1
Diepwatermuziek
Hoe kan ik met mijn kwaliteiten een succesvol bedrijf opzetten in de veranderlijke wereld van de kunst en cultuur educatie?
Een theoretische verantwoording van mijn bedrijf.
www.diepwatermuziek.nl
2
Inhoud 1) Probleemstelling
p. 3
2) Creatieve bedrijfsplanontwikkeling
p. 4
3) Profielstage
p. 6
4) Onderwijsontwikkelingen en de positie van muziekprojecten
p. 10
5) Kundigheid en educatieve verantwoording gecombineerd
p. 18
6) Ondernemingsplan
p. 20
3
1) Probleemstelling Ik ben over een paar maanden klaar met studeren en in principe dus ook klaar om aan de slag te gaan in het werkveld. Hoe dat werkveld er nu precies uitziet is nog redelijk voor te stellen maar hoe het er over een paar jaar zal uitzien wordt al een stuk lastiger. Wat ik wel weet na vier jaar studeren, is waar mijn sterke punten liggen, waar ik minder goed in ben en wat ik graag wil. Om mee te beginnen wil ik nog een tijdje door studeren, ik zit nu in een traject om de master compositie te gaan doen. Naast die master wil ik graag een start maken in het educatieve werkveld. Het is evident dat ik dat niet fulltime zou kunnen gaan doen en dat wil ik ook niet. Als er iets is waar ik achter ben gekomen is dat ik me graag voor een periode helemaal inzet voor een product en dan weer verder wil naar het volgende. Ook wil ik dit naar eigen inzicht kunnen invullen, samen met diegenen die deelnemen aan maken van zo’n product. Te veel conformeren naar een plan dat van bovenaf is opgelegd gaat in mijn ervaring ten koste van de authenticiteit van het proces. Een mogelijke uitkomst wanneer je bovenstaande uiteenzetting leest is het starten van een eigen bedrijf. Het bedrijf dat ik hierbij voor ogen heb zou muziek projecten organiseren op basisscholen en middelbare scholen. Er zijn denk ik nog meer redenen waarom een eigen bedrijf juist op dit moment een vruchtbaar plan kan zijn. Daar kunnen we echter later op in gaan. Om het onderzoek niet te breed te maken heb ik mij voor dit moment beperkt tot muziek projecten op basisscholen. 1 Wanneer we dit alles distilleren tot een onderzoeksvraag kom ik tot het volgende:
1.1 Onderzoeksvraag: Op welke wijze kan een bedrijf in muziekprojecten een toegevoegde waarde zijn binnen het onderwijs aanbod op basisscholen? Deelvragen 1)Welke vorm moet dat bedrijf dan hebben? 2)Welke vorm moeten de projecten dan hebben? 3)In welke mate is de vorm afhankelijk van mijn eigenkwaliteiten, en wat zijn die kwaliteiten? 4)Welke ontwikkelingen vormen het onderwijs op dit moment en wat betekend dat voor muziekprojecten in de toekomst. 5) Hoe kunnen we dat bedrijf goed in de markt zetten?
1 . tijdens de voorstadia van het onderzoek heb ik nog niet de keuze gemaakt slechts op het basisonderwijs te richten. Vandaar dat sommige resultaten uit VO situaties komen.
4
2) Creatieve bedrijfsplanontwikkeling Heel simpel gezegd zijn er volgens mij twee kanten aan het opzetten van een bedrijf, de creatieve kant en de zakelijke kant. Die twee kanten moeten samenkomen tot een volledig ondernemingsplan. Omdat ik, net zoals de meeste ODMers, graag veel zelf doe is de vorm van het bedrijf waarschijnlijk heel afhankelijk van wat ik kan en wil. Ik heb een model gemaakt van hoe het ontwikkelen van zo’n bedrijfsplan volgens mij in zijn werk gaat. Dat heb ik in een artikel verwerkt, hieronder heb ik een deel van dat artikel gebruikt om de functie van het model te illustreren. “Zoals je kunt zien in het ondernemingsplan is het belangrijk om onderzoek te doen. Je doet meestal eerst deskresearch waarbij je informatie uit literatuur en van internet haalt. Deskonderzoek is vrij simpel te doen en kost ook niet zo veel tijd. Dan is er veldonderzoek, hierbij benader je mensen die in het veld actief zijn. Dat kan bijvoorbeeld ook zijn door telefonisch onderzoek te doen hoewel dat deskonderzoek lijkt. Wanneer je een behoorlijk beeld hebt gevormd van de situatie in het werkveld en de behoeften van de consument kun je het grove idee van je bedrijf bij gaan schaven en wellicht nieuwe elementen toevoegen. Het product waar je dan op terecht komt leg je weer langs je eigen kunde, je moet natuurlijk wel in staat zijn het echt uit te voeren, en dan giet je het in een vorm. Die vorm onderwerp je weer aan een kritische evaluatie en beproef je met een klein onderzoek waarna je weer nieuwe elementen kan bedenken. Dit proces kun je best een tijdje herhalen terwijl je nog aan het opstarten bent en eigenlijk doe je het nog steeds wanneer je al jaren met je bedrijf bezig bent. Dit proces is hiernaast schematisch weergegeven.“
Een eerste idee van wat de vorm van het bedrijf zou kunnen zijn hebben we al. Namelijk, een bedrijf dat muziekprojecten zal organiseren en leiden op basisscholen. Wanneer we uitgaan van het bovenstaande model is het nu zaak om eens te onderzoeken wat nou eigenlijk mijn eigen sterke punten zijn. Met andere woorden, een omschrijving van mijn kundigheid.
2.1 Omschrijving eigen kundigheid Dit is als het ware een nulmeting van mijn eigen kunde, later bij het bespreken van de profielstage zal het onderwerp kundigheid nog eens terug komen onder de noemer “vaardigheden”. Dit is ook tekenend voor de cyclische aard van het proces. Sterke punten Ik werk altijd het beste wanneer ik mij honderd procent kan richten op één project en daar alle facetten van kan uitwerken. Ik ben dus het liefst bezig met het maken van, bijvoorbeeld, een voorstelling en wil dan ook van ’s ochtend 9 tot ’s avonds 12 daar aan besteden. Zo hard aan een project werken gaat nooit alleen, het is dus van wezenlijk belang dat ik het met andere mensen samen kan maken. Mijn kwaliteiten liggen vooral bij het arrangeren, componeren, multidisciplinair
5 denken en gitaarspel. In abstractere termen zou je kunnen zeggen dat ik mijzelf creatief, ambachtelijk en uitvoerend goed vind. Ook heb ik een duidelijke mening wanneer het gaat om leertheorie en de wijze waarop onderwijs is ingedeeld. Ik zie dat als een kracht omdat dit mij een sterk idee geeft van hoe ik wil dat mijn lessen er uit zien. Ik ben een groot voorstander van wat men nu het nieuwe leren noemt, hoewel ik het met de naam niet eens ben. Zoals de meeste mensen die in het onderwijs actief zijn wel weten, zijn de theorieën die men als basis van het nieuwe leren ziet al lang bekend van de reform pedagogen van de vorige eeuw (zie onder andere Oostdam, Peetsma en Blok, 2007). De belangrijkste aspecten die ik hieruit mee wil nemen zijn het authentiek leren en betekenis geven aan ervaring (Taylor, 1993). Zwakke punten Mijn kwaliteiten liggen niet bij planning en systematisch werken. Hoewel dat heel erg op persoonlijk vlak is, Ik krijg het meestal wel voor elkaar mensen bij elkaar te krijgen en een repetitie schema te draaien. Het is moeilijk voor mij om mijn eigen tijd in te plannen en systematisch mijn werk af te maken zodat het niet in de laatste ogenblikken moet. Ik denk dat dit één van de redenen is dat ik graag helemaal in en project duik, op die momenten is planning van ondergeschikt belang. Je hebt slechts één doel en dat is het project waarmee je bezig bent. Ook in de organisatie van mijn eigen spullen gaat het meestal ongeordend, een goede documentatie van alles wat ik maak en moet doen zou een hele verbetering zijn. Het daadwerkelijk maken daarvan gaat mij echter niet makkelijk af. Sterkte zwakte analyse samengevat: Sterkte Creativiteit, ambachtelijk vermogen, uitvoerend vermogen en visie. Zwakte Planning en ordening.
In hoofdstuk <> zal ik weer op deze zaken terugkomen en de implicaties voor het bedrijf uiteenzetten.
2.2 De Rechtsvorm Wanneer alle plannen zijn gemaakt zal ik met moeten inschrijven bij de kvk. Er zijn daar verschillende rechtsvormen om uit te kiezen en op de site www.kvk.nl word je redelijk door het proces heengeleid. De meeste tekenen wijzen erop dat het de beste optie is een eenmanszaak te starten. Wanneer je zo eens rondvraag doet in je directe omgeving zal dat ook meestal het antwoord zijn. Dat is niet zo gek want er zijn een paar duidelijke, financiële, voordelen. Zo heb je de zelfstandige aftrek en de starters aftrek waar je beiden geen gebruik van kunt maken op het moment dat je een bv opricht. Een ander verschil is dat je bij een bv een rechtspersoon creëert en je met een eenmanszaak als natuurlijk persoon het bedrijf leid. Die rechtspersoon is aansprakelijk wanneer je met je bedrijf in de schulden loopt, de schuldeiser kan in dit geval alleen aanspraak doen op het kapitaal dat in het bedrijf is geïnvesteerd. In het geval van een eenmanszaak kan de schuldeiser een claim leggen op je persoonlijke kapitaal. Ton Lamers heeft de voordelen en nadelen van een bv ten overstaande van een eenmanszaak eens op een rij gezet:
6
Voordelen: Beperkte aansprakelijkheid Gemakkelijke (gedeeltelijke) overdracht Gemakkelijke splitsing Gemakkelijke vreemd kapitaal aantrekken Gemakkelijke opheffing Geen interne hoofdelijkheid Status
Nadelen: Duurder (oprichtingskosten, fiscaal, administratie)
Het enige nadeel is dus eigenlijk dat een bv duurder is. Nu is het zo dat er recentelijk een nieuwe wet is aangenomen onder de naam “flex bv”. Dit betekend niet dat er een nieuwe rechtsvorm bij is gekomen naast de oorspronkelijke bv. Er is maar één vorm bv en die is nu aangepast. Een bv is nu ineens een stuk aantrekkelijker geworden voor zelfstandigen. Voor een overzicht van de verschillen met de oude bv kun je in de bijlage kijken bij de uiteenzetting van Ton Lamers. Het is voor ons vooral van belang dat de bv een stuk goedkoper is geworden. Er zijn veel minder oprichtingskosten en door een nieuwe regelgeving in de aandelen verhandeling kun je makkelijk kapitaal aantrekken zonder het bestuur over je bedrijf te verliezen. Ik denk dat de bv de beste keuze is voor het bedrijf wanneer het uiteindelijk gelanceerd wordt. Ook met het oog op doorgroeien en het aannemen van grotere projecten in de toekomst.
