovendien bieden verschillende zoekingangen u snel en gemakkelijk toegang tot alle bronnen. Met Adlib Archief legt u het verleden vast voor de toekomst
Adlib Archief
Uitgebreid Overzichtelijk Flexibel Van globaal tot gedetailleerd Conservering- en Restauratiemodule Studiezaalmodule Bewaar beheer Inschrijvingen Meerdere zoekmogelijkheden Meertalig Internationale standaarden ISAD (G) EAD ISAAR(CPF) Unicode Integreerbaar met Adlib Bibliotheek en Adlib Museum tot één ‘crossdomain’ systeem Databasekeuze MS SQL Server, Oracle en Adlib Open System API-koppelingen Aanpasbaar aan elk soort archief.
Adlib Information Systems +31 (0)346 586800
[email protected] www.adlibsoft.com
META 2011 | 8 |
13
artikel
De b i bus
Stilstaan bij het eerste jaar onderweg Ine D’haene, Coördinator bibus Zwevegem
In het West-Vlaamse Zwevegem rijdt sinds 26 april 2010 de eerste biblioservicebus van België. De bibus brengt de diensten van gemeente, OCMW en bibliotheek tot bij de bewoners van elke deelgemeente. Na één jaar bibus blikken we terug. Rittenschema, haltes, aantal bezoekers evalueren we en sturen we bij waar nodig. De gemeente Zwevegem bestaat uit vijf deelgemeenten: Heestert, Moen, Otegem, Sint-Denijs en Zwevegem. De deelgemeente Zwevegem bevindt zich in het noordwestelijk deel van de gemeente. Die deelgemeente is verstedelijkt en leunt aan bij de industriële Leievallei met Kortrijk en Harelbeke als naaste buren. In het oosten en het zuiden (de Scheldevallei) is Zwevegem erg landelijk. De open ruimte is erkend als landelijk waardevol gebied. De vier deelgemeenten bevinden zich in dat landelijk gebied. Centraal op het grondgebied ligt het kleine gehucht Knokke. Zwevegem telt 24.000 inwoners. Meer dan de helft daarvan woont in de deelgemeente Zwevegem. De landelijke deelgemeenten tellen elk ongeveer 2.300 inwoners. Deelgemeente Zwevegem is de centrumgemeente: Daar vinden we belangrijke 1 4 | META 2011 | 8
voorzieningen als gemeente- Zwevegemse bibliotheek heeft In het beleidsplan 2008 van huis, OCMW, sportfaciliteiten, een goed uitgeruste hoofdbi- de gemeente vinden we gelijklopende noden. De gemeentebibliotheek, theatercentrum, bliotheek en een uitleenpost in werkwinkel, … Geografisch drie van de vier deelgemeen- diensten kampen al jaren met gezien betekent dit dus dat ten. De dienstverlening naar een huisvestingsprobleem. Het huidige gemeentehuis de belangrijke gemeentelijke de wijken beperkt zich tot in is te klein om alle diensten voorzieningen decentraal aan- stand houden van drie kleine territoriaal gebonden uitleen- te huisvesten zodat de diengeboden worden, namelijk pal in het noorden, meer aanleu- posten. Dit is niet langer houd- sten verspreid liggen over baar”. Vanuit deze vaststelling de gemeente. In de deelgenend bij Kortrijk, Harelbeke kwamen volgende algemene meenten is er een aantal uur en Deerlijk dan bij de eigen deelgemeenten. De speci- doelstelling en acties tot per week dienstverlening in fieke geografische situatie stand: “De bibliotheek wil de de vroegere gemeentehuiheeft als gevolg dat er nood is dienstverlening goed spreiden, zen. Een dure situatie voor aan een oplossing om ervoor zodat alle inwoners, ongeacht de gemeente, en bovendien hun woonplaats, en alle scho- weinig klantvriendelijk voor te zorgen dat alle inwoners alle diensten kunnen bereiken. len, ongeacht hun ligging, de inwoners. Daarom formuleerde de gemeente in haar kansen krijgen om gebruik te Zowel het cultuurbeleidsplan als het gemeentelijk meerja- maken van de bibfaciliteiten. beleidsplan drie prioriteiten: • Bouwen en realiseren van Daarom zal de bibliotheek: renplan erkenden die nood en een Nieuw Administratief van daaruit is er gezocht naar • alternatieven voor de spreiCentrum: ding van de dienstverlening, oplossingen voor de dienstwaaronder de biblioservice- • Een moderne, klantgerichte verlening. en efficiënte gemeentelijke bus, onderzoeken op efficiadministratie en investeren ëntie en haalbaarheid. Cultuur tot in alle in moderne infrastructuur • mogelijkheden onderzoeuithoeken en de nieuwste werkingsken om bibliotheekservice Het cultuurbeleidsplan 2008middelen. en gemeentelijke dienstver2013 trekt voor de bibliolening in eenzelfde bedie- • Een klantvriendelijke, cortheek na een SWOT-analyse, recte en directe dienst ningspunt te combineren” volgende conclusie: “De
artikel
verlening op maat van de inwoner. We denken aan dienstverlening dicht bij de inwoner. Te realiseren met een speciaal uitgeruste gemeentebus, al of niet in combinatie met de biblioservicebus. Het project kreeg een vliegende start dankzij een artikel in Westinfo, de nieuwsbrief van de Provincie West-Vlaanderen. In het nummer van februari 2008 deed het Provinciaal Management Comité Platte landsontwikkeling een oproep naar nieuwe projecten binnen het provinciaal plattelandsprogramma. Omdat onze vier deelgemeenten Heestert, Moen, Sint-Denijs en Otegem in het plattelandsgebied liggen, waagden we onze kans en eind maart 2008 dienden wij een dossier in voor een biblioservicebus. Begin juli 2008 volgde het positieve nieuws: Het project biblioservicebus Zwevegem kreeg erkenning als plattelandsproject en kwam daardoor in aanmerking voor cofinanciering. Het project kreeg voor ons meteen de hoogste prioriteit: Op 29 september 2008 gaf de gemeenteraad de principiële goedkeuring. Om de inwoners bij het project te betrekken, schreven we een wedstrijd uit waarbij de inwoners de naam van de bus konden kiezen. De naam ‘bibus’ kwam als winnaar uit de bus:
en subsidie van WINOB, het West-Vlaams streekgericht bibliotheekbeleid.
De wil en de weg (naar…) • Met bibliotheek en bestuur willen we alle
De bibus rijdt
inwoners, scholen en instellingen op het
De bibus rijdt volgens een vast wekelijks rittenschema. Hij staat wekelijks drie keer in elke deelgemeente: één keer aan de school van de deelgemeente (voor de duur van bijna 3.30 u.) en twee keer in de dorpskernen (1.30 u. per keer). Het gehucht Knokke bezoekt de bus twee keer (de halte ligt er aan de kerk vlak bij de school). Naast de regelmatige bezoeken aan de scholen houdt de bibus ook wekelijks halt bij het rust- en verzorgingstehuis in Heestert en het begeleidingstehuis voor jongeren in Sint-Denijs. De halteplaatsen aan de scholen bezoeken we alleen op schooldagen, niet in vakantieperioden of als de school gesloten is.
gemeentelijk grondgebied dezelfde kansen bieden op dienstverlening en dit ongeacht hun ligging of woonplaats en mobiliteit. • Met de biblioservicebus maken we de gemeente actief aanwezig in de landelijke kernen en gaan we letterlijk naar de mensen toe met de slogan: “gemeente en OCMW komen naar je toe, de bib komt naar je toe.” • We verhogen de leefbaarheid van de deelgemeenten door er de kwaliteit en bereikbaarheid van voorzieningen te garanderen. We brengen een nieuwe dynamiek teweeg in de landelijke kernen, door het aanbod te diversifiëren en te spreiden en door op een creatieve manier, opvallend aanwezig te zijn. • Met de biblioservicebus bouwen we een doelmatig informatie- en begeleidingscentrum uit. De integrale aanpak en multifunctionaliteit (het één-loket-principe) moet leiden tot een doorzichtige en optimale dienstverlening en administratieve vereenvoudiging voor de klant. • Met de biblioservicebus verkleinen we de afstand tussen inwoner en overheid. In de
Voor de bibliotheek geldt het uitgangspunt “bib is bus en bus is bib” waarmee we aangeven dat service en aanbod op beide locaties identiek is. Het aantal materialen op de bibus is natuurlijk wel kleiner dan in de bib: Bezoekers van de bibus kiezen uit meer dan 3.000 boeken, maar ook dvd’s, luisterboeken, snippertassen, Daisy-boeken, enz. bieden we aan. Een online catalogus én de kans om gratis materialen te reserveren, zorgen ervoor dat bibusbezoekers virtueel
biblioservicebus bieden we daarom, naast de bibliotheekwerking en administratieve en sociale dienstverlening, een ruim scala aan publieke services aan. • Met het biblioservicebusproject stimuleren we wederzijdse bevruchting. Het veelzijdige aanbod op de biblioservicebus zal een zeer verscheiden publiek aanspreken, waarbij de ene service bevruchtend kan werken voor de andere. • We willen specifieke doelgroepen bereiken: - kinderen aan de halteplaatsen bij de scholen - ouders langs hun kinderen - senioren, kansarmen en gezinnen zonder wagen bij de halteplaatsen in de dorpskernen
“Voor de bibliotheek geldt 'bib is bus en bus is bib' waarmee we aangeven dat service en aanbod op beide locaties identiek is.” ‘bib’ staat voor bibliotheek, het i -teken voor ‘informatie en dienstverlening’ en ‘bus’ verwijst naar de mobiliteit. Twee jaar en heel wat werk later was de bibus op 26 april 2010 een feit en startte de dienstverlening. De realisatie van de bibus is mee te danken aan subsidiëring: subsidie als plattelandsproject van Europa, Vlaanderen en de Provincie
- bewoners van het rust- en verzorgingstehuis en jongeren van het begeleidingstehuis aan de halteplaats bij de instelling
de volledige bibliotheekcollectie ter beschikking hebben. Op de twee publiekspc’s kunnen ze zoeken in de catalogus maar ook internet gebruiken. Dagelijks rijdt de bibus naar de bibliotheek en laden en lossen we boeken en andere materialen. Om die mobiliteit van de collectie in de praktijk haalbaar te maken, kozen we voor een RFID-gestuurd
META 2011 | 8 |
15
artikel
van de twee medewerkers is in het bezit van het rijbewijs C en bestuurt de bus. Twee personeelsleden betekent ook twee balies. We kozen voor een zittende en een staande balie. Die twee balies vertolken het klantgerichte concept van de bibus: “Ik sta klaar om je te helpen én ik zit klaar om naar je te luisteren.” Vlakbij de stabalie is bovendien een zelfuitleenbalie voor de bib.
De bibus stuurt bij De bibuswerking volgen we op en kleine bijsturingen hebben we in het eerste werkjaar doorgevoerd. Maar op 26 april
het OCMW. Bij de samenstelling van het eerste rittenschema hielden we rekening met de plaatselijke mobiele handel (bijv. vishandelaar) om op hetzelfde moment dezelfde plaatsen aan te doen. Nu is dit niet langer mogelijk omdat de mobiele handel niet meer aanwezig is in de deelgemeenten.
Bezoekers
en
dienstverlening
De bibus kan iedereen op ieder moment bezoeken. Rolstoelgebruikers of personen die moeite hebben met trappen kunnen binnen via de lift. Het gemiddeld aantal
“De overgrote meerderheid van de bezoekers is tevreden met de bibus.”
De bibus heeft dertien halteplaatsen.
uitleensysteem. We wilden van bij het begin de bulkverwerking van wisselcollecties met RFID realiseren, maar op dit moment is dat nog niet gelukt. Klantvriendelijkheid en gebruiks g emak vinden we belangrijk. Dat proberen we ook te vertalen in de opstelling (ZIZO) en in de gebruiksmodaliteiten. Zo kan je: • vrij kiezen waar je ontleende items terug inlevert: wat je leende op de bibus kan je ook inleveren in de bib en omgekeerd; • e-services gebruiken voor opzoeken, verlengen, reserveren; • gratis drie items reserveren en bij elke reservatie zelf je afhaallocatie bepalen; • aanwezige items reserveren.
Gemeente en OCMW rijden mee Ook de gemeentediensten leveren een uitgebreide dienstverlening: Inwoners kunnen op de bus terecht voor 1 6 | META 2011 | 8
diensten van of vragen aan de dienst bevolking- en burgerzaken. Daarnaast kunnen ze er ook vuilniszakken, grabbelpassen, routekaarten, kopies, … aankopen. Verder helpen we alle inwoners met vragen voor de gemeente en haar diensten. De bezoeker is na een bibusbezoek volledig geholpen of staat minstens één stap dichter bij het antwoord op zijn of haar vraag. Twee keer per week wordt de bibus bemand door een medewerker van het sociaal huis. Een verwarmingstoelage kon je vroeger enkel bij het OCMW aanvragen: Dat kan nu ook op de bibus. Er zijn steeds twee medewerkers aan boord die de klanten bijstaan met raad en daad. De bibliotheek levert per rit één medewerker, de tweede medewerker komt uit de dienst bevolking-en burgerzaken of van het sociaal huis. Door onderlinge uitwisseling van informatie zetten we onze medewerkers polyvalent in voor de dienstverlening. Eén
2011 was de bibus één jaar oud: Tijd om grondig terug te blikken op het voorbije werkjaar. Van april 2010 tot en met juni 2011 hebben we gegevens verzameld over de werking van de bibus. In juni 2011 namen we enquêtes af bij bezoekers en leerkrachten om te peilen naar de tevredenheid. De werking hebben we met de verzamelde info uitgebreid geëvalueerd.
bezoekers (zonder leerlingen) per halte en per deelgemeente ziet er uit als volgt:
Halteplaatsen
Hoe verder de deelgemeente bij het centrum vandaan ligt, hoe hoger het aantal bezoekers. Vooral het gehucht Knokke valt op met het eerder lage bezoekersaantal. Veel inwoners van Knokke zijn georiënteerd op het centrum voor hun boodschappen en koppelen hieraan een bezoek aan de bibliotheek of het gemeentehuis.
en
rittenschema
De bibus heeft dertien halteplaatsen. Per halteplaats evalueren we of de locatie veilig, zichtbaar en voldoende vlak is en of er WIFI-verbinding mogelijk is. Vijf halteplaatsen blijken niet te voldoen aan alle vereisten en we zoeken alternatieven die zich niet ver van de huidige locaties bevinden. Ook het wekelijks rittenschema ontsnapt niet aan een grondige inspectie en herwerken we. We brengen wijzigingen aan op basis van het bezoekersaantal op de verschillende halteplaatsen op verschillende momenten. Tegelijk willen we de momenten dat de bibus aanwezig is in een deelgemeente, afstemmen op de zitdagen van de maatschappelijk werkers van
Individuele bezoekers per deelgemeente Otegem 17 Moen 12,7 Sint-Denijs 12,9 Heestert 7,6 Knokke 4,6
Uit de enquêtes blijkt dat de grootste groep komt voor het bibliotheekluik, daarna volgen de gemeentediensten (de dienst bevolking- en burgerzaken niet meegerekend), gevolgd door de dienst bevolking- en burgerzaken. De kleinste groep komt voor het sociaal huis (waaronder OCMW). Een logische volgorde als je weet dat de bibliotheek
artikel
eerder een vrijetijdsaanbod heeft en de andere diensten vooral administratieve regelingen bieden die je op minder frequente basis nodig hebt (zoals de gemeentediensten) of een kleiner segment van de bevolking aanspreken (zoals het OCMW-sociaal huis). De overgrote meerderheid van de bezoekers is tevreden met de bibus. Als we de uitleencijfers van de vroegere uitleenposten naast die van de bibus leggen, zien we een verschuiving van volwassenen naar jeugd. De uitleningen voor de jeugd kennen een sterke stijging met 19 procent. De uitleningen voor volwassenen zijn echter met 31 procent gedaald. De bibus bereikt duidelijk de schoolgaande jeugd via de halteplaatsen aan de scholen, maar gezien de bibus ’s avonds en in het weekend niet uitrijdt, is de actieve volwassenen meer aangewezen op de hoofdbibliotheek. De cijfermatige vergelijking met de gemeenschapshuizen en de bibus kunnen we moeilijk maken: In de gemeenschapshuizen werden geen bezoekersaantallen bijgehouden (in iedere deelgemeente was er in de gemeenschapshuizen een aantal uur per week gemeentelijke dienstverlening, dit viel weg met de komst van de bibus). Het personeel merkt wel op dat de inwoners steeds meer en beter de weg vinden naar de bibus voor producten van dienst bevolking en burgerzaken. De vergelijking OCMW en sociaal huis met de bibus gaat nog moeilijker op. De bibus kan niet de privacy bieden die je vindt in een kantoor: Daarom zijn er in elke deelgemeente zitdagen van de maatschappelijk werkers van het OCMW en is de bibus geen vervanging van een eerdere dienstverlening. De meerderheid van de bezoekers die komt voor het sociaal huis/ OCMW vraagt de stookoliepremie aan. Ook meldingen
De uitleningen voor de jeugd kennen een sterke stijging met 19 procent.
voor het preventiemeldpunt komen geregeld binnen op de bibus. Behalve het bibliotheekbezoek komen de bezoekers o.m. naar de bibus voor: • een aanvraag van de eID; • een aanvraag van of info over het rijbewijs of reispas; • de aankoop van vuilniszakken; • nemen van kopies. Waar we in het eerste jaar vooral de werking wilden bestendigen en op punt zetten, kijken we er naar uit om in de toekomst onze dienstverlening en ‘producten’ uit te breiden.
Scholen
vaak naar de bibus dan de oudere schoolkinderen. Dit is ook het geval in de bibliotheek. In sommige deelgemeenten zat de bibliotheekuitleenpost in de school, een andere deelgemeente had helemaal geen uitleenpost. Met de bibus krijgen nu alle leerkrachten en leerlingen van de deelgemeenten en het gehucht Knokke dezelfde mogelijkheden voor bibliotheekbezoek, ongeacht de ligging van hun school. Met gratis reservaties en het aanbod van themacollecties voor leerkrachten hebben we vele vragen opgevangen. Het valt op dat verschillende leerkrachten de bibus aanduiden als een stimulans voor kinderen om te lezen.
en instellingen
Naast de dorpskernen houdt de bibus halt aan vijf scholen en twee instellingen ‘RVT Marialove’ en het begeleidingstehuis ‘Huize ten Dries’. Inwoners van de instellingen kiezen zelf wanneer ze naar de bibus komen, met de scholen maakten we afspraken over wanneer welke klas komt om boeken terug te brengen en te ontlenen. Om praktische redenen komen de kleuters minder
ICT Een cruciaal onderdeel in het verhaal van de bibus is informatie- en communicatietechnologie (ICT). Volgende apparatuur is aanwezig op de bus: twee baliepc’s, twee publiekspc’s, een zelfuitleenbalie, een bancontacttoestel, een print- en kopieerapparaat, een presentatiescherm binnen en buiten de bus en een lichtkrant aan de buitenkant.
