De voedingskundige/diëtist
voeding diëtetiek Competentieprofiel voor de opleiding
Voeding en Diëtetiek Landelijk Overleg Opleidingen Voeding en Diëtetiek Vastgesteld: 24 september 2004
Inhoud Inleiding
3
1 a. b. c.
5 5 6 8
Beroepsprofiel voedingskundige/diëtist Inleiding: over paramedisch en niet-paramedisch Het werkterrein van de voedingskundige/diëtist Functies en rollen van de voedingskundige/diëtist
2 Over competenties/ benaderingswijze en afstemming
10
3 a. b. c. d. e. f.
11 11 12 12 14 14 17
De competenties van de voedingskundige/diëtist Beroepsproducten Format voor het schrijven van competentie Beschrijving van de competenties Afstemming NVD-profiel – competentieprofiel Afstemming AMvB diëtist - competentieprofiel Beroepsspecifieke en beroepsoverstijgende competenties
Bijlagen 1 Projectgroep: samenstelling, opdracht en werkwijze 2 Geraadpleegde bronnen 3 Verkenning van de beroepspraktijk van de voedingskundige/diëtist (separate uitgave; juni 2004)
22 23 23
Colofon
24
1
Inleiding “Voeding en Diëtetiek” is een hbo-bachelor opleiding, die wordt aangeboden door vier hogescholen: Haagse Hogeschool, Hanzehogeschool Groningen, Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
In 2002 is in het hbo het project ‘BOC’ van start gegaan. BOC staat voor: beroepsoverstijgende competenties [in het paramedisch hboonderwijs]. Dit project is erop gericht om, uitgaande van beroepsoverstijgende en beroepsspecifieke competenties, het paramedische hbo-onderwijs te moderniseren. Het competentieprofiel sluit hierbij aan, door het paramedische en het niet-paramedische werkveld zó met elkaar te verbinden dat één geïntegreerde set van beroeps-specifieke competenties ontstaat.
De opleiding behoort tot het domein ‘gezondheidszorg’, maar afgestudeerden zijn ook werkzaam buiten de gezondheidszorg. Dit competentieprofiel beschrijft de competenties waarover afgestudeerden dienen te beschikken om zowel in het paramedische als het nietparamedische werkveld werkzaam te kunnen zijn.
Het competentieprofiel heeft de volgende opbouw. Hoofdstuk 1 is gewijd aan het beroepsprofiel van de voedingskundige/diëtist. Het in 2003 vastgestelde NVD-profiel is daarbij het uitgangspunt. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet wat de belangrijkste kenmerken van en ontwikkelingen in het niet-paramedische werkveld zijn en welke conclusies hieraan kunnen worden verbonden voor het profiel van de afgestudeerden. Hoofdstuk 2 beschrijft de belangrijkste keuzes en uitgangspunten om tot een competentie-profiel te komen. Landelijk is er nogal wat spraakverwarring en diversiteit op dit terrein. Vandaar dat ervoor is gekozen om op dit punt transparant en expliciet te zijn. Hoofdstuk 3 bevat het competentieprofiel in eigenlijke zin. Hier worden de competenties een voor een beschreven. Verder wordt inzichtelijk gemaakt hoe de beroepsspecifieke competenties van dit profiel zich verhouden tot de competenties uit het NVD-profiel en de algemene competenties die van elke hbo’er worden verwacht. Het competentieprofiel sluit af met enkele bijlagen.
Voor het beroep van diëtist is in 2003 een nieuw beroepsprofiel vastgesteld door de NVD, de Nederlandse Vereniging van Diëtisten (hierna: NVD-profiel). Hierin staan zowel de werkzaamheden als de competenties van de diëtist beschreven. De beroepspraktijk waarvoor de opleidingen studenten beogen te kwalificeren is echter breder dan die van de praktiserende diëtist. Vandaar dat de opleidingen een projectgroep hebben ingesteld om een landelijk competentieprofiel op te stellen, dat de volle breedte van het werkveld dekt en aangeeft op welke punten de werkzaamheden en competenties uit het NVD-profiel aanvulling behoeven. Het competentieprofiel is een landelijk document. Het legt de competenties vast waaraan afgestudeerden van de opleiding Voeding en Diëtetiek dienen te voldoen. De afzonderlijke hogescholen verantwoorden in hun eigen documenten hoe zij deze competenties concretiseren tot eindtermen en het verwerven ervan concretiseren tot een onderwijsprogramma, in samenhang met hun eigen werkveldoriëntatie, visie op bachelor-opleidingen en didactisch concept. Daarover staan in dit landelijke document geen uitspraken.
Het competentieprofiel is opgesteld door een landelijke projectgroep [zie bijlage 1]. Een concept-versie is door het landelijk overleg besproken met het bestuur van de NVD. De projectgroep heeft het commentaar uit dat gesprek verwerkt in het eindrapport.
3
1• BEROEPSPROFIEL VOEDINGSKUNDIGE/DIËTIST 1a• Inleiding: over paramedisch en niet-paramedisch Het is gangbaar om het werkveld van de voedingskundige/ diëtist te verdelen in paramedisch en niet-paramedisch. Het NVD-profiel, dat in 2003 is vastgesteld, beschrijft met name de paramedische sector, de ontwikkelingen daarin en de rol van de diëtist: “De diëtist heeft als primaire doelgroep de cliënt. Haar primaire doel is een bijdrage te leveren aan het voorkomen, opheffen, verminderen of compenseren van met voeding samenhangende of met voeding beïnvloedbare stoornissen, beperkingen en participatieproblemen.” De nadruk in dit profiel ligt, zo is duidelijk, op de paramedische werkzaamheden, met als kanttekening “dat de daarbij noodzakelijke kennis, vaardigheden en gedrag ook in andere richtingen dan de paramedische beroepsuitoefening nodig zijn.” Afgestudeerden werken echter ook in situaties waarin de cliënt niet de primaire doelgroep is en waarin hun werkzaamheden niet bestaan uit – zoals het citaat hierboven zegt – het “voorkomen, … van met voeding samenhangende stoornissen.” Dergelijke werksituaties worden ruwweg aangeduid met de term ‘niet-paramedisch’. Maar hoe moeten we nu de verhouding tussen paramedisch en niet-paramedisch zien, met het oog op de te formuleren competenties? In de discussies, binnen en buiten de opleiding blijken drie verschillende zienswijzen in omloop te zijn.
