Directie Juridische Zaken
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
TRCJZ/2006/4000 onderwerp
doorkiesnummer
Doen oprichten stichting TTI GG
datum
20 december 2006 bijlagen
8
Geachte Voorzitter, Met deze brief breng ik u op de hoogte van mijn voornemen tot het doen oprichten van de Stichting Technologisch Topinstituut Groene Genetica (TTI GG). Hiermee geef ik uitvoering aan artikel 34, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2001. Het kabinet is op 31 maart 2006 akkoord gegaan met de toekenning van maximaal € 20 mln. uit de FES-middelen voor strategisch onderzoek op de vakgebieden plantengenetica, plantenfysiologie en plantenziektekunde door TTI GG. Zoals voorgeschreven in artikel 96, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 heeft overleg met de Algemene Rekenkamer (ARK) plaatsgevonden over haar controlerechten op grond van artikel 91, lid 1, aanhef en onder c van eerdergenoemde wet. Op grond van de resultaten van dit overleg en de inhoud van de statuten van de stichting heeft de ARK vastgesteld dat zij controlerechten heeft bij de stichting TTI GG i.o. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Directie Juridische Zaken Bezuidenhoutseweg 73 Postadres: Postbus 20401 2500 EK Den Haag Telefoon: 070-3784377 Fax: 070-3784127 Telegramadres: Landvis Web: www.minlnv.nl Email:
[email protected]
Bij deze brief treft u aan: a. b. c. d. e.
Besluit Algemene Rekenkamer; Conceptstatuten van de stichting TTI GG i.o.; Businessplan TTI GG; Focus in het onderzoekprogramma van TTI GG; Een overzicht van de partijen die de intentie hebben om deelnemer te worden in de stichting TTI GG i.o.; f. Meerjarige Begroting; g. Regeling voor de intellectuele eigendomsrechten; h. Opzet voor de governance-structuur.
Ter toelichting op het voornemen tot het doen oprichten van de stichting TTI GG ga ik hieronder nader in op: 1. 2. 3. 4. 5.
Doel en opzet van de stichting Aanleiding en achtergrond van TTI GG en de oprichting van de stichting; Keuze voor de stichtingsvorm en het doen oprichten; Financiële aspecten; Vormgeving van informatie en sturingsrelaties.
Datum
Kenmerk
20 december 2006
TRCJZ/2006/4000
Paraaf:
Vervolgblad
2
1. Doel en opzet van de stichting TTI GG TTI GG heeft als centrale doelstelling: “Innovatieve planten voor duurzame Flowers& Food”. Hiermee wordt bedoeld dat al het onderzoek en het onderwijs binnen TTI GG in het teken staat van het ontwikkelen van plantaardig uitgangsmateriaal waarmee een optimale groei, ontwikkeling en productie kan worden gerealiseerd onder nieuwe teelt- en milieucondities. De oprichters hebben gekozen voor de vormgeving als Technologisch Top Instituut. In binnen- en buitenland wordt de Technologische Top Instituten (TTI) formule inmiddels geroemd als een “best-practice” voor het maken van de slag van kennis naar innovatie. TTI’s zijn ruim zeven jaar geleden door het kabinet als nieuw instrument in het leven geroepen voor publiek-private samenwerking op het gebied van R&D. Onderscheid moet worden gemaakt tussen de startfase en het daadwerkelijke functioneren van TTI GG. Voor de startfase heb ik de oprichters een brief doen toekomen met de voorwaarden waaraan TTI GG moet voldoen, voordat ik subsidie van de programma-activiteiten zal toekennen. Om aan deze voorwaarden te kunnen voldoen en om het Technologisch Topinstituut in zijn geheel verder gestalte te geven is een oprichtingsfase noodzakelijk. De kwartiermakers van TTI GG zijn verzocht de daartoe benodigde activiteiten in gang te zetten. De te verrichten activiteiten zijn vastgelegd in een plan van aanpak, waarin een begroting en een tijdpad van werkzaamheden zijn opgenomen. Dit plan van aanpak zal na mijn goedkeuring dienen als grondslag voor de financiering van de oprichtingsfase. Uitgangspunt na oprichting van TTI GG voor de verdeling van kosten is, zoals bij alle TTI’s: bedrijven 25%, kennisinstellingen 25% en overheid 50%. Deze verhouding geldt over het totaal van de planning, niet noodzakelijkerwijs voor elk individueel project. Verder bedraagt de bijdrage van het Rijk maximaal € 20 mln., inclusief BTW. Indien bedrijven of kennisinstellingen meer wensen in te brengen, dan verandert dus het procentuele aandeel van die categorie. 2. Aanleiding en achtergrond van TTI GG en oprichting van de stichting Het initiatief tot de oprichting van een TTI GG is genomen door bedrijven in de sector plantaardig uitgangsmateriaal (plantenveredelings- en vermeerderingsbedrijven). Nederland heeft in deze bedrijfstak een wereldwijd unieke en leidende positie. De sector heeft de ambitie om deze leidende positie te behouden en te versterken. Het initiatief om de Nederlandse kennisinfrastructuur te versterken middels een eigen topinstituut is één van de middelen die aan dat doel bijdraagt. TTI GG legt zich toe op strategisch onderzoek dat een brugfunctie vervult tussen de kennisinstellingen en het bedrijfsleven. Onderzoek dat binnen TTI GG plaatsvindt is wetenschappelijk hoogstaand én door het bedrijfsleven geïnitieerd en ondersteund, waarmee het tegemoet komt aan het bezwaar van de “Europese paradox” (er vindt wel excellent academisch onderzoek plaats, maar de opgedane kennis vertaalt zich niet in economische waarde).
Datum
Kenmerk
20 december 2006
TRCJZ/2006/4000
Paraaf:
Vervolgblad
3
Daarnaast zet TTI GG zich in voor een groter aantal studenten in de voor de sector relevante disciplines. TTI GG maakt gebruik van de bestaande infrastructuur. Bij het instituut gaat het om drie investeringen: 1. Basisleggend plantenonderzoek (“core-projecten”); 2. Basiskennis versneld vertalen in innovaties of het gereedschap daartoe leveren (“cluster-projecten”); 3. De aanwas van onderzoekers en studenten op het terrein van het instituut vergroten. Realisatie van deze thema’s draagt bij aan het behoud en het uitbouwen van de internationale toppositie van de Nederlandse sector voor plantaardig uitgangsmateriaal. Dit kan worden gemeten aan onder andere marktaandeel, arbeidsplaatsen en octrooipositie. Het consortium van het TTI GG bestaat uit het bedrijfsleven op het gebied van plantaardig uitgangsmateriaal en kennisinstellingen waar hoogstaand plantkundig onderzoek wordt verricht. TTI GG maakt gebruik van academische onderzoekers afkomstig uit diverse ‘plantkundige’ disciplines. De onderzoekers zijn werkzaam binnen gerenommeerde onderzoeksgroepen en projectvoorstellen worden getoetst door onafhankelijke wetenschappers. Excellente wetenschap Binnen TTI GG zal al het onderzoek en onderwijs in een samenhangend programma plaatsvinden. Het onderzoek is gericht op drie onderwerpen (subthema’s): 1. Groei en ontwikkeling van de plant met als doel gewassen optimaal te adapteren aan nieuwe productieomstandigheden. 2. Plantgezondheid met als doel de weerstand van planten te verhogen tegen plagen en pathogenen die de groei van gewassen onder nieuwe productieomstandigheden verstoren. 3. Kwaliteit voor de consument met als doel de kwaliteit (smaak, geur, houdbaarheid) van het uiteindelijke product te optimaliseren bij teelt onder nieuwe productieomstandigheden. Om voldoende kritische massa te genereren is het onderzoek uitsluitend gericht op drie basisdisciplines: genetica, fysiologie en fytopathologie waarbij de koppeling van fenotype aan genotype het strategisch samenvoegende concept vormt. Elk project dient bij te dragen aan de centrale doelstelling en moet gebruik maken van tenminste twee van de drie basisdisciplines. Van al het onderzoek en onderwijs zal 50% van de projecten vallen onder subthema 1 en 25% in elk van de twee andere subthema’s. Tijdens de looptijd van TTI GG kunnen nieuwe perspectiefvolle onderwerpen aan het programma worden toegevoegd en kan de verhouding tussen de deelonderwerpen wijzigen. Dit vereist evenwel toestemming van de financiers. Organisatie Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee typen projecten: 1) projecten die behoren tot het kernprogramma en 2) projecten die behoren tot het clusterprogramma. Projecten uit het kernprogramma zijn strategisch van aard en bouwen voort op expertise van betrokken onderzoeksgroepen. Het primaire doel van het kernprogramma is het
Datum
Kenmerk
20 december 2006
TRCJZ/2006/4000
Paraaf:
Vervolgblad
4
ontwikkelen van strategische kennis op het gebied van de groei en ontwikkeling van planten in interactie met hun omgeving. De basisdisciplines genetica, fysiologie en fytopathologie staan centraal, waarbij vooral behoefte is aan nieuwe concepten voor het beschrijven en analyseren van plantfenotypen en het linken van fenotype en genotype. De resultaten van het kernprogramma dienen toepasbaar te zijn in clusterprojecten. Projecten binnen het kernprogramma worden voorgedragen door de betrokken onderzoeksgroepen, en zullen, daar waar mogelijk, in samenwerking met bedrijven worden uitgevoerd. Projecten uit het clusterprogramma zijn strategisch van aard en gericht op het ontwikkelen van know-how en expertise waarmee de R&D-kracht van de betrokken bedrijven wordt versterkt en hun concurrentiekracht wordt vergroot. Projecten uit dit programma worden geïnitieerd en ingediend door het bedrijfsleven en zijn voorbereid en geschreven in samenwerking met geselecteerde onderzoeksgroepen, die het onderzoek samen met het bedrijfsleven zullen uitvoeren. Elk kern- en clusterproject wordt beoordeeld door een onafhankelijke Review Committee. Deze bestaat uit onafhankelijke internationale wetenschappelijke experts uit het publieke domein, eventueel aangevuld met experts uit het internationale bedrijfsleven en het management van TTI GG. Kennisverspreiding De kennis die in projecten wordt gegenereerd komt ten goede aan de belanghebbenden. Allereerst gebeurt dit door kennisoverdracht aan de deelnemende bedrijven op het niveau van technische begeleidingscommissies, die halfjaarlijks bijeen komen. Daarnaast vindt kennisoverdracht plaats via informele contacten tussen deelnemende bedrijven en kennisinstellingen gedurende de looptijd van het onderzoek. De resultaten vinden tevens hun weg naar artikelen in wetenschappelijke tijdschriften zodat op termijn de gehele sector economisch voordeel kan behalen. 3. De keuze voor de stichtingsvorm en het doen oprichten Leidend bij de oprichting van TTI GG is de “Subsidieregeling IOP-TTI-module van de experimentele Kaderregeling subsidies innovatieprojecten” (Staatscourant, d.d. 14-112005) van het ministerie van EZ. Ik hecht er aan dat de stichting TTI GG i.o. de naam Technologisch Topinstituut mag voeren conform artikel 31 van de Subsidieregeling IOPTTI. Om de doelstellingen van TTI GG te bereiken is het oprichten van een uitvoerend orgaan noodzakelijk, dat in staat is de voornemens om te zetten in een onderzoeksprogramma. Het is van belang dat TTI GG vorm wordt gegeven buiten de bestaande structuren van de partners. Dit is randvoorwaarde voor een programmering waaraan alle partners zich kunnen committeren. De onafhankelijkheid van de organisatie uit zich door het oprichten van een zelfstandige juridische entiteit met een eigen beleid. De beste vorm wordt gevonden in een stichting. De stichtingsvorm sluit aan bij het ideële – non-profit – karakter van TTI GG. De organisatie heeft immers geen winstoogmerk en drijft geen onderneming. Bovendien verplicht de Subsidieregeling IOP-TTI de initiatiefnemers tot het oprichten van een rechtspersoon. De feitelijke oprichtingshandelingen worden verricht door de vertegenwoordigers van TTI GG. Van “het doen oprichten van een privaatrechtelijke rechtspersoon door de staat” – als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2001 – is in dit
Datum
Kenmerk
20 december 2006
TRCJZ/2006/4000
Paraaf:
Vervolgblad
5
geval sprake omdat het toekomstig functioneren van de stichting door een financiële bijdrage van de overheid mede mogelijk wordt gemaakt. 4. De financiële aspecten Uit de beschikbare bijdrage uit het FES-fonds van € 20 mln., (inclusief BTW) zullen de kosten van de opstartfase gefinancierd worden. De toegekende en hier vermelde bijdrage van € 20 mln. is leidend. Eventuele andere vermelde bedragen in de bijgevoegde stukken1 zijn hieraan onderhevig (zie Persbericht Ministerraad d.d. 31-32006). In verband met de voorziene beloningsstructuren is de overheidsbijdrage daarin gemaximeerd tot het percentage overheidsbijdrage vermenigvuldigd met de loonkosten van de minister-president. Subsidiëring van TTI GG over de periode 2007 - 2010 vindt plaats op basis van een strategisch onderzoekskader en jaarlijks in te dienen werkplannen en begrotingen. Over de betrokkenheid, rol en financiering van TTI GG door de overheid in de periode daarna kan ik nog geen uitspraak doen omdat de beschikbare middelen vooralsnog tijdelijk zijn. Ik zal u voor 2010 hierover nader informeren. De uitvoering van de subsidieverlening zal worden belegd bij het agentschap SenterNovem dat ruime ervaring heeft met het verstrekken van subsidies aan Technologische Topinstituten. 5. Vormgeving van informatie en sturingsrelaties Gezien de financiële bijdrage van de rijksoverheid is het passend dat er zorgvuldig naar de vormgeving van de informatie en sturingsrelaties wordt gekeken. Daarbij valt ook aandacht te besteden aan een goede afstemming met de rol en de positie van de andere betrokkenen, in het bijzonder met de andere financiers. Hierbij staat heldere en eenduidige belegging van verantwoordelijkheden voorop. De vorm van de privaatrechtelijke rechtspersoon, een stichting, dient – naast de overwegingen van paragraaf 3 – vooral ook als kapstok voor het invullen van de eigen rol en positie. De verantwoordelijkheid voor de richting van de activiteiten en de inhoudelijke resultaten van die activiteiten berust bij het bestuur van de rechtspersoon. Het stichtingsbestuur is verantwoordelijk voor het beleidsmatige en financiële beheer en legt daarover aan mij verantwoording af. Ik zal geen eigen vertegenwoordigers in het bestuur van de rechtspersoon (scheiding van uitvoering en toezicht) benoemen. Voor de jaarlijkse verantwoording wordt tussen minister en stichting een cyclus voor de financiële en bedrijfseconomische planning&control ingericht en wordt in goed overleg tevens een beperkte set indicatoren op maat ontwikkeld. Met TTI GG maak ik afspraken over de inrichting van de begroting, het jaarverslag, de jaarrekening en de accountantscontrole. De inrichting van de administratie zal hierop worden afgestemd. Met de indicatoren op maat verschaft de stichting informatie over de doelmatigheid en doeltreffendheid van haar activiteiten.
