Bijlage :
Behorend bij onderdeel A Doel van het onderzoek en relevante bronnen
Beleid (2.2.1) Beleidsplan en beleidsverslag (2.2.2) Toeslagenbeleid Producten (2.3.1) Aanvraag levensonderhoud (2.3.2) Heronderzoek (2.3.3) Beëindigingsonderzoek (2.3.4) Vaststellen terugvordering (2.3.5) Vaststellen verhaal (2.3.6) Beheer debiteuren terugvordering en verhaal (2.3.7) Boete
(2.2.1) Beleidsplan en beleidsverslag Doel van het onderzoek Onderzocht dient te worden of het gemeentebestuur voldoet aan de verplichtingen om jaarlijks een beleidsplan en beleidsverslag vast te stellen en ook of daarbij de geldende voorwaarden in acht worden genomen: - bevoegdelijke totstandkoming; - tijdige totstandkoming; - wetsconformiteit. Relevante bronnen Abw - Art. 118 (beleidsplan en beleidsverslag) Ioaw / Ioaz - Art. 42 (beleidsplan en beleidsverslag) Nadere regelgeving - Regeling in - en doorstroombanen langdurig werklozen, van 17-12-1998
(2.2.2) Toeslagenbeleid Doel van het onderzoek Bij dit onderdeel dient beoordeeld te worden of in het kader van de Abw het gemeentelijk toeslagenbeleid en de daarin aangebrachte wijzigingen bij verordening is vastgesteld en tevens of dat beleid voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden. De feitelijke uitvoering van het gemeentelijk toeslagenbeleid wordt niet in het kader van dit hoofdstuk beoordeeld, maar per product bij het onderdeel recht op uitkering. Relevante bronnen Abw - Art 38 (verlaging en verhoging van de bijstandsnorm)
2
(2.3.1) Aanvraag levensonderhoud (2.3.2) Heronderzoek (2.3.3) Beëindigingsonderzoek Doel van het onderzoek (2.3.1) Aanvraag Levensonderhoud
(2.3.2) Heronderzoek
(2.3.3) Beëindigingsonderzoek
A. Recht op uitkering Beoordeeld dient te worden of de feitelijke besluiten inzake het recht op uitkering in overeenstemming zijn met de wettelijke voorwaarden. Dit dient zowel bij de aanvraag levensonderhoud, heronderzoek en het beëindigingsonderzoek uitgevoerd te worden. Relevante bronnen Abw - Art. 7, 8, 9 en 10 (kring van rechthebbenden) - Art. 11, 13, 15, 16, 17 (bijzondere toepassingen) - Art. 19, 20 en 22 t/m 25a (vorm van de bijstand) - Art. 26 t/m 37, 38, tweede lid, en 76 (hoogte van de bijstand) - Art. 42 t/m 54 (de middelen) - Art. 63 en 63a (het geldend maken van het recht op bijstand) IOAW/IOAZ - Art. 2, 3 en 4 (kring van rechthebbenden) - Art. 5, 6, 7 en 8 (voorwaarden voor het recht op uitkering) - Art. 9 en 10 (de hoogte van de uitkering) - Art. 11 t/m 20. (geldend maken van het recht op uitkering) - Art. 20a t/m 20f (administratieve boeten) WIK - Art. 2 en 3 (kring van rechthebbenden) - Art. 4 t/m 7 (voorwaarden voor het recht op uitkering) - Art. 8 en 14 (vorm, hoogte en duur van de uitkering) - Art. 19 t/m 22 (geldend maken van het recht op uitkering) SUWI Wet SUWI - Art. 26 (beoordeling kans op werk, administratieve indeling en advies inschakeling arbeidsproces) - Art. 28 (aanvraag van een uitkering en een toeslag en aangifte van werkloosheid)
3
4