3) Profielstage Vorm en inhoud Ik heb stage gelopen op de jenaplan school, JenaXL. Mijn stage begeleidster was Andreke Laverman. De stage heeft van eind september tot april geduurd en ik maak daar het jaar nog af na het afronden van de officiële stage periode. Tijdens deze stage heb ik invulling gegeven aan de keuzecursus muziek op de vrijdag middag. De leerlingen op JenaXL krijgen elke 6 weken de keuze voor één van de cursussen die worden aangeboden, het is dus eigenlijk telkens een project van 6 weken. Wel is het zo dat leerlingen langer bij één cursus mogen blijven als ze willen. De samenstelling van de groep verandert dus wel maar we beginnen niet telkens met een helemaal nieuwe groep. Er zijn een paar momenten in het jaar geweest waarop we met de groep een concert hebben gegeven. We hebben ook meegedaan aan het Hoge Nood festival dat plaatsvond op de Van der Capellen SG. Het is de moeite waard hier te vernoemen dat de periodes die met een concert werden afgesloten verreweg het beste resultaat en meeste spelplezier opleverden. Naast de keuzecursus heb ik ook een paar projecten met de kunstklas gedraaid. Een paar als ondersteunend docent en een paar als project leider. Een voorbeeld van een project dat ik in dit kader heb geleid is een project met als uitgangspunt een citaat van Frank Zappa: “The brain is like a Parachute, it only works when it’s open”. Het onderwerp was in dit geval bedacht door de theater docent. Vanuit dit overkoepelende thema ging iedereen binnen zijn eigen discipline invulling geven aan het project. De nadruk lag bij de kunstlessen veel minder op spel, zoals bij de keuzecursus, en veel meer op het ontwikkelen van een visie op kunst bij de leerlingen. He creatieve proces en metacognitieve
7 vaardigheden stonden in deze projecten voorop. Wat dat betreft heb ik deze projecten meer als waardevol ervaren, ondanks de kortere duur van de stage bij de kunstlessen dan bij de keuzecursus. Het doel van deze stage was het ontwikkelen van vaardigheden die mij zouden helpen bij de uitvoerende kant van het bedrijf. Eigen vaardigheden Om er achter te komen welke vaardigheden ik zou moeten ontwikkelen om succesvol projecten te draaien heb ik eerst een project van 6 weken afgemaakt en het resultaat besproken met mijn mentor. We zijn samen tot een lijst vaardigheden gekomen waarvan ik sommige al wel voldoende beheerste en een aantal nog niet. Eerst de vaardigheden die al wel voldoende waren en een beschrijving waarom ze belangrijk zijn: -Arrangeren voor een wisselende bezetting Het is evident dat wanneer je de groep leerlingen waarmee je werkt telkens veranderd, de samenstelling instrumenten mee veranderd. Projecten moeten ook toegankelijk zijn voor leerlingen die geen instrument beheersen maar op het moment dat ze dat wel deden hebben we bij dit project besloten dat ze op hun eigen instrument zouden deelnemen aan het project. -Sociale omgang met de cursisten/leerlingen Het is belangrijk dat iedereen in de groep zich gewaardeerd voelt. Dat komt niet in de laatste plaats tot stand door leerlingen afzonderlijk als gelijken te benaderen en waarde te hechten aan hun inbreng. Een van de onderdelen van een succesvol project is volledigheid in spel en organisatie. Dat houd in dat de leerlingen zelf alle onderdelen van het project tot stand brengen, niet alleen het spelen. Wanneer je dat wil bereiken is het essentieel dat de leerling het gevoel heeft dat zijn/haar ideeën waardevol zijn. Wanneer dit niet het geval is zal de leerling meer terugvallen op opdrachten van de project leider en zo minder authenticiteit van eigen product ervaren. -eigen instrumentale/vocale vaardigheden Wanneer je een dynamisch project wil draaien is de beheersing van instrumenten van groot belang. Je hoofd instrument is belangrijk omdat je de leerlingen wilt inspireren. Basale beheersing van alle andere instrument groepen is van belang omdat je de leerlingen dan adequaat kunt bijstaan wanneer ze vragen hebben of iets niet lukt. Je eigen vocale vaardigheden zijn nog van extra belang omdat ze veel doen voor de energie waarmee je voor de groep staat. Hoewel deze vaardigheden in grote lijn al voldoende waren viel er ook nog het één en ander te verbeteren. Zo bleek dat de arrangementen goed waren maar dat ik me nog verder kon bekwamen als het gaat om kennis van blaasinstrumenten. De sociale omgang was goed alleen het blijven benadrukken daarvan tijdens groepsactiviteiten wil nog wel eens lastig zijn. Bij de vaardigheden die ik nog minder goed bleek te beheersen hanteren we een zelfde structuur. Met de toevoeging van een tweede blokje tekst bij elke vaardigheid die beschrijft wat ik daar zelf nog in moet ontwikkelen. -organisatie/ voorbereiding Soms lijkt het idee bestaan dat project matig werk en ook activiteiten op een school zoals een Jenaplanschool, minder gestructureerd zijn. Een combinatie van die twee zou dus een ongeorganiseerde bende zijn. Niets is echter minder waar. Juist wanneer de lijn tussen de leerlingen en de docent vervaagd en je meer uit handen geeft moet je er heel attent op zijn dat alles planmatig verloopt. Hoe beter je een project georganiseerd hebt hoe makkelijker
8 je het door anderen kunt laten uitvoeren. Daarbij moet men er voor waken dat de eindtermen worden gehaald. Wanneer je een programma hebt dat minder makkelijk te beoordelen is en dat meer om het proces draait moet je er alles aan doen om het monitoren van dat proces makkelijk te maken. Ik heb zelf de neiging veel vanuit de improvisatie te werken. Dat zorgt er voor dat het makkelijk is een les snel in elkaar te draaien met input van de leerlingen en een les dynamisch te kunnen laten verlopen. Het is echter een groot struikelblok bij het organiseren van het project. Hierbij moet ik mezelf aanleren van te voren een plan uit te stippelen en daaromheen een solide raamwerk te maken. Dat raamwerk kan natuurlijk wel aangepast worden wanneer ik er eenmaal mee aan de slag ben gegaan, dat is onderdeel van het proces en ook onderhevig aan de wensen en bijdragen van leerlingen. -enthousiasme overbrengen Wanneer je alles goed voor elkaar hebt en sociaal bent blijft er nog altijd over dat je de leerlingen moet inspireren en enthousiasmeren. Je moet de intrinsieke motivatie aanwakkeren die er voor zal zorgen dat de leerlingen daadwerkelijk aan de slag gaan met het materiaal dat je ze aanreikt. Dit is een onderdeel dat ik zelf half beheers. Wanneer ik zelf het materiaal heb gemaakt en daar praktisch mee aan de slag kan met de leerlingen gaat dat altijd goed. Ook wanneer ik de kans heb om recentelijk ontdekte interesses van mezelf in een les te verwerken komt het verhaal goed over. Het zijn de momenten waarop ik met materiaal van anderen moet werken of volgens een plan dat al lang af is, dat ik het niet altijd voor elkaar krijg enthousiast voor de groep te staan. Dit is dus wel belangrijk om te ontwikkelen wanneer we het belang van organiseren en plannen onderkennen. -materiaal beheren Materiaal kan hier op twee manieren worden geïnterpreteerd. Het kan heel fysiek zijn, de Instrumenten in een lokaal, de stoelen en de lessenaars, etc. Het kan ook materiaal in de zin van arrangementen of composities zijn. We beginnen even met het beheer van onstoffelijk materiaal. Dit zal op twee fronten belangrijk blijken wanneer een bedrijf in projectmatig werk verwezenlijkt word. In de eerste plaats is het belangrijk om voor de groep waarmee je het project draait een duidelijke voorraad te hebben waar zij uit kunnen putten. Het kan hier wel in fysieke onderdelen worden uitgewerkt zoals het ordenen van bladmuziek per instrument. Op de lange termijn kun je er ook van profiteren om je eigen werk en dat van anderen goed te ordenen. Je hebt dan een toegankelijke voorraad materiaal om uit te putten wanneer je snel iets op poten moet zetten. Ook geeft het je inzicht in welke materialen vaak gebruikt worden en welke het beste werken. De eerste manier waarop we materiaal interpreteerden was als fysieke voorwerpen. Dit zijn de gereedschappen die jij en de leerlingen gebruiken om te werken. Wat je graag wil is dat op de locatie waar je zit alle materiaal voorhanden is en klaar voor gebruik. Het is gebleken dat ik zelf nog veel op dit gebied te leren heb. Niet dat ik niet weet hoe het moet, maar het actief ordenen en beheren van materialen is niet een natuurlijke bezigheid van mij. Ik zal me er dus continu van bewust moeten zijn dat het moet gebeuren en het gewoon uitvoeren. Wat hierbij helpt is beseffen dat ook het bijhouden van materiaal een onderdeel is dat de leerlingen bij een project kunnen uitvoeren, onder de supervisie van de projectleider natuurlijk.
9 -studie techniek Wanneer je voor een orkest staat lijkt het heel logisch waar je allemaal aan gaat werken. Je begint met doorspelen en te zorgen dat de goede noten er uit komen, vervolgens ga je werken aan stemming, articulatie, dynamiek, etc. je pakt er een stukje uit en slijpt het scherp. Als dat orkest bestaat uit leerlingen die daar geen ervaring mee hebben en misschien ook nog wel niet overtuigt zijn van het doel van dit instuderen wordt het allemaal een stuk lastiger. Je bent dat heel veel bezig met het interessant maken van de stof en zorgen dat de houding actief blijft. Zaken die bij een orkest ook spelen maar hier verschuift het accent, de motivatie wordt belangrijker. Vanuit dit oogpunt vind ik het zelf altijd belangrijk om koppeling te maken met andere disciplines, theater kan een waardevol hulpmiddel zijn voor een muziekdocent en verassend makkelijk toe te passen. In het bijzonder wil ik hier de concentratie oefeningen noemen die vaak net zoveel voor de muziek als voor het theater doen. ` Verder is een hoog tempo belangrijk. Dat betekent niet dat je overal doorheen moet razen, je moet de leerlingen continu iets meegeven om aan te werken. Dus iets oefenen, een opmerking maken en weer oefenen. Ik heb inmiddels de studietechniek met leerlingen goed kunnen oefenen en ben van mening dat ik het nu behoorlijk beheers. Dat was mijn stage begeleidster, Andreke met mij eens bij het schrijven van de eindbeoordeling. Wel vond ze dat er nog ruimte was voor meer groei, het is dus iets waar ik me meer mee bezig zal houden in de toekomst.
