1. Licht onderwijsarrangement voor dove en slechthorende leerlingen tot 12 jaar
Doelgroep Dove en slechthorende kinderen tot 12 jaar. Uitgangspunt Uitgangspunt van een licht onderwijsarrangement is dat de leerling onderwijs krijgt op een reguliere school. Tijd & Aandacht Uitgangspunt van een licht onderwijsarrangement is dat de leerling deelneemt aan het reguliere onderwijsprogramma. De ontwikkeling van spraak en taal staat centraal in het ondersteuningsaanbod. De inzet wordt enerzijds bepaald door het budget en anderzijds door de contractering tussen klant en cluster 2. Voor het licht arrangement is incidenteel expertise cluster 2 aanwezig. Onderwijsmaterialen & Curriculum Dienstverlening kan op basis daarvan bestaan uit directe en indirecte begeleiding. Directe begeleiding vindt plaats met de leerling of met een groep(je). Indirecte dienstverlening kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de handelingsverlegenheid van de docent, schoolsysteem, deskundigheidsbevordering-cluster 2 op de werkvloer en in het schoolteam. Expertise (kennis & vaardigheden) De ondersteuning in de klas en op de school wordt verzorgd door de medewerker cluster2. Het aanbod wordt op maat gemaakt met het ontwikkelingsperspectief van de leerling als uitgangspunt. Cluster 2 heeft in dit arrangement ondersteuningsplicht. Fysieke omgeving Er zijn geen aanpassingen in de reguliere omgeving. Samenwerking Verantwoordelijkheid voor samenwerking met externen ligt bij de reguliere school.
Uitstroom uit licht arrangement De leerling ontwikkelt zich volgens het opgestelde ontwikkelingsperspectief. De doelen in de begeleiding zijn behaald. De reguliere school is in staat de benodigde extra ondersteuning te bieden. De ondersteuning vanuit cluster 2 wordt afgesloten. Uitstroom uit licht arrangement naar mediumarrangement De leerling ontwikkelt zich niet volgens het opgestelde ontwikkelingsperspectief. Er is meer ondersteuning nodig dan in het licht arrangement geboden kan worden. De medewerker cluster 2 signaleert dat de leeropbrengst achterblijft als gevolg van handicap-specifieke beperkingen. Het medium arrangement sluit beter aan bij de onderwijsbehoefte van de leerling.
In de komende maanden worden de onderwijsarrangementen voorzien van een model voor kostprijsberekening. Alle relevante variabelen worden daarin opgenomen. Het model moet Siméa in staat stellen om de gevolgen van de bezuinigingstaakstelling van ruim 20% vanaf 2013 in de explicitering van de onderwijsarrangementen te realiseren. Aangezien de personele inzet gemiddeld 80% van het beschikbare budget beslaat, zal de bezuinigingstaakstelling met name gevolgen hebben op de personele inzet van het onderwijsarrangement.
In de komende maanden worden de onderwijsarrangementen voorzien van een kostprijsberekening, waarin alle relevante variabelen worden opgenomen.
Voorblad Licht OA'!A1
Veld
Setting binnen de klas
Tijd en aandacht
Uitgaand van het ontwikkelingsperspectief en de onderwijsbehoefte van de leerling wordt gesteld dat het lichte arrangement een aanbod van een nader te bepalen hoeveelheid uren op (school)jaarbasis kan omvaten.
De leerling volgt regulier onderwijs. Specifieke ondersteuning cluster 2 kan geboden worden in kleinere groepssetng of individuele aandacht. Onderwijsmaterialen/curriculum
Setting binnen de school
Ondersteuning op het reguliere curriculum wordt gegeven door een leerkracht- of medewerker cluster 2.
Uitgangspunt in het licht arrangement is dat zo min mogelijk wordt afgeweken van het reguliere curriculum. Technische of onderwijskundige aanpassingen worden binnen het reguliere lesprogramma gerealiseerd. Toegankelijk maken van leerstof wordt ondersteund en/of uitgevoerd door de medewerker cluster2. Mogelijke activiteiten in het lichte arrangement: Ten behoeve van de leerling Ten behoeve van de school Specifieke interventies gericht op de taalontwikkeling van dove en SH kinderen. Ondersteuning rt'er/ib'er op expertise doof/sh Specifieke interventies gericht op lezen.
De communicatie, leerstof en instructie toegankelijk maken voor dove/SH leerlingen
Begeleiding geven aan een groepje leerlingen met dezelfde (aan de beperking en/of stoornis gerelateerde) hulpvraag. Hierbij kunnen ook niet geïndiceerde leerlingen aansluiten. Visuele ondersteuning van het leerprogramma. (zo nodig uit depot cluster 2)
Ondersteuning op de sociaal emotionele ontwikkeling met aandacht voor het leren omgaan met en acceptatie van hoor apparatuur,en bevorderen aangaan relaties en ontwikkeling sociale vaardigheden. Scholing voorlichtingen verzorgen voor
leerkrachten.
Individuele begeleiding binnen de reguliere klas of daarbuiten in een speciale ruimte Begeleiding geven aan een groepje leerlingen met dezelfde (aan de beperking en/of stoornis gerelateerde) hulpvraag. Hierbij kunnen ook niet geïndiceerde leerlingen aansluiten. Audiologische ondersteuning (gebruik soloapparatuur) Ten behoeve van de leerkracht Adviseren bij het schrijven van het ontwikkelingsperspectief met name rond belemmerende factoren cluster 2 gerelateerd. Advisering en voorlichting rond didactisch klimaat dat communicatie en taalontwikkeling stimuleert. Samen werken met de leerkracht in de rol van co-teacher
Scholing en voorlichtingen verzorgen voor leerkrachten.
Er is een mogelijkheid gebruik te maken van een tolk. (aparte tolken voorziening) Expertise (kennis, didactische vaardigheden)
Elke leerkracht/ medewerker cluster2 beschikt over de kennis en competenties zoals opgenomen in het competentieprofiel leraar cluster 2 en ambulant dienstverlener clusterover 2. De medewerkers kunnen beschikken
de kennis en materialen van de kenniscentra (eigen instelling en Simea)
Voor het begeleiden van dove en SH leerlingen is beheersen van NMG en waar nodig NGT noodzakelijk De medewerker cluster 2 beschikt over kennis van de reguliere en speciale methodes en sluit daar in de ondersteuning bij aan.
De leerkracht /medewerker cluster 2 heeft kennis over en ervaring in omgaan met eigentijdse en op interactie gerichte communicatiemiddelen (bv. Smartborden, en andere vormen van digitale communicatie die ondersteunend zijn voor dove en slechthorende leerlingen.
De leerkracht /medewerker cluster 2 heeft kennis en ervaring in vormen van pre-teaching, reteaching, teamteaching en co-teaching
Fysieke omgeving
In principe zijn er geen aanpassingen nodig in de reguliere omgeving.
Als gekozen wordt voor een reguliere school waar meerdere leerlingen cluster 2 een licht arrangement on
Samenwerking met andere instanties
De verantwoordelijkheid voor het contact met andere instanties ligt bij de reguliere school in overleg met de ouders.
Er is waar nodig afstemming met:
De medewerker cluster 2 geeft waar nodig adviezen aan ouders over het stimuleren van communicatie en spraaktaalontwikkeling de thuissituatie. Regulierin(vervolg) onderwijs
Logopedie Audiologisch centrum Voor- en naschoolse opvang of behandeling Bureau jeugdzorg Gezinsbegeleiding
In de komende maanden worden de onderwijsarrangementen voorzien van een kostprijsberekening, waarin alle relevante variabelen worden opgenomen.
Procesbeschrijving en Kwaliteitsindicatoren* voor het onderwijs aan dove en slechthorende leerlingen
Domein A. Didactisch klimaat dat A1 communicatie en taalontwikkeling stimuleert A2 A3
A4
A5
A6
A7
A8 A9
A10 A11 A12
A13
De uitgangspunten met betrekking tot communicatie en taalbeleid zijn geformuleerd in het schoolplan.
* De kwaliteitsindicatoren zijn vetgedrukt.