Besluit SUWI - Art. 2.3 (termijnen bijstandsaanvraag) Regeling SUWI - Art. 2.1 (administratieve indeling werkzoekenden) - Art. 2.4 (overdracht aanvraag door de CWI aan de gemeente of het UWV) - Art. 2.5 (directe doorverwijzing door de CWI naar de gemeente of het UWV) - Art. 2.6 (Overeenkomsten tussen de CWI, de gemeenten en het UWV) - Art. 7.3 (overgangsbepalingen i.v.m. hoofdstuk 4 Wet SUWI) Nadere regelgeving - Besluit bijstandsverlening zelfstandigen - Besluit krediethypotheek bijstand - Bijstandsregeling vakantietoeslag 1996 - Regeling tot wijziging rentepercentage art 5 Bbz per 1-1-1999, Stcrt. 20 - Inkomensbesluit IOAW - Inkomensbesluit IOAZ - Wet inkomensvoorziening kunstenaars van 22-1-1999, Stb. 59 - Uitvoeringsbesluit WIK - Regeling informatie WIK - Reparatiewet I en II, Besluit van 4-2-1999 en Wet van 28-1-1999, Stb 30 - Koppelingswet en de verificatie van de verblijfsrechtelijke status in verband met bijstandsverlening aan vreemdelingen, d.d. 15-04-1998 (BZ/VOL/97/10062) - Koppelingswet en de Abw-uitvoering , d.d. 12.11.98 (BZ/VOL/98/35148c) - Wijziging ingangsdatum WIK, 17-7-1998 - Wijziging Rau WIK, 20-10-1998 Overig - Gemeentelijke toeslagenverordening - Gemeentelijke verordening als bedoeld in artikel 43, tweede lid, onder m, Abw - Beleidsplannen - Werkinstructies
5
Doel van het onderzoek (2.3.1) Aanvraag Levensonderhoud
(2.3.2) Heronderzoek
(2.3.3) Beëindigingsonderzoek
B. Onderzoeksverplichting Bij dit onderdeel van het onderzoek wordt beoordeeld of de gemeente op een juiste wijze uitvoering geeft aan de haar opgedragen onderzoeksverplichting op grond van de Abw, Ioaw, Ioaz en Wik. Relevante bronnen Abw - Art. 65 (inlichtingenverplichting belanghebbende en identiteit) - Art. 66, eerste t/m zesde lid (verstrekking gegevens en bewijsstukken, algemene en specifieke onderzoeksverplichting B&W) - Art. 68, derde en vierde lid (niet behandelen aanvraag, voorwaarde voor kunnen nemen van een besluit en uitzondering daarop) - Art. 69 (opschorting van de bijstand) - Art. 70, eerste en tweede lid (vereisten inhoud besluit) IOAW/IOAZ - Art. 13 - Art. 14, eerste t/m zesde lid - Art. 16, vierde t/m zesde lid - Art. 17 - Art. 18, eerste en tweede lid - Art. 41. WIK - Art. 15 - Art. 18 - Art. 20 SUWI Wet SUWI
- Art. 29 (het verstrekken van gegevens in verband met een uitkeringsaanvraag) - Art. 62 (gegevensverstrekking door de Centrale organisatie werk en inkomen, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank en de gemeenten) Regeling SUWI - Art. 2.1 (administratieve indeling werkzoekenden)
6
- Art. 2.2 (door de belanghebbende te verstrekken gegevens en bewijsstukken) - Art. 2.3 (onderzoek verstrekte gegevens en bewijsstukken door de CWI - Art. 2.5 (directe doorverwijzing door de CWI naar de gemeente of het UWV)
7
Nadere regelgeving - Bbz (eventueel artikel 19) - Rau (toelichting op artikel 2, eerste lid, onder c alsmede de artikelen 5 en 6) - Rau WIK, artikel 2 - Wet bescherming persoonsgegevens
Doel van het onderzoek (2.3.1) Aanvraag Levensonderhoud
(2.3.2) Heronderzoek
(2.3.3) Beëindigingsonderzoek
C. Opleggen en handhaven van verplichtingen Aan de hand van dit onderdeel wordt onderzocht of de gemeente enerzijds in alle daarvoor in aanmerking komende situaties verplichtingen aan de uitkering heeft verbonden. Anderzijds zorg draagt voor de handhaving van die verplichtingen. De overheid en de uitkeringsgerechtigde hebben wederzijds een inspanningsverplichting waarin het voorkomen en bestrijden van langdurige bijstandsafhankelijkheid centraal staat. In dit kader dient dan ook onderzocht te worden: - op welke wijze de zelfstandige bestaansvoorziening kan worden