Stukken najaarsvergadering 21-11-2006 blz 1
STICHTING EMERITAATSVOORZIENING “S.E.V.” administrateur: mr J. Janssens-Boer Prof. L. Fuchslaan 31 3571 HD UTRECHT e-mail-adres:
[email protected] www.ngk-sev.nl
Utrecht, 19 oktober 2005
AAN de kerkenraden en de commissies van beheer/penningmeesters van de Nederlands Gereformeerde Kerken.
Geachte broeders en zusters, Hierbij nodigen wij u uit uw kerk door één of meer afgevaardigden te laten vertegenwoordigen tijdens de najaarsvergadering van het bestuur met de aangesloten kerken. Zoals eerder gemeld zal deze vergadering worden gehouden op
Dinsdag 21 november 2006 om 20.00 uur in de Jeruzalemkerk, Troosterlaan 65 te Utrecht De agenda voor deze vergadering is aan de ommezijde afgedrukt en de bijbehorende stukken treft u bijgaand aan. De stukken zijn ook te vinden op www.ngk-sev.nl. Indien u onverhoopt verhinderd mocht zijn om de vergadering bij te wonen, stellen wij het op prijs om schriftelijk of per e-mail bericht van verhindering van u te ontvangen. De adresgegevens vindt u bovenaan deze brief. Indien u vragen en/of opmerkingen heeft naar aanleiding van de stukken verzoeken wij u deze tijdig voorafgaande aan de vergadering toe te zenden aan de administrateur. Inmiddels verblijven wij, met christelijke groet en hoogachting, namens het bestuur,
J. Janssens-Boer administrateur
NB: volgens afspraak met de kerken wordt één set vergaderstukken toegezonden aan de kerkenraad en één aan het (door de kerk opgegeven) adres van de Commissie van Beheer of penningmeester. Indien u in deze enveloppe twee sets hebt aangetroffen, is op het door uw kerk ingevulde informatieformulier per 1 januari 2006 het adres van de kerkenraad tevens aangemerkt als het postadres van de Commissie van Beheer en/of de penningmeester. U wordt in dat geval verzocht één set zo spoedig mogelijk aan de Commissie van Beheer c.q. de penningmeester te overhandigen.
Stukken najaarsvergadering 21-11-2006 blz 2
STICHTING EMERITAATSVOORZIENING “S.E.V.”
AGENDA voor de najaarsvergadering 2006 te houden op dinsdag 21 november 2006 vanaf 20.00 uur
1.
Opening
2.
Ingekomen stukken en/of mededelingen
3.
Verslag voorjaarsvergadering d.d. 18 mei 2006 (eerder verspreid)
4.
5.
Bestuurssamenstelling (een voorstel inzake het regulier aftreden en de herbenoeming van diverse bestuursleden is bijgevoegd) Begroting 2007en vaststelling bijdrage 2007 (de begroting en een toelichting daarop zijn bijgevoegd)
6.
De SEV en de nieuwe Pensioenwet (een mededeling is bijgevoegd)
7.
Rondvraag
8.
Sluiting
Stukken najaarsvergadering 21-11-2006 blz 3
STICHTING EMERITAATSVOORZIENING "S.E.V." administrateur: mr J. Janssens-Boer Prof. Leonard Fuchslaan 31 3571 HD UTRECHT tel. 030 - 27 11 915, b.g.g. 27 11 333
NOTULEN van de voorjaarsvergadering 2006 met de bij de Stichting Emeritaatsvoorziening aangesloten kerken, gehouden 18 mei 2006 om 20.00 uur in de Jeruzalemkerk te Utrecht. Aanwezig zijn de bestuursleden: H.G. Bronsveld-Taute (voorzitter), J.G. van Dalen, J. van ’t Hof, W.H. Martens, F.W. Meijer, H. van Rees, W. van Veen en A. Wattèl (adviseur), alsmede zr J. Janssens-Boer (administrateur). Afwezig: H. Strating Volgens de presentielijst zijn de volgende 26 kerken door afgevaardigden vertegenwoordigd: Amersfoort-N. Amstelveen Arnhem Baarn Breukelen Doorn Heemstede
Heerde Hengelo Houten Kampen Krommenie Langerak Leerdam
Loosdrecht Nunspeet Nijverdal Oegstgeest Rijswijk Urk Wapenveld
Wezep Wormer IJsselmuiden Zalk Zeist
De volgende 28 kerken hebben bericht van verhindering gezonden: Alkmaar Almkerk-Werkendam Amsterdam-C. Apeldoorn Dalfsen Doetinchem-Velp Dordrecht
Ede Emmeloord Enschedé ’s-Gravenhage-Havenk. Haarlem Hardinxveld-Giessendam Den Helder
Katwijk Maassluis Maastricht Marknesse Nieuwegein Nijmegen Rotterdam-A.
Rotterdam-O. Sliedrecht Steenwijk Voorthuizen-B. Westbroek Zoetermeer Zwolle CCC
1. Opening De voorzitter, zr Bronsveld, opent de vergadering en leest Spreuken 2: 1-11. Zij overweegt dat in dit stukje twee lijnen te zien zijn met betrekking tot de wijsheid. De dichter zegt dat wijsheid iets is waarnaar je moet zoeken, als naar verborgen schatten. Kennelijk ligt de wijsheid van God niet voor het oprapen. We moeten er zelf moeite voor doen, door Gods woorden aan te nemen en ze te doen en op die manier worden je oren geopend en neigt je hart naar verstandig inzicht. Het is een proces dat onze hele inzet vraagt. Die zoektocht leidt uiteindelijk tot het verstaan van de vreze des Heren en het vinden van kennis Gods. Dat is geen verstandelijke kennis; God kennen is bijna hetzelfde als God liefhebben. Vervolgens komt er ook een andere lijn in het stuk en die is dat de Here wijsheid schénkt. De wijsheid begint bij God en Zijn woord en het is een geschenk aan ons. Wijsheid is hier niet een algemeen menselijk begrip, maar iets dat echt aan God zelf verbonden is. Hij is degene die wijsheid openbaart. Hij geeft recht en bescherming en doordat Hij waakt over het recht, zullen wij het recht en de gerechtigheid ook gaan verstaan en gaan zien wat goed is. Dan zal wijsheid in ons hart komen en onze geest doordringen en ons ook behoeden voor verkeerde handel en wandel. Wijsheid is dus een gave van God en tegelijkertijd iets waarvoor we veel moeite moeten doen. Als we wijsheid ontvangen leidt dat niet alleen tot een goede verhouding met God, maar ook tot een goede verhouding met mensen. De wijsheid zorgt dat we op de goede wegen blijven. Dat geldt voor ons persoonlijk, maar ook voor ons functioneren als SEV. Er is veel onduidelijkheid over de toekomst, over wat goed is, over de weg die we moeten kiezen. Ook hier geldt dat, als we steeds weer eerst zoeken naar Gods wijsheid, Hij belooft dat Hij ons op de goede wegen zal leiden. Spreekster hoopt dat bestuur en kerken ook op die manier samen de weg zullen vinden in de toekomst. Vervolgens gaat zr Bronsveld de vergadering voor in gebed en laat daarna zingen lied 326: vers 1 en 5. 2.
Ingekomen stukken en mededelingen
Zr Bronsveld meldt het volgende: a. Van 28 kerken is bericht van verhindering ontvangen. b. De najaarsvergadering zal D.V. plaatsvinden op maandag 13 november 2006. c. Er is een brief ontvangen uit Kampen en een e-mail uit Amstelveen; beide hebben betrekking op de discussie van 20 april jl. Het bestuur zal beide meenemen in de verdere discussie over de toekomst. d. Het bestuur is voornemens een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten. Niet vanuit de angst dat het verantwoordelijk wordt gesteld vanwege onbehoorlijk bestuur; wel tegen de achtergrond dat, in geval van aansprakelijkstelling, de kosten van verweer excessief hoog zijn.