KLIK HIER OM TERUG TE KEREN NAAR HET ARRANGEMENT
De communicatie en instructie is toegankelijk voor de leerlingen (individueel en in de groep). Er wordt gecommuniceerd en lesgegeven in een toegankelijke taal. Algemene aandachtspunten: De communicatie en instructie worden intensief gevisualiseerd: concreet materiaal, afbeeldingen, picto’s, foto, film etc. De medewerker maakt gebruik van (natuurlijke) expressie en mimiek De medewerker heeft aandacht voor het maken en behouden van oogcontact De medewerker heeft aandacht voor het richten en behouden van visuele en/of auditieve aandacht De medewerker temporiseert verschillende bronnen van informatie. (Tegelijkertijd schrijven en kijken/luisteren is voor sommige dove/slechthorende leerlingen niet mogelijk) Wisseling van gesprekspartners wordt aangegeven/ is gereguleerd zodat leerlingen geen communicatie missen. Mondelinge informatie wordt zoveel mogelijk ook schriftelijk (in beeld of woord) vastgelegd, zeker als het gaat om belangrijke afspraken. De gesprekspartners (medewerker/medeleerlingen) zijn zichtbaar voor de leerlingen Er is aandacht voor lichtinval. De leerling kijkt niet tegen het licht in. Aandachtspunten gesproken Nederlands: Er wordt rustig gesproken. Het mondbeeld van de medewerker is duidelijk. De articulatie van de medewerker is duidelijk maar niet overdreven. Er is aandacht voor een goede signaal-ruisverhouding. De medewerker is zich bewust van het effect van achtergrondgeluid. Klasse- of soloapparatuur, afhankelijk van de akoestische omstandigheden, wordt ingezet Akoestische omstandigheden: Wenselijke signaalruisverhouding: minimaal + 15 dB (S/N). Wenselijk voor onderwijs +20 dB, of zelfs +25/30 dB. Wenselijke nagalmtijd: Klaslokalen horende kinderen: nagalmtijd van 0,5 - 0,8 sec acceptabel. Bij slechthorenden 0.4 - 0.5 seconden. In het geval van het gebruik van gesproken Nederlands met Gebaren (NmG): medewerkers zijn alert op de kwaliteit van het aanbod van het gesproken Nederlands. Dit betreft de articulatie, het stemvolume en de intonatie, tempo en vloeiendheid en de grammatica. Ze vermijden geen (complexe) woorden en versimpelen het taalgebruik niet. medewerkers zijn alert op de kwaliteit van het gebarenaanbod. Het gaat hier om articulatie/uitvoering van de gebaren, tempo en vloeiendheid, het aantal gebaren per zin en een bewuste keuze van de woordsoorten die wel/niet ondersteund worden. Voor ernstig slechthorende en dove leerlingen met een tweetalig aanbod (Nederlands en Nederlandse gebarentaal): het aanbod is fexibel en de verhouding tussen beide talen beweegt mee met de ontwikkeling van de leerling. Aandachtspunten Nederlandse Gebarentaal: Er wordt op een natuurlijke en vloeiende manier gecommuniceerd. De mimiek van de medewerker is sprekend en duidelijk, maar niet overdreven. De articulatie/uitvoering van de gebaren is duidelijk. Medewerkers die NGT en/of NmG gebruiken in de communicatie worden structureel geschoold en getoetst op hun vaardigheid. Er zijn minimale beheersingsniveaus voor (verschillende typen) medewerkers geformuleerd. Er is een rijke en uitdagende taal-/leeromgeving. De leerkracht stemt deze taal-/leeromgeving af op de zone van de naaste ontwikkeling van de individuele leerling en van de groep. De communicatie en interactie in de klas sluit aan bij het taalbegripniveau van de leerling(en). Medewerkers hebben een responsieve en sensitieve communicatieve houding. Medewerkers wachten en geven tijd om de leerlingen zelf en met elkaar te laten communiceren. Medewerkers haken aan bij de talige uitingen van de leerling(en) en breiden deze waar mogelijk op een natuurlijke manier uit. Het principe van Vangen, Aanpassen en Toevoegen (VAT)wordt gehanteerd in de communicatie. Medewerkers corrigeren de talige uitingen van de leerlingen niet expliciet. Om de communicatie te verduidelijken worden technieken ingezet zoals herformuleren, parafraseren en topicalisatie (onderwerp apart zetten en benadrukken). De interactie wordt niet gedomineerd door de medewerker. Alle leerlingen hebben een substantieel aandeel in de talige interactie. De medewerker reguleert de interactie waar nodig. Medewerkers dagen leerlingen uit om na te denken over hun eigen taal- en spraakgebruik ( refectie). In de onderwijsdoelstellingen is het leren omgaan met en de acceptatie van hoor- en klassenapparatuur en ringleiding in publieke ruimtes (voor leerlingen waarvoor dit relevant is) opgenomen. Kleine technische storingen in soloapparatuur, klassenapparatuur, hoorapparatuur of cochleair implantaat worden in de onderwijssituatie verholpen.
In de komende maanden worden de onderwijsarrangementen voorzien van een kostprijsberekening, waarin alle relevante variabelen worden opgenomen.
Interventies
A14
A15
A16
A17
A18
A19 A20 A21
A22 A23
B. Pedagogisch klimaat B1 dat veiligheid en ruimte biedt om te communiceren en te refecteren op jezelf en je omgeving B2
B3 B4
B5 B6
B7
B8
B9
B10 B11
C. Specialistisch en intensief taalonderwijs
C1
C2
Medewerkers hebben inzicht in het taalontwikkelingsniveau en de spraakontwikkeling van de individuele leerlingen. Ze sluiten in hun communicatieve benadering aan op dit niveau door leerlingen talig te benaderen in de zone van de naaste ontwikkeling. Dit gebeurt ten aanzien van de woorden- (en gebaren-)schat, de grammaticale ontwikkeling op woord- (en/of gebaar-) en zinsniveau en ten aanzien van het gebruik van de taal in specifieke situaties. Wanneer zij werken met de groep diferentiëren zij ten aanzien van hun communicatie en taalaanbod binnen de groep. Medewerkers van jonge leerlingen bevorderen de communicatie in de thuissituatie door het gebruik van bv. de dagagenda met foto’s en een korte beschrijving van de onderwijsleersituatie voor ouders. Medewerkers gebruiken methodieken die de taal- en denkontwikkeling van kinderen stimuleren. Verschillende taal- en denkvaardigheden worden getraind, zoals oorzaak-gevolg, overeenkomsten/verschillen en het bedenken van oplossingen. Leren discussiëren is een complexe taal- en denkvaardigheid voor leerlingen in cluster 2. Het is een belangrijk doel in het onderwijsprogramma op een cluster 2 school. De leerlingen leren expliciet strategieën en vaardigheden om te kunnen discussiëren. Leerkrachten stemmen de communicatieve en talige benadering af met die van de betrokken logopedist en met de specialist Nederlandse Gebarentaal indien er sprake is van het gebruik van deze taal. Om de hoormogelijkheden optimaal uit te dagen is er hooropvoeding en hoortraining in de klas en bij de (individuele) logopedie. Spraakafzien/spraakwaarneming ter aanvulling van of als alternatief voor auditieve informatie wordt getraind. Van jongs af aan is er extra aandacht voor de verstaanbaarheid van het gesproken Nederlands. Tijdens de logopedie is er op de individuele leerling gerichte aandacht voor de articulatie. Leerlingen leren (ook) gebruik te maken van auditieve feedback gericht op de eigen uitspraak en het spraakverstaan. Waar nodig wordt extra visuele ondersteuning geboden door bijvoorbeeld het gebruik van de spiegel en/of Klank Ondersteunende Gebaren (K.O.G.) en tactiele ondersteuning in de vorm van het voelen van stemgeving en luchtstroom. Ook in de klassikale situatie stimuleert de leerkracht tijdens doelgerichte activiteiten de verstaanbaarheid van het gesproken Nederlands. In de peuter- en kleuterjaren wordt het fonemisch bewustzijn expliciet en intensief getraind. Leerkrachten en logopedisten zetten hierbij de kennis op het gebied van articulatorische en akoestische fonetiek in. Het plezier krijgen, hebben en houden in communicatie is een belangrijke voorwaarde om verder te kunnen ontwikkelen en leren. De medewerkers stimuleren dit plezier. Leerlingen krijgen positieve feedback op hun communicatieve pogingen en talige uitingen.