bevorderd; - welke verplichtingen aan de uitkering dienen te worden verbonden. De verplichtingen die voor de belanghebbende gelden dienen zo expliciet mogelijk in de bijstandsbeschikking en bijlage te worden vermeld. Gewezen wordt op de het Boetebesluit sociale zekerheidswetten en het Maatregelenbesluit Abw, Ioaw en Ioaz . Dit onderdeel komt aan de orde bij de producten bij het onderdeel, handhaven van de verplichtingen en boete. Relevante bronnen Abw - art. 14 (tekortschietend besef van verantwoordelijkheid/maatregelverplichting gemeente) - art. 14a t/m 14f (administratieve boete) - art. 65 (inlichtingenverplichting) - art. 69, lid 3, 4 en 5 (herziening/intrekking bijstandsbesluit) - art. 70 (besluit tot toekenning of wijziging van de bijstand) - art. 106 (verplichtingen in relatie tot arbeidsinschakeling, aard en doel) - art. 107 (ontheffing i.v.m. sociale/medische redenen/zorgplicht kinderen < 5 jaar, leeftijd) - art. 108 (instellen vordering uitkering levensonderhoud) - art. 110 (medewerking vestiging hypotheek/zekerheden geldlening)
8
- art. 111 lid 1 (plicht gemeente bevordering gebruik voorzieningen zelfstandige bestaansvoorziening/voorlichting en bemiddeling in dit kader) - art. 112 (verplichtingen zelfstandige) - art. 113 (voorwaarden verbonden aan de uitkering) - art. 114 (noodzakelijke scholing/ontheffing) - art. 115 (onbeloonde arbeid) IOAW/IOAZ - art. 13 - art. 18 lid 3 en 4 - art. 20 - art. 20a t/m 20f - art. 34 eerste lid - art. 35 - art. 36 - art. 37 - art. 38 WIK - art. 15 WIK (aan de uitkering verbonden verplichtingen) - de artikelen 14b t/m 14f van de Abw zijn overeenkomstig van toepassing. SUWI Wet SUWI - Art. 26 (beoordeling kans op werk, administratieve indeling en advie s inschakeling arbeidsproces) - Art. 29 (het verstrekken van gegevens in verband met een uitkeringsaanvraag) Regeling SUWI - Art. 2.1 (administratieve indeling werkzoekenden) - Art. 2.2 (door de belanghebbende te verstrekken gegevens en bewijsstukken) Nadere regelgeving - Maatregelenbesluit Abw, IOAW en IOAZ - Boetebesluit Sociale Zekerheidswetten
9
Doel van het onderzoek (2.3.1) Aanvraag Levensonderhoud
(2.3.2) Heronderzoek
(2.3.3) Beëindigingsonderzoek
D. Administratie In dit kader wordt het begrip administratie als volgt gedefinieerd: Een systeem van informatievoorziening, gericht op de totstandkoming van een effectief uitvoeringsproces en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd. De administratie moet toereikend zijn om een getrouwe weergave van de uitvoering en het uitvoeringsproces te kunnen bieden. Dit vereist mede dat B&W zorg dragen voor een adequate opzet en werking van een administratieve organisatie en daarmee verbonden maatregelen van interne controle; daaronder zijn begrepen de processen gericht op een wetsconforme uitvoering en kwaliteitshandhaving. Relevante bronnen Abw - art. 72 tot en met 76 (de betaling van de bijstand) - art. 117 (administratieve voorschriften) - art. 130 (toezicht) IOAW / IOAZ - art. 41 (administratie) - art. 52 (toezicht) WIK - art. 30 (administratieve bepalingen gemeente) - art. 33 (toezicht) Nadere regelgeving - art. 6 van de Regeling administratieve uitvoeringsvoorschriften Abw, IOAW en IOAZ 1996 (de administratie) - art. 3 van de Regeling administratieve voorschriften WIK van 14 mei 1998 (de gemeentelijke administratie)