10
4) Onderwijsontwikkelingen en de positie van muziekprojecten Recente ontwikkelingen Op dit moment lijken idealen van mensen als Peter Petersen en Maria Montessori weer nieuw leven te vinden met de opkomst van het “nieuwe leren”, de kernwoorden hier zijn: Actief- en Authentiek leren (Volman, 2006). De idealen van deze reform pedagogen zijn natuurlijk altijd behartigd door scholen die speciaal naar deze visies zijn opgericht. Op dit moment komen er echter ook steeds meer elementen van terug in scholen zonder zo’n stempel, scholen die dus niet handelen vanuit de idealen van één van de reform pedagogen. Een grote stap in deze richting was bijvoorbeeld het invoeren van het studiehuis voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs in studiejaar 1998-1999(zie onder andere:Van de Werf, 2005). Het idee was dat leerlingen meer zelfstandig zouden leren studeren en zodoende de aansluiting met het vervolgonderwijs zou verbeteren, de metacognitieve vaardigheden worden hier belangrijk. Ten grondslag aan het idee van het studiehuis vind je het constructivisme (Phillips, 1995) met Piaget en Vygotsky aan de basis. Constructivisten zien een leerling als persoon die … actief kennis en inzicht construeert in interactie met zijn of haar omgeving (Oostdam, Peetsma en Blok, 2007). Constructivisme wordt ook wel gezien als synoniem voor betekenis geven aan ervaring (Taylor, 1993). Op deze manier raken leerlingen betrokken bij de stof (‘involvement’). Je zou dus kunnen zeggen dat zij het leren op dit punt meer als Authentiek gaan ervaren. De twee grote pijlers van het “nieuwe leren”, Authentiek leren en Actief leren, worden dus steeds meer in het onderwijs opgenomen. Deze uitgangspunten zijn ons echter al lang bekend van de leertheorieën van de reformpedagogen, waarom vinden ze nu dan ineens meer draagvlak? Het lijkt minder te maken te hebben met de daadwerkelijke inhoud dan met een toevallig samenkomen van enkele factoren (Oostdam, Peetsma en Blok, 2007). De belangrijkste factor is denk ik dat scholen en docenten de in het contact met de leerlingen een steeds grotere kloof gaan ervaren. Uit het gevoel dat de onderwijssituatie onwerkbaar dreigt te worden lijkt het besef te groeien dat een omslag in werkwijze nodig is. Wel spijtig dat dit besef niet voortkomt uit een overtuiging op gebied van leertheorie, maar de mensen die wel vanuit een theoretisch onderbouwde hoek komen krijgen op deze manier een ingang om aan het systeem te gaan sleutelen. Op dit punt moet ook gezegd worden dat “het nieuwe leren” niet een uitgedachte theorie is. “Het nieuwe leren” wordt gebruikt als een verzamelterm voor allerlei uiteenlopende onderwijsvernieuwingen (Oostdam, Peetsma en Blok, 2007). Er is inmiddels veel geschreven over wat de inhoud van het nieuwe leren zou kunnen zijn en wij nemen hier de uitgangspunten van Oostdam, Peetsma en Blok (2007) en Volman (2006) aan als accurate beschrijving van het nieuwe leren. Tegelijkertijd moeten de scholen die wel vanuit die idealen handelden (Jenaplan, Dalton, Montessori, etc.) zich conformeren aan doelstellingen en kwaliteitseisen vanuit de overheid, waardoor zij een minder vrij karakter krijgen. Het gestandaardiseerd testen wordt meer en meer belangrijk en dat terwijl het een vorm van toetsen is die haaks lijkt te staan op de leerprincipes van de reform pedagogen, en “het nieuwe leren”. Het onderwijs in Nederland paralyseert zichzelf daardoor. We willen namelijk alle vernieuwingen die we misschien gaan toepassen eerst uitgebreid toetsen op een manier die eigenlijk alleen aansluit bij de manier van lesgeven die we voorheen gehanteerd hebben. Wanneer je nieuwe doelstellingen belangrijk gaat vinden, moet je ook een nieuwe manier bedenken om te toetsen of deze doelstellingen behaald zijn. Wat je in ieder geval kan zeggen, is dat de verschillende vormen van onderwijs in Nederland langzaam naar elkaar toe trekken. Wat we nu moeten proberen is de scheiding die wij maken tussen die vormen van onderwijs op te heffen. We moeten samen naar een beter systeem toe. Het afkraken
11 van onderdelen van wat Paradigma A en Paradigma B zou kunnen worden genoemd is zinloos. We zijn nu bij A en over een tijdje zijn we bij B. Of B dan meer weg heeft van het systeem zoals de reform pedagogen dat voor ogen hadden, of meer neigt naar een frontale manier van lesgeven is niet relevant. We moeten wel met zijn allen nadenken over wat we willen bereiken en alle opties daarin meenemen. Laat het overigens duidelijk zijn dat ikzelf meer naar onderwijs volgens het model van de reformpedagogen toe wil, of zoals we dat nu graag willen noemen, het nieuwe leren. Het nieuwe leren en muziekprojecten Muziekprojecten waarbij alle leerlingen op hun eigen wijze betrokken zijn maar waar iedereen uiteindelijk wel zijn aandeel op het podium levert, sluiten aan bij veel idealen van theorieën die onder het nieuwe leren worden geschaard. Er wordt een proces en product in zijn totaliteit behandeld, de moeilijkheidsgraad van de opdrachten vormen zich vanzelf naar de mogelijkheden van de leerlingen omdat zij zelf binnen hun mogelijkheden op zoek gaan naar een manier om hun ideeën vorm te geven. Een muziek productie kan zo simpel zijn als allemaal een liedje zingen bij de kleuters tot een musical organiseren met lichtplan en een geluidsinstallatie met soundcheck wanneer ze in groep 8 zitten. Wanneer je geregeld projecten organiseert in de jaren die ertussen zitten dan kunnen de leerlingen het ook echt allemaal zelf op het moment dat ze in groep 8 komen. Langere tijd in zo’n hechte groep samenwerken bevorderd ook de sociale veiligheid binnen een klas waar bijvoorbeeld binnen het Jenaplan onderwijs zoveel waarde aan wordt gehecht. De leerlingen zijn dus nauw betrokken bij alle stappen van het proces, ze doen ervaringen op en koppelen die aan de informatie die ze nodig hebben om verder te komen en het probleem op te lossen. Dit is in andere woorden het betekenis geven aan ervaring (Taylor, 1993) en sluit goed aan bij de principes van het constructivisme zoals beschreven door Phillips (1995) Piaget en Vygotsky. Doordat de leerlingen ook alles samen maken waarbij ze voor verschillende onderdelen van het proces verantwoordelijk zijn zou je hier nog het best kunnen spreken van het Sociaal Constructivisme van Mead en Dewey (Lagerweij en Lagerweij-Voogt, 2004). In 1995 schreef David J. Elliot het boek “Music Matters: A new Philosophy of Music Education”. Hij schrijft dat om bij een nieuwe benadering van muziek onderwijs te komen we eerst onze definitie van muziek moeten bijstellen. De definitie die volgens hem nu gehanteerd wordt komt voort uit een traditie waarin de hogere kunst het einddoel is. Het antwoord op de vraag: “wat is muziek?” beschrijft dan ook wanneer iets een muzikaal werk is. Elliot (1995) noemt dit “The Aestetic concept of Music”. Binnen deze definitie kun je makkelijk uit de voeten met het lesgeven volgens Paradigma A. De docent weet wat de leerlingen aan het eind moeten weten, namelijk dat de 3 e van Beethoven een goed stuk muziek is, en hij leert het ze. De definitie waar Elliot zelf op uit komt is een heel complexe. Eén van de kernregels die ik uit zijn betoog heb gehaald is: “…Music is a complex human practice” (p.43). Het woord practice geeft hier al aan dat het veel meer gaat om een activiteit dan om een beschrijving van een werk. Muziek als werk wordt overigens niet buiten beschouwing gelaten, het is een belangrijk onderdeel van het tot stand komen van muziek. Om een volledig beeld te vormen van hetgeen Elliot zegt is het zeer aan te raden om dit boek grondig te lezen. Wat voor ons vooral van belang is in het beschouwen van muziek onderwijs vanuit deze nieuwe definitie, is dat we ons niet kunnen richten op het overdragen van kennis en verwachten dat kinderen dan weten wat muziek is. De enige manier om erachter te komen is door het te maken, een luisteraar te hebben of te zijn en gezamenlijk de context te ervaren waarbinnen dit musiceren gebeurd. Ik geloof dat dit alleen te bereiken is wanneer je met de leerlingen aan een gezamenlijk product werkt. De leerlingen zijn namelijk zelf de muzikant, de luisteraar en de context waarin het gebeurd. Ze sturen het project puur door hun deelname een de kant uit die het meest natuurlijk voor ze is zonder dat de docent dat hoeft te forceren. Wanneer je werkt vanuit kennisoverdracht is de docent per definitie bezig met het forceren van een context. Hij of zij vertelt de leerlingen wanneer Beethoven zijn 3 e symfonie schreef, in welke
12 fase van zijn leven hij toen was en wat de mensen om hem heen er allemaal van vonden. Op deze manier heb je dus de context van het werk behandeld maar de context van de luisteraar de muzikant en de overkoepelende context compleet buiten beschouwing gelaten.
