Han Bäumer
[email protected] “Vaardigheden inzichtelijk” UniC en !mpulse zijn twee scholen die naast de cognitieve vaardigheden ook (persoonlijke) vaardigheden trainen. Om deze vaardigheden te concretiseren hebben we een kwaliteitenspel gemaakt (zie het artikel “Een spel voor de ‘hele leerling’ ” in het mei‐nummer van dit blad). Dit jaar hebben we op basis hiervan een meetinstrument ontwikkeld om de vorderingen van de leerlingen op dit vlak te volgen (en vervolgens te sturen). Dit artikel en onderzoek zijn onderdeel van mijn afstudeeropdracht bij de eerstegraadsopleiding wiskunde bij het IVLOS in Utrecht. Resultaten Het kwaliteitenspel bevat verschillende kaartjes (toen nog kwaliteiten genoemd, inmiddels hanteren we het begrip vaardigheid). In figuur 4 staat een overzicht van de kaartjes. Een van die kaartjes is “Kan kritisch denken”. Nu zullen verschillende mensen deze vaardigheid anders interpreteren. Ook kan er verschillend gedacht worden over waar een vaardigheid nu precies uit bestaat. Om dit te verhelpen hebben we alle kaartjes uitgewerkt in een korte beschrijving en een lijst van can‐do statements. Het uitwerken in can‐do statements is een idee dat we hebben geleend van het Europese ERK‐model waarin de vaardigheidsniveaus van talen worden benoemd. Het grote voordeel hiervan is dat we onszelf hiermee dwingen de deelvaardigheden in concreet observeerbare gedragingen te benoemen. Naast deze beschrijvingen is het ook nodig aan te geven hoe de verschillende deelvaardigheden getraind kunnen worden. Dit is nog niet bij alle kaartjes gedaan en zullen we de komende jaren ontwikkelen. De kaartjes uit het kwaliteitenspel hebben we nu dus duidelijker geconcretiseerd zodat we: •
beter weten wat we met de kaartjes bedoelen;
•
weten hoe we aan de kaartjes kunnen werken;
•
de groei van een leerling in persoonlijke vaardigheden kunnen meten.
Wat kun je er mee? Ten eerste kunnen de can‐do statements helpen bij het vaststellen van een probleem waar een leerling mee zit. In een mentorgesprek kun je dan met behulp van de uitwerking uitzoeken in welke deelvaardigheid het probleem zit.
Vervolgens komt het erop aan die deelvaardigheid te trainen, bijvoorbeeld door de leerling een oefening mee te geven of aan een workshop te laten deelnemen. Een leerling kan met behulp van de kaartjes richting geven aan zijn groei: door aan te geven dat hij wil groeien in bijvoorbeeld communicatie kan hij een kaartje uitzoeken dat hij nog niet helemaal beheerst. Van dit kaartje kan hij dan beslissen met welke deelvaardigheden hij aan de slag gaat. Op deze manier geven de kaartjes richting aan de groei van leerlingen en de can‐do statements geven hier een concrete invulling aan; de rode draad wordt duidelijk. Door te tellen hoeveel can‐do statements een leerling heeft in de verschillende categorieën kun je inzichtelijk krijgen welke groei een leerling doormaakt. Een rapportage hierover kan er uit zien zoals in figuur 2: op de verschillende assen wordt aangegeven hoeveel punten een leerling heeft (en in het verleden heeft behaald). Zo krijg je een duidelijk beeld van de groei van een leerling. Door nu zowel aan de leerling als aan de ouders te rapporteren over de vorderingen op het gebied van vaardigheden geef je aan dat je dit onderwerp serieus neemt. Hierdoor geef je ook duidelijk richting aan de groei van de leerlingen. Deze rapportage schept natuurlijk ook verplichtingen: je moet leerlingen dan ook goed begeleiden op het gebied van vaardigheden. Portfolio De verschillende can‐do statements moeten door leerlingen worden bijgehouden in een portfolio, waarbij bij iedere deelvaardigheid het bewijs geleverd moet worden. Bewijzen kunnen geleverd worden door middel van opdrachten die gemaakt zijn, 360° feedback die verkregen is, een mentorverslag, door de organisatie van bijvoorbeeld een feest of door de organisatie van een activiteit bij scouting, etc. Workshops Als je vorderingen meet moet je natuurlijk de leerlingen ook de mogelijkheden bieden om te groeien in de verschillende vaardigheden. Hiervoor is het soms nodig specifieke oefeningen te doen, een workshop te houden, of de leerling een stuk theorie te geven met enkele oefeningen. Figuur 3 bevat een voorbeeld hiervan. Toekomst In een later stadium zullen we een echte leerlijn voor deze vaardigheden gaan maken. Op dit moment ontbreekt ons de kennis om dit goed te doen. Dan willen we ook aan kunnen geven waar een leerling minimaal moet zijn aan het einde van het eerste jaar, het tweede jaar, etc. Ook willen we het meetinstrument dan gebruiken om inzicht te krijgen in welke leerlingen geschikt zijn voor VWO en
