1
2
3
Deze levensboom is gemaakt aan de hand van verschillen in DNA. Hiervoor is DNA vergeleken, dat in alle organismen voorkomt. Dit DNA is betrokken bij de energievoorziening van de cel. In blauw zijn de meercellige organismen weergegeven. De wortel van de boom ligt in de buurt van Reclinomonas americana. De wortel begint met ‘LUCA’: the Last Universal Common Ancestor. Wetenschappers proberen LUCA te reconstrueren.
4
Dia 4 TvG1
Toon van Gestel; 7-11-2014
Eukaryoten zijn de organismen (= levende wezens) met grote cellen. Daar zit een kern (= karyon) in met chromosomen. Alle eukaryote cellen hebben ook mitochondriën, die een deel van de energievoorziening verzorgen. Eukayoten kunnen eencellig zijn of meercellig. In groen zijn de planten weergegeven, in geel de schimmels en in blauw de dieren.
5
Dit is de primatenboom met alle mensapen, uitgezonderd de gibbons, de slingerapen. De smalle loot aan deze boom is de mensenboom. De aftakking wordt gedateerd op 6 tot 8 miljoen jaren geleden. De afstanden tussen de takken van deze boom zijn genetische afstanden. Die zijn gebaseerd op verschillen in DNA. Alle mensen op aarde lijken genetisch dus heel veel op elkaar.
6
De helix is een wenteltrap (vgl helico-pter = wentel-wiek). De gele band bestaat uit een suiker (desoxyribose = D) en fosforzuur (een zuur = acid = A). De sporten in 4 kleuren (blauw, oranje, geel en roze) zitten vast aan de suiker en worden nucleotiden (= N) genoemd. Samen dus DNA.
7
8
P = fosforzuur (= phosphaat), D = desoxyribose, C, G, A en T zijn de nucleotiden Cytosine, Guanine, Adenine en Thymine. In de regel bestaat DNA uit 2 strengen. Er is ook RNA. Dat bestaat in de regel uit één streng. In RNA zit geen D, maar R (=ribose; hierin zit één zuurstofatoom meer) en geen T, maar U (=Uracil).
9
In de sporten van de dubbele helix zitten 2 nucleotiden aan elkaar vast. Aan de C zit altijd een G en andersom. Aan de A zit altijd een T en andersom. Als je de lettervolgorde van een streng kent, ken je ook de volgorde van de andere streng. Voor het gemak laten we de D’s en P’s weg.
10
In de linkerhelix zijn in de wenteltrap de vormen van de moleculen weergegeven in een plat vlak. In de middelste is bovenaan de wenteltrap schematisch weergegeven, in het midden volgens het linkerplaatje en onderaan in een ruimtelijke vorm. De rechter trap is weer een schematische weergave. Bovenin zijn de kleurtjes vervangen door letters (A, C, G en T). Onderaan is de trap opengeritst en wordt elke streng aangevuld met nieuwe nucleotiden. Daardoor wordt het DNA verdubbeld. Als de verdubbeling klaar is, komen de 2 helften los van elkaar en worden dan verdeeld over 2 nieuwe cellen.
11
De chromosomen in het plaatje rechtsboven zijn eerst gefotografeerd in delende cellen. Daarna zijn ze uitgeknipt, 2 aan 2 bij elkaar gezocht en opgeplakt. Mensen hebben 46 chromosomen; de helft komt van de moeder, de andere helft van de vader. Van elk soort chromosoom hebben we er 2. Bijzonder zijn de 2 geslachtschromosomen: die heten X en Y. Vrouwen hebben 2 X-chromosomen, mannen een X- en een Y-chromosoom. De andere 22 paren chromosomen zijn gerangschikt op grootte en hebben de nummers van 1 t/m 22 gekregen. Die 22 paren noemen we samen de autosomen. Links onderaan in het plaatje zien we de dubbele helix. Daarboven is die weergegeven als een blauwe draad, die opgerold is om een klosje van eiwit (geel). Daarboven herkennen we nog de gele klos van eiwit en de dunne blauwe draad van DNA, die vervolgens als in een touw wordt opgerold tot een onontwarbaar kluwen, en opgevouwen wordt in een langwerpige mal: het chromosoom. Er passen zo’n 10.000 chromosomen op 1 millimeter en er zit in totaal 2 meter DNA in. In deze chromosomen is het DNA al verdubbeld. De 2 helften zijn identiek: als de cel gat delen worden de chromosomen overlangs gesplitst en gaat elke helft naar een andere, nieuwe cel.