Al deze apparatuur laat ons toe om de productencatalogus, het intranet van de gemeente, internet (o.m. aquabrowser), bibliotheekprogramma’s, allerlei programma’s voor gemeentelijke dienstverlening… te gebruiken. Een goede online verbinding is essentieel. Bij de start waren er problemen met de verbinding die verliep via GPRS (dataverbindingen over GSM-netwerk). De bibus werkt op het platteland: net daar is de GPRS-dekking minder goed waardoor we niet kunnen rekenen op een constante, goede verbinding voor de data die wij moeten versturen en binnenhalen. De instabiliteit van de online verbinding stelt hoge eisen aan het offline systeem van het zelfuitleentoestel. De bibus is een pilootproject voor ons maar ook voor de betrokken firma’s. Wij hebben in dat eerste werkjaar vaak een beroep moeten doen op hun deskundige hulp en advies. We zochten en vonden een oplossing met WIFI-antennes. Deze antennes installeerden we met de start van het nieuwe schooljaar aan alle scholen. Ze maken verbinding met de bibusantenne en
META 2011 | 8 |
17
artikel
een duidelijke winsituatie. Een voertuig fulltime inzetten is veel voordeliger dan vier uitleenposten en vier gemeenschapshuizen uitrusten en onderhouden. Bovendien is de bibus niet beperkt tot dienstverlening in de vier deelgemeenten: Ook het gehucht Knokke en andere meer afgelegen wijken kunnen bediend worden.
De bibus werd verkozen als 'bibliobus van het jaar 2010'.
zorgen voor een betrouwbare en snelle online verbinding. In een volgende fase installeren we ook bij de andere halteplaatsen WIFI-antennes. De bibus is dagelijks op weg en de apparatuur is onderhevig aan trillingen van de motor en de werking van de zwaartekracht bij bochten of drempels. Zeker in de beginperiode kwam er al eens een kabel los te zitten en zelfredzaamheid bij het personeel is dan een pluspunt. Na verloop van tijd weten we grotendeels hoe problemen op te lossen of er op te anticiperen.
Wie doet wat Met de start van de bibus is een bibuscoördinator aangeworven. De andere medewerkers werken in de diensten bevolking- en burgerzaken, bibliotheek of sociaal huis/ OCMW. We vinden het belangrijk dat we iedereen polyvalent kunnen inzetten en tegelijk actief is in één van de vermelde basisdiensten zodat alle kennis up-to-date is. Nu zijn er onder deze mensen
“Er zijn steeds twee medewerkers aan boord die de klanten bijstaan met raad en daad.”
1 8 | META 2011 | 8
drie chauffeurs die de opleiding voor het rijbewijs C volgden en dus ook met de bibus rijden. Voor een vierde chauffeur met bibliotheek als backofficedienst hebben we een vacature opengesteld die we in de loop van dit jaar wensen in te vullen. Maandelijks komt de groep medewerkers bijeen om afspraken te maken over de dagelijkse werking, maar ook om bij te leren over de diensten en producten. Deze bijeenkomsten blijken essentieel voor een goede werking. Bij de evaluatie valt de tijd op die we besteden aan de verplaatsing van de bibus van de ene naar de andere locatie, het laden en lossen van boeken neemt behoorlijk wat tijd in beslag.
De investeringskosten voor de start van de bibus, komen neer op een totaalkost van 580 000 euro. Hiervan werd 240 000 euro gesubsidieerd en 340 000 euro door de gemeente gefinancierd. De projectkosten zijn op te splitsen in acht onderdelen: projectkost Voertuig
€ 468 000
Ontwerpkosten*
€ 15 000
ICT en RFID
€ 39 000
Halteplaatsen
€ 13 000
Magazijn
€ 5 000
Opleiding
€ 6 000
Promotie
€ 15 000
dossierkost
€ 19 000
Ten slotte… de bibus wint Het eerste jaar bibus is een feit. Het aantal bezoekers, de redenen van bezoek en de reacties van de gebruikers duiden er op dat de bibus een antwoord geeft op een vraag. Een vraag naar gemeentelijke, bibliotheek en OCMWdienstverlening in de deelgemeenten. Het eerste jaar bibus was soms wennen voor de inwoners, maar ook voor de gemeente was de werking volledig nieuw. De ervaringen van het afgelopen jaar en de evaluatie zorgen er voor dat we de bibuswerking nog beter kunnen afstemmen op de noden en de vragen van de inwoners. De bibus is een goede keuze die duidelijk beantwoordt aan de vooropgestelde doelstellingen. Zowel bestuur als inwoners zijn trots op de bibus! En we zijn niet de enigen die er zo over denken. De bibus werd gekozen als ‘bibliobus van het jaar 2010’ en mag zich ook de winnaar noemen van de wedstrijd ‘prima plattelandsproject 2010’. Tot binnenkort op de bibus?
*o.m. logo > http://www.zwevegem.be/bibus
Eind augustus kwam hier ook de installatie van de WIFIantennes bij. Naast de projectkost moet er jaarlijks ook een budget worden uitgetrokken voor de werking van de bibus:
Financiering Voor de gemeente is de aanwezigheid van loketdiensten en bibliotheek in de deelgemeenten een must. Om die diensten kwalitatief te verzekeren waren investeringen nodig. De vereiste investeringskost voor vier goed uitgeruste uitleenposten van de bibliotheek kwam overeen met de investeringskost voor de bibus. Ook de werkingskosten voor de bibus zijn hoog, maar als we die kost plaatsen naast de kostprijs van vier uitleenposten én vier gemeenschapshuizen, is er voor de gemeente
Werkingskost Personeel 4 FTE (front- en backoffice) 1xB, 3xC Opleiding (rijbewijs C) Diesel / ad blue
€ 1 500 per persoon € 7 000 per jaar
Technisch onderhoud
€ 500 per jaar
Carwash
€ 40 per beurt
Verzekering
€ 6 300 per jaar
Bancontact
€ 1 200 per jaar
GPRS
€ 1 200 per jaar
artikel
Bij de 50e verjaardag
De Paris Principles, dood of springlevend?
Piet De Keyser, Katholieke Hogeschool Leuven en Egbert De Smet, Universiteit Antwerpen
Dit jaar is het een halve eeuw geleden dat de Paris Principles, één van de belangrijkste afspraken in de catalografie, goedgekeurd werden. We brengen de ontstaansgeschiedenis even in herinnering en kijken naar de relevantie die deze regels tot op vandaag hebben. Hoewel ze officieel in 2009 vervangen werden door nieuwe principes, hebben ze nog altijd een invloed via het MARC-formaat. Bibliothecarissen overal ter wereld worden er daardoor nog steeds mee geconfronteerd, en deze confrontatie is dikwijls nog een worsteling.
Oktober 1961 was een woelige maand. De Koude Oorlog was op een hoogtepunt na de bouw van de Berlijnse muur; tanks werden opgesteld in Berlijn. Zuid-Vietnam kondigde de noodtoestand af. 75.000 Vlamingen hielden een mars op Brussel. Het geruchtmakende proces Eichmann was volop aan de gang. In Parijs vielen 200 doden bij protesten van Algerijnen tegen de Franse politiek in hun vaderland. Eveneens in Parijs werd de International Conference on Cataloguing Principles gehouden, waarop experten in de catalografie de zgn. Paris Principles goedkeurden. Al was dit dan misschien een weinig opvallende gebeurtenis in die maand, toch blijven deze principes een mijlpaal in
de geschiedenis van ons vak: Iedere catalograaf — en ook iedereen die een bibliotheekcatalogus gebruikt — ondervindt er een halve eeuw later nog altijd de gevolgen van.
De aanloop Tot de conferentie van oktober 1961 leefden de verschillende catalografietradities naast elkaar. Ze lagen vast in regelwerken die vaak door nationale bibliotheken beheerd werden. Er was een sterke Angelsaksische traditie, die terugging op de 19e-eeuwse grondleggers van de catalografie, zoals Anthony Panizzi en Charles Ammi Cutter. In de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw groeide in de Verenigde Staten echter hoe langer hoe meer het besef dat
META 2011 | 8 |
19
artikel
Corporatieve auteurs
“Deze principes blijven een mijlpaal in de geschiedenis van ons vak: iedere catalograaf ondervindt er een halve eeuw later nog altijd de gevolgen van.”
de toenmalige regels aan een grondige herziening toe waren. Ook achtte men de tijd rijp om te streven naar internationaal aanvaarde basisregels. Vaak wordt het voorgesteld alsof er sinds Panizzi en Cutter een rechtlijnige evolutie loopt via de Paris Principles naar MARC en ISBD. Zo spreekt Michael Gorman in 2007 nog van “a steady progression in the formulation of cataloging rules”. Dit blijkt niet het geval: De geschiedenis van de catalografie is gekenmerkt door vele discussies en twistpunten en door halsstarrig vasthouden aan de eigen tradities. Soms was dit eenvoudigweg ingegeven door de vrees dat bibliotheken hun catalogi zouden moeten hermaken, soms stoelde de kritiek op zeer valabele argumenten.
Accent op 'main entry' Het accent van de Paris Principles ligt op het bepalen van de hoofdingang, de ‘main entry’. Naar men destijds aanvoelde, zou het al een stap vooruit zijn als daarover een internationale overeenkomst 2 0 | META 2011 | 8
bereikt kon worden. In de tijd van kaartcatalogi en gedrukte nationale bibliografieën was dit een relevante kwestie: Het succesvol vinden van een document hing immers in grote mate af van de manier waarop beschrijvingen in kaartenbakjes of in een gedrukte bibliografie gerangschikt waren. De Principles gingen uit van een in onze ogen bijzonder beperkte kijk op de functie van een catalogus. Die moest mogelijk maken dat de gebruiker een boek kon vinden a.d.h.v. auteur en titel; de catalogus moest ook tonen welke werken van een bepaalde auteur en welke edities van een bepaald werk in de bibliotheek aanwezig waren. Als er geen auteur bekend was, moest de titel volstaan om het boek te vinden en als die niet voldeed, moest er een substituut voor geboden worden. Geen sprake dus van bijv. enige inhoudelijke ontsluiting. Ook richtten de Principles zich in eerste instantie naar ‘large general liberaries’ die catalogi van gedrukte boeken vervaardigden. Andere bibliotheken en materialen werden niet uitgesloten, maar ze waren expliciet niet de eerste bekommernis. Dit lijkt een vrij eenvoudige kwestie, maar er vielen wel een paar keuzes te maken wanneer er meerdere auteurs waren of wanneer het niet ging over
een persoonlijke, maar wel een corporatieve auteur. En wie geldt als auteur van sommige religieuze teksten, van wetten of verdragen? Elke code had daar zo zijn eigen mening over. In de aanloop naar het congres en op het congres zelf hadden de teksten van Seymour Lubetzky van de Library of Congress, en dus de Amerikaanse invalshoek, een doorslaggevende invloed, hoewel andere deelnemers uiteraard ook hun inbreng deden. Zoals meestal het geval, resulteerde dit in een aantal compromissen. De Amerikanen zijn daar nooit echt gelukkig mee geweest en staken dat sindsdien ook nooit onder stoelen of banken. Zo schreef Michael Gorman — de vader van ISBD en de Anglo-American Cataloguing Rules (AACR) en altijd wel goed voor een paar rake uitspraken — nog in 1980: “It is fair to say that everything good in the ‘Paris principles’ is owed to Lubetzky, and all the flaws in them are due to the exigencies of international compromise.” Trouwens, de Europeanen mogen er dan al in geslaagd zijn, om een paar compromissen af te dwingen, de Aziaten bijv. hadden veel minder succes. Zelfs een autoriteit als de Indiër S.N. Ranganathan kreeg nauwelijks gehoor. Laurence Creider merkt over zijn tussenkomsten op: “The records of the discussion, however, show an almost total lack of engagement with, let alone incorporation of, Ranganathan’s viewpoints.” — en dat wil toch al heel wat zeggen als dat betrekking heeft op iemand die wereldberoemd is als theoreticus op gebied van bibliotheekwetenschap en als uitvinder van de Colon Classification.
De tekst van de Paris Principles zelf is door die compromissen niet probleemloos te interpreteren — hoewel het op het eerste gezicht een vrij eenvoudig stukje proza lijkt. Eva Verona, een Kroatische (toen dus nog Joegoslavische) catalografieexperte die een belangrijke rol speelde op het congres, verzorgde in 1971 de uitgave van de officiële geannoteerde tekst (dus een decennium na het congres!) en had meer dan 100 blz. nodig om de nauwelijks 6 blz. van de Principles uit te leggen. Haar commentaar is uitermate gedetailleerd en soms erg vergoelijkend, in de aard van “er staat wel zus of zo, maar eigenlijk bedoelden ze dit of dat”. Een paar jaar later publiceerde ze nog eens een boek van meer dan 200 blz. waarin de kwestie van de ‘corporate headings’ al even minutieus uitgevlooid werd. Het bleek immers dat de ‘postParis codes’ lang niet altijd de Principles volgden wanneer het ging over corporatieve auteurs. Teleurgesteld merkt Verona op: “It is a disappointing fact that, among the great number of cataloguing codes recognizing corporate authorship, it is scarcely possible to find even two which interpret the concept in the same way.” (p. 8-9). Sommige bleven hoe dan ook de voorkeur geven aan persoonlijke auteurs wanneer beide soorten genoemd werden als verantwoordelijk voor een publicatie; andere namen de titel als ‘main entry’ wanneer er een corporatieve auteur was; nog andere rangschikten corporatieve auteurs in sommige gevallen niet onmiddellijk onder de naam ervan, zoals de Principles vereisten, maar onder de plaats waar ze gevestigd waren. Ook de Amerikanen bleven het met dit laatste geval moeilijk hebben met de nieuwe vereisten, ondanks het feit dat Lubetzky ervoor gezorgd had dat die in de Principles opgenomen werd. Grote wetenschappelijke bibliotheken vreesden dat ze te veel
artikel
waren volop bezig met hun als ‘main entry’ wordt voor de Regeln für die Alphabetische Nederlandse traditie gekozen, Katalogisierung (RAK). Toch nl. dat niet de corporatieve duurde het nog twee decennia auteur, maar de titel als ‘main eer die afspraken, die we nu als entry’ geldt. Deze afwijking ISBD kennen, voor alle soor- van de Principles wordt verten documenten klaar waren. goelijkt met een verwijzing ISBD bekommert zich niet met naar het boek van Verona over de kwestie van de ‘headings’; corporatieve auteurs, waarvan dat was immers al afgespro- men vooral onthouden heeft ken in de Paris Principles. Toch dat iedereen er zowat zijn zouden moeten aanpassen in hebben de Principles ook hier eigen zin mee doet. De prakhun catalogi. De Amerikanen hun merkbare invloed. Zo is er tijk kan nog wel eens anders besloten dan maar tot wat in de geschiedenis van de cata- het dwingende respect voor uitpakken. Zo wordt in het LIBISnet, dat na de openbare lografie bekend staat als het het titelblad en de beruchte ‘Miami Compromise’ van 1962: ‘regel van drie’, nl. dat men tot bibliotheken het grootste aanHeel wat corporatieve auteurs drie auteurs allemaal vermeldt, tal bibliotheken in Vlaanderen terwijl er plots maar één meer omvat, de hele kwestie van konden nog steeds onder de hoeft opgenomen te worden ‘main entry’ en ‘added entries’ plaats gerangschikt worden buiten beschouwing gelaen dit moest men dan maar als er meer dan drie zijn. ten. Er wordt eenvoudigweg als een uitzondering op de De hele kwestie van de ingan- geen gebruik gemaakt van Principles aanvaarden. gen, en ook de verschillen in de 1XX-velden in de MARCinterpretatie, zat vanaf het records: Alle auteurs worden ISBD en MARC Ondertussen groeide het begin af wel ingebakken in de als ‘added entries’ beschouwd besef dat meer nodig was voor MARC-formaten die eind jaren en bijgevolg is de titel, ook internationale uitwisseling zestig van de vorige eeuw voor werken van persoonlijke van bibliografische gegevens ontstonden. Niet alleen was auteurs, ‘main entry’. In Open dan een paar afspraken over er een duidelijk onderscheid Vlacc wordt daarentegen (hoofd)ingangen voor alfabe- tussen de ‘main entry’, die in wel degelijk het onderscheid tische rangschikking, zeker nu de 100-velden geregistreerd gemaakt en ook corporatieve het duidelijk werd dat de auto- werd, en de ‘added entries’, auteurs kunnen er als ‘main matisering ook in bibliotheek- die een heel eind verder, nl. entry’ opgenomen worden. in de 700-velden, kwamen te catalogi een grote rol ging spelen. Op de International staan. Daarenboven ontwierp Herziening Meeting of Cataloguing men een nogal ingewikkeld Pas bij het begin van de 21e Experts in Kopenhagen in systeem om via de zgn. indi- eeuw groeit het besef dat 1969 werd beslist een stap ver- catoren aan te duiden of het de Paris Principles herzien der te gaan en ook de volg- titel- en auteursveld (245) al moeten worden. Vooral de orde van en de interpunc- dan niet als ‘added entry’ te Functional Requirements for beschouwen was. MARC is in Bibliographic Records (FRBR) tie tussen de verschillende delen van de titelbeschrijving zijn oorsprong immers niets van 1998 dwingen er ook toe te standaardiseren. Er was anders dan de elektronische de Principles opnieuw te forhaast geboden want voor de versie van de papieren cata- muleren. Dit keer wordt de loguskaart. Dit hele systeem Anglo-American Cataloguing hele zaak niet op een conis vandaag de dag nog steeds Rules (1967) was men al te ferentie van een paar dagen laat en de Duitstalige landen dé standaard in elektronische besloten; de nieuwe commucatalografie ondanks het feit nicatiemedia laten immers toe dat de band met de papieren dat er een grondige discussie cataloguskaart volledig ver- aan vooraf gaat en dat ‘drafts’ dwenen is. wereldwijd ter commentaar aangeboden worden. In 2009 is het dan zover: De IFLA Vlaanderen In ons taalgebied werden publiceert de officiële versie de ISBD-regels gaandeweg van de Statement of international cataloguing principles stuk voor stuk vertaald in de bekende reeks Regels voor ter vervanging van de Paris titelbeschrijving. Daarin wer- Principles. De invloed van den ook enkele deeltjes over FRBR is expliciet aanwezig: De catalogusbouw opgenomen, catalogus moet nu veel meer waarin de keuze van hoofd- kunnen, o.m. alle expressies woord en andere ingangen van een werk tonen, of alle uitvoerig aan bod kwamen. manifestaties van een expresMet betrekking tot de kwes- sie enz. Er is geen sprake meer tie van corporatieve auteurs van ‘entries’, maar van ‘access De Library of Congress. Foto: Katie Harbath (www.katieharbath.com).