S.E.V. voorjaarsvergadering 18 mei 2006
-1-
Stukken najaarsvergadering 21-11-2006 blz 4
e.
f.
3.
Naar aanleiding van de toezegging die in de najaarsvergadering is gedaan, heeft het bestuur besloten om niet in te gaan op het verzoek van br Van der Merwe (Dronten) om splitsing van de premie in een emeritaats- en een arbeidsongeschiktheidsdeel. Het bestuur heeft overwogen dat zo’n werkwijze de indruk zou kunnen wekken dat de SEV voor een deel van de bijdrage (nl. dat deel dat is gerelateerd aan dekking van het arbeidsongeschiktheidsrisico) slechts fungeert als doorgeefluik van de herverzekeringspremie. Die veronderstelling is niet juist. Het bestuur hoopt na behandeling van het jaarverslag nog gelegenheid te hebben om terug te komen op het wetsvoorstel voor een nieuwe Pensioenwet. Spreekster meldt alvast dat, na het eerdere gesprek met het ministerie van SZW, op 23 juni nog een gesprek zal volgen met vertegenwoordigers op het hoogste niveau van De Nederlandsche Bank (DNB). De gesprekken vinden plaats samen met vertegenwoordigers van de Vereniging Samenwerking Emeritering (VSE), de Chr. Geref. Emeritikas en vermoedelijk ook de emeritaatsfondsen van de Gereformeerde Gemeenten en de Unie van Baptistengemeenten. Inmiddels hebben de SGP en de VVD de Minister vragen gesteld over de toepasselijkheid van deze wet (en verwante wetten) voor de emeritaatsfondsen. De Minister heeft op die vragen geantwoord dat zodra een uitkering de kenmerken van een pensioen vertoont, het fonds onder toezicht moet komen. Hoe dat in de praktijk vorm moet krijgen, is nog niet bekend. De SEV heeft zich altijd gespiegeld aan de voorschriften voor andere fondsen; de kans is daardoor groot dat ondertoezichtstelling volgt. Meer helderheid hoopt het bestuur te krijgen in het gesprek met DNB. Verslag najaarsvergadering d.d. 17 november 2005
Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld. 4.
Bestuurssamenstelling
Zr Bronsveld memoreert dat br Meijer na zijn verlengde zittingsperiode in de najaarsvergadering zal aftreden. Br van Veen is destijds benoemd als zijn opvolger. Ook br Strating vertrekt in het najaar uit het bestuur; hij is opgevolgd door br Van der Molen. Br Wattel, die nu adviseur is, zal vertrekken zodra de discussie over de toekomst is afgerond. Met het vertrek van de brs Meijer en Strating zou het bestuur, dat nu bestaat uit negen leden (plus adviseur), na de najaarsvergadering inkrimpen tot zeven leden (plus adviseur). De beleggingscommissie bestaat dan nog uit twee leden. Het bestuur vindt het wenselijk dat er een bestuurslid bij komt en zoekt met name een persoon die ook affiniteit heeft met beleggingen, zodat ook de beleggingscommissie weer kan worden versterkt. Zr Bronsveld verzoekt de kerken om namen te noemen van geschikte kandidaten, zodat zo mogelijk in de najaarsvergadering in de vacature kan worden voorzien. 5.
Jaarverslag 2005
Naar aanleiding van de hoofdstukken 1 en 2 van het bestuursverslag zijn er geen vragen of opmerkingen. Br Van der Molen licht het financiële gedeelte toe aan de hand van hoofdstuk 3 van het bestuursverslag. Spreker memoreert dat dit de eerste keer is dat hij verantwoordelijk is voor de opstelling van de jaarrekening en de presentatie daarvan. Hij is dan ook nog druk bezig om zich in te werken. Hij is daarom des te verheugder dat actuaris en de accountant uitermate tevreden waren met de geleverde stukken. Spreker merkt op dat het behalen van de oorspronkelijke doelstelling, namelijk een dekkingsgraad van 115%, een goed resultaat is. Daar mogen we best blij mee zijn en we mogen het ervaren als een zegen op ons werk. Het bereiken van het streefniveau heeft te maken met het feit dat het vermogen behoorlijk is gegroeid. Om een goede beoordeling te maken van die dekkingsgraad heeft het bestuur op pagina 9 van het verslag de Voorziening Pensioenverplichtingen (VPV) ook tegen een rekenrente van 3% opgenomen. Als dat percentage tot uitgangspunt wordt genomen, resteert een dekkingsgraad van 104%. Hieruit blijkt dat een rekenrente die 1% lager is, ongeveer een nadelig effect heeft van 15% op de dekkingsgraad. Spreker memoreert dat de dekkingsgraad bestaat uit twee belangrijke componenten: de beleggingen enerzijds en de Voorziening Pensioenverplichtingen (VPV) anderzijds. Hij laat beide kort de revue passeren. beleggingen In de beleggingssfeer heeft het bestuur in 2005 nauwelijks iets kunnen doen vanwege de extreem lage rente; de portefeuille is dan ook nauwelijks gewijzigd. Een relatief groot bedrag is ook in 2005 aangehouden op een internetspaarrekening; het is bestemd om te worden belegd in enigszins goed renderende obligaties. Daartoe hebben zich in 2005 geen kansen voorgedaan maar inmiddels is in 2006 een deel van het bedrag herbelegd in obligaties. De rente is nog stijgende, de hoop is dat deze ontwikkeling doorgaat. S.E.V. voorjaarsvergadering 18 mei 2006
-2-
Stukken najaarsvergadering 21-11-2006 blz 5
De resultaten zijn dit jaar sterk beïnvloed door de koersstijging van de laatste maanden in 2005. De indirecte resultaten (waardestijgingen) belopen EUR 1.000.000, naast de directe resultaten van EUR 790.000. Al met al toch nog een goed jaarresultaat op beleggingen. De AEX steeg in 2005 met 25% waardoor het bestuur een goed totaalrendement op de aandelenportefeuille kon noteren. Vastgoed rendeerde wat minder dan in 2004, maar nog steeds goed. De Voorziening Pensioenverplichtingen en de Rekenrente: De VPV is sterk afhankelijk van de rekenrente die wordt gehanteerd. De rekenrente is het veilige en voorzichtige rentepercentage waartegen de VPV wordt berekend. De rente op staatsleningen lag het gehele jaar onder de altijd als veilig beschouwde 4% rekenrente. Dat heeft ook binnen het bestuur van de SEV nogal wat discussie teweeggebracht, o.a. met betrekking tot de in de voorliggende jaarrekening te hanteren waarderingsgrondslag. Daarbij zijn de volgende vragen uitgebreid aan de orde geweest: a. Blijven wij ons spiegelen aan de pensioenwereld en de voorschriften die De Nederlandsche Bank (DNB) hanteert voor pensioenfondsen? b. Wat gaan de rente de komende tijd doen? c. Wat vinden wij zelf een veilige rekenrente? Welk percentage zouden we zelf graag hanteren om een goed, gedegen beeld te geven van het vermogen van het fonds? Uiteindelijk heeft het bestuur besloten de rekenrente te handhaven op 4 % of lagere marktwaarde. Daarbij speelde een rol dat de rente begin 2006 een toch weer wat stijgende tendens te zien gaf. Over dat besluit is overleg gevoerd met accountant en actuaris, die er volmondig mee konden instemmen. Voor de lagere marktwaarde heeft DNB