10
(2.3.4) Vaststellen terugvordering Doel van het onderzoek B1. Is invulling gegeven aan de in de wet opgenomen terugvorderingsverplichting Beoordeeld dient te worden of B&W op een correcte wijze invulling hebben gegeven aan de in de Abw, de Ioaw, de Ioaz en de Wik opgenomen terugvorderingsverplichting en of deze besluiten in kwalitatief opzicht voldoende zijn. Wijzigingswet terugvordering en verhaal in verband met herziening debiteurenbeleid (Stb. 1998, nrs 278 en 386) De wet behelst een versoepeling van de terugvorderingsbepalingen en een financiële impuls om incasso-activiteiten voor de gemeenten meer lonend te maken. Daarnaast moet een aantal technische wijzigingen de verhaalsplicht beter uitvoerbaar maken. De wetswijziging met betrekking tot de versoepeling van de terugvorderingsbepalingen is in werking getreden per 1 augustus 1998 en dient vanaf die datum met name betrokken te worden bij de beoordeling van vorderingen op het buiten invordering stellen. Doel van het onderzoek B2. Is voldaan aan de kwaliteitseisen van de schriftelijke besluiten tot terugvordering Beoordeeld moet worden of het door of namens B&W schriftelijk aan de belanghebbende kenbaar te maken besluit bijdraagt aan een optimale uitvoering van de terugvorderingsverplichting. Daarbij blijven de eisen die voortvloeien uit de Algemene wet bestuursrecht (schriftelijke mededeling aan belanghebbende en onder vermelding van de terugvorderingsgrond) buiten beschouwing. Zoals in paragraaf 5.3.1 reeds is aangegeven blijven de besluiten ter afronding van debiteurenonderzoeken in dit kader buiten beschouwing. Doel van het onderzoek C. Administratie Beoordelen of B&W een administratie voeren die voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Zie producten: aanvraag levensonderhoud, heronderzoeken en beëindigingen. Relevante bronnen Abw - hoofdstuk VI, §2, met uitzondering van de artikelen 80 en 85 IOAW/IOAZ - hoofdstuk II, §5
11
WIK - hoofstuk IV, artikel 24 Boeten en maatregelen - Boetebesluit sociale zekerheidswetten - Maatregelenbesluit Abw, IOAW en IOAZ Overige - De artikelen 475b e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering - Wijzigingswet terugvordering en verhaal in verband herziening debiteurenbeleid (Stb.1998, nrs. 278 en 386)
12
(2.3.5) Vaststellen verhaal Doel van het onderzoek B1. Is uitvoering gegeven aan de in de wet opgenomen verhaalsverplichting Gedurende het onderzoek dient beoordeeld te worden of de door of namens B&W in het onderzoeksjaar genomen verhaalsbesluiten in kwalitatief opzicht voldoende zijn. Indien B&W besloten heeft om ondanks de aanwezigheid van de in de wet opgesomde verhaalsgronden, van verhaal af te zien, dient beoordeeld te worden of dat besluit op juiste gronden is genomen. Doel van het onderzoek B2. Is voldaan aan de kwaliteitseisen van de schriftelijke besluiten tot verhaal Beoordeeld dient te worden of het door of namens B&W schriftelijk aan de belanghebbende kenbaar te maken besluit bijdraagt aan een optimale uitvoering van de verhaalsverplichting. Daarbij blijven de eisen die voortvloeien uit de Algemene wet bestuursrecht (schriftelijke mededeling aan belanghebbende en de vermelding van de verhaalsgrond) buiten beschouwing evenals de debiteuren onderzoeken verhaal. Doel van het onderzoek C. Administratie Beoordelen of B&W een administratie voeren die voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Zie producten: aanvraag levensonderhoud, heronderzoeken en beëindigingen. Relevante bronnen Abw - hoofdstuk VII Wijzigingswet terugvordering en verhaal in verband met herziening debiteurenbeleid (Stb. 1998, nrs 278 en 386)
