Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Nijmegen
Digitale overdracht van leerlinggegevens door het primair onderwijs Ed Smeets | Tessa Marx
DIGITALE OVERDRACHT VAN LEERLINGGEGEVENS DOOR HET PRIMAIR ONDERWIJS
ii
Digitale overdracht van leerlinggegevens door het primair onderwijs
Ed Smeets | Tessa Marx
Maart 2008
ITS – Radboud Universiteit Nijmegen
De particuliere prijs van deze uitgave is € 10,Deze uitgave is te bestellen bij het ITS, 024 - 365 35 00.
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK DEN HAAG Smeets, Ed. Digitale overdracht van leerlinggegevens door het primair onderwijs. / Ed Smeets & Tessa Marx - Nijmegen: ITS ISBN 978 – 90 - 5554 - 340 - 3 NUR 840 Projectnummer: 34000104 © 2008 ITS, Stichting Radboud Universiteit te Nijmegen Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, en evenmin in een retrieval systeem worden opgeslagen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het ITS van de Stichting Radboud Universiteit te Nijmegen. No part of this book/publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
iv
Voorwoord
In verschillende onderwijssectoren wordt gebruik gemaakt van systemen voor de digitale overdracht van leerlinggegevens tussen scholen. Van dergelijke systemen wordt onder meer verwacht dat zij een bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de overgang van leerlingen van het primair naar het voortgezet onderwijs. Exacte gegevens over de omvang van het gebruik van digitale overdracht van leerlinggegevens ontbreken. Ook is er nog weinig zicht op de waardering daarvoor in de onderwijspraktijk en op de voordelen die men daarvan ondervindt. Daarom heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het ITS verzocht om onderzoek te doen naar het gebruik van en de waardering voor digitale overdracht van leerlinggegevens bij de overgang van primair naar voortgezet onderwijs en bij overgangen binnen het primair onderwijs. Het onderzoek betreft in het bijzonder het gebruik van het Digitale Overdrachtsdossier (DOD) van de Vereniging DOD. Uit het onderzoek blijkt dat het gebruik van het DOD in de onderwijspraktijk vooralsnog beperkt is. Dit komt mede door onvoldoende bekendheid van het systeem en door het ontbreken van afspraken over een vaste standaard voor digitale overdracht van gegevens. De overgrote meerderheid van de gebruikers van het DOD oordeelt positief over dat systeem. Het onderzoek is uitgevoerd door dr. Ed Smeets en drs. Tessa Marx. De dataverzameling is gecoördineerd door Mark Vollaard. Ik wil met name de medewerkers van de basisscholen, de scholen voor voortgezet onderwijs en de scholen voor speciaal (basis-)onderwijs hartelijk bedanken voor hun medewerking. Hun grote bereidheid om onze onderzoekers informatie te verschaffen, heeft het stevige fundament gelegd voor de onderzoeksresultaten die in deze publicatie worden gepresenteerd. ITS – Nijmegen dr. Jeroen Winkels directeur
v
vi
Inhoud
Voorwoord
v
Samenvatting
ix
1 Achtergronden, doel en opzet van het onderzoek 1.1 Aanleiding tot en doel van het onderzoek 1.2 Onderzoeksvragen 1.3 Onderzoeksactiviteiten 1.4 Steekproef, respons en achtergrondkenmerken
1 1 4 4 4
2 Gebruik van en opvattingen over het DOD 2.1 Inleiding 2.2 Bekendheid en gebruik van het DOD 2.3 Gebruiksgemak en verbeterpunten 2.4 Niet-gebruikers van het DOD 2.5 Bijdrage aan efficiëntie en kwaliteit
7 7 7 9 11 13
3 Overdracht van leerlinggegevens aan het voortgezet onderwijs 3.1 Inleiding 3.2 Aantallen leerlingen en aard van overdracht 3.3 Afspraken met het VO over en gebruik van leerlinggegevens 3.4 Inzage door ouders 3.5 Ontvangen van leerlinggegevens
17 17 17 19 20 21
4 Overdracht van leerlinggegevens in het primair onderwijs 4.1 Inleiding 4.2 Aantallen leerlingen en gebruik van het digitale overdrachtsdossier 4.3 Inzage door ouders 4.4 Ontvangen van leerlinggegevens
25 25 25 27 28
5 Conclusies en aanbevelingen 5.1 Inleiding 5.2 Conclusies 5.3 Beantwoording van de onderzoeksvragen 5.4 Aanbevelingen
29 29 29 31 32
Literatuur
33
Bijlage 1 – Bekendheid en gebruik DOD Bijlage 2 – Digitale overdracht van PO naar VO
35 36 vii
viii
Samenvatting
Aanleiding tot en doel van het onderzoek Om de overdracht van gegevens tussen scholen te vereenvoudigen en te verbeteren, wordt gewerkt aan systemen voor digitale overdracht van leerlinggegevens. In het primair onderwijs bestaat de mogelijkheid om met het digitale overdrachtsdossier DOD, dat is ontwikkeld door de Vereniging DOD, gegevens van leerlingen over te dragen aan andere scholen. Exacte gegevens over het gebruik van (papieren en) digitale overdracht van gegevens – met behulp van het DOD of op andere wijze – ontbreken. Ook ontbreekt zicht op de waardering voor dergelijke systemen in de onderwijspraktijk, evenals op de voor- en nadelen van het gebruik ervan. Dit onderzoek dient daar inzicht in te geven. Onderzoeksactiviteiten en deelname Het onderzoek omvatte het afnemen van telefonische enquêtes in het primair en voortgezet onderwijs. Er zijn gesprekken gevoerd met functionarissen van 504 basisscholen, 104 scholen voor speciaal basisonderwijs, 89 scholen voor speciaal onderwijs en 253 locaties van scholen voor voortgezet onderwijs. Het gebruik van digitale dossiers bij de overgang naar een andere school Het afgelopen schooljaar heeft 20% van de basisscholen digitaal leerlinggegevens overgedragen aan het voortgezet onderwijs: 6% met behulp van het DOD en 14% op een andere manier. De aldus overgedragen gegevens hebben betrekking op 19% van de leerlingen die vanuit de geënquêteerde basisscholen naar het voortgezet onderwijs zijn doorgestroomd (6% via het DOD en 13% via andere digitale overdracht). Bij 86% van de leerlingen is een papieren overdrachtsdossier afgegeven. In sommige gevallen worden gegevens van een en dezelfde leerling zowel op papier als digitaal overgedragen. Van de scholen voor speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs heeft respectievelijk 3% en 1% met behulp van het DOD gegevens van leerlingen overgedragen aan het voortgezet onderwijs. Ook bij doorstroom vanuit een basisschool naar een andere school voor primair onderwijs, is het afgelopen schooljaar bij 6% van de leerlingen een DOD afgegeven. Bij uitstroom uit het speciaal basisonderwijs en het speciaal onderwijs naar andere scho-
ix
len voor primair onderwijs, is nauwelijks gebruik gemaakt van digitale overdracht van leerlinggegevens. Naast het gebruik van het DOD voor overdracht van gegevens, kunnen scholen ook gebruik maken van dat systeem om digitale dossiers in de eigen administratie te verwerken. Van de basisscholen maakt 9% gebruik van het DOD om gegevens te ontvangen of te verzenden. Bij de scholen voor speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs is dat respectievelijk 7% en 4%. Van de locaties voor voortgezet onderwijs geeft eveneens 9% aan gebruik te maken van het DOD. Relatief weinig wordt het DOD gebruikt door scholen voor praktijkonderwijs (3%) en relatief veel door het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) of de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo (12%). Veel deelnemers aan het onderzoek bleken niet op de hoogte van het bestaan van het DOD. In het basisonderwijs en speciaal basisonderwijs geldt dat voor twee derde van de respondenten. Degenen die het DOD wel kennen, maar niet gebruiken, geven als reden vooral op dat zij er nog niet aan toegekomen zijn of dat zij een ander systeem voor digitale overdracht gebruiken. In het voortgezet onderwijs hangt het al dan niet gebruiken van het DOD vooral af van afspraken die met het primair onderwijs bestaan over de overdracht van leerlinggegevens. De bijdrage van digitale overdracht aan efficiëntie en kwaliteit van het onderwijs In het primair onderwijs is men in het algemeen tevreden over het gebruik dat de andere scholen maken van de – op papier of digitaal – aangeleverde leerlinggegevens, met het oog op het geven van passend onderwijs. Dat geldt zowel voor de overgang naar het voortgezet onderwijs als voor overgangen binnen het primair onderwijs. De groep die gebruik maakt van het DOD, is daarover tamelijk positief. Bijna alle gebruikers geven de voorkeur aan digitale overdracht van leerlinggegevens boven papieren overdracht. Bijna twee derde van de groep die het DOD gebruikt of van het bestaan daarvan op de hoogte is, is van mening dat digitale overdracht van een vaste set leerlinggegevens kan bijdragen aan het realiseren van beter passend onderwijs. Iets meer dan de helft denkt bovendien dat dit kan bijdragen aan een betere kwaliteit van het onderwijs als geheel. Uit praktijkervaringen blijkt dat het gebruik van het DOD voor de schooladministratie tot een besparing van tijd kan leiden. Randvoorwaarden en verbeterpunten Uit het onderzoek komen drie belangrijke randvoorwaarden voor het gebruik van het DOD naar voren: afspraken tussen scholen over een gezamenlijke standaard voor het x
uitwisselen van leerlinggegevens, een gebruikersvriendelijk systeem voor gegevensoverdracht (zodat verschillende schooladministratiepakketten gegevens kunnen uitwisselen) en het waarborgen van de privacy. Aanbevelingen Om het gebruik van digitale overdracht van leerlinggegevens te bevorderen, is het wenselijk dat het onderwijsveld de afspraak maakt zoveel mogelijk gebruik te maken van één en dezelfde standaard voor de overdracht van leerlinggegevens. Gezien de beperkte bekendheid van het DOD bij scholen, verdient het aanbeveling de mogelijkheden op dit gebied meer bekendheid te geven en de voordelen daarvan onder de aandacht van de scholen te brengen. Tot slot is het wenselijk dat er meer duidelijkheid komt over privacy-aspecten bij de overdracht van leerlinggegevens – zowel op papier als digitaal – en over eisen die worden gesteld aan de ondertekening van dossiers met leerlinggegevens.
