docentenhandleiding
verkleed
kast
de verkleedkast
Inhoud 1. voorbereiding op school. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 2. in het museum. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 3. verwerking op school . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 4. woordenlijst klederdrachten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 5. die niet werkt, zal niet eten…wonen en werken rond de Zuiderzee . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
de verkleedkast
1 Voorbereiding op school Het museumprogramma wordt onder leiding van een gids uitgevoerd. Dat betekent dat u ook zonder veel voorbereiding op school naar het Zuiderzeemuseum kunt gaan. Mocht u echter niet geheel onbeslagen ten ijs willen komen dan kunt u misschien wat ideeën putten voor een voorbereidende les uit onderstaande lessuggesties. Lessuggesties voor een verwerkingsles na het museumbezoek kunt u vinden in hoofdstuk 3 van deze docentenhandleiding.
Begeleiding U heeft minimaal twee begeleiders van school nodig. We raden u aan met meer begeleiders te komen i.v.m. de hulp bij het verkleden. Vooral bij de jongste groepen is dit echt nodig.
Lessuggesties Klederdracht U kunt als voorbereiding op het museumbezoek ook al wat aandacht besteden aan klederdracht uit het Zuiderzeegebied. Wat is klederdracht? In de tweede helft van de achttiende eeuw nam de belangstelling voor het dagelijks leven in stad en dorp toe. Men ging in die tijd o.a. de kleding bestuderen. Onder klederdracht werd toen kleding verstaan waaraan je het beroep of de positie van de drager kon herkennen, zoals ambachtslieden of weeskinderen. In de 19e eeuw veranderde de betekenis van de term klederdracht. Klederdracht betekende vanaf toen kleding die in een bepaalde plaats of streek gedragen wordt door een grote groep van de bevolking of soms door de gehele gemeenschap en die duidelijk afwijkt van de algemeen heersende mode. In het Zuiderzeegebied had bijna elk vissersdorp zijn eigen klederdracht. Een aantal bekende klederdrachten uit dit gebied zijn die uit Marken en Spakenburg, maar de allerbekendste is natuurlijk de klederdracht uit Volendam. Aan de klederdracht kon je niet alleen zien waar iemand vandaan kwam, maar ook wat voor beroep iemand had, of iemand in de rouw was, getrouwd of ongetrouwd, hoe oud iemand ongeveer was en nog veel meer. Het bijzondere was dat kledingstukken uit vroeger eeuwen (kraplappen, oorijzers, het jak) bewaard waren gebleven in de klederdrachten. Kennis maken met klederdrachten rond de vroegere Zuiderzee betekent dus ook een kijkje nemen in de geschiedenis van onze kleding in het algemeen. Woordenlijst De klederdracht van de Zuiderzee wordt tegenwoordig niet of nauwelijks meer gedragen. Dat betekent dat ook de woorden waarmee verschillende kledingstukken werden aangeduid zo goed als verdwenen zijn. Achterin de docentenhandleiding vindt u een verklarende woordenlijst (hoofdstuk 4). Deze lijst kunt u eventueel al op school met uw leerlingen doornemen. Tijdens het museumbezoek worden deze begrippen ook toegelicht.
Kleding vertelt iets Kleding vertelt iets over de mens die ze draagt. Dat gold heel sterk voor de klederdrachten, maar dat geldt nog steeds voor onze huidige kleding. Het is aardig om in de klas eens te inventariseren welke kleding de leerlingen aanhebben. Waarom dragen ze bepaalde kleding? Willen ze daarmee iets over zichzelf vertellen? En wat dan? Kan je aan kleding nog steeds zien waar je vandaan komt of wat voor geloof je hebt? Welke kleding draag je als je naar een feestje gaat of bij droevige gebeurtenissen? Is de kleding die de leerlingen dragen anders dan de kleding die volwassenen dragen? Kun je aan iemands kleding nog zien wat voor werk hij of zij doet? Klederdrachten zijn dan wel nagenoeg verdwenen, maar kleding laat nog steeds heel veel zien over onszelf, wat wij belangrijk vinden en in welke fase van ons leven wij ons bevinden.