META 2011 | 8 |
21
artikel
“De Paris Principles zijn kort en krachtig geformuleerd, maar ze behoeven dus ellenlange besprekingen en uitleg voor de praktijk.”
dat ISBD met het conceptueel model en de terminologie van FRBR eigenlijk niet veel kan aanvangen. Dit standpunt wordt ook in de versie van 2011 ingenomen.
points’. Toch komt het onderscheid tussen ‘main entry’ en ‘added entries’ ook hier binnen geslopen, en wel in regel 6.2. ‘Choice of Access Points’, waar toch weer een onderscheid is tussen de namen van diegenen die verantwoordelijk zijn voor de publicatie en van diegenen die daarnaast ook nog bruikbaar kunnen zijn als zoekterm voor het vinden van een document. Regel 6.2.1.1. stelt dan nog eens expliciet dat een corporatieve auteur als maker van een werk beschouwd moet worden als het werk uitdrukking is van de collectieve gedachte van die corporatie, zelfs als er daarnaast ook nog een persoonlijke auteur is. Iedereen die er sinds 1961 anders over dacht, krijgt hier dus een serieuze vingerwijzing. In een voetnoot bij regel 5.3, waarin gesteld wordt dat de bibliografische beschrijving gebaseerd moet zijn op een internationale standaard, verwijzen de nieuwe principes naar ISBD. Dit is een beetje vreemd gezien het feit dat de toenmalige officiële ISBD, nl. de zgn. ‘consolidated version’ van 2007 in de inleiding stelt 2 2 | META 2011 | 8
FRBR heeft ook geleid tot een herziening van de AngloAmerican Cataloging Rules (AACR) die onder de naam Resource Description and Access (RDA) de wereld ingestuurd werden. Ook nu weer zijn er hevige voor- en tegenstanders. En ook nu weer neemt Michael Gorman, in het al geciteerde artikel, geen blad voor de mond; hij noemt RDA “the biggest disaster to hit descriptive cataloging since the draft rules of 1941”, die totnogtoe de bedenkelijke eer genoten van een volledige miskleun te zijn. De notie van ‘main entry’ wordt in RDA niet langer als relevant beschouwd, hoewel er wel zoiets als een ‘preferred access point’, nodig is om bijv. citaties te genereren vanuit de catalogus. Op zijn beurt noopt RDA dan weer tot een herziening van MARC, die althans in de versie van de Library of Congress, totnogtoe de vertaling van AACR naar een elektronisch formaat was. Voorlopig probeert de Library of Congress het nog te redden met enkele kleine aanpassingen: een extra veld of subveld, een extra code hier en daar enz. Maar een grotere vernieuwing werd half mei 2011 op de berichtensite van
LC aangkondigd. We lezen daar o.m.: “The recent publication of Resource Description & Access (RDA), and the US National Test of RDA that is now being analyzed, have come at a time when technological and environmental changes are once again causing the library community to rethink the future of bibliographic control, including the MARC 21 communication formats.” en verder nog: “We will consider MARC 21, in which billions of records are presently encoded, as well as other initiatives.” — wat zoveel betekent als dat het zelfs mogelijk is dat MARC volledig verlaten wordt. In ons taalgebied is er vooralsnog weinig animo om bijv. de Regels voor titelbeschrijving te updaten. De bekende gele, oranje, blauwe, groene,… A4-boekjes van FOBID gelden bij bibliotheekopleidingen soms nog als basisdocumenten, terwijl ze al twee tot drie decennia oud zijn en steunen op teksten die de IFLA al lang als achterhaald beschouwt. We stellen vast dat in de praktijk iedereen zowat zijn eigen weg zoekt; men kan immers niet terugvallen op een overkoepelende catalografiebijbel zoals de AACR of RAK. Nochtans zijn er ook bij ons succesvolle toepassingen van bijv. FRBR. Het beste voorbeeld daarvan is waarschijnlijk de Open-Vlacc-catalogus.
Kort en krachtig, maar … Zoals al aangegeven zijn de Paris Principles weliswaar kort en krachtig geformuleerd, maar behoeven ze dus blijkbaar ellenlange besprekingen en uitleg voor de praktijk. We moeten ons de vraag stellen, zeker ook met het oog op
het lot dat de op FRBR gebaseerde opvolger zal beschoren zijn, of de principes de praktijk effectief ten goede komen. We kunnen deze vraag in dit bestek wel stellen maar niet echt beantwoorden, omdat we ons op andere terreinen zoals MARC-catalografie moeten wagen. Laat ons even kijken naar het gebruik van het MARC-formaat, toch een standaard die expliciet op de principes (via AACR) is afgestemd, in een omgeving waarmee de auteurs in hun projecten van de afgelopen jaren geconfronteerd werden: die van de catalografie in universiteitsbibliotheken in het Zuiden. Door het gebruik van het M A R C- fo r m a at ( m e e st a l MARC21, de Library of Congress variant dus) worden de bibliothecarissen in de ontwikkelingslanden impliciet ook geconfronteerd met de onderliggende Paris Principles. Het MARC-formaat blijft een realiteit, al was het maar omdat de ‘betere’ bibliotheeksoftwarepakketten dit formaat (en dan meestal geen andere) implementeren. Het betekent voor de bibliotheken in het Zuiden ook een zeer dankbaar aangegrepen mogelijkheid om via ‘shared cataloging’ (en het Z39.50 protocol) snel en gratis (gegeven een voldoende performante internetconnectie) goede bibliografische records op te nemen in de eigen catalogus. Dikwijls zijn de regels, gebaseerd op de Paris Principles, AACR en MARC21 moeilijk te vatten en te complex om zelf goede beschrijvingen aan te maken, maar dan biedt het kopiëren van bijv. Library of Congress records een uitweg. Op die manier gaan de bibliothecarissen dan weer wel de eigenlijke principes uit de weg. Nochtans hebben ze — dikwijls via de Britse of Franse kolonisator — elementen ervan in hun professionele opleiding gekregen, juist omdat de regels en bibliografische normen al lang meegaan en relatief weinig meegegroeid zijn met de automatisering. De opgelegde
artikel
in velden opgedeelde struc- tijdperk waarin informatiegebruikers (enkel nog ?) gewend turen, met onderscheid dus tussen hoofdingang en zijn aan de rechttoe rechtaan benadering van Google, een secundaire ingangen, tussen technologie die enkel mogelijk corporatieve en individuele is door de enorme vlucht van auteurs, in extreme gevallen zelfs tussen eigenlijke en ver- de geautomatiseerde docutaalde titel (bijv. in omgevin- mentaire informatieverwerking, die bovendien principes gen waar een andere taal en script zoals in Ethiopië worden als ‘hoofdingangen’ irrelevant gebruikt), blijken dikwijls een maakt, maakt de catalogra- zal het wellicht nog lang duren struikelblok. De eigen opge- fie een enorme crisis door, is eer de grote op til staande stelde beschrijvingen zijn dan ze in vele gevallen niet langer veranderingen overal merkook vaak van een duidelijk ‘haalbaar’ (noch technisch, baar zijn. Pas als het zover is andere kwaliteit dan de over- noch economisch) terwijl het dat zowel ISBD als MARC (of in feite ‘parels voor de zwij- zijn vervanger) en de natiogenomen records. Daarbij komen nog andere proble- nen zijn’: de gebruiker heeft nale codes volledig aangepast zijn aan FRBR en de principes men zoals die m.b.t. de inhou- er toch geen boodschap aan. van 2009, zullen we definitief delijke ontsluiting. Zo ‘dwingt’ de Z39.50-praktijk van het Het valt overigens te betwijfe- kunnen inschatten hoelang de len of met FRBR deze situatie afspraken die in oktober 1961 kopiëren tot overname van LCC-classificatie-codes ter- zal verbeteren. Wat moet een gemaakt werden de catalograwijl andere classificatiecodes ondergekwalificeerde catalo- fie bepaald hebben. — met minder Amerikaanse graaf in een Afrikaanse univerbias — lang niet altijd aanwe- siteitsbibliotheek, die nauwezig zijn in de MARC-records. lijks wetenschappelijk Engels begrijpt, met het soms subHoewel de Paris Principles ruimte lieten voor interpreta- tiele onderscheid tussen werk, tie, zijn zij het niet zozeer die expressie, manifestatie en de problemen creëren maar exemplaar? Deze en andere wel de integratie ervan in com- bedenkingen vormen overiplexe regelgevingen als MARC gens al langer voorwerp van en AACR. Ook de op MARC- debat in de literatuur over het gebaseerde softwarepakket- bibliografisch vakgebied als kunde maar ook dikwijls als ten, die al problemen genoeg hebben om de vele MARC- ‘kunst’. elementen te ondersteunen (in de ABCD-software bijv. zijn er RIP Paris Principles? voor de volledige implemen- Officieel werden de Paris tatie van de MARC-standaard Principles dus in 2009 dood zomaar eventjes 131 hulpta- verklaard. Maar ze zijn vaak bellen opgenomen voor de nog springlevend in de dageondersteuning van de MARC- lijkse praktijk, niet het minst invoer, en dit te vermenigvul- doordat ze zo sterk in MARC digen met het aantal talen ingebakken zijn en zolang waarin de software wordt aangeboden) geven vervolgens onvoldoende ondersteuning “Officieel werden de Paris Principles om twijfelgevallen afdoende dus in 2009 dood verklaard. Maar op te lossen. Afgezien nog ze zijn vaak nog springlevend in de van de afhankelijkheidsver- dagelijkse praktijk.” hogende rol die het noodgedwongen gebruik van Z39.50 MARC in zijn huidige vorm catalografie met zich brengt standhoudt, werken de Paris — het tegenovergestelde dus Principles nog door. Dat kan van wat dikwijls als ontwikke- nog wel eventjes duren. Ter lings-ideaal wordt voorgehou- illustratie: In 2008 wijzigde den — moeten we vaststellen LC het reeksveld; toch zijn er dat het academisch gedachte- nog veel MARC-catalogi en goed inzake catalografie zoals bibliotheeksoftwarepakketin de Paris Principles voorge- ten waar veld 440 gebruikt steld voor de haalbaarheid van wordt terwijl het nu officieel de praktijk ernstige problemen 490 zou moeten zijn. Als het stelt, zeker in een doorgedre- al jaren duurt voor zo’n kleine ven vorm als MARC. In een wijziging gerealiseerd is, dan
META 2011 | 8 |
23
signalement
2 4 | META 2011 | 8
signalement
Verhuis bibliotheek en archief KMSKA
Foto's p. 24: Ingrid De Pourcq en en Sabine De Wolf Foto's p. 25: Wenke Mast
Na de sluiting van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen in oktober 2010 verhuisde de hele BackOffice in september naar een nieuwe locatie achter het Centraal Station, in het Anna Bijnsgebouw van de Vlaamse overheid. Ook de bibliotheek- en archiefcollecties van het museum moesten na 60 jaar hun vaste stek in het museumgebouw verlaten. Het gros van de boeken en tijdschriften kon terecht in een depot van het FelixArchief, terwijl het museumarchief in een magazijn van de Vlaamse overheid werd gestockeerd. Begin oktober werd de leeszaal voor het publiek heropend op het Kievitplein (Lange Kievitstraat 137, 2018 Antwerpen). Daar zijn onderzoekers, studenten en andere kunstliefhebbers nu opnieuw welkom voor raadpleging van de gespecialiseerde documentaire collecties van het museum. Verwacht wordt dat de renovatie van het museum tot 2018 zal duren en dat bib en archief zeker tot die tijd op hun nieuwe locatie gehuisvest zullen blijven. > www.kmska.be
META 2011 | 8 |
25
etalage
Sectie Archivering en Historiografie van de Belgische Senaat Hermione L’Amiral
De sectie Archivering en Historiografie heeft tot doel de geschiedenis van de Senaat te documenteren en bekend te maken door medewerking aan publicaties, activiteiten en het toegankelijk maken van archiefbronnen. In die context beheert de sectie het historische en het administratieve archief van de Senaat. META kreeg een rondleiding in het archief. Wat is de geschiedenis van jullie team? Ons team (een archivaris, twee documentalisten en een secretariaatsmedewerkster) is gegroeid rond het archief van de Senaat. In 2006 werd de dienst Algemene Zaken gereorganiseerd. Het archief — waarvan de meest bekendste reeks de biografische dossiers van de senatoren is — werd ondergebracht in een eigen sectie ‘Archivering en Historiografie’. Doordat het archief van de Senaat als een opzichzelfstaand geheel werd beschouwd, kon gestart worden met een geïntegreerd archiefbeheer volgens de filosofie van het Lifecycleconcept, wat betekent dat archiefbeheer al start bij het ontstaan van het document. Wat maakt jullie als team uniek? Het unieke archief van de Senaat is erg verbonden met de instelling zelf en draagt er ook de sporen van. Je vindt
er documenten uit de tijd van het jonge België. Elke dag leren we nog bij over het functioneren van de Senaat doorheen de voorbije 180 jaar. Je kan als het ware zwart op wit zien hoe rechtsprocedures evolueren, hoe tradities ontstaan, hoe de organisatie zich telkens weer aanpast. En aangezien het om een levende administratie gaat, word je ook geconfronteerd met alle uitdagingen omtrent duurzaam elektronisch archief. Elk teamlid brengt hierbij zijn eigen achtergrond in. Dat gaat van gedegen kennis van de (politieke) geschiedenis van de Senaat, over het metier van bibliotheek- en boekbeheer, tot archivistische beroepservaring. Die verschillende expertises vormen onmiskenbaar een meerwaarde. Gedurende de voorbije jaren hebben we alle drie geleerd het archief door de ogen van de collega’s te zien
V.l.n.r.: Jacqueline De Filette, secretariaatsmedewerkster, Patrick Germeau, documentalist, Hermione L’Amiral, archivaris en Valérie Lemaire, documentaliste. Foto: Katrijn Gonnissen.
2 6 | META 2011 | 8
en dat werkt verruimend. Niet alleen groeide onze verwondering om dit veelzijdige archief, maar ook de gebruikte archieftechnieken werden verrijkt tot een archiefbeheer op maat van de Senaat. Op welke verwezenlijking zijn jullie fier? Op het verloop van de voorbije vijf jaar. Doordat ons team zich exclusief kan wijden aan het archief, werd een geïntegreerd archiefbeheer mogelijk. Dat begint nu zijn vruchten af te werpen. We weten welk materiaal we in huis hebben, er zijn archiefprocedures die gecommuniceerd worden aan de archiefvormende administratie, de materiële archiefbewaring wordt nauwgezet gevolgd, de administratie begint meer en meer zijn weg te kennen voor archiefadvies. Ook op het gebied van elektronische archivering beweegt er wat: Binnen de wetgevende diensten is een pilootproject digitale archivering gestart. Die evolutie wordt gedragen door een goede sfeer. De openheid van alle teamleden om zich telkens opnieuw te laten verrassen door het archief van de Senaat, werkt aanstekelijk. We geven onze liefde voor archief graag door. Regelmatig sturen onderzoekers een tevreden mailtje na hun bezoek. Welke ambitie willen jullie als team verwezenlijken? De Senaat staat voor een grote hervorming. Uiteraard is het onze ambitie om het eigen archief tijdens de overgangsperiode intact te houden en aandacht te hebben voor de documenten die morgen nog gecreëerd moeten worden. Eigenlijk moet je een beetje in de toekomst proberen te kijken om in te schatten welke richting de toekomstige archiefproductie uit zal gaan. Los daarvan willen we de biografische basisgegevens van de senatoren vanaf 1830 online ter beschikking stellen. Daarnaast is de oprichting van een stuurgroep ‘Digitaal Archief’ binnen de administratie van de Senaat nakend. Dan kan ook voor het elektronische archief een geïntegreerd beleid uitgedokterd worden.
inzet
Paul Gervoyse:
We staan voor heel wat uitdagingen Hoe lang ben je al actief binnen de VVBAD? Ik ben toch wel al 20 jaar actief binnen de vereniging Wat was je motivatie om lid te worden? Ik ben heel vroeg lid geworden. Zo’n 30 jaar geleden denk ik. De motivatie was om mee te zijn met de nieuwste ontwikkelingen en om voeling te blijven hebben met de bibliotheken en de collega’s. Op welke vlakken ben je nu actief? Vanuit de werkgroep Personeel ben ik nu actief binnen de sectie Openbare Bibliotheken. Wat haal je er voor jezelf uit, zowel persoonlijk als professioneel? De contacten met collega's en de uitwisseling van kennis en ervaring vind ik het belangrijkst. Het is persoonlijk verrijkend om zoveel mensen en evenveel meningen te leren kennen.
“Er is zo veel veranderd in de voorbije 20 jaar dat nieuwe frisse ideeën een welkome inbreng betekenen.“ In deze rubriek brengen we eerbetoon aan een bijzonder lid binnen de VVBAD. Paul Gervoyse koos oorspronkelijk voor een artistieke opleiding, maar viel voor het boekenvak bij toeval. Hij is bibliothecaris van bibliotheek-infopunt Oostkamp. In de jaren zeventig nam hij als één van de eersten initiatief om artistieke, culturele en leesbevorderende activiteiten in de bibliotheek te organiseren. Hij hield in 2002 een pleidooi voor een radicale vernieuwing van het
Wat heb je al kunnen verwezenlijken? Op welke verwezenlijkingen ben je trots? De aandacht voor het personeel. De VVBAD behartigt de belangen van de sector. Dit zijn de belangen van de leden van de vereniging, zij die dagdagelijks werkzaam zijn in de bibliotheek. Binnen de werkgroep Personeel zijn de voorbije 20 jaar heel wat aanbevelingen en adviezen geformuleerd. Zowel gemeenten, provincies als de Vlaamse Administratie werden bij de onderhandelingen betrokken. Het statuut van het bibliotheekpersoneel werd en wordt nauwkeurig opgevolgd en bewaakt. Het blijft heel moeilijk om specifieke eisen af te dwingen voor bibliotheekpersoneel. Als de decreetgever eens echt rekening hield met de specificiteit van het beroep, dan ben ik daar heel gelukkig om geweest.
bibliotheekconcept. Dit leidde met de steun van een aantal vooruitstrevende collega’s en van de provincie West-Vlaanderen (WINOB) tot de omslag van een aanbodsgerichte naar een vraaggerichte bibliotheek. Paul houdt van kunst beleven, natuur, spiritualiteit en lezen.