Daartegenover staat de benadering, dat paramedisch en nietparamedisch op twee verschillende werkvelden duiden. Werken in de gezondheidszorg is echt iets anders dan werken in bijvoorbeeld de voedingsindustrie. De rollen die afgestudeerden vervullen en de competenties die ze daarvoor nodig hebben zijn echt verschillend. Een tussenpositie neemt de opvatting in, dat de competenties die relevant zijn in het paramedisch werkveld tot nu toe te eng zijn beschreven. De competenties die relevant zijn in het niet-paramedisch werkveld zijn dit – gezien de ontwikkelingen in de gezondheidszorg (zie § 1b) – ook in het paramedisch werkveld. Het niet-paramedisch werkveld werkt als inspiratiebron en als manier om aanvullende competenties op het spoor te komen. Afgestudeerden die de hele set van competenties beheersen zijn competent om zowel in het paramedisch als het niet-paramedisch werkveld te functioneren. In dit competentieprofiel wordt de derde benadering gevolgd, omdat deze constructiever en kansrijker voor de toekomst is dan de opstelling dat beide werkvelden fundamenteel verschillend zouden zijn of dat het ene werkveld dominant is over het andere. In dit beroepsprofiel spreken we van ‘voedingskundige/diëtist’. Een tweedeling – tussen enerzijds diëtisten die in de paramedische sector werken en anderzijds voedingskundigen die in de niet-paramedische sector werken – zou de werkelijkheid geweld aan doen. Er zijn tal van afgestudeerden die als diëtist zijn opgeleid en werkzaam zijn in de niet-paramedische sector.
Allereerst is er de opvatting dat paramedisch het dominante werkveld is. Het merendeel van de afgestudeerden is hier werkzaam. Bovendien heeft de opleiding een plaats in het hbo-domein ‘gezondheid’. Het niet-paramedische werkveld is een uitbreiding van het gangbare werkveld, maar slechts in bescheiden mate. Enkele competenties die op dit terrein relevant zijn kunnen aan het (paramedisch georiënteerde) NVDprofiel worden toegevoegd. 5
Het jaarlijkse onderzoek dat SEO (= Stichting voor Economisch Onderzoek, gelieerd aan de Universiteit van Amsterdam) verricht onder afgestudeerden laat het volgende beeld zien: Branche
Afgestudeerd in 2001 - 2002
Afgestudeerd in 2000 - 2001
Afgestudeerd in 1999 - 2000
Afgestudeerd in 1998 - 1999
Afgestudeerd in 1997 - 1998
Zorg
59
53
54
45
51
Industrie
18
30
-
-
-
Voedings-industrie
-
-
14
13
13
Zakelijke dienstverlening
3
4
6
10
13
Overheid
0
4
2
5
2
Afgestudeerden, die werkzaam zijn in het niet-paramedische werkveld, zeggen bijvoorbeeld: “Ik ben diëtist, maar ik werk als productmanager bij bedrijf X.” Zij zijn van mening, dat ze de expertise waarover diëtisten beschikken absoluut nodig hebben in hun werk en derhalve diëtist ‘zijn’. In de literatuur wordt in zulke gevallen soms gesproken van ‘commercieel diëtist’. Dat is echter verwarrend, omdat het niet-paramedische werkveld zowel commerciële functies en contexten kent als niet-commerciële.Tegelijkertijd zijn er ook studenten die – gegeven de huidige regelgeving – niet als diëtist afstuderen, maar als voedingskundige. Het competentieprofiel dient voor het opleiden van al deze groepen sturend en kaderstellend te zijn. Vandaar de aanduiding ‘voedingskundige/diëtist’.
1b•Het werkterrein van de voedingskundige/diëtist
Algemene karakteristiek Het werkterrein van de voedingskundige/diëtist heeft een duidelijke focus: de mens die zich voedt. Voedsel, voeding en zich voeden kunnen vanuit verschillende zienswijzen benaderd. We sluiten aan bij de vier benaderingen die de visitatiecommissie in haar eindrapport “Voeding verantwoord” [2000] onderscheidt: • de gedragsveranderende benadering: voorlichting en preventie gericht op verandering van leefstijl, gerelateerd aan voeding en voedingsmiddelen; • de voedingskundige benadering: onderzoek naar en advies over de rol en de effecten van een bepaalde voeding (van specifiek product tot voedingspatroon); 6
• de marktgerelateerde benadering: ontwikkeling, distributie en verkoop van voedingsproducten; • de technologische benadering: samenstelling, veiligheid en kwaliteit van voedingsproducten en de productie ervan.
regelgeving. Elk van deze verdient enige toelichting in de vorm van enkele trefwoorden. 1•marktontwikkeling • maatschappelijke ontwikkelingen die marktsamenstelling beïnvloeden: vergrijzing, multiculturele samenleving • samenstelling doelgroepen: doelgroepensegmentatie • consumentengedrag: complex, moeilijk voorspelbaar, veeleisend, momentconsument • consumentenwens: kwaliteit, gebruiksgemak, gezonde voeding, milieuvriendelijk • markteffecten: korte levenscyclus van producten, efficiënt consumer response.
Gezien het belang van een goede voedingstoestand van de bevolking zijn voedingskundige inzichten van wezenlijk belang voor de ontwikkelaars en producenten van voedingsproducten. Tevens is het voor de voedingskundige/diëtist van belang inzicht te hebben in de relevante eigenschappen van voedingsproducten en de wijze waarop ze worden geproduceerd en beschikbaar komen voor de consument. Het perspectief dat de visitatiecommissie schetst is niet specifiek voor de opleiding Voeding & Diëtetiek ontwikkeld, maar geldt voor het hele domein van voeding. Niettemin is het voor afgestudeerden van de opleiding Voeding & Diëtetiek van belang, gezien het brede terrein waarop zij werkzaam (kunnen) zijn, competenties te hebben verworven die aansluiten bij alle vier benaderingen.
2•informatisering • informatiebehoefte en -verwerving: beroepsbeoefenaars en klanten kunnen eenvoudiger kennis verwerven. Door toegankelijkheid kennis ook gegroeide behoefte aan kennis • tools: specifieke programmatuur die het functioneren van de professional faciliteert, zoals berekeningsprogramma's (diëtetiek), logistiek (marketing) en procesplanning • communicatiemiddelen: e-mail, telefonie, internet; nieuwe kanalen/mogelijkheden, zoals verkoop via internet • effect van informatisering op samenleving.