Muziekprojecten als reddingboot Het klinkt misschien wat negatief maar in een wereld waar scholen minder lijken te willen investeren in een vaste leerkracht voor een kunstvak loop je het gevaar dat het kunstonderwijs helemaal ondersneeuwt. Tenzij we scholen ervan weten te overtuigen dat kunstonderwijs wel degelijk net zo belangrijk is als taal en rekenen, wordt daar altijd het eerst op bezuinigd. En wie gaat het stokje dan overnemen? De gemiddelde docent op een basisschool heeft simpelweg niet genoeg muzikale bagage om een effectief en passend programma voor leerlingen te maken. Ergens lijken scholen dat ook wel te beseffen. Er worden bijvoorbeeld workshop leiders worden ingehuurd of de muziekschool komt een middagje langs met een grote muzikale speeldoos. Deze twee vormen van muziekonderwijs laten alleen een gat open in het midden, en precies in dat gat zit de mogelijkheid om echt effectief onderwijs aan te bieden. De docenten op de school zijn in de lange lijn met van alles bezig waar het muziekonderwijs niet noodzakelijkerwijs beter van wordt en de workshop leiders zijn zelf vaak heel vaardig en slepen de kinderen mee op een avontuur, maar de korte duur van hun aanwezigheid stelt ze niet in staat een leerlijn neer te zetten. Die leerlijn kun je met een goed gepland project wel neerzetten zonder grote aanspraak te doen op de financiële middelen van de school. Hoewel er dus veel te zeggen is voor het aanbieden van muziek op project basis zijn er ook kanttekeningen te plaatsen. Een muziekproject bied alle basis om een goed onderwijs programma te draaien maar de uitwerking ervan bepaald uiteindelijk of het een toereikend programma zal worden. Ook mensen die niet vanuit een conservatieve hoek komen spreken hun bedenkingen uit wanneer ze deze verschuiving naar een soort vrije markt systeem waarnemen. Zo schreef een pas afgestudeerde student(David Otten) die zelf als zzp’er actief is onlangs in een artikel:
“Wat aan de vele nieuwe initiatieven opvalt is dat men meestal geen examens hoeft te doen of hoeft te voldoen aan door de overheid (of cultuurbranche) vooraf opgestelde verwachtingen. Sommige van deze zzp’ers en collectieven noemen dit zelfs als één van dé voordelen van hun onderwijsaanbod. Hier valt meteen de eerste kanttekening te plaatsen. Immers: het willen voldoen aan examennormen of specifieke eindtermen waarborgt een bepaald standaardniveau waar men – niet in de laatste plaats als consument – vanuit mag gaan. … Het zou goed zijn als we er als sector er voor waken dat we door te gemakkelijk om te gaan met het stellen van eisen en de inhoud van ons vak ons niet zelf degraderen tot de “hobby’s” waarvoor we worden uitgemaakt.” (Otten, 2012) Ik ben het helemaal met D. Otten eens, we kunnen het niet laten gebeuren dat muziekonderwijs verzand in een verzameling activiteiten die louter voor vermaak dienen. Ik denk dat het certificeren van docenten om projectmatig of “freelance” aan de slag te gaan niet het probleem hoeft te zijn. Dat scholen iemand in huren die niet bij een instituut aangesloten is, betekend niet dat deze per definitie niet bevoegd is. De fout die D. Otten hier wel maakt, is het aanspreken van de sector alsof het een eigen geweten heeft. Juist het individueel aan de slag gaan zonder iets met elkaar te maken te hebben is het probleem, er is geen overkoepeld bewustzijn. We komen nu op een punt dat er een omslag wordt gevraagd van de scholen die kunstdocenten opleiden. Als het echt zo is dat het werkveld verschuift naar een meer op freelancers vertrouwend systeem dan moeten manieren komen om die mensen op te leiden. We kunnen niet af en toe een kritisch artikel schrijven en hopen dat men tot inzicht zal komen. De mensen die het werkveld in gaan moeten worden uitgerust met de kennis en vaardigheden die ze nodig gaan hebben. Op die manier blijven we ook met zijn alle verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs en niet de
13 afzonderlijke docent. Dat zou de opleiding ook aantrekkelijker maken voor diegenen die al weten dat ze op freelance basis willen werken of via een andere route in het vak rollen. Er bestaat wel een opleiding voor muzikanten die later als docenten aan de slag willen, en er zijn cursussen voor muzikanten die als freelancer of als werknemer van de muziekschool voor de groep willen. Misschien is het tijd om die tak van sport ook meer naar de reguliere opleiding te vertalen. Het zou aardig zijn een onderzoek te doen naar het aantal afgestudeerde docenten in kunstvakken om te zien hoeveel ervan een fulltime/parttime reguliere docent functie hebben en hoeveel er freelance werken. Dan in procenten uitdrukken wat de verhoudingen zijn omdat het één het ander natuurlijk niet uitsluit. Vooral interessant zou het zijn om de data van de laatste jaren te vergelijken met eerder om zo te kunnen bepalen waar we over een paar jaar zullen zijn. Mijn hypothese is dat er op dit moment meer mensen afstuderen die als freelancer aan de slag gaan dan er studenten zijn met een reguliere baan.
Conclusie en implicaties voor het bedrijf Met de opkomst van het nieuwe leren wordt eigenlijk alleen nog maar duidelijker wat de toegevoegde waarde van muziekonderwijs is. De vorm waarin muziek wordt aangeboden is dan wel doorslaggevend. Wanneer al het onderwijs in Nederland een stap in de goede richting doet door het nieuwe leren concreet te maken en het te omarmen, kan muziekonderwijs samen met andere kunstvakken een waardevolle rol spelen in het verbinden van vakgebieden. Het kan een platvorm worden om projecten vorm te geven en bijdragen aan de meest essentiële vaardigheden die leerlingen tijdens hun schoolperiode moeten ontwikkelen. Projecten zijn niet meer weg te denken uit de samenleving en hopelijk binnenkort ook niet meer uit het onderwijs. We moeten dan wel waken voor de waarborging van kwaliteit. We kunnen dit nog niet voor heel Nederland of op alle opleidingen bewerkstelligen, maar we kunnen wel ons eigen bedrijf zodanig vormgeven dat we een zet in de goede richting doen. Ik wil nu graag een opzet maken die zowel aansluit bij de uitgangspunten van het nieuwe leren als de eindtermen behartigd die de overheid voor kunst en cultuur in het basisonderwijs heeft geformuleerd. Zoals ik hierboven al heb besproken, denk ik dat het gebruik van een project model al veel principes van het nieuwe leren uitbuit. We gaan dus eerst eens kijken naar de eindtermen voor het kunst onderwijs op de basisschool die er voor zouden moeten zorgen dat de kwaliteit gewaarborgd blijft.
Kerndoelen leergebied Kunst en Cultuur Binnen het leergebied Kunst en Cultuur zijn vijf kerndoelen gedefinieerd (48 t/m 52), met aandacht voor alle kunstdisciplines. Scholen kregen hiermee ruimte voor een geïntegreerde aanpak van de kunstvakken. De nieuwe kerndoelen schenken aandacht aan actieve, receptieve en reflectieve kunstbeoefening. De kerndoelen kunst en cultuur: 48. De leerling leert door het gebruik van elementaire vaardigheden de zeggingskracht van verschillende kunstzinnige disciplines te onderzoeken en toe te passen om eigen gevoelens uit te drukken, ervaringen vast te leggen, verbeelding vorm te geven en communicatie te bewerkstelligen. 49. De leerling leert eigen kunstzinnig werk, alleen of als deelnemer in een groep, aan derden te presenteren. 50. De leerling leert, op grond van enige achtergrondkennis te kijken naar beeldende kunst, te luisteren naar muziek en te kijken en luisteren naar theater-, dans- en filmvoorstellingen. 51. De leerling leert met behulp van visuele of auditieve middelen verslag te doen van deelname aan kunstzinnige activiteiten, als toeschouwer en als deelnemer.
14 52. De leerling leert mondeling of schriftelijk te reflecteren op eigen werk en werk van anderen, waaronder dat van kunstenaars.
Het eerste dat mij opvalt is dat deze doelen heel ruim beschrijven wat er moet gebeuren. Het is dus niet zoals beschreven door D. Otten dat wanneer we ons aan deze kerndoelen vasthouden we de kwaliteit automatisch waarborgen. Het niet opvolgen van de kerndoelen zou dus nooit per definitie het tegenovergestelde resultaat opleveren. Wel denk ik dat de kerndoelen een heel goed uitgangpunt zijn voor iedereen die een kunst en cultuur programma voor de basisschool op poten gaat zetten. Wanneer we de kerndoelen punt voor punt analyseren zie je dat er een lijn in zit. Punt 48 en 49 zijn gericht op het zelf uitvoeren en ervaren van kunst en hebben als belangrijk onderdeel dat de zeggingskracht ervan kan worden gecommuniceerd met derden. Punt 50 heeft als uitgangspunt ook het ervaren van kunst hoewel niet vanuit de eigen uitvoering maar door te kijken en te luisteren. Ook wordt hier voor het eerst de koppeling gemaakt naar de theorie of, achtergrondkennis. Punt 51 en 52 verklaren dat de leerling zijn ervaringen moet kunnen vertalen naar andere disciplines en er verslag van moet kunnen doen. Het belangrijkste woord hier is reflecteren. Anders gezegd: Ervaren Presenteren Koppeling theorie verwerken Reflecteren Toegegeven dat het niet noodzakelijkerwijs in deze volgorde hoeft te gebeuren. Weer anders gezegd: Betekenis geven aan ervaring. En dus leren volgens de principes van het constructivisme (Taylor, 1993 en Phillips, 1995). Via die route zijn we dus weer terug bij Vygotsky en Piaget. Ik heb al eerder geschreven dat de principes van het constructivisme aansluiten bij het nieuwe leren. Hoewel dat niet de enige theorie is die je er aan kunt koppelen. Voor nu volstaat die koppeling wel om de volgende uitspraak te kunnen doen: wanneer we ons bedrijf inrichten volgens de kernpunten kunst en cultuur educatie zijn we tevens volledig in lijn met het nieuwe leren. Nu rest ons nog de vraag hoe we projecten zo kunnen invullen dat we daar inderdaad aan voldoen. Er zijn volgens mij twee mogelijkheden. De eerste is dat we proberen voor elk project te beschrijven hoe we voldoen aan de kern doelen. Op die manier zorgen we ervoor dat alle onderdelen (ervaren, presenteren, koppeling theorie, verwerken en reflecteren – voortaan: de kernpunten) aan bod komen, hoewel niet noodzakelijkerwijs in die volgorde. De tweede manier zou zijn het proces met de vijf onderdelen zelf uit te werken. Dus vanuit de ervaring en de presentatie naar de theorie werken en vervolgens die zaken verwerken en op het geproduceerde reflecteren. Ik denk dat de eerste manier het beste is omdat het proces niet cyclisch is op grote schaal. Dat wil zeggen, de kernpunten volgen elkaar op kleine schaal op maar zijn over het gehele proces gezien door elkaar gehusseld. Wanneer we het project op die manier zouden indelen maken we de lijn onnatuurlijk. De grootste valkuil van projectonderwijs is denk ik dat de eerste twee onderdelen, ervaren en presenteren, heel sterk naar voren komen. Dit is wat de mensen zien en waar het succes van een project vaak aan gemeten word. Dat is ook de reden dat critici zoals D. Otten schrijven dat ze bang zijn voor vervlakking van het muziekonderwijs, en daar hebben ze gelijk in.