Hoe heb je de vereniging zien evolueren? Ik ben lid geworden in de periode dat Marc Storms zijn intrede deed als stafmedewerker. Toen heb ik de vereniging heel snel zien veranderen. Zowel
de organisatie, de promotie en de tijdschriften werden veel professioneler aangepakt. Vanaf toen werd de Bibliotheekweek een begrip en werd ze door deskundige collega’s voorbereid en uitgewerkt. Veel acties en studiedagen gaven toen een nieuw professioneel gezicht aan de bibliotheeksector. Wat heeft de vereniging volgens jou al kunnen verwezenlijken? De VVBAD heeft zich altijd ingezet om de belangen van het personeel te behartigen. Er werden heel wat doorgroeimogelijkheden bekomen met de invoering van het nieuwe gemeentelijk personeelsstatuut. Het systeem van de zaterdag- en zondagcompensaties of de -vergoedingen werd door de VVBAD ten gunste van alle bibliotheken geëist. Verder ook de gunstmaatregel dat de specifieke opleiding als vorming geldt bij de eerste evaluatie en de invoering van de inschaling of bevordering van de helft van het personeel op leidinggevend niveau. Hoe hoop je dat de vereniging zelf zal evolueren in de toekomst? We staan voor heel wat uitdagingen. Er is een voortdurende schaalvergroting aan de gang. De takenpakketten en de competenties van het personeel zijn momenteel flink aan het evolueren. Een beroepsorganisatie is er dus meer dan nodig om de belangen van de bibliotheken en hun personeel te blijven verdedigen. De sector is niet zo groot en heeft nood aan een stuwende en sturende organisatie. Wat raad je jonge mensen aan die zich willen engageren in de vereniging? Dat ze aan het overleg zouden deelnemen. De inbreng van jonge collega’s is meer dan nodig. We kunnen niet blijven verder werken met systemen van pakweg 25 jaar geleden. Soms moeten we de dingen loslaten en resoluut voor vernieuwing kiezen. Er is zo veel veranderd in de voorbije 20 jaar dat nieuwe frisse ideeën een welkome inbreng betekenen.
META 2011 | 8 |
27
Over de grens
LIBER, het Europese netwerk van wetenschappelijke bibliotheken Directeur Wouter Schallier aan het woord
Wat is de opdracht van LIBER? LIBER (Association of European Research Libraries) is het grootste Europese netwerk van wetenschappelijke bibliotheken. We tellen momenteel 425 leden in meer dan 40 landen. Het zijn universiteits-, hogeschool- en nationale bibliotheken maar ook documentatiecentra en bibliotheken uit de privésector. Elke bibliotheek die diensten verleent aan onderzoek(ers) kan in principe lid worden. Onze opdracht is om de belangen van wetenschappelijke bibliotheken te behartigen op Europees niveau. Onderwerpen als Open Access, e-science, open data, auteursrecht, digitalisering, Europeana, (digitale) preservatie, erfgoedcollecties, kwaliteit van dienstverlening, opleiding van bibliothecarissen, ruimteplanning vragen immers om een gezamenlijke Europese aanpak. LIBER heeft zijn kantoren in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. We stellen momenteel drie mensen tewerk. In 2012 komt hier nog iemand bij. Hoe vullen jullie die opdracht in? Jaarlijks organiseren wij de LIBERconferentie. Dit jaar was de 40e editie in Barcelona (http://bibliotecnica.upc.edu/ LIBER2011/). Er waren meer dan 400 bibliothecarissen uit 36 landen. Ondanks een sterke toename van het aantal deelnemers, willen we onze conferentie relatief kleinschalig houden om uitwisseling en contacten tussen de deelnemers te bevorderen. In juni 2012 komen we samen in Tartu, Estland. Naast onze jaarlijkse conferentie organiseren onze Stuurgroepen ook activiteiten zoals de LIBER-EBLIDA Digitisation Workshop en de seminaries van de Architecture Expert Group. LIBER is ook actief op het vlak van EU-projecten (http://www.libereurope.eu/ liber-participation-eu-projects). Wij kiezen projecten die van strategisch belang zijn voor wetenschappelijke bibliotheken en waarin ook een of meerdere van onze leden een belangrijke rol kunnen spelen. 2 8 | META 2011 | 8
Wij zorgen er voor dat we telkens een mix hebben van bibliotheken met veel en weinig ervaring in EU-projecten, en bij voorkeur ook uit verschillende landen. Dit brengt mij bij een activiteit die in toenemende mate belangrijk is voor LIBER: lobbyen bij de EU. Bibliotheken slagen er niet altijd in om hun boodschap aan de buitenwereld, en in het bijzonder aan de Europese politici, kenbaar te maken. Dat willen we veranderen. Daarom heeft LIBER de laatste jaren veel geïnvesteerd in het onderhouden van contacten met de Europese Commissie en het Europees Parlement. LIBER heeft ondertussen een sterke positie verworven als vertegenwoordiger van de Europese wetenschappelijke bibliotheken en neemt vanuit die positie deel aan de actuele debatten (http://www.libereurope.eu/lobbying). Recent hebben verschillende organisaties uit de bibliotheek- en culturele sector de handen in elkaar geslagen om, onder leiding van LIBER, die lobby-activiteiten voor bibliotheken (niet alleen wetenschappelijke bibliotheken) verder te professionaliseren. Concreet zijn in september twee consultants met ruime ervaring in auteursrecht en EU-lobbying van start
Onder invloed van de grote veranderingen in het informatielandschap en de huidige economische crisis, wordt de positie van bibliotheken in vele landen grondig herbekeken en zelfs in vraag gesteld. Door het internet leeft bij velen de overtuiging dat bibliotheken een onnodige tussenstap zijn voor de toegang tot informa-
“We zullen heel moedig moeten zijn en alle traditionele bibliotheekconcepten durven overboord te gooien.” gegaan om de belangen van onze sector te behartigen. Ten slotte publiceren we LIBER Quarterly (http://liber.library. uu.nl/), een Open Access elektronisch tijdschrift waarin papers van LIBERactiviteiten en andere bijdragen worden gepubliceerd. Welke ontwikkelingen en uitdagingen bemerken jullie binnen de sector van wetenschappelijke bibliotheken?
tie. Overigens kampen uitgevers en journalisten met een gelijkaardig probleem. Zowat iedereen kan informatie snel en met grote impact publiceren en verspreiden (Facebook, Twitter, YouTube etc.), dus waarom zouden we nog bibliotheken, journalisten of uitgevers nodig hebben? Door de economische crisis worden die vragen over de toekomst van (wetenschappelijke) bibliotheken alleen maar prangender: Wetenschappelijke instellingen zullen de
over de grens
De 40e LIBER-conferentie vond dit jaar plaats in Barcelona. Foto: Jordi Aguilar - UPC.
komende jaren moeten bezuinigen en er is weinig reden waarom bibliotheken daar zouden aan ontsnappen. Hoe spelen jullie hier op in? Het is belangrijk een ernstig debat over de toekomst van (wetenschappelijke) bibliotheken aan te gaan. Dit debat is een niet te missen opportuniteit. Wel moeten hierbij heel moedig zijn en alle traditionele bibliotheekconcepten durven overboord te gooien: Wat zijn de kerntaken van de wetenschappelijke instelling waar de ‘bibliotheek’ gehuisvest is? Welke rol speelt wetenschappelijke informatie daarin? Welke informatienoden hebben onderzoekers en studenten? Welke uitdagingen stellen zich op informatiegebied? Welke unieke bijdrage kan de ‘bibliotheek’ leveren tot dit alles en met welke partners, binnen en buiten de instelling, kan ze samenwerken? LIBER is volop bezig met het verkennen van mogelijke antwoorden op de uitdagingen van vandaag en morgen in het kader
van o.m. het ODU project (http://www.alliancepermanentaccess.org/index.php/current-projects/ode/), de LERU Roadmap Towards Open Access (http://www.leru. org/files/publications/LERU_AP8_Open_ Access.pdf) en Europeana Libraries (http:// www.europeana-libraries.eu).
Open Access, digitalisering) en organiseren we samen activiteiten (lobbying en Digitisation Workshop). We zijn alle drie gehuisvest in de KB Den Haag en hebben dan ook maandelijkse bijeenkomsten om initiatieven zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen.
Hoe verhouden jullie zich tot andere internationale organisaties zoals EBLIDA en IFLA? Op vele vlakken zijn wij complementair. EBLIDA en IFLA richten zich sterk op openbare bibliotheken, terwijl LIBER enkel voor wetenschappelijke bibliotheken bedoeld is. EBLIDA en IFLA focussen ook op nationale/regionale bibliotheekverenigingen, terwijl de leden van LIBER in eerste instantie (maar niet uitsluitend) individuele bibliotheken zijn. IFLA is dan weer een mondiale organisatie, waar LIBER en EBLIDA zich op Europa richten. Inhoudelijk leggen de drie organisaties dus andere accenten. Maar waar mogelijk formuleren we gezamenlijke statements (met name rond auteursrecht,
En tot de nationale en regionale organisaties, zoals de VVBAD? EU-lobbying heeft weinig effect zonder gelijkaardige inspanningen op nationaal/ regionaal niveau, en omgekeerd. Het is dus essentieel dat LIBER en organisaties zoals de VVBAD, elk op hun niveau, elkaar versterken. Heel concreet kan er volgens mij in de komende maanden verder afgestemd worden op het vlak van orphan works, out of commerce works en digitalisering. Precies met het oog op een verdere professionalisering van de lobbyactiviteiten, wil LIBER een zo volledig mogelijk netwerk uitbouwen van nationale en regionale organisaties. > http://www.libereurope.eu
META 2011 | 8 |
29
Trend
Game-industrie in evolutie: 'the next level' Jürgen Van Lerberghe, OB Kortrijk
Terwijl een groeiend aantal Vlaamse bibliotheken al of niet overweegt om games aan te bieden als volwaardig bibliotheekproduct, bereidt de game-industrie zich voor op ‘the next level’. Een nieuwe generatie spelconsoles wordt vanaf 2012 op de markt geïntroduceerd. Het groeiend aantal populaire en spotgoedkope mobiele games zal ook een steeds grotere invloed uitoefenen op de prijsstelling van de ‘full-priced games’, de verhoudingen tussen game- en hardwareproducenten en zelfs de fysieke dragers van games.
Nintendo incasseert momenteel, naast de dalende omzet, ook groeiende kritiek op de eindeloze vervolgen op bekende franchises, een gebrek aan originele ideeën, zwakke hardware en het onaantrekkelijke online aanbod in vergelijking met de concurrentie. Eerlijk is eerlijk, een gebrek aan creativiteit, originaliteit en innovatie kan ook toegeschreven worden aan andere grote spelers binnen de game-industrie. Helaas zijn deze gebreken extra opvallend bij een bedrijf dat bij zoveel mensen — gamer of niet — een begrip is. Desondanks is het onverstandig om Nintendo nu al af te schrijven. In het verleden verraste het bedrijf de analisten immers keer op keer met verrassende comebacks en grensverleggende, innoverende gameplay.
Microsoft en Sony
2012 belooft interessant te worden voor gamers. Foto: Corey Balazowich (www.coreyann.com).
Nintendo — creatieve comeback of verval? Nintendo, marktleider van de huidige generatie spelconsoles, beet in maart dit jaar alvast de spits af door het lanceren van een nieuwe draagbare console, de 3DS. De portable is de opvolger van de immens populaire Nintendo DS (ca. 150 miljoen verkochte exemplaren) en werd uitgerust met snufjes zoals een 3D-scherm waarbij je geen speciale bril nodig hebt. De verkoop van de 3DS loopt echter niet zo vlot als ‘big N’ had gehoopt. Oorzaken hiervan zijn o.m. een gebrek aan toptitels, de prijs van zowel de games als de console en een déjà-vugevoel. De opvolger van de succesvolle Wii, de Wii U, wordt gelanceerd in 2012 en heeft als centraal concept een gedurfde ‘tablet+controller’. Het toestel werd 3 0 | META 2011 | 8
afgelopen juni echter met enige scepsis onthaald door de gamepers op de grote E3-beurs in Los Angeles. Dit merkte Nintendo vooral aan een scherpe daling van de aandelenkoers. Niettemin staat de Japanse gamereus bekend als risiconemer en innovator. Zo slaagde Nintendo er in om de laatste zes jaar met de Wii de markt te verbreden en het aantal spelers significant te vergroten. Voor Nintendo resulteerde dit alvast in het grootste aantal verkochte spelconsoles van deze generatie hardware en recordwinsten. Grote vraag is echter of het succesverhaal van de Wii en de DS herhaald kan worden en of het grote aantal ‘casual’ of gelegenheidsgamers, momenteel het kernpubliek van de fabrikant, opnieuw zal investeren in een nieuwe, blitse spelconsole.
De twee andere groten in de gamewereld hebben officieel nog geen opvolgers voor de Xbox 360 en de Playstation 3 klaar staan maar de geruchtenmolen draait toch al op volle toeren. In 2012 worden op zijn minst enkele opmerkelijke aankondigen verwacht. Beide consoles zijn inmiddels op kruissnelheid en al enkele jaren aan elkaar gewaagd op vlak van aanbod, techniek, console-exclusieve games en nu zelfs op het gebied van prijs als gevolg van enkele gevoelige prijsdalingen. Opmerkelijk is de (late) inzet van beide fabrikanten op bewegingsgevoelige controllers zoals de Kinect en de Move. Het is echter nog wachten op games die het potentieel van deze manier van spelen benutten. Wel nieuw is Sony’s antwoord op Nintendo’s 3DS: de Playstation Vita. Deze opvolger van de PSP komt in het voorjaar van 2012 op de markt aan een competitieve prijs. De portable is bijzonder krachtig en zit, zoals gebruikelijk bij Sony, boordevol technische snufjes. De markt voor mobiele games is echter sterk veranderd door het aanbod van spotgoedkope en toegankelijke games voor krachtige smartphones en de snel evoluerende Android en IOS-platformen. Hierdoor komen de traditionele, ‘full-priced games’ en hun platformhouders onder druk te staan en heeft de game-industrie geen andere keuze dan te herbronnen en de stap te zetten naar ‘the next level’.
het cijfer / het plan
510 Dit is het aantal studenten dat op dit moment een bibliotheek- of archiefopleiding volgt in Vlaanderen. De meerderheid is ingeschreven voor een bibliotheekopleiding. De master-na-master Archivistiek aan de VUB of de initiatie Archiefkunde aan de bibliotheekschool van Gent worden gevolgd door een kleine 11 procent van de studenten. De provinciale bestuursscholen werden niet bevraagd. Achter die 510 studenten gaat een grote diversiteit schuil. Het zijn zowel studenten die een volledige opleiding volgen, en dus aan het einde van de rit een diploma of certificaat krijgen, als om deeltijders die alleen ingeschreven zijn voor een specifieke module of een bepaald vak. Een groot deel van de studenten is al aan het werk in de sector en volgt de cursussen in opdracht van de werkgever, of aansluitend op het werk. Er zijn er allicht ook heel wat die al een diploma behaalden in een andere studierichting en nu een bibliotheek- of archiefopleiding volgen als aanvulling, of om hun carrière een nieuwe wending te geven. Wat helemaal niemand weet is, of dit aantal voldoende is. De archiefsector is nog in volle ontwikkeling. De gevolgen van het nieuwe Archiefdecreet zullen pas de komende jaren duidelijk worden. In openbare bibliotheken en in hogeschoolbibliotheken gaat binnenkort een hele generatie met pensioen. Ze zullen allicht niet allemaal vervangen worden en zeker niet allemaal door mensen met een vaktechnisch diploma. Is de instroom aan nieuwe bibliothecarissen en archivarissen groot genoeg? Het blijft een open vraag. Het cijfer is daarmee deze keer een vraag. Een vraag naar meer onderzoek. Naar het profiel van de student, maar vooral ook naar de evolutie van de arbeidsmarkt. Jobat plaatste ‘bibliothecaris’ een tijdje geleden in de top tien van bedreigde beroepen. Terecht? Studenten die een bibliotheek- of archiefopleiding volgen, lijken momenteel nog gemakkelijk werk te vinden. Hoog tijd dat iemand berekent wat we mogen verwachten.