Dominante ontwikkelingen Zoals elke maatschappelijke en economische sector is ook het werkveld van de voedingskundige/diëtist stevig in beweging. Dit competentieprofiel volgt de analyse die de visitatiecommissie van het brede domein van voeding geeft in haar eindrapport (Voeding verantwoord, 2000). Deze analyse geeft een adequaat en omvattend beeld van de ontwikkelingen. Weliswaar zijn er in de laatste paar jaren al weer nieuwe ontwikkelingen gesignaleerd, maar de vijf dominante ontwikkelingen die de visitatiecommissie schetst hebben nog niets aan actualiteit ingeboet: marktontwikkeling, informatisering, internationalisering, organisatieontwikkeling en wet- en
3•internationalisering • bedrijven produceren voor en nemen producten uit de buitenlandse markt • bedrijven concurreren en werken samen met buitenlandse bedrijven • belang van internationale regelgeving neemt toe • cultuurverschillen binnen Nederland en tussen verschillende landen. 7
• zorgverlener • adviseur • collega • regisseur • coach • ondernemer • beroepsbeoefenaar.
4•organisatieontwikkeling • schaalvergroting • aandacht kwaliteitszorg; protocollen • multidisciplinaire samenwerking; projectmatig werken • management- en organisatietheorie • ketenbenadering. 5•overheidsbeleid, wet- en regelgeving • BIG-wet • invoering marktwerking, ook in gezondheidszorg • Europese en Nederlandse regelgeving • marktregulering: bijvoorbeeld productaansprakelijkheid.
In het niet-paramedische werkveld is er geen beproefde ordening van functies en rollen voorhanden. Dat komt door de diversiteit van dit werkterrein. In plaats van een individuele cliënt is er een grote variëteit aan opdrachtgevers. Hun opdracht kan betrekking hebben op bij voorbeeld: • marktonderzoek en productontwikkeling • voeding als bijdrage aan prestatie-verbetering; dat kan binnen de sport, maar ook erbuiten, bijvoorbeeld in het werk • (consumenten)voorlichting in brede zin, variërend van gebonden aan een bepaalde product of producent tot landelijke bureaus met voorlichtende taak (al dan niet gefinancierd door de branche zelf); de voorlichting richt zich op voeding als onderdeel van de leefstijl • advisering op het gebied van voedingsverzorging (bijvoorbeeld catering), zowel commercieel en niet-commercieel • hygiëne en kwaliteitszorg: protocollen, handboeken, internationale standaarden.
Voor afgestudeerden van de opleiding Voeding & Diëtetiek is het, gezien het brede terrein waarop zij werkzaam (kunnen) zijn, van belang dat de competenties de zij hebben verworven aansluiten bij alle vijf ontwikkelingen. 1c•Functies en rollen van de voedingskundige/diëtist Met het oog op het onderscheiden en beschrijven van de relevante competenties is het van belang om te beschikken over een overzichtelijke ordening van de functies en rollen die de voedingskundige/diëtist zoal vervult. De meest in het oog springende rol is uiteraard die van diëtist als behandelaar. Deze paramedische rol staat in het NVDprofiel centraal. Binnen deze rol worden zes taakgebieden onderscheiden. In het hbo-project “Beroepsoverstijgende competenties” (in de paramedische sector) worden deze indeling in taakgebieden (en vergelijkbare indelingen in de profielen van andere paramedische beroepen) benut om de volgende rollen te onderscheiden voor alle afgestudeerden van het cluster van paramedische opleidingen:
De rollen die in het project BOC zijn onderscheiden zijn voor het competentieprofiel voedingskundige/diëtist enerzijds te smal (ze zijn immers beperkt tot het paramedisch terrein), anderzijds te breed (ze zijn niet specifiek voor de voedingskundige/diëtist). Vandaar dat de volgende stap is om de paramedische rollen zo aan te passen en te herschikken dat er een indeling ontstaat die (a) bruikbaar is voor het hele werkveld 8
van de voedingskundige/diëtist, en (b) specifiek genoeg is om aan de hand daarvan competenties te onderscheiden en ordenen.
oefening. In § 3e wordt de relatie beschreven tussen de beroepsspecifieke competenties en de algemene hbocompetenties.
Aan de hand van deze twee criteria zijn – mede na raadpleging van een aantal geïnterviewden (zie bijlage 3) – de volgende zes rollen onderscheiden: • diëtist als behandelaar • adviseur • voorlichter • manager voeding • ondernemer • onderzoeker. Bij enkele van deze rollen past een nadere toelichting. Verder wordt toegelicht waarom enkele rollen uit het project BOC niet worden overgenomen.
De rol van regisseur is eigenlijk een dubbele. Allereerst verwijst de rol naar het ‘regisseren’ van het eigen werk. Het gaat hier om wat in het NVD-profiel heet: methodisch en evidence based werken. Dat is als zodanig geen aparte rol, wel een relevante competentie. Daarnaast verwijst de rol van regisseur naar situaties waarin de afgestudeerde in een organisatie leiding geeft en werkprocessen coördineert. In plaats hiervan wordt de rol van ‘manager voeding’ onderscheiden. Dat is een rol die in zowel in een profit als in een non-profit organisatie voorkomt. In een profit-organisatie betreft het de productmanager, die leidinggevende werkzaamheden uitvoert bij de marketing en productie van voedingsproducten. Voorbeelden in non-profit organisaties zijn de rol van hoofd diëtetiek in een ziekenhuis of bij een organisatie voor thuiszorg. De rol van voorlichter is een belangrijke rol, die we onderscheiden van adviseur. Een voedingskundige/diëtist geeft zowel voorlichting als advies. Voorlichting is veelal gericht op (groepen) individuen en is persoonlijk van aard (gericht op de leefstijl); informatie is een belangrijke component. Advies is veelal bedoeld voor (de leiding) van een organisatie en richt zich op het realiseren van voorwaarden en maatregelen, is in die zin meer technisch; aanbevelingen vormen een belangrijke component.
