Doe workshop ABA Caroline Peters BCABA, 8-11-2012
1
Inhoud • • • • • • • • • • •
Historie ABA Instituut Wat is ABA? Versterken van gewenst gedrag Uitdoven van ongewenst gedrag Gewenst gedrag opwekken door omgeving aan te passen Andere manieren om ongewenst te verminderen Het aanleren van nieuwe vaardigheden Haalbare stappen en doelen bepalen Leer de client vragen om wat ze willen Leer de clienten gesprekjes te voeren Leren door middel van observatie
2
Wat is ABA? Applied Behavior Analysis = Toegepaste Gedragsanalyse, ook wel Toegepaste Gedragstheorie genaamd. Het is de wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen, aanleren en veranderen van sociaal belangrijk gedrag.
3
Het uitvoeren van een reinforcer assessment 1. Geef het kind een item waarvan je denkt dat hij het wil hebben. Noteer hoe hij erop reageert; grijpt hij ernaar en pakt hij het of weigert hij het? 2. Als hij het item heeft, pak het dan af en kijk hoe hij daarop reageert ; protesteert hij en probeert hij het terug te pakken of laat hij het afpakken? Geef het terug en noteer zijn gedrag. 3. Als hij het item heeft, observeer dan wat hij ermee doet. Eet hij het of speelt hij ermee? Lacht hij? Of houdt hij het beleefd vast, maar speelt hij er niet mee. 4. Noteer hoe hij erop reageerde. 5. Presenteer 3, meest gewilde items uit dezelfde categorie en kijk welke hij selecteert. 6. Presenteer de meest gewilde reinforcer uit elke categorie.
4
Oefening 1 • Het uitvoeren van een reinforcer assessment – Neem eerst het interview af (maak een keuze uit de beschikbare formulieren). – Op basis daarvan ga je kijken welke reinforcers je gaat testen. (we slaan de observatie over, dat blijf je alsmaar tussendoor doen tijdens de latere oefeningen).
5
Gewenst gedrag versterken, ongewenst gedrag uitdoven • Het versterken van (sociaal) gewenst gedrag – Op gewenst gedrag van de client, laat je iets volgen wat hij fijn vindt of graag wil hebben. Hierdoor zal zijn gedrag versterken; zijn gewenste gedrag neemt toe. •
Het uitdoven van (sociaal) ongewenst gedrag – Bij ongewenst gedrag kijk je wat dit gedrag de client opleverde. Vervolgens ga je ervoor zorgen dat het ongewenste gedrag de client niets meer oplevert. Zijn gedrag zal afnemen.
6
Oefening 2: bepalen wat gewenst is en ongewenst • Ga met je groepje de opdrachten uitvoeren.
7
Oefening 3: Shaping • Wanneer gebruiken? Gedragingen die je moeilijk kunt opwekken door het kind fysiek te begeleiden of op een andere manier te prompten. • Hoe? Steeds gedrag dat dichter komt bij het gedrag dat je wilt hebben, belonen. Denk aan: steeds langer stilzitten in de kring, een woord steeds beter uitspreken. 1. Stel vast wat het uiteindelijke doel gedrag is 2. Definieer het gedrag wat het dichtste bij het doelgedrag komt dat het kind nu al doet. 3. Beloon gedrag dat steeds dichter bij het doelgedrag komt.
8
Oefening 3: Shaping • Ga met je groepje oefening 3 doen. Let op, er is steeds maar een persoon het kind. Je voert allemaal één keer de oefening uit. Je bent dus allemaal 1 x het kind en 1 x de trainer.