15 Ik ben daarom ook heel blij met de huidige kerndoelen. Ze zijn beknopt en duidelijk, ze laten voldoende ruimte voor eigen invulling op alle vlakken en als je echt de doelen nastreeft dan komen er zeker educatief verantwoorde projecten uit. Ze zijn dus helemaal klaar voor de onderwijs vernieuwingen waar we nu middenin zitten, iets dat volgens mij een unicum is. Ons concrete doel is nu dus projecten opzetten die het vervullen van de kerndoelen nastreven waarbij we extra aandacht besteden aan de onderdelen koppeling theorie, verwerking en reflectie.
5) De vorm van projecten In het voorgaande hoofdstuk heb ik twee manieren beschreven om invulling te geven aan de kerndoelen binnen de vormgeving van projecten. We gaan nu eerst aan de slag met de eerste manier. We gaan dus vanuit de kerndoelen zelf werken. Om concreet te kunnen zeggen hoe we invulling aan de kerndoelen geven moeten we een project in zijn geheel beschouwen zodat we de juiste context hebben. Dat houd in dat we werken met een thema voor een bepaalde periode met een bepaalde doelgroep. Ook houden we hierbij rekening met de aard van het project. Het kan de wens van de school zijn om bijvoorbeeld met een band of een koor te werken. Project op de Janssjensschool aan de janssensstraat in de periode 40 maart tot 50 april.
Project op de Janssjensschool aan de janssensstraat 6 weken de tijd 30 leerlingen, groep 8
Aard van het project: Band project - 6 weken In het bandproject gaan we alles doen dat te maken heeft met pop en rockmuziek. Iedereen krijgt voor de duur van het project een rol, dat wil zeggen dat je een instrument voor je rekening krijgt en bijvoorbeeld in het team “promotie” komt. In een popband spelen houdt veel meer in dan alleen muziek maken, je zet jezelf neer als product op het podium en overtuigt iedereen er van dat jij degene bent van wie ze de volgende cd gaan kopen. Sommigen zullen de taak krijgen om de sfeer van de groep te bewaken en moeten telkens zorgen voor kleine teambuilding activiteiten of even een reflectie moment inlassen. Wanneer je op promotie gezet bent zorg je er voor dat er een mooie foto van de band komt en verspreid je een flyer op school en over facebook bijvoorbeeld.
16 Natuurlijk moet er ook serieus muziek gemaakt worden, iedereen speelt een instrument dat essentieel is voor de klank van het geheel. We hebben dus echt iedereen nodig om het concert tot een succes te maken, zowel op het podium als ernaast.
Thema specifieke inhoud Deze laten we hier even open. Het zal de inkleuring zijn van alle onderdelen maar niet van belang voor de educatieve waarde.
Doelen geformuleerd aan de hand van de kerndoelen kunst en cultuur educatie, artikel 48, 49, 50, 51, 52 48. In het bandproject leren de leerlingen binnen korte tijd basale techniek op een instrument en vormen een beeld van hun vocale kunnen. Deze vaardigheden zetten ze in om aan het eind van het project expressie te geven aan verschillende stukken muziek met een andere emotionele en culturele waarde binnen een pop/rock setting. De minimale voorwaarden om aan dit punt te voldoen zijn daarom als volgt: -Beschikking over genoeg instrumenten om een band te vormen. -Beschikking over ruimte die een veilige omgeving bied om te repeteren. -voldoende tijd voor de leerlingen om basisvaardigheden onder de knie te krijgen. Voor de meest simpele categorie instrumenten (orf en vocaal) is dat 3 keer een uur. -De groep kan niet groten dan 30 leerlingen zijn per docent, anders is het aanleren van de basis vaardigheden niet te overzien. -De behandelde muziek moet ruimte bieden voor de eigen interpretatie van leerlingen. 49. Aan het eind van het Bandproject moet een presentatie plaatsvinden. Bij deze presentatie is het van belang dat het publiek bestaat uit personen die zelf niet deelnemen aan het project. De leerlingen voeren zelf alle taken uit die bijdragen aan een waardige presentatie. Ze zorgen voor de promotie en de aankleding van de zaal. Ze zorgen er ook voor dat het publiek begrijpt waar de presentatie over gaat door middel van verbale uitleg tijdens de presentatie en een programmaboekje. De minimale voorwaarden om aan dit punt te voldoen zijn daarom als volgt: -De aanwezigheid van een concertlocatie/plaats waar zowel ruimte is voor een podium als voor publiek. -Een vooraf vastgestelde dag en tijd waarop de uitvoering zal plaatsvinden zodat de leerlingen de extra taken die betrekking hebben op promotie kunnen uitvoeren en men er zeker van is dat er een publiek van derden aanwezig zal zijn om de presentatie te zien. -Er moet beschikking zijn over materialen waarmee de leerlingen de extra taken kunnen uitvoeren. -De presentatie moet thematisch aan elkaar hangen zodat uitleg door de leerlingen zinnig is. 50. Het is van belang dat de leerlingen de koppeling kunnen maken tussen de muziek die ze zelf uitvoeren en muzikale uitingen door anderen. Daarom bestaat de projecttijd niet alleen uit zelf oefenen maar wordt er ook geluisterd/gekeken naar materiaal van anderen. De leerlingen hebben inspraak in welke elementen van de beschouwde presentaties ze willen meenemen in hun eigen presentatie. Ook de theoretische onderbouwing word hier belangrijk, de leerlingen spelen in dit project in ieder geval een stuk rockmuziek. Wat er dus behandeld moet worden is wat er voor zorgt dat het rockstuk anders is dan een ander stuk dat de leerlingen wellicht zelf gekozen hebben. Dit vraagt dus het vermogen van de docent om het materiaal waar de leerlingen mee aan komen op
17 waarde te schatten en te analyseren. Na het analyseren van het stuk moet de docent het ook tot een begrijpbaar arrangement voor de leerlingen kunnen verwerken. De minimale voorwaarden om aan dit punt te voldoen zijn daarom als volgt: -Beschikking over geschikt materiaal om elementen uit te halen voor de presentatie, liefst met een thematische link. -Apparatuur die de mogelijkheid bied het materiaal aanschouwelijk te maken. -Analytisch vermogen van de projectleider. 51 De leerlingen verwerken hun nieuwe kundigheid samen met de theorie in onderdelen voor de presentatie. Dit houd in dat minstens één van de stukken die de leerlingen ten gehore zullen brengen door hen zelf gemaakt is aan de hand van wat ze bij andere stukken hebben geleerd. Op deze manier is de verwerking van de ervaring en theorie zinnig omdat ze nog steeds werken aan hun presentatie. Er kan in de tweede week begonnen worden met het verwerken. Tegen deze tijd hebben de leerlingen kunnen wennen aan de gang van zaken en hebben ze iets meegekregen van de sctuctuur van de muziek waarmee ze werken. Ze hebben zich dus ook een beeld kunnen vormen van hoe een presentatie er uit zou kunnen zien. Dat is van wezenlijk belang wanneer de leerlingen specifiek voor dat doeleind iets moeten maken. De vastlegging gebeurt op grafische en symbolische wijze. De leerlingen moeten iets maken waar ze zelf betekenis aan geven. De minimale voorwaarden om aan dit punt te voldoen zijn daarom als volgt: -Materiaal voor de leerlingen om vast te leggen wat ze hebben bedacht, het liefst toegang tot een beeldende vorming lokaal zodat ze alles tot hun beschikking hebben waarvan ze denken dat het werkt. 52 Tijdens het maken van eigen werk en het repeteren van stukken neemt de begeleider onderdelen op. Deze bespreekt hij/zij met de leerlingen. Dat doet hij telkens volgens een vast patroon zodat de leerlingen gewend raken aan de manier van reflecteren. De eerste vraag is: wat gebeurt er? Dit is puur observeren, de leerlingen worden gestimuleerd alles te noemen en nog geen oordeel te vellen. Daarna mag de projectleider een invulling geven aan het tip en top systeem, wat is goed en wat kan er beter. Aan het eind van de reflectie zit altijd een moment van nieuwe aanpak bespreken zodat de leerlingen weten waar ze de volgende keer mee aan de slag gaan. Aan het eind van het project, na de presentatie, is er nog een moment om te reflecteren op het hele project. Dit gebeurt niet zoals in eerdere repetities in de kring terwijl we braaf het schema afwerken. Het gebeurt zoals dat bij een band die een optreden heeft gehad ook gaat, je ruimt eerst samen alles op en gaat dan samen een beker ranja nuttigen terwijl je bespreekt wat er gebeurt is. De leerlingen zullen nog helemaal vol zitten met verhalen over wat er allemaal mis ging en goed ging tijdens de voorstelling en ze willen al helemaal graag weten hoe anderen vonden dat ze het deden. Het reflecteren op elkaars kunnen zou dus vanzelf moeten gaan en wanneer je het in de voorafgaande lessen goed met ze geoefend hebt, zouden ze op sommige momenten ook nog eens onbewust met die structuur kunnen werken. De minimale voorwaarden om aan dit punt te voldoen zijn daarom als volgt: -Een opname apparaat met beeld en geluid. -Ranja.
Concrete inhoud van het project in punten uiteen gezet -We werken in 6 weken met de groep leerlingen naar een presentatie toe. -In die tijd zijn er 4 concrete doelen die de leerlingen halen voor het eind van het project. 1. Basale beheersing van een instrument/vocale gewaarwording. 2. Ze doen kennis en ervaring op in het presenteren van zichzelf en anderen.
18 3. Ze leren een inhoudelijk en emotioneel oordeel vormen over muziek uit de pop/rock cultuur. 4. Ze leren hun eigen presteren op waarde schatten in de context van pop/rock cultuur. 5. Ze leren muziek vast leggen. -De volgende materiële zaken moeten aanwezig zijn voor het succesvol uitvoeren van het project: 1. Een repetitie ruimte waar minstens 1,5 uur per week beschikking over is. 2. Een basis pop instrumentarium, drum, gitaar, basgitaar, keyboard, zang versterking. 3. Een locatie met voorziening voor podium en publiek. 4. Materiaal om eigen composities mee vast te leggen. (papier, potloden, stiften, etc.)