12
13
In tv-programma’s als ‘DNA onbekend’ en ‘Spoorloos’ wordt DNA gebruikt om te bepalen of personen echt ouder en kind of broers en zussen zijn. Daarbij wordt het DNA verknipt tot stukjes van verschillende lengten. Die worden dan weer in een soort streepjescode gesorteerd en vergeleken. Dat 10% van de wettige vaders niet de biologische vader zou zijn is een oud en hardnekkig en kennelijk onuitroeibaar sprookje. Dit soort warpraat blijft maar als een hardnekkig virus rondwaren en dan hier en dan daar echte kennis infecteren.
14
‘Adam’ en ‘Eva’ zijn feitelijk de MRCA (Most Recent Common Ancestor) van alle mannen resp. alle vrouwen. Deze MRCA’s zijn gereconstrueerd door het DNA van het Y-chromosoom resp. mitochondriën te vergelijken. Adam en Eva hoeven elkaar helemaal niet gekend te hebben of even oud te zijn. Zij hadden beiden broers en zussen en ouders.
15
Het Y-chromosoom staat in het plaatje rechtsonder naast het X-chromosoom, dat veel groter is. Het zwarte deel onder en boven heeft een functie: het zorgt ervoor dat een mens een man wordt. Zonder dat DNA blijft een mens een vrouw. Van het witte gedeelte waren tot voor kort geen functies bekend. Beschadiging heeft geen merkbare gevolgen; je kunt er goed mee leven. Daardoor zijn er veel variaties in dat DNA. Die gebruiken we om er afstammingslijnen van vader op zoon mee vast te stellen.
16
In de kern in het midden zitten de chromosomen. Het deel van de cel buiten de kern noemen we cytoplasma of celplasma. Daarin zitten allerlei ‘celorganellen’ met elk een aparte taak. Rechtsonder zien we 3 ‘mitochondriën’ en boven de kern nog 2. Mitochondriën kunnen net als bacteriën in 2-en splitsen en weer aangroeien. Er kunnen er honderden in 1 cel zitten. Net als bacteriën hebben ze DNA, dat de vorm heeft van een ringetje (vlg een elastiekje’).
17
Mitochondriën zijn onmisbaar voor de energievoorziening van cellen. Een mitochondrium heeft een buitenste vlies (= membraan) en een binnenste. In de holte binnenin kunnen honderden kopieën van het mitochondriaal DNA (= mtDNA) voorkomen. mtDNA lijkt meer op DNA van eubacteriën (= ‘echte’ bacteriën), dan op het chromosomaal DNA van de eukaryote cellen, waarin ze zitten.
18
SNP’s (Single Nuclear Polymorphisms = snips) zijn veranderingen op een plek. STR’s (Short Tandem Repeats) zijn herhalingen van korte stukjes DNA. Die herhalingen kun je tellen. Deze 5 mannen kun je alle 3 van elkaar onderscheiden op grond van de 3 SNP’s en de ene STR.
19
20
Grootvader Toon van Gestel (zittend, 2de van links) en zijn 6 zonen hebben dezelfde Y-chromosomale haplogroep. Mijn vader Willem van Gestel staat als jongste tussen zijn ouders in. Omdat ik dezelfde haplogroep heb als mijn vader, zijn 5 broers en hun vader Toon weet ik dat zij horen tot haplogroep R1b3. Naast mijn vader zit mijn grootmoeder Naan Bastiaanse. Naast haar haar moeder Johanna van Rooij. Achter haar staat nog een dochter. Het mtDNA van Johanna van Rooij vind je terug bij haar 2 dochters, haar kleindochter en haar 6 kleinzonen. Tot welke haplogroep zij horen weet ik niet. Het zal terug te vinden zijn bij de kinderen van mijn tante Jo (links achter) en de kinderen van 5 van haar dochters. Nb Grootvader Johannes Bastiaanse is in 1909 overleden, mijn vader is geboren in 1901: de foto is van rond 1907?
21
De leeftijden van Adam en Eva lopen sterk uiteen; nieuw onderzoek brengt ze dichter bij elkaar. Globaal: Eva leefde 175.000 jaar geleden en Adam 60.000 jaar geleden. Inmiddels is in Afrika Y-chromosomaal DNA gevonden, dat teruggaat tot een zeer verre verwant van ‘Adam’. De ‘common ancestor’ van deze verre verwant en ‘Adam’ leefde ver voor ‘Eva’ ongeveer 300.000 jaar geleden. Dit is nog voor de tijd, dat de moderne mens 250.000 jaar geleden in Afrika ontstond.