1
In tegenstelling tot wat er in het oorspronkelijk businessplan staat vermeld betreft het hier een bijdrage van het Kabinet van € 20 mln. (i.p.v. € 25 mln), over een periode van 4 jaar i.p.v. 5 jaar.
Datum
Kenmerk
20 december 2006
TRCJZ/2006/4000
Paraaf:
Vervolgblad
6
Bij het voorgaande zijn bestuurlijke, juridische en indicatoreninstrumenten ondersteunend. De door mij beoogde vormgeving daarvan is als volgt. De betrokken financiers voeren tenminste twee maal per jaar onderling overleg. Ik zal tenminste eenmaal per jaar een bestuurlijk overleg met het bestuur van de stichting voeren. Ter ondersteuning zal naar bevind van zaken enige malen per jaar technisch en ambtelijk overleg worden gevoerd. Vaste punten van aandacht zijn in elk geval het activiteitenplan, de bedrijfsvoering, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de activiteiten. Ik zal aan TTI GG subsidie verlenen op grond van de goedkeuringsbeschikking en met inachtneming van de bepalingen van de eerder genoemde Subsidieregeling IOP-TTI. De Subsidieregeling IOP-TTI geeft een transparante en gestandaardiseerde set toekenningvoorwaarden en voorwaarden aangaande de verantwoording. De cyclus van planning&control tussen mij en de rechtspersoon bevat de volgende zes elementen: 1. Richtlijnen voor de jaarverslaggeving; 2. Onderzoek van een onafhankelijke externe accountant over de jaarstukken van de instelling; 3. Een verklaring van de externe accountant omtrent getrouwheid én rechtmatigheid van het uit de jaarstukken naar voren komende financiële beeld; 4. Een controleprotocol als richtsnoer voor de externe accountant en als aangrijpingspunt voor de departementale Auditdienst (AD); 5. De bevoegdheid van de AD om reviews uit te voeren op de werkzaamheden van de voornoemde externe accountant; 6. De bevoegdheid van de AD om aanvullend onderzoek uit te voeren over bevindingen bij de review. De inhoud van de richtlijnen en het controleprotocol worden ter kennis gebracht van de andere financiers van TTI GG. Het toepassen van indicatoren is gericht op een bestuurlijk relevante en vooral ook omvatbare informatievoorziening over de resultaten van de bedrijfsvoering en beleidsuitvoering van de stichting. Ik kies nadrukkelijk voor “de indicator als kapstok voor bestuurlijk gesprek”, dus niet voor het formuleren van een uitputtende lijst met technische micro-indicatoren. Een ander belangrijk uitgangspunt is het nastreven van tweezijdigheid en wederzijds goed afgestemde ambitieniveaus: met TTI GG worden afspraken gemaakt over de voorlopig te hanteren set indicatoren. Na het eerste jaar van leverantie wordt vervolgens geëvalueerd of de overeengekomen indicatoren het inzicht en de effectiviteit van beleid daadwerkelijk hebben vergroot, en of zij ook daadwerkelijk zijn gebruikt. Op basis van de opgedane ervaringen worden daarna definitieve afspraken gemaakt. De indicatoren zijn een belangrijk instrument bij het beoordelen of de beoogde doelstelling wordt bereikt.
Datum
Kenmerk
20 december 2006
TRCJZ/2006/4000
Paraaf:
Vervolgblad
7
De Tweede Kamer der Staten-Generaal zal ik tijdig informeren over relevante ontwikkelingen bij de realisatie van het onderzoeksprogramma. DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,
dr. C.P. Veerman
Versie d.d. 16/17-10-2006 CJ/IT/DK C:\Documents and Settings\jahangir\Local Settings\Temporary Internet Files\74573241_at4.doc
CONCEPT DE BRAUW DE DATO 17 OKTOBER 2006 AKTE VAN OPRICHTING VAN STICHTING TECHNOLOGISCH TOPINSTITUUT GROENE GENETICA
Op ** tweeduizendzes verschijnt voor mij, Professor Mr Martin van Olffen, notaris met plaats van vestiging te Amsterdam: **
De comparant verklaart een stichting op te richten, die wordt geregeerd door de volgende STATUTEN: Begripsbepalingen. Artikel 1. In de statuten van deze stichting wordt verstaan onder: a. Begeleidingscommissie: een orgaan als bedoeld in artikel 16. b. Beoordelingscommissie: het orgaan als bedoeld in artikel 13. c. Bestuur: het bestuur van de stichting. d. Deelnemend Bedrijf: een aan het economisch verkeer deelnemend bedrijf met een winstoogmerk, die als zodanig is toegelaten door het Bestuur op grond van artikel 5 lid 1. e. Deelnemende Kennisinstelling: een publiek gefinancierde kennisinstelling, zoals bedoeld in artikel 1 sub c van de TTI-regeling, die als zodanig is toegelaten door het Bestuur op grond van artikel 5 lid 1. f. Deelnemers: de Deelnemende Bedrijven en de Deelnemende Kennisinstellingen. g. Directie: het orgaan dat de dagelijkse leiding van de stichting uitvoert. h. Plantaardig Uitgangsmateriaal: zaden, stekken, bollen, knollen, weefselkweekplanten, jonge planten en vermeerderingsmateriaal van land- en tuinbouwgewassen (inclusief paddestoelen). i. Programma: het strategisch onderzoeks- en onderwijsprogramma van de stichting. j. Programmaleider: een orgaan als bedoeld in artikel 14. k. Project: door een besluit van het Bestuur, als bedoeld in artikel 11 lid 3 sub b. juncto artikel 8 lid 3 sub d., vastgesteld Projectvoorstel. l. Projectcommissie: een orgaan als bedoeld in artikel 15 lid 1 m. Projectleider: een orgaan als bedoeld in artikel 15 lid 4. n. Projectvoorstel: een voorstel waarin een nieuw uit te voeren onderzoeks- of onderwijsproject is beschreven, welk voorstel moet voldoen aan de vereisten vastgelegd in het reglement als bedoeld in artikel 8 lid 4 sub b.
2
o.
TTI-regeling: regeling van de Minister van Economische Zaken van acht november tweeduizendvijf, nummer WJZ 5712700, houdende regels inzake het verstrekken van subsidies in het kader van programmatisch onderzoek van IOP en TTI (Subsidieregeling IOP-TTI module van de experimentele Kaderregeling subsidies innovatie projecten), zoals deze van tijd tot tijd luidt. Naam en zetel. Artikel 2. 1. De stichting draagt de naam: Stichting Technologisch Topinstituut Groene Genetica. Bij verkorting te noemen “Stichting TTI Groene Genetica”. In het verkeer met het buitenland kan de stichting worden aangeduid met de naam “Foundation Technological Top Institute Green Genetics” en bij verkorting “Foundation TTI Green Genetics”. 2. Zij is gevestigd in de gemeente Gouda. Doel en middelen. Artikel 3. 1.
De stichting heeft ten doel een leidende positie in te nemen in onderzoek op het gebied van plantengenetica (sensu lato), plantenfysiologie (sensu lato) en plantenziektekunde (sensu lato) en opleiding van onderzoekers op die gebieden door het formuleren en uitvoeren van een strategisch en economisch relevante onderzoeks- en opleidingsprogramma, en voorts al hetgeen met het vorenstaande in de ruimste zin verband houdt, daartoe behoort of daartoe bevorderlijk kan zijn. 2. De stichting tracht dit doel te bereiken onder meer door: a. positionering van de stichting als (inter)nationaal vooraanstaand onderzoeks- en opleidingsinstituut op het gebied van plantengenetica (sensu lato), plantenfysiologie (sensu lato) en plantenziektekunde (sensu lato); b. het doen uitvoeren van strategisch onderzoek, het bevorderen van onderwijs en het opleiden van onderzoekers op de gebieden hiervoor genoemd in letter a. van dit lid; c. het bevorderen van de samenwerking en de interactieve kennisontwikkeling tussen kennisinstellingen en bedrijven bij het realiseren van haar doelstelling genoemd in lid 1 van dit artikel; d. het (laten) exploiteren van de verkregen kennis door Deelnemers en/of derden; e. het openbaar maken van de onderzoeksresultaten door middel van intellectuele eigendomsbescherming, waaronder begrepen octrooiaanvragen, en/of (wetenschappelijke) publicaties; f. het deelnemen in, het op andere wijze een belang nemen in en het voeren van beheer over andere ondernemingen van gelijke aard; g. andere wettige middelen die kunnen bijdragen aan het bereiken van het gestelde doel. Vermogen. Artikel 4. 1. De middelen van de stichting worden gevormd door: a. bijdragen van Deelnemers en bijdragen van derden; b. subsidies; c. schenkingen, erfstellingen en legaten; d. rente;
3
e.
inkomsten door activiteiten van de stichting, zoals opbrengsten uit onderzoeksopdrachten, licenties op intellectuele eigendomsrechten en de overdracht van intellectuele eigendomsrechten; f. alle andere verkrijgingen en baten. 2. Erfstellingen kunnen slechts door de stichting worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving. Deelnemers. Artikel 5. 1.
Deelnemer is een (rechts)persoon, die zich als zodanig bij het Bestuur heeft aangemeld en door het Bestuur is toegelaten. 2. Een (rechts)persoon houdt op Deelnemer te zijn: a. doordat de Deelnemer als (rechts)persoon ophoudt te bestaan; b. door bedrijfsbeëindiging door een Deelnemer; c. doordat een Deelnemer failliet wordt verklaard of surséance van betaling aan hem wordt verleend; d. door aanbieding van een buitengerechtelijk akkoord door een Deelnemer aan zijn schuldeisers; e. doordat de overeengekomen termijn is verstreken waarvoor de Deelnemer is toegelaten; f. door opzegging door de Deelnemer, welke opzegging is gebonden aan de bepalingen van de uittredingsprocedure zoals vermeld in het reglement als bedoeld in artikel 8 lid 4 sub a; g. door opzegging door het Bestuur op grond van: (i) niet nakoming door een Deelnemer van haar verplichtingen jegens de stichting; of (ii) feiten en omstandigheden die meebrengen dat het zijn van Deelnemer in redelijkheid niet hoeft te worden geduld. 3. Een Deelnemer is verplicht aan de stichting een bijdrage (in geld of in natura) te voldoen, nader te regelen bij reglement als bedoeld in artikel 8 lid 4 sub a. 4. Een Deelnemer kan worden geschorst in de uitoefening van zijn rechten door het Bestuur op de gronden als bedoeld in artikel 5 lid 2 sub g. Organen. Artikel 6. 1. De stichting heeft de volgende organen: Bestuur, Directie, Beoordelingscommissie, Programmaleider(s), Projectcommissie(s), Projectleider(s) en Begeleidingscommissie(s). 2. Een orgaan dat uit minder dan het vereiste aantal leden bestaat blijft bevoegd zijn functie te vervullen. Bestuur: samenstelling, benoeming en defungeren. Artikel 7. 1. Het Bestuur van de stichting bestaat uit zeven (7) natuurlijke personen en wel drie (3) leden A, drie (3) leden B en een voorzitter. In ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien. 2. De leden A en de leden B worden benoemd door het Bestuur. Tot lid A van het Bestuur is slechts benoembaar een persoon die verbonden is aan een
4
publiek gefinancierde kennisinstelling, zoals bedoeld in artikel 1 sub c van de TTI-regeling. Tot lid B van het Bestuur is slechts benoembaar een persoon die in dienst is van een aan het economisch verkeer deelnemend bedrijf met een winstoogmerk, dat activiteiten verricht op het gebied van Plantaardig Uitgangsmateriaal. 3. Indien moet worden overgegaan tot benoeming van een lid A van het Bestuur respectievelijk een lid B van het Bestuur, zal het Bestuur de Deelnemende Kennisinstellingen respectievelijk de Deelnemende Bedrijven hiervan ten minste vier (4) weken vóór het houden van de vergadering, waarin de benoeming aan de orde wordt gesteld, schriftelijk op de hoogte stellen. Iedere Deelnemende Kennisinstelling respectievelijk ieder Deelnemend Bedrijf afzonderlijk kan een niet-bindende voordracht doen voor de benoeming van een lid A van het Bestuur respectievelijk een lid B van het Bestuur tot twee (2) weken vóór het houden van de vergadering, waarin de benoeming van de betreffende bestuurder aan de orde wordt gesteld. Bij de voordracht worden van de kandidaat medegedeeld zijn leeftijd, zijn beroep en de betrekkingen die hij bekleedt of die hij heeft bekleed voor zover die van belang zijn in verband met de vervulling van de taak van bestuurder. De voordracht tot benoeming van een bestuurder wordt met redenen omkleed. Zijn er één of meerdere kandidaten voor één of meer vacatures, dan is de kandidaat benoemd die de volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen op zich verenigt. Verkrijgt geen van de kandidaten de meerderheid in een eerste ronde, dan wordt een tweede ronde gehouden waaraan de beiden kandidaten met de meeste stemmen deelnemen. De verdere procedure en wijze van stemming wordt door de voorzitter van het Bestuur bepaald. 4. De voorzitter van het Bestuur wordt benoemd door de leden B van het Bestuur. De voorzitter van het Bestuur wijst een bestuurder aan als penningmeester en een ander, niet zijnde een bestuurder noch een lid van de Directie, als secretaris aan. 5. Het Bestuur kan te allen tijde bestuurders schorsen en ontslaan. Een besluit tot schorsing of ontslag van een bestuurder kan uitsluitend worden genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin alle bestuurders, daaronder niet begrepen de bestuurder op wie de schorsing of ontslag betrekking heeft, aanwezig zijn. 6. Bestuurders worden benoemd voor een tijdvak van ten hoogste vier (4) jaren, met dien verstande dat tenzij de bestuurder eerder aftreedt, zijn zittingsperiode eindigt na afloop van de eerstvolgende bestuursvergadering, te houden in het vierde jaar na het jaar van zijn benoeming. Een bestuurder kan twee (2) maal worden herbenoemd. Het Bestuur kan een rooster van aftreden vaststellen. 7. Onverminderd artikel 2:298 Burgerlijk Wetboek defungeert een bestuurder: a. door vrijwillig of periodiek aftreden; b. door tussentijds ontslag; c. door het verlies van het vrije beheer over zijn vermogen; d. door zijn overlijden. Bestuur: taken en bevoegdheden. Artikel 8. 1. Het Bestuur is belast met het besturen van de stichting en het toezicht houden op de uitvoering daarvan door de Directie, een en ander met inachtneming van de in deze statuten
5
2.