13
(2.3.6) Beheer debiteuren terugvordering en verhaal Doel van het onderzoek
Debiteurenbeleid1 Het debiteurenbeleid op zich wordt niet betrokken bij de vaststelling van de rijksvergoeding. Wel zullen de onderscheiden producten, te weten, vaststellen terugvordering, vaststellen verhaal, beheer debiteuren terugvordering en verhaal, op basis van de wet- en regeling en het geformuleerde en vastgestelde beleid beoordeeld worden. Derhalve is het debiteurenbeleid onlosmakelijk verbonden met de uitvoering. Debiteurenheronderzoekplan Periodiek vindt een onderzoek plaats in het kader van de debiteuren. Indien de gemeente geen heronderzoekplan heeft vastgesteld, gelden de termijnen zoals genoemd in de Rau. Vanaf 2001 hoeft het debiteurenheronderzoekplan niet meer jaarlijks vastgesteld te worden. Het onderzoek
i Gemeentelijk debiteurenbeleid Ook m.b.t. debiteuren geldt het algemene beginsel dat het beleid (in het bijzonder m.b.t. het buiten invordering stellen van vorderingen) niet categoriaal ingericht mag worden doch uitsluitend gericht moet zijn op een geïndividualiseerde uitvoering. Het formuleren van de kwaliteitseisen zelf en de informatiebehoeften blijft een gemeente aangelegenheid. Er zouden echter minimaal beleidsnormen geformuleerd dienen te zijn ten aanzien van de volgende onderwerpen: - het aflossingsritme - de betalingsherinnering - de periodieke verstrekking van saldobevestigingen2 - het inschakelen van de rechter - het inschakelen van de deurwaarder - het heffen van wettelijke rente Wijzigingswet terugvordering en verhaal in verband met herziening debiteurenbeleid (Stb. 1998, nrs. 278 en 386) De Wijzigingswet terugvordering en verhaal in verband met herziening van het debiteurenbeleid beoogt een bijstelling van het tot nu toe gevoerde beleid terzake van debiteuren. De wet behelst 1
Het debiteurenbeleid wordt niet extern verantwoord. Het beleid wordt wel betrokken bij de beoordeling van de besluiten. Met name gericht op het ondervangen van het risico van juridisch oninbare vorderingen als gevolg van langdurig “stilzitten” van de gemeente. 2
14
een versoepeling van de terugvorderingsbepalingen. Daarnaast moet een aantal technische wijzigingen de verhaalsplicht beter uitvoerbaar maken. De wetswijziging met betrekking tot de versoepeling van de terugvorderingsbepalingen is in werking getreden per 1 augustus 1998 en dient vanaf die datum betrokken te worden bij de beoordeling van buiteninvorderingstellingen. Invorderingsactiviteiten Op basis van het uitgangspunt dat de verplichting tot terugvordering en verhaal betrekking heeft op zowel de formele als ook op de materiële aspecten ervan, geldt dat het incassobeleid van de gemeente er op gericht dient te zijn het in de beschikking vastgelegde betalingsritme (bedrag per tijdvak, totale termijn, etc.) in stand te houden en zo nodig af te dwingen. Voor de invorderingsactiviteiten van de uitstaande krediethypotheek geldt een afzonderlijk regime; zie art. 4 e.v. van het Besluit