6) Kundigheid en educatieve verantwoording gecombineerd De vorm van het bedrijf Nu het duidelijk is hoe ik afzonderlijke projecten wil vormgeven, welke vragen ontstaan vanuit de ontwikkelingen binnen het onderwijs en welke kwaliteiten ik zelf bezig kan ik een vorm voor het bedrijf bedenken. Dit is slechts een kort concept dat verder uitgewerkt zal worden in het ondernemingsplan. Bestuur Het eerste punt dat ik zelf moet onderkennen is dat alle gebieden waar ik over minder kwaliteit beschik essentieel zijn bij het besturen van een bedrijf. Ik zal dus iemand moeten vinden om dit met mij samen op te lossen. Dit kan niemand zijn in de vorm van een accountant omdat er niet alleen maar papier zaken te regelen zijn. Het moet iemand zijn die begrijpt wat creatieve projecten nodig hebben. Dit zal mij ook stimuleren bij het ontwikkelen van nieuwe projecten, iemand om mee te sparren dus. We zullen het bedrijf met twee man runnen. Aanpak Wij zullen vooral op de vraag van de school gericht zijn. Wanneer je het model voor de vorm van projecten gaat invullen neemt de school het thema het aantal leerlingen en de tijdsduur voor zijn rekening. Wij vullen het model vervolgens aan zodat de educatieve waarde van het project gewaarborgd is. We zullen zoveel mogelijk werken met materialen die op de scholen aanwezig zijn. De werkwijze van het bedrijf hangt sterk samen met het bedrijfstype dat hier bij past. Volgens onderzoek van Vinkenburg et al (2010) zijn er 3 voorname types als het gaat om bedrijfsmodellen. Het aangeboden product hangt in die zin af van het bedrijfsmodel dat het bepaald of het product meer vraag of meer aanbod gericht is en in welke mate het proces hierin een rol speelt. Het opereren van Diepwater muziek zal zich vormen naar het tweede type (type B) . Dat type wordt hieronder toegelicht. (bron: Bedrijfsmodellen voorkunsteducatie berenschot Julie 2010)
19
Instellingen die van dit type zijn, werken zowel vraaggericht als procesgericht. Een typische instelling die werkt volgens dit model, is zodanig georganiseerd dat flexibel kan worden ingespeeld op ontwikkelingen in de vraag. Het aanbod bestaat naast lessen vooral uit korte cursussen en projecten die naar een productie of presentatie toewerken. De instelling biedt enkele disciplines aan, afhankelijk van de behoefte van het (potentieel) publiek. Dat kan muziek zijn (de muziekschool plus) en/of een combinatie met dans, theater, ballet en dergelijke. Activiteiten worden op diverse locaties aangeboden, in eigen gebouwen, scholen of buurtgebouwen, vaak in verschillende steden en dorpen…. (bron: Bedrijfsmodellen voorkunsteducatie berenschot Julie 2010)-Vervolg in bijlage F
20
7) Ondernemingsplan
7.1 Inleiding Het ondernemingsplan is tevens de conclusie van dit document. Dat betekend dat alle vragen die we ons in het begin gesteld hebben hier beantwoord worden. Hier nogmaals die vragen op een rijtje:
Op welke wijze kan een bedrijf in muziekprojecten een toegevoegde waarde zijn binnen het onderwijs aanbod op basisscholen? 1)Welke vorm moet dat bedrijf dan hebben? 2)Welke vorm moeten de projecten dan hebben? 3)In welke mate is de vorm afhankelijk van mijn eigenkwaliteiten, en wat zijn die kwaliteiten? 4)Welke ontwikkelingen vormen het onderwijs op dit moment en wat betekend dat voor muziekprojecten in de toekomst. 5) Hoe kunnen we dat bedrijf goed in de markt zetten?
7.2. Bedrijfsformule Klanten zijn: Basisscholen; Concurrenten zijn: Muziekscholen; andere docenten/workshopleiders en bedrijven die een dergelijk aanbod organiseren onder één kap. Product: Product is een dienst. Projecten draaien die er op gericht zijn een educatieve bijdrage te leveren aan het kunstonderwijs op basisscholen. Doelgroep: Basisscholen; 7.3. Product/dienst Project leiding/uitvoering op scholen met als doel een muzikale eindpresentatie neer te zetten. De school heeft een thema en groep waar ze graag een project mee zouden willen doen. Het is onze
21 taak om dat project zo invulling te geven dat de leerlingen naast dat ze een vermakelijk project hebben gedraaid ook nog een stap in hun ontwikkeling hebben gezet.
Ondernemerskwaliteiten We kunnen heel flexibel zijn zonder kwaliteit te verliezen. We hebben een duidelijke visie op het gebied van onderwijs en kunnen dat vertalen naar projecten op alle scholen.
7.4 Marketing Deskonderzoek 1.Wie zijn de afnemers? Basisscholen 2.Hoe groot is die groep? Zwolle 50 Basisscholen (http://www.zwolle.nl/wonen-leven/leren/primaironderwijs/basisscholen.htm) Veel scholen die het etiket Dalton, Jena, motessori of Brede school dragen. Dat zijn over het algemeen waarschijnlijke klanten voor ons bedrijf. Bijlage E voor een lijst met verschillende typen scholen.
Welke wensen hebben de afnemers ten aanzien van het product? Verantwoord. Scholen willen graag een product waarmee ze aan kunnen komen bij subsidieverstrekkers en de ouders van hun leerlingen. Een kant en klare verantwoording waarom het product binnen hun onderwijs systeem past en welke vaardigheden de kinderen ontwikkelen wanneer ze er aan mee doen is dus gewenst. In het bijzonder kunnen we ons richten op het werken aan de kerndoelen voor kunst en cultuur onderwijs. Deze doelen kunnen richting en betekenis geven aan projecten en een leerlijn verzekeren. Er zijn vraagtekens over het behouden van leerlijnen met het toenemen van zzp’rs in het kunstonderwijs en het daardoor meer gefragmenteerde aanbod in deze sector. Het moet aansluiten op het overige aanbod op de school maar wel een duidelijke toevoeging zijn. Welke prijs willen afnemers betalen voor het product? Voorbeelden: Workshop maxmusic, 250 euro.
22 http://www.maxmusic.nl/workshops/kinderen/ klankspeeltuin Tarieven voor scholen: • vanaf € 3,00 per leerling (basisonderwijs) • € 5,00 per leerling (speciaal onderwijs) • € 5,00 per leerling (voorgezet onderwijs) http://www.muziekgebouw.nl/klankspeeltuin/ http://www.stichtingkasba.nl/index.php/projecten 5.Waarom kopen ze het product? Om het onderwijs aanbod aan te vullen. Om een ontspannende activiteit aan te bieden naast het vaste programma. Kwaliteit van onderwijs waarborgen, daarin is kunstonderwijs een onmisbare factor. Het projectmatig aanbieden van muziekonderwijs heeft zoals eerder gezegd toegevoegde waarde voor de school als financieel goed te behappen alternatief. Het is echter ook een vorm van onderwijs die "Kwalitatief goed onderwijs" is moeilijk precies te definiëren, maar er kunnen drie principes worden onderscheiden die ten grondslag liggen aan wat goed onderwijs inhoudt: onderwijs dat relevant is voor de leerling maar ook universele waarden bevordert zoals vrede en duurzame ontwikkeling, onderwijs dat gelijkwaardig is in termen van toegankelijkheid en resultaten en dat een waarborg is voor sociale inclusie in plaats van uitsluiting, en onderwijs dat beantwoordt aan en helpt om de rechten van het individu te verwezenlijken.
Fieldonderzoek - gegevens in bijlagen C en D De verschillende basisscholen in omgeving Zwolle hebben een heel gevarieerde voorziening muziekonderwijs. Op sommige scholen zijn meerdere docenten actief en worden er regelmatig projecten georganiseerd. Bij andere scholen blijft het bij af en toe een bezoekje van de muziekschool. Andere bedrijven in muziek projecten lijken zich vooral te richten op workshops. Die duren meestal zo’n 1,5 uur. Ze geven aan flexibel te zijn naar de consument maar ook naar hun eigen werknemers. Wat zijn de veranderingen Scholen willen steeds minder investeren in een vaste leerkracht voor muziek. Het nieuwe leren is in opkomst, dit houd voor ons in dat er meer ruimte komt voor projectmatig onderwijs.
23 7.4.2 Swot-analyse Kansen: Het Nieuwe leren word steeds belangrijker in het onderwijs. Projectmatig werk is een vorm die daar goed op aansluit. Bedreigingen: ontwikkelingen in de omgeving die nadelig zijn voor het bedrijf, bijvoorbeeld wetgeving, marktgedrag, afnemersgedrag. De Muziekscholen trekken meer de Basisscholen en het voorgezet onderwijs in. Voor het succesvol uitvoeren van het project ben je nog wel afhankelijk van de locatie. Nog geen naamsbekendheid. Door een verschuiving in de subsidies en een verandering in de benadering van kunstonderwijs door scholen, komen er in rap tempo meer zzp’ers en kleine bedrijfjes bij. Er is dus een toename in vraag maar ook zeker in aanbod. Sterkten: de punten waarin het bedrijf in uitblinkt, bijvoorbeeld een sterke financiële positie, een goed overzicht van klantgedrag, groot marktaandeel, goede reputatie etc Flexibel doordat er nier te veel bureaucratie aan te pas komt en het bedrijf alle materiaal op maat kan aanbieden. Doordat alle materiaal zelf ontwikkeld is weet de projectleider precies wat er mogelijk is. Omdat scholen steeds minder docenten in vaste betrekking willen kunnen bedrijfjes die op projectmatige basis werken makkelijker aansluiting vinden bij de vraag. Zwakten: alle punten waar het bedrijf niet goed in is. Het omgekeerde van sterkten, financiële positie, een goed overzicht van klantgedrag, groot marktaandeel, goed reputatie, verliesgevende producten.
We hebben nog weinig naamsbekendheid. De organisatorische vaardigheden zijn nog niet groot genoeg om een bedrijf op de been te houden. Er is weinig startkapitaal. 7.4.3 De marketing instrumenten Vorm van het bedrijf Het draaien van muziek producties met oog op de educatieve waarde van projectmatig onderwijs. Product/dienst
24 De precieze vorm van een project komt in samenspraak met de school die het product afneemt tot stand. Door het onderstaande schema van inhoud te voorzien wordt het project concreet. Project op de Janssjensschool aan de janssensstraat in de periode 40 maart tot 50 april.
Prijs De prijs wordt altijd in overleg met de school vastgesteld en gaat uit van een paar richtlijnen: 50 euro per uur per project begeleider. 300 euro overkoepelde kosten voor projecten langer dan een maand eens per week. 150 euro per 5 minuten aangevraagde arrangementen/composities. Plaats Zwolle Distributie Zwolle en omgeving Promotie http://www.diepwatermuziek.nl/index.html Personeel Twee personen, één bedrijfsleider en iemand die de organisatorische zaken waar ik zelf minder goed in ben op zich kan nemen. 5.4 Concurrentiepositie Niet sterk, andere organisaties zijn al meer gevestigd. Klanten zullen in eerste instantie niet uit zichzelf naar ons toe komen. De zichtbaarheid van het bedrijf hangt sterk samen met het aantal gedraaide producties. De presentaties van projecten zijn het beste visitekaartje, een goede vastlegging is dus essentieel. 7.4.5. EVA 7.6 Plan van aanpak Het begint allemaal bij het organiseren van een project. We willen graag gezien worden en een graag geziene gast worden. Er iets niets fijner dan samen met collegae projecten bedenken en opzetten en het kan geen kwaad om belangeloos aan het een en ander mee te werken om connecties op te bouwen in de wereld van kunst en cultuur en natuurlijk die van educatie.