3.
4.
vastgelegde verdeling van taken en bevoegdheden tussen het Bestuur en de Directie. Het Bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. Met inachtneming van het bepaalde in lid 1 van dit artikel behoort in het bijzonder tot de taak van het Bestuur: a. het vaststellen van de taak van de Directie, het bepalen van haar samenstelling, het geven van instructies aan haar, het houden van toezicht op haar beleid en het vaststellen van de arbeidsvoorwaarden van de leden van de Directie; b. het toekennen van pensioenrechten aan werknemers van de stichting; c. het jaarlijks vaststellen van het Programma en de begroting, alsmede andere door het Bestuur op te maken plannen; d. het op voorstel van een Deelnemer vaststellen van een Projectvoorstel na voorafgaand advies van de Beoordelingscommissie, en het - eventueel - verbinden van aanvullende voorwaarden bij de vaststelling van een Projectvoorstel, alsmede het vaststellen van de beëindiging van een Project in overleg met de betreffende Projectcommissie na voorafgaand advies van de Beoordelingscommissie; e. het op individuele Projectbasis goedkeuren van afwijkingen van de vastgestelde bepalingen inzake intellectuele eigendomsrechten, voor zover deze afwijkingen in overeenstemming zijn met de TTI-regeling; f. het vervreemden en het in licentie geven van verkregen kennis aan derden, nietzijnde Deelnemers; g. het doen van investeringen welke niet in het jaarlijkse budget zijn vermeld; h. het vaststellen van de jaarstukken; i. het voeren van juridische procedures en het treffen van (buitengerechtelijke) schikkingen of akkoorden; j. alle andere zaken die in het bijzonder of in het algemeen krachtens reglementen aan het Bestuur worden opgedragen. Het Bestuur heeft de bevoegdheid om reglementen vast te stellen en te wijzigen ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de toelating en uittreding van Deelnemers, alsmede de hoogte, wijze van betaling en overige voorwaarden van de bijdrage (in geld of in natura) verschuldigd door Deelnemers; b. de vereisten waaraan een Projectvoorstel moet voldoen; c. de onderlinge taakverdeling en werkwijze van het Bestuur alsmede het profiel van de onderscheiden functies van het Bestuur; d. de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de Directie, de Beoordelingscommissie, de Programmaleider(s), de Projectcommissie(s), de Projectleider(s) en de Begeleidingscommissie(s). e. de rechten van industriële en intellectuele eigendommen; f. overige onderwerpen in aanvulling op deze statuten behoudens in de gevallen waarin deze onderwerpen bij of krachtens deze statuten tot de competentie van een an-
6
der orgaan behoren. Bepalingen in reglementen in strijd met de statuten zijn nietig. 5. Het Bestuur kan aan de bestuurders of aan een of meer van hen een beloning toekennen. In de uitoefening van hun functie gemaakte kosten worden aan de bestuurders vergoed. 6. Bij belet of ontstentenis van alle bestuurders zal de Directie zo spoedig mogelijk maatregelen nemen om in het bestuur van de stichting te voorzien. Bestuur: vertegenwoordiging. Artikel 9. 1.
Het Bestuur, alsmede twee gezamenlijk handelende bestuurders zijn bevoegd de stichting te vertegenwoordigen. 2. Indien een bestuurder een belang heeft dat strijdig is met dat van de stichting, kan de stichting, met inachtneming van het in het eerste lid bepaalde, ter zake worden vertegenwoordigd door de overige bestuurders. 3. Het Bestuur kan aan een of meer personen, al dan niet in dienst van de stichting, procuratie of anderszins doorlopende vertegenwoordigingsbevoegdheid verlenen. Bestuur: vergaderingen. Artikel 10. 1. Vergaderingen van het Bestuur worden gehouden zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee (2) van de overige bestuurders een vergadering bijeenroepen, doch ten minste vier (4) maal per jaar. 2. De bijeenroeping van de vergaderingen van het Bestuur geschiedt schriftelijk, of op schriftelijk reproduceerbare wijze met behulp van een van de gangbare communicatiemiddelen, door de in het voorgaande lid bedoelde personen, dan wel namens deze door de secretaris van het Bestuur, onder opgave van plaats en tijdstip van de vergadering alsmede de te behandelen onderwerpen en, voorzover deze statuten niet anders bepalen, op een termijn van ten minste zeven (7) dagen. De vergaderingen van het Bestuur worden gehouden ter plaatse binnen Nederland, te bepalen door degene die de vergadering bijeenriep dan wel deed bijeenroepen. Indien werd gehandeld in strijd met het hiervoor in dit lid bepaalde, kan het Bestuur niettemin rechtsgeldige besluiten nemen, mits de ter vergadering afwezige bestuurders vóór het tijdstip van de vergadering schriftelijk, of op schriftelijk reproduceerbare wijze met behulp van een van de gangbare communicatiemiddelen, hebben verklaard zich niet tegen de besluitvorming te verzetten. 3. Toegang tot de vergaderingen van het Bestuur hebben uitsluitend bestuurders, de secretaris van het Bestuur, de leden van de Directie met inachtneming van het bepaalde in artikel 12 lid 4, en degenen die daartoe door het Bestuur zijn uitgenodigd. 4. Een bestuurder kan zich niet ter vergadering doen vertegenwoordigen. 5. De voorzitter van het Bestuur leidt de vergaderingen van het Bestuur. Bij zijn afwezigheid voorziet de vergadering zelf in haar leiding; tot dat ogenblik wordt het voorzitterschap waargenomen door de ter vergadering aanwezige bestuurder die het langst als zodanig fungeert. Bestuur: besluitvorming. Artikel 11. 1.
Iedere bestuurder is bevoegd tot het uitbrengen van één (1) stem.
7
2.
3.
5.
Bij staking van stemmen over zaken is het voorstel verworpen. Staken de stemmen bij verkiezing van personen, dan beslist het lot. Indien bij verkiezing tussen meer dan twee (2) personen door niemand van hen een volstrekte meerderheid is verkregen, dan is het bepaalde in artikel 7 lid 3 laatste alinea van overeenkomstige toepassing. Voorzover in deze statuten geen grotere meerderheid is voorgeschreven, worden alle besluiten van het Bestuur genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin ten minste vier (4) bestuurders aanwezig zijn. Zijn in een vergadering minder dan vier (4) bestuurders aanwezig, dan wordt een tweede vergadering bijeengeroepen, te houden niet eerder dan twee (2) en niet later dan vier (4) weken na de eerste vergadering, in welke tweede vergadering ongeacht het aantal aanwezige bestuurders rechtsgeldig kan worden besloten omtrent de onderwerpen welke in de eerste vergadering op de agenda waren geplaatst doch waarover in die vergadering bij ontbreken van het quorum niet kon worden besloten. Bij de oproeping tot de tweede vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit kan worden genomen onafhankelijk van het aantal ter vergadering aanwezige leden. De volgende bestuursbesluiten kunnen uitsluitend worden genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin ten minste vijf (5) bestuurders aanwezig zijn: a. toelating van Deelnemers als bedoeld in artikel 5 lid 1, opzegging aan een Deelnemer op de gronden als genoemd in artikel 5 lid 2 sub g en schorsing van een Deelnemer in de uitoefening van zijn rechten als bedoeld in artikel 5 lid 4; b. besluiten met betrekking tot onderwerpen als bedoeld in artikel 8 lid 3 sub d en sub f; c. toekenning van een beloning aan bestuurders als bedoeld in artikel 8 lid 5; d. wijziging van een reglement als bedoeld in artikel 8 lid 4. Zijn in een dergelijke vergadering minder dan vijf (5) bestuurders aanwezig, dan wordt een tweede vergadering bijeengeroepen, te houden niet eerder dan twee (2) en niet later dan vier (4) weken na de eerste vergadering, in welke tweede vergadering rechtsgeldig kan worden besloten met een meerderheid van tweederde van de uitgebrachte stemmen, mits in deze vergadering ten minste vier (4) bestuurders aanwezig zijn, omtrent de onderwerpen welke in de eerste vergadering op de agenda waren geplaatst doch waarover in die vergadering bij ontbreken van het quorum niet kon worden besloten. Bij de oproeping tot de tweede vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit kan worden genomen onafhankelijk van het aantal ter vergadering aanwezige leden. De volgende bestuursbesluiten kunnen uitsluitend worden genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin alle bestuurders aanwezig zijn: a. wijziging van de statuten als bedoeld in artikel 18 lid 1; en b. ontbinding van de stichting als bedoeld in artikel 19 lid 1. Zijn in een dergelijke vergadering minder dan alle bestuurders aanwezig, dan wordt een tweede vergadering bijeengeroepen, te houden niet eerder dan twee (2) en niet later dan vier (4) weken na de eerste vergadering, in welke tweede vergadering rechtsgeldig kan worden besloten met een meerderheid van tweederde van de uitgebrachte stemmen, mits in deze vergadering ten minste vijf (5) bestuurders aanwezig zijn, omtrent de onderwerpen welke in de eerste vergadering op de agenda waren geplaatst doch waarover in die vergadering bij ontbreken van het quorum niet kon worden besloten. Bij de oproeping tot de
8
tweede vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit kan worden genomen onafhankelijk van het aantal ter vergadering aanwezige leden. 6. Van het verhandelde in de vergaderingen van het Bestuur worden door de secretaris of door de daartoe door de voorzitter van de vergadering aangewezen persoon notulen gehouden. De notulen worden vastgesteld in dezelfde of in de eerstvolgende vergadering van het Bestuur. 7. Het Bestuur kan ook op andere wijze dan in vergadering besluiten nemen, mits alle leden in de gelegenheid worden gesteld hun stem uit te brengen en zij allen schriftelijk, of op schriftelijk reproduceerbare wijze met behulp van een van de gangbare communicatiemiddelen, hebben verklaard zich niet tegen deze wijze van besluitvorming te verzetten. Een besluit is alsdan genomen zodra de vereiste meerderheid van alle leden zich schriftelijk, of op schriftelijk reproduceerbare wijze met behulp van een van de gangbare communicatiemiddelen, vóór het voorstel heeft verklaard. De in de eerste zin van dit lid bedoelde stukken worden bij de notulen gevoegd en de secretaris van het Bestuur maakt melding van het aldus genomen besluit in de notulenregister. Directie. Artikel 12. 1. De uitvoering van de dagelijkse leiding van de stichting berust bij de Directie. De Directie heeft de leiding over de wetenschappelijke, technische, juridische en administratieve werkzaamheden van de stichting. 2. De Directie bestaat uit een door het Bestuur te bepalen aantal van één of meer natuurlijke personen. Het Bestuur benoemt de leden van Directie en is bevoegd deze te schorsen en te ontslaan. 3. Bij de uitoefening van haar taak wordt de Directie ondersteund door het bureau, waarover zij de leiding heeft. Het bureau heeft primair tot taak het voorbereiden en uitvoeren van besluiten van het Bestuur. 4. De Directie heeft als regel toegang tot de vergaderingen van het Bestuur en heeft daarin een raadgevende stem, tenzij het Bestuur besluit buiten haar aanwezigheid te vergaderen. 5. De Directie rapporteert geregeld aan het Bestuur en zal het Bestuur alle verlangde inlichtingen verstrekken. Beoordelingscommissie. Artikel 13. 1. De Beoordelingscommissie functioneert geheel onafhankelijk en heeft tot taak Projectvoorstellen te beoordelen en het Bestuur daaromtrent van advies te voorzien. 2. De Beoordelingscommissie bestaat uit een door het Bestuur te bepalen aantal van één (1) of meer natuurlijke personen. Het Bestuur benoemt de leden van de Beoordelingscommissie op advies van de Directie en is bevoegd op advies van de Directie deze te schorsen en te ontslaan. Leden van de Beoordelingscommissie worden benoemd voor een tijdvak van ten hoogste twee (2) jaren. Een lid van de Beoordelingscommissie kan worden herbenoemd. Programmaleiders. Artikel 14. 1. Een Programmaleider heeft tot taak leiding te geven aan een onderzoeks- of onderwijsprogramma.
9
2.