Medewerkers bouwen bewust rust en pauzes in in hun communicatie. Ze stellen open vragen. Leerlingen kunnen talige informatie op eigen tempo verwerken en krijgen de gelegenheid zich te uiten. Medewerkers dagen leerlingen uit om zich talig te uiten. Het pedagogisch klimaat daagt leerlingen binnen de kaders van de geboden veiligheid uit om contacten aan te gaan in communicatie met anderen. Leerlingen leren communicatiestrategieën en worden getraind om weerbaar te zijn in communicatie en contact met anderen. Verschillende communicatieve benaderingen en talen hebben een gelijkwaardige status. In het onderwijsprogramma maken dove en slechthoren de leerlingen kennis met en worden geïnformeerd over aspecten van Dovencultuur en/of de wereld van slechthorenden. Het gaat hier om de specifieke geschiedenis, kunstuitingen van de doelgroep en om organisaties en verenigingen die er zijn. Door hierover geïnformeerd te zijn, kunnen leerlingen zelf keuzes maken of zij wel of niet willen deelnemen aan activiteiten gericht op de doelgroep. Het domein identiteitsontwikkeling in relatie tot de auditieve beperking is ingebed in het onderwijsprogramma. Het stimuleren van een positief en reëel zelfbeeld staat hierbij voorop. Vanuit een positieve grondhouding bevorderen medewerkers tevens een reëel en positief zelfeeld van de leerlingen. Voor de leerlingen in de Ambulante begeleiding wordt ‘lotgenotencontact’ gestimuleerd en georganiseerd en ook ontvangen zij informatie over voorzieningen (verenigingen, clubs etc.) voor doven/slechthorenden. Leerlingen krijgen de gelegenheid om ervaringen met elkaar te delen en hierop te refecteren. Er worden duidelijke grenzen gesteld aan het gedrag van leerlingen. Medewerkers stappen niet in de valkuil gedrag van dove of slechthorende leerlingen te accepteren dat normaliter niet getolereerd kan worden. School- en omgangsregels worden expliciet uitgelegd en gevisualiseerd. Het talig herkennen, benoemen en gebruiken van gevoelens en emoties krijgt extra aandacht. Deze abstracte begrippen zijn vaak extra moeilijk voor leerlingen in cluster 2. Het veel en herhaaldelijk gebruik van deze begrippen draagt bij aan het vermogen om ervaringen, gevoelens en emoties te delen en bespreken. In het SO en VSO staan extra uren taalonderwijs op het rooster. De ambulant begeleider geeft specifieke aandacht aan de taalontwikkeling van de dove/slechthorende leerling in het reguliere onderwijs. Er is gestructureerd, expliciet en doelgericht taalonderwijs (vanaf jonge leeftijd aansluitend bij de belevingswereld van de leerling.)
In de komende maanden worden de onderwijsarrangementen voorzien van een kostprijsberekening, waarin alle relevante variabelen worden opgenomen.
C3
C4 C5 C6
C7
C8
C9
C10
C11 C12
C13 C14
C15
D. Specialistisch en intensief leesonderwijs
D1
D2
D3 D4
D5
D6 D7
D8
De uitbreiding van de woord- en/of gebarenschat staat centraal en vindt doelgericht en systematisch plaats. Er is daarbij extra en expliciet aandacht voor de opbouw van semantische netwerken. Nieuwe begrippen worden in verschillende contexten expliciet aangeboden. Er is extra training van nieuwe begrippen. De didactiek van Verhallen&Verhallen (1999): Voorbewerken, semantiseren, consolideren en controleren wordt in het woordenschatonderwijs gehanteerd. Talige informatie en nieuwe begrippen worden gekoppeld aan de ervaringen van leerlingen. Het aanleren van schooltaalbegrippen (bv. samenvatten, aantekenen onthouden etc.) en vaktaal krijgt gerichte aandacht. Wanneer er ook een aanbod is van de Nederlandse gebarentaal worden nieuwe concepten en begrippen eerst aangeboden in de meest toegankelijke taal en wordt er vervolgens een brug geslagen naar de tweede taal door het koppelen van het gebaar aan het gesproken en geschreven woord. Zowel de logopedist als de leerkracht heeft inzicht in/kennis van de normale taalverwerving en het taalontwikkelingsniveau van de individuele leerlingen in de groep. Hij past zijn aanbod hier op aan. Daarnaast werkt hij op groepsniveau aan talige doelen. De leraar slaat een brug tussen beide benaderingen door binnen het groepsonderwijs ook ruimte te geven aan verschillende niveaus van taalvaardigheid van individuele leerlingen. Dit kan bijvoorbeeld door (verwerkings-)opdrachten op verschillende niveaus aan te bieden bij het taalprogramma voor de groep. Ook lenen de momenten waarop individuele communicatie plaatsvindt zicht op het stimuleren van de individuele (mondelinge) taalvaardigheid. In het taalonderwijs is er expliciete aandacht voor training van woord- en zinsbouw (morfologie en syntaxis). Ook worden leerlingen getraind in het gebruik van passend taalgebruik in specifieke situaties (pragmatiek). Zij trainen dit expliciet bijvoorbeeld aan de hand van rollenspellen waarbij de talige interactie voorop staat. Tevens is er expliciete aandacht voor verhaalopbouw, communicatieve redzaamheid en conversatievaardigheid. Figuurlijk taalgebruik is extra moeilijk voor dove en slechthorende leerlingen. Dit wordt extra uitgelegd en leerlingen leren veelvoorkomend figuurlijk taalgebruik te herkennen en trainen dit in. Taal loopt als een rode draad door het onderwijsprogramma en is dus ook bij de overige vakken een belangrijk aandachtspunt zonder het onderwijsdoel van het betreffende vak uit het oog te verliezen. Dit betekent dat talige begrippen die noodzakelijk zijn om de lesstof van het betrefende vak te kunnen verwerken vooraf besproken en waar nodig getraind worden. Er is multidisciplinaire samenwerking op het gebied van de mondelinge taalvaardigheid door leerkracht en logopedist. Er is individuele en/of klassikale-/groepslogopedie binnen het onderwijsprogramma. Er wordt gewerkt aan doelen op het gebied van taalvaardigheid, hoortraining/auditieve vaardigheden en articulatie. Het leren uitspreken van vreemde talen krijgt specifieke aandacht van leerkracht en logopedist. De taalontwikkeling wordt zorgvuldig op individueel en klassikaal niveau gevolgd aan de hand van observaties, methodegebonden toetsen, methodeonafhankelijke taaltoetsen en logopedische testen. VSO: Er wordt gewerkt met aangepaste examens (ondertiteling) om het gemis aan auditieve input te compenseren. Het leren lezen is een speerpunt in het onderwijs aan dove en slechthorende leerlingen. In het SO en VSO staan extra uren leesonderwijs op het rooster. De ambulant begeleider geeft specifieke aandacht aan het (leren) lezen bij dove/slechthorende leerling in het reguliere onderwijs. De verminderde toegang tot auditieve informatie vraagt om een aangepaste leesdidactiek. Hiervoor worden al in de kleuterperiode in het kader van ontluikende geleterdheid specifieke technieken ingezet om de (beperkte) auditieve informatie te visualiseren. Er wordt onder andere gebruik gemaakt van klankgebaren en/of van vingerspelling. Er is expliciete en systematische aandacht voor fonologische ontwikkeling en letterkennis mede in relatie tot hoortraining. Audiovisuele hulpmiddelen en ICT-toepassingen ondersteunen hierbij. Voor leerlingen die geen toegang hebben tot auditieve informatie wordt gewerkt met visuele technieken (gebaren en/of vingerspelling) voor het (de-)coderen. Het op gang brengen van een vorm van articulatie die ingezet wordt voor het ‘verklanken’ van letters en van het woordbeeld is voor deze groep leerlingen (ook) van groot belang. Het proces van aanvankelijk lezen is intensief. Door de verminderde toegang tot auditieve informatie vraagt het analyseren en synthetiseren voor veel leerlingen extra training en herhaling om tot automatiseren te komen. Voor leerlingen die geen of een sterk verminderde toegang hebben tot auditieve informatie worden alternatieve visuele technieken (vingerspelling, (klank-)gebaren) ingezet. De logopedie wordt ondersteunend ingezet voor het leren analyseren en synthetiseren van letters en woorden. Vlotte woordherkenning verloopt bij dove en slechthorende leerlingen vertraagd. Dit vraagt extra en verlengde training. Deze training verloopt via spraak maar waar nodig ook via vingerspelling en/of gebaren. Inprenting van het woordbeeld via de orthografische route (schrift) krijgt expliciet aandacht. ICTtoepassingen (voor de doelgroep) ondersteunen hierbij.