22
STR’s kunnen op alle chromosomen voorkomen. Je kunt dus van veel plekken in het DNA getallen verzamelen en vergelijken. Voor het Y-chromosoom heeft dat alleen zin, als je tot dezelfde (sub)haplogroep hoort. Het gebruik van 37 markers op het Y-chromosoom lijkt op dit moment het meest zinvol.
23
De huidige bevolkingsgroei (de demografische transitie) is historisch gezien ongebruikelijk. Voor het verleden kun je dus het beste uitgaan van een bevolking, die in aantal gelijk blijft. Dat betekent, dat elk echtpaar gemiddeld 2 kinderen krijgt, die zelf weer kinderen krijgen. De helft van de paren heeft gemiddeld 2 zonen of 2 dochters. Omdat mtDNA alleen via dochters wordt doorgegeven wordt de groep ‘aarts’moeders, waarvan het DNA wordt doorgegeven elke generatie kleiner. Tenslotte blijft er een over, die we dan ‘Eva’ noemen. Het proces, waarbij het toeval bepaalt, wie ons aller ‘moeders moeder’ blijkt te zijn, noemen we ‘genetic drift’.
24
Het mtDNA vormt een ring. Er liggen verschillende genen op met functies voor de energiehuishouding (in groen en oranje). Bovenin zit een stukje, dat nergens voor codeert en erg variabel is. Daarop zijn de mt-stambomen voornamelijk gebaseerd.
25
26
De botten, die gevonden zijn op 2 verschillende plekken en toegeschreven zijn aan leden van de laatste tsarenfamilie zijn vergeleken met mtDNA van verwanten in de vrouwelijke lijn. Voor de tsarina en haar kinderen is dat prins Philip van Engeland. Voor de tsaar zijn dat nakomelingen in de vrouwelijke lijn van zijn grootmoeder Louise van Hessen-Kassel. Het DNA kwam in alle gevallen overeen.
27
Kaspar Hauser werd gevonden als een ‘verwilderd’ kind. Het zou gaan om een zoon van de groothertog van Baden uit zijn 2de huwelijk met Stéphanie de Beauharnais. Deze zoon zou in de familie verdonkeremaand zou zijn. Hij stierf jong. Er is kleding met bloed- en zweetplekken van hem bewaard; hieruit is DNA geïsoleerd. Dit is vergeleken met DNA van nazaten in de vrouwelijke lijn van Stéphanie de Beauharnais. In eerste instantie leverde dat geen ‘match’ op. Sindsdien is er allerlei kritiek geleverd o.a. op de keuze van het materiaal, de onderzoeksopzet etc. Nieuw onderzoek, dat wel een ‘match’ opgeleverd zou hebben, is ook weer bekritiseerd. Vooralsnog is de uitdlag ‘onbeslist’.
28
Lodewijk XVI en zijn vrouw werden onthoofd; hun zoon Lodewijk XVII gevangen gezet. Hij stierf in de gevangenis, zijn hart werd bewaard. Toch doken er voortdurend personen op, die beweerden Lodewijk XVII te zijn. Hij zou dan uit de gevangenis ontsnapt zijn en elders opgegroeid. De Belgische geneticus heeft aan het bewaarde hart onderzoek gedaan en het DNA vergeleken met mtDNA van verwanten in de vrouwelijke lijn. Er bleek volledige overeenstemming te zijn in het DNA-profiel. Lodewijk XVII is dus nooit ontsnapt, maar in de gevangenis overleden.
29
De Khoi en de San zijn de volkeren in Zuidelijk Afrika (Namibië, Botswana, Zuid-Afrika), die tot voor kort of nog als jagers-verzamelaars leefden. ‘Hottentotten’ (Khoi) en ‘Bosjesmannen’ (San) zijn de scheldnamen, waaronder zij vroeger bekend waren. Zij hebben de grootste variatie in mtDNA (links, in het groene deel) en worden daarom Eva’s oudste dochters genoemd. mtDNA buiten Afrika kent zeer weinig variatie (het paarse deel in het midden); dat wijst erop, dat vrij recent (70.000 jaar geleden?) een kleine groep Afrika heeft verlaten en van daaruit de rest van de wereld heeft bevolkt. De tijdschaal links gaat met 20.000 jaar omhoog en eindigt bovenin 200.000 jaar geleden.