Het Bestuur benoemt, schorst en ontslaat Programmaleiders na voorafgaand advies van de Directie. Projectcommissies. Projectleiders. Artikel 15. 1. Het Bestuur stelt per Project een Projectcommissie in, welke commissie ophoudt te bestaan bij beëindiging van het Project waarvoor het is ingesteld. 2. De leden van een Projectcommissie bestaan uit Deelnemers die bijdragen aan het betreffende Project in overeenstemming met het bepaalde in het reglement als bedoeld in artikel 8 lid 4 sub a. 3. Een Projectcommissie is bevoegd in overleg met de bijbehorende Begeleidingscommissie en Projectleider te besluiten over onderwerpen die essentieel zijn voor het verloop en resultaat van het Project waarvoor de Projectcommissie is ingesteld. Een Projectcommissie is slechts bevoegd te besluiten over onderwerpen die essentiële wijzigingen in de financiële opstelling tot gevolg hebben met voorafgaande schriftelijke goedkeuring van het Bestuur. 4. Een Projectcommissie benoemt, schorst en ontslaat na voorafgaand advies van de bijbehorende Programmaleider een Projectleider van het Project, waarvoor de Projectcommissie is ingesteld. Een Projectleider is bij voorkeur verbonden aan een Deelnemende Kennisinstelling die tevens lid is van de Projectcommissie door wie de Projectleider is benoemd. Een Projectleider is verantwoordelijk voor de uitvoering van een Project, waarvoor hij is benoemd. Begeleidingscommissies. Artikel 16. 1. Het Bestuur stelt per Project een Begeleidingscommissie in, welke commissie ophoudt te bestaan bij beëindiging van het Project waarvoor het is ingesteld. 2. Een Begeleidingscommissie bestaat uit ten minste twee (2) natuurlijke personen, die worden benoemd door de Directie na voorafgaand advies van de bijbehorende Projectcommissie. Slechts vertegenwoordigers van de leden van een Projectcommissie zijn benoembaar tot lid van de bijbehorende Begeleidingscommissie. 3. De Begeleidingscommissie heeft tot taak toezicht te houden op de uitvoering van een Project, waarvoor het is ingesteld en is samen met de Projectleider van dat Project verantwoordelijk voor de begeleiding en aansturing van dat Project. Bij de uitoefening van haar taak behartigt de Begeleidingscommissie te allen tijde het belang van alle leden van de bijbehorende Projectcommissie. De Begeleidingscommissie geeft de bijbehorende Projectleider advies bij de uitvoering van een Project. 4. De Begeleidingscommissie kan op verzoek van de bijbehorende Projectleider beslissen over onderwerpen die geen essentiële veranderingen teweegbrengen in de doelstelling en begroting van dat Project. Boekjaar en jaarstukken. Artikel 17. 1. Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar. 2. Het Bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boe-
10
ken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend. 3. Het Bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes (6) maanden na afloop van het boekjaar de balans, de staat van baten en lasten van de stichting en een verslag omtrent de werkzaamheden van de stichting te maken en op papier te stellen. De balans en de staat van baten en lasten van de stichting worden onderzocht door een registeraccountant, accountant-administratieconsulent dan wel een andere deskundige in de zin van artikel 2:393 Burgerlijk Wetboek. Deze deskundige brengt omtrent zijn onderzoek verslag uit aan het Bestuur en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring omtrent de getrouwheid van de in het vorige lid bedoelde stukken en of aan de toepasselijke regelgeving en wetgeving omtrent de financiële verslaggeving is voldaan. In geval bij de jaarstukken de beschrijving van bijdragen in natura is gevoegd, heeft het onderzoek van de aangewezen deskundige daarop mede betrekking en ziet zijn verklaring mede op de beschrijving. 4. Het Bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven (7) jaren te bewaren. Statutenwijziging. Artikel 18. 1. Het Bestuur kan met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 lid 5 en met voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, besluiten de statuten te wijzigen. De goedkeuring van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is niet nodig indien deze Minister heeft besloten, na statutenwijziging, geen financiële bijdrage aan de stichting te zullen geven. 2. Bij de oproeping tot de vergadering waarin een voorstel tot statutenwijziging zal worden gedaan, dient zulks steeds te worden vermeld. Tevens dient een afschrift van het voorstel, bevattende de woordelijke tekst van de voorgestelde wijziging, bij de oproeping te worden gevoegd. De termijn van de oproeping bedraagt in dit geval ten minste twee (2) weken. 3. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Iedere bestuurder is bevoegd de akte van statutenwijziging te doen verlijden. 4. De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het handelsregister. Ontbinding. Artikel 19. 1. Het Bestuur is met inachtneming van het bepaalde in artikel 11 lid 5 en na voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bevoegd de stichting te ontbinden. De goedkeuring van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is slechts vereist, voor zover deze goedkeuring is vereist op grond van de TTI-regeling. 2. Bij de oproeping tot de vergadering waarin een voorstel tot ontbinding zal worden gedaan, dient zulks steeds te worden vermeld. De termijn van de oproeping bedraagt in dit geval ten minste twee (2) weken. 3. Voor zover de rechter geen andere vereffenaars heeft benoemd, worden de bestuurders vereffenaars van het vermogen van de ontbonden stichting. 4. Het bestuur bepaalt de bestemming van een eventueel batig liquidatiesaldo, welk batig liquidatiesaldo wordt verdeeld - met inachtneming van artikel 26 lid 1 letter d van de TTI-
Green Genetics TTI Green Genetics Business Plan
Innovative plants for sustainable flowers and food
BUSINESS PLAN for the Technological Top Institute GREEN GENETICS
.
Green Genetics Innovative plants for sustainable flowers and food
BUSINESS PLAN for the Technological Top Institute GREEN GENETICS
10 november 2005
PREFACE The Innovation Platform has selected Flowers & Food as one of the key areas of the Dutch economy. “Green Genetics” is the basis of all Flowers & Food and needs to be strengthened if the Netherlands wants to secure a leading role in the European knowledge economy of 2010. This business plan is an initiative of Plantum NL, as representative of the Green Genetics industry, and the Plant Sciences Group of Wageningen UR, representing the Dutch plant research community.
CONTENTS 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Executive Summary Vision and Strategy Position of TTI Green Genetics The Partners of TTI Green Genetics, a public-private partnership The Research and Education Programme Knowledge Transfer and IPR Protection Organisation Finances Next steps
For information: Clemens Stolk (Plantum NL), t: 0182 - 68 86 68, e:
[email protected]
1 2 6 8 10 16 17 21 25
TTI Green Genetics Business Plan
1.
EXECUTIVE SUMMARY
The Technological Top Institute Green Genetics will develop and apply genetic information for the creation of crops with improved performance and improved quality: ‘TTI Green Genetics will put genetics to work’. The Netherlands has a unique position in plant breeding, plant propagation and plant production (the ‘Green Genetics industry’). Internationally the Dutch Green Genetics industry is recognised as leader in the breeding of vegetables, ornamentals, potatoes and grasses. The ambition of the industry is to strengthen and to extend its competitive position through the establishment of a Technological Top Institute Green Genetics. TTI Green Genetics is a public-private partnership between the majority of the Dutch Green Genetics industry and the major players in the Dutch plant sciences. The industry will determine the research agenda at the national level and will contribute a strong financial commitment for the realisation of the programme. With an anticipated budget of in total d 50 million for 5 years, the contribution of all industrial parties is estimated to amount to approximately d 14 million, whereas the contribution of the research groups will amount to d 11 million. The central theme of TTI Green Genetics is ‘Innovative plants for sustainable flowers & food’. This expresses the main aim of the TTI: to utilise the knowledge and expertise of research organisations and industries for the development of innovative crop varieties. Plants will be optimised for sustainable growth under various environmental conditions to produce safe, beautiful and healthy products for consumers. To strengthen the central theme we will work on three disciplines: genetics, phytopathology and physiology. We distinguish a “core programme” and “cluster projects”. The primary objective of the core research programme is to strengthen our basic understanding of the growth and development of plants and its interaction with the environment. Cluster projects have the primary objective of creating know-how and expertise to strengthen the competitiveness of the Dutch industrial and technological position in Flowers & Food. All cluster research projects contribute to the central theme ‘Innovative plants for sustainable flowers & food’ that is divided into three sub-themes: growth & development; plant health; and quality for the consumer. The TTI core education programme is focused on capacity building in the three basic disciplines. The main goal is to strengthen the educational programmes as a way to improve the attractiveness of the plant sciences to scholars and students, leading to an increase in the Green Genetics labour force. In this business plan the Green Genetics industry and the Dutch plant research community present the Technological Top Institute Green Genetics.
-1-
2.
VISION AND STRATEGY
The Netherlands is one of the most important countries world-wide in the breeding and production of horticultural, floricultural and agricultural propagation material. This unique position is based on a combination of industrial entrepreneurship and a renowned research environment. In order to maintain and strengthen this global position, it is necessary to invest further in the exploitation of the scientific and technological capabilities of this economic sector. This challenge has stimulated the Dutch plant propagation industry and research community to strengthen their collaboration in a new initiative: the Technological Top Institute Green Genetics.
2.1
Rationale
The initiative for TTI Green Genetics is the result of an open discussion between industry and academia, hosted by Plantum NL, on how the “knowledge gap” between academic research and practical application can be bridged, and how results from academic research can be translated into innovations. In 2002 we had already analysed
“Plants have always been the most important resource for humankind, not only for food and feed, but also for other important biomaterials, such as oils, fibers, energy and wood for building houses and ships. Plant cells produce biomass from simple chemical building blocks in the air and the soil, including carbon dioxide, nitrogen and water, using the sun as a ‘for-free’ energy source. Today, in the face of important challenges at the European and global levels, we must pay renewed attention to plants. A growing population has to be fed, and increasing demands for highquality, safe and affordable food has to be met. Scientific and technological progress, especially in plant biotechnology and genomics will have to play a role in achieving the transition to a sustainable economy. The former European Commissioner for Research, Philippe Busquin in “Plants for the future” in: Plants for the Future: 2025, a European vision for plant genomics and biotechnology, EPSO, 2004.
-2-
TTI Green Genetics Business Plan
the problems that the industry faces and, together with the Plant Sciences Group of Wageningen UR, we have identified the opportunities for the sector in several reports (i.e. ‘Groene Genetica’, “Putting Genomics to Work”). These reports describe the strong international position of the sector and indicate how this position could be strengthened by a focused public-private partnership. This thorough analysis has contributed to the fact that in September 2004 the Innovation Platform recognised Flowers & Food as one of the key areas of the Dutch knowledge economy. In line with the current policy “backing the winners” the Ministry of Economic Affairs and the Ministry of Agriculture, Nature and Food Quality have shown their interest and support for the development of a TTI Green Genetics.
2.2
Putting genetics to work
Plants are the basis of life on earth. For centuries, humans have selected plants that best fit their needs in feeding their cattle and themselves, and they have developed crops that have many advantages in quality, yield and farming practices. Such plant breeding has been very successful, although multifactor traits involved in quality and resistance to pests and diseases have proven to be extremely difficult to improve. The revolution in life sciences through molecular biotechnology and genomics has changed the scale and scope of our possibilities in plant breeding dramatically. This has enabled a detailed genetic understanding of plant performance at multiple levels of aggregation. The complex biological processes that underlie the qualityrelated processes of our crops and mechanisms of pest and pathogen resistance are now open to systematic functional analysis. Mission: TTI Green Genetics will develop and apply genetic information for the creation of crops with improved performance and improved quality: ‘TTI Green Genetics will put genetics to work’.
-3-
2.3
Strategic focus
TTI Green Genetics combines the effects of mega-trends in society with the scientific and technological capabilities of the Dutch genomics knowledge infrastructure and Dutch companies in the field of plants and food. These mega-trends are: • Globalisation: new technologies spread very quickly around the globe. Dutch companies face increasing technological and price competition from all over the world. • Sustainable economy: a growing awareness of the scarcity of resources and energy and the need for renewable resources and a bio-based economy. • The ageing population in western countries and the growing population in developing countries: the need for sufficient, healthy and functional food for an increasing world population. This leads to an increasing need for a sustainable food production. The Dutch plant sector anticipates these trends by focusing on its technological and scientific strengths to find ways to create advantages and market niches over its competitors. The plant propagation industry has a history of success, and the challenge is to maintain this leading position in the future. Therefore, the sector and the knowledge infrastructure formed a strategic alliance in TTI Green Genetics. The research projects in this virtual institute will lead to plants with improved traits, better resistance and better growth. This TTI is characterised by: • Innovation: starting from the market, companies and research institutes together translate market needs into research questions. • Research projects: research institutes and companies work together in well-defined projects to carry out research in the initial phase of innovation. Product with high added value: tomato seed Price per seed Tomato fruit value per seed Grower pays per kg seed (in comparison: gold price) Value per kg seed for grower Value per kg seed for retailer
-4-
d 0.20 d 16.00 d 50 000.00 d 12 000.00) d 3 500 000.00 d 7 000 000.00
TTI Green Genetics Business Plan
• • •
Valorisation: companies and research institutes will implement the results of research in applications, tangible innovations and products of a high economic value. Science: results of the research projects will lead to new concepts to link the phenotype to the genotype, and vice versa. Education: all partners aim to increase the attraction of students to plant sciences by offering a stimulating educational and scientific environment. Research and education are directly coupled to industrial career possibilities.
2.4
Goal and deliverables
Our goal is to advance the Dutch industrial and technological position in the breeding of crops by a continuous flow of innovations. Operational effects are based upon the quality of the programme, achievement of innovation, quality of research, and effects of education. The quality of the programme will be reviewed by internal and external panels according to a fixed set of parameters (see 7.3 Quality Indicators). We will ask an external organisation to measure the level of satisfaction from the three stakeholders, the industrial, research and governmental partners. Our ambition is to score at least a ‘high’ at all levels: • Innovation deliverables will be based upon return on investment. We expect that TTI Green Genetics will lead to more effective breeding programmes in the participating companies. Among others, this will be measured by the number of cultivars for which Breeder’s Rights are requested. We expect major contributions in cultivars with improved resistance, growth characteristics and consumer traits, leading to a greater and broader worldwide market penetration by the participating companies. The direct financial effect is difficult to predict, but we will monitor the economic position of the participating companies annually. The external satisfaction interview will be targeted to this parameter. Our target is a 3% increase in total annual revenues of the participating companies as a direct effect of TTI. For this we will follow the effects of the innovations through independent market share analysis, we will analyse the innovative diffusion rate by the participating companies and we will determine the projected financial effects of innovations in the complete market chain. Another innovation deliverable is the number of patents. We expect to generate four patent applications annually. The development of the participating plant biotechnology companies such as Keygene and Genetwister will be measured by their increase in turnover and employment. Also the number of spin-offs will be measured and considered as an innovation deliverable. • Research deliverables in the coming five years will be the number of scientific papers (target: about 100 publications in journals with an impact factor higher than 3.00), the number of presentations at international conferences (target: 150), the number of PhD theses (target: 15) and the number of granted projects (i.e. STW, EU, EZ Omnibus, IOP) that are additional to the programme. • Education deliverables will be based upon the number of new study programmes within the scientific groups collaborating in EPS, the Graduate School for Experimental Plant Sciences (target: three new study programmes), the number of students active in TTI projects (target: 50), the number and quality of master classes (target: four) and increased interaction with Polytechnic Institutes (HBO/MBO).