voor pensioenfondsen de rentetermijnstructuur (RTS) voorgeschreven. In ons geval komt deze uit op een gemiddelde rekenrente van 3,71% en daarom is de VPV gecalculeerd op een rekenrente van 3,71%. Het verschil tussen die 4% en 3,71% is terug te vinden op pag. 9 en 13: in het overzicht van de VPV is een “aanvulling voorziening vanwege de lage rentestand” opgenomen van EUR 640.000. Als we een rekenrente van 3% zouden hanteren, dan zou daar nog eens EUR 1.700.000 bovenop komen. Spreker meldt dat de actuaris in zijn calculaties ten behoeve van de beoordeling van de financiële positie rekening heeft gehouden met de regels van DNB. Hij heeft aldus gerekend met een buffer voor eventuele waardedaling van de portefeuille van 17% (obligaties: -10% en aandelen -25%) en 5% buffer voor algemene risico’s, beide gerelateerd aan de minimaal noodzakelijke VPV. Die calculatie leidt tot een dusdanig hoge vereiste buffer dat het vermogen ca. EUR 1.200.000 tekort schiet. Dan resulteert een dekkingsgraad van 94% en daarmee is het oordeel “matig” gegeven. Als we dus volledig willen voldoen aan alle eisen van DNB dan zou het vermogen EUR 1.200.000 meer moeten bedragen. Br Rietkerk (Doorn) informeert naar de benchmark voor het rendement bij onze beleggingsmix. Br Van der Molen antwoordt dat in de begroting rekening is gehouden met de volgende rendementen: obligaties 3,4%, aandelen 6,4%, vastgoed 5,4%, totaal 4,2%. Onder verwijzing naar de in het jaarverslag genoemde percentages constateert br Van der Molen dat het gerealiseerde rendement ruim boven het begrote rendement zit. Een externe vergelijking is wat lastig, gezien het feit dat de beleggingsmix bij elk fonds weer anders is. De SEV heeft een vrij oud deelnemerbestand, de gemiddelde leeftijd is hoog, waardoor het percentage aan obligaties in de beleggingsmix wat groter is dan bij andere fondsen. Een jong pensioenfonds kan meer in aandelen beleggen en behaalt aldus een hoger totaalrendement. Br Van Rees licht aan de hand van blz. 13 van het jaarverslag de mutaties in de VPV toe. Er is EUR 950.000 aan uitkeringen uitgegeven en er hebben diverse toevoegingen plaatsgevonden. Spreker refereert aan de toelichting van br Van der Molen bij de extra “aanvulling voorziening vanwege de lage rentestand”, van bijna EUR 640.000. De rentestand op dit moment is zodanig dat de toevoeging nú niet nodig zou zijn geweest. Een balans is nu eenmaal een momentopname. Spreker licht nog het verslag van de externe actuaris toe. Diens berekening is gebaseerd op de regelgeving voor gewone pensioenfondsen (actuariële principes pensioenfondsen, APP). Na verwerking van de buffers komt de actuaris uit op 94%; dat percentage is de vergelijking tussen het vermogen enerzijds en de VPV plus de berekende buffers anderzijds. De vergelijking tussen de berekende dekkingsgraad van 115% en de door de actuaris gecalculeerde 94% toont aan dat in de APP buffers van 20% verwerkt zitten. Br Van der Molen merkt nog op dat de door de actuaris gehanteerde voorschriften voor pensioenfondsen uitgaan van een veel hoger kostenniveau dan de SEV heeft. Als de actuaris dat verschil er uit filtert, komt hij op meer dan 95%, hetgeen het oordeel “voldoende” zou opleveren. Spreker memoreert dat de actuaris over 2001 uitkwam op een percentage van 89,2%; aldus beschouwd staan we er ook in dat opzicht nu beter voor. Br Scholten (Rijswijk) komt terug op het gestelde over de beleggingsmix. Hij stelt vast dat de totale bijdrage van alle kerken per jaar ongeveer gelijk is aan het bedrag dat per jaar aan uitkeringen wordt betaald. Spreker tekent aan dat de nadruk moet liggen op het beleggingsbeleid en het resultaat dat daarmee wordt behaald. Een rendementsverhoging van EUR 600.000 levert immers een stijging van de dekkingsgraad op met 5%. Een stijging van het rendement levert dus veel meer op dan een bijdragestijging van een paar euro, die anderzijds voor de kerken wel zwaar aantikt. S.E.V. voorjaarsvergadering 18 mei 2006
-3-
Stukken najaarsvergadering 21-11-2006 blz 6
Br Meijer vindt dat een essentiële vraag. Br Scholten heeft gelijk als hij zegt dat het rendement hoger zou kunnen zijn als meer in aandelen werd belegd. Spreker memoreert dat de SEV ooit alleen in obligaties belegde; die leverden veel meer rente op dan de 4% rekenrente. Toen de obligatierente daalde, werd het verschil tussen de opbrengst en de rekenrente van 4% te klein. Ook omdat het bestuur de intentie heeft om de inflatie te compenseren, moest het maatregelen nemen en is besloten ook in aandelen te beleggen. Dat moest echter gebeuren met een fonds dat in feite geen eigen vermogen heeft; dit in tegenstelling tot andere pensioenfondsen, die doorgaans een groot eigen vermogen hebben. Zo’n fonds kan dan ook grotere risico’s nemen dan de SEV. Daarom is destijds besloten om deels in aandelen te gaan beleggen, maar daar zeer prudent mee om te gaan, omdat de SEV niet in staat is om grote risico’s te dragen. Bovendien is als uitgangspunt genomen dat geen speculatieve overwegingen mochten meespelen. Destijds werd uitsluitend in beleggingsfondsen belegd; inmiddels is daar van afgestapt en wordt ook in individuele fondsen belegd. Gezien de vermogenspositie (die eigenlijk ontbreekt) kan de SEV in de beleggingsmix niet verder gaan dan de huidige percentages aan aandelen. Br Scholten vraagt zich af of die principes, die golden bij een dekkingsgraad van 90%, ook nog moeten gelden bij een dekkingsgraad van 115%, met andere woorden: is die hogere dekkingsgraad geen aanleiding die mix wat aan te passen, zeker nu de rek er qua premiestijging bij de kerken ook wel uit lijkt te zijn. Br Meijer wijst op de regel dat er een nauw verband is tussen rendement en risico. Dat is ook de reden dat DNB buffers eist voor de risico’s die je als fonds loopt. Het bestuur is er voor zichzelf van overtuigd dat grotere risico’s niet verantwoord zijn omdat de SEV eigen vermogen ontbeert. Br Van der Molen verwijst naar de aan te houden buffers voor aandelen en obligaties, zoals vermeld het actuarieel verslag. Als je die hanteert moeten we EUR 1.200.000 meer aan vermogen hebben, ondanks onze dekkingsgraad van 115%. Gezien de doelstelling (het garanderen van de uitkeringen aan emeriti en nabestaanden) kunnen we geen grotere risico’s nemen. Dat we een relatief duur fonds zijn, is vanwege het “oude” predikantenbestand een gegeven. Bij een normaal fonds zou dat óók leiden tot hoge premies, aldus br Van der Molen. Zr Bronsveld stelt ten slotte vast dat de vergadering zich kan vinden in het jaarverslag en dankt degenen die hebben bijgedragen aan de totstandkoming ervan. 6.
