DIRK’S DRUM SERVICE
Luisterend Drummen Op een andere manier leren drummen Dirk Dronkers 31-‐1-‐2014
Muziek is een heel belangrijk en essentieel onderdeel in de ontwikkeling van het kind. Wanneer dit namelijk goed gebeurd kan dit sociaal gedrag en intelligentie verbeteren. Dit is reden genoeg om mijn toegepast educatie op te schrijven en te delen, waardoor geïnteresseerden en critici kunnen gaan reageren op mijn lespraktijk
Inhoudsopgave Inleiding...................................................................................................................................................3 Waar te beginnen?..................................................................................................................................4 Contact opbouwen ..........................................................................................................................4 Overzicht .........................................................................................................................................4 Het nut ............................................................................................................................................4 Saai!.................................................................................................................................................5 Drummen vs oefenen......................................................................................................................6 ‘Beelddenkend’ en ‘op je oren spelen’............................................................................................6 Fout! ................................................................................................................................................7 Uiteindelijke doel ....................................................................................................................................8 Plaatsingsoefeningen, gehoorontwikkeling en roffel techniek .......................................................8 Improvisatie ..................................................................................................................................10 Band ......................................................................................................................................................11 All in one........................................................................................................................................11 Persoonlijke noot ..................................................................................................................................12 Voorbeelden uit de praktijk wat betreft persoonlijke positieve aanpak.......................................12 Overkoepelend leermodel.............................................................................................................13 Wens .............................................................................................................................................14 Bijlagen..................................................................................................................................................15 Bibliografie ............................................................................................................................................18 2
Inleiding Wanneer je met slagwerkers aan de praat komt, heb je grote kans dat ze weer eens beginnen over hun grootse trauma: de pannenkoeken pannenkoeken… Elke slagwerker ziet dan die RR LL weer voor zich en het oneindig oefenen tot dat de roffel eindelijk begon te lopen. Dit is echt hét voorbeeld van de klassieke manier van lesgeven: ’dit moet je doen en volgende week moet je het kunnen’. Geen tips and tricks, geen handvatten om mee aan het werk te kunnen. Vroeger toen iedereen nog 1 hobby had én er geen sociale media was én de (spel)computer nog niet bestond, had je de tijd om te gaan oefenen. Tegenwoordig is die tijd er niet meer en wordt er van je verwacht dat je de hele dag online bent en je leert op school antwoorden te kunnen vinden op het internet. Tijd voor verdieping is er niet en tijd kost geld, dus dan maar snel verder. Hoe kun je studenten dan nog bereiken? Hoe kun je ze werkelijk nog iets leren? Is meegaan met die snelheid dan de enige oplossing voor dit probleem? Ik denk een passend en verantwoord antwoord te hebben op deze vragen. Met praktijk voorbeelden wil ik graag deze antwoorden verduidelijken en zo mijn ervaringen op papier zetten. Ik wil hiermee inzicht geven in mijn benadering van het lesgeven. Het gaat in dit geval om het overbrengen van mijn kennis betreft het drummen. Al snel ben ik er achter gekomen dat dit overbrengen veel meer omhelst dan alleen lesstof. De ontwikkeling van de student lijkt vaak erg veel parallellen te hebben met