-5-
3.
POSITION OF TTI GREEN GENETICS
3.1
Green Genetics
Green Genetics comprises of all activities in the breeding and propagation of horticultural, floricultural and agricultural crops. Breeding mobilises the genetic potential of Fundamental Industry plants by using biotechnology, genomics Research R&D and tissue culture, and builds upon many scientific areas of expertise such as genetics, physiology, pathology, biochemistry, and statistics. The Green Genetics sector provides the starting material for the entire agribusiness. The strategic position of TTI Green Genetics within the knowledge and production chain of the agro-food business is illustrated in the figure (‘position of TTI Green Genetics in the green production chain’). To further strengthen the position of the strategic research of TTI Green Genetics, a strong interaction with fundamental and utilisation-oriented academic research is very important. TTI Green Genetics will benefit from “upstream” research as supported by STW and IOP programmes. But also “downstream” of TTI research, companies should be encouraged to use the results in their own R&D programmes. The TTI Green Genetics consortium recommends the government to support fundamental and utilisation-oriented research in plant sciences and also to develop additional instruments for valorisation and product development in innovative programmes within Flowers & Food.
Position of TTI Green Genetics in the Green Production Chain
Phenotyping
Biodiversity
-6-
Genotyping
Evaluation
Cultivar
Production
Consumer product
TTI Green Genetics Business Plan
3.2
Economics of the sector
The Netherlands has a unique position in plant breeding, plant propagation and plant production. Internationally the Dutch plant industry is recognised as leader in the breeding of vegetables, ornamentals, potatoes and grasses. The ambition of the Dutch Green Genetics industry is to strengthen and to extend its position by continuous innovation and investments in potential growth markets, such as products associated with human health and well-being, quality and taste, bio-based industrial products and new markets in Eastern Europe and Asia. Innovative applications are based on expertise and technology and thus require an excellent knowledge base. A continuous stream of innovations requires the combination of the most highly educated researchers and the most advanced technological tools. Hence, the innovation needs of the Dutch Green Genetics industry are great, and for this reason 14% of the annual turnover is invested in R&D. In this respect the Dutch Green Genetics industry is comparable to the pharmaceutical industry. For the Dutch economy it is important that the Dutch Green Genetics industry improves its position: • The direct turnover of the Dutch plant propagation industry is d 2.5 billion annually. • The total export value is more than d 1 billion annually. • Its labour force is 10,000. • 8 of the 10 largest vegetable seed companies have their main office or a major R&D location in the Netherlands. • Green Genetics is the basis of all Flowers & Food, representing a value of more than d 8 billion annually.
3.3
Interaction with (inter)national innovative research clusters
TTI Green Genetics is a new and unique innovative research collaboration. The collaboration in itself is innovative since this is the first time that the Dutch plant propagation industry will take the lead in determining the research agenda at national level and will establish a strong financial commitment for the realisation of the programme. This interaction will secure that the results of TTI research will be directly integrated into the R&D programmes of the participating companies. TTI Green Genetics is distinct from other important Innovative research clusters, such as the Centre for Biosystems Genomics (CBSG), the EU programme on Solanaceous Crops (EU-SOL) and projects within IOP genomics. The major aim of the CBSG is to carry out genomics research, the programme is led by the participating research organisations and the research is targeted to obtain fundamental insights into biosystems regulations in three plant species (Arabidopsis, potato and tomato). The EU-SOL initiative is targeted at gaining fundamental insights into the genomics of tomato and potato. In contrast, TTI Green Genetics, directed towards genetics research, is led by the industrial partners, the research is strategically oriented and will cover a wide range of different plant species, as reflected by their importance for the Dutch economy. TTI Green Genetics is also additional to another project, which has been submitted to the current FESprogramme. The project submitted concerns Phytophthora resistance in the potato and has a very well defined target that is a specific problem in the production of potato tubers. TTI Green Genetics will establish collaboration and interaction with all the programmes and projects mentioned and with all other (national and international) projects that are carried out in the field of Green Genetics.
-7-
4.
THE PARTNERS OF TTI GREEN GENETICS, A PUBLIC-PRIVATE PARTNERSHIP
TTI Green Genetics is a strategic collaborative consortium led by the industrial partners. All partners agree to perform and integrate the research and educational programmes as described in this business plan. The participants are committed to share, co-develop and validate knowledge and research capacity and resources to achieve the institute’s goals. All partners have agreed that most of the research will be carried out by the research partners. The involvement of the industrial parties will be dependent on the specific needs within a project. The parties that have so far committed themselves to TTI Green Genetics with the intention of participating in research and educational projects are listed. These partners were either involved in writing this business plan, and/or have proposed research projects, and/or have otherwise indicated that they wish to be involved in TTI Green Genetics. Plantum NL is the representative of some 400 companies involved in the breeding, tissue culture, production and trade of seeds and young plants. The Dutch Green Genetics industry is very diverse. Companies range from multinationals to one-man firms; the majority of the members of Plantum NL belong to small and medium-sized enterprises (SMEs). Their activities range from plant breeding and production of seeds to the production of tubers, bulbs, cuttings, tissue cultures and young plants. TTI Green Genetics will offer opportunities in research and education for both small and largesized companies, active in all segments of the industry. To achieve this goal we have invited or will invite members of Plantum NL as well as other organisations such as the KAVB (Royal General Bulb Growers’ Association), NFO (Dutch Fruit Growers’ Organisation) and NAO (Dutch Organisation for Potato Merchants) to initiate projects within TTI Green Genetics. In such projects, the Product Board for Horticulture (“Productschap Tuinbouw”) will also be involved. The partnership with central organisations facilitates the participation of SMEs into TTI Green Genetics as it provides the opportunity to cluster projects and helps to provide the financial inputs. The participation of SMEs is expected to grow further once TTI Green Genetics has started.
-8-
TTI Green Genetics Business Plan
Partners of TTI Green Genetics Industrial Partners At this moment the Industrial Partners include, but are not limited to: Vegetable seed companies Bejo Zaden
Breeding and propagation companies of arable and forage crops
BioSeeds Partners:
Agrico Research
-
Enza Zaden
Averis Seeds
-
Nickerson-Zwaan
Barenbrug Holland
-
Rijk Zwaan
HZPC Holland
-
De Ruiter Seeds
Handelmaatschappij Van Rijn
-
Takii Europe
C. Meijer
Nunhems Netherlands
Vandijke Semo
SVS Holland Syngenta Seeds
Breeders of fruits and mushrooms ABZ Seeds
Producers of young plants
Bromyc
Companies united in the product group “greenhouse
Fresh Forward
vegetables” of Plantum NL
Inova Fruit
Companies united in the product group “strawberry plants” of Plantum NL
Plant biotechnology companies Genetwister Technologies BV
Breeding and propagation companies of ornamental crops
KeyGene N.V. Add2X Biosciences
Beekenkamp Plants Companies united in the product group “flower seeds” of Plantum NL
Other companies and organisations Noldus Information Technology BV
Dekker Breeding
Naktuinbouw
Deliflor Breeding
Plant Dynamics BV
Fides Kapiteyn Breeding Könst Kwekerijen Mak Breeding
Research Partners
Royal Van Zanten De Ruiter Innovations
University/ Research institute
Gebr. Vletter & Den Haan
Wageningen University and Research Centre
Wulfinghoff Alstroemeria
Leiden University Radboud University Nijmegen
Tissue culture companies
TNO Quality of Life
Könst Kwekerijen
Utrecht University
SBW International
University of Groningen
Vitrocom Holland
University of Amsterdam
Vitro Plus
Vrije Universiteit Amsterdam
-9-
5.
THE RESEARCH AND EDUCATION PROGRAMME
5.1
Central theme
The central theme of TTI Green Genetics is: ‘Innovative plants for sustainable flowers & food’. This theme expresses the main aim of TTI Green Genetics: to utilise knowledge and expertise of research organisations and industry for the development of innovative crop varieties – plants that are optimised for a sustainable growth under various environmental conditions to produce safe, beautiful and healthy products for consumers. The results will enable breeders and growers to use fully the genetic potential of plants for optimal and sustainable growth under existing and new production systems. The central theme has been chosen by the research committee of Plantum NL, in close interaction with leading Dutch scientists in the plant sciences. Plantum NL has set the research agenda for the entire Dutch plant propagation industry: in this agenda, the needs of the whole production chain and the needs for specific research disciplines have been appraised. The choices made by the industry determine the TTI research agenda. They focus on the central theme ‘Innovative plants for sustainable flowers & food’ around the following core disciplines: • Genetics; • Phytopathology; • Physiology. Genetics encompasses the quantitative genetics of traits; phytopathology includes entomology, virology, nematology and bacteriology; and physiology comprises plant physiology, seed physiology, cell biology and biochemistry.
Core projects
Cluster projects
- 10 -
TTI Green Genetics Business Plan
5.2
Research programme
All research projects will be linked to the central theme of the programme, and will be connected to the three basic research disciplines, genetics, phytopathology and physiology. The heart of TTI Green Genetics is a core programme for research and education that will generate expertise that is used in the cluster research projects. In these clusters, industrial partners, together with research institutes, will translate the research in proof of concepts.
5.3
Core agenda
The core will focus on expertise development and capacity building in the three basic disciplines: genetics, phytopathology and physiology. The core programme will disburse approximately 20% of the TTI budget (15% for research and 5% for education) and will comprehend a limited number of integrated research and education projects.
5.3.1
Core research
The primary objective of the core research programme is to strengthen our basic understanding of the growth and development of plants and its interaction with the environment. Preferred projects are strategic in nature and build upon the fundamental insights from the research groups involved. Projects are targeted to result in an improved ability to screen, analyse and understand the plant phenotype. Results are expected to lead to new concepts and/or quantitative genetic technologies that help to link the phenotype to the genotype, and vice versa. Results of the core research programme will be used in the cluster research projects and will facilitate the development of the educational and training programme.
- 11 -
5.3.2
Core education and training
The core education programme is focused on capacity building in the three basis disciplines: genetics, phytopathology and physiology. The main goal is to strengthen the educational programmes as a way to improve the attractiveness of the plant sciences to scholars and students, leading to an increase in the Green Genetics labour force. We will develop an education and training programme in close contact with higher education establishments and universities in the Netherlands and in a direct collaboration with current national educational programmes. The participation of the industry in the educational programmes, as instituted through the TTI framework will generate extra opportunities for the setting up of an attractive education and training agenda. TTI Green Genetics will: • Finance extraordinary professorships in the basic disciplines (i.e. genetics, phytopathology and physiology); • Arrange a ‘scientific hotel function’ at universities for industrial researchers to stimulate a flow of ideas from science (students) to industry and vice versa (compare the Casimir programme); • Invite students and young scientists to work in a company environment as part of their professional training; • Commit scientists from the industry to participate actively in educational programmes; • Offer support (financial, organisational, communication) for universities in their attempts to attract students; • Offer students financial support for their educational programme in the plant sciences; • Organise master classes in genetics, plant propagation, and emerging new related technologies.
- 12 -
TTI Green Genetics Business Plan
5.4
Cluster project agenda
The cluster research projects are initiatives of the industrial partners and will be carried out by selected research groups from the research partners. The projects have the primary objective of creating know-how and expertise to strengthen the competitiveness of the Dutch industrial and technological position in Flowers & Food. All cluster research projects contribute to the central theme ‘Innovative plants for sustainable flowers & food’ that is divided into three sub-themes: • Growth and development: Crops need to perform optimally under a variety of culture conditions. To reach this goal we need a better understanding of the physiology of plants to develop crops that perform optimally in dry, wet, dark or light conditions. This will lead to better yields, higher labour efficiency and sustainable growth. The scientific challenge is to gain more insight into the physiology of the plant and the genetic regulation of processes involved in its growth and development, including seed germination, plant architecture, fruit ripening and senescence. The results will be used for the genetic improvement and the development of culture conditions and culture regimes that guarantee a high, uniform and controlled growth and development of seeds and plantlets. • Plant health: Crops are continually threatened by pathogenic organisms such as viruses, bacteria, fungi and insects. Changing culture conditions, new crops and new culture regions require continuing research into the development of novel means of resistance. Special attention needs to be given to insects as they can cause direct damage and are vectors for many viral diseases. In general, resistance against insects appears to be much more complicated than resistance against viruses, bacteria and fungi. Nevertheless, consumers pose an ever-increasing demand for pesticide-free produced food. TTI Green Genetics aims to improve the genetic potential for the natural protection of crop plants to insects (e.g. whitefly and thrips), mites, nematodes, micro-organisms (fungi and bacteria) and viruses. The scientific challenge is to gain a better insight into the regulation of the interaction between plant and pathogens and to develop expertise and methods to intervene in this relationship. The results will be used for the pathogen-free production of seeds, cuttings, bulbs and plantlets and for the genetic improvement of cultivars that are more resistant to pathogenic organisms. • Quality for the consumer: Products derived from the cultivation of crop plants need to fulfil all the various needs of the different partners in the product chain (from grower to consumer). Consumers prefer flowers with beautiful colours, subtle fragrances and good vase life and prefer vegetables with a good appearance, fine taste and more health-promoting contents. Growers need to produce flowers and food in a sustainable way, and have to comply with all regulations on quality and safety. TTI Green Genetics will develop knowledge on the genetics of traits, in order to enable the translation of consumer preferences into the phenotype of the plant. The results will allow breeders and producers to exploit the existing genetic variation and to create plants that fulfil the needs of the various partners in the chain. The scientific challenge is to better understand the complexity of components that determine aspects such as colour, fragrance, taste and health-promoting effects of plant products, to unravel the genetic basis of the biochemical pathways involved and to show that this will lead to plant products with improved contents.