In de komende maanden worden de onderwijsarrangementen voorzien van een kostprijsberekening, waarin alle relevante variabelen worden opgenomen.
D9
D10
D11 D12
D13 D14 D15
E. Aangepaste instructie om het onderwijs toegankelijk te maken
E1
E2 E3 E4
E5
E6
E7
E8
E9
E10 E11
E12
E13
Door de vertraging in de Nederlandse taalontwikkeling beschikken leerlingen over een (aanzienlijk) kleinere mondelinge woordenschat. Wanneer leerlingen de techniek van het leren lezen onder de knie krijgen, betekent dit dat de betekenis van een woord vaak expliciet uitgelegd en aangeleerd moet worden. Pre-teaching met uitleg van sleutelwoorden in teksten is voor veel leerlingen van belang om een tekst te kunnen lezen. Op het gebied van begrijpend lezen ondervinden leerlingen problemen door de beperkte woordenschat, door de moeite die zij hebben met het begrijpen van woord- en zinsbouw en door het informatie-/kennistekort dat veel leerlingen hebben opgelopen. Het lezen en daarmee begrijpen van teksten wordt regelmatig expliciet behandeld. Het hardop meedenken van de leerkracht bij het hanteren van leesstrategieën voor het leren begrijpen van de tekst is een belangrijke didactische aanpak (modelling). Leesstrategieën worden expliciet aangeleerd om zoveel mogelijk zelfstandig teksten te leren lezen. Abstracte leeswoordenschat wordt expliciet getraind: bv. verwijswoorden, vraagwoorden, voegwoorden, figuurlijk taalgebruik. De didactische uitgangspunten zoals geformuleerd in het rapport Leren lezen van Dove en Slechthorenden leerlingen (Wauters e.a., 2008) zijn gebaseerd op inzichten vanuit wetenschappelijk onderzoek. Deze uitgangspunten worden gehanteerd in het leesonderwijs. De leesontwikkeling wordt zorgvuldig en systematisch gevolgd aan de hand van observaties, methodegebonden toetsen en methodeonafhankelijke toetsen. Omdat het (leren) lezen voor dove en slechthorende leerlingen vaak moeilijk is, krijgt het stimuleren van leesmotivatie extra aandacht. Ouders worden geïnformeerd over en betrokken bij het (leren) lezen van hun dove/ slechthorende kind. Dit leren lezen verloopt in een aantal opzichten anders/ minder vanzelfsprekend dan bij horende leerlingen. De mondelinge instructie wordt aangepast aan het begripsniveau van de leerling(en). Dit geldt zowel voor de vorm (gesproken Nederlands, Nederlands met gebaren of Nederlandse Gebarentaal) als voor de inhoud (complexiteit van begrippen). De leerkracht kent de voorkeurstaal van de leerlingen in de groep en is in staat om op individueel en groepsniveau de instructie hierop te laten aansluiten. Het aanbieden van complexe begrippen wordt niet vermeden. Er wordt een toegankelijke definitie en/of een voorbeeld bij gegeven. Omschrijven, herhalen en begrip controleren. Voor leerlingen met Ambulante Begeleiding wordt een tolk NGT/NmG of een schrijftolk NL ingezet als de leerling daarmee de instructie beter kan volgen, meer informatie op kan nemen en hierdoor hogere onderwijsresultaten behaalt. De leerkracht is zich doorlopend bewust van het feit dat als gevolg van het gehoorverlies leerlingen informatie kunnen missen. Dit geldt voor de instructie in het gesproken Nederlands, maar ook voor instructie in de Nederlandse gebarentaal. Wanneer een leerling wegkijkt wordt ook deze vorm van informatie gemist. De leerkracht vat instructie regelmatig samen of vraagt dit aan een leerling en stelt waar nodig controlevragen om te beoordelen of de instructie waargenomen en begrepen is. De leerkracht weet hierin te doseren zodat leerlingen geboeid blijven om de instructie te volgen en niet afaken vanwege te veel herhalingen en onderbrekingen van de instructie. De leerlingen leren naarmate zij ouder worden zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het waarnemen van de instructie. Zij leren aan te geven als deze voor hen onvoldoende toegankelijk is qua vorm of inhoud. Om (complexe) lesstof toegankelijk te maken worden belangrijke begrippen vooraf uitgelegd (preteaching). Voor sommige leerlingen is er extra training noodzakelijk van deze begrippen (reteaching). Tekstmateriaal dat leerlingen niet in staat zijn zelfstandig te verwerken, wordt eerst in een toegankelijke communicatiecode uitgelegd. Via schrift en/of beeld wordt een compacte samenvatting van de lesstof aangeboden. Mindmappen is een techniek die hiervoor gebruikt kan worden. Schriftelijke opdrachten die qua taalbegripniveau te complex zijn om zelfstandig te verwerken worden vooraf mondeling besproken en waar nodig aangepast. Modelling (hardop denkstrategieën verwoorden, voordoen/nadoen) is de techniek die de leerkracht inzet om leerlingen toe te leiden naar het zelfstandig verwerken van schriftelijke opdrachten. Het werkgeheugen voor het verwerken van achtereenvolgende (waaronder visuele) informatie is beperkter. Medewerkers passen taken aan waarbij een beroep gedaan wordt op het onthouden van deze vorm van informatie. Ook trainen ze dit werkgeheugen door leerlingen langer wordende reeksen met opeenvolgende informatie (bv. reeksen woorden) te laten verwerken. Het ruimtelijk geheugen is bij veel leerlingen sterker ontwikkeld. Leerkrachten geven leerlingen kansen om hun talenten op dit gebied te ontwikkelen. Er worden (visuele) handelingswijzers toegepast om leerlingen in staat te stellen zelfstandig opdrachten te verwerken. Dove en slechthorende leerlingen richten hun aandacht meer op de periferie. Dit komt voort uit een compensatie voor gebrek aan auditieve informatie. Het betekent dat er voor dove en slechthorende leerlingen daardoor meer afleiders zijn. De meest ideale opstelling bij instructie en discussie is een halve cirkel. Zo is iedereen zichtbaar. De voorspelbaarheid van de omgeving is hierbij van belang. Het aantal storingen wordt zoveel mogelijk beperkt. Het begrijpen van lesstof is niet vanzelfsprekend als voldaan wordt aan de ogenschijnlijk optimale toegang tot communicatie die gerealiseerd kan worden door bijvoorbeeld extra visualisatie. Door de beperkte woordenschat en het informatietekort begrijpen dove en slechthorende leerlingen vaak minder dan wij, maar ook zijzelf soms denken. Er wordt regelmatig een samenvatting gegeven van de behandelde lesstof en er worden controlevragen naar begrip gesteld. Het model van directe instructie wordt gehanteerd en helpt leerlingen het doel van de activiteit te begrijpen en richt hen op de opbrengst van een lesactiviteit.
In de komende maanden worden de onderwijsarrangementen voorzien van een kostprijsberekening, waarin alle relevante variabelen worden opgenomen.