xi
xii
1 Achtergronden, doel en opzet van het onderzoek
1.1 Aanleiding tot en doel van het onderzoek De overgang van primair naar voortgezet onderwijs is een van de belangrijkste momenten in de schoolloopbaan van leerlingen, zo stelt de Onderwijsraad (2005). Er is dus alle reden om ernaar te streven dat deze overgang zo goed mogelijk verloopt. Overdracht van gegevens speelt daarbij een belangrijke rol. De overgang van primair naar voortgezet onderwijs De Inspectie van het onderwijs (2007) heeft onderzoek gedaan naar de aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs. De inspectie constateert dat nagenoeg alle basisscholen aandacht besteden aan de informatieoverdracht over de leerlingen. Dat gebeurt via het onderwijskundig rapport of via inlichtingenformulieren die zij vanuit het voortgezet onderwijs krijgen aangereikt. Dit is de zogeheten ‘koude overdracht’ van gegevens. De inspectie geeft aan dat er zowel in het basisonderwijs als in het voortgezet onderwijs veel onvrede bestaat over het nut en de noodzaak van deze informatieoverdracht. Pas als scholen voor voortgezet onderwijs de informatie daadwerkelijk gebruiken, worden basisscholen gestimuleerd de benodigde informatie te verschaffen, zo stelt de inspectie. De Onderwijsraad (2005) geeft aan dat de aansluiting tussen primair en voortgezet onderwijs onder meer kan worden verbeterd door leerlingvolgsystemen te gebruiken die de doorlopende leerlijn bevorderen en door onderling gegevens uit te wisselen. Bij leerlingen met speciale onderwijsbehoeften is de noodzaak van een adequate overdracht van gegevens nog groter dan bij leerlingen die geen speciale zorg nodig hebben. Hier kan naast de ‘koude overdracht’ ook gebruik worden gemaakt van ‘warme’ of mondelinge overdracht. Smeets (2007) deed onderzoek naar de samenwerking tussen primair onderwijs, voortgezet onderwijs, regionale expertisecentra (speciaal onderwijs) en jeugdzorg. Daaruit komt naar voren dat zowel het primair als voortgezet onderwijs zich bij de overgang van zorgleerlingen meer zouden moeten inspannen op het gebied van overdracht van informatie. Het primair onderwijs krijgt vanuit het voortgezet onderwijs het verwijt dat informatie vaak onvolledig of ‘verhullend’ is. Het voortgezet onderwijs zou volgens het primair onderwijs de verkregen informatie te vaak negeren en ‘opnieuw beginnen’.
1
Volgens de Inspectie van het onderwijs (2007) is het bij de overgang van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs nuttig als er informatie in een (digitaal) overdrachtsdossier staat over onder meer het cognitieve beheersingsniveau aan het eind van het basisonderwijs (DLE’s, vaardigheidsscores, percentages op de diverse domeinen in de eindtoets) en het sociaal-emotioneel functioneren (gemeten met behulp van eenduidige observatie-instrumenten of genormeerde vragenlijsten). Zo zouden scholen voor voortgezet onderwijs meer mogelijkheden hebben om nauwkeurig aan te sluiten op het gesignaleerde aanvangsniveau. Bij zorgleerlingen kan de overgang van primair naar voortgezet onderwijs soepeler verlopen als er wordt gewerkt met doorgaande handelingsplannen (Smeets, 2007). Digitale overdracht van leerlinggegevens Om de overdracht van gegevens tussen scholen te vereenvoudigen en te verbeteren, zijn de laatste jaren verschillende activiteiten gestart die zijn gericht op het ontwikkelen van vormen van digitale overdracht van leerlinggegevens. In 2004 is gestart met de ontwikkeling van het Elektronisch Leerdossier (ELD). Doel van dit project is het ontwikkelen van een landelijke standaard voor de digitale uitwisseling van leergegevens en de bijbehorende infrastructuur. Daarmee wordt een betere en efficiëntere overdracht van leer(ling)gegevens tussen scholen beoogd. Met het ELD hoopt men een belangrijke bijdrage te leveren aan het realiseren van een doorlopende leerlijn in het onderwijs 1 . Het project is gestart met het voortgezet onderwijs als uitgangspunt. In pilotprojecten 2 is nagegaan welke gegevens in het leerdossier moeten zitten en er is een concept-standaard opgesteld (Tonneman & Stappershoef, 2007). Tegelijkertijd is er op initiatief van de Stuurgroep ‘Weer Samen Naar School Plus’ en de Stuurgroep ‘Kwaliteit van Leerlingenzorg in VMBO en Praktijkonderwijs’ gestart met de ontwikkeling van het Digitaal Overdrachtsdossier (DOD). Dit elektronische dossier zou de overdracht van gegevens van leerlingen naar een andere school moeten verbeteren. Het gaat daarbij vooral om de overgang van primair naar voortgezet onderwijs, maar ook bij overgangen binnen het primair onderwijs (naar een andere school of bij verwijzing naar speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs) kan dit dossier worden gebruikt. Deze ontwikkeling vloeit voort uit het gezamenlijke project ‘Doorlopende leerlijnen primair onderwijs – voortgezet onderwijs’. Ook voor DOD is een inhoudelijke gegevensset ontwikkeld. Vervolgens is een technische standaard vastgesteld en is door de leveranciers van leerlinginformatiesystemen voor primair en 1 Zie www.eldvo.nl. 2 Het gaat om de overgang vo-vo, vo-mbo, vo-hbo en vo-wo.
2
voortgezet onderwijs de ‘Vereniging Digitaal Overdrachts Dossier’ (VDOD) opgericht 3 . De 14 aldus verenigde leveranciers dekken 98% van de markt voor genoemde systemen. Scholen kunnen het DOD (per leerling) genereren met behulp van de beschikbare software en vervolgens – beveiligd – per e-mail naar de school sturen waar de leerling heen gaat. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een import- en exportfunctie, zodat het DOD uitwisselbaar is tussen de verschillende informatiesystemen. Hierover zijn afspraken gemaakt door de in de VDOD participerende leveranciers en de functionaliteit is door een externe deskundige gecontroleerd. Met het Digitale overdrachtsdossier van de Vereniging DOD kan de volgende informatie worden overgedragen: • NAW-gegevens van de school; • leerlinggegevens; • gegevens over ouders / verzorgers; • overstapadvies; • zorggegevens; • verzuim; • schoolloopbaan; • gegevens leerlingvolgsysteem; • gegevens over handelingsplannen (met mogelijkheid om de hp’s bij te voegen); • eventuele overige documenten (bijv. foto). Doel van het onderzoek Exacte gegevens over het gebruik van (systemen voor) digitale overdracht van leerlinggegevens ontbreken. Ook ontbreekt zicht op de waardering die in scholen bestaat voor dergelijke systemen en op de voordelen die men daarvan ondervindt. Het is van belang om daar zicht op te krijgen. Momenteel is de vraag namelijk actueel of het primair onderwijs het ELD zou moeten invoeren, en daarmee aansluiting zoeken bij de standaard die in het kader van het ELD-project is ontwikkeld. Indien men daarvoor kiest, zal het DOD moeten worden aangepast, om aan te sluiten bij het ELD. Een dergelijke stap vraagt om inspanningen en om investeringen. Daarom heeft het Ministerie van OCW verzocht om een onderzoek naar het gebruik van systemen voor digitale overdracht van leerlinggegevens en naar de waardering voor deze vorm van gegevensoverdracht.
3 Zie www.vdod.nl.
3
1.2 Onderzoeksvragen De aanvrager van het onderzoek heeft aangegeven dat het onderzoek de volgende vragen dient te beantwoorden: • Hoe groot is het aantal overdrachtsdossiers met gegevens van leerlingen dat door middel van software voor digitale overdracht jaarlijks van de ene school naar de andere wordt overgedragen? Dit geldt zowel voor de overgang van PO naar PO als voor de overgang van PO naar VO. • Ervaren het management en personeel van de PO-scholen het gebruik van DODtechnologie als ‘ontlastend’ en ‘handig’? Ontstaat hierdoor meer tijd voor het primaire proces en/of wordt het makkelijker om leerlingen passend onderwijs te bieden? • In welke mate kan de nieuwe technologie ELD volgens de PO-scholen extra voordelen opleveren, in die zin dat de ‘koude’ overdracht van leerlinggegevens verbetert?
1.3 Onderzoeksactiviteiten Het onderzoek is uitgevoerd met behulp van telefonische enquêtes bij vertegenwoordigers van representatieve steekproeven uit het primair en voortgezet onderwijs. In het primair onderwijs is onderscheid gemaakt tussen basisscholen (bao), scholen voor speciaal basisonderwijs (sbo) en scholen voor speciaal onderwijs (so). Vóór de scholen telefonisch zijn benaderd, zijn zij per brief – gericht aan de directeur – geïnformeerd over het onderzoek en over de mogelijkheid dat zij gebeld zouden worden. Bij het enquêteren is contact opgenomen met de directeur. Indien deze onvoldoende informatie over het onderwerp van onderzoek kon geven, is verzocht om door te verwijzen naar een functionaris die dat wel kon. De scholen voor voortgezet onderwijs zijn op locatieniveau aangeschreven. Het onderzoek is aangekondigd bij de directeur, dan wel locatieleider. In de brief is aangegeven dat de enquêteurs contact zouden opnemen met de onderbouwcoördinator.