- 13 -
- 14 -
TTI Green Genetics Business Plan
5.5
Three research examples
Growth and development Increasing efficiencies in plant production systems require novel solutions with regard to seed quality. Fast and uniform germination is determined by genetics, growing conditions during seed production and by a whole array of seed sorting, seed health treatment and seed enhancement technologies. TTI Green Genetics research will yield knowledge on the interaction between physiology and genetics and will generate technologies to improve seed quality in some major crops. The photograph depicts germinating lettuce seeds that were encapsulated to facilitate automated sowing and that were treated to overcome their natural inability to germinate under hot and dark conditions.
Plant health Lilies are important for Dutch floriculture; they represent a value of d 500 million annually. New innovations in colour, shape and various resistances against pests and diseases drive the market. TTI research will focus on the molecular processes that regulate genetic recombination frequencies. This knowledge will be used to direct inter-specific hybridisation of, for example, lily breeding materials and will lead to the targeted introduction of new resistances. Resistances to insects are especially important.
Quality for the consumer The fragrance and taste of Flowers & Food is an important quality attribute for consumers. Plant volatile emission is genetically regulated and is affected by physiological and environmental conditions. TTI Green Genetics will use innovative non-destructive technologies to analyse the volatile composition and will correlate the fragrance profiles with human perception studies. Goal is to gain a better insight in the regulation of volatile emission. Results allow breeders and growers to exploit the existing genetic variation and to create plants that fulfill the expectation of the consumer.
- 15 -
6.
KNOWLEDGE TRANSFER AND IPR PROTECTION
The main objective of TTI Green Genetics is to convert knowledge developed in the programme into value for the Dutch economy in the key area Flowers and Food. Therefore, the participating companies and research organisations will implement the results of research into product innovations and into new plant cultivars. The transfer of knowledge between partners and awareness of the value of such knowledge is important therefore. The valorisation and transfer of knowledge, technology and material will be the responsibility of all TTI partners. The transfer of knowledge between the partners will be achieved via the regular meetings of the programme or project committees, but also through informal interactions between researchers from industry and research organisations. To facilitate the knowledge transfer, the direct involvement of industrial partners in the execution of each project is of great importance. This interaction between industry and research will stimulate the flow of information. After having protected the intellectual property rights (IPR) and after having transferred the knowledge to the participating companies, the research groups will publish all the results of the research in high-rating scientific journals, in theses or in the popular press. TTI Green Genetics will take action for the timely and adequate protection of research results, inter alia via IPR protection. The protection and valorisation of IPR will be in line with the European Community Framework for State Aid for Research and Development, the new EU regulations on State Aid for Innovation and the Regulations concerning IPR laid down by the Dutch Ministry of Economic Affairs. The arrangements for IPR protection and knowledge transfer will be fully defined and described before the start of TTI Green Genetics. A summary of the basic rules as agreed upon by the parties is presented as Appendix 1.
- 16 -
TTI Green Genetics Business Plan
7. • •
• • • • •
ORGANISATION TTI Green Genetics is an organisation aimed at scientific collaboration between research organisations and industry active in plant propagation material. TTI Green Genetics is a virtual institute that uses the existing infrastructure of the research partners. It consists of a public-private partnership in which industry together with the top-level research groups of Dutch universities and technology and service providers co-operate in a coherent programme. The (small) organisation itself is responsible for acquiring and managing research and educational projects. Most of the actual research activities (of both the core and the cluster projects) will take place at the research groups’ locations. The industrial partners lead the consortium and have a 50%+ vote in all decision-making bodies. The total organisation and office costs are budgeted at a maximum of 5% of the total budget. The legal form of TTI Green Genetics will be a not-for-profit foundation according to Dutch law.
7.1
Management structure
Supervisory Board The Supervisory Board is responsible for the vision and strategy of the TTI Green Genetics Foundation. It consists of representatives of Plantum NL, the various industrial sectors and the research organisations, with the industry having the majority of the votes. A representative from an adjoining scientific or industrial field (e.g. a representative of Wageningen Centre Food Science) will also be invited into the Supervisory Board. The Chairman is chosen from one of the industrial representatives by the Supervisory Board. The Supervisory Board appoints the Managing Director and the Programme Leaders. It will consult the industrial stakeholders, represented by Plantum NL, in this process. The Supervisory Board itself is installed by the Ministry of Economic Affairs, in consultation with the Ministry of Agriculture, Nature and Food Quality and the stakeholders from industry and research organisations. Managing Director and Programme Leaders The Managing Director is responsible for the internal organisation and supervises the personnel, financial and administrative aspects of the organisation. The Managing Director (1.0 fte) forms a management team together with the four Programme Leaders (3 x 0.2 fte and 1 x 0.4 fte). This team also acts as statutory council for the foundation. The management team is supported by an office manager (1.0 fte). A legal advisor will be hired when necessary, on an ad hoc basis. The management team represents the TTI Green Genetics Foundation in all external relations. Management Team The Management Team is responsible for the scientific quality of the research programme and the dissemination of research results. It is also involved in guarding the processes of valorisation of research results and the protection of intellectual property rights. The Management Team plays an important role in the evaluation of the research proposals, together with the Project Evaluation Committees.
- 17 -
Research Programmes and Core Programme The Core Programme contains both the research and the educational agenda. The subthemes of TTI Green Genetics are represented in three Research Programmes. The Core Programme and each Research Programme are managed by a Programme Leader. Each Leader will be appointed for 0.2 fte to the TTI, except the leader of the Core and Educational Programme, who is appointed for 0.4 fte. Research Projects Various research projects are executed within the Research Programmes, each under the responsibility of a project leader. The project leaders report to the Programme Leader, who in turn reports to the Management Team. Each project will have a Project Committee, with representatives of the partners in the project. The Committee appoints a Chairman and Secretary and convenes at least twice a year. Project Review Committees The evaluation of new project proposals will be carried out by Project Review Committees (one committee for each programme). These committees work under the responsibility of the Management Team, each consisting of one external international expert, one Programme Leader and three selected Research Managers from the industry. In reviewing the proposals, the committees take into account: • confidentiality regarding the contents of the proposal and the participants; • scientific quality of the proposal; • valorisation opportunities; • commitment of the companies and research institutes involved, both in financial terms and in terms of the implementation of results. Based on these criteria, each project proposal is reviewed by the relevant Project Review Committee, who advises the Supervisory Board. This board decides whether or not a project is accepted and under what conditions.
- 18 -
TTI Green Genetics Business Plan
7.2
Organisational Scheme TTI Green Genetics
- 19 -
7.3 •
•
• • •
•
- 20 -
Quality indicators
The quality of the work will be reviewed annually by the Supervisory Board, supplemented with three internationally renowned scientists from industry and/or research centres. To analyse the quality, all project leaders will be invited to present their work both on paper and orally. Quality indicators are: milestones achieved, deliverables obtained, intensity of knowledge transfer, opportunities gained for valorisation, participation in education programmes and scientific level. These quality indicators will be assessed on the basis of the detailed project description, including carefully described deliverables and milestones that have been defined before the start of each project. Project progress will be discussed with a project committee representing all stakeholders. The main purpose of all reporting activities will be to facilitate and increase the transfer of the developed knowledge from knowledge institutes to industry. In the second year of the programme, all research and education projects will be evaluated for a go/no-go assessment, based on the list of deliverables and milestones per project. To analyse quality, the Management Team will write a selfassessment report each year, based upon the project reports and the development of the complete programme. For this programme evaluation, the Supervisory Board will be supplemented with four external independent international scientists. Apart from the annual quality project indicators, the go/no-go decision will be based upon: accomplishment of pre-defined deliverables and achievement of the pre-set milestones, completeness of research programme, and interaction between projects, effectiveness of organisation, economic relevance, and valorisation importance at the programme level.
TTI Green Genetics Business Plan
8.
FINANCES
8.1
Introduction
• • •
•
•
•
The Foundation TTI Green Genetics is a public-private partnership between industrial parties, research groups and the Dutch government. All partners will contribute financially to the TTI programmes, but the contribution of the industrial partners and research groups will be different in the core programme and the cluster programmes. The contribution of the industrial partners can be in cash and/or in kind. The in-kind contribution will be dependent on the specific contents of a project, but is set at a maximum of 50%. The in-kind contribution made by industry may include materials or technologies that will be used in the research projects. The value of such in-kind contribution will be appraised before the start of the project. The in-kind contribution can also be delivered via ‘in-house’ research activities within the project. The contribution of the research partners can also be in cash and/or in kind. The research groups will be selected from leading universities and institutes on the basis of their specific know-how and expertise in the field of interest. In addition, specialised companies and organisations that can provide specific technologies or services to the research projects will participate. They will also contribute financially in cash and/or in kind to the project. The Dutch Government will support TTI Green Genetics via matching: the total investment of the industrial and research partners will be doubled.
- 21 -
8.2
Scenario for funding
The total budget of TTI is subdivided into a Core Research Programme (15% of total), a Core Education Programme (5% of total), a Cluster Research Programme (75% of total) and Organisation & Administration (5% of total). Since the Core Research Programme is aimed at basic strategic research by the research groups, about 50% of the financing of these projects will provided by the research groups participating in a project, with limited financial contribution by industrial partners. Collaboration and co-funding by industrial partners, especially the specialised research companies and technology providers will, however, be possible. In such cases, the financial contribution of research groups will be accordingly lower. The cluster projects, which form the largest part (75 % of the budget) of TTI Green Genetics, are carried out by the research partners on behalf of and in collaboration with (a group of) industrial partners. These projects will be financed by industry (35%) and by research groups (15%). The resources for organisation and administration (5% of the total budget) and the resources for the education programme (also 5% of the total budget) will be shared equally (25% each) by the industrial and research parties. All industrial parties participating in cluster projects will contribute financially to the Core Education Programme and the TTI organisation which totals to about 10% of the total budget. With an anticipated budget of total d 50 million for 5 years, the contribution of all industrial parties is estimated to amount to ca. d 14 million, whereas the contribution of the research groups will amount to ca. d 11 million. About 90% of all financial inputs will be used for research. Thus, averaged over all activities, the ratio of funding by industry, research organisations and government is expected to be 28%, 22% and 50%, respectively. Table 8.1 gives the budget breakdown of the funding of TTI Green Genetics.
- 22 -
TTI Green Genetics Business Plan
Table 8.1. TTI Green Genetics Budget breakdown. TTI Green Genetics
%
Core programme Education programme Cluster programme Organisation Total
Total Budget
Industrial Parties
Research Parties
Government 3.75
15
7.50
0.10*
3.65
5
2.50
0.63
0.62
1.25
75
37.50
13.13
5.63
18.75
5
2.50
0.63
0.62
1.25
100
50.00
14.49
10.52
25.00
Financial figures in million d * indicating collaboration with specialised research companies and technology developers
Table 8.2. Planning of the financial inputs of stakeholders. Year
2006
2007
2008
2009
2010
Total
Industrial Partners
1.40
2.00
2.80
3.90
3.90
14.00
Research Partners
1.10
1.50
2.20
3.10
3.10
11.00
Governmental Support
2.50
3.50
5.00
7.00
7.00
25.00
Total
5.00
7.00
10.00
14.00
14.00
50.00
Partners
Based on a budget of d 50 million. Figures are given in million d. Expenditures will be adjusted annually to the retail price index figure. Expenditures of Industrial Partners and Research Partners are in cash and/or kind.
Table 8.3. Multi-annual planning of budgets for the various programmes of TTI Green Genetics. Year
2006
2007
2008
2009
2010
Total
Core Research
1.00
1.50
1.50
1.75
1.75
7.50
Core Education
0.50
0.50
0.50
0.50
0.50
2.50
Cluster Research
3.00
4.50
7.50
11.25
11.25
37.50
Organisation
0.50
0.50
0.50
0.50
0.50
2.50
Total
5.00
7.00
10.00
14.00
14.00
50.00
Programme
Figures are given in million d. Expenditures will be adjusted annually to the retail price index figure. Expenditures of Industrial Partners and Research Partners are in cash and/or kind.
- 23 -
Table 8.4. Financial commitment of industrial sectors (md ). Dutch Plant Propagation Industry
Estimated financial commitment per year
- 24 -
Vegetable breeding companies
1.35
Producers of vegetable plantlets
0.20
Ornamental breeding/propagation companies
0.50
Field crop breeding/propagation companies
0.20
Tissue culture companies
0.05
Fruits & mushrooms
0.20
(Biotech) companies, other organisations
0.20
Total
2.70
TTI Green Genetics Business Plan
9.
NEXT STEPS
This Business Plan for the Technological Top Institute Green Genetics was developed in a joint effort of the Dutch Green Genetics industry and the Dutch plant research community. From both sides very enthusiastic support was given and this has resulted in a strong commitment and in a large number of ideas for innovative research proposals. Over 50 research proposals were received from the industrial partners during the preparation of this Business Plan. These ideas for research were put forward by all different sectors of the plant propagation industry, showing that the basis for the creation of a TTI Green Genetics is very broad indeed. The Ministry of Economic Affairs as well as the Ministry of Agriculture, Nature and Food Quality have been very supportive during the development of the programme, and the plan has been evaluated by the CPB (Netherlands Bureau for Economic Policy Analysis) in the frame of the governmental grants for FES. On the 10th of November 2005 this Business Plan was presented to the Minister of Economic Affairs during his visit to the Flowers & Food business in “het Westland”. At that occasion the first two booklets of the business plan were presented to him and his colleague the Minister of Agriculture, Nature and Food Quality. Currently the various stakeholders from industry and research organisations have started the further conversion of the research ideas into research projects. Depending on the decisions that have to be made in the coming weeks, the working group “Business Plan TTI Green Genetics” anticipates to start-up the programme as soon as possible in the year 2006.