E14
E15
F. bevordering van sociale F1 relaties en welbevinden F2
F3 F4
F5 F6 F7 F8
F9
Ondanks het feit dat veel dove/sh leerlingen moeite hebben met het verwerken van talige (schriftelijke) informatie zorgen medewerkers ervoor dat het doel van de onderwijsactiviteit centraal blijft staan. Een reken- of aardrijkskundeles wordt geen taalles. De leerkracht compenseert het tekort aan taalbegrip door de aangepaste instructie. De inhoud van de lesstof wordt daardoor begrepen en nieuwe talige begrippen worden aangeleerd. Er is in het rooster van jongs af aan structureel meer tijd ingeruimd voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen. Door de verminderde toegang tot communicatie en informatie waar leerlingen in het dagelijks leven mee geconfronteerd worden, kan het welbevinden ondanks extra begeleiding en aandacht onder druk komen te staan. In verband met een hoge prevalentie van psychische problemen (40% wordt in onderzoek genoemd. Van Eldik e.a. 2004, Van Gent e.a., 2007) wordt van jongs af aan in het lesprogramma expliciet en systematisch aandacht besteed aan de sociaal-emotionele vorming en de training van sociale vaardigheden. Er is expliciete aandacht in het lesprogramma voor de gevoelsmatige en emotionele kant van relaties en seksualiteit. Leerlingen hebben kennis van de eigen hoorstatus en leren om te gaan met de gevolgen van de auditieve beperking. Ze krijgen informatie over de werking van het gehoor en de gevolgen van de auditieve beperking voor de communicatie met anderen. Ze krijgen de gelegenheid ervaringen te delen en het functioneren in hun (veelal horende) omgeving te bespreken. Ze delen deze ervaringen met elkaar en met volwassen rolmodellen. Leerlingen worden voorbereid op stages en werk in relatie tot de gevolgen van de gehoorproblematiek. Leerlingen leren zich bewust te zijn van het effect van mimiek, lichaamstaal en houding. Expressieactiviteiten en drama zijn ondersteunend bij de sociale ontwikkeling. Slechthorende en/of dove rolmodellen/identificatiemodellen zijn beschikbaar voor de leerlingen. Als gevolg van het tekort aan informatie(overdracht) en het ontbreken van nuances in de uitleg bestaat het risico dat leerlingen zwart-wit gaan denken. Dit is een bedreiging voor een harmonieuze sociale en seksuele ontwikkeling. Leerkrachten beperken zich niet in de informatieoverdracht, nemen hier meer tijd voor en benadrukken juist de nuances. De leerlingen worden van jongs af aan zorgvuldig gevolgd in hun sociaal-emotionele ontwikkeling aan de hand van (gestandaardiseerde) observaties en/of screeningsinstrumenten. Indien er sprake is van een risicoscore binnen het klinisch gebied worden in samenwerking met de zorginstellingen, passende arrangementen geboden om de ontwikkeling te stimuleren en stagnatie en/of problemen te voorkomen (preventie) of te verminderen.
In de komende maanden worden de onderwijsarrangementen voorzien van een kostprijsberekening, waarin alle relevante variabelen worden opgenomen.
KLIK HIER OM TERUG TE KEREN NAAR HET ARRANGEMENT
In het SO en VSO staan extra uren taalonderwijs op het rooster. De ambulant begeleider geeft specifieke aandacht aan de taalontwikkeling van de dove/slechthorende leerling in het reguliere onderwijs. Er is gestructureerd, expliciet en doelgericht taalonderwijs (vanaf jonge leeftijd aansluitend bij de belevingswereld van de leerling.) De uitbreiding van de woord- en/of gebarenschat staat centraal en vindt doelgericht en systematisch plaats. Er is daarbij extra en expliciet aandacht voor de opbouw van semantische netwerken. Nieuwe begrippen worden in verschillende contexten expliciet aangeboden. Er is extra training van nieuwe begrippen. De didactiek van Verhallen&Verhallen (1999): Voorbewerken, semantiseren, consolideren en controleren wordt in het woordenschatonderwijs gehanteerd. Talige informatie en nieuwe begrippen worden gekoppeld aan de ervaringen van leerlingen. Wanneer er ook een aanbod is van de Nederlandse gebarentaal worden nieuwe concepten en begrippen eerst aangeboden in de meest toegankelijke taal en wordt er vervolgens een brug geslagen naar de tweede taal door het koppelen van het gebaar aan het gesproken en geschreven woord. In het taalonderwijs is er expliciete aandacht voor training van woord- en zinsbouw (morfologie en syntaxis). Ook worden leerlingen getraind in het gebruik van passend taalgebruik in specifieke situaties (pragmatiek). Zij trainen dit expliciet bijvoorbeeld aan de hand van rollenspellen waarbij de talige interactie voorop staat. Tevens is er expliciete aandacht voor verhaalopbouw, communicatieve redzaamheid en conversatievaardigheid. Figuurlijk taalgebruik is extra moeilijk voor dove en slechthorende leerlingen. Dit wordt extra uitgelegd en leerlingen leren veelvoorkomend figuurlijk taalgebruik te herkennen en trainen dit in. De taalontwikkeling wordt zorgvuldig op individueel en klassikaal niveau gevolgd aan de hand van observaties, methodegebonden toetsen, methodeonafhankelijke taaltoetsen en logopedische testen.
In de komende maanden worden de onderwijsarrangementen voorzien van een kostprijsberekening, waarin alle relevante variabelen worden opgenomen.
KLIK HIER OM TERUG TE KEREN NAAR HET ARRANGEMENT
De verminderde toegang tot auditieve informatie vraagt om een aangepaste leesdidactiek. Hiervoor worden al in de kleuterperiode in het kader van ontluikende geleterdheid specifieke technieken ingezet om de (beperkte) auditieve informatie te visualiseren. Er wordt onder andere gebruik gemaakt van klankgebaren en/of van vingerspelling. Het proces van aanvankelijk lezen is intensief. Door de verminderde toegang tot auditieve informatie vraagt het analyseren en synthetiseren voor veel leerlingen extra training en herhaling om tot automatiseren te komen. Voor leerlingen die geen of een sterk verminderde toegang hebben tot auditieve informatie worden alternatieve visuele technieken (vingerspelling, (klank-)gebaren) ingezet. Vlotte woordherkenning verloopt bij dove en slechthorende leerlingen vertraagd. Dit vraagt extra en verlengde training. Deze training verloopt via spraak maar waar nodig ook via vingerspelling en/of gebaren. Door de vertraging in de Nederlandse taalontwikkeling beschikken leerlingen over een (aanzienlijk) kleinere mondelinge woordenschat. Wanneer leerlingen de techniek van het leren lezen onder de knie krijgen, betekent dit dat de betekenis van een woord vaak expliciet uitgelegd en aangeleerd moet worden. Pre-teaching met uitleg van sleutelwoorden in teksten is voor veel leerlingen van belang om een tekst te kunnen lezen. Op het gebied van begrijpend lezen ondervinden leerlingen problemen door de beperkte woordenschat, door de moeite die zij hebben met het begrijpen van woord- en zinsbouw en door het informatie-/kennistekort dat veel leerlingen hebben opgelopen. Het lezen en daarmee begrijpen van teksten wordt regelmatig expliciet behandeld. Het hardop meedenken van de leerkracht bij het hanteren van leesstrategieën voor het leren begrijpen van de tekst is een belangrijke didactische aanpak (modelling). Leesstrategieën worden expliciet aangeleerd om zoveel mogelijk zelfstandig teksten te leren lezen. Abstracte leeswoordenschat wordt expliciet getraind: bv. verwijswoorden, vraagwoorden, voegwoorden, figuurlijk taalgebruik. De didactische uitgangspunten zoals geformuleerd in het rapport Leren lezen van Dove en Slechthorenden leerlingen (Wauters e.a., 2008) zijn gebaseerd op inzichten vanuit wetenschappelijk onderzoek. Deze uitgangspunten worden gehanteerd in het leesonderwijs. De leesontwikkeling wordt zorgvuldig en systematisch gevolgd aan de hand van observaties, methodegebonden toetsen en methodeonafhankelijke toetsen. Omdat het (leren) lezen voor dove en slechthorende leerlingen vaak moeilijk is, krijgt het stimuleren van leesmotivatie extra aandacht.
In de komende maanden worden de onderwijsarrangementen voorzien van een kostprijsberekening, waarin alle relevante variabelen worden opgenomen.