Het komt de duidelijkheid ten goede als we de rol van ‘zorgverlener’ specificeren als zijnde ‘de diëtist als behandelaar’. Het woord ‘behandelaar’ is gekozen, omdat in diens werk het behandelplan centraal staat. De rollen van collega, coach en beroepsbeoefenaar zijn geen beroepsspecifieke rollen. Uiteraard is het van groot belang voor een organisatie dat werknemers zich als collega gedragen, bijvoorbeeld door effectief samen te werken, ook met collega’s uit andere disciplines. Ook is het belangrijk dat afgestudeerden andere medewerkers begeleiden en een coachende werkstijl hebben. Omdat het hier vooral om een werkstijl gaat, wordt de coach niet als een aparte rol opgenomen. Dat geldt tot slot ook voor de rol van beroepsbeoefenaar. Van elke hbo’er wordt verwacht dat hij of zij een bijdrage levert aan de verdere ontwikkeling van de beroepsuit-
De rol van ondernemer is niet alleen van belang voor degenen met een eigen bedrijf/zelfstandige praktijk, maar voor iedereen die in een onderneming marktgericht werkt. Ook in nonprofit organisaties wordt ondernemen steeds belangrijker. 9
project BOC wordt deze benadering van competenties gehanteerd. Het competentieprofiel voedingskundige/diëtist sluit bij deze opvatting aan.
De rol van onderzoeker betreft onderzoeksactiviteiten in ruime zin. Er zijn vele vormen van onderzoek, van kleinschalig inventariserend onderzoek tot grootschalig hypothesetoetsend onderzoek. De voedingskundige/diëtist kan hierin op verschillende wijzen bij betrokken zijn. In een drietal competenties is dit nader uitgewerkt.
Vermogens zijn echter niet rechtstreeks waarneembaar. Ze blijken in het werk. Daarom kiest men in het project BOC ervoor om in de formulering van de competenties expliciet aan te geven wat de beroepsproducten of resultaten zijn waartoe elke competentie leidt. Het competentieprofiel voedingskundige/diëtist sluit bij deze opvatting aan. Het spreekt voor zich, dat met de uitbreiding tot het niet-paramedische werkveld de lijst van beroepsproducten, zoals gehanteerd in het project BOC, aangepast en uitgebreid is.
Als extra check op de relevantie van de zes onderscheiden rollen kan de vraag worden gesteld, hoe deze rollen zich verhouden tot de vier benaderingen van voeding, zoals genoemd in § 1b. Het antwoord op die vraag zie er aldus uit: • de gedragsveranderende benadering: diëtist als behandelaar, voorlichter, onderzoeker • de voedingskundige benadering: onderzoeker, adviseur • de marktgerelateerde benadering: productmanager voeding, ondernemer • de technologische benadering: adviseur, manager voeding.
Er zijn vele manieren om competenties te ordenen. In het project BOC is gekozen voor een ordening aan de hand van rollen. Het competentieprofiel voedingskundige/diëtist sluit bij deze benadering aan, zij het dat – zoals in § 1c is toegelicht – de indeling in rollen is aangepast, om het gehele werkveld van de voedingskundige/diëtist te dekken Het NVD-profiel heeft geen ordening van de competenties geëxpliciteerd. In dit profiel worden de competenties echter voorafgegaan door een overzicht van taken en werkzaamheden. Deze heeft men ondergebracht in zes taakgebieden: vier betreffen de cliëntgebonden taken en zijn geordend volgens de stappen van methodisch werken; twee betreffen de voorwaardenscheppende taken. Het competentieprofiel voedingskundige/diëtist sluit bij deze ordening aan waar het gaat om de competenties van de rol ‘diëtist als behandelaar’.
2• OVER COMPETENTIES–BENADERINGSWIJZE EN AFSTEMMING De competenties in dit competentieprofiel worden onderscheiden, geformuleerd en geordend vanuit een duidelijke visie op competenties. Deze visie is afgestemd op de benadering van het project BOC (“Beroepsoverstijgende competenties in de paramedische sector”). In de literatuur en in de beroepsprofielen kan een veelheid van opvattingen worden gesignaleerd over wat competenties zijn. Niettemin is het gangbaar om competenties op te vatten als (individuele) vermogens, die de beroepsbeoefenaar in staat stellen om beroepstaken te vervullen. Competenties zijn derhalve gebonden aan een context, in dit geval de context van de beroepsbeoefening. Zowel in het NVD-profiel als in het
In de tabel van § 3d (op pagina 15) wordt inzichtelijk gemaakt hoe de competenties uit het competentieprofiel voedingskundige/diëtist kunnen worden gerelateerd aan respectievelijk de 10
voor, afhankelijk van de context. Bovendien bestaan de meeste beroepsproducten uit een aantal deelproducten. Zouden we echter alle varianten en deelproducten opnemen, dat zou een te gefragmenteerd beeld van de competenties van een voedingskundige/diëtist ontstaan. In onderstaand overzicht is elk beroepsproduct met een bepaalde rol verbonden. Dat wil echter niet zeggen, dat alleen in die rol de totstandbrenging van dat product relevant is.
competenties en de werkzaamheden uit het NVD-profiel. Tot slot is aansluiting gezocht bij de indeling in taakgebieden, zoals gehanteerd in de concept-tekst voor het herziene besluit diëtist, in het kader van de Wet BIG. 3• DE COMPETENTIES VAN DE VOEDINGSKUNDIGE/DIËTIST 3a • Beroepsproducten Competenties zijn niet als zodanig waarneembaar, maar pas in de vorm van beroepsproducten of resultaten waartoe zo’n competentie leidt. In die zin vormen beroepsproducten de kern van de competenties. Omdat de context van belang is waarbinnen de competentie wordt gehanteerd, wordt bij elk beroepsproduct aangegeven of dit binnen een operationele, tactische of strategische context tot stand komt. Deze specificatie is van belang, omdat in het algemeen van een afgestudeerde hbo’er wordt verwacht, dat hij/zij zelfstandig werkt in een operationele context, initiatief en verantwoordelijkheid neemt in een tactische context en daarbij oog heeft voor beslissingen die in een strategische context zijn of nog worden genomen. We onderscheiden operationeel, tactisch en strategisch van elkaar aan de hand van de tijdshorizont van de context: • operationeel: op korte termijn (bijvoorbeeld: behandelplan) • tactisch: 1 – 2 jaar (bijvoorbeeld: activiteitenplan of jaarplan) • strategisch: 3 jaar of langer (bijvoorbeeld: ondernemingsplan).