Studie deelnemerschap kosten(dekking) SEV-pensioen
Zr Bronsveld meldt dat het DNB-toezicht op grond van de nieuwe Pensioenwet in zicht lijkt te komen. De consequenties daarvan voor de SEV zijn nog niet bekend. Het ministerie stelt zich op het standpunt dat er, zodra de regeling kenmerken vertoont van een pensioenovereenkomst, sprake moet zijn van toezicht. Of dat toezicht voortvloeit uit de Wet Financieel Toezicht, die geldt voor verzekeringsbedrijven of uit de Pensioenwet of uit de Wet verplichte deelneming beroepspensioenregeling, maakt het ministerie niet uit. De PKN opteert er voor om onder de nieuwe Pensioenwet te vallen. Dat is niet automatisch het geval, daarvoor is een speciale aanwijzing nodig, waardoor de predikanten worden gezien als werknemers in de zin van de Pensioenwet. Een dergelijke aanwijzing zou in principe alleen voor alle predikanten kunnen worden gegeven, dus ook voor de predikanten buiten de PKN. Volgende vraag is, of sprake is van een pensioenovereenkomst in de zin van de nieuwe Pensioenwet. Zo nee, dan is deze wet niet van toepassing. De SEV heeft zich altijd zoveel mogelijk gespiegeld aan “normale” pensioenfondsen en dat bepaalt nu mede het antwoord op bovenstaande vraag. Het regime van de nieuwe wetgeving heeft grote consequenties op het gebied van de financiële zekerheid. Als de normen van DNB voor de aan te houden buffers ook gaan gelden voor de SEV, betekent dat dat de dekkingsgraad omhoog moet. Als niet aan de normen wordt voldaan, dan zullen in het kader van een op te leggen herstelplan de bijdragen omhoog moeten. Er moet sprake zijn van een kostendekkende premie, er worden eisen gesteld aan de samenstelling en de kwaliteit van het bestuur (w.o. paritaire samenstelling “werkgevers/werknemers”). Op dit moment worden de bestuursleden statutair benoemd door de kerken; de statuten mogen op dat punt niet gewijzigd worden. Het is niet bekend in hoeverre al deze in de nieuwe Pensioenwet opgenomen bepalingen ook op de emeritaatsfondsen van toepassing zullen zijn. Het ministerie erkent wel dat een predikant geen werknemer is en dat is een principieel punt. In een gesprek op 23 juni met vertegenwoordigers van DNB hoopt het bestuur meer te horen van de denkrichting van DNB. Spreekster refereert aan de bijeenkomst op 20 april over de toekomst van de SEV, de te kiezen rekenrente, eventuele herverzekering, eventuele opname van pastoraal werkers in de regeling, de bijdrageverdeling. Spreekster vraagt of er naar aanleiding van die bijeenkomst nog gedachten bij de afgevaardigden zijn opgekomen. Zij tekent daarbij aan dat de ontwikkelingen rond de nieuwe pensioenwet en de komende discussie met DNB het beeld van de studie fors heeft gewijzigd. Het bestuur wil graag meer duidelijkheid alvorens op dit moment de studie te vervolgen. Br Koning (Baarn) is voor het eerst betrokken bij de SEV en spreekt op persoonlijke titel. Solidariteit is een groot goed, in de kerken en bij pensioenfondsen. Spreker refereert aan een oude brochure van de Stichting van de Arbeid, getiteld “Pensioenkosten zijn arbeidskosten”. Dat betekent dat de pensioenkosten horen bij het dienstverband van de predikant. De gedachte van het bestuur om de helft te laten betalen via een bedrag per lid en de rest met een omslag per predikant, spreekt hem aan: daar zit een stuk solidariteit in.
S.E.V. voorjaarsvergadering 18 mei 2006
-4-
Stukken najaarsvergadering 21-11-2006 blz 7
Spreker stelt echter vast dat bij iedere verandering, van welke aard en omvang ook, kerken die minder gaan betalen zich stil zullen houden en de kerken die meer moeten gaan betalen, zich roeren. Hij raadt het bestuur daarom aan eerst de lijn uit te zetten waar het over 10 jaar wil zijn met de bijdrageverdeling en dan te bepalen hoe we daar in bijv. 10 stapjes kunnen komen. Dat advies geldt ook de verdeling waaraan hij eerder refereerde. Br Wattèl merkt op dat het toezicht (in welke vorm dan ook) wellicht het begin van het einde van de SEV inluidt. De SEV wil graag op een pensioenfonds lijken; de kerken hebben destijds bij de oprichting niet voor niets bewust gekozen voor de toekenning van rechten aan de predikanten zélf. Dat is een fundamenteel verschil met de situatie van daarvóór en ook nu nog een fundamenteel verschil met bijvoorbeeld de CGK. Daarmee is impliciet gekozen voor een regeling die veel lijkt op een normale pensioenregeling. De gedachte achter de nieuwe pensioenwet is: de bescherming van de pensioengerechtigden. Dat is een goede zaak. Tot nu toe hebben we dat zelf gedaan en we kunnen met enige dankbaarheid stellen dat dat goed is gegaan, maar de vraag is of we daarmee willen en kunnen doorgaan. Als we zouden moeten inspelen op wat de overheid wil, is het een relevante vraag of we als SEV zelfstandig willen blijven of de rechten elders willen onderbrengen. Je kunt dan denken aan onderbrengen van de rechten van de actieve predikanten en het zelf afhandelen van de lopende uitkeringen, of aan totale overdracht. Volgende vraag is, of je dan nog onderscheid moet maken tussen traktementskosten en pensioenkosten of dat iedere gemeente de kosten van de eigen predikant(en) moet dragen - dan is ook daarvoor de SEV wellicht niet meer nodig. Dit alles is een buitengewoon ingewikkelde materie, die te maken heeft met solidariteit, maar ook met de vraag waar je de lasten van de predikanten legt: bij de kerken als collectief of bij de individuele kerken. Als een kerk een predikant heeft die te duur wordt, wordt er dan geld rondgepompt via een “stichting steunbehoevende kerken”? De centrale vraag bij alles is: wie betaalt het? Er is ooit wel eens gedacht aan een “predikanten-BV”, waarin alle predikanten zouden worden ondergebracht. Alle kerken zouden daaraan een bepaalde bijdrage betalen en de BV zou daaruit de predikanten betalen. Kerkrechtelijk een monstrum, volgens spreker, maar het kán heel goed. Hinderlijk is, dat er niet de tijd zal zijn om daar in alle rust over na te denken, maar dat we min of meer ingehaald worden door de nieuwe wet. Het idee “pensioen hoort bij de arbeidsovereenkomst” spreekt br Van den Brink (Houten) erg aan. Het heeft voor- en nadelen. Voordeel is de enorme transparantie. Er zijn gemeenten die veel predikanten hebben in verhouding tot hun ledental, er zijn er die er weinig hebben, er zijn er die naast predikanten pastoraal werkers aanstellen en er zijn er die kosters, musici in dienst hebben. Er zijn ook rijke en arme gemeenten, oude en jonge, met zware of lichte huisvestingslasten. Al die gemeenten hebben op één van die onderdelen solidariteit afgesproken. Dat is alleen reëel als ze over de hele linie vergelijkbaar zijn - en dat zijn ze niet. Spreker wil voorstellen om het model te doordenken dat iedere gemeente alle medewerkers die zij in dienst heeft (predikant, pastoraal werkers, musici, etc.) zelf van salaris en pensioen voorziet. Het kan zijn dat gemeenten daardoor in de problemen komen doordat ze hogere lasten krijgen ten opzichte van de huidige situatie. Misschien kunnen ze die dragen omdat ze op ander front lagere lasten hebben. Misschien kunnen ze die niet dragen. Op dat moment gaat er een ander soort solidariteit spelen in die zin dat steun wordt gegeven aan gemeenten die het moeilijk hebben vanwege het totaal aan lasten waar ze voor staan. Dat is een andere vorm van solidariteit, namelijk gerelateerd