- 25 -
- 26 -
TTI Green Genetics Business Plan
Appendix 1: Knowledge Transfer and IPR protection Summary of the basic rules. Background knowledge • All parties’ background knowledge is and shall remain the exclusive (intellectual) property of the party that has made such knowledge available and grants to all other parties a royalty free, non-transferable right of use of its knowledge solely for purposes of research to the extent described in the project plan. If background knowledge is needed for product development and commercialisation, parties will have an option for a license. If needed, background knowledge can be used as an ‘in-kind’ contribution to the project. Foreground knowledge • Research partners participating in a research project shall have a royalty-free, non-transferable right of use of the foreground knowledge derived from such project, solely for research purposes. • Industrial partners participating in a research project shall have a royalty-free, co-exclusive and non-transferable right to use the foreground knowledge derived from such project, for research & development and commercialisation. • Foreground knowledge will be kept confidential within the project group. At the start of each project a plan for knowledge transfer (including periods of secrecy) will be defined. Intellectual property rights in core research • The research partners (and eventual industrial partners) that participate in a core research project shall have the right to file applications for intellectual property rights on foreground knowledge derived from the project. They will do so in their own name and at their own expense. • On payment of compensation, the Industrial partners participating in TTI Green Genetics shall be granted a licence to use patent-protected research results for R&D and exploitation. The compensation to be paid will be based on the market value and revenues shall be allocated for research. Intellectual property rights in cluster research • The industrial partners that participate in a cluster project shall have a mutual and exclusive right to file applications for intellectual property rights on foreground knowledge derived from the project. They will do so in their own name and at their own expense. In return for obtaining this mutual and exclusive right, industrial partners shall pay a fair and reasonable financial compensation to the research partners involved in the project. • With regard to the compensation, the contribution from each partner – consisting of background information, the input in cash or in kind, and the intellectual input during the project – will be taken into account. • The researcher(s) directly responsible for the results from the research leading to a patent application will be mentioned as (co)-inventors in the patent application. Exploitation of research results towards third parties • If none of the involved partners wishes to protect the generated foreground knowledge, such rights can be transferred to third parties, for exploitation outside the field of interest of the industrial parties. This will be decided by the Supervisory Board, on the recommendation of the Project Committee. • The purchase price to be paid by third parties as compensation for intellectual property rights and/or user’s rights with respect to research results shall be based on the market value. Such compensation shall be paid by a third party to the TTI Green Genetics Foundation and shall be reallocated for research within TTI. • TTI Green Genetics will stimulate the formation of new start-up companies. The possibilities for start-ups will be considered within the legal IPR framework, taking into consideration the interests of the parties. • Companies that do not participate in TTI Green Genetics will profit from innovations achieved in the TTI via the so-called breeders’ exemption in Plant Breeders’ Rights legislation. This exemption allows breeders to use protected varieties to breed new commercial varieties.
- 27 -
- 28 -
TTI Green Genetics Business Plan
Appendix 2: Working group Business Plan TTI Green Genetics Dr. ir. J.H. (Jan) van den Berg
Nunhems Netherlands Head Seed technology
Prof. dr. R.J (Raoul) Bino
Wageningen UR General Director Plant Sciences Group
Prof. dr. J.J.M. (Hans) Dons (Chairman)
BioSeeds B.V. Managing Director
Ir. H. (Henk) Dresselhuys
Fides Location Manager
Dr. M.Q.J.M. (Mart) van Grinsven
Syngenta Seeds Global Head Development Vegetable Seeds
C.G.M. (Cees) Hageman
De Ruiter Innovations Area Manager
Ir. S.A.G. (Stefan) van der Heijden
Barenbrug Holding Research Director
Dr. ir. S.(Sjoukje) Heimovaara-Dijkstra
Royal Van Zanten Director Van Zanten Research
Dr. P.C.G. (Piet) van der Linde
SBW International Director SBW Nederland
Dr. ir. A. P.M. (Ton) den Nijs
Plant Research International Manager Breeding and Biodiversity
Ir. H.M.J. (Henk) Pennings
SVS Holland Director R & D Support Sciences
Ir. A.E.M. (Ad) van Rooijen
De Ruiter Innovations Manager R&D
Ing. P.C. (Piet) Schenk
Mak Breeding Plant Breeder
Prof. Dr. W.J. (Willem) Stiekema
Center for BioSystems Genomics (CBSG) Director
Dr. ir. C. (Clemens) Stolk (Secretary)
Plantum NL Staff Worker
Prof. Dr. A.J. (Arjen) van Tunen
Keygene N.V. Managing Director
Ir. A.M.C. (Toon) van de Ven
SVS Holland Director R&D Europe, Middle-East and Africa
- 29 -
Colofon Eindredactie: Hans Dons (Bioseeds B.V.), Clemens Stolk (Plantum NL) & Raoul Bino (Plant Sciences Group, Wageningen UR) Vormgeving: Ruud Verkerke & Tina de Kleijn-Meeuwisz (Plant Sciences Group, Wageningen UR) Foto- en illustratieverantwoording: Fotostudio G.J. Vlekke, Fotobureau Guy Ackermans, Nunhems Netherlands, Royal van Zanten, Wageningen UR (Plant Sciences Group, Agrotechnology & Food Sciences Group) Druk: Propress B.V., Wageningen
- 30 -
.
Focus in het onderzoekprogramma van TTI Groene Genetica TTI Groene Genetica heeft als centrale doelstelling: "Innovatieve planten voor duurzame Flowers & Food". Hiermee wordt bedoeld dat al het onderzoek en het onderwijs binnen TTI Groene Genetica in het kader staat van het ontwikkelen van plantaardig uitgangsmateriaal waarmee een optimale groei, ontwikkeling en productie kan worden gerealiseerd onder nieuwe teelt- en milieucondities. Onder nieuwe teelt- en milieucondities wordt verstaan gesloten kassen, geautomatiseerde teelt- en productiesystemen, en omstandigheden van verzilting of verdroging. Gesloten kassen zijn belangrijk om energiezuinig te telen, maar vragen gewassen die aangepast zijn aan veranderde omstandigheden van licht, vochtigheid en temperatuur. Geautomatiseerde teelt- en productiesystemen worden geïntroduceerd om de kosten van arbeid te verlagen, maar vragen gewassen die sterk homogeen zijn voor groei en ontwikkeling. In open teelten is het watergebruik een steeds belangrijker productiefactor en de ontwikkeling van planten die beter groeien onder droge en/of verziltende omstandigheden is daarbij cruciaal. Onder alle omstandigheden geldt dat gewassen geteeld moeten kunnen worden met een efficiënte inzet van arbeid, een laag gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, een geringe input van energie en een zuinig gebruik van nutriënten. Daarbij moet de kwaliteit van het uiteindelijke product voldoen aan de vraag van de consument. Dit alles vraagt om nieuwe gewassen die optimaal geadapteerd zijn aan nieuwe, efficiënte productiemethoden. Binnen TTI Groene Genetica zal al het onderzoek en onderwijs in een samenhangend programma plaatsvinden. Binnen de geschetste focus is het onderzoek gericht op drie onderwerpen (subthema’s): 1. Groei en ontwikkeling van de plant, met als doel gewassen optimaal te adapteren aan nieuwe productieomstandigheden. 2. Plantgezondheid, met als doel de weerstand van planten te verhogen tegen plagen en pathogenen die de groei van gewassen onder nieuwe productieomstandigheden verstoren. 3. Kwaliteit voor de consument, met als doel de kwaliteit (smaak, geur, houdbaarheid) van het uiteindelijke product te optimaliseren bij teelt onder nieuwe productieomstandigheden. Om voldoende kritische massa te genereren is het onderzoek uitsluitend gericht op drie basisdisciplines: genetica, fysiologie en fytopathologie waarbij de koppeling van fenotype aan genotype het strategisch samenvoegende concept vormt. Elk project dient bij te dragen aan de centrale doelstelling en moet gebruik maken van tenminste twee van de drie basisdisciplines. Van al het onderzoek en onderwijs zal 50% van de projecten vallen onder subthema 1 en 25% in elk van de twee andere subthema’s. Tijdens de looptijd van het TTI kunnen nieuwe perspectiefvolle onderwerpen aan het programma worden toegevoegd en kan de verhouding tussen de deelonderwerpen wijzigen. Maar dit vergt toestemming van de financiers. Om adequaat te kunnen reageren op nieuwe vragen of ontwikkelingen is een budget met een omvang van ca. 10% beschikbaar als “vrije ruimte” die ingezet kan worden op projecten die niet direct binnen de focus vallen, maar waarvan de resultaten veel potentie hebben. Besluitvorming over dit soort projecten vergt aparte toestemming van de Supervisory Board.
1
Ter illustratie een lijst van onderwerpen die typisch binnen TTI Groene Genetica thuishoren: 1. Verdergaande automatisering en robotisering vergen aanpassing in de groei en ontwikkeling van gewassen. Er is behoefte aan planten die qua architectuur zijn aangepast aan gerobotiseerde monitoring van kwaliteit en automatische oogst van vruchten en bloemen; 2. Onder nieuwe teeltomstandigheden hebben gewassen steeds meer te lijden onder aantasting door polyfage insecten, die bovendien vector voor plantenvirussen kunnen zijn. Het verminderde gebruik van gewasbeschermingsmiddelen vergt nieuwe strategieën voor resistenties tegen ondermeer wittevlieg en trips; 3. In gesloten kassystemen is de regulering van CO2-gehalte, licht, luchtvochtigheid en temperatuur anders geregeld dan in meer klassieke kassystemen. Er is kennis nodig over de aanpassing van de fysiologie van planten groei in energiezuinige, gesloten kassystemen; 4. Nieuwe milieucondities vergen gewassen die minder water nodig hebben en beter groeien onder verzilte omstandigheden. Kennis is nodig over de fysiologische en genetische achtergronden van droogteresistentie van gewassen. Ter illustratie noemen we hier eveneens enkele onderwerpen die typisch niet binnen TTI Groene Genetica thuishoren: 1. Ontwikkeling van technieken voor detectie van plaagorganismen (schimmels en bacteriën); 2. Bestuderen van resistentiemechanismen in gewassen onder standaard teeltsystemen; 3. Analyse van de groei van planten onder nieuwe teeltomstandigheden, zonder een genetische of fytopathologische onderzoeksvraag. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee typen projecten: 1) projecten die behoren tot het kernprogramma en 2) projecten die behoren tot het clusterprogramma. Projecten uit het kernprogramma zijn strategisch van aard en bouwen voort op expertise van betrokken onderzoeksgroepen. Het primaire doel van het kernprogramma is het ontwikkelen van strategische kennis op het gebied van de groei en ontwikkeling van planten in interactie met hun omgeving. De basisdisciplines genetica, fysiologie en fytopathologie staan centraal, waarbij vooral behoefte is aan nieuwe concepten voor het beschrijven en analyseren van plantfenotypen en het linken van fenotype en genotype. De resultaten van het kernprogramma dienen toepasbaar te zijn in clusterprojecten. Projecten binnen het kernprogramma worden voorgedragen door de betrokken onderzoeksgroepen, en zullen, daar waar mogelijk, in samenwerking met bedrijven worden uitgevoerd. Projecten uit het clusterprogramma zijn strategisch van aard en gericht op het ontwikkelen van know-how en expertise waarmee de R&D-kracht van de betrokken bedrijven wordt versterkt en hun concurrentiekracht wordt vergroot. Projecten uit dit programma worden geïnitieerd en ingediend door het bedrijfsleven en zijn voorbereid en geschreven in samenwerking met geselecteerde onderzoeksgroepen, die het onderzoek samen met het bedrijfsleven zullen uitvoeren. Elk kern- en clusterproject wordt beoordeeld door een onafhankelijke Review Committee. De Review Committee bestaat uit een onafhankelijke internationale wetenschappelijke expert uit het publieke domein, drie onafhankelijke experts uit het internationale bedrijfsleven, en de 2
Directeur of de betrokken Program Leader. De Review Committee neemt de volgende criteria in ogenschouw: 1. Economisch perspectief: perspectief voor toepassing in het bedrijfsleven, de ontwikkeling van innovatieve producten en potentie voor economische waardecreatie (marktpotentie, marktwaarde, octrooipositie); 2. Kwaliteit: mate waaran een voorstel voldoet aan diverse kwaliteitscriteria: wetenschappelijke kwaliteit, realiseerbaarheid, de samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen, de geschiktheid van de indieners om het onderzoek uit te voeren; 3. Relevantie: bijdrage van het onderzoek aan de doelstelling van het TTI Groene Genetica, pasbaarheid binnen de subthema’s en mate van inzet van tenminste twee van de drie disciplines genetica, fysiologie en fytopathologie; 4. Commitment: mate van financieel en inhoudelijk commitment van betrokken bedrijfsleven en kennisinstellingen; 5. Deliverables: helderheid over de te bereiken resultaten in de vorm van realistische, haalbare en verifieerbare doelstellingen. Op basis van het advies van de Review Committee neemt de Supervisory Board over ieder individueel project het definitieve besluit. De Supervisory Board bewaakt daarbij de bijdrage van elk project aan de totale doelstelling van het TTI programma, de strategische samenhang van de individuele projecten en de totale focus van het programma. Per project worden concrete doelstellingen opgesteld die gedurende de looptijd van het project gemonitord worden. Het gaat daarbij om doelstellingen in termen van de Goals & Deliverables zoals bescheven in het businessplan: aantal octrooien, verwachte applicatie in commerciële plantenrassen, aantal wetenschappelijke publicaties, aantal promoties. Doel is dat elk project apart wordt beoordeeld, maar dat alle projecten samen zorgen dat de ‘Goals & Deliverables’ van het TTI Groene Genetica worden gerealiseerd. De kennis die in projecten wordt gegenereerd komt ten goede aan de belanghebbenden. Allereerst gebeurt dit door kennisoverdracht aan de deelnemende bedrijven op het niveau van technische begeleidingscommissies die halfjaarlijks bijeen komen. Daarnaast vindt kennisoverdracht plaats via informele contacten tussen deelnemende bedrijven en kennisinstellingen gedurende de looptijd van het onderzoek. De resultaten vinden tevens hun weg naar artikelen in wetenschappelijke tijdschriften. Voor octrooieerbare resultaten vindt kennisoverdracht naar derden plaats middels een octrooiaanvraag. Resultaten die zodoende worden gecommercialiseerd komen ten goede aan de land- en tuinbouwproductie. De breeders’ exemption in het kwekersrecht tenslotte maakt het mogelijk dat niet-deelnemende bedrijven gebruik maken van nieuw ontwikkelde eigenschappen in commerciële plantenrassen.