De volgende beroepsproducten worden onderscheiden: (O = operationele context, T = tactische context, S = strategische context)
Gekozen is voor een klein aantal beroepsproducten per rol. In de beroepspraktijk hebben de genoemde beroepsproducten niet één vaste vorm, maar komen in een aantal varianten 11
Rol
Beroepsproduct
Diëtist als behandelaar
Behandelplan (O) Protocol/richtlijn (T)
Adviseur
Voedingskundig advies aan de leiding van een organisatie (T) Kwaliteitsplan/Voedingsbeleidsplan (T)
Voorlichter
Voorlichtingsplan (O/T)
Manager voeding
Marketingplan (T/S) Kwaliteitsplan/Voedselveiligheidsplan (T)
Ondernemer
Ondernemingsplan (S) Afdelings- of activiteitenplan (T)
Onderzoeker
Onderzoeksopzet (T) Onderzoeksrapport (T)
3b • Format voor het schrijven van een competentie De beroepsproducten stellen ons in staat om de competenties te formuleren en ten opzichte van elkaar te onderscheiden. Daarbij wordt het volgende format gehanteerd. Elke competentie bestaat uit drie onderdelen:
rondom het behandelplan niet één maar zes competenties te beschrijven. Daarbij wordt de volgorde van het methodisch handelen aangehouden. Overigens wil ‘volgorde’ niet zeggen, dat het hier om van elkaar gescheiden fasen in het werkproces gaat. Behandelen is een proces waarin de stappen zich herhalen [iteratief proces].
• het beroepsproduct • een of meer handelingswerkwoorden; deze werkwoorden zijn passend bij het beroepsproduct en geven een heldere indicatie van het niveau waarop de competentie in de organisatie wordt ingezet: operationeel, tactisch of strategisch • nadere specificaties, zodat duidelijkheid bestaat over de context van de competentie. Deze specificaties bestaan bij voorbeeld uit bepalingen als ‘met behulp van …, op basis van …, in het kader van …’. Specificaties in de vorm van bijvoeglijke naamwoorden als ‘effectief, efficiënt, helder, relevant, passend, adequaat, concreet, haalbaar, realistisch’ enz. laten we achterwege. Ze voegen niets toe aan de betekenis en leiden alleen maar tot omslachtige formuleringen.
Diëtistische diagnose 1 De voedingskundige/diëtist stelt een diëtistische diagnose vast, op basis van een analyse en interpretatie van gegevens die zij samen met de cliënt verzamelt om diens situatie en vraag in kaart te brengen. Behandelplan 2 De voedingskundige/diëtist bespreekt – indien nodig na collegiaal consult – op basis van de diëtistische diagnose met de cliënt de mogelijke evidence based behandelwijzen en consequenties van behandeling, stelt doelen die passen in het totale zorgaanbod en bereikt hierover overeenstemming met de cliënt.
3c• Beschrijving van de competenties
Voedings- of dieetadvies 3 De voedingskundige/diëtist vertaalt een voedings- of dieetadvies in voedingsmiddelen volgens geldende normen, wetenschappelijke inzichten en door de beroepsgroep ontwikkelde richtlijnen en geeft hierover informatie die aansluit bij het kennisniveau en de cultuur van de cliënt.
Rol: diëtist als behandelaar Het behandelplan is het centrale beroepsproduct van de diëtist als behandelaar. Het is geen enkelvoudig product, maar veeleer een leidraad aan de hand waarvan andere (deel)producten tot stand komen. Nu geldt dat in principe voor elk beroepsproduct. Denk bijvoorbeeld aan het ondernemingsplan, dat uit een aantal deelplannen is opgebouwd. Echter om recht te doen aan het belang en de complexiteit van de rol van diëtist als behandelaar is ervoor gekozen om
Begeleiding/coaching 4 De voedingskundige/diëtist begeleidt/coacht de cliënt bij de uitvoering van het voedings- of dieetadvies in diens woon- en leefsituatie en maakt daarbij gebruik van op de 12
Kwaliteitsplan/Voedingsbeleidsplan 9 De voedingskundige/diëtist stelt in het kader van het voedingsbeleid van een opdrachtgevende organisatie een kwaliteitsplan op.
cliënt afgestemde communicatie- en motivatietechnieken om verandering in het gedrag of leefstijl teweeg te brengen. Rapportage/evaluatie 5 De voedingskundige/diëtist evalueert de behandeling met de cliënt, beoordeelt de effectiviteit van de behandeling en sluit de behandeling af met een rapportage aan de verwijzer.
Rol: voorlichter Voorlichtingsplan 10 De voedingskundige/diëtist ontwerpt en beargumenteert – met behulp van recente professionele en wetenschappelijke inzichten – een voorlichtingsplan, op eigen initiatief, dan wel van derden, om op het gebied van voeding de gezondheid, het welzijn of de prestaties van een specifieke doelgroep te bevorderen, voert dit plan uit (of coördineert de uitvoering ervan) en draagt zorg voor de evaluatie.
Zorgdossier 6 De voedingskundige/diëtist registreert op basis van vigerende wetten, beroepscode en geldende classificaties van de beroepsgroep de gegevens van cliënten in een zorg dossier en beheert dit ter verantwoording, ten behoeve van kwaliteitsverbetering en ten behoeve van onderzoek.
Rol: manager voeding
Protocol/richtlijn 7 De voedingskundige/diëtist maakt in collegiaal verband een evidence based ontwerp voor het ontwikkelen of bijstellen van een protocol/richtlijn ten behoeve van de behandeling van een gezondheidsprobleem, teneinde een hogere kwaliteit van voedings- en dieetzorg te bereiken.
Marketingplan 11 De voedingskundige/diëtist stelt voor een product-marktcombinatie een marketingplan op, op basis van interne en externe analyses, die is uitgevoerd met behulp van de SWOT-methodiek (= strengths, weaknesses, opportunities, threats; het product kan ook een dienst betreffen).
Rol: adviseur
Kwaliteitsplan 12 De voedingskundige/diëtist stelt in het kader van voedselveiligheid een kwaliteitsplan op, voor de eigen of andere organisatie, conform internationaal vastgestelde eisen en procedures (bijv. HACCP), met behulp van onderzoek naar de consumentenkwaliteit [HACCP = Hazard Analysis and Critical Control Point].