aan het totale financiële beeld en niet over een klein stukje daarvan, nl. de pensioenvoorziening. Solidariteit staat in de kerk van Houten hoog aangeschreven en gulheid is één van de elementen in het visiedocument, maar dan een solidariteit die uit te leggen is. Als een gemeente, om goede redenen, vanwege de totale lasten hulp nodig heeft, zal Houten zich solidair tonen. Br Koning wil het bestuur meegeven dat, als de pensioenkosten per deelnemer aan iedere gemeente afzonderlijk in rekening worden gebracht, in het oog moet worden gehouden dat een oudere predikant erg duur is in zijn pensioenkosten en een jongere niet. Het verschil tussen die twee is buiten verhouding en niet redelijk. Daarom pleit spreker voor solidariteit die daarmee rekening houdt. De mengvorm die het bestuur in de vorige bijeenkomst presenteerde, kan daaraan voldoen. Met betrekking tot de door br Wattèl als mogelijkheid genoemde “uitsterfconstructie” merkt spreker op dat de PVK (voorloper van DNB qua toezicht) moeite had met de constructie waarbij de actieven worden overgedragen en de passieven achterblijven. Als dat nog zo is, zal het fonds dus eerder in totaliteit moeten worden overgedragen. Zr Bronsveld vat samen dat br Van den Brink zich afvraagt waarom ten aanzien van slechts één element solidariteit wordt betracht en niet ten aanzien van het totale financiële beeld van een gemeente. Br Koning waarschuwt dat in ieder geval solidariteit moet worden betracht op het punt van de consequenties van leeftijd, omdat anders de kosten gemoeid met een oudere predikant onevenredig hoog zijn en oudere predikanten niet meer beroepen worden. Br Veltman (Kampen) merkt op dat de kerk van Kampen in haar brief heeft aangesloten bij die solidariteit en met name bij het appèl in de bijeenkomst van 20 april om de solidariteit vast te houden. Een verdeling per ziel en per kerk is in de visie van Kampen op zich redelijk. Kampen weet uit eigen ervaring met de zendelingen dat je op individuele basis hele goede regelingen kunt treffen. Het grote verschil is dat een zendeling zich echter over het algemeen levenslang aan een kerk verbindt; bij gewone predikanten is er meer mobiliteit. S.E.V. voorjaarsvergadering 18 mei 2006
-5-
Stukken najaarsvergadering 21-11-2006 blz 8
Als je in die setting individuele verzekeringen treft, krijg je pensioenbreuken, tenzij een volgende gemeente de regeling kan overnemen. Loslaten van de solidariteit levert dus complexe situaties op. Br Rietkerk (Doorn) stelt vast dat de solidariteitsgedachte zoals Houten die invult de reikwijdte van de SEV overstijgt, desondanks nu op de bestuurstafel van de SEV is neergelegd maar daar niet thuishoort. Is Houten bereid dit punt op een volgende regio neer te leggen en wie weet daarna op de Landelijke Vergadering, of is het daar nog niet rijp voor? Spreker wordt steeds enthousiaster van de door br Van den Brink gepresenteerde gedachte, ook tegen de achtergrond van het feit dat er bijv. op het gebied van traktementen geen solidariteit is. Je kunt je in die context afvragen waarom er op het stuk van pensioenen dan wel solidariteit moet zijn. Er zitten wel haken en ogen aan het voorstel en spreker heeft er dan ook nog geen mening over. Zr Bronsveld zou het op prijs stellen als de kerken op de LV tot een mening zouden kunnen komen over het door Houten aangedragen punt. Zij zou initiatieven van de kerk van Houten in de door br Rietkerk aangegeven richting van harte toejuichen. Spreekster vraagt de kerken nog naar hun eventuele visie op herverzekering. In die context voldoe je makkelijker aan de normen van DNB, maar je raakt invloed kwijt en moet gezamenlijk een rekening betalen waar je, anders dan in de huidige situatie, geen invloed op hebt. Br Veltman ziet nog geen standpuntbepaling in de najaarsvergadering plaatsvinden; voortgezette studie is nodig. De kans is dat de keuze niet meer in vrijheid kan worden gemaakt, doordat overheidsmaatregelen de SEV een richting op dringen die anders niet gekozen zou zijn. De gedachte aan herverzekering spreekt hem op zich aan, maar de premieconsequenties zijn nog niet te overzien. Br Meijer merkt op dat toezicht organisatorische consequenties heeft en tot lastenverzwaring zal leiden. In dat opzicht heeft herverzekering aantrekkelijke kanten, ook vanwege de leeftijdsspreiding in een groter fonds. Zo’n constructie werkt echter alleen als de kerken zich binden voor de betaling van de premie. Daar kan geen sprake zijn van vrijblijvendheid; de nota moet nl. wel betaald worden. Br Wattèl onderscheidt naar een situatie waarbij de nota wordt gestuurd naar één instituut dat de rekening verdeelt over de kerken, of een situatie waarbij iedere kerk rechtstreeks haar eigen nota krijgt. Dan heb je het ook over een geheel andere verdeling. Gevraagd naar het voordeel van de eerste variant refereert spreker aan “wat sommigen solidariteit noemen”. Op de vraag van br Rietkerk naar het optrekken met CGK, HHK, GKV etc. antwoordt zr Bronsveld dat die kerken heel andere regelingen hebben. Zo keert de VSE aan de kerken uit en niet aan de predikanten. De CGK kent geen traktements- en diensttijdgerelateerde uitkering: ieder krijgt hetzelfde bedrag. De belangrijkste reden is dat de dekkingsgraden (met 30 tot 50%) zo afwijken dat zo’n samenwerking voor ons allerminst voordelig is. Verder is aansluiting bij PGGM alleen nog mogelijk voor kerken die bij de oprichting betrokken waren. Br Van der Molen merkt op dat hij als penningmeester het liefst zou aansluiten bij het pensioenfonds van de RK bisdommen. Uit een presentatie is hem bekend dat het een rijk fonds is, dat ongehinderd zowel priesters als werknemers verzekert, zodat ook het “houtense” probleem met de pastoraal werkers zou zijn opgelost. Het fonds rapporteert aan DNB maar krijgt geen controle en in voorkomend geval laat de kerk het kerkrecht prevaleren boven de regels van DNB - en DNB accepteert dat. Op de vraag van br Scholten antwoordt zr Bronsveld dat de PKN na de fusie van de drie fondsen over een vermogen van meer dan 1 miljard euro beschikte, met een grote staf. Door deze ontwikkelingen ontstond bij het fonds zelf de behoefte om door toezicht te worden gedekt. Men heeft zelf vastgesteld dat men pensioen uitkeert en heeft met dat standpunt vervolgens het ministerie benaderd. Het ministerie heeft dat zonder verder onderzoek aangenomen en gesteld dat het fonds aldus beschouwd onder toezicht zou moeten komen. Zo is de passage over predikanten van de PKN in de Memorie van Toelichting van het wetsvoorstel beland en het ministerie heeft verzuimd te toetsen in hoeverre die passage ook andere predikanten raakte. Br Van der Molen vult aan dat de PKN een veel centraler geleide organisatie is; de SEV is afhankelijk van individuele, zelfstandige kerken. Dat is een groot verschil. 7. Rondvraag Br Koning informeert naar de kosten van de eerder genoemde bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering. Zr Bronsveld meldt dat het om ca. EUR 2.000 gaat - hetgeen br Koning meevalt. 8. Sluiting Nadat br Meijer de vergadering met dankgebed heeft besloten, sluit zr Bronsveld de vergadering, dankt de afgevaardigden voor hun aanwezigheid en participatie en wenst ieder een goede thuisreis.
S.E.V. voorjaarsvergadering 18 mei 2006
-6-
Stukken najaarsvergadering 21-11-2006 blz 9
STICHTING EMERITAATSVOORZIENING "S.E.V."