zijn/haar dagelijkse leven. Wanneer er wat in zijn/haar leven gebeurd, heeft dat ook invloed op zijn/haar ontwikkeling achter het drumstel. Zo wordt het instrument (drumstel) de spil tussen beide werelden. Daarnaast is er nu onderzoek geweest naar de invloed van het beoefenen van een instrument op kinderen. Hieruit blijkt dat het een verbetering veroorzaakt op zaken als sociaal gedrag en intelligentie. (Mark, 2001) Ik hoop met mijn manier van lesgeven een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de educatie die nodig is om muziek goed over te kunnen brengen aan de jeugd van tegenwoordig. Ondanks dat ze er wat voor moeten doen en het minder snel en flitsend gaat dan een videogame, merk ik dat ik ze kan blijven boeien voor wat muziek te bieden heeft. Dus dan zal er vast wel iets goeds inzitten. Dirk Dronkers Neede 2014
3
Waar te beginnen? Contact opbouwen De snelheid waar een kind mee te dealen heeft, ligt momenteel erg hoog. Om het kind te begrijpen en mee te kunnen gaan in zijn/haar gedachtes (snelheid), is een goed contact met hem/haar nodig. Door middel van gesprekjes is goed te achterhalen waar interesses liggen en wat het kind zo al meemaakt. Lesgeven is veel meer dan alleen controleren van en het meegeven van huiswerk. Zeker met in de context de ontwikkeling die een kind er mee kan opdoen, is een persoonlijke begeleiding eigenlijk een vanzelfsprekendheid. Hierdoor kun je als docent ook meekrijgen wat er momenteel populaire is qua muziek. Hiermee zorg je dat je een ´populaire´ opleiding blijft bieden. (definitie van popopleiding) Wanneer er muzikale interesses (muziekstijl/artiest) duidelijker worden, is er al een handvat om het kind/student zijn/haar interesse mee vast te houden. Overzicht Mijn ervaring is dat een student er baad bij heeft, duidelijk te blijven in wat je aan het doen bent en waar je naar toe werkt. Overzicht geeft rust en werkt goed voor de beeldvorming. Het is met nieuwe technieken, net als een blokkendiagram die je steeds verder uitbreid. In de eerste lessen komen de basis zaken zoals alle mogelijke figuurtjes (te maken met 4 16de noten. Dit omdat veel populaire muziek ‘recht’ is en een even aantal slagen heeft, in tegenstelling tot shuffle) aan bod. Doordat ik alle mogelijkheden heb genoteerd op een blaadje, krijgt de student direct overzicht van hoeveel figuurtjes er überhaupt zijn. Dan is het concreet waar je naartoe werkt. Anders kan het oneindig lijken voor studenten. Zeker in deze tijd is overzicht cruciaal voor de motivatie en concentratie. Wat ook werkt is de student te laten merken dat ze verschillende figuurtjes al kennen, maar dat alleen nog niet weten. Zij zullen meteen een liedje als ‘vader Jacob’ kunnen spelen (elk woord is een slag). Daarin zitten al verschillende figuurtjes. Of denk aan ‘jin-‐go-‐bell’, dat is ook een bekent melodietje. Door een melodietje te geven aan een figuurtje, ontstaat er veel sneller een beeldvorming van de klank die zal gaan komen. Door deze persoonlijke aandacht en overzicht merk ik dat studenten even weer wat rust ondervinden en dat zorgt ervoor dat ze zich beter kunnen gaan concentreren op wat de les gaat brengen. Het nut Iedereen herinnert zich het erin stampen van Frans woordjes op de middelbare school en hoe snel je ze weer vergeten was. Wanneer je niet oppast gebeurd dit ook met het lesgeven. De klassieke manier van lesgeven is dat je boeken afwerkt en de didactiek aan het boek overlaat. Voor sommigen zal het boek werken, maar voor heel veel ook niet. Omdat het totaal niet persoons-‐ en tijdgeestgebonden is, kan een student zich er ook niet mee (ver)binden en verliest het zijn/haar aandacht. Bijvoorbeeld; voor sommigen gaat het boek te snel en voor anderen te langzaam. In veel gevallen leren de studenten ook nog eens puur en alleen het opgeschreven ritme. Daardoor gebeurd het vaak, dat wanneer je vraagt of ze even wat kunnen drummen, ze antwoorden met: ”Wat moet ik spelen dan? Ik heb geen idee, want ik heb geen boek.” 4
Wat er mist in beide gevallen is ‘het nut’ van wat je gaat leren. De Frans woordjes (van het voorbeeld) vergeet je, omdat je domweg de rest van de dag geen Frans praat. Bij het klassiek drummen leer je puur wat de noten vertellen, maar dat betekent nog niet dat je kunt drummen. Daarmee bedoel ik, dat je beseft wat je geleerd bent en dat zelf kunt reproduceren en daadwerkelijk toepassen in andere situaties/ritmes. Wanneer je leert met een doel voor ogen (het nut ervan inziet), gaat het niet het ene oor in en het andere weer uit, maar blijft het geleerde beter hangen, omdat het een aanknopingspunt biedt voor een vervolg op het geleerde. HOE je precies het aan de student kunt uitleggen, hangt van de leerling af. Door bijvoorbeeld zijn interesses te gebruiken, of een duidelijk toekomstbeeld voor te schetsen kan het nut duidelijk worden gemaakt en zo de