1.4 Steekproef, respons en achtergrondkenmerken Tabel 1.1 geeft een overzicht van de omvang van de populatie en onderzoeksgroep. Om voldoende betrouwbare uitspraken te kunnen doen per schoolsoort, is de omvang van de te enquêteren groep gesteld op 500 basisscholen, 100 scholen voor speciaal basisonderwijs en 100 scholen voor speciaal onderwijs. Het vo-scholenbestand telt 652 brinnummers en 1281 vestigingen. Hier is de groep te enquêteren locaties in het voortgezet onderwijs gesteld op 250. Er zijn aselecte steekproeven getrokken uit de 4
populatie. Daarbij zijn extra eenheden getrokken, met het oog op mogelijke nonrespons. De in de steekproef opgenomen scholen en vo-locaties zijn per brief aangeschreven. Vervolgens is bij het telefonisch enquêteren gestreefd naar het realiseren van de in tabel 1.1 opgegeven aantallen (geslaagde) gesprekken. Het totale aantal van 950 enquêtes is gerealiseerd, waarbij sommige schooltypen iets meer respons hebben opgeleverd dan gepland en het speciaal onderwijs iets minder.
Tabel 1.1 – Aantallen scholen – populatie en onderzoeksgroep, naar schooltype aantal scholen en vo-locaties
te enquêteren aantal
Basisonderwijs (bao) Speciaal basisonderwijs (sbo) Speciaal onderwijs (so, cluster 1 t/m 4) Voortgezet onderwijs (vo)
6.930 320 323 1.281
500 100 100 250
Totaal
8.854
950
Primair onderwijs Tabel 1.2 geeft een overzicht van de aantallen scholen in het primair onderwijs die zijn benaderd en van de respons. De bereidheid tot deelname lag relatief hoog, rond 80%. Aan het onderzoek hebben 697 scholen voor primair onderwijs deelgenomen, waaronder 504 basisscholen, 104 sbo-scholen en 89 scholen voor speciaal onderwijs. Van de laatste groep behoorde een relatief grote groep tot cluster 3 (zie tabel 1.3).
Tabel 1.2 – Respons in aantallen en percentages; primair onderwijs totaal gebeld
respons (aantal)
respons (%)
Basisonderwijs Speciaal basisonderwijs Speciaal onderwijs
636 126 116
504 104 89
79% 83% 77%
Totaal
878
697
79%
5
Tabel 1.3 – Deelnemende scholen voor primair onderwijs, naar schooltype aantal
%
Basisonderwijs Speciaal basisonderwijs Speciaal onderwijs, cluster 1 Speciaal onderwijs, cluster 2 Speciaal onderwijs, cluster 3 Speciaal onderwijs, cluster 4
504 104 5 10 46 28
72% 15% 1% 1% 7% 4%
Totaal
697
100%
Voortgezet onderwijs Er is tevens telefonisch geënquêteerd in het voortgezet onderwijs (proo, lwoo, vmbo/ havo/vwo). Locaties zonder instroom van eerstejaars-leerlingen zijn bij de gesprekken buiten beschouwing gelaten. Er zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van 253 locaties. Het responspercentage is 76 (zie tabel 1.4).
Tabel 1.4 – Respons in aantallen en percentages; locaties voortgezet onderwijs totaal gebeld
respons (aantal)
332
253
Voortgezet onderwijs
respons (%) 76%
Tabel 1.5 – Schoolsoorten in de geënquêteerde locaties voor voortgezet onderwijs
Praktijkonderwijs (pro) Leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) Vmbo – praktijkgericht (vmbo) Vmbo – theoretisch (vmbo-t) Havo Vwo
aantal
%
36 46 89 161 148 143
14% 18% 35% 64% 59% 57%
Toelichting: Doordat in een locatie doorgaans meer schoolsoorten aanwezig zijn, is de som van de percentages groter dan 100.
Tabel 1.5 geeft een overzicht van de schoolsoorten die de desbetreffende vo-locaties in huis hebben. Meer dan de helft van de locaties biedt vmbo-t, havo en/of vwo aan. In een derde van de geënquêteerde locaties wordt praktijkonderwijs of leerwegondersteunend onderwijs gegeven. 6
2 Gebruik van en opvattingen over het DOD
2.1 Inleiding In de volgende paragrafen gaan we in op de resultaten van de enquête met betrekking tot de bekendheid en het gebruik van het DOD van de Vereniging DOD, op redenen om het niet te gebruiken, op randvoorwaarden en verbeterpunten, op het gebruiksgemak en op de opvattingen over de bijdrage van het gebruik van DOD aan efficiëntie en kwaliteit van het onderwijs. Daarbij kunnen in de totale respondentgroep drie verschillende subgroepen van scholen worden onderscheiden: • de groep die het DOD gebruikt; • de groep die het DOD niet gebruikt, maar wel op de hoogte is van het bestaan en de mogelijkheden ervan; • de groep die niet op de hoogte is van het bestaan en de mogelijkheden van het DOD. Bij de presentatie van de resultaten van het onderzoek in tabellen, wordt steeds in de tabelkop aangegeven op welke van de drie onderscheiden groepen de gepresenteerde gegevens betrekking hebben.
2.2 Bekendheid en gebruik van het DOD Tabel 2.1 geeft een overzicht van de bekendheid en het gebruik van het systeem voor digitale overdracht van leerlinggegevens van de Vereniging DOD.
Tabel 2.1 – Gebruik van het digitale overdrachtsdossier van de Vereniging DOD basisscholen
sbo-scholen
so-scholen
vo-scholen
aantal
%
aantal
%
aantal
%
aantal
%
ja, gebruikt het nee, kent het wel nee, kent het niet
47 129 328
9% 26% 65%
7 29 68
7% 28% 65%
4 21 64
4% 24% 72%
24 97 132
9% 38% 52%
totaal
504
100%
104
100%
89
100%
253
100%
7
Het aandeel scholen dat het DOD gebruikt, is beperkt. Van de aan het onderzoek deelnemende basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs maakt 9% gebruik van het DOD om dossiers met leerlinggegevens over te dragen of te ontvangen. Bij de sbo-scholen geldt dat voor 7% en bij de so-scholen voor 4% (zie tabel 2.1). In het voortgezet onderwijs wordt het DOD het minst gebruikt in het praktijkonderwijs (3%), het meest in leerwegondersteunend onderwijs en de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo (12%). In vmbo-t en havo/vwo gebruikt 9% het. Een ruime meerderheid van de geënquêteerden is niet bekend met het bestaan van het DOD. In het basisonderwijs en het speciaal basisonderwijs kent twee derde van de deelnemers aan de enquête het DOD niet. In de so-scholen geldt dat voor bijna driekwart. In het voortgezet onderwijs is het DOD bekender. Daar is de helft van de geenquêteerden niet op de hoogte van het bestaan ervan (zie tabel 2.1). Er zijn duidelijke verschillen tussen provincies, wat de mate van bekendheid en gebruik van het DOD betreft (zie tabel 1 in bijlage 1). Het DOD wordt het meest gebruikt in de basisscholen die zijn geënquêteerd in Noord-Brabant. Daar gebruikt een kwart van de scholen het DOD 4 . In die provincie is het DOD ook het bekendst. De helft weet van het bestaan ervan. Ook in Limburg en Flevoland wordt meer dan gemiddeld melding gemaakt van het gebruik van het DOD 5 . Relatief onbekend is het DOD in de vier noordelijke provincies en in het oosten (Gelderland). Daar is 70 tot 80% van de geënquêteerden in het basisonderwijs niet op de hoogte van het bestaan ervan. In Groningen en Overijssel wordt het DOD in geen van de geënquêteerde basisscholen gebruikt. Bij enquêteresultaten uit het voortgezet onderwijs valt op dat in Gelderland relatief veel scholen gebruik maken van het DOD (20%, tegen 6% van de basisscholen). In Noord-Brabant, waar het basisonderwijs hoog scoort qua gebruik (24% van de basisscholen), ligt het gebruik in de geënquêteerde groep vo-locaties verhoudingsgewijs lager (13%). Ook in het voortgezet onderwijs is het DOD in het Noorden relatief onbekend: in Groningen en Friesland wordt het niet door de geënquêteerde vo-scholen gebruikt en kent de meerderheid het bovendien niet. Overigens geven niet alle scholen waar men gebruik maakt van het DOD, ook daadwerkelijk zelf digitale dossiers af. Men kan ervoor kiezen het DOD alleen te gebruiken om digitale dossiers van instromende leerlingen in de eigen administratie op te nemen. Uit de informatie over de aard van en de aantallen dossiers die aan het voortgezet onderwijs zijn doorgegeven aan het eind van het afgelopen schooljaar (vgl. tabel 3.1), blijkt dat 28 basisscholen DOD’s hebben doorgegeven. Dit is 6% van de
4 Het gaat hierbij om 16 van de 67 scholen. 5 De onderzoeksgroep omvat slechts 12 scholen in Flevoland.
8
basisscholen die aan het onderzoek hebben deelgenomen. Bij de sbo-scholen ging het om 3 scholen (3%) en bij de so-scholen om 1 school (1%). De respondenten in de scholen waar gebruik wordt gemaakt van het DOD, is gevraagd of er bij leraren op de school weerstand is tegen het gebruik daarvan. Tabel 2.2 laat zien dat daarvan nauwelijks sprake is.
Tabel 2.2 – Weerstand van leraren tegen gebruik van het digitale overdrachtsdossier; scholen waar het DOD wordt gebruikt basisscholen
sbo-scholen/so-scholen
vo-scholen
aantal
%
aantal
%
aantal
%
ja in sommige gevallen nee weet niet
8 6 31 2
17% 13% 66% 4%
2 0 9 0
18% – 82% –
2 8 11 3
8% 33% 46% 13%
totaal
47
100%
11
100%
24
100%
2.3 Gebruiksgemak en verbeterpunten De gebruikers van het DOD is verzocht op een schaal van 1 tot 10 aan te geven hoe zij het gebruiksgemak van dit systeem voor digitale overdracht van leerlinggegevens beoordelen. De cijfers die worden gegeven door de gebruikers in het primair onderwijs, variëren van 2 tot en met 10. De gemiddelde score is 6,7 (zie tabel 2.3). In het voortgezet onderwijs liggen de cijfers tussen 5 en 9. De gemiddelde score is 7,2.