KLIK HIER OM TERUG TE KEREN NAAR HET ARRANGEMENT
De mondelinge instructie wordt aangepast aan het begripsniveau van de leerling(en). Dit geldt zowel voor de vorm (gesproken Nederlands, Nederlands met gebaren of Nederlandse Gebarentaal) als voor de inhoud (complexiteit van begrippen). Het aanbieden van complexe begrippen wordt niet vermeden. Er wordt een toegankelijke definitie en/of een voorbeeld bij gegeven. Omschrijven, herhalen en begrip controleren. Voor leerlingen met Ambulante Begeleiding wordt een tolk NGT/NmG of een schrijftolk NL ingezet als de leerling daarmee de instructie beter kan volgen, meer informatie op kan nemen en hierdoor hogere onderwijsresultaten behaalt. De leerkracht is zich doorlopend bewust van het feit dat als gevolg van het gehoorverlies leerlingen informatie kunnen missen. Dit geldt voor de instructie in het gesproken Nederlands, maar ook voor instructie in de Nederlandse gebarentaal. Wanneer een leerling wegkijkt wordt ook deze vorm van informatie gemist. De leerkracht vat instructie regelmatig samen of vraagt dit aan een leerling en stelt waar nodig controlevragen om te beoordelen of de instructie waargenomen en begrepen is. De leerkracht weet hierin te doseren zodat leerlingen geboeid blijven om de instructie te volgen en niet afaken vanwege te veel herhalingen en onderbrekingen van de instructie. De leerlingen leren naarmate zij ouder worden zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het waarnemen van de instructie. Zij leren aan te geven als deze voor hen onvoldoende toegankelijk is qua vorm of inhoud. Om (complexe) lesstof toegankelijk te maken worden belangrijke begrippen vooraf uitgelegd (pre-teaching). Voor sommige leerlingen is er extra training noodzakelijk van deze begrippen (re-teaching). Het werkgeheugen voor het verwerken van achtereenvolgende (waaronder visuele) informatie is beperkter. Medewerkers passen taken aan waarbij een beroep gedaan wordt op het onthouden van deze vorm van informatie. Ook trainen ze dit werkgeheugen door leerlingen langer wordende reeksen met opeenvolgende informatie (bv. reeksen woorden) te laten verwerken. Het ruimtelijk geheugen is bij veel leerlingen sterker ontwikkeld. Leerkrachten geven leerlingen kansen om hun talenten op dit gebied te ontwikkelen. Er worden (visuele) handelingswijzers toegepast om leerlingen in staat te stellen zelfstandig opdrachten te verwerken.
In de komende maanden worden de onderwijsarrangementen voorzien van een kostprijsberekening, waarin alle relevante variabelen worden opgenomen.
KLIK HIER OM TERUG TE KEREN NAAR HET ARRANGEMENT
Algemene aandachtspunten: De communicatie en instructie worden intensief gevisualiseerd: concreet materiaal, afbeeldingen, picto’s, foto, film etc. De medewerker maakt gebruik van (natuurlijke) expressie en mimiek De medewerker heeft aandacht voor het maken en behouden van oogcontact De medewerker heeft aandacht voor het richten en behouden van visuele en/of auditieve aandacht De medewerker temporiseert verschillende bronnen van informatie. (Tegelijkertijd schrijven en kijken/luisteren is voor sommige dove/slechthorende leerlingen niet mogelijk) Wisseling van gesprekspartners wordt aangegeven/ is gereguleerd zodat leerlingen geen communicatie missen. Mondelinge informatie wordt zoveel mogelijk ook schriftelijk (in beeld of woord) vastgelegd, zeker als het gaat om belangrijke afspraken. De gesprekspartners (medewerker/medeleerlingen) zijn zichtbaar voor de leerlingen Er is aandacht voor lichtinval. De leerling kijkt niet tegen het licht in. School- en omgangsregels worden expliciet uitgelegd en gevisualiseerd. Voor leerlingen die geen toegang hebben tot auditieve informatie wordt gewerkt met visuele technieken (gebaren en/of vingerspelling) voor het (de-)coderen. Het op gang brengen van een vorm van articulatie die ingezet wordt voor het ‘verklanken’ van letters en van het woordbeeld is voor deze groep leerlingen (ook) van groot belang. Het proces van aanvankelijk lezen is intensief. Door de verminderde toegang tot auditieve informatie vraagt het analyseren en synthetiseren voor veel leerlingen extra training en herhaling om tot automatiseren te komen. Voor leerlingen die geen of een sterk verminderde toegang hebben tot auditieve informatie worden alternatieve visuele technieken (vingerspelling, (klank-)gebaren) ingezet. Tekstmateriaal dat leerlingen niet in staat zijn zelfstandig te verwerken, wordt eerst in een toegankelijke communicatiecode uitgelegd. Via schrift en/of beeld wordt een compacte samenvatting van de lesstof aangeboden. Mindmappen is een techniek die hiervoor gebruikt kan worden. Er worden (visuele) handelingswijzers toegepast om leerlingen in staat te stellen zelfstandig opdrachten te verwerken.
In de komende maanden worden de onderwijsarrangementen voorzien van een kostprijsberekening, waarin alle relevante variabelen worden opgenomen.
KLIK HIER OM TERUG TE KEREN NAAR HET ARRANGEMENT
Het domein identiteitsontwikkeling in relatie tot de auditieve beperking is ingebed in het onderwijsprogramma. Het stimuleren van een positief en reëel zelfbeeld staat hierbij voorop. Vanuit een positieve grondhouding bevorderen medewerkers tevens een reëel en positief zelfeeld van de leerlingen. Voor de leerlingen in de Ambulante begeleiding wordt ‘lotgenotencontact’ gestimuleerd en georganiseerd en ook ontvangen zij informatie over voorzieningen (verenigingen, clubs etc.) voor doven/slechthorenden. Leerlingen krijgen de gelegenheid om ervaringen met elkaar te delen en hierop te refecteren.
Als gevolg van het tekort aan informatie(overdracht) en het ontbreken van nuances in de uitleg bestaat het risico dat leerlingen zwart-wit gaan denken. Dit is een bedreiging voor een harmonieuze sociale en seksuele ontwikkeling. Leerkrachten beperken zich niet in de informatieoverdracht, nemen hier meer tijd voor en benadrukken juist de nuances. De leerlingen worden van jongs af aan zorgvuldig gevolgd in hun sociaal-emotionele ontwikkeling aan de hand van (gestandaardiseerde) observaties en/of screeningsinstrumenten. Indien er sprake is van een risicoscore binnen het klinisch gebied worden in samenwerking met de zorginstellingen, passende arrangementen geboden om de ontwikkeling te stimuleren en stagnatie en/of problemen te voorkomen (preventie) of te verminderen.
Het talig herkennen, benoemen en gebruiken van gevoelens en emoties krijgt extra aandacht. Deze abstracte begrippen zijn vaak extra moeilijk voor leerlingen in cluster 2. Het veel en herhaaldelijk gebruik van deze begrippen draagt bij aan het vermogen om ervaringen, gevoelens en emoties te delen en bespreken. Door de verminderde toegang tot communicatie en informatie waar leerlingen in het dagelijks leven mee geconfronteerd worden, kan het welbevinden ondanks extra begeleiding en aandacht onder druk komen te staan. In verband met een hoge prevalentie van psychische problemen (40% wordt in onderzoek genoemd. Van Eldik e.a. 2004, Van Gent e.a., 2007) wordt van jongs af aan in het lesprogramma expliciet en systematisch aandacht besteed aan de sociaalemotionele vorming en de training van sociale vaardigheden. Er is expliciete aandacht in het lesprogramma voor de gevoelsmatige en emotionele kant van relaties en seksualiteit. Leerlingen hebben kennis van de eigen hoorstatus en leren om te gaan met de gevolgen van de auditieve beperking. Ze krijgen informatie over de werking van het gehoor en de gevolgen van de auditieve beperking voor de communicatie met anderen. Ze krijgen de gelegenheid ervaringen te delen en het functioneren in hun (veelal horende) omgeving te bespreken. Ze delen deze ervaringen met elkaar en met volwassen rolmodellen. Leerlingen leren zich bewust te zijn van het effect van mimiek, lichaamstaal en houding. Expressieactiviteiten en drama zijn ondersteunend bij de sociale ontwikkeling.