interesse worden gewekt. Sommige studenten zullen het trucje/nieuwe techniek snel door hebben en andere zullen het vaak moeten doen om het onder de knie te krijgen. Maar wanneer het nut inzichtelijk wordt blijft het hangen en kan het door de hersenen worden opgeslagen en verwerkt. Wanneer het nut ervan wordt ingezien, kan een student bij een totaal andere oefening dit trucje/nut weer terughalen en toepassen. Dan hebben we het over metacognitieve vaardigheden (Valcke, 2010). Saai! Wanneer je iets nieuws leert, kunnen dingen moeilijk lijken en ga je er aan werken. Door deze vlieguren word het proces geautomatiseerd en verloopt het steeds makkelijker. Een duidelijk teken wanneer een oefening (ik geef het de naam ‘trucje’) er in zit, is wanneer de student de oefening als ‘saai’ gaat ervaren. Dat is precies het moment dat de oefening een nieuwe lading kan krijgen cq technisch verder uitgediept kan worden. Erg belangrijk is om alles is behapbare stappen te doen. Wanneer een ritme/trucje/oefening er goed in zit en dus ‘saai’ begint te worden, kan er 1 ding/ledemaat/tel verandert worden. Cruciaal is dat de context duidelijk blijft en steeds terug gehaald word. Zo leren je oren wie wat doet. Elke drummer zal herkenning dat wanneer iets fout gaat, je `hoort` dat het niet goed ging. Je weet dan vaak niet wat er precies misging, maar doordat je hoort dat het misging ontstond er een kortsluiting en stopte je met spelen. Hieruit blijkt dat je oren dus wel degelijk invloed hebben op wat je aan het doen bent. Je traint met elke oefening je oren (zij herkennen de melodie van een oefening), waardoor je het gaat herkenning ipv berekenen welke handen je moet aansturen (hierin zit ook de sleutel naar snelheid). Je oren hebben namelijk de nijging als eerste je voorkeurshand te horen. Wanneer er een oefening is waarbij een duidelijk accent door jouw niet-‐voorkeurshand wordt gespeeld, ontstaat er die kortsluiting. Daar willen we langzaam vanaf (onafhankelijkheid). We moeten dat onze oren opnieuw aanleren, zodat er niet meteen kortsluiting plaatsvindt wanneer je oren ‘denken’ dat je met (voor rechtshandigen) rechts slaat terwijl je hersenen weten dat het links is. De ontwikkeling van de oren is er heel belangrijk voor zaken als snelheid en onafhankelijkheid. Hierin zitten 2 aspecten: het lezen (zien/beeld denken) en het horen (op je gevoel spelen/gokken). Ik schrijf hier 'gokken', omdat zeker in het begin studenten snel iets naspelen wat ze horen. Ze gokken er op. Ook autodidacten 'gokken' vaak, wat ze horen. De uiteindelijke manier van op je oren spelen, is de perfecte combi tussen beseffen en soundvoorstelling. Des te meer alleen de klank (je klankvoorstelling van wat je wilt gaan spelen) het uitgangspunt wordt, des te sneller en complexer iemand kan spelen. Al het houvast van het denken moet je dus loslaten om sneller te kunnen. Aan de manier/volume van spelen kun je als docent ook horen waar de student zelf naar luistert. Alles wat de student namelijk belangrijk vind/houvast aan heeft, speelt deze harder dan andere
5
slagen. Wanneer alles even hard wordt gespeeld let de student dus nog op alles. Hij/zij heeft nog geen voorstelling/melodietje gemaakt. Over deze 2 aspecten verderop meer. Drummen vs oefenen Naast dat het nut dan duidelijk moet zijn van de oefening, moet het ook geïntegreerd gaan worden in het spel. Dit voorkomt dat de student elke keer wanneer deze wilt gaan drummen een boek nodig heeft. Alles wat de leerling leert komt als het ware in een vijver terecht, waardoor deze steeds groter wordt. De andere kant op werkt natuurlijk ook en is misschien nog wel belangrijker. Wanneer de oefening ‘saai’ is geworden, kunnen trucjes uit de vijver worden gehaald om die toe te passen op de oefening. Voorbeelden hiervan zijn te vinden op pagina 16. Zo blijft alles vers en worden ze ook letterlijk toepasbaar … en dus nuttig… Het gaat dus van oefenen naar drummen en van drummen naar oefenen. Drummen is dat gedeelte wat de student al kan en kent. Wanneer deze wat nieuws wilt leren, zal deze de oefening onder de knie moeten krijgen en daarvoor wat moeten gaan doen: oefenen. Vlieguren maken; dat klinkt vaak wat vriendelijker dan oefenen. De meeste leerlingen hebben al een apathie opgebouwd voor de woorden “oefenen” en “huiswerk”. Ik begin de les ook altijd met de vraag: “Wat hebben we de vorige keer gedaan?” Simpelweg om te achterhalen of de student nog weet om welk trucje (oefening) het de vorige keer ging. Wanneer de student mij kan uitleggen wat het trucje/oefening inhield, weet ik dat het is blijven hangen. Zelfs wanneer de student niks heeft kunnen oefenen, maar wel weet wat de oefening was (door er over na te denken en de oefening kan reproduceren), weet ik dat het trucje is blijven hangen. (Benedictus, 2004) ‘Beelddenkend’ en ‘op je oren spelen’ Ik heb het er net al