de verkleedkast
Foto’s ter vergelijking Laat de leerlingen oude foto’s meenemen waar oma en opa op staan. Of foto’s van hun ouders toen ze net zo oud waren als zij. Hoe zagen vader en moeder eruit toen ze even jong waren als de leerlingen nu? Hebben opa en oma andere kleding aan dan volwassenen nu? Het is ook leuk om foto’s van de leerlingen te nemen zodat ze die met de foto’s van ouders en grootouders kunnen vergelijken. Op die manier krijgen ze inzicht in hoe kleding door de tijd heen verandert en dat wat vroeger heel normaal was om te dragen ons nu heel vreemd voor kan komen.
Mode nu Met behulp van afbeeldingen uit reclame voor mode kunnen de kinderen ook collages maken van kleding naar doelgroep of gelegenheid.
Foto’s maken Wij raden u aan een fototoestel mee te nemen naar het museum. De kinderen worden tijdens het programma verkleed in klederdracht en het is voor u en de leerlingen leuk om dit vast te leggen als aandenken voor later.
Achtergrondinformatie Wilt u de kinderen meer over de Zuiderzee en het Zuiderzeemuseum vertellen, dan kunt u gebruik maken van hoofdstuk 4 van deze Docentenhandleiding. Daarin vindt u een in korte thema’s ingedeeld informatief verhaal getiteld: ‘Die niet werkt zal niet eten...wonen en werken rond de Zuiderzee’. Dit verhaal kan in de klas geïllustreerd worden aan de hand van een dvd met foto’s die bij dit verhaal aansluiten. Deze dvd kunt u bestellen bij onze Afdeling Events. Kosten: € 7,50. Dit is dus facultatief. U kunt het verhaal ook zonder deze foto’s vertellen.
de verkleedkast
2 In het museum Ontvangst U komt met de boot aan in het museumpark en wordt ontvangen door de gids. De gids begeleidt u naar de educatieve ruimte waar het programma begint. De kinderen krijgen onderweg al een indruk van het museumpark.
Introductie In de educatieve ruimte leidt de gids het programma in. Zij vertelt een kort verhaal over het Zuiderzeemuseum. Wat kun je hier in het museum zien en waarom wordt dat allemaal bewaard en tentoongesteld? In een vraag- en antwoordspel met de kinderen legt de gids uit wat klederdracht is, hoe het is ontstaan, waaruit de kleding bestond en welke betekenis verschillende kleuren en kledingstukken hadden. Daarbij maakt ze gebruik van aangeklede modellen en een film over klederdrachten rond de vroegere Zuiderzee. Nadruk ligt op de kleding van Marken en Volendam. De woorden uit de woordenlijst klederdracht komen aan de orde.
Verkleden en spelen Na de introductie gaan de kinderen zich verkleden in klederdracht uit Marken en Volendam. De gids vraagt eerst een paar kinderen naar voren te komen zodat ze aan de leerlingen en de begeleiders kan laten zien hoe de kleding moet worden aangetrokken. Daarna gaan leerlingen en begeleiders zelf aan de slag. Nadat iedereen fraai is uitgedost, gaan de kinderen met de gids naar buiten om een rondje te lopen door het museumpark. Onderweg doen ze oud-hollandse spelletjes en zingen ze liedjes.
Foto’s nemen Behalve als herinnering aan het museumbezoek is het ook voor de verwerking van het programma terug op school handig als u foto’s neemt van de verklede kinderen.
de verkleedkast
3 Verwerking op school In dit hoofdstuk doen wij enkele lessuggesties voor een verwerkingsles op school.
Lessuggesties Vergelijking met foto’s van jezelf Als u in het museum foto’s van de leerlingen heeft gemaakt (zoals gesuggereerd in hoofdstuk 1 + 2) kunt u deze op school gebruiken als vergelijkingsmateriaal. Ze krijgen een aantal van deze foto’s (eventueel vergroot) en gaan die vergelijken met hoe ze nu zelf gekleed gaan. Als u de lessuggestie uit hoofdstuk 1 heeft uitgevoerd hebben ze foto’s van zichzelf in eigentijdse kleding tot hun beschikking. Deze kunnen dan ook als vergelijkingsmateriaal dienen. Via posters en collages kan het resultaat gepresenteerd worden.