Ondersteuning op de sociaal emotionele ontwikkeling met aandacht voor het leren omgaan met en acceptatie van hoor apparatuur, bevorderen aangaan rel
In de komende maanden worden de onderwijsarrangementen voorzien van een kostprijsberekening, waarin alle relevante variabelen worden opgenomen.
KLIK HIER OM TERUG TE KEREN NAAR HET ARRANGEMENT
Algemene aandachtspunten: De communicatie en instructie worden intensief gevisualiseerd: concreet materiaal, afbeeldingen, picto’s, foto, film etc. De medewerker maakt gebruik van (natuurlijke) expressie en mimiek De medewerker heeft aandacht voor het maken en behouden van oogcontact
De medewerker heeft aandacht voor het richten en behouden van visuele en/of auditieve aandacht De medewerker temporiseert verschillende bronnen van informatie. (Tegelijkertijd schrijven en kijken/luisteren is voor sommige dove/slechthorende leerlingen niet mogelijk) Wisseling van gesprekspartners wordt aangegeven/ is gereguleerd zodat leerlingen geen communicatie missen. Mondelinge informatie wordt zoveel mogelijk ook schriftelijk (in beeld of woord) vastgelegd, zeker als het gaat om belangrijke afspraken. De gesprekspartners (medewerker/medeleerlingen) zijn zichtbaar voor de leerlingen
Er is aandacht voor lichtinval. De leerling kijkt niet tegen het licht in.
Aandachtspunten gesproken Nederlands:
Er wordt rustig gesproken.
Het mondbeeld van de medewerker is duidelijk. De articulatie van de medewerker is duidelijk maar niet overdreven. Er is aandacht voor een goede signaal-ruisverhouding. De medewerker is zich bewust van het effect van achtergrondgeluid.
De communicatie en interactie in de klas sluit aan bij het taalbegripniveau van de leerling(en). Medewerkers hebben een responsieve en sensitieve communicatieve houding. Medewerkers wachten en geven tijd om de leerlingen zelf en met elkaar te laten communiceren. Medewerkers haken aan bij de talige uitingen van de leerling(en) en breiden deze waar mogelijk op een natuurlijke manier uit. Het principe van Vangen, Aanpassen en Toevoegen (VAT)wordt gehanteerd in de communicatie. Medewerkers corrigeren de talige uitingen van de leerlingen niet expliciet. Om de communicatie te verduidelijken worden technieken ingezet zoals herformuleren, parafraseren en topicalisatie (onderwerp apart zetten en benadrukken). De interactie wordt niet gedomineerd door de medewerker. Alle leerlingen hebben een substantieel aandeel in de talige interactie. De medewerker reguleert de interactie waar nodig. Medewerkers dagen leerlingen uit om na te denken over hun eigen taal- en spraakgebruik ( refectie). In de onderwijsdoelstellingen is het leren omgaan met en de acceptatie van hoor- en klassenapparatuur en ringleiding in publieke ruimtes (voor leerlingen waarvoor dit relevant is) opgenomen. Medewerkers hebben inzicht in het taalontwikkelingsniveau en de spraakontwikkeling van de individuele leerlingen. Ze sluiten in hun communicatieve benadering aan op dit niveau door leerlingen talig te benaderen in de zone van de naaste ontwikkeling. Dit gebeurt ten aanzien van de woorden- (en gebaren-)schat, de grammaticale ontwikkeling op woord- (en/of gebaar-) en zinsniveau en ten aanzien van het gebruik van de taal in specifieke situaties. Wanneer zij werken met de groep diferentiëren zij ten aanzien van hun communicatie en taalaanbod binnen de groep. Medewerkers gebruiken methodieken die de taal- en denkontwikkeling van kinderen stimuleren. Verschillende taal- en denkvaardigheden worden getraind, zoals oorzaak-gevolg, overeenkomsten/verschillen en het bedenken van oplossingen. Het plezier krijgen, hebben en houden in communicatie is een belangrijke voorwaarde om verder te kunnen ontwikkelen en leren. De medewerkers stimuleren dit plezier. Leerlingen krijgen positieve feedback op hun communicatieve pogingen en talige uitingen. Medewerkers bouwen bewust rust en pauzes in in hun communicatie. Ze stellen open vragen. Leerlingen kunnen talige informatie op eigen tempo verwerken en krijgen de gelegenheid zich te uiten. Medewerkers dagen leerlingen uit om zich talig te uiten. Het pedagogisch klimaat daagt leerlingen binnen de kaders van de geboden veiligheid uit om contacten aan te gaan in communicatie met anderen. Leerlingen leren communicatiestrategieën en worden getraind om weerbaar te zijn in communicatie en contact met anderen.
Klasse- of soloapparatuur, afhankelijk van de akoestische omstandigheden, wordt ingezet Akoestische omstandigheden: Wenselijke signaalruisverhouding: minimaal + 15 dB (S/N). Wenselijk voor onderwijs +20 dB, of zelfs +25/30 dB. Wenselijke nagalmtijd: Klaslokalen horende kinderen: nagalmtijd van 0,5 - 0,8 sec acceptabel. Bij slechthorenden 0.4 - 0.5 seconden.
In de komende maanden worden de onderwijsarrangementen voorzien van een kostprijsberekening, waarin alle relevante variabelen worden opgenomen.
KLIK HIER OM TERUG TE KEREN NAAR HET ARRANGEMENT
Siméa competentieprofiel Ambulant Begeleider
Algemene aandachtspunten: De communicatie en instructie worden intensief gevisualiseerd: concreet materiaal, afbeeldingen, picto’s, foto, film etc. De medewerker maakt gebruik van (natuurlijke) expressie en mimiek
De medewerker heeft aandacht voor het maken en behouden van oogcontact De medewerker heeft aandacht voor het richten en behouden van visuele en/of auditieve aandacht De medewerker temporiseert verschillende bronnen van informatie. (Tegelijkertijd schrijven en kijken/luisteren is voor sommige dove/slechthorende leerlingen niet mogelijk)
Wisseling van gesprekspartners wordt aangegeven/ is gereguleerd zodat leerlingen geen communicatie missen. Mondelinge informatie wordt zoveel mogelijk ook schriftelijk (in beeld of woord) vastgelegd, zeker als het gaat om belangrijke afspraken. De gesprekspartners (medewerker/medeleerlingen) zijn zichtbaar voor de leerlingen
Er is aandacht voor lichtinval. De leerling kijkt niet tegen het licht in. Aandachtspunten gesproken Nederlands:
De leerkracht kent de voorkeurstaal van de leerlingen in de groep en is in staat om op individueel en groepsniveau de instructie hierop te laten aansluiten.
Het werkgeheugen voor het verwerken van achtereenvolgende (waaronder visuele) informatie is beperkter. Medewerkers passen taken aan waarbij een beroep gedaan wordt op het onthouden van deze vorm van informatie. Ook trainen ze dit werkgeheugen door leerlingen langer wordende reeksen met opeenvolgende informatie (bv. reeksen woorden) te laten verwerken. Het ruimtelijk geheugen is bij veel leerlingen sterker ontwikkeld. Leerkrachten geven leerlingen kansen om hun talenten op dit gebied te ontwikkelen.
Dove en slechthorende leerlingen richten hun aandacht meer op de periferie. Dit komt voort uit een compensatie voor gebrek aan auditieve informatie. Het betekent dat er voor dove en slechthorende leerlingen daardoor meer afleiders zijn. De meest ideale opstelling bij instructie en discussie is een halve cirkel. Zo is iedereen zichtbaar. De voorspelbaarheid van de omgeving is hierbij van belang. Het aantal storingen wordt zoveel mogelijk beperkt.
Ondanks het feit dat veel dove/sh leerlingen moeite hebben met het verwerken van talige (schriftelijke) informatie zorgen medewerkers ervoor dat het doel van de onderwijsactiviteit centraal blijft staan. Een reken- of aardrijkskundeles wordt geen taalles.
Als gevolg van het tekort aan informatie(overdracht) en het ontbreken van nuances in de uitleg bestaat het risico dat leerlingen zwart-wit gaan denken. Dit is een bedreiging voor een harmonieuze sociale en seksuele ontwikkeling. Leerkrachten beperken zich niet in de informatieoverdracht, nemen hier meer tijd voor en benadrukken juist de nuances.