Video: Victor in de kring / Paul Toussaint op glijbaan / Merel tafeltennis, praten penny, tom met de rode ballon, deano met ballon, victor met sjoelbak
9
Oefening 4: Shaping, motivaider & reinforcement Situatie: Kind van 3 speelt niet zelf met speelgoed. Ze kan maximaal 1 minuut rustig rondlopen en kijken naar speelgoed. Soms raakt ze ook wel speelgoed aan, maar laat dan vooral repeterende handelingen zien. Een van haar belangrijkste reinforcers is de nabijheid en aandacht van haar moeder. Om aandacht van haar moeder te krijgen krijst ze, gooit ze dingen van de tafel, trekt ze een kleed van de tafel, komt ze aan dingen waar ze niet aan mag zitten (zoals iets dat op de haard staat) en maakt ze rare bewegingen. Vragen:
10
Oefening 4: Shaping, motivaider & reinforcement Situatie: • Welk gedrag willen we gaan shapen? Hoe gaan we dat doen? • Welk gedrag willen we nog meer aanleren? En wat is dan het gewenste gedrag voor een kind van 3? • Hoe kan moeder het kind belonen als ze gewenst gedrag laat zien? Pak een motivaider, pak oefening 4 en speel na.
11
Leer je kind vragen om wat het wil! • • • •
Video odion Waarom is vragen om wat je wil een belangrijke vaardigheid? Wat zijn de stappen, noteer. Stappen vergelijken en bespreken.
12
Het geven van hulp, prompten Het doel is het kind nieuwe vaardigheden aan te leren door het geven van tijdelijke (!) hulp of hints. •Voordoen •Voorzeggen •Fysieke hulp •Aanwijzen
Je kan ook het antecedent aanpassen, waardoor het kind de instructie foutloos op kan volgen Werk met 0 – 3 sec. Time delay. Weet iedereen wat dat inhoudt?
13
Oefening 5 Doe oefening 5, waarbij je het kind fysieke hulp moet geven bij de volgende dingen: •
Blokken op elkaar zetten
•
Het openmaken van een pop up
Ga uit van een situatie waarin het kind het nog niet kan, maar het door de fysieke hulp leert. Beloon goede responses!!
Bouw je hulp af. Het kind moet het altijd goed doen! Kun je zelf nog andere dingen bedenken waarbij je het kind fysieke hulp moet geven? (video Rafa en zijn moeder) 14
Oefening 6 Doe oefening 6, waarbij de trainer het kind door middel van voorzeggen hulp geeft.
Bedenk samen 4 verschillende situaties waarin dit een goede manier van prompten zou zijn en speel die na. Zorg ervoor dat iedereen 2 keer trainer is en 2 keer kind.
Beloon goede responses!! Bouw je hulp af. Het kind moet het altijd goed doen!
15
Oefening 7 Doe oefening 7, waarbij de trainer het kind door middel van voordoen hulp geeft.
Bedenk samen 4 verschillende situaties waarin dit een goede manier van prompten zou zijn en speel die na. Zorg ervoor dat iedereen 2 keer trainer is en 2 keer kind.
Beloon goede responses!! Bouw je hulp af. Het kind moet het altijd goed doen!
16
Oefening 8 Doe oefening 8, waarbij de trainer het kind door middel van Aanwijzen of hints hulp geeft.
Bedenk samen 4 verschillende situaties waarin dit een goede manier van prompten zou zijn en speel die na. Zorg ervoor dat iedereen 2 keer trainer is en 2 keer kind.
Beloon goede responses!! Bouw je hulp af. Het kind moet het altijd goed doen!
17
Oefening 9 Doe oefening 9, waarbij de trainer het kind door middel van het aanpassen van de antecedent hulp geeft. (denk aan taak verkleinen, dingen die kunnen leiden tot een slechte respons tijdelijk wegnemen, object ter hoogte brengen van het kind). Bedenk samen 4 verschillende situaties waarin dit een goede manier van prompten zou zijn en speel die na. Zorg ervoor dat iedereen 2 keer trainer is en 2 keer kind.
Video: Livia met vormenstoof, clement, visuele taak.
18
Oefening 10; Wat als het kind het fout doet? Over het algemeen: •
Zeg niets
•
Geef dezelfde SD nogmaals, maar geef nu hulp of maak de taak kleiner, zodat het kind succes heeft
•
Beloon trials met hulp met een kleine (verbale) beloning
•
Geef een (paar) andere gemasterde SD (een oefening die het kind goed kan).