Tabel 2.3 – Gebruiksgemak van het digitale overdrachtsdossier DOD; scholen waar het DOD wordt gebruikt primair onderwijs
gebruiksgemak (1 tot 10)
voortgezet onderwijs
gemidd.
std.dev.
aantal
gemidd.
std.dev.
aantal
6,7
1,8
56
7,2
1,1
20
De gebruikers van het DOD is gevraagd naar wenselijke verbeterpunten bij dit systeem voor digitale overdracht van leerlinggegevens. Deze vraag is beantwoord door 25 gebruikers uit het basisonderwijs, 5 gebruikers uit het sbo, 4 gebruikers uit het speciaal onderwijs en 17 gebruikers uit het voortgezet onderwijs. In de basisscholen 9
ziet men vooral de gebruikersvriendelijkheid als mogelijk verbeterpunt (9 maal genoemd) en wordt de wens uitgesproken dat alle scholen met één systeem gaan werken (8 maal genoemd). Dit laatste punt wordt ook door 3 van de 5 respondenten uit het sbo genoemd die verbeterpunten aandragen, evenals door 7 van de 17 respondenten in het voortgezet onderwijs. Daarnaast noemen 6 functionarissen uit het voortgezet onderwijs de gebruikersvriendelijkheid als verbeterpunt. Ook is de gebruikers van het DOD gevraagd of zij de voorkeur geven aan papieren of aan digitale overdracht van leerlinggegevens. De overgrote meerderheid van de gebruikers geeft de voorkeur aan digitale overdracht van gegevens (zie tabel 2.4).
Tabel 2.4 – Voorkeur voor papieren of digitale overdracht; scholen waar het DOD wordt gebruikt primair onderwijs
voortgezet onderwijs
aantal
%
aantal
%
papieren overdracht digitale overdracht geen voorkeur
4 48 6
7% 83% 10%
0 21 3
– 88% 13%
totaal
58
100%
24
100%
Ruim de helft van de gebruikers van het DOD in het primair onderwijs geeft desgevraagd aan het als een voordeel te zien als bij de digitale overdracht de mogelijkheid wordt geboden om de gegevens van een groep leerlingen tegelijk door te sturen in plaats van het afzonderlijk sturen van een dossier per leerling (zie tabel 2.5). In het voortgezet onderwijs ziet bijna driekwart van de ondervraagden dit als een voordeel.
Tabel 2.5 – Winst in gebruiksgemak bij de mogelijkheid tot het doorsturen van gegevens van een groep leerlingen tegelijk in plaats van per leerling; scholen waar het DOD wordt gebruikt primair onderwijs aantal
%
voortgezet onderwijs aantal
%
ja weinig verschil nee
33 9 16
57% 16% 28%
16 1 5
73% 5% 23%
totaal
58
100%
22
100%
10
Verder is de gebruikers gevraagd of zij bij de digitale overdracht van leerlinggegevens een voorkeur hebben voor directe overdracht via e-mail aan de andere school of voor centrale opslag van gegevens bij een landelijk ‘schakelpunt’. Bij centrale opslag gaat het dan om een centrale database die wordt onderhouden door een organisatie van scholen (bijvoorbeeld de besturenorganisaties en AVS). Zoals tabel 2.6 laat zien, geeft de meerderheid van de gebruikers de voorkeur aan directe overdracht via email. Rond een kwart geeft de voorkeur aan centrale opslag en voor de overigen maakt het niet veel uit of wordt gekozen voor directe overdracht of voor centrale opslag van gegevens.
Tabel 2.6 – Voorkeur voor directe overdracht of voor centrale opslag van leerlinggegevens; scholen waar het DOD wordt gebruikt primair onderwijs
voortgezet onderwijs
aantal
%
aantal
%
directe overdracht via email centrale opslag geen voorkeur
34 15 8
60% 26% 14%
12 6 4
55% 27% 18%
totaal
57
100%
22
100%
2.4 Niet-gebruikers van het DOD De groep die het DOD wel kent, maar niet gebruikt, is gevraagd naar de redenen daarvan (zie tabel 2.7). Het gaat hier om een groep geënquêteerden van rond een kwart van het primair onderwijs (129 basisscholen, 29 sbo-scholen en 21 so-scholen) en bijna 40% van het voortgezet onderwijs (97 vo-locaties). De meest genoemde reden in het primair onderwijs om geen gebruik te maken van het DOD, is dat men er nog niet aan toegekomen is of omdat men een ander systeem gebruikt. Dit laatste is vooral het geval in het speciaal basisonderwijs. In het voortgezet onderwijs worden de afspraken met het primair onderwijs over de overdracht van leerlinggegevens of het niet aanleveren van DOD’s door het primair onderwijs als belangrijkste reden genoemd om geen gebruik te maken van het DOD. Dat is het geval bij de helft van de geënquêteerde locaties waar men het DOD wel kent, maar niet gebruikt. Daarnaast is ook in het voortgezet onderwijs een belangrijke reden dat men er (nog) niet aan toegekomen is.
11
Tabel 2.7 – Redenen om geen gebruik te maken van het digitale overdrachtsdossier van de Vereniging DOD; niet-gebruikers die wel bekend zijn met het DOD basisscholen
sbo-scholen
so-scholen
vo-scholen
%
%
%
%
administratiepakket nog niet geschikt niet aan toegekomen weerstand bij het team technisch te ingewikkeld te grote tijdsinvestering ander systeem afhankelijk van vraag van vo afhankelijk van aanbod door po andere reden
10% 36% 1% 5% 2% 14% 9%
7% 28% – 3% – 31% 7%
10% 30% – – – 20% –
28%
24%
45%
15% 23% – 4% 4% 7% – 48% 15%
totaal respondenten (=100%)
128
29
20
91
Toelichting: Doordat meer dan één reden kon worden aangegeven, kan de som van de percentages per kolom groter zijn dan 100. De antwoordmogelijkheid ‘afhankelijk van afspraken met het po’ is alleen aan de vo-respondenten voorgelegd.
Tabel 2.8 – Voorwaarden om gebruik te maken van het digitale overdrachtsdossier van de Vereniging DOD; niet-gebruikers die wel bekend zijn met het DOD
als het gebruikersvriendelijk is als alle scholen meedoen/ één standaard / als po ook DOD gebruikt (vo) als privacy gewaarborgd is als het tijd bespaart school gaat DOD gebruiken als het gefinancierd wordt als er ondersteuning/scholing is geen specifieke reden gebruik eigen systeem (po) / als het aansluit op het eigen systeem (vo) overige voorwaarden totaal respondenten (=100%)
basisscholen
sbo-scholen
so-scholen
vo-scholen
%
%
%
%
17%
7%
21%
10%
16%
34%
10%
39%
14% 10% 9% 9% 8% 8%
10% – – 10% 7% 7%
32% 5% 5% 5% – –
6% 7% 3% 1% – 7%
2%
26%
–
15%
13%
–
37%
11%
127
29
19
96
Toelichting: Doordat meer dan één voorwaarde kon worden aangegeven, kan de som van de percentages per kolom groter zijn dan 100.
12
Tabel 2.8 geeft een overzicht van de voorwaarden waaronder men bereid is het DOD te gaan gebruiken voor de overdracht van leerlinggegevens. Een belangrijke voorwaarde is de gebruikersvriendelijkheid. Als het gebruiksgemak van het DOD hoog is, zijn scholen bereid om er gebruik van te gaan maken. Andere voorwaarden die veel worden genoemd, zijn het ontwikkelen van één standaard die alle scholen gebruiken en het waarborgen van de privacy van leerlinggegevens. In het voortgezet onderwijs wordt het gebruik van het DOD door het primair onderwijs als een belangrijke voorwaarde gezien.
2.5 Bijdrage aan efficiëntie en kwaliteit Het idee achter passend onderwijs is dat het onderwijs beter wordt afgestemd op de individuele mogelijkheden en behoeften van de leerlingen. Bijna twee derde van de respondenten die het DOD gebruiken of van het bestaan ervan op de hoogte zijn, is van mening dat digitale overdracht van een vaste set leerlinggegevens kan bijdragen aan het realiseren van beter passend onderwijs (zie tabel 2.9). In het speciaal basisonderwijs is men daarover iets positiever dan in het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en het speciaal onderwijs. De verschillen tussen gebruikers en niet-gebruikers op dit punt zijn niet significant.
Tabel 2.9 – Kan digitale overdracht van een vaste set leerlinggegevens bijdragen aan beter passend onderwijs; gebruikers en niet-gebruikers die de mogelijkheid van DOD wel kennen basisscholen
sbo-scholen
so-scholen
totaal po
vo
%
%
%
%
%
ja nee weet ik niet
62% 30% 9%
72% 19% 8%
56% 28% 16%
63% 28% 9%
62% 26% 12%
totaal (=100%)
176
36
25
237
253
Over de bijdrage van digitale overdracht van een vaste set leerlinggegevens aan betere kwaliteit van onderwijs, zijn de meningen meer verdeeld. Over het geheel genomen, denkt iets meer dan de helft van wel en rond een derde van niet. Ook hier is het oordeel in het sbo gunstiger dan in het basisonderwijs en speciaal onderwijs (zie tabel 2.10). Het verschil in beoordeling met de verwachte invloed op passend onderwijs, kan wellicht worden verklaard vanuit de gedachte dat de kwaliteit van het onderwijs breder wordt opgevat dan het bieden van passend onderwijs. Het laatste wordt meer 13
in verband gebracht met onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften (of ‘zorgleerlingen’).