Voedingskundig advies 8 De voedingskundige/diëtist stelt met behulp van een welomschreven onderzoeksmethodiek en recente wetenschappelijke inzichten een voedingskundige analyse op en vertaalt deze in een voedingskundig advies aan de opdrachtgevende organisatie, dat bijdraagt aan het wel zijn en de prestaties. 13
3d • Afstemming NVD-profiel - competentieprofiel
Rol: ondernemer
In hoofdstuk 2 is uiteengezet, hoe dit competentieprofiel voedingskundige/diëtist is afgestemd op het NVD-profiel. De tabel op pagina 15 laat zien hoe de competenties uit het eerste zich verhouden tot de competenties en werkzaamheden uit het tweede. Eerder is aangegeven, dat in het NVD-profiel de competenties niet aan de hand van beroepsproducten zijn geformuleerd. Daarom is in de volgende tabel de relatie gelegd tussen de competenties uit dit nieuwe competentieprofiel enerzijds en zowel de competenties als de werkzaamheden uit het NVD-profiel anderzijds. Beide profielen vullen elkaar goed aan. Het NVD-profiel is gedetailleerder in de beschrijving van de diëtist als behandelaar. Het competentieprofiel is gedetailleerder in de beschrijving van de andere rollen en de daarmee verbonden competenties. Competenties en werkzaamheden zijn met een enkel trefwoord getypeerd.
Ondernemingsplan 13 De voedingskundige/diëtist stelt als zelfstandig ondernemer een ondernemingsplan op, met daarin een financiële onderbouwing van de doelstellingen, op basis van onderzoek naar voedings-, consumenten- en gezondheidstrends in de externe omgeving. Afdelingsplan/activiteitenplan 14 De voedingskundige/diëtist implementeert en coördineert keuzes uit het strategisch plan, door de interne processen van de afdeling zo te sturen dat de doelstellingen worden gerealiseerd. Rol: onderzoeker Onderzoeksopzet 15 De voedingskundige/diëtist adviseert over de opzet en uitvoering van voeding-gerelateerd onderzoek en de daarbij te hanteren protocollen.
3e • Afstemming AMvB diëtist - competentieprofiel
Onderzoeksrapport 16 De voedingskundige/diëtist initieert onderzoek, op basis van cliëntendossiers, op het gebied van voeding in relatie tot leefstijl en gezondheid, om aldus een bijdrage te leveren aan de optimalisering van de beroepsuitoefening.
Het nieuwe competentieprofiel VD verhoudt zich op een constructieve manier tot de competenties die staan beschreven in de recente AMvB diëtist. Het overzicht op pagina 16 laat zien hoe de competenties in beide documenten zich tot elkaar verhouden.
17 De voedingskundige/diëtist participeert in voedinggerelateerd onderzoek onder consumenten en draagt mede zorg voor verzameling en verwerking van gegevens en vastlegging van bevindingen, conclusies en aanbevelingen in een onderzoeksrapport. 14
Afstemming NVD-profiel-competentieprofiel Competentieprofiel ‘04
Beroepsprofiel diëtist Competenties (*)
1
Diëtistische diagnose
2
Behandelplan
3
Voedings- of dieetadvies
4
Begeleiding/coaching
5 6
Rapportage/evaluatie Zorgdossier
A1 (is opmerkzaam), A2 (analyseert signalen, B1 (wekt vertrouwen) A2, C2 (past voorschriften toe), D2 (evidence based decision making) A3 (reflecteert), A4 (grijpt actief in), B3 (helpt met zelfinzicht), C1 (biedt informatie op maat), D1 (handelt professioneel), D4 (gebruikt deskundigheid van anderen) A1, A2, A3, A4, B1, B2 (stelt de juiste vragen), C3 (coacht), C4 (wijst op gedragsalternatieven), C5 (helpt coping skills aan te leren) A3, D1, E1 (houdt deskundigheid op peil) D1
7
Protocol/richtlijn
8 9 10
Voedingskundig advies Voedingsbeleidsplan Voorlichtingsplan
D3 (zet vakgebied op de kaart), D5 (ontwikkelt visie), E2 (ondersteunt de beroepsgroep), E3 (bewaakt grenzen vakgebied), E4 (werkt innovatief) A2, D2, D4, D5 D2, D5 A2, A3, C1, C5
11 12 13 14
Marketingplan Kwaliteitsplan Ondernemingsplan Afdelings- of activiteitenplan
(**) (**) (**) (**)
15 16 17
Onderzoeksopzet Onderzoek cliëntendossiers Onderzoek onder consumenten
(**) (**) (**)
Beroepsprofiel diëtist Werkzaamheden (*) A1+2: anamnese + onderzoek B1: diëtistische diagnose B2+3: behandelplan F3: multidisciplinair samen-werken C1: advies
C2: begeleiding
D1+2+3+4: evaluatie D4: rapportage/registratie F1: beheer cliëntgegevens E3 : verbetering van kwaliteit van behandeling
F4: voedingsbeleid F4: voedingsbeleid C3: voorlichting / informatie-overdracht E2: deskundigheidsbevordering
F2: afdelingsbeleid
E4: bijdrage aan onderzoek E4: bijdrage aan onderzoek
(*) de nummering is conform het NVD-profiel. De nummering van de competenties staat los van die van de werkzaamheden. Competentie A1 is bijvoorbeeld niet gerelateerd aan werkzaamheid A1. (**) in het NVD-profiel staan in de rubriek D en E een aantal competenties die niet zozeer een specifieke als wel een algemene strekking hebben. In dit overzicht beperken we ons tot het beroepsspecifieke aspect van deze competenties. Als zodanig bestaat er wel overlap met de competenties 1 t/m 10, niet met # 11 t/m 17.