krediethypotheek bijstand. Doel van het onderzoek A. Onderzoeksverplichting Bij dit onderdeel dient beoordeeld te worden of B&W op een kwalitatief juiste wijze toepassing geven aan de in de wet neergelegde verplichting tot het uitvoeren van debiteurenonderzoeken (art. 66 lid 6 Abw en art. 14 lid 6 Ioaw en Ioaz). Verplichting tot uitvoeren debiteurenonderzoeken De verplichting om debiteurenonderzoeken uit te voeren heeft ook betrekking op verhaalsdebiteuren. In de toelichting op de Rau 1996 is expliciet vermeld dat het uitgangspunt is dat de verhaalsbijdrage zoveel mogelijk in overeenstemming is met de financiële omstandigheden van de onderhoudsplichtige.Kosten van bijstand worden tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek verhaald. B&w verrichten het debiteurenonderzoek, uitmondend in een besluit of in een aantekening als hierna bedoeld onder c, binnen twaalf maanden. Indien er sprake is van een gemeentelijk onderzoeksplan als bedoeld in art. 4 van de Rau, dan wordt gerekend met de op grond daarvan geldende (afwijkende) termijnen: - na de datum waarop de vordering is ontstaan; - na de datum waarop het besluit naar aanleiding van het laatst verrichte debiteurenonderzoek werd genomen; of indien tot een zodanig besluit geen aanleiding bestond, - na de datum waarop blijkens een daartoe strekkende aantekening in het dossier van belanghebbende het laatst verrichte debiteurenonderzoek werd afgesloten. Vastgesteld moet worden dat debiteurenonderzoeken op belanghebbenden (terugvordering) en derden (verhaal) tijdig zijn verricht.
15
De verplichting geldt niet: - m.b.t. bijzondere bijstand (art. 66, lid 6 Abw); - m.b.t. bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal (zie toelichting op art. 66 lid 6 Abw); - indien de vordering binnen 5 jaar afgelost wordt, tenzij de debiteur zijn verplichtingen niet nakomt (art. 4, lid 4, Rau). - M.b.t. onderzoek en beslissing (wanneer wel en geen wijziging) gelden geen normen. Doel van het onderzoek B. Debiteuren Bij dit onderdeel dient beoordeeld te worden of de noodzakelijke incasso-activiteiten vanwege opgelegde betalingsverplichtingen worden nageleefd. Daarnaast dient beoordeeld te worden of de draagkracht van de belanghebbende bij het onderzoek is betrokken. (art. 66 lid 1). Verder dient een oordeel gegeven te worden of de buiten invordering stelling van vorderingen op correcte wijze, conform wetgeving heeft plaatsgevonden. Doel van het onderzoek C. Administratie Beoordelen of B&W een administratie voeren die voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Zie producten: aanvraag levensonderhoud, heronderzoeken en beëindigingen. Relevante bronnen Abw Art. 66 lid 6 IOAW/IOAZ Art. 14 lid 6 Rau Art. 4 Zie verder: producten vaststellen terugvordering en vaststellen verhaal.
16
(2.3.7) Boeten Doel van het onderzoek Beoordeeld moet worden of B&W een juiste uitvoering hebben gegeven aan de verplichting om een administratieve boete op te leggen indien een belanghebbende de op hem rustende inlichtingenverplichting niet of niet behoorlijk is nagekomen. Vanaf 1 juli 1997 zijn B&W verplicht een boete op te leggen indien de belanghebbende de voor hem geldende inlichtingenplicht niet behoorlijk nakomt. Relevante bronnen Abw - Art. 14a tot en met 14f IOAW/IOAZ - Art. 20a tot en met 20f WIK - Art. 17 en 18
17