Probat
Op weg naar een Provinciaal digitaal archiefnetwerk
De Provinciale Archiefdienst West-Vlaanderen werkt al bijna 15 jaar met een geautomatiseerd archiefbeheersysteem: van 1997 tot 2003 met het programma ‘Dulle Griet’ van de Stad Gent en sinds 2003 met de zelf ontwikkelde Access-toepassing ‘Probat’ (= Provinciaal Beheerprogramma voor Archieftoepassingen). In het kader van de Provinciale archiefsubsidiëring, -ondersteuning en -begeleiding werd Probat vanaf 2005 gratis ter beschikking gesteld van de lokale archiefdiensten. Eerst werd het programma verspreid onder de door de Provincie gesubsidieerde archiefdiensten, later onder alle lokale besturen die voldoen aan enkele welomschreven contractuele voorwaarden. Sinds 2005 ondertekenden 26 lokale besturen een ‘overeenkomst omtrent het gebruik van Probat’. Met het oog op meer efficiëntie, gebruiksvriendelijkheid en een vlotte uitwisseling van gegevens besliste de Deputatie in 2009 Probat om te vormen tot een webapplicatie en daarbij rekening te houden met de actuele archiefstandaarden. De Provinciale Archiefdienst wil op die manier bijdragen tot de automatisering van de archiefsector in West-Vlaanderen, de uitbouw van een digitaal archiefnetwerk en de uniformisering van de interne werkprocessen bij de West-Vlaamse lokale archiefdiensten. In 2010 zijn de gegevens van de Provinciale Archiefdienst opgenomen in de centrale databank. Er is een handleiding opgemaakt en de overeenkomsten met de lokale besturen zijn geactualiseerd. In de loop van 2011 en 2012 zullen stap voor stap de data van de overige Probat-gebruikers aan de centrale databank toegevoegd worden. Aan de Web OPAC wordt momenteel de laatste hand gelegd. De archiefgebruiker zal van thuis uit kunnen zoeken in een steeds groeiend aantal archiefbeschrijvingen en zijn archiefbezoek(en) nauwkeurig kunnen voorbereiden. Als alles volgens plan verloopt moet de website online gaan in november 2011. Daarmee stopt het Probat-verhaal niet. Het is belangrijk om voldoende in te spelen op de (nieuwe) noden van de archivarissen en van de onderzoekers of leeszaalbezoekers. De ‘Gebruikersgroep Probat’ zal daarbij een belangrijke rol spelen. In deze groep kunnen de gebruikers concrete voorstellen tot aanpassing of bijwerking van het programma aanbrengen. De voorstellen worden er geëvalueerd en indien relevant door de technische werkgroep uitgewerkt en geïmplementeerd. Het online gaan van de Probat-website zal ruim gecommuniceerd worden. De digitale ‘Archiefbrief Provincie WestVlaanderen’ brengt ook steeds een stand van zaken over de ontwikkelingen van het project. Isabelle Verheire, Provinciaal archiefconsulente West-Vlaanderen en
Bruno Vermeeren
Johan Vannieuwenhuyse, Provinciaal archivaris West-Vlaanderen
META 2011 | 8 |
31
essay
Games en bibliotheken, een symbolisch dossier Stefaan Froyman, WINOB
Drie jaar na de studiedag van WINOB (WestVlaams Informatienetwerk van Openbare Bibliotheken) over games en bibliotheken blijft deze combinatie van termen voor twijfel, discussie en opspraak zorgen. Passen games nu echt niet binnen een bibliotheekcontext of schuilt er een andere reden achter deze moeilijke adaptatie? Dit essay somt chronologisch op wat er sinds de studiedag gebeurde op het vlak van games en bibliotheken. Zo komen we tot de vaststelling dat deze nog steeds uitdijende cultuurvorm het zo moeilijk heeft binnen de bibliotheken omdat hij op meer dan één vlak een grote symbolische waarde gekregen heeft voor de sector. Games zorgen bijvoorbeeld voor interne evaluaties van doelstellingen van een bibliotheek. Games zorgen voor (meer) animo en vereisen intensieve begeleiding. Games confronteren de medewerkers met hun eigen kennis en aanpassingsvermogen. En bovenal, games zijn pure digitale media en confronteren een traditioneel overheidsinstituut met hedendaagse big business. Maar we storten ons bij deze opsomming niet zomaar in het defaitisme en getuigen graag over de prille stappen die het unieke WINOB-project ‘Start to Game in de Bib’ heeft gezet. Bij deze evaluatie geen gepoch maar eerlijke communicatie over vallen en opstaan, over vertwijfeling en verbetenheid, waar anderen zich in kunnen herkennen of zich op kunnen baseren om zelf aan de slag te gaan. Kijken we naast deze inspanningen naar de toekomst dan weten we nu al dat fysieke cultuurdragers sterk geflankeerd zullen worden door hun digitale varianten. The Cloud en streaming zorgen voor online cultuurplatformen waarbij de burger zelf kiest hoe diep hij in de geldbuidel tast om zichzelf van de nodige ontspanning en informatie te voorzien. Personificatie, realisme en community’s zijn sleutelbegrippen bij deze nieuwe distributievormen en moeten ervoor zorgen dat de grote spelers hun marktaandeel kunnen verzilveren en de klant nog sterker kunnen binden. De afhankelijkheid van de klant aan zijn leverancier stijgt navenant met de nodige (negatieve) gevolgen vandien. Als dit allemaal je iets te veel wordt, vrees dan niet, want net deze commerciële en gemarketeerde benaderingen kunnen voor onze sector nieuwe kansen vormen. Met de basismissie van de bibliotheken in het achterhoofd moeten we echter wel keuzes maken en middelen consolideren om te evolueren tot een voor iedereen vrij toegankelijk kenniscentrum. In dat kenniscentrum vloeit de catalogus van fysieke werken moeiteloos over in de ontsluiting van interessante digitale items op internet. Meestal als gids maar misschien ook steeds meer als contentleverancier en gatekeeper. Daarom moeten bibliotheken ambitieus blijven en sterk inzetten op de digitale evolutie, niet ten koste, maar ter verrijking van fysieke collecties. Wie het echt moeilijk heeft met deze digitale aanpassing en wil terugplooien op leesbevordering en boekmaterialen legt zich neer bij een beperkte rol voor de bibliotheek van morgen met een uitgesproken erfgoedkarakter. 3 2 | META 2011 | 8
Hoe pakken we dit concreet aan wat games betreft? Maken we van onze bibliotheken gamecenters en laten we zelf serious games ontwikkelen om aan scholen aan te bieden? Dat kan maar is nogal kort door de bocht omdat het nergens aan vast hangt en te fragmentair is. Dergelijke ongenuanceerde voorstellen kunnen enkel beantwoord worden met de quote van Gene Tan, President of the Library Association of Singapore, in een interview voor This week in Libraries van de Shanachies; “putting games in libraries is lazy librarianship.” We moeten geen games binnenhalen om er bij te horen, we moeten iets betekenen, een referentiepunt zijn voor advies en kwaliteit. Als we verder willen nadenken over games in bibliotheken moeten we aandachtig analyseren hoe de gamewereld evolueert. Welke zaken zijn hypes en wat zijn de blijvers? Wat zijn de noden op het vlak van games en waar kunnen we als bibliotheek een tegengewicht bieden op het vlak van kwaliteit en variëteit? Afhankelijk van deze zaken kunnen we vervolgens inzetten op een gestaag groeiend centraal platform met (waarom niet) contentverwerving en informatieve acties rond gaming. Maar zo’n plan kan pas slagen als we op de achtergrond zowel medewerkers, bezoekers als beleidsmensen sensibiliseren over de noodzaak van openbaarheid van digitale informatie, educatie en ontspanning. De verworven rechten uit het verleden moeten hedendaagse varianten krijgen. Pas dan kunnen we als bibliotheek verder garant staan voor pluralisme, kwaliteit en beschikbaarheid van een gevarieerd digitaal aanbod. Let the games begin!
KOUDE DOUCHE Het verhaal begint bij de studiedag van WINOB. Door interessante lezingen vanuit verschillende invalshoeken evolueerde de studiedag in een positief aanvaardingsproces van games als een medium met potentieel voor bibliotheken. Op het einde van de dag volgde voor de aanwezigen echter een koude douche. Daar werd toegelicht dat games beschouwd worden als software en bijgevolg onder die wetgeving vallen. Concreet betekent dit dat games niet uitgeleend mogen worden zonder expliciete toestemming van de leveranciers. Met andere woorden voor bibliotheken: collectievorming kan, maar dan mag enkel gekozen worden uit die games waar de leveranciers toelating voor geven. Geen vrije keuze van aanbod meer en plots werd de unieke positie van bibliotheken onder het systeem van leenrecht duidelijk. Stel je voor dat uitgevers van boeken, muziek of film een zelfde invalshoek zouden bepleiten. Dan wordt geraakt aan het basisprincipe van de bibliotheek als democratische toegangspoort tot informatie en cultuur. Bibliotheken bleven na de studiedag een hele tijd in het duister tasten of games al dan niet mochten aangeboden worden en wisten niet goed hoe om te springen met reeds beschikbare of recent aangekochte titels. Na de communicatie over de regel van expliciete toelating van de leveranciers, volgde er een gedoogbeleid voor reeds aanwezige exemplaren. Ondertussen vond er in de kantoren van de VVBAD een overleg plaats tussen BEA (Belgian Entertainment Association) en vertegenwoordigers van de openbare bibliotheeksector (VVBAD, Bibnet, provincies en bibliotheken). Het resultaat was een slag in het water. Ondanks argumentaties dat
essay
“Daarom moeten bibliotheken ambitieus blijven en sterk inzetten op de digitale evolutie, niet ten koste, maar ter verrijking van fysieke collecties.”
bibliotheken open toegang moeten kunnen bieden om gebruikers kennis te laten maken met games in al hun vormen week de belangenorganisatie geen millimeter. Wel werd het voorstel van een lijst met toegelaten games naar voor geschoven als alternatief, het opstellen ervan zou zelfs in overleg gebeuren met de collega’s van de Nederlandse openbare bibliotheeksector. Maar deze bron droogde snel op omdat er ook in Nederland onduidelijk bleef heersen over games in bibliotheken. Om de impasse te doorbreken werd door Bibnet een lijst opgesteld en later door het Bibliografisch Centrum ook de nodige regelgeving voorzien. Al gauw kwamen opmerkingen over het beperkte aanbod en het ontbreken van een aantal populaire en degelijke titels. Daar kwam nog bij dat het niet eenvoudig was om een systeem op te zetten om deze lijsten te actualiseren. Op de achtergrond bleef de sector wel met BEA in gesprek en zo kwamen de verschillende partijen tot een akkoord dat de princiepskwestie juridisch moest voorgelegd worden aan een rechtbank. De bibliotheek van Kortrijk was bereid om hier voor de sector op te treden. De uitspraak over deze materie wordt al een tijdje verwacht maar is helaas enkele keren verdaagd. De deadline staat bij het schrijven van dit artikel op 2 november. De uitspraak kan grote gevolgen hebben voor de toekomst van de digitale en fysieke bibliotheek. Niet alleen rond het aanbieden van games maar ook omdat duidelijk werd dat BEA ook het kosteloos ter beschikking stellen van game-infrastructuur in vraag wil stellen. Wat als BEA recht haalt en games in de bibliotheekcontext als software bekeken worden? Hoe moet het dan verder met toestemming over de puur digitale content als e-books? Zullen games daar als precedent bekeken worden en zal er ook toelating van de uitgever nodig zijn? Dit is maar één van de redenen voor de keuze van de titel: ‘Games en bibliotheken, een symbolisch dossier’. Naast het overleg en bovenstaand parcours met onderhandelingen bleef WINOB (samen met een aantal gameminnende bibliotheken) niet bij de pakken zitten. Uit de studiedag bleek dat er wel degelijk interesse was voor games maar dat bibliotheken vooral op zoek zijn naar een manier om er op in te zetten. Omdat de weg via het aanbieden van fysieke games gehypothekeerd is, zocht WINOB een andere invalshoek. Na een ruime bevraging om na te gaan of de bibliotheken geïnteresseerd waren om consoles en schermen te kunnen huren via de Provincie ontstond het project ‘Start to Game in de Bib’. Het project was ruimer dan het puur aanbieden en voorzag op vraag van de bibliotheken ook in begeleiding. De inhoudelijke doelstelling was om de bibliotheek te profileren als een plaats van educatie, ontspanning en ontmoeting en dit via de koppeling van bibliotheken aan games. Concreet resulteert dit in informatie en educatie over games, zelf ter plaatse games uitproberen en mensen samen brengen om te gamen. Games in de bib halen sluit aan op de andere aanwezige cultuurvormen en illustreert dat bibliotheken niet stilstaan maar mee evolueren met de maatschappij en nieuwe technologieën omarmen om hun boodschap kenbaar te maken.
BELANGRIJKE EVOLUTIEs Bij de commerciële games valt een duidelijke tendens te onderscheiden. Er is een verschuiving van het aanbod binnen de vier grote segmenten console, pc, online en mobiel. Het groeipatroon van de eerste twee segmenten daalt in het voordeel van de laatste twee. De consolegames houden zich nog altijd sterk, maar concentreren zich steeds meer op hun online winkel. Of er zelfs nog plaats is voor nieuwe generaties consoles is niet duidelijk. Bij de pc-games zien we dezelfde evolutie richting online beschikbaarheid of uitbreidingen. Het is gewoon een kwestie van tijd voor televisie zal uitgroeien tot een multimediaplatform dat opgevuld kan worden via abonnementen en applicaties. Hoe snel het allemaal zal lopen is afhankelijk van de adaptatiesnelheid van de consument en het aanbod van hardwareleveranciers. Ondertussen vergroten de online platformen als Steam en Onlive hun marktaandeel en duiken steeds nieuwe concurrenten op. Handheldconsoles krijgen ook sterke concurrentie van de casual games in de appstores. Die worden steeds uitgebreider en visueel aantrekkelijker en zijn voor de fractie van de prijs van een handheldgame beschikbaar. Er zijn dus duidelijk grote verschuivingen en binnen het relatieve nieuwe online segment merken we nieuwe businessmodellen op met speciale aandacht voor micropayments en sequels. We kunnen de evoluties ook meer inhoudelijk gaan bekijken. De marktverbreding zet zich in op verschillende vlakken. De recent grootste beweging merken we bij de social media games en casual games. Door de opkomst van smartphones en sociale media steeg hun marktaandeel exponentieel. Zoals bij elke andere cultuurvorm ontstaan er in het zog van het commercieel aanbod ook steeds bredere circuits rond serious gaming, retro gaming, art gaming en indie gaming. De volwassenwording van games bewijst zich ook in andere evoluties. De koppeling met andere disciplines vertaalt zich in het begrip ‘gamification’ (het gebruik van gameplayprincipes en logica om problemen op te lossen of mensen te motiveren) en games worden zowel ingezet bij fitness, management, onderwijs, gezondheidszorg, … Games zijn al een tijdje veel meer dan wat er in het gemiddeld gamemagazine naar voor geschoven wordt, maar de niet-commerciële segmenten zijn nog volop in evolutie.
Lees verder p. 34
META 2011 | 8 |
33
essay
en er is nog meer aandacht voor evaluatie en opvolging om de drempels bij het personeel weg te werken. Bij de evaluatie van het eerste jaar van het project kwam de symbolische waarde van de combinatie games en bibliotheken sterk naar boven. De aversie van het personeel dat niet vertrouwd is met games en argwanend kijkt hoe dit medium met een niet al te fraaie reputatie hun boekenbiotoop komt binnenvallen. De interesse van (niet exclusief, maar vooral de jongere generatie) bibliotheekmedewerkers die zich in dit project konden vinden en hun collega’s probeerden te overtuigen. Het doorzetten van het project met eigen middelen bij overtuigde bibliotheken of het gebrek eraan door redenen van personeelsgebrek of te weinig interne expertise. Het letterlijk doorbreken van de stilte in bibliotheken. Games en bibliotheken, meer dan eens een symbolisch dossier. De gameroom draagt bij aan de uitstraling van de (zo al zeer mooie) bibliotheek van Oostende.
In de praktijk reisde een jaar lang een grote volledig uitgeruste gameroom (met alle beschikbare gameplatformen) rond in zes pilootbibliotheken en daarbij was een educatief pakket voorzien voor medewerkers en voor doelgroepen. Uit de statistieken bleek dat er 25 procent meisjes of vrouwen gegamed hadden en 75 procent jongens of mannen. Van hen was de helft jonger dan 12 jaar, 35 procent tussen 12 en 21 jaar, 11,6 procent tussen de 21 en 50 jaar en slechts 3,4 procent ouder dan 50 jaar. Samen waren er 677 unieke bezoekers die instonden voor 2257 reservaties van gemiddeld 26 minuten in vijf verschillende bibliotheken. Door de constante evaluatie zorgde het project voor veel en soms verrassende inzichten. De reserveermodule was te hoogdrempelig, het initieel aanbod was niet ideaal, de tussenpanden van de opstelling waren te lang, de (de-)montagetijden waren veel langer dan voorzien, het meubel is met zijn diameter van vijf meter soms te groot voor bepaalde bibliotheken,… Maar er kwamen ook heel leuke zaken naar boven: De gameroom als meubel had uitstraling met een echte gamingsfeer, het promotioneel luik werd bijzonder goed beoordeeld, er ontstond een muziekgroepje via Guitar Hero en een bibliotheekmedewerker verraste alle collega’s bij een sessie met de SingStar-micro. Deze kleine anekdotes leverden heel wat feedback op maar andere negatieve en positieve zaken waren belangrijker. Het feit dat de vorming voor doelgroepen ondanks voldoende promotie niet aansloeg deed ons reflecteren over het aanbieden ervan. Dé moeilijkheid van het project was om de drempelvrees en soms zelfs aversie van het personeel te overwinnen. Veel medewerkers voelen zich ondeskundig op het vlak van gamen wat de integratie van het aanbod sterk bemoeilijkt. Het is cruciaal voor het aanbieden van gamen in de bib dat minstens één medewerker echt ownership en een train-the-trainer rol opneemt. Het is heel moeilijk om beginnende gamers in korte tijd op een comfortniveau te brengen zodat ze zelfzeker bezoekers kunnen helpen. Maar er waren ook positieve vaststellingen: Het concept zelf werd als sterk ervaren door de bibliotheken en kreeg heel wat aandacht. Jongeren hebben duidelijk interesse in dit aanbod en maken er dan ook vlug en graag gebruik van. Sommige bibs zagen zo ook andere jongeren dan ze gewoon zijn en hoewel er veel beweging was, werd dit niet ervaren als overlast (wat uiteraard ook te maken heeft met de opstelling). De eindevaluatie van het project was positief en met alle ervaringen op zak werd besloten om een Level 2 van ‘Start to Game in de Bib’ op te starten met enkele belangrijke accentverschuivingen. Er wordt een reizende flightcase toegevoegd voor kleine bibliotheken, de infoavond wordt vervangen door een gametoernooi B2G (Beste Bib Gamer), de Kinekt en Move komen er bij als besturingen 3 4 | META 2011 | 8
GAMEPLATFORM Hoe kan de bibliotheek hier op inspelen? Het is meteen duidelijk dat het verhaal van fysieke games hier maar beperkt meer in voor komt en dat de toekomst in de digitale wereld ligt. De bibliotheek heeft drie mogelijkheden: een aanbod selecteren en gelegenheid bieden om deze games in de bibliotheek te leren kennen, zorgen voor meer informatie over games met advieslijsten en lezingen door game-experts of het ontwikkelen van een online gameplatform voor de sector. De eerste twee zaken zijn duidelijk en vallen onder de lokale bevoegdheid van de bibliotheek om dit te organiseren. Maar de schaalgrootte en financiële mogelijkheden van bepaalde bibliotheken maken wel snel duidelijk dat dit enkel kan voor middelgrote of grote bibliotheken of door regionale samenwerking. Pas dan kunnen er genoeg middelen vrij gemaakt worden om dit goed aan te pakken en zijn er binnen een voldoende groot en globaal personeelsbestand mogelijkheden om expertise op te bouwen. Opnieuw wordt hier duidelijk dat het onderwerp ‘games en bibliotheken’ globale noden in de sector bloot legt en zo tot een symbooldossier evolueert. Als we ons niet efficiënter en grootschaliger kunnen organiseren zullen we bepalende evoluties missen. Het derde voorstel is duidelijke het meest ambitieuze. Het concept ontstond door het bestuderen van verschillende initiatieven, teksten en rapporten. Het gameplatform moet duidelijk centraal georganiseerd worden en moet gradueel opgebouwd worden. Het moet een duidelijke, aantrekkelijke en betrouwbare ruimte zijn waar je informatie vindt over games en kennis kan maken met inventieve en mooie games. In een tweede fase kan het een ‘publiek testbed’ worden voor de Vlaamse game-opleidingen, een etalage van waardevolle gameprojecten in Vlaanderen of een portfolio van interessante games voor het onderwijs of andere opleidingen. We moeten ons ver houden van de bestaande initiatieven en een verschil durven maken met online spelbibliotheken of commerciële platformen maar de aantrekkelijkheid bewaren. We moeten ons bewegen in het circuit van inventieve game-ontwikkelaars die hun creaties willen spreiden. Het platform mag geen online bibliotheek of catalogus worden, maar moet een gratis staal kunnen bieden van wat games waardevol maakt als cultuurproduct. Om dit te realiseren hebben we kennis van zaken nodig, een slimme aanpak en enkele vaste platformmedewerkers. Het andere deel kan ingevuld worden door crowdsourcing en samenwerking met gameorganisaties. De tijd wordt rijp en de tuning moet nog gebeuren maar met dit voorstel kan een proactieve stap vooruit gezet worden en wachten we niet verder af om te kijken hoe alles aan ons voorbij gaat. Het concept is er, wie wil helpen nadenken om het te verfijnen of de haalbaarheid te toetsen mag zich melden bij de VVBAD. Games en bibliotheken, een symbolisch dossier.