even over gehad. Sommigen zijn beelddenkend en anderen werken juist met hun oren. Wanneer een student beelddenkend is, dan leest die graag van papier om het beeld erbij te hebben. Wanneer een student alles op zijn oren doet (vaak zijn dit autodidacten), probeert hij/zij mij net zolang over te halen om het nog eens voor te spelen, zodat deze hem vaak direct kan naspelen. Dit zijn wel de 2 kanten die ontwikkeld moeten worden, maar dan wel in balans. De ene student zit nu aan de ene kant en heeft juist van de andere kant wat nodig en vise versa. Want beide kanten zijn goed, mits ze in balans zijn Je hebt beide kanten namelijk nodig: wanneer je beelddenkend bent, kun je de slagen voor je zien en ook veranderingen kun je in beeld aanpassen. Maar je bent niet instaat het te horen wat er staat. Daardoor mis je de mogelijkheid spontaan een ritme te kunnen spelen en op gehoor een ritme te reproduceren. Je bent zeg maar analytisch. Wanneer je alles op je oren doet, ben je niet in staat om specifieke slagen aan te pakken en te wijzigen. Alleen wanneer iets voor wordt gespeeld kun je het reproduceren. Je mist het vermogen om je ritmes met de geleerde kennis/technieken te verrijken. Je bent zeg maar emotioneel, maar je kunt niks aanpakken. 6
Zeker hoogbegaafde kinderen doen vaak alles op hun oren. Ze kunnen makkelijk iets reproduceren zonder te hoeven nadenken. Omdat ze het na de eerste keer meteen kunnen naspelen, weten ze ook al dat ze die week niet meer hoeven te oefenen. Mijn ervaring is dat deze kinderen, die dan ook nog eens de prestatiedruk voelen, dan snel down zijn wanneer het niet meteen lukt. Ook zijn zij vaak liever lui dan moe. Deze groep uitdagen is een uitdaging op zich! Studenten die alles op hun oren spelen kun je uitdagen door 1 specifieke slag aan te passen. Bijvoorbeeld door deze op een andere trommel te doen. Zo kun je het ritme verder uitdiepen en wordt de leerling gedwongen om meer specifieker te werken en het ritme in beeld te krijgen. Wanneer ze doorkrijgen dat ze instaat zijn om ritmes zelf te verdiepen, merken ze dat ze die gave hebben en gaan ze er ook steeds meer mee doen. Maar je moet ze dit wel laten ervaren voordat ze er iets mee gaan doen. Een voorbeeld bij het maar van blad blijven lezen, is wanneer ze niet in staat zijn om zomaar een ritme te verzinnen. Een houvast is dat ze het *basisritme kunnen gaan spelen, wanneer ze niet weten wat ze moeten gaan doen. Dan geef je ze bekende technieken die ze dan moeten gaan integreren. Daarmee ontwikkelen ze hun oren en ervaren zij dat ze eigenlijk meer kennis in huis hebben dan zij dachten. Zeer jonge studentjes hebben niets met noten. Wat zij wel kennen zijn volksliedjes als ‘Vader Jacob’ en de nodige Sinterklaas en kerst liedjes. Zij zijn direct instaat, mits zij bekend zijn met het liedje, de melodie (met tekst) al zingend ook op trommels te slaan. Wanneer je ze dit op papier aanreikt ‘zeggen’ die noten hun niks, maar wel wanneer er een melodie aan vastzit. Dit is de omzetting van melodie naar noten. De noten worden in plaats van theorie een herkenning, gekoppeld aan een melodie. In mijn ogen is dit de gouden combinatie wanneer zij een *figuurtje zien en daar direct een melodietje bij hebben. Denk aan 2 16den en 1 8ste; dat is jin-‐go-‐bells. Het is voor latere zorg dat ze kunnen analyseren dat het 2 16de noten zijn met een 8ste, omdat je ze kunt ontcijferen aan 2 of 1 horizontaal streepje, enz. Net als dat ze mij herkennen van 10 meter afstand en weten dat ik Dirk heet en daarmee klaar. Het zou wat zijn dat ze eerst mijn hoofd moeten analyseren en dan mijn kleren en mijn schoenen… het gaat om de herkenning en de melodie. Dat is ook de truc met 'a vu' lezen; doordat de lezer direct er een melodie/klankvoorstelling van kan maken, is deze instaat het meteen weg te spelen. Ook wanneer een student het ritme kan beatboxen (dat is drums nazingen), kan deze hem direct en correct spelen. Fout! Wanneer een student het ritme “fout” speelt, is het ook goed om te vragen of deze het ritme wil voorzingen/beatboxen. Daarmee kan worden na gegaan of deze de juiste voorstelling van het ritme heeft gehad. Het kan goed zijn dat deze precies speelt zoals deze het ritme zich had voorgesteld. Dan kan er niet worden gesproken over het “fout” spelen van, maar over een ander voorstelling van het ritme/melodie hebben. Ik ben ook niet van het woord “fout”, maar meer van het woord “anders”. Het kan gebeuren dat er juist door een “fout” er iets veel mooiers ontstaat. Maar meer is de vraag “waarom” een leerling het “anders” speelt dan ik van hem/haar gevraagd heb. Het kan goed zijn dat hij/zij het “anders” heeft begrepen en dan was het mijn “fout” dat ik het niet goed heb uitgelegd. Daarbij komt dat ik dan een andere invalshoek zal moeten gebruiken om duidelijk te maken wat ik wens dat de student gaat spelen.