Agendapunt 4 - najaarsvergadering 2006
BESTUURSSAMENSTELLING Volgens rooster treedt broeder H. van Rees in de najaarsvergadering 2006 af als bestuurslid van de Stichting Emeritaatsvoorziening. Daarnaast komt thans ook aan het verlengde bestuurslidmaatschap van de brs Meijer en Strating een einde. Br Van Rees Br Van Rees is beschikbaar voor herbenoeming. Gezien het bijzondere belang van br van Rees voor de S.E.V. is het bestuur zeer dankbaar voor zijn bereidheid om de S.E.V. een nieuwe periode van vier jaar te dienen. Het stelt de kerken dan ook gaarne voor om hem opnieuw te benoemen. Br Meijer In de afgelopen jaren hebben de ontwikkelingen binnen de S.E.V. elkaar snel opgevolgd. We denken in dat verband alleen al aan de invoering van een middelloonregeling en de implementatie van de overige maatregelen met het oog op de dekkingsgraad, aan het vervallen van de WAZ en de daarop volgende wijziging van de regeling. Tegelijkertijd deed zich een relatief groot aantal wisselingen in het bestuur voor. In het belang van die continuïteit heeft br F.W. Meijer zich in 2004 beschikbaar gesteld voor herbenoeming voor een periode van twee jaar. Aan het bestuurslidmaatschap van br Meijer komt thans een einde. Br Strating Br Strating gaf eerder aan dat hij na zijn aftreden in 2005 niet beschikbaar zou zijn voor herbenoeming als penningmeester. In de voorjaarsvergadering 2005 kon in zijn opvolging worden voorzien door benoeming van br A.J. van der Molen. Ten behoeve van de overdracht heeft br Strating de bereidheid uitgesproken om nog tot één jaar dus tot de najaarsvergadering 2006, als bestuurslid aan te blijven. Ook aan het bestuurslidmaatschap van br Strating komt thans een einde. Br Wattèl Br Wattèl is afgetreden in de najaarsvergadering van 2005. In verband met de lopende studie omtrent een aantal vragen rond de SEV vond het bestuur br A. Wattèl bereid om het bestuur nog een tijdje als adviseur te dienen. Br Wattèl heeft thans te kennen gegeven zijn adviseurschap te willen beëindigen. De vacatures en de vervulling daarvan De beleggingscommissie, thans bestaande uit br W. van Veen en br A. van der Molen, heeft het bestuur laten weten dat het wenselijk is indien nog een tweede persoon met kennis en vooral ervaring op het gebied van beleggingen wordt aangetrokken. Het bestuur heeft dit advies overgenomen en acht het voorts nuttig om het bestuur te versterken met een persoon die beschikt over algemene deskundigheid op het gebied van pensioenen. Met name met betrekking tot de eerste vacature vraagt het bestuur nadrukkelijk betrokkenheid van de kerken in de vorm van een voordracht. Met betrekking tot de tweede functie is het bestuur nog in gesprek met een kandidaat. Het verwacht u begin november te kunnen informeren over de resultaten van dit contact. Uiteraard is ook voor deze vacature een voordracht voor een geschikte kandidaat zeer welkom. Eventuele schriftelijke voordrachten vanuit de kerken ziet het bestuur graag uiterlijk 11 november tegemoet. U kunt uw voordracht toezenden aan zr Janssens-Boer. Utrecht, 10 oktober 2006 het bestuur van de Stichting S.E.V.
Stukken najaarsvergadering 21-11-2006 blz 10
STICHTING EMERITAATSVOORZIENING "S.E.V." administrateur: mr J. Janssens-Boer Prof. L. Fuchslaan 31 3571 HD Utrecht tel. 030-27 11 915, b.g.g. 030-27 11 333 (privé) e-mail :
[email protected]
Aan de kerkenraden van de Nederlands Gereformeerde Kerken
Utrecht, 17 oktober 2006 Betreft: Begroting 2007 en Bijdrage 2007
Geachte zusters en broeders, Bijgaand treft u de Begroting voor het jaar 2007 aan. Ter vergelijking hebben wij opgenomen: a. de werkelijke cijfers over 2004 en 2005 b. de begroting 2006 c. de raming 2006, dat is de bijgestelde begroting op basis van de werkelijke cijfers t/m het 3e kwartaal 2006. Toelichting bij de raming 2006: Het verloop van de beurskoers is gedurende het eerste halfjaar 2006 slecht voor ons geweest, waardoor de fraaie resultaten van het 4e kwartaal 2005 geheel teniet gedaan zijn. In het derde kwartaal 2006 is de AEX index gestegen. Aandelen en vastgoed hebben redelijk gerendeerd. De rente stijgt weer enigszins waardoor de verwachting bestaat dat er nog een matig beleggingsresultaat over 2006 kan worden bereikt. In de raming 2006 is daarom rekening gehouden met: a. voor obligaties een direct rendement van 4% en een ongerealiseerde waardedaling van eveneens 4%, resulterend in 0%. b. Voor vastgoed en aandelen handhaven wij in de raming de in de begroting genoemde rendementen van resp. 5,4 % en 6,4 %. Door de verwachting dat door de lichte rentestijging de Rentetermijnstructuur (RTS) op het einde van 2006 op ongeveer 4% zal uitkomen, kan de vorig jaar additionele toevoeging aan de Voorziening Pensioenverplichting (VPV) ad € 639.515 vrijvallen. In het 4e kwartaal kan niettemin blijken dat dit bedrag niet of niet helemaal kan vrijvallen doordat de Rentetermijnstructuur toch beneden de 4% terecht komt. Mede door hoge uitkeringen uit Herverzekeringen stijgt het Pensioenvermogen tot ongeveer € 18,8 mln, terwijl de Voorziening Pensioenverplichtingen naar verwachting daalt tot € 15,8 mln. Dit resulteert in een dekkingsgraad van 118,5%.
Stukken najaarsvergadering 21-11-2006 blz 11
Toelichting bij de begroting 2007: Voor het jaar 2007 gaan wij uit van een “normaal” resultaat uit beleggingen van 4% over obligaties, 6% over vastgoed en 7% over aandelen. Wellicht is dat aan de voorzichtige kant, maar -zoals is gebleken over het eerste halfjaar 2006- soms niet voorzichtig genoeg. In de verwachting van een “normaal” verloop binnen de Voorziening Pensioen- verplichtingen komt deze VPV tegen 4% ultimo 2007 uit op € 16,3 mln. Het Pensioenvermogen kan – in de stabiele situatie - groeien naar € 19,5 mln. Hierdoor zou de dekkingsgraad kunnen uitkomen op 119,5 %. NB: De Nederlandsche Bank (DNB) schrijft in de nieuwe Pensioenwet een dekkingsgraad voor van naar schatting 125 %, gezien onze beleggingsmix. Door de verplichting om zowel de beleggingen als ook de Voorziening Pensioenverplichting op “marktwaarde” te waarderen is het verloop van beide grootheden afhankelijk van marktomstandigheden en dus minder voorspelbaar. Bijdrage 2007 In 2003 is met de kerken overeengekomen dat de bijdrage zal stijgen met een verhoging gebaseerd op de gemiddelde verhoging van de traktementen. Deze traktements-verhoging bedraagt 2,8% (2005: 0,4%). De bijdrage komt daarmee uit op € 31, zijnde € 30 * 1,028 = € 30,84 (afgerond € 31). Deze bijdrage ligt redelijk in lijn met de actuarieel benodigde premie van € 31,90 (zie voor de berekening blad 2 van de begroting). Overigens schrijft DNB voor dat een kostendekkende premie in rekening moet worden gebracht. Toezicht De nieuwe Pensioenwet is met ingang van 1 januari 2007 van kracht. In de aanloop naar de behandeling in de tweede kamer hebben wij contact gehad met DNB en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daar wij concrete pensioentoezeggingen aan onze predikanten doen, vallen wij onder enigerlei vorm van toezicht (Wet Financieel Toezicht, Wet Financiële Dienstverlening, Wet op het Verzekeringsbedrijf, Pensioenwet). Dat impliceert toezicht van Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank. Wij zijn met DNB in gesprek –samen met een aantal andere kleine kerkgenootschappen- om de aard en omvang van dit toezicht en het tempo waarin wij daar volledig zullen moeten voldoen, concreet inhoud te geven. Eén ding is duidelijk: het wordt er niet eenvoudiger en goedkoper van, vandaar dat wij de bestuurskosten in de begroting 2007 licht laten stijgen. Toekomst Afhankelijk van de eisen en wensen van de toezichthouders AFM en DNB en de concrete afspraken die wij met hen kunnen maken, ligt een hernieuwde discussie over onze mogelijkheden en onmogelijkheden in de toekomst in het verschiet. Bovendien zou de kans kunnen ontstaan om naast predikanten ook anderen in dienst van de kerken op te nemen in de pensioenregeling. Dergelijke ontwikkelingen betekenen eveneens een herijking van de discussie rondom de bijdrageverdeling: wordt vervolgd. Hoogachtend Namens het bestuur