column
Microfobie Eva Simon
Stelt u zich even Karel voor. In september bezoekt Karel een tweedaags congres. Dag 1. Het congres opent plenair. Met aandacht luistert Karel naar de sprekers G., P. en S. “In dit gezelschap hoor ik thuis”, vindt Karel. “Over deze zaken kan ik meepraten.” Maar Karel denkt dat hij niet op kan tegen spraakwatervallen als G., P. en S. Lunchtijd. Met tien broodjes in de hand en een beursbrochure in de lucht, neemt Karel het programma door. De lezing van G. lijkt hem wel wat. Is dat dezelfde G. als vanmorgen? Jawel. Je moet maar durven. Voor Karel is spreken nog altijd zilver en zwijgen goud. Ook al heeft hij die spreuk al lang van de muren van zijn bibliotheek verbannen.
sobere bibliothecarissengarderobe. ‘s Avonds ziet ongeschoren Karel ze allemaal op de receptie: G., P. en S. Hij schudt hun handen, kijkt in zijn glas en praat honderduit over zijn nieuwe website. G., P. en S. krijgen er geen woord tussen. Dag 2. Karel netwerkt zich door het ontbijt en houdt zich klaar voor de voordracht van S. Toch niet weer dezelfde S.? Het is ‘m. Die rederijker heeft vast een cursus welsprekendheid gevolgd. Tweede lezing van de dag. P., die zoetgevooisde vrouw, heeft nóg wat nieuws te melden. Niet dat Karel niets te vertellen heeft. Integendeel. In zijn bibliotheek werken ze met een alternatief bibliotheeksysteem. En de jonge nerd onder zijn medewerkers heeft net een mobiele app ontwikkeld. Niet voor niets hebben ze een Bib Web Award gekregen!
Eva Simon is al tien jaar docent aan de Bibliotheekschool Gent (Initiatie en Graduaat BDI). In 2010 stond ze aan de wieg van de Vlaamse Bib Web Awards. Eva is al jarenlang actief in de VVBAD. Ze was redactielid van Bibliotheek- & archiefgids en nu van META en de Wegwijzer voor bibliotheken & documentatiecentra.
Koffiepauze. Karel slurpt en werpt nogmaals een blik op het programma. Zo Op weg naar huis. Karel zucht. “Verdorie, meteen treedt P. op. Dezelfde P. als van‘k heb veel te weinig tijd gehad om in de ochtend? Zeer zeker. Zie ginds klimt P. het podium al op. “Is niets voor mij”, denkt ’s Namiddags luistert Karel samen met wandelgangen over mijn nieuwe projecKarel. Tegenwoordig nemen ze je abra- honderden collega’s voor de derde keer ten te praten. Bij een volgende editie cadabra gegarandeerd op voor een slide- op deze tweedaagse naar G. “Da’s straf”, toch maar een presentatie indienen. Dan cast of filmen ze je voor een livestream. vindt Karel. “Die staan hier allemaal drie scheer ik me vijf keer, duik mijn gardeDan moet je gladgeschoren zijn en het keer achter de katheder. Wat is onze sec- robe in en spring in blue suede shoes tor klein!” het podium op!” juiste pak aan. Karel heeft maar een
citaat
“Censorship is the tool of those who have the need to hide actualities from themselves and from others. Their fear is only their inability to face what is real, and I can't vent any anger against them. I only feel this appalling sadness."
"Censuur is het instrument voor mensen die de noodzaak voelen om feiten voor zichzelf en anderen te verbergen. Hun angst is niet meer dan hun onvermogen om de realiteit onder ogen te zien. Ik kan niet kwaad zijn op hen, ik voel me alleen maar verschrikkelijk verdrietig."
Charles Bukowski
META 2011 | 8 |
35
de vraag
Kan de collectievorming in uw bibliotheek beter? Paul Wouters, OB Turnhout en Jan Collet, OB Kalmthout
Collectievorming hoe gaat dat nattevingerwerk en ‘ervaring’ en te weieigenlijk in zijn werk? Is er een nig op collectiegebruik en lenersvraag. algemene en aanvaarde visie De introductie van collectiemanagementop collectievorming en is het tools staat dan ook hoog op het verlangtoegestaan daar van af te wij- lijstje. ken? META peilde bij twee bibliothecarissen naar hun “Selectie en aankoop zijn nog te veel ervaring en visie. gebaseerd op nattevingerwerk OB Turnhout en ‘ervaring’ en “De collectievorming in onze bibliotheek veel te weinig op verloopt momenteel nog verre van ide- collectiegebruik en aal. Zichtzendingen vormen vooral voor lenersvraag.”
concepten met dure woorden, maar door eenvoudige uitgangspunten. We besteden veel tijd aan het saneren van de collectie. We willen een kleine maar performante collectie. Jaarlijks wordt de hele collectie onder de loep genomen en wordt er gekeken of een titel genoeg rendeert, in vergelijking met andere titels uit hetzelfde collectieonderdeel. Zo vermijden we ‘dood hout’ op de planken. Maar zo vermijden we ook om appels met peren te vergelijken, want elk collectieonderdeel wordt an sich bekeken. En doordat dit gebeurt door collectieverantwoordelijken met voldoende vakkennis en een pragmatische ingesteldheid, staan we garant voor kwaliteit en vermijden we vervlakking.
non-fictie en jeugd nog steeds de basis voor het aankoopbeleid. Niet erg wanneer Collectiebeleid is ook wieden. Alhoewel deze zendingen zouden gebaseerd zijn op onze collectie de laatste jaren flink is door ons opgegeven criteria, maar jam- teruggesnoeid (door plaatsgebrek en mer genoeg is het grotendeels de keuze lage uitleenfrequenties) valt op dit vlak van de leverancier die de inhoud bepaalt. nog heel wat winst te halen. Nog te vaak Op termijn wil ik de zichtzendingen sterk verdwijnen aanwinsten na één uitleenterugsnoeien en moeten de collectievor- beurt tussen de rijen oudere materialen. mers zich vroeger en via andere kanalen Ik ben overtuigd dat met een kleiner aaninformeren. Aanschafinformatie (AI’s) van bod, beter ontsloten en gepresenteerd, NBD/Biblion is ook al jaren een belang- we betere resultaten kunnen behalen.” rijke informatiebron. De AI’s hebben toch ook een aantal minpunten: de abonne- OB Kalmthout menten zijn duur, de recensies verschij- “Ook in Kalmthout is er een kloof tussen nen laat en ze zijn erg Nederlands getint. wens en werkelijkheid. Uiteraard zouDaarom worden vanaf 2012 de abonne- den we graag aan de slag willen met al menten stopgezet en moeten de collec- die mooie tools die de sector de laatste tievormers andere bronnen aanboren. jaren omarmd heeft, maar andere projecInternet vormt nu reeds een belangrijke ten hadden voorrang, zoals de herinrichinformatiebron en aangevuld met uitge- ting van onze bibliotheek. Onze manier verscatalogi, (online) aankooplijsten van om naar de collectie te kijken is al wel boekhandels en recensies in vakbladen en grondig gewijzigd. Niet door moeilijke pers moet dit voor een vakbekwame collectievormer voldoende materiaal bieden om een aanvaardbare en kwaliteitsvolle selectie te maken.
“Ik huiver voor denkpistes waarbij kleine bibliotheken zoals de onze enkel ‘boeken van de hoogste kwaliteit’ zouden toebedeeld krijgen.”
Uiteindelijk zou ik graag een collectief aankoopplatform van de grond zien komen waarbij via centrale aankoop en verwerking het grootste gedeelte van de collectie via standing orders geleverd wordt. Het door onze bibliotheek opgestarte sprinterproject is hiervan een minimale voorloper. Om op dergelijke manier aan collectievorming te doen, is een degelijk collectiemanagement een conditio sine qua non. En ook daarin schiet onze bibliotheek nu tekort. Selectie en aankoop zijn nog te veel gebaseerd op
Ook ik supporter voor vormen van centraal selecteren, waarmee Bibnet momenteel experimenteert. Het systeem van standing orders moet nog uitgebreid worden. Maar ik huiver voor denkpistes waarbij kleine bibliotheken zoals de onze enkel ‘boeken van de hoogste kwaliteit’ zouden toebedeeld krijgen, zoals te lezen valt in het voorstel van Vlabin voor bestelsuggesties van jeugdboeken. Enkel literaire boeken voor kleine bibliotheken? Dan zijn we terug bij de aanbodgerichte bibliotheek. En wie wil dat nog?”
3 6 | META 2011 | 8
Foto: Birgit Reynders.
Wat heeft saneren met selectie te maken? Door goed te kijken naar titels die het in onze bibliotheek niet goed doen, scherpen we onze blik voor wat we wel nodig hebben. We willen meer dan een ‘goed boek’, we willen een ‘goed boek voor Kalmthout’, titels waar ons publiek op zit te wachten. We willen meer met minder. Met succes blijkt, want onze collectie hoort bij de twintig best gebruikte bibliotheekcollecties, volgens Bibnet (visietekst Collectiebeheer vanuit centraal perspectief).
duurzaam
Atelier Eco-cultuur Tom Cocquyt, Parlementair Informatiecentrum Vlaams Parlement
rol opnemen in een maatschappelijk In 2010 richtte Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur Joke streven naar duurzame ontwikkeling die Schauvliege het Cultuurforum op. Dat zowel sociaal rechtvaardig als ecologisch moest het debat aanzwengelen over hoe duurzaam is? Hoe kan de cultuursector het cultuurbeleid er in 2020 zou moeten samenwerken met andere disciplines én uitzien in Vlaanderen. Voor elke doelstel- met de bestaande transitiebewegingen in ling in haar Beleidsnota Cultuur (2009- Vlaanderen? Er wordt gewerkt rond drie 2014) richtte ze een atelier op met men- doorbraken: sen uit de sector die gevraagd werden om • In 2020 is en werkt de culturele sector C02-bewust en draagt ze dat C02aan die doelstellingen invulling te geven. bewustzijn met overtuiging uit; Het zevende atelier heette 'Eco-cultuur'. • In 2020 is uitwisseling en samenwerking tussen de verschillende subsecEen kleine kern van dat atelier, waarontoren binnen de brede culturele sector der LOCUS, besliste om verder te werken de basis voor culturele acties en activiop de doorbraken en acties die geformuteiten rond transitie naar rechtvaardige leerd werden in de visietekst (http://www. duurzaamheid; ibknet.be/files/2010_adviestekst_eco• In 2020 zijn structurele verbindingen cultuur_def.pdf). met andere sectoren een feit in de Op maandag 21 november vindt een vorm van performante transversale netreflectie- en actiedag plaats in het STUK werken. (Leuven). Hoe kan de cultuursector haar
Kan de VVBAD participeren in de transitiearena van de cultuursector? Misschien zitten er wel mogelijkheden rond: • het installeren van “… een efficiënt systeem van kennisontwikkeling en kennisdeling rond duurzaamheidskwesties”; • het faciliteren van actieve lokale kennisdeling van best practices van kmo’s en particulieren, want “Een groot deel van deze kennis komt overeen met ervaringen in andere sectoren.” 1 Kan de VVBAD als kruispunt en ontmoetingspunt fungeren voor de ‘performante transversale netwerken’
1 Beleidsnota Cultuur 2009-2014, ingediend door mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leef milieu, Natuur en Cultuur (Stuk 192 (2009-2010) - Nr. 1) http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2009-2010/g192-1.pdf
De juiste informatie bij de juiste persoon Adlib Bibliotheek catalogiseert meer dan boeken alleen. Adlib Bibliotheek vormt de kern van een compleet informatieen kenniscentrum. Desgewenst kunt u deze kern uitbouwen met de uitleen-, bestel- en tijdschriftenmodules, of met vragenregistratie, SDI, full-text search en verschillende online services. Iedere vorm van informatie wordt zo op maat gemaakt voor uw gebruikers. Niet voor niets is Adlib Bibliotheek in gebruik bij vele mediatheken, bedrijven, (hoge)scholen, en juridische en overheidsinstellingen.
Adlib Bibliotheek
Veelzijdig Overzichtelijk Aanpasbaar aan alle soorten publicaties Internetmodules: SDI attenderen, Online reserveren en Full text zoeken Eenvoudig titelbeschrijvingen ontlenen Makkelijk rapporteren Geïntegreerde aanvullende modules: Bestelmodule, Uitleenmodule en Tijdschriftenmodule Meertalig Internationale standaarden SRU, ISBD/AACR2, Z39.50 MARCXML, OAI-PMH en meer Integreerbaar met Adlib Museum en Adlib Archief tot één ‘crossdomain’ systeem API-koppelingen Keuze databases MS SQL Server, Oracle, Adlib Internet ready.
Adlib Information Systems +31 (0)346 586800
[email protected] www.adlibsoft.com
META 2011 | 8 |
37
kroniek
Informatie aan Zee Kursaal Oostende – 15 en 16 september 2011 Informatie aan Zee 2011 was een groot succes. De VVBAD zag een recordaantal bezoekers op de 12e editie van de vakbeurs. Ook inhoudelijk was het een sterke editie. Hier een greep uit de verslagen die we ontvingen. Sessie Federated Search Op donderdagmiddag verzamelden een groot aantal geïnteresseerden in de Permekezaal voor de themasessie rond Federated Search, een thema dat weliswaar ruim te interpreteren viel. Sissi Loostermans, hogeschoolcoördinator-mediathecaris aan de Karel De Grote hogeschool, bracht met ‘EHIS: selectie en implementatie van een Federated search engine (FSE)’ een voorbeeld regelrecht uit de praktijk. Binnen het forum Elektronische informatie van de VLHORA (Vlaamse Hogescholenraad), werd twee jaar geleden een ad hoc werkgroep opgericht met als opdracht een vergelijking te maken van de beschikbare FSE-producten met het oog op selectie en introductie ervan in een hogeschoolomgeving. De werkgroep stelde een lange lijst criteria op, aan de hand waarvan leveranciers
bevraagd werden. Dit leverde uiteindelijk een vergelijkende tabel op. Het bleek echter niet mogelijk om Testaankoopgewijs een ultieme ‘beste koop’ aan te duiden. Vergelijking van producten en hun diverse eigenschappen werd echter eenvoudiger en transparanter zodat het miniconsortium van vier, later vijf, hogescholen een gefundeerde keuze kon maken, die het best voldeed aan hun noden. De eerste resultaten van de implementatie eind 2011 zijn alvast positief. Met ‘LIMO, een exponent van en nieuwe generatie discovery tools’ stelde Veerle Kerstens, projectmanager bij LIBIS, een meer doorgedreven vorm van Federated searching voor. LIMO laat immers niet enkel toe om databanken van externe leveranciers te doorzoeken, maar integreert daarbij zoekmogelijkheden doorheen eigen systemen en databanken. In tegenstelling tot een FSE, gebruikt LIMO daarvoor een eigen centrale index, waardoor het zoekresultaat eenvormiger, sneller en meer manipuleerbaar wordt. Om beter aan de verwachtingen van de gebruikers te voldoen werd een uitgebreide testfase met gebruikersonderzoek gehouden, met ingrijpende wijzigingen aan de interface. Ook hier zijn de eerste gebruiksresultaten positief.
Het Talk Dansant in de Art Residence Beausite. Foto: Kaat Van Wonterghem.
Stijn Meersseman, Arteveldehogeschool
interventies over wat zoal leeft in ons vakgebied.
Talk Dansant: schot in de roos!
'Tussen twee voordrachten'. Foto: Marc Engels.