7
Uiteindelijke doel Het ultieme wat elke drummer zou kunnen bereiken (in mijn opinie) is dat je kunt spelen wat je in je hoofd verzint. Dit doel blijkt (gelukkig) onhaalbaar, omdat wanneer je alles zou kunnen je de ultieme drummer zou zijn en daarmee alles kan. Er zijn te veel ontwikkelingen op drumgebied om alles te kunnen beheersen en te integreren in je spel. Maar dit doel is ook op lager niveau te bereiken. Elke keer wanneer er een oefening gedaan wordt, kan dit gezien worden als een uitgangspunt/doel. Vanuit dit uitgangspunt/doel kunnen er oude technieken in worden betrokken. Zo blijft alles levend en worden ze steeds nuttiger. De student kan zelf aangeven wanneer zijn doel bereikt is. Dit kunnen doelstellingen zijn als: “Ik wil in een band kunnen spelen”, “Ik wil een bepaalde stijl beheersen.”
Figuur 1 Schematisch overzicht doelen van de drumlessen
Wanneer dit trucje (het geleerde toe te passen in reeds bekende ritmes, waardoor nieuwe ritmes/fills ontstaat. Zie bijlagen voor een voorbeeld.) werkelijk begrepen word en zelf door de student toegepast kan worden, dan zal de student in staat zijn om compleet nieuwe en frisse fills/ritmes te creëren. Dat betekent dat de student zich zelf nieuwe dingen kan aanleren. Het mooie is ook dat wanneer de student een variatie mooi vind, daarmee meteen aan zijn stijl werkt. Door verder te gaan met de dingen die hij mooi vind, en die dingen te laten die hij niet mooi vind, filtert de student zijn eigen lesmateriaal en ontwikkelt deze zijn/haar eigen stijl. Of terwijl; door hierin (“vind ik iets mooi of niet”) naar de student te luisteren kan de student zichzelf blijvend ontwikkelen. Als docent kun je nieuwe ideeën aandragen en kan de student er mee verder gaan of niet. Zo voorkom je dat een student eenzijdig kan gaan worden. Plaatsingsoefeningen, gehoorontwikkeling en roffel techniek Hierbij kan gedacht worden aan alle mogelijke variaties waarbij alle mogelijke plaatsen binnen een oefening afgaat. Neem bijvoorbeeld het *basisritme. Je gaat nu met de basdrum alle hihats langs. Daarmee kun je achteraf zeggen dat je in staat bent om op alle mogelijke plekken een basdrum te spelen. Op pagina 13 is een voorbeeld van een plaatsingsoefening. 8
Voor de allereerste lessen is het goed om de basis handzetting goed aan te leren. Om van deze figuren een melodie te kunnen onthouden (gehoortraining) is het zaak dat elke figuurtje apart over de toms worden gespeeld. Dus in plaats van dat alles monotoon op de snare wordt gespeeld, hoor je nu elk figuurtje afzonderlijk op een tom. Op een 5 delige set kun je precies per tel 1 figuurtje spelen. Rechtsom vanaf de snare naar de toms. Voor verdere gehoortraining kun je dan deze plekken kris-‐ kras door elkaar husselen. Dus bijvoorbeeld van tom3, naar snare, naar tom 2 en naar tom 1. Daarmee zorg je ervoor dat je handen dezelfde slagvolgorde hebben, maar dat het toch totaal anders klink. Door zo een melodie te geven aan figuurtjes ga je ze ook beter herkennen. Bijvoorbeeld wanneer je muziek wilt gaan ontleden, ga je die figuurtjes sneller herkennen en kun je ze dus gaan spelen/reproduceren. Deze gehoorontwikkeling is cruciaal voor snelheid en ook voor het kunnen spelen wat je in je hoofd voorstelt hoe iets moet gaan klinken. Hier zit ook weer het ‘op je oren spelen’ of alleen ‘van blad spelen’. Want wanneer je de voorstelling in je hoofd wil gaan spelen, moet je niet nadenken HOE je het wilt gaan spelen, maar moet de klank in je hoofd het uitgangspunt zijn. Niet welke hand iets moet doen. Je gaat op deze manier op je oren spelen, maar dan wel gecontroleerd. Het nadenken over welke hand iets moet doen, kost te veel tijd waardoor je de trommels zult gaan missen.