30
Dit zijn de namen, die gegeven zijn aan de mt-haplogroepen, die in Europa voorkomen. Deze 7 dochters van Eva zijn besproken in een boek van Bryan Sykes uit 2001. Het jaartal geeft het ontstaan van de haplogroep aan; daarachter de veronderstelde plaats van het ontstaan en het %-aandeel in Europa. Helena, ontstaan in de tijd van het laatste hoogtepunt van de ijstijd (LGM = Last Glacial Maximum) neemt bijna de helft voor haar rekening. Omdat Noord-Europa toen met ijs bedekt was of onbewoonbaar komen de dames allen uit het Zuiden. Xenia komt uit de Kaukasus. Opmerkelijk is dat een deel van de ‘native Americans’ ook van haar afstamt. De dochters van Jasmine zijn met de eerste landbouwers Europa binnen getrokken. Na de ijstijd werd vanuit Zuiden het Noorden van Europa vanaf 14.000 (?) (opnieuw) bevolkt.
31
Alle groepen, die met een L beginnen zijn Afrikaans. De dochters van Lara trekken de wijde wereld in. ‘Eva’ is een afstammelinge van de ‘Heidelbergmens’, die ondanks zijn Europese naam, vooral in Afrika woonde. Verre verwanten trokken naar Europa en Azië als voorouder van de Neanderthal vrouwen. De MRCA leefde ongeveer 650.000 jaar geleden; die met Homo erectus nog veel langer geleden.
32
Vroeger werd de Neanderthaler weergegeven als een primitieve woesteling. Dit is een reconstructie door de gebroeders Kennis op grond van zeer nauwkeurige metingen aan botten en gebruik makend van zo veel mogelijk relevante informatie. Op haar rechter schouder (links op het plaatje) zien we lichaamsbeschildering/tatouage. Er is inmiddels zeer veel informatie over het DNA van Neanderthalers. Er is enkel op grond van DNA-analyse ook een zustersoort ontdekt: de Denisova-mens. Buiten Afrika vinden we bij de moderne mens DNA terug van Neanderthal- en Denisova-voorouders. De vermenging met de Neanderthaler wordt nu geplaatst in het Midden-Oosten, voordat de mens naar Europa trok.
33
Mijn overgrootvader Jan van Damme heeft mt-DNA uit Bergeijk, dat via Poppel, Hilvarenbeek en Goirle in Tilburg terecht komt. Zijn zoon Jan, zijn zussen, moeder en grootmoeder hebben allen hetzelfde mt-DNA profiel. De jongedame rechts is mijn moeders moeder en heeft ervoor gezorgd, dat ik dezelfde mt-haplogroep heb.
34
Dit is de rk kerk in Embden, Ost-Friesland. Bij haar huwelijk met Erasmus Stubenrauch in Bergen op Zoom in 1758 is Adriana (ook Johanna) Frederiks rk en een jongedochter van Embden. Wellicht is voor deze huursoldaten ook Embden een tijdelijke woon/verblijfplaats geweest en komt zij, zoals haar echtgenoot uit Thüringen. De bruid uit 1758 is de overgrootmoeder in de vrouwelijke lijn van de dames op het vorige plaatje en zo de leverancier van mijn mt-DNA. Mijn Adam en Eva komen duidelijk niet uit dezelfde omgeving en illustreren zo de ogenschijnlijke tegenstrijdigheden in de uitkomsten van het onderzoek.
35
De Y-chromosomale haplogropen A t/m E zijn voornamelijk Afrikaans. Al komt E ook buiten Afrika voor in het gebied van de Middellandse Zee. In de ijstijd hoorde het Arabische schiereiland wellicht bij Afrika, doordat een deel van de Rode Zee was drooggevallen. Waarschijnlijk bevond de poort zich in het Zuiden op de grens van het huidige Eritrea en Jemen. Waarschijnlijk zijn een of meerdere kleine, kwetsbare groepen eens of meermalen overgestoken en begonnen aan de reis langs de kust of naar het binnenland. Vanuit haplogoep F hebben zich daaruit allerlei nieuwe haplogroepen gevormd, De voorlaatste Q heeft zich vanuit de grote vlakten in het Noorden van Eurazië uiteindelijk in Amerika gevestigd. De laatste broedergroep R is uiteindelijk naar het Westen naar Europa gegaan. We zien dus een Winnetou en Old Shatterhand of Arendsoog en Witte Veder ‘avant la date’ in een ver verleden. Australië en Nieuw-Guinea zijn 50.000 jaar geleden al bewoond, wat zonder schepen welhaast onmogelijk lijkt. Amerika is de laatste en wordt vanaf wellicht 15.000 jaar geleden in korte tijd van Noord naar Zuid bevolkt.