Drs A.J. van der Molen RE RA, penningmeester. Bijlage: Begroting 2007, raming 2006 en toelichting
Stukken najaarsvergadering 21-11-2006 blz 12
PENSIOENVERMOGEN
(bedragen in duizenden euro's) Begroting Raming Begroting 2007 2006 2006 (o.b.v. 4% (o.b.v. 4% (o.b.v. 4%)
1. Bijdragen kerken 2. Giften kerken 3. Premies individuele verzekeringen 4. Opbrengst beleggingen: - obligaties - vastgoed - aandelen - internetspaarrekening - bankkosten 5. Uitkeringen herverzekering 6. Inkomende waarde-overdrachten Totaal toevoegingen
992
960
957
9
9
9
Werkelijk 2005
Werkelijk 2004
883 35 9
822 9
527 0 429 610 870 113 100 97 322 665 263 236 231 840 298 20 20 20 -21 -21 -21 31 316 9 13 PM PM PM PM --------------------------------------------------------------------------------1.934 1.620 1.732 2.711 2.664
Onttrekkingen 7. Uitkeringen 8. Uitgaande waardeoverdrachten 9. Premie herverzekering 10. Algemene kosten Totaal onttrekkingen Mutaties in het pensioenvermogen Pensioenvermogen per 1 januari Pensioenvermogen per 31 december Voorziening pensioenverplichtingen per 31 december Over-/(onder)dekking Dekkingsgraad
948 PM 245
972 PM 227
929 PM 227
950 PM 303
953 90 125
60 56 53 56 53 -------------------------------------------------------------------------------1.253 1.255 1.209 1.309 1.221 681
365
523
1.402
1.443
18.809 18.444 18.022 17.042 15.599 -------------------------------------------------------------------------------19.489 18.809 18.545 18.444 17.042 16.311 15.875 15.851 16.015 15.600 -------------------------------------------------------------------------------3.178 2.934 2.694 2.429 1.442 119,5%
118,5%
117,0%
115,2%
109,2%
15.875
16.014
15.507
15.647
15.517
0
-640
565 151 0
487 136 -79
31 637
316 630
VOORZIENING PENSIOENVERPLICHTINGEN Stand per 1 januari Aanpassing rekenrente naar 3,7% Verhoging i.v.m. wijziging traktementen/AOW en 1 jaar inkoop Kosten indexaties Resultaat op sterfte en arbeidsongeschiktheid Inkomende waardeoverdrachten Uitkeringen herverzekering Benodigde interest Voorziening aanpassing overlevingstafels Overige mutaties
Af: uitkeringen koopsom inkoop arbeidsongeschiktheid uitgaande waardeoverdrachten Stand per 31 december
640 525 130 0
469 64 -401
482 156 -600 --
9 13 626 617 639 0 454 0 -17 -17 2 -5 -------------------------------------------------------------------------------17.259 16.847 16.780 17.051 16.643 948 972 929 950 953 86 90 -------------------------------------------------------------------------------16.311 15.875 15.851 16.015 15.600
Stukken najaarsvergadering 21-11-2006 blz 13
Uitgangspunten voor de begroting 2007 (bedragen in duizenden euro's tenzij anders is aangegeven) Begroting Raming Begroting Werkelijk Werkelijk 2007 2006 2006 2005 2004 (o.b.v. 4% (o.b.v. 4% (o.b.v. 4%) (o.b.v. 3,7%) 1. Bijdragen kerken Aantal leden Bijdrage per lid (in euro's) Bijdrage totaal Giften kerken Actuarieel benodigde premie idem, per lid (in euro's)
32.008 31
32.008 30
31.900 30,00
31.527 28,00
31.616 26,00
992
960
957
822
1.021 31,90
810 25,31
918 28,78
883 35 1.133 35,94
711 22,49
De actuarieel benodigde premie is opgebouwd uit: - Verhoging i.v.m. wijziging traktementen/franchise en 1 jaar inko 565 487 525 469 482 - Kosten indexaties 151 136 130 64 156 - Resultaat op sterfte en arbeidsongeschiktheid PM -79 PM -401 -554 - Toevoeging voorziening lagere rentestand PM PM 0 640 454 - Overige mutaties 0 -17 -17 2 -5 - Premies herverzekering 245 227 227 303 125 - Algemene kosten 60 56 53 56 53 -------------------------------------------------------------------------------Totaal 1.021 810 918 1.133 711 3. Premies individuele verzekeringen Betreft één individuele verzekering 4. Opbrengst beleggingen (rendement): - obligaties - vastgoed - aandelen - Internetspaarrekening
7. Uitkeringen Ouderdoms-, weduwe, wezen- en arbeidsongeschiktheidspensioen
Totaal
9
9
9
9
9
4,00% 6,00% 7,00% 1,70%
0,00% 5,40% 6,40% 1,70%
3,40% 5,40% 6,40%
5,80% 24,00% 15,00% 1,70%
8,20% 29,00% 12,00%
948
972
929
950
953
-------------------------------------------------------------------------------948 972 929 950 953
8. Uitgaande waardeoverdrachten 9. Premie herverzekering Zwitserleven (overlijdensrisico) Fortis (arbeidsongeschiktheid en overlijdensrisico) Koopsom inkoop arbeidsongeschiktheidsuitkering
10. Algemene kosten Personeelskosten: -salariskosten -sociale lasten Actuaris Accountant Kosten bestuur Kantoorkosten
11. Grondslagen Indexeringspercentage ingegane uitkeringen Indexeringspercentage minimum-uitkeringsgrondslag Indexeringspercentage maximum-uitkeringsgrondslag Indexeringspercentage opgebouwde aanspraken
PM
PM
90
35 210
30 197
30 197
30 34 193 90 80 -------------------------------------------------------------------------------245 227 227 303 124
30 5 8 8 5 4 60
27 4 8 8 5 4 56
25 5 7 8 4 4 53
27 4 8 8 5 4 56
27 5 6 7 6 2 53
1,60% 2,80% 2,80% 1,60%
1,50% 0,40% 0,40% 1,00%
1,40% 0,40% 0,40% 1,40%
0,65% 3,30% 3,30% 1,10%
1,50% 6,00% 2,20% 2,20%
Stukken najaarsvergadering 21-11-2006 blz 14