Figuur 2 Cyclus van ontwikkeling
De Moeller techniek (Wikipedia, 2013) (Mayer, 2013) is de spil tussen langzaam en snel. Door de armbeweging (wat de basis van de Müller techniek is) zal de student in staat zijn om meerdere slagen uit 1 arm beweging te halen. Dat betekent voor een dubbel slag, dat je met 1 arm beweging 2 slagen zult horen. Of terwijl; je bent altijd 2 keer zo snel als je enkelslag. Dat is praktisch onhaalbaar omdat je snelle enkelslagen al met de Müller beweging zult gaan maken, maar dit uitgangspunt biedt veel mogelijkheden. Deze ‘snelheid’ blijkt voor iedereen toegankelijk. Dit in tegenstelling met het trainen van je enkelslagen. Ik vergelijk het zelf met een korte conditie, omdat wanneer je dit niet oefent je snel snelheid verliest. Met de Müller techniek heb je altijd direct toegang tot snelheid; dus de lange conditie.
9
De meeste gebruikte slagen zijn de enkel-‐ en dubbel slagen. In paradiddles komen ze ook allemaal weer terug. Dat maakt dat de paradiddle ook niks raars is, maar een logisch gevolg. Door een dubbelslag, schuift je handzetting op (RLRRL de 5de had een linker moeten zijn). Dit zorgt ervoor dat je met een hand op plekken kunt komen waar normaal de andere hand zou moeten komen. Improvisatie Door een student een bepaalt ritme te laten spelen en daarbij te vragen er een al eerder geleerd onderdeel in te verwerken, is een live demonstratie of de student werkelijk het trucje/oefening heeft begrepen. Daarnaast word de oefening nuttiger omdat je het gebruikt. Het zelf mixen van verschillende oefeningen kun je zien als improvisatie. De ultieme test hiervan is wanneer het toepasbaar wordt in een band (het werkveld). 10
Band Het fenomeen 'in een band spelen' is ook een belangrijke leerschool voor alle instrumentalisten. Wanneer je weet waar je binnen een band op kunt letten en wat je er mee kunt doen, zal een student ook zichzelf nieuwe dingen kunnen gaan aanleren. Eerder kwam al het leren herkennen van figuurtjes (bijvoorbeeld uit een drumboek). Die kennis komt hier ook goed van pas: wanneer een mede bandgenoot een loopje speelt kan de drummer hier op in haken. Elke muzikant heeft zo zijn eigen favoriete ritmische en melodische lijntjes en wanneer een andere bandlid daar wat mee doet, zet dat deze riff veel meer kracht bij. Grote kans dat degene die deze riff naspeelt zelf nooit op dat idee was gekomen. Wanneer je wilt reageren op een mede bandlid, moet je technisch in staat zijn dat te kunnen. Wanneer een drummer te kort komt is dat een mooie aanknopingspunt voor in de les. All in one Je hoeft geen technisch hoogstaande drummer te zijn wil je een veel gevraagde muzikale drummer te worden. Wanneer je als drummer goed op de basgitaar let en zorgt dat je vaak met hem samen zit, en van de slaggitarist veel slagjes mee probeert te pakken als gohst-‐notes, dan staat de band veel meer als een huis. Alles valt beter in elkaar en dat zorgt voor een solide fundament. Bij beginnende bands is het altijd een probleem dat het zo rommelig klinkt. Dit is dus wat er mis gaat. Sommige drummers horen dit van nature, maar met een beetje aandacht (en wanneer je weet waar je moet zoeken) kan de band veel strakker worden gemaakt. Een must is dus dat de muzikanten hun trucje (het liedje en hun deel daarin) kennen, daarna naar elkaar gaan luisteren wat iedereen doet. Dit maakt dat de band dan alles een puzzel in elkaar zal gaan passen. Hier dus ook weer: je hebt een trucje (liedjes/oefening/enz.) en wanneer je die goed kent (dan wordt het saai) ga je een stap verder door goed naar elkaar te luisteren (gehoortraining). Dus goed luisteren of iedereen de accenten op het zelfde moment pakken. Wanneer dit niet gebeurd, moeten de muzikanten instaat zijn om met hun technische bagage hun partij aan te passen zodat alles beter samen past. Andere aanknopingspunten zijn bijvoorbeeld lange noten van een bassist, om die mee te pakken met een open hihat. Een muzikale drummer is een drummer die instaat is om in zijn ritme de band samen te laten komen. Door je ritme te spelen en gaandeweg te luisteren wat er om je heen gebeurd en dat te integreren in je spel is het hoogst haalbare muzikale doel. Om dat bewust te kunnen is er al veel techniek nodig, ondanks dat het doel heel logisch en simpel klinkt. Om dit te kunnen zijn de weer dezelfde ingrediënten nodig: plaatsingsoefeningen (om technisch instaat te zijn, slagen op de juiste plek te kunnen inzetten), getraind oor (horen/herkennen wat de andere doen)
11