Vergelijking foto’s van jezelf in het museum en mode nu Heeft u foto’s van de leerlingen in klederdracht en heeft u in de voorbereidingsles de suggestie gevolgd om mode uit modebladen als voorbereiding te onderzoeken, dan kunnen deze foto’s als vergelijkingsmateriaal dienen. Via posters en collages kan het resultaat gepresenteerd worden.
Taal en verhaal Aan de hand van de woordenlijst uit deze docentenhandleiding en wat de kinderen in het museum hebben gezien (de klederdracht en de historische omgeving waarin deze werd gedragen) kunt u hen een verhaaltje laten schrijven. In dit verhaaltje laten de leerlingen zien wat ze hebben geleerd en verwerken ze de indrukken die ze tijdens de voorbereidende les en het museumbezoek hebben opgedaan. Ze kunnen een fictief verhaal schrijven of een verslag van het museumbezoek. U kunt dit ook doen d.m.v. een kringgesprek waarin het hele programma nog een keer besproken wordt.
de verkleedkast
4 Woordenlijst klederdrachten Meisje Volendam: Ondermuts Hul
daagse muts van zwart katoen
gesteven muts van witte kant met vleugels, wordt meestal alleen gedragen op zondag, wordt dan over de zwarte ondermuts gedragen
Kletje
Kraplap
zwarte katoenen blouse/jasje, sluiting aan de voorkant met haken + ogen wordt gedragen onder het kletje, bestaat uit twee rechthoekige lappen die aan elkaar zijn bevestigd met een uitsparing in het midden voor de hals. Aan één zijde zitten deze lappen aan elkaar genaaid en aan de andere zijde kan het kledingstuk worden vastgemaakt met haken en ogen.
Bontje
schort, iets korter dan de rok
Jongen Volendam: Karpoets
Ruige bontmuts met 3 groene strikjes
Baadje
jasje/blouse van gestreept katoen sluitend met een dubbele overslag
Bef
witte katoenen lap met zwart geborduurd boordje, wordt gedragen onder baadje
paling
sjaaltje van zwarte zijde
Meisje Marken: Baaf
borstlap, losse gebloemde lap van sits of katoen die op borst wordt vastgespeld.
De mouwen
jasje van witte katoen of flanel met rood of zwart gestreepte mouwen
Voorpanden
soort bolero, aan de voorkant rood en met ruggetje van glanzende stof
Het schort
zwarte rok tot boven de kuiten, afgezet met gekleurde rand (het koor)
Kerreblauwtje
schortje van blauwe katoen met bovenstuk van dunne geruite katoen (het stikkie)
Jongen Marken: Boezeroen soort overhemd van blauw katoen met slechts enige knopen aan de halssplit zodat het altijd over het hoofd heen aangetrokken moet worden. Gezondheid
middel van rode baai met banden over de schouders, sluit voor met dubbele rij knopen, werd gedragen onder boezeroen als bescherming tegen kou en vocht.