15
Afstemming AMvB diëtist en competentieprofiel #
AMvB Diëtist ’04 (*)
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11 5.1 5.2 5.3 6.1 6.2 6.3 6.4 7.1 7.2 7.3 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5
Beroep uitoefenen conform geldende professionele richtlijnen Ethische vraagstukken onderkennen Handelen vanuit begrip van regelingen Handelen vanuit begrip van epidemiologie Prioriteiten stellen bij zorgverlening Handelen vanuit inzicht in gezondheidszorg Evidence based werken Reflecteren op eigen beroepsmatig handelen Eigen professionaliteit ontwikkelen Anderen begeleiden in beroepsontwikkeling Bijdragen aan ontwikkeling van professie Diëtistisch diagnosticeren Preventie uitvoeren Met anderen effectieve zorg waarborgen Effectief communiceren met cliënten Effectief communiceren met anderen in de GZ Samenwerkingsrelatie met cliënt aangaan Samenwerken met anderen in gezondheidszorg Voorlichting geven ter bevordering van gezondheid Tijdens behandeling de cliënt voorlichten Preventief beleid implementeren Eigen dienstverlening analyseren en verbeteren Dienstverlening verantwoorden aan cliënt Kwaliteitsinstrumenten gebruiken Bijdrage leveren aan kwaliteitszorg Onderzoek initiëren en uitvoeren naar effecten van voeding op gezondheid Nieuwe interventies ontwikkelen Innovaties uitdragen Maatschappelijke innovaties integreren in eigen beroepsmatig handelen Bijdrage leveren aan praktijkvoering Effectieve praktijkvoering Managementtaken uitvoeren Afdelingsplan opstellen Leergedrag stimuleren Initiatieven initiëren Middelen en materialen beheren Nieuw beleid initiëren
8.6 8.7 8.8 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6 9.7 9.8
Competentieprofiel Voeding & Diëtetiek (*) Alle # 1, 2, 3, 4, 5, 7, 9, 10, 12 Alle # 7, 8, 10, 15, 16, 17 # 1, 2, 7, 10 Alle # 1, 2, 3, 4, 7, 8 # 1, 2, 5, 6, 7, 10, 14 Alle # 14 # 15, 16 # 1, 2, 3, 4, 5 # 2, 4, 8, 9, 10 # 2, 6, 7, 9 # 1, 2, 4, 5, 10 Alle #1 Alle # 8, 10 # 1, 2, 3, 4, 5 # 8, 9, 10 # 5, 6, 7, 10 #5 # 9, 12 # 9, 12 # 15, 16, 17 # 7, 10, 11, 13, 14 # 7, 13, 14, 17 # 5, 7, 13, 14 # 11, 13, 14 # 13, 14 # 11, 12, 13, 14 # 14 # 14 # 11, 13, 14 # 14 # 7, 8, 9, 13
(*) in beide kolommen worden de competenties in verkorte vorm aangeduid. Voor een juist begrip, zie de volledige tekst.
16
3f • Beroepsspecifieke en beroepsoverstijgende competenties Het competentieprofiel voedingskundige/diëtist richt zich op de beroepsspecifieke competenties, waarover afgestudeerden van de opleiding Voeding en Diëtetiek dienen te beschikken, teneinde verschillende rollen te kunnen vervullen in zowel het paramedische als het niet-paramedische werkveld. De focus is gericht op de beroepsspecifieke competenties. Dat roept de vraag op hoe deze zich verhouden tot de beroepsoverstijgende competenties, ook wel genoemd: generieke competenties. In dit profiel wordt de opvatting gehuldigd, dat de verhouding er een is van verschillend abstractieniveau. Dat kan het beste worden toegelicht aan enkele voorbeelden. Vraaggericht werken of multidisciplinair samenwerken zijn generieke competenties; ze zijn niet specifiek, voor geen enkele beroepsgroep, dus ook niet voor de voedingskundige/diëtist. Tegelijkertijd kan geen beroepsgroep erzonder, dus ook niet de voedingskundige/diëtist. Maar is het dan zinvol om een lijst van zulke generieke competenties aan het profiel toe te voegen? Dat zou pas zinvol zijn, als er twee soorten competenties zouden zijn. Dat blijkt echter in de praktijk niet het geval te zijn. De beroepsspecifieke competenties zijn op te vatten als concretisering en contextualisering van de generieke competenties (zowel de algemene hbo-competenties als de domeincompetenties). Om dat zichtbaar te maken is een vergelijkend schema samengesteld, waarin van links naar rechts de concretisering toeneemt: • geheel links staat in twee kolommen aangegeven wat de internationale afspraken zijn over de eisen die gesteld worden aan een hbo-bachelor opleiding; • deze eisen zijn in de middelste kolom een slag geconcretiseerd voor het Nederlandse hbo; • in de volgende kolom zijn de tien generieke hbo-kwalificaties opgenomen die zijn ontwikkeld in het traject van visitatie en proef-accreditering in het hbo, en die zijn
opgenomen in het advies van de Commissie Franssen over accreditatie in het hoger onderwijs. Voor veel opleidingen is deze lijst nog steeds een bruikbare meetlat om het hboniveau aan af te meten; • in de meest rechtse kolom zijn de beroepsspecifieke competenties uit het competentieprofiel voedingskundige/ diëtist geplaatst, en wel zodanig dat wordt verantwoord, dat een afgestudeerde die over deze beroepsspecifieke competenties beschikt daarmee tevens voldoet aan de eisen die in algemene zin aan hbo-afgestudeerden worden gesteld. Zodra de domeincompetenties ‘health’ landelijk zijn vastgesteld, worden deze in het schema opgenomen.
17
De ijking van de beroepspecifieke competenties VD aan de eindkwalificaties hbo bachelor, zoals gehanteerd door de NVAO (gebaseerd op een ontwerp van NQA, juni ‘03; deze versie: Pieter Mostert, BDF Adviesgroep, september ‘04) Dublin descriptoren [NVAO]
Generieke kwalificaties hbobachelor [NQA]
kennis en inzicht: heeft aantoonbare kennis en in-zicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt over-troffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied is vereist.
brede multidisciplinaire basis: is toegerust met actuele en multi-disciplinaire kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden ten einde de taken van een beginnend beroepsbeoefenaar zelfstandig te kunnen uitvoeren.
toepassen kennis en inzicht: Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argu-mentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
probleemgericht werken: kan relevante (wetenschappelijke) kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden toepassen bij het definiëren, analyseren en oplos-sen van complexe problemen in de beroepspraktijk.
Generieke hbo-kwalificaties [Cie Franssen, 2001, p. 36-37]
Domeincompetentie s ‘health’(*)
Competenties landelijk profiel VD (**)
brede professionalisering: kan zelfstandig taken uitvoeren als beginnend beroepsbeoefenaar in een organisatie en is toegerust voor de verdere professionalisering van de eigen beroepsuitoefening.
alle
multidisciplinaire integratie: integreert vanuit het perspectief van beroepsmatig handelen kennis, inhoud en vaardigheden op verschillende vakgebieden.
alle
probleemgericht werken: definieert en analyseert complexe probleemsituaties zelfstandig.
alle
wetenschappelijk onderzoek: past uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek toe bij vraagstukken waarmee hij in zijn beroepsuitoefening wordt geconfronteerd.
# 1, 2, 3, 7, 8, 10, 15, 16, 17
creativiteit en complexiteit in handelen: weet om te gaan met vraagstukken waarvan het probleem op voorhand niet duidelijk is omschreven en waarop standaardprocedures niet van toepassing zijn.