Er wordt rustig gesproken. Het mondbeeld van de medewerker is duidelijk. De articulatie van de medewerker is duidelijk maar niet overdreven. Er is aandacht voor een goede signaal-ruisverhouding. De medewerker is zich bewust van het effect van achtergrondgeluid. Klasse- of soloapparatuur, afhankelijk van de akoestische omstandigheden, wordt ingezet Akoestische omstandigheden: Wenselijke signaalruisverhouding: minimaal + 15 dB (S/N). Wenselijk voor onderwijs +20 dB, of zelfs +25/30 dB. Wenselijke nagalmtijd: Klaslokalen horende kinderen: nagalmtijd van 0,5 - 0,8 sec acceptabel. Bij slechthorenden 0.4 - 0.5 seconden.
In de komende maanden worden de onderwijsarrangementen voorzien van een kostprijsberekening, waarin alle relevante variabelen worden opgenomen.
Medewerkers hebben inzicht in het taalontwikkelingsniveau en de spraakontwikkeling van de individuele leerlingen. Ze sluiten in hun communicatieve benadering aan op dit niveau door leerlingen talig te benaderen in de zone van de naaste ontwikkeling. Dit gebeurt ten aanzien van de woorden(en gebaren-)schat, de grammaticale ontwikkeling op woord- (en/of gebaar-) en zinsniveau en ten aanzien van het gebruik van de taal in specifieke situaties. Wanneer zij werken met de groep diferentiëren zij ten aanzien van hun communicatie en taalaanbod binnen de groep. Medewerkers dagen leerlingen uit om zich talig te uiten. Er worden duidelijke grenzen gesteld aan het gedrag van leerlingen. Medewerkers stappen niet in de valkuil gedrag van dove of slechthorende leerlingen te accepteren dat normaliter niet getolereerd kan worden.
In de komende maanden worden de onderwijsarrangementen voorzien van een kostprijsberekening, waarin alle relevante variabelen worden opgenomen.
KLIK HIER OM TERUG TE KEREN NAAR HET ARRANGEMENT
Wanneer er ook een aanbod is van de Nederlandse gebarentaal worden nieuwe concepten en begrippen eerst aangeboden in de meest toegankelijke taal en wordt er vervolgens een brug geslagen naar de tweede taal door het koppelen van het gebaar aan het gesproken en geschreven woord. Leerkrachten stemmen de communicatieve en talige benadering af met die van de betrokken logopedist en met de specialist Nederlandse Gebarentaal indien er sprake is van het gebruik van deze taal. Voor leerlingen met Ambulante Begeleiding wordt een tolk NGT/NmG of een schrijftolk NL ingezet als de leerling daarmee de instructie beter kan volgen, meer informatie op kan nemen en hierdoor hogere onderwijsresultaten behaalt.
In de komende maanden worden de onderwijsarrangementen voorzien van een kostprijsberekening, waarin alle relevante variabelen worden opgenomen.
KLIK HIER OM TERUG TE KEREN NAAR HET ARRANGEMENT
Door de vertraging in de Nederlandse taalontwikkeling beschikken leerlingen over een (aanzienlijk) kleinere mondelinge woordenschat. Wanneer leerlingen de techniek van het leren lezen onder de knie krijgen, betekent dit dat de betekenis van een woord vaak expliciet uitgelegd en aangeleerd moet worden. Pre-teaching met uitleg van sleutelwoorden in teksten is voor veel leerlingen van belang om een tekst te kunnen lezen.
De leerling heeft de hele dag beschikking over extra ondersteuningsmogelijkheden als hij daaraan behoefte heeft. Er is directe beschikking mogelijk van een onderwijsassistentie, een logopedist of een gespecialiseerde leerkracht die ingezet kan worden op preteaching of verwerking van de leerstof of ander relevant aanbod.
Om (complexe) lesstof toegankelijk te maken worden belangrijke begrippen vooraf uitgelegd (pre-teaching). Voor sommige leerlingen is er extra training noodzakelijk van deze begrippen (re-teaching). Vormen van co-teaching 1. Een leerkracht geeft onderwijs, een leerkracht observeert. Bij deze aanpak bespreken de leraren vooraf samen wat bij deze observatieronde het onderwerp van nieuwsgierigheid is. Zij stemmen vooraf met elkaar af hoe geobserveerd wordt en hoe de informatie genoteerd wordt. Naderhand wordt de informatie door de leraren samen geanalyseerd. Beide leerkrachten kunnen de rol van leerkracht of van observator vervullen. Per observatie wordt gekozen wie welke rol op zich neemt. 2. Een leerkracht geeft les, de ander ‘loopt rond’ en begeleidt. De leerkracht die les geeft heeft de eerste verantwoordelijkheid voor het aanbod. De andere leerkracht loopt onopvallend rond door de klas en assisteert leerlingen waar nodig. Deze vorm is heel bruikbaar als er bijvoorbeeld kinderen zijn, die begeleiding van een expert nodig hebben om mee te kunnen doen. 3. Parallel onderwijzen. In sommige gevallen leren de kinderen meer wanneer de instructie in een kleinere groep gegeven wordt, zodat ze tijdens de instructie meer in het oog gehouden worden en meer kans krijgen te reageren. Bij ‘parallel’ onderwijzen wordt door beide leerkrachten dezelfde informatie aangeboden, maar de leerkrachten splitsen de groep en geven ieder les aan een kleinere groep. Bij deze vorm kan er ook rekening gehouden worden met verschillende leerstijlen van kinderen. 4. Meerdere instructieplaatsen of werklocaties. Bij deze aanpak verdelen de leerkrachten de inhoud die ze aanbieden en de leerlingen aan wie ze de inhoud aanbieden. Nadat de leerkracht de les/ instructie aan zijn eerste groep heeft gegeven, kunnen daarna de groepen gewisseld worden, waarna dezelfde les/instructie aan de andere groep wordt gegeven (bijv. een bepaalde spellingscategorie of een rekenles die uit twee of drie delen bestaat of uit bekende stof, nieuwe stof en leerstof inoefenen). 5. Aangepast onderwijzen. Een leerkracht neemt de grote groep en de andere leerkracht een kleine groep, waarvan de leerlingen speciale aandacht nodig hebben. Deze laatste groep kunnen leerlingen zijn met bijvoorbeeld een auditieve- / communicatieve beperking. Deze vorm kan ook gebruikt worden om te diferentiëren waarbij een groep behoefte heeft aan pre-teaching, verlengde instructie, extra automatiseren of extra toetsen. 6. Team teaching. Bij deze vorm van onderwijzen ‘staan’ de twee leerkracht samen voor de groep en hebben ze beide interactie met de groep. Allerlei variaties zijn mogelijk: de een vertelt, de ander vult aan; de een vertelt, de ander geeft visuele ondersteuning enz. Deze vorm is bijvoorbeeld ook goed bruikbaar bij gesprekken en discussies in kleinere groepjes over een bepaald thema of bij zaakvakken.
In de komende maanden worden de onderwijsarrangementen voorzien van een kostprijsberekening, waarin alle relevante variabelen worden opgenomen.
KLIK HIER OM TERUG TE KEREN NAAR HET ARRANGEMENT
Dove en slechthorende leerlingen richten hun aandacht meer op de periferie. Dit komt voort uit een compensatie voor gebrek aan auditieve informatie. Het betekent dat er voor dove en slechthorende leerlingen daardoor meer afleiders zijn. De meest ideale opstelling bij instructie en discussie is een halve cirkel. Zo is iedereen zichtbaar. De voorspelbaarheid van de omgeving is hierbij van belang. Het aantal storingen wordt zoveel mogelijk beperkt.
In de komende maanden worden de onderwijsarrangementen voorzien van een kostprijsberekening, waarin alle relevante variabelen worden opgenomen.
KLIK HIER OM TERUG TE KEREN NAAR HET ARRANGEMENT
Ouders worden geïnformeerd over en betrokken bij het (leren) lezen van hun dove/ slechthorende kind. Dit leren lezen verloopt in een aantal opzichten anders/ minder vanzelfsprekend dan bij horende leerlingen.
In de komende maanden worden de onderwijsarrangementen voorzien van een kostprijsberekening, waarin alle relevante variabelen worden opgenomen.