•
Herhaal nogmaals de nieuw geleerde SD. Als het kind het goed doet, geef hem dan een zeer gewilde beloning
•
Herhaal deze nieuwe SD regelmatig tijdens de hele training. 19
Discriminatie training (1)
“Wijs de Poes aan” Geweldig!
7-11-2012
copyright Caroline Peters, BCABA
20
Discriminatie training (2)
“Wijs de Poes aan”
Geen reactie trainer
7-11-2012
copyright Caroline Peters, BCABA
21
Discriminatie training – correctie procedure
A
B
C
Instructie
Ongewenste respons
Geen reactie
Instructie + hulp
Gewenste respons
Beloning
Instructie, 3 sec wachten met hulp geven
Gewenste respons
Beloning
Afleidingstrial
Gewenste respons
Beloning
Instructie
Gewenste respons
(Grote) Beloning
7-11-2012
copyright Caroline Peters, BCABA
22
Oefening 10; Wat als het kind het fout doet? Oefening 10 Leg 2 dingen op tafel (zorg ervoor dat je tegenover elkaar zit) 1. Zeg tegen het kind: leg bij dezelfde
2. Het kind doet het fout 3. Corrigeer hem. Herhaal net zolang totdat dit vloeiend gaat en wissel dan.
Let op: wissel je beloning af, maak de taak kleiner, kijk of het kind het gewenste gedrag heeft (niet alleen kijken naar of hij het ding bij hetzelfde legt, maar ook kijken of hij kijkt naar het juiste ding, geen ander ongewenst gedrag laat zien tegelijkertijd!) 23
Oefening 11; Discrete trial training – de trainer De trainer wisselt onderstaande trials (oefeningen) af (zie volgende pagina). Let hierbij op de volgende dingen: 1. Steeds als het kind ongeveer 3 trials heeft gehad, laat je hem vragen om wat hij wil (mand trail). Laat hem 10 seconden met zijn reinforcer. 2. Wissel je SD’s af. 3. Beloon iedere goede respons, i.i.g. Sociaal 4. Je krijgt drie minuten de tijd. Oefen, zodat je een hoog tempo kunt halen. 5. Doe het nogmaals drie minuten en kijk of je jezelf hebt kunnen verbeteren.
24
Oefening 11; Discrete trial training – De trainer Wissel onderstaande trials (oefeningen) af. 1. Wat wil je? (let erop dat je het ook uit zicht oefent) 2. Leg bij dezelfde
3. Wijs naar de .... 4. Doe dit ... 5. Bouw de toren
6. Maak de puzzel
25
Oefening 11; Discrete trial training – Observeerder 1 Noteert op het formulier “oefening 11”, twee pagina’s met zes kolommen, welke trial de trainer heeft gegeven en welke SD in deze drie minuten, zodat we weten hoeveel trials er in totaal gedaan zijn en ook hoe vaak dezelfde trial is teruggekomen. Zet na drie minuten een dikke rode streep, zodat je weet welk deel de eerste drie minuten waren en welk deel de tweede drie minuten waren. Zo kunnen we zien of de trainer zichzelf heeft verbeterd tijdens het trainen.
26
Oefening 11; Discrete trial training – Observeerder 2 Neem een stopwatch en time de 3 minuten, zodat de trainer exact 3 minuten het kind traint. Doe dit twee keer. (er zijn twee sessies van 3 minuten). Iedere keer als het kind een reinforcer krijgt (na de mand trial) let je erop dat de trainer het kind na 10 seconden de reinforcer weer afneemt (en niet eerder, maar ook niet later)
27
Oefening 11; Discrete trial training – Het kind
Het kind maakt geen fouten, doet alles meteen goed!
28
Oefening 12: Discrete trial training – met fouten
Dezelfde oefening als oefening 11, alleen nu maakt het kind fouten! Verder is de uitvoering precies hetzelfde.
29
Vragen?
OEFEN THUIS, zodat je deze vaardigheden beheerst voor de volgende workshop, want dan gaan we verder! 30