Persoonlijke noot Studenten zijn met deze trucjes ook dingen in hun eigen leven gaan aanpakken. Zoals het luisteren naar anderen, het wel of niet overnemen van zaken, het anders leren van woordjes, enz... het mooie is dat nu het om het drumstel gaat en daar over gepraat kan worden. Het gaat nu niet direct op de man af, maar je eigen manier van werken komt wel boven tafel. Vaak blijkt dit niet efficiënt en door het te proberen bij het drummen, komt de student ook in aanraking met andere manieren van aanpak. Dat is het mooie aan muzieklessen. Je leert een instrument bespelen, maar met de juiste doelen, kan er nog veel meer bij worden geleerd. Daarnaast blijken dus ook de trillingen van geluid een positief effect te hebben op het wel zijn van de mens. In mijn persoonlijk optiek is het de kunst om een situatie te creëren waarbij de student maximaal tot zijn recht kan komen. Ik ben daarom een grote voorstander van 1 op 1 lessen en een persoonlijke positieve aanpak waarmee je het lesmateriaal aanbied. Wanneer een student dan ook nog eens ervaart hoe de dingen ontwikkelen en merkt daar hij/zij zelf aan ten grond slag te liggen (eigen inzet, de mogelijkheden te ervaren van het geen deze dan kan/geleerd heeft, instaat zijn zelf ritmes te maken, binnen een band ervaren wat jouw impact is, enz.), geeft dat zoveel vertrouwen en energie om daar mee verder te gaan/zaken aan te pakken. Een student moet leren om te kiezen voor de zaken waarbij hij/zij zich goed voelt. Daardoor ontstaat er een positieve energie om de student heen die kracht geeft bij alles wat deze doet. Voorbeelden uit de praktijk wat betreft persoonlijke positieve aanpak 1. Een jongetje van 8 was heel druk. Na verschillende lessen en gesprekjes en het onvermogen te concentreren, kwam ik erachter dat hij zelf last had van zijn drukte. Hij werd op school ook gepest omdat hij niet kon voetballen. Hij was namelijk met zijn gedachten al zo ver dat de bal al in het net lag, terwijl hij nog niet eens getrapt had. Doordat hij niet met zijn gedachten bij de bal was, miste hij heel vaak de bal. Hij wilde heel graag voetballen, maar hij kon het dus niet. Mijn oplossing was om met hem heel duidelijk te gaan drummen. Door relatief hard te drummen, zette hij duidelijk zijn slagen neer waar hij dat wilde. Zo wonnen we langzaam wat vertrouwen terug en konden we steeds het ritme wat verder verdiepen. 2. Bijna een zelfde geval heb ik ook met kinderen met over gewicht. Door het gewicht/massa hebben ze niet de controle over de snelheid waarmee ze hun ledematen aansturen. Door “extra hard” te drummen, krijgen ze meer grip op hun bewegingen/timing. 3. Sommige studenten proberen zo hard onder hun huiswerk uit te komen, dat ze verveld gaan doen en tijd proberen te rekken. Ik ben daar heel simpel in dat ik hun dan ook niks kan leren. Er moet een bereidheid zijn vanuit de student. Wanneer niet, dan houd het op. Hiermee geef je ze namelijk een koekje van eigen deeg. Ze blijven steken en komen niet verder. Dat wordt vanzelf een keer vervelend/saai en dan ontstaat de bereid weer vanzelf. Of de student vind het instrument gewoon niet leuk. Maar door deze bal bij hun neer te leggen, voelen ze de consequenties van hun eigen gedrag en moeten ze daar naar ook leren handelen. 12
Overkoepelend leermodel Mijn doel van dit schrijven is het duidelijk maken van mijn manier van lesgeven. Ik ben zelf van mening, dat deze visie ingezet kan worden voor alle vormen van lesgeven/kennis overdracht. Deze filosofie komt bijvoorbeeld ook terug bij mijn manier van het stemmen van trommels. Daarover is een interview te lezen op www.drumservice.eu (Meijer, 2012). Van iedereen wordt gevraagd zelfstandig te kunnen werken in de maatschappij. Maar daarnaast moet je ook bijzonder zijn, omdat er van iedereen verwacht wordt met kop en schouders boven het maaiveld uit te steken. Maar wat doe je wanneer iedereen dat doet? Dat wordt hopeloos. In mijn manier van lesgeven is ingesloten dat bijzonder zijn, al iets is wat je in je hebt. Wanneer iedereen werkelijk zichzelf kan ontwikkelen, kan iedereen de dingen ontwikkelen die het beste bij diegene past. Door te doen waar je je het beste bij voelt, zorgt dat je het maximale uit jezelf haalt, omdat je dat nu eenmaal het leukst vind. Er is niet 1 lesmethodeboek die voor iedereen goed werkt. Maar dat neemt niet weg dat iedereen op een hoog niveau gebracht kan worden. Voor groepslessen gaat dit niet direct op, daar zulk je altijd te maken hebben met de groepsdynamiek. Hier werkt het wel wanneer er sprake is van een gezamenlijk leerdoel, maar de ontwikkeling van de student zal eerst moeten plaatsvinden.