25 Er moet echter ook wat verdient worden en dat lijkt het best te bereiken te zijn door simpelweg aan te kloppen bij scholen waarvan het vermoeden bestaat dat ze wel eens een gat zouden kunnen hebben op gebied van muziek onderwijs. Zaak hierbij is om niet belerend over te komen en het gebied kunst wel even voor ze in te vullen maar te komen met een plan waar beide partijen gelijk in kunnen zien dat het zowel educatief als bedrijfskundig (een school is eigenlijk ook een soort nonprofit bedrijf) een vruchtbare samenwerking kan opleveren.
De samenwerking met scholen is een combinatie tussen aanbod en vraag. Aan de ene kant bieden wij onze dienst aan de school aan, dat betekent dat wij de school benaderen en een voorstel doen voor een vorm. Vervolgens hangt het van de vraag van de school af hoe zo’n project precies vorm zal krijgen. Wij willen wel in zoverre aanbodgericht blijven werken dat we de kwaliteit van de projecten op educatief vlak altijd in de hand hebben. Daarom zullen we scholen altijd de vrijheid geven om projecten in te vullen binnen het door ons opgestelde kader. Dit kader schept de minimale voorwaarden waar een project aan moet voldoen om een educatieve meerwaarde te zijn. Daarna kunnen projecten in alle vormen worden gegoten zolang als ze blijven voldoen aan de basisvoorwaarden.
Tot slot
Er is nog een heleboel dat moet gebeuren voordat het bedrijf daadwerkelijk gaat draaien. Dat betekend niet dat er geen begin gemaakt kan worden. Alle projecten die nu gedraaid worden kunnen bijdragen aan het succes van het bedrijf wanneer het gaat lopen. Het is nu belangrijk om veel connecties te leggen en te zorgen dat de naam van het bedrijf, en mijn eigen naam, bekend worden in de regio. Het eerste project in die richting is al gestart, de kinderopera die ik voor mijn muziekproductie heb geschreven wordt over 2 weken binnen het kader van de educatie dagen 5 keer uitgevoerd. In dat project zitten alle educatieve doeleinden al verwerkt, hoewel nog niet zo sterk vertegenwoordigd als wanneer ik met de leerlingen zelf de voorstelling zou maken.
26
Bronnen Alkema, E., Tjerkstra, W. Meer dan onderwijs 7e duk- met medewerking van: Joanneke Kuipers, Chris Lindhout
Lamers, T., Nagel, R., (2013) Musiconomie - 4e druk, Musiconomie Nagel: Bussum Coutinho 2013 Vinkenburg, B., Syderius, T., van Gennip, P., van Maurik, I., (2010) Bedrijfsmodellen voor Kunsteducatie. Steele, K. M., Dalla Bella, S., Peretz, I., Dunlop, T., Dawe, L. A., Humphrey, G. K., Shannon, R. A., Kirby Jr., J. L., & Olmstead, C. G. (1999). Prelude or requiem for the 'Mozart effect'? Nature, 400: 827.
Brochard,R., Dufour, A.,&Després, O.(2004). Effect ofmusical expertise on visuospatial abilities: Evidence from reaction times and mental imagery. Brain and Cognition, 54, 103–109. Elliott D. J., (1995) Music matters: a new philosophy of music education. Oxford University Press. New York Hetland,L.,&Winner,E.(2001).The arts andacademic achievement:What the evidence shows. Arts Education Policy Review, 102, 3–6. Lagerweij, N., & Lagerweij-Voogt, J. (2004). Anders kijken: De dynamiek van een eeuw onderwijsverandering. Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Oostdam R., Peetsma T., Blok H. (2007) Het nieuwe leren in basisonderwijs en voortgezet onderwijs nader beschouwd: een verkenningsnotitie voor het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Universiteit van Amsterdam Otten, D., (2012)dreiging overschot zzp’ers in de kunst en cultuur sector Phillips, D. C. (1995). The good, the bad and the ugly: the many faces of constructivism. Educational researcher, 24 (7), 5-12 Rauscher, F. H., Hinton, S. C., (2006) The mozart effect: Music listening is not music instruction. Educational Psychologist, 41(4), 233-238 Rauscher, F. H., Shaw, G. L., & Ky, K. N. (1993). Music and spatial task performance. Nature, 365, 611. Singley, K., & Anderson,J.R.(1989). The transfer of cognitive skill. Cambridge, MA: Harvard University Press Taylor, P. C. S. (1993). Collaboration to reconstruct teaching: The influence of researchers beliefs. In K. Tobin (Ed.). The Practice of Constructivism in Science Education. (pp. 267-299). Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum Associates. Van der Werf, M. P. C. (2005). Leren in het studiehuis; Consumeren, contrueren of engageren? (oratie). Groningen: Gion. Volman M.(2006) Het ‘nieuwe leren’: oplossing of nieuw probleem? Pedagogiek 26e jaargang -1- 2006 – 14-25 Waterhouse, L. (2006). Multiple intellegences, the Mozart effect, end emotional intellegence: Acritical review. Educational Psychologist, 41, 207-225. UNESCO, 2004, EFA Global Monitoring Report 2005, UNESCO, Parijs, p. 30.
Routekaart voor KunsteducatieBouwen aan creatieve vaardigheden voor de 21eeeuw (versie 30 april 2006) – World arts education conference
Sites: http://www.kvk.nl/ 2013-04-08 http://www.slo.nl 2013-04-08 http://www.musiconomie.nl/ 2013-04-08
27
Bijlagen inhoud
Bijlage A – concurrenten Bijlage B – CBS gegevens Bijlage C – interview Rima educatie Bijlage D – gegevens basisscholen, telefonische enquete Bijlage E – Lijst van Basisscholen omgeving Zwolle Bijlage F – Bedrijfstype volgens Vinkeburg Bijlage G – Ton Lamers
28
Bijlage A
Muzerie Zwolle, Aanbod basisscholen
Kunstkwartet: Vaak beperkt kunsteducatie zich tot een enkele les of een eenmalige activiteit. In die gevallen is kunsteducatie eigenlijk een incident. KunstKwartet is een concept dat gemeenten en schoolbesturen in staat stelt om meer continuiteit te brengen in kunsteducatie. . KunstKwartet brengt ieder kind in het basisonderwijs jaarlijks in vier aaneengesloten weken in aanraking met kunsteducatie. Die continuïteit zorgt voor verdieping. Omdat de fascinatie van het kind kan worden gevolgd en iedere les verder gaat waar de vorige is gebleven.
Flexibel concept KunstKwartet wordt op dit moment in opdracht van de gemeente Dalfsen met veel succes uitgevoerd op scholen in Lemelerveld, Nieuw Leusen en Dalfsen kern. De gemeente Dalfsen investeert in de creatieve ontplooiing van kinderen omdat ze het belangrijk vindt dat die via de basisschool allemaal kennismaken met kunst. Op deze manier wil ze ook de belangstelling voor amateurkunst in het algemeen stimuleren. KunstKwartet kan zowel organisatorisch als inhoudelijk worden afgestemd op de specifieke wensen van opdrachtgevers.
29
Onder drie kopjes op de site van de muzerie zou informatie te vinden moeten zijn over aanbod voor primair en voortgezet onderwijs. Het blijkt echter heel moeilijk te zijn om daadwerkelijk informatie over het aanbod te vinden.
Bijlage B - CBS gegevens
B1
Kunstzinnige vorming steeds meer in trek Sinds begin jaren negentig is het aantal leerlingen en cursisten aan instellingen voor kunstzinnige vorming met 37 procent gestegen. In 2007trokken muziekscholen, creativiteitscentra en gecombineerde instellingen 476 duizend deelnemers, tegen 348 duizend begin jaren negentig. Zes op de tien leerlingen en cursisten volgden muziekonderwijs en de meeste waren jonger dan 18 jaar.
Toename vooral bij gecombineerde instellingen De toename van het aantal leerlingen en cursisten kwam vooral voor rekening van gecombineerde instellingen. In 2007 trokken deze 238 duizenddeelnemers, tegen 135 duizend begin jaren negentig. In dezelfde periode daalde het aantal leerlingen en cursisten aan muziekscholen licht en bleef het aantal leerlingen en cursisten van creativiteitscentra nagenoeg gelijk.
Aantal leerlingen en cursisten naar type instelling
Meer gecombineerde instellingen, minder muziekscholen De terugval van het aantal leerlingen en cursisten aan muziekscholen houdt verband met een daling van het aantal muziekscholen. Tussen 1991 en 2007 nam dit met ruim een kwart af tot 108. Deze afname is deels veroorzaakt doordat muziekscholen andere discplines introduceerden of opgingen in gecombineerde instellingen. Het aantal gecombineerde instellingen verdubbelde dan ook bijna, naar 79. Het aantal creativiteitscentra daalde licht, tot 58.
30 Aantal instellingen naar type
Muziekonderwijs veruit het populairst In 2007 volgden bijna zes op de tien leerlingen en cursisten van instellingen voor kunstzinnige vorming muziekonderwijs. Cursussen beeldende kunst namen met 14 procent van de deelnemers de tweede plaats in, gevolgd door dans en drama met respectievelijk 12 en 7 procent.
Dans en drama steeds meer in trek Hoewel muziekonderwijs en cursussen beeldende kunst nog veruit de meeste deelnemers trokken, wonnen dans en drama aan populariteit. Het aandeel van dansopleidingen in het totale aantal leerlingen en cursisten aan instellingen voor kunstzinnige vorming nam tussen 1991 en 2007 toe van 9 procent naar 12 procent. Het aandeel van dramaonderwijs steeg in die periode van 2 naar 7 procent. Het aandeel van muziekonderwijs daalde juist, van 69 naar 59 procent. Dat van cursussen beeldende kunst zakte van 18 naar 14 procent.
Meeste cursussen trekken vooral jongeren Muziek-, dans- en drama-onderwijs trekken vooral jongeren. Van de deelnemers aan het muziek- en drama-onderwijs is drie kwart jonger dan18 jaar. In het dansonderwijs zijn dat er ruim zes op de tien. Cursussen beeldende vorming trekken vooral volwassenen: drie kwart van de deelnemers is 18 jaar of ouder.