de verkleedkast
5 Die niet werkt, zal niet eten Wonen en werken rond de Zuiderzee (Dit verhaal kan in de klas geïllustreerd worden aan de hand van een dvd met foto’s die bij dit verhaal aansluiten. Deze dvd kunt u bestellen bij onze Afdeling Events. Kosten :€ 7,50.Dit is dus facultatief. U kunt het verhaal ook zonder deze foto’s vertellen). In 1916 werd een deel van Noord-Holland door overstromingen geteisterd. Mede onder invloed van deze ramp besloot het parlement in 1918 tot afsluiting en gedeeltelijke drooglegging van de Zuiderzee. De afsluiting maakte een eind aan de grillen van weer en wind, die in het verleden veel slachtoffers en materiele schade hadden geëist Het verschil tussen eb en vloed in de Zuiderzee was eigenlijk maar gering. Het varieerde van 130 centimeter in het noordelijke gedeelte van de Zuiderzee tot 30 centimeter in het zuidelijke deel. Maar ondanks dit geringe getijdenverschil werd bij storm uit noordelijke richting zoveel Noordzeewater door de zeegaten gestuwd, dat het waterpeil in de Zuiderzee aanzienlijk steeg. Meer dan eens bleken de dijken niet bestand tegen het opkomende water. Aldus werd besloten tot de aanleg van de Afsluitdijk. Op 28 mei 1932 werd het laatste gat in de Afsluitdijk gedicht, waardoor de zilte Zuiderzee een binnenmeer werd. De voornaamste bestaansbron voor de bewoners van het Zuiderzeegebied, de visserij, kreeg daardoor een gevoelige klap te incasseren. Het water van de voormalige zee werd langzaam zoet. Bepaalde vissoorten verdwenen. En erger: de nieuwe dijk versperde haring en ansjovis de weg naar hun paaiplaatsen. Voor de meeste vissers verdween het uitzicht op een behoorlijk bestaan en velen moesten het beroep van visser opgeven. Als gevolg daarvan kregen ook de van de visserij afhankelijke bedrijven veel minder werk: rokerijen, kuiperijen, mandenmakerijen, zeilmakerijen en scheepswerven moesten in snel tempo hun deuren sluiten. De bedrijvigheid rond de visserij die de plaatsen langs de Zuiderzee zo lang had gekenmerkt, verdween.
Werken op het water Door de vermenging van zout water uit de Noordzee en zoet water uit de rivieren kende de Zuiderzee een grote verscheidenheid aan flora en fauna met ruim twintig vissoorten en enkele schaal- en schelpdieren. Deze visrijkdom garandeerde de vissers echter allerminst een zeker bestaan. De twee meest waardevolle vissoorten, haring en ansjovis, kwamen alleen gedurende een bepaalde periode, voornamelijk in het voorjaar, in de Zuiderzee om te paaien. Bovendien moest iedere visser elk jaar afwachten of de ansjovis die verreweg het meeste geld opbracht, zou verschijnen. In de overige jaargetijden warende vissers aangewezen op bot, aal en spiering, terwijl sommigen garnalen, mosselen en alikruiken opvisten. In de winter werd er niet veel gevangen en verdienden de vissers bitter weinig.
Scheepstypen Aan het begin van deze eeuw werd met verschillende scheepstypen op de Zuiderzee gevist: botters, Wieringer Aken, blazers, schokkers, bonzen, Staverse jollen, schouwen en fuikenboten. De schepen waren aangepast aan de eisen die het vaarwater, de visserij en de eigenaar stelden. Veelal waren die streekgebonden. De meeste zeilschepen hadden een vlakke bodem, zijzwaarden en een bun, waarin vis levend werd bewaard. Tot de jaren veertig bleven Zuiderzeevissers met houten schepen varen. Schippers waren meestal eigenaar van hun schip. Rederijen kwamen zelden voor. Om hun eigen schip te kunnen kopen, had de visser krediet nodig van de scheepsbouwer, de roker en andere middenstanders in het dorp. Van deze kredietgevers was hij lange tijd afhankelijk, want het kon vele jaren duren voordat hij zijn schuld had afgelost. Een goed ansjovisjaar bracht meer geld op en betekende voor veel vissers dat zij hun leningen versneld konden terugbetalen.
De visserij De visserij leverde over het geheel genomen een geringe verdienste op en in veel gevallen was het noodzakelijk dat vrouw en kinderen aan de wal werkten om het gezinsinkomen op peil te houden. Sommige vissers waren genoodzaakt gedurende een deel van het jaar aan te monsteren op loggers, waarmee op de Noordzee werd gevist. Deze loggers kwamen vaak gedurende twee weken niet aan wal. Vissen was erg arbeidsintensief. Het uitzetten en het binnenhalen van de netten gebeurde veelal met de hand en niet zelden onder slechte weersomstandigheden.
de verkleedkast
Tussen de bedrijven door werden werkzaamheden verricht als het repareren van het vistuig. Na lange werkdagen lag er aan wal opnieuw werk te wachten: de zorg voor de vis, het schoonmaken van het schip of het onderhoud van de netten.