Tabel 2.10 – Kan digitale overdracht van een vaste set leerlinggegevens bijdragen aan betere kwaliteit van het onderwijs; gebruikers en niet-gebruikers die de mogelijkheid van DOD wel kennen basisscholen
sbo-scholen
so-scholen
totaal po
vo
%
%
%
%
%
ja nee weet ik niet
49% 39% 12%
67% 22% 11%
52% 36% 12%
52% 36% 12%
56% 29% 15%
totaal (=100%)
176
36
25
237
253
Net als bij de mening over de bijdrage aan passend onderwijs, zijn er geen grote verschillen tussen gebruikers en niet-gebruikers van het DOD, als het om de opvattingen over de bijdrage van digitale overdracht van een vaste set leerlinggegevens aan een betere kwaliteit van het onderwijs gaat. Gebruikers van het DOD in het speciaal (basis)onderwijs denken het minst positief over de bijdrage van digitale overdracht aan een betere kwaliteit van het onderwijs: hier antwoordt ruim een derde positief en bijna de helft negatief. Het gaat hier overigens om een kleine groep (11 respondenten).
Tabel 2.11 – Mate waarin men bereid is tot extra tijdsinvestering in gebruik van digitale overdracht om bij te dragen aan betere kwaliteit van onderwijs; gebruikers en niet-gebruikers die mogelijkheid DOD wel kennen en een bijdrage aan kwaliteit verwachten
ja nee weet ik niet totaal (=100%)
14
basisscholen
sbo-scholen
so-scholen
totaal po
vo
%
%
%
%
%
79% 12% 9%
83% 13% 4%
77% 15% 8%
80% 12% 8%
88% 5% 7%
86
24
13
123
253
De overgrote meerderheid van degenen die van mening zijn dat digitale overdracht van leerlinggegevens kan bijdragen aan betere kwaliteit van onderwijs, is bereid daartoe een eventuele extra tijdsinvestering te leveren (zie tabel 2.11). Ook hierin bestaan geen duidelijke verschillen tussen de gebruikers en niet-gebruikers. In de enquête die is afgenomen bij de scholen voor voortgezet onderwijs, is gevraagd of men het onderwijsnummer (of burgerservicenummer) gebruikt bij het uitwisselen van informatie met andere scholen over leerlingen. Hierop antwoordde 36% bevestigend, terwijl 43% aangaf dit nummer niet te gebruiken. De rest (21%) bleef het antwoord op deze vraag schuldig. Tot besluit van dit onderdeel is zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs gevraagd of het gebruik van het onderwijsnummer het uitwisselen van informatie tussen scholen gemakkelijker maakt. Bijna driekwart van de geënquêteerden in het primair onderwijs denkt dat dit het geval is. In het voortgezet onderwijs is ruim de helft van de ondervraagden van mening dat het onderwijsnummer de uitwisseling van informatie vergemakkelijkt (zie tabel 2.12).
Tabel 2.12 – Maakt het onderwijsnummer het uitwisselen van informatie tussen scholen gemakkelijker? basisscholen
sbo-scholen
so-scholen
totaal po
vo
%
%
%
%
%
ja nee weet ik niet
71% 13% 15%
73% 11% 16%
72% 10% 18%
72% 13% 16%
53% 19% 29%
totaal (=100%)
504
104
89
697
253
Praktijkervaringen met het DOD Eén van de aangeschreven scholen voor voortgezet onderwijs heeft deelgenomen aan een pilot met het gebruik van het DOD door basisscholen in Zeewolde. Deze pilot is geëvalueerd en de desbetreffende notitie (Budde, 2007) is door de school aan het ITS gestuurd. Daarin staat onder meer informatie over ervaringen met de efficiëntie. Op RSG Levant zijn 135 DOD’s verwerkt. Dit scheelde de helft van de tijd in vergelijking met handmatige invoer. Op RSG Slingerbos zijn slechts 20 DOD’s ontvangen. Hier werd weinig tijdsbesparing gerealiseerd. De aansluiting bij het administratiesysteem bleek niet optimaal. Soms werden informatievelden verkeerd ingelezen. Daar-
15
naast werden enkele problemen gemeld met betrekking tot het onderwijskundig rapport die werden toegeschreven aan tekortkomingen in een van de gebruikte administratiepakketten. Ook hebben de scholen onderwijskundige rapporten zowel digitaal als in een papieren versie geleverd, met het oog op de ondertekening door de leerkracht van groep 8. Dit laatste wordt als minder efficiënt ervaren.
16
3 Overdracht van leerlinggegevens aan het voortgezet onderwijs
3.1 Inleiding In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de aantallen leerlingen die eind vorig schooljaar naar het voortgezet onderwijs zijn doorgestroomd en de aard van informatieoverdracht bij deze leerlingen, op afspraken met het voortgezet onderwijs over het aanleveren van leerlinggegevens en op het gebruik dat scholen voor voortgezet onderwijs maken van de verkregen gegevens. Ook wordt ingegaan op de vraag of ouders inzage krijgen in de informatie die wordt doorgegeven.
3.2 Aantallen leerlingen en aard van overdracht Tabel 3.1 laat zien hoeveel leerlingen van de geënquêteerde basisscholen eind vorig schooljaar zijn doorgestroomd naar het voortgezet onderwijs. Ook laat de tabel zien hoe bij deze leerlingen informatie is overgedragen. Daaruit blijkt dat bij 86% van de basisschoolleerlingen die naar het voortgezet onderwijs gingen, informatie is overgedragen op papier. Bij 6% van de leerlingen is een DOD overgedragen en bij 13% (afkomstig uit 14% van de basisscholen) is gebruik gemaakt van een andere vorm van digitale overdracht van gegevens. Het aantal afgegeven overdrachtsdossiers is groter dan het aantal doorgestroomde leerlingen. Afgaand op de cijfers, kan worden geconcludeerd dat bij 5% van de leerlingen de informatieoverdracht aan het voortgezet onderwijs zowel op papier als via een digitaal dossier heeft plaatsgevonden.
Tabel 3.1 – Aantallen leerlingen die eind vorig schooljaar vanuit het basisonderwijs zijn doorgestroomd naar het voortgezet onderwijs en aard van gegevensoverdracht aantal basisscholen
aantal dossiers / leerlingen
% van doorgestroomde leerlingen
papieren overdrachtsdossier digitaal overdrachtsdossier DOD andere vorm van digitale overdracht
460 28 71
11.952 806 1.779
86% 6% 13%
totaal aantal overdrachtsdossiers totaal naar VO
503 503
14.537 13.839
105% 100%
17
Ook de respondenten die werkzaam zijn in scholen voor speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs is gevraagd hoeveel leerlingen aan het einde van het afgelopen schooljaar naar het voortgezet onderwijs zijn doorgestroomd en welke vorm van informatieoverdracht daarbij is gebruikt. Tabel 3.2 geeft een overzicht. Ook hier vindt bij de overgrote meerderheid van de doorstromende leerlingen overdracht van gegevens plaats op papier. Dat is het geval bij 81% van de sbo-uitstroom naar het voortgezet onderwijs en bij 84% van de so-uitstroom. Verder valt op dat sbo- en so-scholen relatief veel gebruik maken van andere systemen voor digitale overdracht dan het DOD. Slechts voor 1% van de uit het sbo uitstromende en 5% van de uit de so-scholen uitstromende leerlingen is het DOD gebruikt voor de overdracht van informatie.
Tabel 3.2 – Aantallen leerlingen die vorig schooljaar vanuit het speciaal basisonderwijs en vanuit het speciaal onderwijs zijn doorgestroomd naar het voortgezet onderwijs en aard van gegevensoverdracht vanuit sbo aantal scholen
papieren overdrachtsdossier digitaal overdrachtsdossier DOD andere vorm van digitale overdracht totaal aantal overdrachtsdossiers totaal naar VO
vanuit so
% van aantal aantal % van aantal dossiers / doorge- scholen dossiers / doorgeleerlingen stroomde leerlingen stroomde leerlingen leerlingen
90 3 28
3.191 54 813
81% 1% 21%
62 1 15
922 50 187
84% 5% 17%
103 103
4.058 3.919
104% 100%
67 67
1.159 1.101
105% 100%
Het merendeel van de ondervraagden geeft aan de vo-scholen informatie door over de schoolloopbaan, leerprestaties, zorggegevens en handelingsplannen (zie tabel 3.3).
Tabel 3.3 – Aard van de gegevens die worden doorgegeven via DOD aan het voortgezet onderwijs; gebruikers van DOD in het basisonderwijs aantal
%
gegevens over de schoolloopbaan gegevens uit het leerlingvolgsysteem over leerprestaties zorggegevens gegevens over handelingsplannen
24 22 24 16
86% 79% 86% 57%
totaal (=100%)
28
100%
18
3.3 Afspraken met het VO over en gebruik van leerlinggegevens De afspraken die er zijn gemaakt tussen het primair en voortgezet onderwijs over het aanleveren van informatie, zijn in grote mate bepalend voor het gebruik van het digitale overdrachtsdossier. Dat is het geval bij 86% van de basisscholen die gebruik maken van het DOD. Van de respondenten in de basisscholen, sbo-scholen en de scholen voor voortgezet onderwijs geeft ongeveer driekwart aan dat scholen voor voortgezet onderwijs in hun regio een gezamenlijk formulier gebruiken voor de overdracht van gegevens van primair naar voortgezet onderwijs (zie tabel 3.4). Bij de so-scholen is dit slechts bij een kwart het geval.
Tabel 3.4 – Mate waarin scholen in de regio een gezamenlijk formulier gebruiken voor de overdracht van gegevens van primair naar voortgezet onderwijs basisscholen
sbo-scholen
so-scholen
totaal po
vo
%
%
%
%
%
ja nee
73% 27%
72% 28%
25% 75%
67% 33%
75% 25%
totaal (=100%)
500
102
85
687
251
Bijna iedereen in het basisonderwijs en het sbo en een meerderheid in het speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs vindt het wenselijk dat er een gezamenlijk formulier wordt gebruikt voor de overdracht van gegevens van primair naar voortgezet onderwijs (zie tabel 3.5).