36
Een eenvoudig schema, waarin de herkomst van de verschillende haplogropen uit oudere is verbeeld. Op de splitsingspunten en langs de afstammingslijnen zijn de SNP’s aangegeven, die kenmerkend zijn voor de nieuwe groep.
37
R1b wordt de Atlantische haplogroep genoemd. Na de grootste uitbreiding van het landijs rond 20.000 jaar geleden hebben de nakomelingen zich naar het Noorden verspreid. De Noordzee lag aanvankelijk nog droog en was onderdeel van het verspreidingsgebied, daardoor zijn de Britse Eilanden bijna 100% door R1b-mannen bevolkt. Ijsland is niet alleen vanuit Noorwegen bevolkt, maar kennelijk ook vanuit Ierland. Naar het Oosten moest men om de Alpen heen en daar kwamen andere volken vanuit het Zuiden met bv haplogroep I en R1a.
38
Ongeveer de helft van de Nederlandse mannen hoort bij haplogroep R1b3. De genetische afstanden van deelnemers aan het project ‘Genetische Genealogie’ zoals blijkt uit de STR’s zijn weergegeven in dit schema. De afstanden zijn kort en de posities liggen dicht op elkaar. Dit wijst erop, dat de verschillen waarschijnlijk in Nederland zijn ontstaan en de verre voorouders afstammen van degenen, die zich hier oorspronkelijk gevestigd hebben.
39
R1b met de helft van de Nederlanders zit vooral op ‘het zand’ in Zuid- en Oost-Nederland tot in Friesland en Groningen. Haplogroep met 1/3 zit vooral ‘aan de kust’, vanaf Groningen tot in Frans Vlaanderen (van Embden tot Duinkerken). De groepen J en E kunnen verklaard worden door achtergebleven Romeinse soldaten, die zijn gaan boeren of door de vestiging van Joden. Groep G stamt waarschijnlijk af van de 1ste boeren, die via de löss naar het westen trokken. Mogelijk geldt dit ook voor sommigen met haplogroep J. R1a komt vooral uit Oostelijk-Europa: via Duitsland is een stroom migranten uit oostelijker streken Nederland binnen gekomen. Zelf heb ik voorouders met nakomelingen in de mannelijke lijn met R1b, I en R1a, ongeveer volgens de landelijke verdeling.
40
Als je een haplogroep hebt vastgesteld, is dat die van je biologische voorouder in de mannelijke lijn. Of dat ook de persoon is, die je in de archieven gevonden hebt? Doe de 3-staken proef!
41
Als er van 1 familielid een resultaat is van een DNA-analyse weet je nog niets van het verband met de voorvader, gevonden in het archief. Als er een 2de familielid gegevens heeft, is er wel of geen overeenstemming. Als er wel overeenstemming is, weet je dat de via archiefonderzoek gevonden voorvader identiek is met de biologische. Is er geen overeenstemming, dan heb je een 3de nodig om erachter te komen welke van beide profielen past bij de gemeenschappelijke voorvader. De lijn, die dan niet overeenstemt, heeft een andere biologische voorvader, dan degeen, die via genealogisch onderzoek in het archief gevonden is.
42
Resultaten van onderzoek: De 2 stammen Berkhout bleken geen gemeenschappelijke voorvader te hebben. De ene voorvader uit Danzig (= Gdansk) stamt van vaderszijde af van Finnen of andere uit Siberië en NoordRusland afkomstige rendierhouders. De 2 heren Van Laer hadden hetzelfde profiel. Haplogroep I komt overeen met de mogelijkheid van een herkomst uit Frans Vlaanderen.
43
Soms komen profielen niet overeen. Waar een zoon korte tijd na de sluiting van het huwelijk geboren is, is de kans groot, dat de wettige vader niet de biologische vader is. Bij onderzoek in de familie vermijde men een dergelijke schakel in de afstammingsreeks. Waar profielen niet overeen kwamen vonden we een dergelijke reeks.