Aan de wal Aan de wal waren veel bedrijven die op een of andere manier met de visserij in verband stonden. Een belangrijk deel van de bevolking in de vissersplaatsen was werkzaam in deze nevenbedrijven. Veel vrouwen leverden hun bijdrage aan het gezinsinkomen door naast huishoudelijke taken garnalen te pellen, vis schoon te maken of vis te venten. Er was een grote concentratie van bedrijvigheid rondom de scheepsbouw en het scheepsonderhoud. Reparaties aan de vissersschepen werden verricht op de helling van de scheepswerf, waar ook nieuwe schepen gebouwd werden. Voor de uitrusting en tuigage van zijn schip moest de visser terecht bij de zeilmaker, de touwslager en de smid.
Bedrijvigheid en saamhorigheid Toch was niet iedereen in de Zuiderzeeplaatsen werkzaam in de visserij of aanverwante bedrijfstakken. Sommige inwoners hadden hele andere beroepen, maar ook zij maakten deel uit van hechte vissersgemeenschappen. Zo zijn er in het museumpark ook andere bedrijven, zoals een schilderswinkel, een postkantoor, kruidenier, borstelmakerswerkplaats, een schoenmakerij, een houtdraaierij en een apotheek. De bedrijvigheid werd vooral gekenmerkt door kleinschaligheid en handarbeid. In andere takken van nijverheid werd de bedrijfsvoering langzamerhand gemoderniseerd. Twee gebouwen in het museumpark illustreren de beginfase van de industrialisatie in Nederland: de kalkovens en de stoomwasserij.
Wonen in een kamer Op het museumterrein zijn woningen ingericht die een indruk geven van de woon- en werkomstandigheden in het Zuiderzeegebied aan het begin van de vorige eeuw. Deze huizen zijn gemeubileerd op basis van gesprekken met oudbewoners of mensen die het huis uit eigen ervaring gekend hebben. Met deze biografische aanpak zijn de huizen vrij nauwkeurig ingericht en hebben zij een persoonlijk stempel gekregen. Het huis is dan ook niet zo maar een voorbeeld van een visserswoning, maar het laat bijvoorbeeld zien hoe Piet Peereboom omstreeks 1930 op Marken woonde. Behalve visserswoningen zijn er ook huizen ingericht van dagloners, keuterboeren en eigenaars van kleine bedrijven en winkels. De verhalen van deze bewoners staan model voor het leven in het Zuiderzeegebied van voor de Afsluitdijk.
Krappe behuizing Naar hedendaagse begrippen waren de woningen erg klein. Alle speelde zich voornamelijk af in één kamer: koken, wassen, slapen en alle huishoudelijke bezigheden, maar ook bijvoorbeeld het breien van netten en het schoonmaken van vis. Vaak waren de huizen nog niet voorzien van stromend water, gas of elektriciteit. Het wassen bijvoorbeeld was daardoor een enorme klus. Het wasgoed moest worden geweekt in heet water, dat op de kachel of het petroleumstel werd verwarmd. Dan werd het op de hand of op een wasbord gewassen en uitgespoeld in de gracht, sloot of haven. Soms waren er boenstoepen aangebracht. Het grootste probleem was echter het drogen van de zware visserskleding. ’s Zomers kon dat buiten aan de lijn, maar ’s winters moest dat binnen gebeuren in de kleine huizen.
De zorgen thuis Het aanmaken van de kachel, het schoonhouden van het huis en het bereiden van de maaltijden behoorden dus tot de dagelijkse bezigheden van de vrouwen Ook beheerden zij vaak de financiën Omdat de mannen vaak van huis waren, kwam de opvoeding van de kinderen voor een belangrijk deel op de schouders van de vrouwen neer. In het algemeen waren de gezinnen groot, maar de kinderen vertrokken vaak al vroeg uit huis. Visserszonen gingen op hun negende of tiende jaar mee met de botter. Daar bleven zij slapen als het schip in de thuishaven lag. Andere jongens voeren weken achtereen met loggers op de Noordzee. Meisjes van die leeftijd zochten een dienstje of gingen bij grootmoeder of een ander familielid wonen.