Tabel 3.5 – Wenselijkheid van het gebruik van een gezamenlijk formulier voor de overdracht van gegevens van primair naar voortgezet onderwijs basisscholen
sbo-scholen
so-scholen
totaal po
vo
%
%
%
%
%
ja nee weet niet
92% 6% 1%
93% 6% 1%
70% 20% 10%
90% 8% 2%
77% 23% 1%
totaal (=100%)
504
104
89
697
253
19
Doorgaans is men in het primair onderwijs tevreden over het gebruik dat de scholen voor voortgezet onderwijs maken van de aangeleverde leerlinggegevens om passend onderwijs te geven (zie tabel 3.6). Hierover is 7% tot 9% niet goed te spreken. De voscholen zelf geven aan dat zij in bijna alle gevallen (91%) gebruik maken van de aangeleverde gegevens om beter passend onderwijs te geven.
Tabel 3.6 – Opvattingen over het gebruik van de overgedragen gegevens (op papier of digitaal) door het voortgezet onderwijs om beter passend onderwijs te geven basisscholen
sbo-scholen
so-scholen
totaal po
vo-scholen
%
%
%
%
%
67% 19% 7% 2% 4%
75% 16% 7% 1% 1%
66% 14% – 7% 14%
68% 18% 6% 2% 5%
91% 6% 1% 1% 1%
503
104
88
695
253
ja meestal wel meestal niet nee weet ik niet totaal (=100%)
Er zijn geen grote verschillen tussen gebruikers en niet-gebruikers van het digitale overdrachtsdossier als het gaat om de tevredenheid over het gebruik van de leerlinggegevens door het voortgezet onderwijs om beter passend onderwijs te geven.
3.4 Inzage door ouders Tabel 3.7 geeft een overzicht van de mate waarin ouders inzage krijgen in de informatie over hun kind die wordt overgedragen aan het voortgezet onderwijs. Bij nagenoeg alle scholen kunnen ouders inzage krijgen in alle informatie die wordt overgedragen, maar bij een deel van de scholen (13% in het basisonderwijs, 3% in het sbo en 9% in het speciaal onderwijs) moeten zij daar eerst naar vragen. Bij 4% van de basisscholen kunnen ouders slechts een deel van de informatie inzien of krijgen zij in het geheel geen toegang tot de informatie. In het voortgezet onderwijs krijgen ouders minder vaak inzage in alle informatie. Hier krijgt men in 11% van de scholen geen of slechts gedeeltelijke inzage. Bovendien moeten ouders bij bijna een kwart van de voscholen specifiek om de informatie vragen, voor zij deze (al dan niet gedeeltelijk) te zien krijgen.
20
Tabel 3.7 – Inzage van ouders in informatie bij overdracht naar het voortgezet onderwijs bao
sbo
so
totaal po
vo
%
%
%
%
%
alle ouders, inzage in alle informatie bij vragen ouders, inzage in alle informatie alle ouders, inzage in deel informatie bij vragen ouders, inzage in deel informatie nee, geen inzage anders
83% 13% 2% 1% 1% –
96% 3% – – – 1%
82% 9% 1% 1% – 7%
85% 11% 2% 1% 1% –
63% 19% 4% 4% 3% 7%
totaal (=100%)
501
104
88
501
253
3.5 Ontvangen van leerlinggegevens In tabel 3.8 is te zien hoeveel leerlingen het vorige schooljaar – volgens de opgave door de vo-scholen – vanuit het primair onderwijs zijn ingestroomd in het voortgezet onderwijs. Ook laat de tabel zien via welke vorm van overdracht leerlinggegevens zijn doorgekomen. De meeste scholen ontvangen gegevens via het papieren overdrachtsdossier. Er wordt in mindere mate gebruik gemaakt van digitale overdracht met behulp van het DOD of in een andere vorm.
Tabel 3.8 – Aantallen leerlingen die vorig schooljaar zijn ingestroomd in het voortgezet onderwijs vanuit het primair onderwijs en aard van gegevensoverdracht aantal vo-locaties
aantal dossiers / leerlingen
% van ingestroomde leerlingen
papieren overdrachtsdossier digitaal overdrachtsdossier DOD andere vorm van digitale overdracht
247 20 24
42.425 1.350 2.085
95% 3% 5%
totaal aantal overdrachtsdossiers totaal aantal leerlingen naar VO
250 250
45.860 44.650
103% 100%
Er is hier een verschil met de opgaven van basisscholen (vgl. tabel 3.1). Vanuit de aan het onderzoek deelnemende basisscholen is aangegeven dat bij 86% van de naar het voortgezet onderwijs doorgestroomde leerlingen een papieren dossier is afgegeven, dat bij 6% een DOD is overgedragen en dat bij 16% een andere vorm van digitale overdracht heeft plaatsgevonden. Volgens de vo-scholen was 95% van de instroom 21
uit het primair onderwijs voorzien van een papieren dossier, 3% van een DOD en 5% van een ander digitaal dossier. Deze cijfers zijn niet helemaal vergelijkbaar, omdat de functionarissen van de vo-scholen is gevraagd naar de instroom uit het primair onderwijs, waarvan ook instroom uit het speciaal basisonderwijs en/of speciaal onderwijs deel kan uitmaken (waar minder gebruik wordt gemaakt van digitale overdrachtsdossiers). Daarnaast kan het zijn dat de functionarissen in het voortgezet onderwijs (voornamelijk brugklascoördinatoren) minder zicht hebben op de verhouding tussen papieren en digitale dossiers, doordat deze bij de administratie worden verwerkt 6 . Overigens kan het aantal in het voortgezet onderwijs instromende leerlingen met een ander digitaal overdrachtsdossier dan het DOD, iets hoger liggen dan in tabel 3.8 is aangegeven. De scholen die gebruik maken van het DOD, is in de enquête namelijk niet gevraagd of zij ook instroom hebben gehad met een andere vorm van digitale gegevensoverdracht. Daarnaast kunnen nog regionale verschillen optreden die te maken hebben met het type van de benaderde vo-locatie. Zoals ook in het primair onderwijs is aangegeven, blijkt dat het gebruik van het DOD door scholen voor voortgezet onderwijs in grote mate afhankelijk is van de afspraken tussen het primair en voortgezet onderwijs. Dit is bij alle (20) gebruikers van het DOD het geval. Het type leerling (d.w.z. zorgleerling of niet) is daarbij van ondergeschikt belang. Het overgrote deel van de basisscholen die een DOD afgeven, geeft gegevens over de schoolloopbaan, leerprestaties, zorg, resultaten Cito-eindtoets en het vo-advies door aan het voortgezet onderwijs (zie tabel 3.9). Gegevens over handelingsplannen worden in ruim de helft van de gevallen verstrekt.
Tabel 3.9 – Gegevens die po-scholen via digitale overdracht doorgeven aan het voortgezet onderwijs; 20 gebruikers in het voortgezet onderwijs van het DOD
gegevens over schoolloopbaan gegevens uit het leerlingvolgsysteem over leerprestaties zorggegevens gegevens over handelingsplannen resultaten van de Cito-eindtoets het VO-advies
aantal
% ja
18 17 16 11 18 19
90% 85% 80% 55% 90% 95%
6 Zie bij voorbeeld tabel 3 in bijlage 2. Van de in Noord-Brabant geënquêteerde basisscholen geeft 16% aan DOD’s te hebben afgegeven en 9% andere digitale dossiers. Van de geënquêteerde functionarissen in het voortgezet onderwijs, zegt 11% DOD’s te hebben ontvangen en 18% andere digitale dossiers.
22
De overdracht van zorggegevens wordt door het voortgezet onderwijs zeer belangrijk geacht voor het beter realiseren van passend onderwijs, zo blijkt uit tabel 3.10. Ook het vo-advies, informatie over schoolloopbaan en leerprestaties en gegevens over handelingsplannen worden door een ruime meerderheid zeer belangrijk gevonden. De resultaten van de Cito-toets worden slecht door een kwart van de ondervraagden zeer belangrijk gevonden voor het beter realiseren van passend onderwijs.
Tabel 3.10 – Belang dat men in het voortgezet onderwijs hecht aan de overdracht van verschillende gegevens, met het oog op het beter realiseren van passend onderwijs; voortgezet onderwijs (n=253)
zorggegevens het VO-advies informatie over de schoolloopbaan info uit het leerlingvolgsysteem over leerprestaties gegevens over handelingsplannen resultaten van de Cito-eindtoets
niet/nauwelijks belangrijk
tamelijk belangrijk
zeer belangrijk
– 2% 2% 3% 3% 23%
8% 17% 23% 23% 24% 49%
91% 81% 75% 74% 73% 27%
23
24
4 Overdracht van leerlinggegevens in het primair onderwijs
4.1 Inleiding In dit hoofdstuk gaan we in op de overdracht van leerlinggegevens bij de overgang van leerlingen van een school voor primair onderwijs naar een andere school voor primair onderwijs. Daarbij wordt zowel de overdracht van gegevens aan andere scholen besproken, als het gebruik van gegevens die door andere scholen worden aangeleverd. Ook komt de inzage van ouders in de gegevens aan bod.
4.2 Aantallen leerlingen en gebruik van het digitale overdrachtsdossier Tabel 4.1 laat zien hoeveel leerlingen uit basisscholen en uit scholen voor speciaal basisonderwijs in het afgelopen schooljaar zijn doorgestroomd naar een (andere) basisschool.