welke voor HAVO. Nu we dit inzicht nog niet hebben volstaat het tellen van de deelvaardigheden: zo kun je groei zien en sturen, je hebt er alleen geen normen voor. Ook zullen we de workshop en trainingsmogelijkheden van de deelvaardigheden verder gaan ontwikkelen. Gedurende het project zijn we samen met het SLO aan het werk gegaan om een breder kader om de vaardigheden heen te scheppen. Dit is op dit moment in volle ontwikkeling. Het idee hierachter is dat je uit gaat van een aantal waarden waarvan je als school vindt dat je leerlingen wil opleveren die voldoen aan die waarden. Hieruit kun je dan de verschillende vaardigheden afleiden die je de leerlingen wil aanleren. Conclusie Het is goed mogelijk de ‘vage’ vaardigheden te concretiseren en om te zetten in een praktisch bruikbaar meetinstrument. De uit het ERK‐model geleende can‐do statements zijn hierbij zeer bruikbaar. De can‐do statements kunnen ook gebruikt worden voor hele andere vaardigheden, bijvoorbeeld succesfactoren, algebraïsche vaardigheden bij wiskunde, aardrijkskundige kennis, etc. Dankwoord Dit project vergde veel werk dat ik gelukkig niet in mijn eentje hoefde te doen. Ik wil de projectgroep dan ook bedanken voor hun enthousiasme, inzet en geduld in dit onzekere traject: Gidi Hendriks, Daan Rieter, Marlies Hamilton, Maarten van Haaren en Jessy Korshuize, (allemaal studenten van de hogeschool Utrecht en werkzaam op UniC), Anita Wuestman (ECHA), Marga Scholtens en Henrike Reitsma (!mpulse), Froukje Hoobroeckx (UniC), Jeff Gradener (hogeschool Utrecht), Dave Drossaert (UniC) en Dirkje Ebbers (SLO).
CAN DO statements
DENKEN
“Kan kritisch denken”
Kritisch denken betekent dat je onafhankelijk van anderen informatie analyseert en beoordeelt. Je komt hierdoor tot je eigen conclusies.
Ik kan..
Ja/een beetje/nee
1. Ik kan onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken. 2. Ik kan onderscheid maken tussen relevante en irrelevante informatie. 3. Ik kan bewijzen zoeken bij een bewering. 4. Ik kan alternatieve opvattingen overwegen indien nodig. 5. Ik kan mezelf vragen stellen over beweringen, conclusies, definities, meningen en overtuigingen. 6. Ik kan mijn standpunten en opvattingen uitleggen en verdedigen. 7. Ik kan zorgvuldig en bewust bepalen in welke mate ik een bewering aanvaard of niet.
Figuur 1: uitwerking van een vaardigheden‐kaartje.
Bewijs
Figuur 2: Rapportage over de vorderingen op het gebed van vaardigheden.
Theorie bij “3.2. Denkt na over eigen handelen” Oplossingsgericht denken. Als je een probleem hebt, heb je vaak de neiging om eerst te kijken wat anderen met het probleem te maken hebben. Maar het heeft vaak meer zin om te kijken wat jij nou kunt doen om het probleem op te lossen. Als je dit onder de knie hebt, zul je zien dat je veel meer gedaan krijgt! 1) Kijk eens naar een probleem dat je hebt, of dat je laatst had 2) Wat zijn allemaal oorzaken van dat probleem? Vul die oorzaken in in het onderstaande schema. Bedenk goed in welk vakje het hoort. Dit staat vast
Dit kan veranderen
Ligt aan mij
Ligt aan mijn omgeving Figuur 3: Uitwerking van een stukje theorie horend bij een vaardigheden‐kaartje
Samenwerken
1.1. Kan met vrijwel iedereen samenwerken 1.2. Zorgt dat zowel eigen als andermans doelen worden gehaald
Communiceren
Zelfreflectie
Zelfsturing Denken
Jezelf ontwikkelen
1.3. Staat open voor kritiek 1.4. Kan op een goede manier kritiek geven 1.5. Zorgt voor een goede sfeer in de groep 1.6. Heeft zorg voor een ander 1.7. Gaat handig met ruzies om 1.8. Springt in waar nodig 1.9. Kan anderen enthousiast maken 1.10. Signaleert tijdig knelpunten 1.11. Neemt verantwoordelijkheid 1.12. Gedraagt zich passend en beschaafd 1.13. Is bereid zich aan te passen 2.1. Stelt goede vragen aan een ander 2.2. Brengt de boodschap duidelijk over 2.3. Praat problemen uit 2.4. Toont interesse voor ideeen van anderen 2.5. Kan in verschillende situaties met uiteenlopende mensen een gesprek voeren
3.1. Erkent dat hij fouten maakt 3.2. Denkt na over eigen handelen 3.3. Kan communiceren over eigen behoeftes en gedrag 3.4. Heeft zelfkennis 4.1. Raakt niet in de stress bij het maken van een fout 4.2. Weet wat het belangrijkste is (en doet dat eerst) 4.3. Verdeelt zijn energie goed 5.1. Kan argumenteren 5.2. Is analytisch 5.3. Denkt logisch 5.4. Denkt creatief 5.5. Kan kritisch denken 5.6. Kan makkelijk van de ene gedachte naar de andere gedachte springen 6.1. Neemt veel initiatief 6.2. Kan improviseren 6.3. Durft te experimenteren 6.4. Wil zichzelf graag ontwikkelen 6.5. Kan goede (leer)vragen stellen 6.6. Is nieuwsgierig
Figuur 4: lijst met vaardigheden.