Aandeel jeugd en volwassenen per type cursus, 2005/'07
Harry Visser Bron: Kunstzinnige Vorming 2005 en 2007
B2
31 Werkgelegenheid in het basisonderwijs iets toegenomen In het schooljaar 2008/’09 waren er in ons land 6 910 basisscholen. Dat waren er drie minder dan het jaar ervoor. Tussen 1995 en 2001 nam het aantal basisscholen nog met gemiddeld 70 scholen per jaar af. In 2008/’09 waren er ruim 106 duizend voltijdbanen (fte’s) in het basisonderwijs. Dat is een fractie meer dan in de direct (bron-jaaroverzicht 2009)
B3 Lumpsumbekostiging voor de instellingen Sinds het schooljaar 2006/’07 vindt de bekostiging van het personeel in het primair onderwijs plaats op basis van lumpsumbekostiging in plaats van het declaratiestelsel. Scholen ontvangen één budget voor personele en materiële uitgaven. De scholen mogen zelf bepalen hoe ze dit budget besteden. De basis voor deze nieuwe vorm van bekostiging is de Wet op het Primair Onderwijs (WPO), de Wet op de Expertisecentra (WEC) en de Wet medezeggenschap onderwijs. De invoering van de lumpsum verplicht scholen financiële verantwoording af te leggen. Hierdoor is vanaf 2006 inzicht in de financiële positie van het primair onderwijs.
(bron-CBS jaaroverzicht 2009)
Bovenstaande betekent dat wanneer je een goed verantwoord plaatje kan presenteren scholen meer geneigd zullen zijn om je in te huren. Dus verantwoording schrijven gericht op criteria voor kunstonderwijs door de overheid geschreven.
B4 (voortgezet onderwijs) Eigen vermogen neemt nog steeds toe Door het positieve exploitatieresultaat nam het eigen vermogen toe tot bijna 1,8 miljard euro. Het eigen vermogen bestaat uit algemene reserves (1,1 miljard euro) en bestemmingsreserves (0,7 miljard euro). De bestemmingsreserves zijn door de scholen gereserveerd voor specifieke doelen. Het eigen vermogen vormt 46 procent van het balanstotaal. Dit gemiddelde solvabilteitscijfer ligt binnen de door het Ministerie van OCW gestelde signaleringsgrenzen van 10 en 60 procent. Iets meer dan 22 procent van de schoolbesturen voor voortgezet onderwijs heeft een solvabiliteitsratio die hoger is dan 60 procent. Bij 1,6 procent van de instellingen is de solvabiliteitsratio lager dan 10 procent. Deze schoolbesturen hebben onvoldoende reserves om financiële tegenvallers gemakkelijk op te vangen en lopen dus meer risico.
32 Investeringen richting half miljard euro De investeringen in materiële vaste activa zijn opnieuw gestegen. In 2007 gaven de instellingen voor voortgezet onderwijs in totaal 462 miljoen euro uit aan nieuw- en verbouw, inventaris, apparatuur en andere duurzame goederen. Hiertegenover staan desinvesteringen (verkoop en afboekingen) ter waarde van 91 miljoen euro zodat het investeringssaldo in 2007 ruim 370 miljoen euro was. Het betreft hier alleen de investeringen die door de instellingen zelf zijn gedaan. De schoolgebouwen in het voortgezet onderwijs zijn, net als bij het primair onderwijs, in de meeste gevallen eigendom van gemeenten. Schoolbesturen die zelf investeren in gebouwen doen dat voor extra lokalen of voor meer praktijkgerichte lokalen. Scholen krijgen soms subsidie, voor bijvoorbeeld praktijklokalen, onder voorwaarde dat de school een deel voor eigen rekening neemt. Het onderhoud van de gebouwen wordt meestal betaald vanuit de voorziening groot onderhoud.
(bron CBS jaaroverzicht 2009)
Cultuureducatie: http://www.lkca.nl/actueel/nieuws.asp?doelgroep=ak
Bijlage C Vragen voor RiMa-educatie
Welke doelgroepen -Welk instellingen maken het meest gebruik van jullie diensten? Dat zijn overwegend scholen binnen het voortgezet onderwijs. Daarnaast bedienen wij, hetzij in mindere mate, ook het MBO en het primair onderwijs. In de toekomst willen we ons ook richten op ander soortige instellingen. -Zijn er nog uitzonderlijke/onverwachte klanten? Ik weet niet precies wat je bedoeld met uitzonderlijk en onverwacht. Misschien klanten waarvan je niet verwacht dat zij ons als bedrijf benaderen? Wij proberen in ieder geval altijd zo flexibel mogelijk te zijn en ons aanbod zo breed mogelijk te presenteren. Daarnaast maken wij altijd geheel vrijblijvend een offerte die samen met een klant, naar zijn of haar wensen, tot op zekere hoogte kan worden aangepast.
33 Vorm van Projecten -Wat is meestal de lengte van een project bij jullie onderneming? De standaard workshopduur is bij ons 1,5 uur. Maar workshops zijn bij ons aan te passen aan het rooster van een school. De meeste workshops zijn ook aan te passen in 1 of 2 uur. Daarnaast organiseren wij projectdagen. Dat wil zeggen dat er een aantal workshops plaatsvinden met een eventuele eindpresentatie. Dat kan op 1 dag of verspreid over meerdere dagen en kan ook ’s avonds plaatsvinden. -Brengen jullie een kant en klaar programma of heeft de klant veel in te brengen? Wij bieden in de basis workshops aan binnen een bepaald kader. Maar zoals al eerder aangegeven stellen wij ons zo flexibel mogelijk op en proberen we in samenwerking met de klant een project op maat te maken. Er is dus ruimte voor aanpassingen. Visie -Werkt jullie organisatie vanuit een overkoepelende visie? Uiteraard dragen wij met ons bedrijf een bepaalde visie uit. In principe is onze visie voor alles wat we binnen RiMa-educatie doen hetzelfde. Daarnaast zijn er een aantal peilers waar we de visie voor hebben bijgesteld of hebben uitgebreid. We zijn altijd in ontwikkeling. -Hebben werknemers veel ruimte voor eigen invulling? Ja, werknemers krijgen altijd voldoende instructies vanuit de basis voor het geven van een project. Daarnaast denken zij mee over ideëen en waarderen we inbreng vanuit hun vakgebied. Wij zijn natuurlijk niet binnen alle disciplines even bekwaam. De meeste werknemers zien wij ook als onderdeel van ons bedrijf. Met vriendelijke groet, Sil Loeters, Projectleider RiMa-educatie
Bijlage D Steekproefsgewijs onderzoek basisscholen. Koningin Emma school (Dalton onderwijs) Geen vakleerkracht Muziek staat wel op het rooster maar vaak geïntegreerd in andere vakken. Af en toe een workshop van de muzeri, altijd eenmalig Artez muziek project. Eén keer in de drie jaar week muziek project.
CBS de Wendakker 3 vakleerkrachten
34 Toch maar 1 uur in de week muziek Elke 2 maanden een muziek project.
Overkoepelende organisaties. Na onderzoek op de sites en telefonisch onderzoek is gebleken van zowel Vivente als Accretio, die de grootste overkoepelende organisaties in Zwolle omstreken zijn, geen beleid of visie hebben als het gaat om kunst en cultuur educatie.
Ook waar vaste vakleerkrachten in dienst zijn wordt vaak projectmatig gewerkt.
Bijlage E Dalton onderwijs: Koningin Emma– Jacob Catsstraat 1 De Markesteen – Gedeputeerden laan 45 De zevensprong – mannagras 30 Jena onderwijs: Jenaplein - Assendorp plein De Phoenix – Zalmkolk 2 Montessori onderwijs: Montessori bsisschool - Energieweg 9
Brede scholen De toonladder – Bachlaan 158 Wonderwoud– Beukanstraat 83 Het atelier - Assendorperdijk 51 De Vlieger – papaverweg 57 De Wendakker – Vuurtorenstraat 2 De Wilgenburg – Waallaan 7 De Wingerds – Stokmeesterslaan 5- 7 De Zuidster – Munterkamp 71 Veel Jena dalton en montessori scholen worden ook als bredeschool gekenmerkt. http://www.bredeschool.nl/actueel/nieuwsbericht/artikel/brede-scholen-bieden-kansen-voorcultuureducatie.html http://www.bredeschool.nl/actueel/nieuwsbericht/artikel/vervolg-voor-kinderen-makenmuziek.html
35
1. Vgpo Accretio (zwolle en omstreken) 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
Aquamarijn (Dep. van Smaragd) De Helmstok De Klepperbelt Kristal De Mirt De Planthof De Schakel De Schatgraver Smaragd Het Speelwerk De Sprankel De Uitleg De Vuurbaak De Wegwijzer De Zaaier
18. Vivente, Stichting voor Christel. Prim. Onderwijs 19. 1. De Aquarel 2. De Ark 3. Het Carillon 4. De Duyvencamp 5. De Ichthus 6. De Klokbeker 7. Chr. Daltonschool Kon. Emma 8. De Morgenster 9. Het Mozaiek 10. Het Stroomdal 11. De Wendakker 12. De Zevensprong 13. De Zuidster 14. De Brug (SBO) 15. Te bouwen school in De Tippe 16. Veerezon
Bijlage F
36
Instellingen die van dit type zijn, werken zowel vraaggericht als procesgericht. Een typische instelling die werkt volgens dit model, is zodanig georganiseerd dat flexibel kan worden ingespeeld op ontwikkelingen in de vraag. Het aanbod bestaat naast lessen vooral uit korte cursussen en projecten die naar een productie of presentatie toewerken. De instelling biedt enkele disciplines aan, afhankelijk van de behoefte van het (potentieel) publiek. Dat kan muziek zijn (de muziekschool plus) en/of een combinatie met dans, theater, ballet en dergelijke. Activiteiten worden op diverse locaties aangeboden, in eigen gebouwen, scholen of buurtgebouwen, vaak in verschillende steden en dorpen. De meeste activiteiten zijn in groepsverband, met wisselende samenstellingen afhankelijk van niveau en gewenste combinaties van disciplines. Een deel van de docenten is in vaste dienst en die groep van stafdocenten zorgt voor coördinatie en innovatie. Een aanzienlijk deel van de docenten is echter tijdelijk in dienst of werkt als freelancer op projectbasis, voor een seizoen. Per seizoen worden met docenten nieuwe afspraken gemaakt over activiteiten en inzet. Hier geldt als principe dat een activiteit alleen wordt aangeboden als er vraag naar of geld voor is. Marketing is dan ook belangrijk voor de instelling van dit type, en er wordt naast presenteren van het aanbod ook veel aandacht besteed aan het identificeren van trends en mogelijke nieuwe vraag. Hierover is de instelling intensief in gesprek met bijvoorbeeld het onderwijs en andere marktpartijen. 42013 – 1 juli 2010 8
Bijlage G
37
38