STICHTING EMERITAATSVOORZIENING "S.E.V." Agendapunt 8 - najaarsvergadering 2005 DE SEV EN DE NIEUWE PENSIOENWET Zoals u wellicht bekend is, heeft de Tweede Kamer onlangs het voorstel voor resp. de nieuwe Pensioenwet c.a. aangenomen1. De huidige Pensioen- en Spaarfondsenwet is niet van toepassing op kerkelijke fondsen. De nieuwe Pensioenwet zal dat in een aantal gevallen wél zijn. Als de Pensioenwet van toepassing is, komt het desbetreffende fonds onder toezicht van de De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Wij meldden in de afgelopen voorjaarsvergadering al dat de vraag of de SEV onder toezicht komt te vallen, bepalend is voor een aantal van de keuzen die wij eerder samen met de nieuwe wetgeving onderwerp maakten van een studie. Wij doelen op de kosten van het pensioen, de bijdrageverdeling, de mogelijkheid tot herverzekering en de reikwijdte van de kring van deelnemers. De ontwikkelingen rond de nieuwe Pensioenwet hebben het beeld van die studie gewijzigd. Toepasselijkheid van die wet is immers van beslissende invloed op de kosten van het pensioen maar ook op de beslissing rond herverzekering en de vraag wie wel en wie niet als deelnemer mag worden aangemerkt. Wij meldden u daarom in die vergadering dat het bestuur meer duidelijkheid wil alvorens de studie op de andere terreinen te vervolgen. Voor wie de ontwikkelingen tot nu toe rond de Pensioenwet heeft gemist, meent het bestuur er goed aan te doen ze nog eens op een rij te zetten. Tijdens de najaarsvergadering zal het bestuur u informeren over de actuele ontwikkelingen met betrekking tot de Pensioenwet in relatie tot de positie van de SEV. De huidige wetgeving: Pensioen- en Spaarfondsenwet De huidige Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW) is niet van toepassing op emeritaatsfondsen. De toenmalige staatssecretaris meldde nl. bij de parlementaire behandeling van de PSW in 1953 dat de positie van “predikanten (…) van zo bijzondere aard is dat de daaraan verbonden ouderdomsvoorziening niet geacht kan worden een pensioenregeling in de zin der wet te zijn”. Deze interpretatie vloeide voort uit de gedachte dat de predikant jegens de kerk aanspraak heeft op een beloning strekkende tot zijn levensonderhoud gedurende zijn hele leven, ongeacht de tijd dat hij daadwerkelijk in actieve dienst zijn ambt uitoefende. Zo beschouwd heeft emeritaatgeld, anders dan pensioen, niet het karakter van loonvervangende uitkering. De PSW was daarom niet van toepassing op kerkelijke fondsen als de SEV. Naar aanleiding van de vraag van het bestuur of de SEV vrijwillig voor een PSW-status zou kunnen opteren, heeft de Pensioenen Verzekeringskamer (de toenmalige toezichthouder) het bestuur in 2001 medegedeeld dat dat niet mogelijk was. De SEV verstrekt emeritaatgelden aan predikanten en er is dus geen sprake van pensioen in de zin van de PSW, aldus de PVK. De Pensioenwet en de emeritaatsfondsen De Memorie van Toelichting (MvT) bij het ontwerp voor de nieuwe Pensioenwet stelt dat de reikwijdte van de pensioenwetgeving door deze wet is verhelderd. Als voorbeeld wordt genoemd dat nu duidelijk is dat het pensioenfonds van de PKN onder toezicht zal komen te staan. De positie van dat fonds was tot nu toe vergelijkbaar met de positie van de SEV. Toepassing van de nieuwe Pensioenwet op kerkelijke fondsen wringt op een aantal terreinen, o.a. omdat de rechtsverhouding tussen predikant en gemeente op belangrijke punten afwijkt van een gewone werkgever-werknemersverhouding. Daarvoor zal wel een oplossing worden gevonden, bijv. in de vorm van een aanwijzing van de predikanten als werknemer in de zin van de Pensioenwet 2 . Bij de behandeling van de wet in de Tweede Kamer zijn moties ingediend: één om emeritaatsfondsen buiten de werkingssfeer van de wet te houden (niet aangenomen) en één om emeritaatsfondsen een langere overgangstermijn te geven om aan de financiële eisen van de wet te voldoen (wel aangenomen).
Stukken najaarsvergadering 21-11-2006 blz 15
De SEV en toezicht? De gedachte achter de nieuwe Pensioenwet is: de bescherming van de pensioengerechtigden, o.a. door het creëren van transparantie rond pensioentoezeggingen. Kort gezegd: wie pensioentoezeggingen doet, valt onder een vorm van toezicht. Bescherming van de pensioengerechtigden is in de optiek van het bestuur een goede zaak. Er is destijds bij de oprichting immers niet voor niets bewust gekozen voor de toekenning van rechten aan de predikanten zélf. Dat is een fundamenteel verschil met de situatie van daarvóór en ook nu nog een fundamenteel verschil met een aantal andere kerkelijke fondsen. Daarmee is impliciet gekozen voor een regeling die veel lijkt op een normale pensioenregeling. Ook na de beginperiode heeft de SEV altijd getracht zich zoveel mogelijk te spiegelen aan de eisen van de PSW. Qua inhoud voor zover dat niet strijdig is met de onder ons heersende normen. In financiële zin voor zover realiseerbaar gezien de verschillen tussen de bekostiging van een gewoon fonds (d.m.v. premies van aangesloten werkgevers en werknemers) en de SEV (d.m.v. bijdragen door de kerken). Wij hoeven maar te verwijzen naar de studie die leidde tot de maatregelen die per 1 januari 2004 zijn ingevoerd. Contacten met DNB Kortom, juist vanuit de gedachte van de bescherming van de deelnemers heeft de SEV altijd getracht zoveel mogelijk op een “normaal” pensioenfonds te lijken. Daarbij past in de visie van het bestuur ook overheidstoezicht op de solvabiliteit. Wel is het zo dat dat toezicht, juist vanwege de resterende verschillen met een gewoon pensioenfonds, consequenties zal hebben. Over die (financiële en organisatorische) consequenties moet duidelijkheid komen - en over de extra financiële lasten die daar eventueel het gevolg van zijn. Op basis daarvan kunnen verdere keuzen worden gemaakt omtrent de toekomst van het fonds. Het bestuur heeft daarom in een vroeg stadium contact gelegd met De Nederlandsche Bank, in de hoedanigheid van toezichthouder op de pensioenfondsen, over de mogelijke toepasselijkheid van de wet op de SEV en de mogelijke consequenties daarvan. We benadrukken nog maar eens dat dat contact niet is gelegd om koste wat kost te voorkomen dat de S.E.V. onderworpen wordt aan toezicht. Wél om in een zo vroeg mogelijk stadium helderheid te hebben over het antwoord op de vraag óf er toezicht komt en zo ja in welke omvang en met welke consequenties. De eerste gesprekken hebben bij DNB zelf duidelijk gemaakt dat er grote verschillen zijn tussen emeritaatsfondsen onderling. De één keert emeriti alle hetzelfde bedrag uit, ongeacht hun ambtstijd; de ander legt wel een relatie met de ambtstijd maar keert aan de kerk uit ten behoeve van de predikant. De derde int geen vaste bijdragen van de kerken. DNB verwacht dan ook niet dat er één oplossing komt die geldt voor alle fondsen. Zij heeft zich daarom schriftelijk tot de minister gewend met een vraag om voldoende bevoegdheden om ten aanzien van de emeritaatsfondsen maatwerk te leveren. Op 2 november is er een “technisch overleg” waarin op basis van schriftelijk verstrekte informatie verder zal worden gekeken naar de consequenties van de nieuwe wetgeving voor de emeritaatsfondsen. Wij hebben ook een aantal bij ons levende vragen bij DNB neergelegd ter beantwoording in die bijeenkomst. Vermoedelijk zullen daarna individuele gesprekken plaatsvinden over het antwoord op de vraag of en zo ja in hoeverre de verschillende fondsen onder toezicht zullen komen en hoe dat toezicht vervolgens zal worden ingevuld. Tijdens de najaarsvergadering op 21 november hopen wij u op basis van het overleg op 2 november verder te informeren. Zodra er duidelijkheid is over de positie van de SEV in relatie tot de nieuwe Pensioenwet, zullen we vervolgens bij u terugkomen, ook in relatie tot de andere vraagpunten uit de studie. Utrecht, 10 oktober 2006, het bestuur 1
Inmiddels ligt het wetsvoorstel bij de Eerste Kamer Het is nog niet duidelijk of alle predikanten zullen worden aangewezen als werknemer in de zin van de Pensioenwet of dat er een aanwijzing komt op verzoek van de afzonderlijke kerkgenootschappen. 2