3 8 | META 2011 | 8
Sinds Informatie zich in 2009 in de Koningin der badsteden nestelde, daagde bij Meandro het idee voor een avondprogramma. We wilden een artistieke plek voorzien voor informele contacten in aangenaam gezelschap. Dat werd mogelijk door gastvrouw en gastheer van de Art Residence Beausite, Anandi en Frans Malschaert, broer van één van de Meandro-leden. Dit schitterend gelegen naoorlogse pand bood de mogelijkheid tot genieten van hedendaagse kunst, een hartig hapje met bijhorend natje, live muziek inclusief dans en korte levieten à la de Ted Talks in de vorm van stand-up
Eerste leviet werd gebracht door Patrick Pede van de Openbare Bibliotheek Puurs die ons de les las over RFID in de blindenbibliotheek. Daarna hing iedereen aan de lippen van gastheer en kunstenaar Frans Malschaert tijdens zijn relaas over zijn 20 jaar durend ARK-project dat binnen 2 à 3 jaar op de wateren in Amsterdam zijn voltooiing kent. Uit zijn verhaal leerden we dat iets altijd terugkeert naar zijn beginpunt, wil het ultieme voltooiing en inertie bereiken. Derde en laatste talk werd een primeur voor Vlaanderen: De bekendmaking van de genomineerden voor de titel van ‘Beste bibliotheek van Vlaanderen’. Jan Van Vaerenbergh (Landmark Libraries) maakte de longlist
kroniek
Is Keteninformatie archief? Hans Waalwijk werpt een balletje over de archivering van keteninformatie. Wie vangt het op? De gegevensregisters van overheidsadministraties (bevolkingsregister, kadaster, ….) zijn in de born digital-omgeving virtuele entiteiten geworden. De papieren documenten of dossiers worden nu on demand samengesteld. De essentiële basisinformatie bevindt zich in de databank. Meer en meer worden die elektronische registers gekoppeld. Dit betekent eenmalige opslag voor meervoudig gebruik van authentieke basisgegevens door meerdere administraties in verschillende werkprocessen. Bij dit soort keteninformatiesystemen zijn heel veel actoren betrokken: overheden, private organisaties, maar ook de ambtenaren die de gegevens invoeren en de IT’ers. De ‘zwakke schakel’ in deze keten is de duidelijke toewijzing van één bestuurlijk verantwoordelijke voor het geheel.
per provincie bekend, waarbij de (supporterende) aanwezigen zich niet onbetuigd lieten. Uiteindelijk kon de bezoeker ook kennis maken met de tentoonstelling van Meandro-lid Kaat Van Wonterghem (eCOINs) ‘ToTablet or not To Tablet’. Een combinatie van fotografie en porselein in het kader van het adaptief integreren van de e-reader en het tablet in ons dagelijkse leven met bijhorende sociale gevolgen waardoor digitale detox meer en meer een plaats zal krijgen. Een gemengd publiek liet zich verleiden en zakte zelfs nog na het VVBAD-diner af naar de Beausite om er de sfeer op te snuiven. Nu al is de Talk Dansant een begrip voor Informatie aan Zee.
Gegevens in keteninformatiesystemen zijn volgens Waalwijk records en dus archief. Maar keteninformatie laat zich niet in het keurslijf van het klassieke archiefstuk dwingen. Het herkomstbeginsel komt onder druk te staan. Immers, met verschillende actoren die de basisgegevens genereren en gebruiken is het niet duidelijk wie nu eigenlijk de verantwoordelijkheid van zorgdrager heeft. Archiefwettelijk wordt met deze situatie geen rekening gehouden. Er is momenteel geen controle over de kwaliteit van de gegevensinvoer, misbruik of verlies van gegevens, de duurzaamheid en historiciteit van het systeem. Wat als gegevens in dezelfde databank verschillende bewaartermijnen hebben? Als keteninformatie aan de basis van verschillende documenten ligt, wordt vernietigen onmogelijk. Want de integriteit van het geheel gaat dan verloren. Heel wat vragen waar archiefwetgeving en archiefwetenschap geen antwoord op geven, terwijl ketensinformatiesystemen verder aangroeien.
Kaat Van Wonterghem, eCOINs, in naam van
Hermione L’Amiral, Historiografie van de
Meandro
Belgische Senaat
De beursruimte. Foto: Marc Engels.
META 2011 | 8 |
39
Kroniek
De Universitat Politecnica Catalunya. Foto: Bruno Vermeeren.
LIBER-conferentie
Barcelona – 29 juni-2 juli
Volgeboekt. Voor een congresorganisator een woord dat dubbele gevoelens oproept: succes, dat vooral, maar ook spijtig dat niet iedereen kan deelnemen. Het overkwam het LIBER-congres. De locatie zal een rol gespeeld hebben, maar het programma zeker ook. Met namen als Herbert Van de Sompel en Lorcan Dempsey kon LIBER een mooie affiche voorleggen. De bibliothecaris geïndexeerd Van de Sompel hield een pleidooi voor een nieuwe vorm van digitale wetenschappelijke communicatie. Het huidige systeem is er eigenlijk één van gescand papier. Het model van het papieren wetenschappelijke tijdschrift werd overgezet naar een digitale omgeving. Er is echter veel meer mogelijk. Het werkproces van de onderzoeker verloopt steeds meer digitaal. De data zijn digitaal beschikbaar. Ze moeten, in de woorden van Van de Sompel ‘machine actionable’ gemaakt worden. Essentieel daarvoor is dat data opgedeeld worden in elementaire bouwstenen, nanopublicaties, elk met een eigen identificatie (URI). Wetenschappelijke communicatie kan dan hele andere vormen aannemen. ‘Uitvoerbare artikels’ of ‘executable papers’ worden mogelijk: 40 | META 2011 | 8
elektronische artikels verrijkt met code, zodat data ingevoerd kunnen worden en analyses overgedaan. Uiteindelijk zou de klemtoon niet meer op de wetenschappelijke tijdschriften moeten liggen, maar op de wetenschappelijke input van de onderzoekers: de data, de workflows en de (nano)publicaties die hij bijdraagt aan de wetenschap. Communicatie, maar ook evaluatie, wordt dan hierop gebaseerd en niet meer op output in de vorm van gepubliceerde artikels. Een revolutie die Van de Sompel illustreerde met treffende, maar vaak nog experimentele voorbeelden. Lorcan Dempsey bracht een meer economisch verhaal. De industrie (uitgevers), het onderzoek en het onderwijs veranderen onder invloed van het netwerk en bibliotheken zijn van nature kostenefficiënte organisaties. Ze ontstonden op een moment dat centralisatie van informatiediensten voordelen opleverde op vlak van financiën en personeel. Schaalgrootte en transactiekosten waren terugkerende thema’s in zijn verhaal: Wanneer haalt de bibliotheek er voordeel uit om diensten of producten uit te besteden? Maar het draait niet alleen om geld. Outsourcing biedt ook de mogelijkheid om te focussen op de kerntaken. Customer Relationship Management (CRM) bijvoorbeeld: de interactie met de klant. Bibliotheken investeren niet voor niets in ontmoetingsruimte, ten koste van plaats voor de collectie. En, voegt hij eraan toe, “als de
bibliotheek expert wil zijn, dan moet die expertise zichtbaar zijn”. De bibliotheekmedewerkers moeten dus meer in de kijker staan. De universiteit van Michigan indexeerde haar bibliothecarissen zelfs, opdat ze beter ‘toegankelijk’ zouden zijn. Die twee lezingen waren uiteraard niet de enige interessante. Heel wat belangrijke thema’s stonden er op de agenda. Open Access was er één van, consortia een ander. En tussendoor was er genoeg gelegenheid om inspiratie op te doen. Zoals bij het project ‘Meeting the user’ van de Danish electronic research library (DEFF). DEFF verzamelde 110 bibliotheekmedewerkers in busjes, stuurde hen naar 32 verschillende locaties om te kijken naar en te praten met gebruikers en daar nadien verslag over uit te brengen. Zeven principes voor mensgerichte innovatie waren het resultaat: • Users run nothing; • Remove the blinkers; • Focus on the question (= not provide an answer?); • Meet ordinary people; • Focus on context; • Improve people’s lives; • Don’t go to the Zoo, go to the jungle. Een studiereis naar het oerwoud, is dat geen goed idee? Bruno Vermeeren
KRONIEK
77e IFLA-congres
Puerto Rico - 13-18 augustus 2011
San Juan, de hoofdstad van Puerto Rico was het decor voor het 77e World Library and Information Congress, de jaarlijkse reünie van bibliothecarissen en informatiespecialisten uit de hele wereld. Het wordt georganiseerd door de International Federation of Library Associations (IFLA). Het thema van het congres was ‘Libraries beyond libraries: integration, innovation and information for all’. Dagelijks waren er voordrachten, workshops, panelgesprekken en discussies, één al wat toegankelijker en interessanter dan de andere. Onder de deelnemers drie Vlamingen, netjes verdeeld over openbare bibliotheken, wetenschappelijke en hogeschoolbibliotheken. Als lid van de OB-sectie van de VVBAD volgde ik vooral de sessies voor openbare bibliotheSan Juan, Puerto Rico. Foto: www.flickr.com/photos/1sock. ken. Enkele belangrijke subthema’s waren: • Open acces en digitale bronnen, een • Tools en technieken: aandacht voor Een IFLA-congres is niet af zonder randmarketing en management in biblio- activiteiten: Zo was er o.m. een ‘Dutch hot item in ons vakgebied, vooral voor theekopleidingen, voor de competen- dinner’ met de collega’s uit Nederland de wetenschappelijke en academische ties waarover bibliotheekpersoneel en de Nederlandse Antillen en er waren bibliotheken. moet beschikken (flexibel, innovatie- bezoeken aan wetenschappelijke en aca• Beleid en strategie: over de rol van demische bibliotheken in San Juan (openbereid, veranderingsgericht, …). bibliotheken in de veranderende maatschappij, met veel aandacht voor mul- • Innovatie en vernieuwing: ‘The library bare bibliotheken zijn er nauwelijks). Alle ingrediënten waren aanwezig voor een as an open lab environment’, over de ticulturaliteit en diversiteit. rol van bibliotheken in de kennismaat- geslaagde conferentie, en dat is het ook schappij, over netwerken en samenwer- geworden. Enig minpuntje was de orkaan Universiteiten In Nieuw-Zeeland en Irene die vlak na de conferentie het eiland ken. Mexico ontwikkelen speciale programteisterde en veel schade aanrichtte, en die ma’s voor het opleiden en begeleiden van inheemse studenten (Maori’s in Nieuw- Bibliotheken kunnen een belangrijke rol de terugreis van veel deelnemers bemoeilijkte en vertraagde. spelen in het creëren van intelligente Zeeland, Indianen in Mexico). Daarbij gaan ze ervan uit dat elke cultuur zijn eigen communities, ze kunnen fungeren als sociale normen heeft en dat het onder- platform voor innovatie en digitale inclu- Wat is het belang van een dergelijk wijs en ook bibliotheekintroducties hier- sie door het aanbieden van snelle toe- congres voor het bibliotheekwezen in mee rekening moeten houden om kan- gang tot internet en het organiseren van Vlaanderen? De lezingen, workshops en ICT-opleidingen voor een groot publiek. voordrachten riepen soms meer vragen sengroepen maximaal toegang te geven Dit vergt uiteraard zeer grote investe- op dan ze beantwoordden, maar het is tot onderwijs, kunst en cultuur. Openbare bibliotheken in Turkije doen extra inspan- ringen en een duidelijke beleidsvisie. aan ons om contacten te leggen met ningen om buitenlanders (voornamelijk Tallinn (Estland), Stockholm (Zweden) collega’s in binnen- en buitenland, om Engelse senioren die in Turkije wonen of en Ottowa (Canada) vervullen hier een nieuwe inzichten te verwerven en creatieve oplossingen te ontdekken. Belangrijk er overwinteren) wegwijs te maken in de voortrekkersrol. Verschillende steden hebben grootse plannen: Berlijn wil in daarbij is om niet in onze eigen sector plaatselijke administratie en te integreren in het lokale culturele leven, met wisse- 2018 een ‘Library of the future’ openen, te blijven want we worden wereldwijd Helsinki wil de bibliotheek laten fungeren geconfronteerd met gelijkaardige problelend succes. als een levend organisme waar de gebrui- men en uitdagingen. Door samen te wer• Gebruikersgerichtheid en toegankelijk- kers zelf activiteiten kunnen organiseren. ken kunnen we onze positie versterken en heid van bibliotheekvoorzieningen: over Daarnaast was er in dit gedeelte uiter- onze maatschappelijke rol blijven spelen. de opdracht van bibliotheken inzake aard ook aandacht voor duurzaamheid, leesbevordering, informatiegeletterd- hernieuwbare energie en groene waar- Hedwig Van den Bossche, OB Gent heid, digitale geletterdheid en media- den in bouw, inrichting en werking van bibliotheken. wijsheid. > Meer info op http://conference.ifla.org.
META 2011 | 8 |
41
recensies
samenleving, die welhaast oververzadigd is van informatie. In Controlling the Past eren zo’n twintig vooraanstaande collega’s het werk (en de persoon) van Helen W. Samuels bij haar pensionering. Dit door de problematiek te verkennen van “de documentatie van de moderne samenleving en zijn instellingen”, en door nader in te gaan op de implicaties van controle in de temporalisatie van de toekomst.
Controlling the Past: Documenting Society and Institutions: Essays in Honor of Helen Willa Samuels In archivale kringen is de naam van Helen Willa Samuels geen onbekende. Samuels was de institutionele archivaris van het M.I.T., en hoofd van de Special Collections. Als fellow van de Society of American Archivists vertegenwoordigde ze deze vereniging in de National Historical Publications and Records Commission, het fonds dat de preservatie en het gebruik promoot van ‘het documentaire erfgoed’ van de VS. In tal van publicaties droeg ze bij tot de definitie van de rol van de archivaris in een actuele
Zowel de titel als ondertitel van de bundel zinspelen op belangrijke publicaties van Samuels. Zo schreef ze in 1986 in de American Archivist een artikel met de titel ‘Who Controls the Past’. In verwijzing naar Orwells roman 1984 — “wie het verleden controleert, controleert de toekomst” — herinnerde ze eraan dat “een complexe en informatie-rijke samenleving” slechts een klein deel van zijn brede documentatie kan bewaren, wat archivarissen voor de voortdurende opgave stelt om records te selecteren. Daarbij ontbreekt het hen soms aan “de nodige technieken om de beslissingsprocessen te onderbouwen”. In het artikel werkte ze een procedure uit die op deze probleemstelling enig antwoord kon bieden, en die sinds mede met haar naam is
What’s Mine Is Yours: how collaborative consumption is changing the way we live
verbonden, de ‘documentatie van de verschillende functies strategie’. Deze wil de archive- van documentatie, als accredirende instanties er toe aanzet- tatie en de inductie van onderten om in de taxatie van col- zoek. lecties verder te gaan dan de institutionele kaders. Terwijl Controlling the Past is een lijarchivarissen in het verleden vig boekwerk. De bijdragen kunnen ruwweg ondervereen goed begrip hoorden te ontwikkelen van “de com- deeld worden in twee onderplexe bureaucratische struc- werpscategorieën. Deel 1 turen van organisaties”, horen (Documenting Society) bevat ze vandaag vooral inzicht te essays over het management hebben in “de structuren tus- van elektronische records, sen organisaties” en te weten orale geschiedenis, bedrijfshoe ze “institutionele gren- archieven, de archivering van zen” kunnen ignoreren. Een foto’s, en een onderzoek naar belangrijke notie in de theo- “de monochromatische aard rie en praktijk van ‘documen- van archivaal werk”. Deel taire strategie’ is de zgn. ‘app- 2 (Representing Archives/ raisal’ (of taxatie). Deze term Being Archival) gaat in op de hoort de vorm, eerder dan vele facetten van de rol van de de substantie van het record, archivaris in Samuels’ model te benadrukken, om zo de van documentatie, taxatie en invloed te verdisconteren van activisme; Het bevat opstellen de Research Libraries Group over de interrelaties tussen de conspectus, een ontwikkeling rollen van “scheppers, archivadie de nadruk verschoof naar rissen, en gebruikers van informatie”, de ethische rol van de zgn. ‘topische criteria’ in de archivaris als “controller of selectie. the past”, en de veranderende taak van de archivaris in relaDe ondertitel van de bundel verwijst naar het boek dat tie tot historische onderzoek. Samuels in 1992 uitbracht onder de (speelse) titel: Varsity Bart Buseyne Letters: Documenting Modern Colleges and Universities. Het > Controlling the Past: Documenting boek was opgevat als een Society and Institutions: Essays handleiding voor de docuin Honor of Helen Willa Samuels / mentalist van hoger onderTerry Cook (ed.). - Chicago: Society wijsinstellingen. De benadeof American Archivists, 2011 - 442 p. ring die ze ontwikkelt wordt - ISBN: 1-931666-37-7 ‘functioneel’ genoemd, omdat ze vertrekt van een analyse
geloven, leven we midden in een revolutie. Een revolutie waarin een ik-cultuur van overconsumptie door de Millennials of de Generation Y omgekeerd wordt naar een Wie af en toe overvallen wij-cultuur waarbij het ‘bezitwordt door de vraag of ten’ ondergeschikt is aan het bibliotheken nog een toe- ‘beleven’, en waar ‘toegang’ komst hebben, kan door het wint van ‘bezit’. het lezen van What’s Mine Is Yours: how collaborative Het boek start met een consumption is changing the opsomming van enkele effecway we live een positieve kijk ten van overconsumptie, met op de toekomst krijgen. Als onder andere een verwijzing je de Amerikaanse auteurs naar deze uitspraak van Viktor en onderzoekers Rachel Papanek “There are approxiBotsman en Roo Rogers mag mately 50 million power 42 | META 2011 | 8
drills (red. boormachines) in American homes. The average power drill is used for no more than 13 minutes in its entire lifetime. This doesn’t make a lot of sense when — as renowned designer Victor Papanek declared — it’s the hole you need, not the drill.” Collaborative Consumption staat voor de trend waarbij traditionele modellen zoals delen, lenen, huren, ruilen, schenken, … via het web een nieuw leven krijgen op een grotere schaal. In het boek worden drie verschillende
recensies
uitingen van Collaborative Consumption uiteengezet: 1. Product Service Systems “We don’t want the CD, we want the music it plays”. Bibliotheken worden genoemd als voorbeeld van één van de oudste vormen van Product Service Systems. Netflix wordt beschreven als voorbeeld van hoe een tradtioneel bibliotheek-model vertaald kan worden naar een online omgeving. 2. Redistribution Markets De 2e hands- en herverdeelmarkten zijn succesvol met eBay als bekend voorbeeld van hoe producten via het web verschillende levens krijgen. 3. Collaborative Lifestyles Een gezamenlijke levensstijl waarbij fysieke ruimte, ervaring, talent, tijd, … verhandeld of gedeeld wordt: sociallending, social renting, timebanks, co-working-plekken,
couch-surfing, tuin-delen, auto-delen, … Het peer-to-peer verhandelen kent een groot succes bij deze drie uitingen van Collaborative Consumption. Meer dan in merken wordt vertrouwen gezocht in wat andere individuen zeggen of aanbieden. Oude instinctieve ideeën en handelswijzen worden gekoppeld aan nieuwe technologieën. Het laatste hoofdstuk be schrijft hoe product- & servicedesigners op deze evol u t i e s ku n n e n i n s p e l e n . Richtlijnen voor het succesvol bouwen van collaborative consumption-omgevingen zijn: extreem user gedreven, voorzien van gedistribueerde toegang met verschillende participatie-niveaus, voortdurende vernieuwing van de interface, structuur aanbrengen door sociale connecties.