3
Partnerovereenkomsten Conform de statuten worden partijen worden als Deelnemer toegelaten op het moment waarop een project waarin de betreffende partijen participeren wordt goedgekeurd door het Bestuur. De rechten en plichten van de Deelnemers zijn geregeld in de statuten en eventueel daaruit voortvloeiende reglementen. De plichten omvatten onder andere de contributie aan TTIonderzoeksprojecten en –organisatiekosten. In principe zijn er naast de statutaire afspraken geen overeenkomsten tussen TTI Groene Genetica en de Deelnemers voorzien. Aangezien de stichting TTI Groene Genetica vanwege de voorhangprocedure nog niet is opgericht en er nog geen projecten zijn toegekend is er in formele zin nog geen sprake van Deelnemers. De volgende partijen hebben zich echter reeds in een vroeg stadium gecommitteerd aan TTI Groene Genetica, en hebben tevens verklaard Deelnemer te willen worden door zich te verbinden aan één of meerdere projectvoorstellen. Het ligt dan ook in de lijn der verwachting dat in ieder geval de volgende partijen Deelnemer zullen worden. Stand van zaken per 17 oktober 2006: Industrial Partners Add2X Biosciences Anthura Bejo Zaden Bromyc Enza Zaden Fresh Forward Breeding Genetwister Technologies The Greenery Incotec Keygene Van Kleef Roses Kordes Roses Limagrain Advanta Nickerson-Zwaan Noldus Information Technology Nunhems Netherlands Olij Rozen Plant Dynamics Rijk Zwaan Royal Van Zanten De Ruiter Seeds De Ruiter Innovations SBW International BV Seminis Vegetable Seeds Syngenta Seeds Takii Europe Terra Nigra Research Partners Universiteit Leiden Universiteit Utrecht Wageningen Universiteit en Research Center
TTI GROENE GENETICA INDICATIEVE MEERJARIGE BEGROTING (CONCEPT ) 2007
2008
2009
2010
totaal
cluster-projecten Ronde I Ronde II Ronde III
4,6 0,5 0,0
4,6 2,0 0,5
4,6 2,5 2,0
4,2 2,5 2,0
18,0 7,5 4,5
core-projecten
0,5
1,5
2,0
2,0
6,0
onderwijs
0,3
0,5
0,6
0,6
2,0
organisatiekosten
0,3
0,5
0,6
0,6
2,0
totaal
6,2
9,6
12,3
11,9
40,0
activiteit
INDICATIE VAN DE GEVRAAGDE SUBSIDIE PER JAAR (CONCEPT ) 2007
2008
2009
2010
totaal
cluster-projecten Ronde I Ronde II Ronde III
2,3 0,3 0,0
2,3 1,0 0,3
2,3 1,3 1,0
2,1 1,3 1,0
9,0 3,8 2,3
core-projecten
0,3
0,8
1,0
1,0
3,0
onderwijs
0,2
0,3
0,3
0,3
1,0
organisatiekosten
0,2
0,2
0,3
0,3
1,0
totaal
3,1
4,8
6,2
5,9
20,0
activiteit
alle bedragen zijn in miljoenen euro's en exclusief eventueel verschuldigde BTW
Draft 17 October 2006
PRINCIPLES FOR IP REGULATIONS STICHTING GROENE GENETICA
1
DEFINITIONS
1.1
In addition to the definitions used in the statutes, the following definitions apply: Academic research project partner: a Research project partner who is a Participating Knowledge Institute. Commercial research project partner: a Research project partner who is a Participating Company. Core research project: a Research project indicated to be a core research project in the Project proposal. Cluster research project: a Research project indicated to be a cluster research project in the Project proposal.
2
BACKGROUND IP RIGHTS AND KNOWHOW
2.1
Participants remain owner of their respective background IP rights and knowhow.
2.2
Research project partners grant access to background IP rights and knowhow to other Research project partners necessary for research within the Research project. Access is (i) royalty free, (ii) for the duration of the project, (iii) non-transferable, and (iv) to the extent described in the research project plan.
2.3
Participants may grant access to background IP rights and knowhow to other Participants for exploitation of foreground rights. Terms of access (if any) are agreed upon before the start of project.
3
REPORTING OF FOREGROUND IP RIGHTS
3.1
Employer of breeder/inventor (“Inventor”) reports protectable subject matter developed in Research project in subject disclosure to Project committee within one month after invention.
3.2
Project committee forwards subject disclosure including name of Inventor to all other Research project partners.
3.3
If an Academic research project partner is not interested in owning the rights to the subject disclosure developed in a Core research project, it expresses so within one month. If no Academic research project partner is interested in owning such right, the Project Committee
Draft 17 October 2006
invites Commercial research project partners to express their interest in owning such right. 3.4
If a Commercial research project partner is not interested in owning the rights to the subject disclosure developed in a Cluster research project, it expresses so within one month.
4
OWNERSHIP OF FOREGROUND IP RIGHTS
4.1
Interested Academic research project partners jointly own foreground IP rights developed in a Core research project. If there are no interested Academic research project partners, the interested Commercial research project partners jointly own such right. If there are no interested Commercial research project partners, TTI Green Genetics owns such right.
4.2
Interested Commercial research project partners jointly own foreground IP rights developed in a Cluster research project. After the owners have filed for protection of such right and a novelty search regarding such right has been obtained, owners will compensate other research project partners against fair and reasonable conditions. If there is no agreement on such conditions within two months after the owners have filed for protection of such right and a novelty search regarding such right has been obtained, such right becomes owned by TTI Green Genetics. If there are no interested Commercial research project partners, TTI Green Genetics owns such right.
4.3
The rights and obligations of joint owners of a foreground IP right vis-à-vis each other arising as a result of joint ownership in such right, will be agreed upon before the start of the project.
5
FILING AND MAINTENANCE
5.1
Applications are drawn up by owners.
5.2
Applications are filed in countries as determined by owners.
5.3
Applications are filed in the name of owners as soon as possible, but ultimately within nine months after invention.
5.4
Applications will mention inventor/breeder.
5.5
Registrations are maintained by owners.
5.6
Filing and maintenance costs are paid by owners.
6
ACCESS TO AND TRANSFER OF FOREGROUND IP RIGHTS
6.1
Academic research project partners and TTI Green Genetics grant Commercial participants and undertakings belonging to the group of such participants access to their foreground IP rights for purposes of commercialisation. Access is against fair and reasonable conditions.
6.2
Academic research project partners and TTI Green Genetics may grant third parties access to their foreground IP rights with consent of the Executive Board. Access is against fair and
Draft 17 October 2006
reasonable conditions. 6.3
Academic research project partners and TTI Green Genetics may transfer their foreground IP rights to third parties with consent of the Executive Board. Transfer is against fair and reasonable conditions.
6.4
Commercial project partners grant other Research project partners access to foreground IP rights necessary for research within the Research project. Academic research project partners and TTI Green Genetics grant access to foreground IP rights to all Parties necessary for research within TTI Green Genetics's projects. Access is (i) royalty free, (ii) for the duration of the project, (iii) non-transferable, and (iv) to the extent described in the research project plan.
7
ACCESS TO FOREGROUND KNOWHOW
7.1
Research project partners will not disclose foreground knowhow other than as set out below. Each research project plan will set out to what extent and how long such knowhow must be kept confidential.
7.2
Research project partners grant Academic research project partners access to foreground knowhow for research purposes.
7.3
Research project partners grant Commercial research project partners and undertakings belonging to the group of such participants access to foreground knowhow for research and development and commercialisation.
7.4
Access is (i) royalty free, and (ii) non-transferable.
8
ACCESS RIGHTS AFTER TRANSFER AND TERMINATION OF CO-OPERATION
8.1
Access rights to IP rights and knowhow (option rights as well as granted licenses) remain in place after termination of co-operation in TTI Green Genetics and after transfer to a third party of such IP right or knowhow.
9
DETERMINATION OF FAIR AND REASONABLE CONDITIONS
9.1
The determination of what is fair and reasonable is negotiated between the Research project partners, and if applicable, TTI Green Genetics. If parties agree, a proposal is submitted to an independent expert.
9.2
The independent expert within two months after submission decides whether the conditions in the proposal are fair and reasonable. Fair and reasonable conditions must be in compliance with state aid regulations. When considering what is fair and reasonable, contributions by the buyer in cash and in kind to the project in which the subject matter was developed shall be taken into account.
Draft 17 October 2006
9.3
If the proposal is approved, the parties may effectuate the agreement.
9.4
If not, the parties may renegotiate.
10
PUBLICATION OF RESEARCH RESULTS
10.1 Publications regarding a Research project shall be submitted to the Project Committee for approval, prior to publication. 10.2 If approval is denied, Participant may appeal to Executive Board. 10.3 If a doctorate cannot be obtained or graduation cannot take place as result of a negative decision, the Parties will consult with each other.
Memorandum
Mr C.M. Jones
Ir A.C. van Elsen Dr Ir C. Stolk Foundation TTI Green Genetics
Date 21 December 2006 Our ref. 1264\74573241\CG\n001-1264
Re: Corporate Governance of the to be incorporated Foundation TTI Green Genetics
Dear Sirs, Please find below an overview of the composition and various core rights of the corporate bodies of and other parties involved in the Foundation under the draft articles of association dated 17 October 2006. Composition
Rights
Participants (Deelnemers)
Participating Knowledge Institutes Participating Companies
Possibility to participate in Programme Committee(s) Each Participating Knowledge Institute can make a non-binding proposal for the appointment of a Member A of the Executive Board Each Participating Company can make a non-binding proposal for the appointment of a Member B of the Executive Board Each Participant can make Project proposals IP rights to be determined in rules and regulations
Executive Board (bestuur)
3 Members A (appointed by the Executive Board) 3 Members B (appointed by the Executive Board) 1 chairman (appointed by Members B of the Executive Board)
Responsible for the management of the Foundation and supervising the Management in the execution of the daily management Decisions regarding: Admittance of Participants Termination and suspension of participation of Participants under certain circumstances Appointment of members A and B of the Executive Board Dismissal and suspension of members of the Executive Board Termination of a Project in consultation with the concerning Project Committee with prior advice of the Evaluation Committee Disposal of and licensing of knowledge to third
parties Investments, which are not laid down in the annual budget Remuneration of members of Executive Board Amendment of the articles of association with the prior approval of the Minister of Agriculture, Nature and Food Quality Dissolution of the Foundation with the prior approval of the Minister of Agriculture, Nature and Food Quality (De)merger of the Foundation Other matters not assigned to another body Adoption of: annual Programme and annual budget Projects on the proposal of a Participant with prior advice of the Evaluation Committee Adoption of rules and regulations regarding: Admission and departure of Participants Amount and method of payment of contribution by Participants Requirements for a Project proposal Tasks and method of working of the Executive Board Tasks, rights, composition and method of working of Management, Evaluation Committee, Programme leaders, Project Committees, Project Leaders and Monitoring Committee IP rights Other matters not assigned to another body The Executive Board and two of its Members acting jointly can represent the Foundation on any matter Granting of powers of attorneys to persons to represent the Foundation Appointment of: The members of the Management The members of the Evaluation Committee on the advice of the Management The Programme Leader on the advice of the Management Installation of: Project Committee(s) Monitoring Committee(s) Approval of important financial decisions of Project Committee(s) Drawing up and adoption of annual accounts Management (Directie)
Our ref.
One or more natural persons (to be determined and appointed by the
1264\74573241\CG\n001-1264
Daily management of the Foundation Attendance of Executive Board meetings, unless the Executive Board decides otherwise
2/3
Executive Board)
Advice regarding: The appointment, suspension and dismissal of members of the Evaluation Committee The appointment of Programme Leaders(s) Appointment of members of a Monitoring Committee with the prior advice of the concerning Project Committee
One or more natural persons (to be determined and appointed by the Executive Board)
Evaluation of Project proposals and advising the Executive Board with respect thereto
One natural person (to be Programme determined and appointed Leader(s) (Programmalei by the Executive Board) der(s))
In charge of the Research programme or Educational programme Advice on appointment of Project Leader(s)
Evaluation Committee (Beoordelings commissie)
Project Committee(s) (Projectcommi ssie(s))
Participants who contribute to the Project for which the Project Committee has been instituted
A Project Committee is instituted by the Executive Board Members of a Project Committee participate in the concerning Project Decisions on matters which are essential for the results and course of the Project in consultation with the Monitoring Committee Decisions on important financial regarding the Project with the prior approval of the Executive Board Appointment of Project Leader with prior advice of the Programme Leader Advice on the appointment of members of a Monitoring Committee with the prior advice of the Project Committee
Project Leader(s) (Projectleider( s))
A natural person preferably connected with a Particpant Knowledge Institute (appointed by the Project Committee)
Responsible for management and execution of a Project Proposals to Monitoring Committee on matters which are not essential for the goals and budget of the Project
Monitoring Committee(s) (Begeleidingin gscommissie( s))
At least two natural persons who are also members of the concerning Project Committee (appointed by the Management)
A Monitoring Committee is instituted by the Executive Board Task: to monitor the execution of the Project Responsible for the management of the Project together with the Project Leader Advice to Project Leader Decisions on matters which are not essential for the goals and budget of the Project
Our ref.
1264\74573241\CG\n001-1264
3/3