Figuur 3 Basaal overzicht lesgeven
Dit schema geeft heel simpel het lesgeven weer. Maar de grote truc zit hem in de transitie van de leerstof. De persoonlijke aandacht is het gedeelte om tot de student door te dringen. Niemand kan er dan ook meer omheen lopen, omdat de ernst en nut van de leerstof duidelijk wordt gemaakt. Wanneer iemand er niks meedoet, kan ook worden laten zien wat de student erdoor misloopt. Daarna is de keuze aan de student en valt het onder zijn/haar verantwoordelijkheid. Daarmee leg je de bal bij de student. Wanneer deze ervoor kiest er niks mee te doen, is de student daar zelf verantwoordelijk voor en komt de vooruitgang stil te staan. Dat gaat de student vanzelf vervelen en dan komt de student er zelf wel mee terug. Wanneer drummen iets is wat de student gewoon echt niet wilt, dan komt dit ook meteen boven tafel. Het is allemaal veel directer en de snelheid van de ontwikkeling ligt meer bij de student. Alle kanten van de leerstof moeten bij de student aankomen, omdat hierin het verschil zit tussen iets reproduceren of iets napraten: tussen besef en op goed geluk iets gokken.
13
Wens Ik hoop hiermee in dialoog te komen met geïnteresseerden en critici, om mijn eigen (maar misschien ook van andere) lespraktijk te kunnen verbeteren. Er zijn nog genoeg andere mensen die ook bezig zijn met andere kijk op educatie. Out of the box denken en durven te zoeken naar ontwikkeling. Andere kunnen ook beter de ‘must’ omschrijven. In de Bibliografie staan wat meer voorbeelden van TED filmpjes die hier expliciet over gaan.
14
Bijlagen 1. Voorbeeld plaatsingoefening:
Figuur 4 Plaatsingsoefening
Hier gaat het dus om het plaatsen van accenten. Daarmee vergroot je ook meteen de dynamiek in iemand spel. Dit is wel voor een wat gevorderde, dat komt omdat er concentratie en uithoudingsvermogen worden gevraagd. Maar het resultaat is snel merkbaar. Dit is een heel efficiënte oefening
15
2. Voorbeeld van een ‘simpel’ ritme dat verbouwd word met opties die reeds geleerd/bekend zijn.
Figuur 5 Alles kennis inzetten
De opbouw is hier als volgt: 1. De context: een willekeur ritne 2. Van de 2de tel is een paradiddle gemaakt. Het uitgangspunt was de snare. 3. Handzetting 2de tel opgedraaid, zodat je openhanded kunt gaan spelen. 4. De tussen slagen van het 1. op de toms. 5. Hihat ingewisseld voor een basdrum. 16
3. Basisritme
Figuur 6 Het ritme waar elke drummer mee begint.
In de tekst komt de term ‘het basisritme’ regelmatig voor. Hier is dan in noten genoteerd welk ritme daarmee bedoelt word.
17
Bibliografie Benedictus, R. (2004, april 12). Wat de hersenen leren als je slaapt. Bionieuws , 1. Collective Evolution;. (2009). Informatie over Collective Evolution. Opgeroepen op januari 10, 2014, van Algemene informatie: http://www.collective-‐evolution.com Mark, K. (2001). Informatie over het initiatief 'Muziek maakt slim'. Opgeroepen op januari 2, 2014, van Let's make music (non profit burger initiatief): http://www.muziekmaaktslim.nl Martino, J., Barnett, J., & Robinson, K. S. (2014, januari 7). This Is What Happens When A Kid Leaves Traditional Education. Opgeroepen op januari 10, 2014, van Website van CE Collective Evelution: http://www.collective-‐evolution.com/2014/01/07/this-‐is-‐what-‐happens-‐when-‐a-‐kid-‐leaves-‐ traditional-‐education/ Mayer, J. (2013, september 9). Push Pull Technique. Opgeroepen op januari 8, 2014, van Youtube: http://youtu.be/RwOdlZpIBWo Meijer, G. (2012, juni). Informatie over drumservice. Opgeroepen op januari 6, 2014, van Website van Dirk's Drum Service: http://drumservice.weebly.com/drumservice.html Prof. Dr. Scherder, E. (2013, oktober 8). Wat gebeurt er in je hersenen als je muziek luistert? Opgeroepen op januari 8, 2014, van YouTube: http://youtu.be/9Kq3rwjMxTE Valcke, M. (2010). Informatie over de definitie "Metacognitieve vaardigheid". Opgeroepen op januari 7, 2014, van EduWik: http://www.leernetwerkeducatie.nl/mediawiki18/index.php?title=Metacognitieve_vaardigheid Wikipedia. (2013, Juni 22). Moeller method. Opgeroepen op januari 2, 2014, van wikipedia: http://en.wikipedia.org/wiki/Moeller_method
18