Tabel 4.1 – Aantallen leerlingen die vorig schooljaar zijn doorgestroomd naar een (andere) basisschool en aard van gegevensoverdracht vanuit een basisschool aantal scholen
vanuit een sbo-school
aantal aantal % van aantal % van dossiers / doorge- scholen dossiers / doorgeleerlingen stroomde leerlingen stroomde leerlingen leerlingen
papieren overdrachtsdossier digitaal overdrachtsdossier DOD andere vorm van digitale overdracht
396 11 25
2.856 192 202
94% 6% 7%
43 1 3
160 2 7
98% 1% 4%
totaal aantal overdrachtsdossiers totaal naar VO
407 407
3.250 3.036
107% 100%
46 46
169 164
103% 100%
Uit de gegevens blijkt dat er bij doorstroom naar een andere school voor primair onderwijs aanzienlijk minder gebruik wordt gemaakt van digitale overdracht van leerlinggegevens dan bij de overgang naar het voortgezet onderwijs. Slechts bij 6% van de leerlingen die van een basisschool naar een andere basisschool gingen, werd 25
informatie overgedragen met behulp van het DOD. Bij 7% werd een andere vorm van digitale overdracht gebruikt. In het speciaal basisonderwijs wordt nog minder gebruik gemaakt van digitale overdracht. Hier is slechts voor 1% van de leerlingen gebruik gemaakt van het DOD en voor 4% van een andere vorm van digitale overdracht. Scholen voor speciaal onderwijs die leerlingen naar het basisonderwijs hebben laten doorstromen, hebben in het geheel geen gebruik gemaakt van het DOD. De gegevens in tabel 4.2 hebben betrekking op de verwijzing vanuit het basisonderwijs of speciaal basisonderwijs naar speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs. Ook hier wordt het overgrote deel van de gegevens – rond 90% – op papier overgedragen. De basisscholen hebben voor 7% van de verwezen leerlingen een DOD afgegeven, de sbo-scholen voor 2%. In het sbo is verhoudingsgewijs veel gebruik gemaakt van andere digitale overdracht. Dit was het geval bij 11% van de verwijzingen. In het speciaal onderwijs is in het geheel geen gebruik gemaakt van het DOD.
Tabel 4.2 – Aantallen leerlingen die vorig schooljaar zijn verwezen naar een school voor speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs en aard van gegevensoverdracht vanuit een basisschool aantal scholen
vanuit een sbo-school
aantal aantal % van aantal % van dossiers / doorge- scholen dossiers / doorgeleerlingen stroomde leerlingen stroomde leerlingen leerlingen
papieren overdrachtsdossier digitaal overdrachtsdossier DOD andere vorm van digitale overdracht
281 10 16
577 47 26
91% 7% 4%
77 2 7
265 5 32
90% 2% 11%
totaal aantal overdrachtsdossiers totaal naar VO
296 296
650 632
103% 100%
80 80
302 294
103% 100%
Evenals bij de overdracht van leerlinggegevens aan het voortgezet onderwijs, vindt een grote meerderheid van de respondenten het ook bij de overdracht binnen het primair onderwijs wenselijk dat er gebruik wordt gemaakt van een gezamenlijk formulier voor de overdracht van gegevens van leerlingen (zie tabel 4.3).
26
Tabel 4.3 – Wenselijkheid van het gebruik van een gezamenlijk formulier voor de overdracht van gegevens binnen het primair onderwijs basisscholen
sbo-scholen
so-scholen
totaal po
%
%
%
%
ja nee weet niet
89% 9% 3%
92% 6% 2%
79% 12% 9%
88% 9% 3%
totaal (=100%)
504
104
89
697
Bijna alle geënquêteerden zijn positief over de manier waarop andere scholen voor primair onderwijs gebruik maken van de aangeleverde leerlinggegevens – op papier of digitaal – bij het realiseren van passend onderwijs (zie tabel 4.4). Gebruikers van het DOD en niet-gebruikers denken hierover in grote lijnen hetzelfde.
Tabel 4.4 – Opvattingen over het gebruik van aangeleverde leerlinggegevens (op papier of digitaal) door andere scholen voor primair onderwijs om beter passend onderwijs te geven basisscholen
sbo-scholen
so-scholen
totaal po
%
%
%
%
ja meestal wel meestal niet nee weet ik niet
81% 12% 1% – 6%
89% 4% – 2% 5%
81% 7% – 5% 8%
82% 10% 1% 1% 6%
totaal (=100%)
504
104
89
697
4.3 Inzage door ouders Net als bij de overdracht naar het voortgezet onderwijs (zie tabel 3.7), krijgen de ouders op de meeste scholen (ruim driekwart) inzage in alle informatie, zo blijkt uit tabel 4.5. Wel is het percentage ouders groter dat hier moet vragen om de informatie, voor deze ter inzage wordt gegeven. Er zijn geen grote verschillen tussen gebruikers en niet-gebruikers van het DOD over de inzage die ouders krijgen in de informatie die wordt overgedragen naar het primair onderwijs.
27
Tabel 4.5 – Inzage van ouders in informatie bij overdracht naar andere scholen voor primair onderwijs basisscholen
sbo-scholen
so-scholen
totaal po
%
%
%
%
alle ouders, inzage in alle informatie vragen ouders, inzage alle informatie alle ouders, inzage deel informatie vragen ouders, inzage deel informatie nee, geen inzage anders
76% 16% 2% 2% 3% 1%
85% 8% 3% 2% – 3%
85% 9% 1% 1% – 3%
78% 14% 2% 2% 2% 1%
totaal (=100%)
502
104
89
695
4.4 Ontvangen van leerlinggegevens Slechts 2% van de in het kader van het onderzoek geënquêteerde basisscholen ontvangt leerlinggegevens van andere scholen via het digitale overdrachtsdossier DOD. De functionarissen van deze scholen geven aan dat zij voor ongeveer 60% van de instromende leerlingen een digitaal dossier (DOD) ontvangen. Van de sbo-scholen ontvangt 5% gegevens van andere scholen voor primair onderwijs via het DOD. Het speciaal onderwijs dat aan de enquête deelnam, heeft helemaal geen DOD’s ontvangen bij instromende leerlingen. Van de respondenten op de 9 basisscholen die via het DOD leerlinggegevens van andere scholen ontvangen, denken er 5 dat het met behulp van het DOD veel beter mogelijk is om passend onderwijs te verzorgen, 2 respondenten denken dat dit iets beter kan en 2 vinden dat het DOD in dit opzicht geen verschil maakt. In het voortgezet onderwijs is een kwart van de 24 geënquêteerden die met behulp van het DOD leerlinggegevens ontvangen, van mening dat met behulp van het digitale overdrachtsdossier veel beter passend onderwijs kan worden gegeven.
28
5 Conclusies en aanbevelingen
5.1 Inleiding In de volgende paragrafen wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste conclusies van het onderzoek en worden de drie door de aanvrager van het onderzoek geformuleerde onderzoeksvragen beantwoord. Vervolgens worden op basis van de resultaten van het onderzoek enkele aanbevelingen gedaan.
5.2 Conclusies Het onderzoek is gericht op de volgende drie hoofdpunten: • het gebruik van digitale dossiers met leerlinggegevens bij de overgang naar een andere school; • de bijdrage van digitale overdracht van leerlinggegevens aan efficiëntie en kwaliteit van het onderwijs; • randvoorwaarden en verbeterpunten bij de digitale overdracht van leerlinggegevens. Het gebruik van digitale dossiers bij de overgang naar een andere school Het gebruik van het digitale overdrachtsdossier DOD van de Vereniging DOD is beperkt. Van de basisscholen geeft 9% aan daarvan gebruik te maken om digitale dossiers te ontvangen of te verzenden. Bij de scholen voor speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs is dat respectievelijk 7% en 4%. Van de aan het onderzoek deelnemende locaties van scholen voor voortgezet onderwijs maakt eveneens 9% gebruik van de DOD-technologie. Relatief weinig wordt het DOD gebruikt door scholen voor praktijkonderwijs (3%) en relatief veel door het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) of de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo (12%). Het aandeel scholen dat zelf DOD’s afgeeft aan het voortgezet onderwijs, is kleiner dan het aandeel gebruikers van het DOD: 6% van de basisscholen, 3% van de sbo-scholen en 1% van de soscholen. Vanuit de aan het onderzoek deelnemende basisscholen is aangegeven dat bij 6% van de leerlingen die dit jaar naar het voortgezet onderwijs zijn doorgestroomd, digitale overdracht van leerlinggegevens heeft plaatsgevonden via het DOD. Bij 13% van de
29
leerlingen heeft een andere manier van digitale overdracht van gegevens plaatsgevonden. Bij 86% van de leerlingen is een papieren overdrachtsdossier afgegeven. Uit de door de scholen verstrekte gegevens blijkt dat ook bij doorstroom naar een andere school voor primair onderwijs door basisscholen bij 6% van de leerlingen een DOD is afgegeven. Bij uitstroom uit het speciaal basisonderwijs en het speciaal onderwijs naar andere scholen voor primair onderwijs, is nauwelijks gebruik gemaakt van digitale overdracht van leerlinggegevens. Een relatief grote groep is niet op de hoogte van het bestaan van het DOD. Dit is het geval bij de helft van de geënquêteerde functionarissen in het voortgezet onderwijs, twee derde in het basisonderwijs en speciaal basisonderwijs en bijna driekwart in het speciaal onderwijs. Degenen die het DOD wel kennen, maar niet gebruiken, doen dat vooral omdat zij er nog niet aan toegekomen zijn of omdat zij een ander systeem voor digitale overdracht gebruiken. Bij de scholen voor voortgezet onderwijs is het al dan niet gebruiken van het DOD vooral afhankelijk van afspraken die met het primair onderwijs bestaan over de overdracht van leerlinggegevens. Rond driekwart van de scholen voor voortgezet onderwijs werkt met een gezamenlijk formulier voor aanmelding vanuit het primair onderwijs in hun regio. Bijna iedereen – zowel in het primair als het voortgezet onderwijs – vindt het wenselijk dat er met een gezamenlijk formulier wordt gewerkt. De bijdrage van digitale overdracht aan efficiëntie en kwaliteit van het onderwijs De gebruikers zijn tamelijk positief over het DOD. Uitgedrukt in een rapportcijfer, geeft men gemiddeld een 7. Bijna alle gebruikers geven de voorkeur aan digitale overdracht van leerlinggegevens boven papieren overdracht. Bijna twee derde van de groep die het DOD gebruikt of van het bestaan daarvan op de hoogte is, is van mening dat digitale overdracht van een vaste set leerlinggegevens kan bijdragen aan het realiseren van beter passend onderwijs. Over de bijdrage daarvan aan een betere kwaliteit van het onderwijs, zijn de meningen meer verdeeld. Iets meer dan de helft denkt van wel en ongeveer een derde van niet. Waarschijnlijk verwacht men dat door de digitale overdracht van leerlinggegevens vooral het onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften (of ‘zorgleerlingen’) kan verbeteren en ziet niet iedereen daarvan ook effect op de kwaliteit van het onderwijs als geheel. Degenen die van digitale overdracht een kwaliteitsverbetering verwachten, zijn doorgaans ook bereid om daarin zo nodig extra tijd te investeren. Uit praktijkervaringen blijkt dat het gebruik van het DOD voor de schooladministratie tot een besparing van de helft van de tijd kan leiden, in vergelijking met het handmatig invoeren van gegevens. Het is echter niet helemaal duidelijk in hoeverre het bij onderwijskundige rap30
porten nodig is om naast digitale dossiers ook papieren dossiers op te leveren die worden voorzien van een handtekening. In het primair onderwijs is men in het algemeen tevreden over het gebruik dat de scholen voor voortgezet onderwijs maken van de – op papier of digitaal – aangeleverde leerlinggegevens om passend onderwijs te geven. Bij overgangen binnen het primair onderwijs is bijna iedereen positief over de manier waarop de andere scholen gebruik maken van de aangeleverde leerlinggegevens. Randvoorwaarden en verbeterpunten Belangrijke randvoorwaarden voor het gebruik van het DOD zijn – volgens de nietgebruikers – afspraken over een gezamenlijke standaard en een gezamenlijk systeem van gegevensoverdracht, een gebruikersvriendelijk systeem en het waarborgen van de privacy. Van de gebruikers van het DOD in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs, vindt rond een derde dat de gebruikersvriendelijkheid kan worden verbeterd. Een meerderheid van de gebruikers van het DOD zou het als een verbetering zien als het systeem de mogelijkheid zou bieden om dossiers van groepen leerlingen tegelijkertijd door te sturen, in plaats van per leerling afzonderlijk. De meerderheid van de gebruikers vindt het op dit moment prettiger om gegevens direct via e-mail aan andere scholen over te dragen dan via een landelijk ‘schakelpunt’. Bij het idee van centrale opslag van dossiers heeft men nog reserves. Mogelijkerwijs heeft dit met de wens tot het waarborgen van de privacy te maken.