# 2, 7, 8, 10, 13
18
oordeelsvorming: is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten
methodisch en reflectief denken en handelen: is in staat relevante informatie te verzamelen en analyseren ten einde projectmatig te werken en te reflecteren op het beroepsmatig handelen, mede vanuit ethische en maatschappelijke vragen
communicatie: is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
sociaalcommunicatieve bekwaamheid: kan intern en extern communiceren, teamgericht samenwerken en leiding geven aan projecten in een multidisciplinaire, multiculturele en internationale arbeidsomgeving.
methodisch en reflectief denken en handelen:
# 1, 2, 5, 6, 7, 14
stelt realistische doelen, pakt werkzaamheden planmatig aan en reflecteert op het beroepsmatig handelen.
besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid:
# 1, 2, 3, 4, 5, 7, 9, 10, 12
toont zich betrokken bij maatschappe-lijke, in het bijzonder ethische vragen die samenhangen met de beroepspraktijk.
sociaalcommunicatieve bekwaamheid:
# 2, 3, 7, 8, 9, 10
communiceert en werkt samen met anderen in een multiculturele, internationale of multidisciplinaire werkomgeving.
basiskwalificering voor managementfuncties:
# 10, 11, 12, 13, 14
kan eenvoudige leidinggevende en managementtaken uitvoeren.
leervaardigheden: bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
professionalisering: heeft de cognitieve vermogens ontwikkeld die hem/haar in staat stellen tot voortdurend professionaliseren van de eigen beroepsuitoefening en tot functioneren in uiteenlopende beroepssituaties.
transfer en brede inzetbaarheid: past kennis, inzichten en vaardigheden toe in uiteenlopende beroepssituaties.
alle
brede professionalisering: kan zelfstandig taken uitvoeren als beginnend beroepsbeoefenaar in een organisatie en is toegerust voor de verdere professionalisering van de eigen beroepsuitoefening.
alle
(*) In deze kolom kunnen de domeincompetenties health, nadat ze zijn vastgesteld, worden gesitueerd t.o.v. de Dublin descriptoren. (**) In deze kolom worden de competenties vermeld uit het landelijke competentieprofiel Voedingskundige/Diëtist. Elke hogeschool vertaalt deze competenties vervolgens in een eigen set van competenties, aan de hand waarvan het onderwijsprogramma wordt ingericht. Aldus ontstaat een zesde kolom.
19
20
Bijlagen
Bijlage 1: projectgroep: samenstelling, opdracht en werkwijze Samenstelling van de projectgroep De projectgroep bestaat uit: • Menso Havinga, Hanzehogeschool Groningen • Ria van Kuijeren, Haagse Hogeschool • Elly Linden, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen • Victor Klop, Hogeschool van Amsterdam. • Pieter Mostert, BDF Adviesgroep, projectleider.
Opdracht van de projectgroep De projectgroep is ingesteld door het landelijk opleidingsoverleg, met als opdracht een landelijk competentieprofiel op te stellen, dat aansluit bij NVD-profiel en bovendien aandacht besteed aan de eisen die aan afgestudeerden worden gesteld in het niet-paramedisch werkveld.
Werkwijze van de projectgroep Het werk van de projectgroep bestaat uit twee fasen. Fase 1 is gewijd aan het opstellen van een beroepsprofiel voor het brede werkveld, paramedisch en niet-paramedisch. In deze fase is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande documenten (zie bijlage 2). Daarnaast is er een verkenning uitgevoerd naar de positie van afgestudeerden in het brede werkveld (zie bijlage 3). In de tweede fase gaat het erom vanuit het (via fase 1 aangevulde) beroepsprofiel te bepalen wat de competenties zijn waarover elke afgestudeerde van de opleiding Voeding en Diëtetiek dient te beschikken. Daartoe is één gemeenschappelijke set van competenties ontwikkeld, waarover alle afgestudeerden van de opleiding dienen te beschikken. Ook in deze fase is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande documenten, zowel landelijk als van de participerende hogescholen. De werkzaamheden zijn volgens planning verlopen.
22
Bijlage 2: Geraadpleegde bronnen Literatuur: Geerding, A & P. Jongepier: Naar een hanteerbaar competentiebegrip. Nijmegen, IOWO, 2002 Kinkhorst, G.: Beroepsoverstijgende competenties (BOC), hoofdstuk 2: Een competentiegericht paramedisch opleidingsprofiel. Utrecht, 2003 Ministerie van VWS: Langer gezonder leven. Ook een kwestie van gezond gedrag”, Den Haag, 2003 Nederlandse Vereniging van Diëtisten: Nieuwe Beroepsprofiel Diëtist. Oss, 2003 NVAO: Accrediteringskader bestaande opleidingen hoger onderwijs [bijlage 2]. Den Haag, 2003 Onderwijsraad: Competenties. Van complicatie tot compromis. Den Haag, 2002 Procee, H.: Competenties en onderwijs. Een conceptuele analyse. In: Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, december 2001 (19/4), p. 242 – 253. Visitatiecommissie Voeding en Voedsel: Voeding verantwoord. Den Haag, 2000.
Overige bronnen: • diverse recente landelijke competentieprofielen hbo • diverse uitwerkingen op hogeschool-niveau van beroepsspecifieke competenties • commentaar van het landelijk overleg Voeding en Diëtetiek op het concept beroepsprofiel van de diëtist [januari 2003] • landelijke eindtermen 1996 • advertenties in kranten, tijdschriften en websites [o.a. www.nutri-akt.nl] • overzichten van afstudeeropdrachten van de verschillende opleidingen Voeding en Diëtetiek • statistische overzichten van de positie van afgestudeerden op de arbeidsmarkt • interviews met afgestudeerden in het niet-paramedisch werkveld.
Bijlage 3: Verkenning van de beroepspraktijk van de voedingskundige/diëtist Als rapport separaat verschenen in juni 2004.
23
Colofon Competentieprofiel voor de opleiding Voeding en Diëtetiek Vastgesteld in september 2004 door Landelijk Overleg Voeding en Diëtetiek Vormgeving: KIJK/Karin van Iterson, Leiden Druk: Koninklijke De Swart, Den Haag 24
Haagse Hogeschool Secretariaat afdeling Gezondheidszorg Postbus 3336 2501 EH Den Haag e-mail:
[email protected]