Waarom zou je nu bij het lezen van dit boek positiever worden over de toekomst van bibliotheken? Enkele losse bedenkingen: • Bibliotheken verschaffen toegang tot muziek, literatuur, informatie, film, … • Bibliotheken voorzien naast producten in diensten en ervaringen, • Bibliotheken hebben een netwerk van leden “You are what you join” • Bibliotheken geven verschillende levens aan een product • Bibliotheken voorzien in ruimte waar mensen kunnen samenkomen om te lezen, muziek te beluisteren, op internet te surfen, om te werken of te studeren, … een ‘Third place’ De trend om samen te studeren is in vele bibliotheken al merkbaar. In het boek wordt dit aangestipt als het begin van een revolutie waar
mensen massaal op zoek gaan naar een third place. Een goede vertaling van offline bibliotheekdiensten naar een online webomgeving is een belangrijk uitdaging voor de toekomst. Het Design Th i n k i n g - p ro ce s “d e f i n e, research, ideate, prototype, choose, implement, and learn” bestaat maar als het herhaald wordt. Het boek en de bijhorende website (http://collaborativeconsumption.com) zijn een aanrader voor iedereen die nadenkt over hoe je als bedrijf, organisatie of netwerk kunt inspelen op de trend van collaborative consumption. Rosemie Callewaert > What’s Mine Is Yours: how collaborative consumption is changing the way we live / Rachel Botsman, Roo Rogers. - New York: HarperBusiness, 2010 304 p. - ISBN: 978-0061963544
META 2011 | 8 |
43
Personalia
Ilse Depré start vanaf 1 januari als diensthoofd publiekswerking in de openbare bibliotheek van Leuven. Ze werkte er al een tijdje als vrijwilliger, maar ruilt dus vanaf volgend jaar haar functie bij Bibnet in voor een nieuwe uitdaging, kort bij huis. Ilse studeerde Germaanse filologie, Kunstwetenschappen en Culturele Studies aan de K.U.Leuven. Na een eerste werkervaring aan de Erasmushogeschool, waar ze o.m. betrokken was bij het beheer van de campusbibliotheek, startte ze in 2001 aan de K.U.Leuven. Daar stond ze eerst binnen de faculteit Letteren, en later voor de hele Associatie K.U.Leuven, in voor de ondersteuning van de elektronische leeromgeving Toledo. Twee jaar geleden maakte ze de overstap naar Bibnet, waar ze als projectleider digitale kloof en communicatie o.m. verantwoordelijk was voor projecten rond 23 Dingen, e-inclusie en mediawijsheid.
Na zeven jaar werken voor de openbare bibliotheeksector op Vlaams niveau begon Rosemie Callewaert op 1 oktober als Informatie Architect bij het Gentse webbedrijf Netlash-bSeen. Rosemie was als metadata architect voor VCOB en later Bibnet mee verantwoordelijk voor diverse projecten waaronder de systeemomschakeling en opstart van Open Vlacc, de vertaling naar het web met zoeken.bibliotheek.be, de ontwikkeling van een vernieuwende zoekomgeving met de auteurspagina's en de uitrol van deze vernieuwingen in een breder toepasbare context met het interbestuurlijke project Bibliotheekportalen.
In 2009 nam Wim Verhulst onbetaald verlof bij de provincie Antwerpen om voor Bibnet een project rond centraal collectiebeheer uit te tekenen en op te starten. Na twee boeiende jaren liep einde september dat onbetaald verlof ten einde en vervoegde Wim opnieuw het team van het Provinciaal Bibliotheekcentrum Vrieselhof. Als stafmedewerker focust hij o.m. mee op de verdere uitbouw en kwaliteitsbewaking van het Provinciaal Bibliotheeksysteem Antwerpen. Lisbeth Vandoorne volgde hem op bij Bibnet. Wim is 34 jaar en behaalde een Master Muziek als organist aan het conservatorium van Antwerpen. Hij coördineerde projecten rond orgelcultuur voor de Vlaamse Overheid en was ook een tijdje assistent beheerder van het Cultureel Centrum Elzenveld in Antwerpen. Hij studeerde aanvullend aan de Provinciale Bestuursschool en in 2005 startte hij bij de provincie Antwerpen zijn loopbaan in de bibliotheeksector.
Op 1 oktober 2011 is Marcel De Smedt toegelaten tot het emeritaat. Marcel was niet alleen gewoon hoogleraar Heuristiek en Editiewetenschap aan de K.U.Leuven, maar ook faculteitsbibliothecaris Letteren & Wijsbegeerte en tot enkele jaren geleden ook de Campusbibliothecaris Geesteswetenschappen. Hij was in de jaren zeventig verantwoordelijk voor de succesvolle integratie van de tientallen vakbibliotheken in één faculteitsbibliotheek. In de jaren tachtig heeft Marcel ‘Ontsluitingsmiddelen voor de Geesteswetenschappen’ gedoceerd aan de toenmalige universitaire bibliotheekopleiding in Antwerpen. Vanaf 1973 tot en met 2011 heeft hij als titularis van het vak ‘Heuristiek en Methodologie’ de informatievaardigheden van duizenden studenten Germaanse, Romaanse en Klassieke Letterkunde aangescherpt in Leuven en in Kortrijk. De K.U.Leuven wil hem ook langs deze weg bedanken voor meer dan 40 jaar trouwe en deskundige inzet. Peter Verbist, bibliothecaris Letteren, K.U.Leuven
44 | META 2011 | 8
zogezegd
#mediawijsheid
Studiedag Mediageletterdheid in een digitale wereld, 30 september 2011 @thebandb Bijna elke volwassene ouder dan 18 jaar heeft radio, tv en gsm. Laptop 77%, internet 75%, dagblad 43%, spelconsole 33%. @BiekeRoggen Profielen van #mediageletterdheid = weinig nieuws onder de zon. Enkel cijfertjes ter bevestiging. #mediawijsheid #miedw @bibnet Zwakkere positie van vrouwen mbt e-inclusie komt nog maar eens aan bod. Nood voor een aanbod/actie specifiek voor vrouwen? #mediawijsheid
@BrVer Digital natives lopen ook risico op digitale uitsluiting bijv. door gebrek aan inhoudelijke competenties #miedw #mediawijsheid @bibnet Groep van mensen die op geen enkele manier nieuws volgen is laatste 4 jaar gestegen #mediawijsheid @BrVer Opvallend: inhoudelijke competenties #mediawijsheid (evaluatie, creatie) niet onderzocht. @BrVer Studiedag Mediageletterdheid in een digitale wereld: rapporten en publicaties bit.ly/ouvSqw #miedw #mediawijsheid via @ellmo
het nachtkastje
Welk boek ligt er nu op je nachtkastje? De melkweg van Bart Moeyaert. De sfeer en het beeldende woordgebruik zijn speciaal en het is een boek voor alle leeftijden. De verborgen taal van bloemen van Vanessa Diffenbaugh, een prachtig boek over een pleegkind, haar gevoelens en relatiemoeilijkheden en hoe zij communiceert door middel van bloemen. Een aanrader voor alle mensen die met ‘moeilijke’ jongeren in aanraking komen, en tegelijkertijd leer je ook wat over de Victoriaanse bloementaal. Ten slotte Ontheemden van Ghita Schwarz. Net na WO II ontmoeten drie overlevenden van de concentratiekampen elkaar en besluiten samen verder te gaan. Vijftig jaar later wordt duidelijk hoezeer hun verleden nog altijd hun leven bepaalt, ook al gaan zij er ieder op een andere manier mee om.
een veellezer: kinderboeken, historische fictie, detectives, thrillers, familieromans en romantische literatuur. Wat non-fictie betreft is het vooral geschiedenis, maar ook sociale onderwerpen. Mijn favoriete boeken zijn degene waar ik me helemaal in kan verdiepen, het genre is dan minder belangrijk. Soms neem ik eens aanraders van collega’s of ga op zoek naar titels waarnaar in andere boeken verwezen wordt. Het is ook fijn als je er iets uit kan leren. Het kan dus net zo goed een boek over de Expo, poëzie, een spannende thriller of een grappige chicklit zijn. Door mijn beroep zit ik aan de bron. De keuzemogelijkheid is overvloedig. Het enige wat ik af en toe zelf koop, zijn boeken over WO II. Die oorlog heeft toch ook nog op mijn generatie een grote invloed gehad.
Wat zijn je leesgewoontes? Ik lees zo’n vier boeken per week. Ik ben
Welk boek mag er altijd in je nachtkastje blijven liggen?
In Europa van Geert Mak, maar ook Een huis vol van Bill Bryson, bij beiden een schat aan informatie, op een zeer toegankelijke manier gebracht. Ook De brief voor de koning van Tonke Dragt. Voor mij nog altijd het mooiste jeugdboek. Ik blijf het herlezen. Welk boek wacht er al een tijdje op je? De Berlijnse muur van Frederick Taylor ligt klaar voor mijn volgende vakantie, maar ook Tot de laatste man van Ian Kershaw. Dat soort boeken vraagt tijd om ongestoord te kunnen lezen, wegleggen, verwerken en herlezen. Welk boek ben je begonnen maar onmiddellijk gestopt en waarom? De boeken van Herman Brusselmans krijg ik gewoon niet gelezen. Ik kan me totaal niet vinden in zijn woordgebruik. Echt zware ‘Literatuur’ is ook niet aan mij besteed. Een boek moet ‘vloeien’.
Monique Vandenhoudt Monique Vandenhoudt is bibliotheekassistent in de Stedelijke Bibliotheek van Hasselt. Ze is er verantwoordelijk voor de aankoop van kinder- en jeugdboeken. Haar interesse gaat voornamelijk uit naar mensen en boeken, in die volgorde. Monique kon al heel vroeg lezen en is er nooit meer mee gestopt.
META 2011 | 8 |
45
activiteiten
Taaltrainingen Frans en Engels De VVBAD organiseert in 2012 voor een Het was een zeer interactieve cursus waarin iedereen werd tweede keer samen met LINGUAPOLIS praktijkgerichte gehoord en mogelijke fouten op een zeer professionele manier taaltrainingen Frans of Engels voor bibliotheekmedewer- werden verbeterd. Spreekangst werd op deze manier vlot van de baan geveegd. Er was een mooi evenwicht tussen oefeninkers. Tijdens de training ligt de nadruk op spreek- en luistervaardigheid in functie van een geslaagde communicatie met bibliotheekgebruikers in telefonische contacten en gesprekken met bezoekers aan de balie. Daarnaast wordt vaktechnische woordenschat aangeboden inzake de bibliotheeksector. Deze taaltraining veronderstelt reeds een algemene voorkennis van het Frans of Engels.
gen en theorie en door heel de lessenreeks door was er steeds ruimte en tijd om eigen suggesties aan te brengen en vragen te stellen over concrete situaties op de werkvloer. Is zo’n taaltraining een aanrader? Ja, absoluut en dit voor drie dingen: het verrijkt je taalkennis, je leert er collega’s van andere bibliotheken kennen en je doet onbewust ook aan een zeer mooie vorm van teambuilding!“ Sofie
De opleiding bestaat uit een traject per taal van 12 uur voor een “Voor vele deelnemers was het aanleren van nieuwe terminologie groep van maximum 15 deelnemers. Zo krijgt iedereen maximale de hoofdreden om de cursus te volgen; op dat vlak is die zeker spreekkansen en persoonlijke feedback. De taaltraining omvat 12 geslaagd. Er was niet enkel de praktijk van die vier voormiddacontacturen, verdeeld over 4 sessies van 3 uur. Deze sessies vin- gen maar ook de terminologielijst. Die bevat naast de Engelse den plaats op de Stadscampus van de Universiteit Antwerpen. trouwens ook de Franse terminologie en vormt zo een handig werkinstrument voor de dagelijkse praktijk.” Voor de taalopleiding start, is er een individuele screening van Lieve de deelnemers. Dit is een mondeling gesprek per telefoon dat max. 15 minuten in beslag neemt. Deze screenings hebben als “En last but not least was het vooral de groep van toffe, humorisdoel zowel het niveau, als de motivatie, verwachtingen en spe- tische collega’s bibliothecarissen uit heel het Vlaamse land en uit cifieke behoeften van de deelnemers in kaart te brengen. De verschillende bibliotheeksectoren, die maakte dat we met spijt reeds aanwezige voorkennis en de noden van de deelnemers in het hart afscheid namen na de sessies, die ons veel te kort bepalen sterk de taaltraining. Zo kunnen het cursusmateriaal leken en ons zin hadden gegeven naar meer. Met een knipoog en de werkvormen aangepast worden op maat van de deelne- naar de deelnemers: We like to man the desk but we also loved mers. Op die manier kunnen de groepen zo homogeen mogelijk our English course!” Grete samengesteld worden qua taalbeheersingniveau.
ERVARINGEN
PRAKTISCH
Na de vorige editie van deze taaltrainingen peilden we naar de reacties van de deelnemers. Hier leest u enkele commentaren:
Plaats
“Ons vak als bibliotheekmedewerker stond in deze workshop centraal. Het is niet zomaar een cursus Frans, maar wel degelijk een cursus waarnaar men kan teruggrijpen wanneer een Franstalige buitenlandse student/toerist telefoneert of aan de onthaalbalie staat.
De stadsbibliotheek van Gothenburg. Foto: www.flickr.com/photos/pestpruf.
Linguapolis, Kleine Kauwenberg 12, 2000 Antwerpen Prijs 230 euro (leden) / 300 euro (niet-leden) Data Taaltraining Frans: 7/2, 14/2, 28/2 en 6/3 2012 telkens van 9.30 u. tot 12.30 u. Taaltraining Engels: 20/3, 27/3, 17/4 en 28/4 2012 telkens van 9.30 u. tot 12.30 u. Inschrijven Via de website http://www.vvbad.be
Studiereis Zweden De VVBAD organiseert om de twee jaar een studiereis naar het buitenland. In het voorjaar van 2012 wil de vereniging een bezoek brengen aan Zweden. Bij de samenstelling van het programma houden we graag rekening met de inbreng vanuit de sector. Wie interessante bibliotheken kent in Zweden, of wie al lang een bezoek wilde brengen aan een specifieke instelling, kan dit doorgeven aan het VVBAD-secretariaat. In de mate van het mogelijke proberen we de suggesties mee te nemen. Meteen willen we ook peilen naar de interesse voor deze reis. Overweegt u om mee te gaan, dan kan u ons vrijblijvend uw contactgegevens bezorgen. We houden u dan zeker op de hoogte van de verdere uitwerking. Meer informatie: Bruno Vermeeren (
[email protected]).
46 | META 2011 | 8
Activiteiten
DOCENT
Sociale Media voor beginners Blogs, Facebook en Twitter zijn dagelijkse kost in het huidige medialandschap. Ze hebben een invloed op het nieuws, ze nemen een prominente plaats in bij het netwerken én ze kunnen heel veel betekenen voor uw organisatie. Uiteraard indien u weet hoe ze te gebruiken. Op 17 januari organiseert de VVBAD daarom een studiedag ‘Sociale Media voor beginners’. In de voormiddag krijgt u een theoretische uiteenzetting. Na de middag wordt dit in de praktijk omgezet. Tijdens de middag wordt er een broodjeslunch voorzien voor de deelnemers.
Jan Seurinck is publieksmedewerker bij het Koggeproject van het VIOE, docent communicatiemedia en freelance communicatie-expert. Zijn lezingen worden wel eens inspirerend genoemd. Net zo goed zijn ze concreet en to the point, met praktische aanbevelingen en nuttige tips. Hij is een actief gebruiker van sociale media en werd door datanews uitgeroepen tot zesde twitteraar in België. Jan is blogger en actief gebruiker van Facebook. Met Linkedin is hij geen beste maatjes maar dat is een persoonskwestie
Praktisch Datum
17 januari, van 10.00 u. tot 17.00 u. Plaats SCVO Pestalozzi, Campus Durlet, Durletstraat 8, 2018 Antwerpen Prijs 70 euro (leden)/ 100 euro (niet-leden) Inschrijven Via de website http://www.vvbad.be
Studiedag Jeugdbibliothecarissen Op dinsdag 22 november organiseert de vakgroep Jeugdbibliothecarissen van de VVBAD een studiedag in de Brugse bibliotheek Biekorf.
Programma 9.30 u. 10 u.
Onthaal • De vernieuwde bib ‘groter frisser anders’ + rondleiding • Cabrio – een catalogus met een open dak • Scholenwerking de Zevensprong (basisonderwijs)
PRAKTISCH Datum Plaats
22 november, 9.30 u. – 16.15 u. OB Brugge De Biekorf, Kuipersstraat 3, 8000 Brugge Prijs 40 euro (leden)/ 70 euro (niet-leden) Inschrijven Via de website http://www.vvbad.be
Activiteitenkalender 10.11.2011
Strategisch inzetten van
GO Opleidingen
16.11.2011
Eindevenement Archipel:
social media
een netwerkvisie voor digitale duurzaamheid
IBBT
18.11.2011
Literatuurlijk! Chicklit
Bibliotheekschool Gent
22.11.2011
BRUGGEn tussen kind en bib: van Cabrio, Zevensprong en andere kunsten
12.15 u 13.15 u
Lunch • Kinderconsul, schrijfster en illustrator Gerda Dendooven over ‘kinderen en cultuur- / literatuureducatie’ • Een bezoek aan het atelier van Brugs illustrator/ schrijver Klaas Verplancke
Lunch en het vervoer van en naar het atelier van Klaas Verplancke zijn inbegrepen.
VVBAD
25.11.2011
Brabantse Archivarissendag
KAPA
2011
Uw activiteit in deze kalender? Meld ze aan via onze website http://www.vvbad.be/activiteiten
Gerda Dendooven. Foto: Marc Engels.
META 2011 | 8 |
47
uitzicht
De bibliotheek van de faculteit filologie van de Vrije Universiteit Berlijn, Duitsland Foto: www.flickr.com/photos/svenwerk
48 | META 2011 | 8
100 80 60 40 20 0
Deel
Deel
Voor meer informatie: Filip Trenson - Sales Manager Benelux | Tel. 32 2 727.78.01 |
[email protected]