5.3 Beantwoording van de onderzoeksvragen Het onderzoek diende de volgende vragen te beantwoorden: • Hoe groot is het aantal overdrachtsdossiers met gegevens van leerlingen dat door middel van software voor digitale overdracht jaarlijks van de ene school naar de andere wordt overgedragen? Dit geldt zowel voor de overgang van PO naar PO als voor de overgang van PO naar VO. • Ervaren het management en personeel van de PO-scholen het gebruik van DODtechnologie als ‘ontlastend’ en ‘handig’? Ontstaat hierdoor meer tijd voor het primaire proces en/of wordt het makkelijker om leerlingen passend onderwijs te bieden? • In welke mate kan de nieuwe technologie ELD volgens de PO-scholen extra voordelen opleveren, in die zin dat de ‘koude’ overdracht van leerlinggegevens verbetert?
31
Met betrekking tot de eerste vraag kan worden geconstateerd dat scholen vooralsnog beperkt gebruik maken van de mogelijkheid tot digitale overdracht van leerlinggegevens. Ongeveer 9% van de basisscholen maakt gebruik van het DOD om gegevens in het eigen administratiesysteem in te lezen of om digitale dossiers voor overdracht te maken. Het afgelopen schooljaar heeft 6% van de basisscholen DOD’s afgegeven bij leerlingen die naar het voortgezet onderwijs gingen. Deze hadden betrekking op 6% van de doorgestroomde leerlingen. Volgens de informatie van basisscholen, is ook bij 6% van de leerlingen die van een basisschool naar een andere basisschool gingen, een DOD afgegeven. Daarnaast worden ook andere systemen gebruikt: 14% van de basisscholen heeft een andere vorm van digitale overdracht gebruikt bij de overgang naar het voortgezet onderwijs (voor 13% van de doorgestroomde leerlingen). Ten aanzien van de tweede en derde vraag concluderen wij dat met het gebruik van het DOD tijdwinst te halen is voor de schooladministratie. Deels wordt deze teniet gedaan in gevallen waarbij zowel een digitaal als een papieren dossier wordt afgegeven. Degenen die het DOD gebruiken – of dat niet doen, maar wel bekend zijn met de mogelijkheden van het DOD – zijn in het algemeen wel van mening dat deze vorm van digitale gegevensoverdracht kan bijdragen aan het realiseren van passend onderwijs. Iets meer dan de helft denkt ook dat digitale overdracht van een vaste set leerlinggegevens kan bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs.
5.4 Aanbevelingen Op basis van de uitkomsten van het onderzoek, doen wij de volgende aanbevelingen: • Aangezien de overdracht van leerlinggegevens sterk afhankelijk is van afspraken daarover tussen scholen, is het wenselijk dat het onderwijsveld de afspraak maakt zoveel mogelijk gebruik te maken van één en dezelfde standaard voor de overdracht van leerlinggegevens. • Gezien de beperkte bekendheid van het DOD bij scholen, verdient het aanbeveling meer bekendheid te geven aan de mogelijkheid van het gebruik van het DOD voor digitale overdracht van leerlinggegevens en aan de voordelen daarvan. • Het is wenselijk dat er duidelijkheid wordt geschapen over de privacy-aspecten die van belang zijn bij de overdracht van leerlingendossiers – zowel op papier als digitaal – en over de eisen die worden gesteld aan de ondertekening van dossiers (op papier of elektronisch).
32
Literatuur
Budde, O. (2007). Evaluatie van het gebruik van het DOD tussen de basisscholen uit Zeewolde en RSG Slingerbos/Levant. Harderwijk/Zeewolde: RSG Slingerbos/Levant. Inspectie van het onderwijs (2007). Aansluiting voortgezet onderwijs op het basisonderwijs. Utrecht: Inspectie van het onderwijs. Onderwijsraad (2005). Betere overgangen in het onderwijs. Advies. Den Haag: Onderwijsraad. Smeets, E. (2007). Samenwerking tussen primair onderwijs, voortgezet onderwijs, regionale expertisecentra en jeugdzorg. Onderzoek naar innovatie in vijf regio’s. Nijmegen: ITS. Tonneman, J., & Stappershoef, G. (2007). Concept Standaard ELD. Versie 0.2. [http://www.eldvo.nl/cms/cm/docs/Concept%20standaard%20ELD%200_2.pdf]
Websites: http://www.eldvo.nl http://www.vdod.nl
33
34
Bijlage 1 – Bekendheid en gebruik DOD Tabel 1 – Bekendheid en gebruik van het DOD; per provincie basisscholen
locaties vo-scholen
gebruikt het gebruikt het kent het niet gebruikt het gebruikt het kent het niet niet, kent het niet, kent het Groningen Friesland Drenthe Overijssel Flevoland Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg totaal
0% 9% 12% 0% 17% 6% 4% 6% 8% 13% 24% 15%
21% 17% 12% 29% 25% 24% 36% 24% 33% 17% 28% 27%
79% 74% 77% 71% 58% 71% 60% 69% 59% 70% 48% 58%
9%
26%
65%
0% 0%
33% 41%
67% 59%
8%
48%
44%
20% 12% 13% 6%
23% 35% 37% 45%
57% 53% 50% 49%
13% 8%
34% 46%
53% 46%
9%
38%
52%
Toelichting: Indien in een provincie minder dan 10 scholen zijn geënquêteerd, dan zijn de resultaten niet in de tabel opgenomen.
Tabel 2 – Schooladministratiesystemen in scholen waar het DOD wordt gebruikt basisscholen
sbo-scholen
so-scholen
vo-scholen
totaal
Cito-LVS Eduscope ESIS LAR LVS 2000 OAS Dotcomschool Magister Parnassys Tangram @VO Winsas ander systeem niet bekend
7 1 14 8 0 4 0 1 3 0 1 7 1
0 0 0 1 0 1 0 2 0 0 0 3 0
0 0 1 1 1 0 0 0 0 0 0 1 0
0 0 0 0 0 0 14 0 0 3 0 6 1
7 1 15 10 1 5 14 3 3 3 1 17 2
totaal
47
7
4
24
82
35
Bijlage 2 – Digitale overdracht van PO naar VO Tabel 3 – Digitale overdracht van leerlinggegevens door basisscholen en ontvangst van digitale dossiers door het voortgezet onderwijs; percentages, per provincie basisscholen overdracht DOD Groningen Friesland Drenthe Overijssel Flevoland Gelderland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg totaal
locaties voortgezet onderwijs
totaal DOD andere digitale of anders overdracht digitaal
0% 2% 6% 0% 8% 4% 4% 5% 3% 4% 16% 9%
21% 2% 0% 11% 25% 18% 12% 22% 18% 30% 9% 0%
21% 4% 6% 11% 33% 22% 16% 27% 21% 35% 25% 9%
6%
14%
20%
instroom totaal DOD instroom andere digit. of anders met DOD overdracht digitaal 0% 0%
0% 6%
0% 6%
8%
8%
16%
17% 12% 13% 4%
10% 6% 6% 12%
27% 18% 19% 16%
11% 8%
18% 15%
29% 23%
8%
10%
17%
Toelichting: De percentages hebben betrekking op het aandeel basisscholen per provincie dat eind van het afgelopen schooljaar digitale dossiers heeft overgedragen (via DOD of een ander systeem) en het aandeel locaties voor voortgezet onderwijs dat digitale dossiers (via DOD of een ander systeem) heeft ontvangen. Indien in een provincie minder dan 10 scholen zijn geënquêteerd, dan zijn de resultaten niet in de tabel opgenomen.
36