44
Aan de ‘klassieke’ beschrijving in kort bestek van een geslacht, heb ik een haplogroep toegevoegd (op grond van 1 profiel, wat voorbarig) en het haplotype (nog voorbariger). Het kan een nieuwe standaard worden, die bv in klassieke genealogieën zou kunnen worden toegepast.
45
Met DNA-onderzoek is inmiddels al vastgesteld, dat Nederlanders honkvast zijn. Zie het genealogisch artikel van mijn (Toon van Gestel) hand op de NGVwebsite. Om met DNA vast te stellen, waar iemand vandaan komt, heb je wel referentie-materiaal nodig. Daaruit moet blijken, dat bepaalde varianten of bepaalde combinaties van varianten, daar wel voorkomen, maar elders niet. Er is dus veel materiaal nodig, waarbij en verfijnd onderscheid gemaakt, wordt tussen streken, dorpen, maar wellicht ook tussen groepen, die gebaseerd zijn op religie of maatschappelijke status. Verkenning van vooral het autosomaal DNA kan nog veel opleveren.
46
Wie 300 jaar teruggaat (tot 1700) heeft ongeveer 1000 voorouders; nog 3 eeuwen verder terug (tot 1400) heeft er 1 miljoen. De meeste dorpsbewoners uit 1700 hebben vooral nakomelingen in het eigen dorp: vroeg of laat is dat iedereen van nu. En voor die uit 1400 geldt dat zo ongeveer voor iedereen uit de omgeving. De 5 stammen in het plaatje links staan voor de tientallen echtparen ergens in het verleden, die samen de voorouders vormen van iedereen vroeger of later. De middelste is daarbij de vroege, van wie als eerste iedereen afstamt. Dit paar deelt dus die nakomelingen met alle andere paren van toen. Hiermee kun je dus dorpsstambomen maken, waarbij de deelstambomen steeds kleiner worden, omdat de jongste generaties al in de grootste bomen terecht zijn gekomen. Binnen die stambomen komen ook broers en zussen voor met gemeenschappelijk nageslacht. Kwartierherhaling dus. Wat je doet met de verschillende echtparen aan het begin (die ook familiebanden zullen hebben) kun je ook doen binnen een stamboom. Het rechterplaatje laat zien, dat nu een van de broers of zussen de voorouder wordt van allen. Hierdoor kun je de stamboom splitsen in jong en oud en hoofd- en zijtak. Uiteindelijk kun je een hele dorps- of streekbevolking onderbrengen in een geheel. Daarin zie je hoe het DNA is doorgegeven van generatie op generatie. Dat tak van genealogie bedrijven heb ik populatie-genealogie genoemd.
47
Een resultaat van de beoefening van populatiegenealogie. Onderaan zijn verschillende voorouders weergegeven met m = man, v = vrouw en o = onbekend. De zonen (= z) of dochters (= d) krijgen DNA van hun ouders en geven daarvan een helft door aan de volgende generatie. Dit met de dochter of zoon van een ander of met een partner (= p). Er is een blauw cluster, dat combineert met een geel cluster. De resulterende dochter trouwt met iemand uit een andere groep (7), zoals de groene pijl aangeeft. De rode pijl geeft aan, dat het nageslacht elders in een grotere groep terecht is gekomen. De gele groep vormt ook nog 2 zijtakken, die in het groen zijn weergegeven. Ook daar is het jongere nageslacht in een grotere groep terecht gekomen. De ene groene zijtak is verbonden met een cluster voorouders in het bruin, die van daaruit DNA deelt. De nummers 7 en 8 zijn voorouders, de andere verre verwanten. Dit fragment is het laatste, dat overblijft als ik alle grotere parentelen uit mijn bestand met familieleden, naamgenoten en verre verwanten uit het geheel verwijderd heb.
48
In dit doorgeefluik van DNA is voorvader Voets (later Voeten) en zijn nageslacht in rood weergegeven. No 6 is mijn voorvader. Zijn schoonmoeder Voeten is getrouwd met een Van de Goor (= vdG). Via diens 1ste huwelijk heeft hij een schoonzus Wittens, die met een Stevens is getrouwd. Die parenteel is in blauw weergegeven. Die leidt naar aangetrouwde 1, die ook een voorvader is. Hij is de grootvader van mijn overgrootmoeder, die zal trouwen met de achterkleinzoon van 6. Het enige kind van dit paar staat op dia 21 als mijn gootvader en naamgenoot. Zo kan ik 2 doorgeefluiken van zijn DNA weergeven in 1 schema.
49
50