Amsterdamse Studentenekklesia op zondag 24 februari 2008 Huub Oosterhuis en Alex van Heusden Terugkeer uit de ballingschap Dienst waarvan het eerste gedeelte de vorm had van een leerhuis. Teksten 1. 2 Kronieken 36 17
18
19
20
21
Hij deed gaan, opwaarts, tegen hen de koning der Chaldeeën. Die bracht hun jongemannen om met het zwaard in het huis van hun heiligdom, hij had geen medelijden met jongeman, meisje, oude en hoogbejaarde, alles gaf hij in zijn hand. Alle dingen van het huis van God, de grote en de kleine, de schatten van het huis van JHWH, de schatten van de koning en van zijn oversten, alles liet hij naar Babel komen. Zij staken het huis van God in brand, zij haalden de muren van Jeruzalem omver, alle paleizen verbrandden zij in het vuur, alle kostbare dingen gingen eraan. Wat er overbleef na het zwaard, voerde hij in ballingschap naar Babel en zij werden hem en zijn zonen tot dienstknechten - totdat het koningschap van Perzië aan de macht kwam om te vervullen het woord van JHWH door de mond van Jeremia: ‘totdat het land zijn sabbatjaren heeft afbetaald’: alle dagen sinds de verwoesting lag het braak totdat zeventig jaar was vervuld.
2. Jeremia 29 1
Dit zijn de woorden van de brief die Jeremia, de profeet, uit Jeruzalem stuurde naar wat er overbleef van de oudsten in ballingschap, naar de priesters en de profeten en heel het volk dat Nebukadnezar heeft weggevoerd in ballingschap uit Jeruzalem naar Babel:
4
Zo spreekt JHWH der heerscharen, de God van Israël, tot allen in ballingschap die ik heb weggevoerd in ballingschap uit Jeruzalem naar Babel: ‘Bouw huizen en woon daarin, plant tuinen en eet hun vruchten. Neem vrouwen en verwek zonen en dochters. Neem vrouwen voor je zonen, geef je dochters aan mannen, dat zij zonen en dochters baren. Word talrijk daar en word zeker niet minder.
5 6
1
7
Zoek naar de vrede van de stad waarheen ik jullie heb weggevoerd in ballingschap, bid voor haar tot JHWH want in haar vrede zal jullie vrede zijn.’
10
Ja, zo spreekt JHWH: ‘Als er voor Babel zeventig jaar is vervuld, niet eerder, dan zal ik omzien naar jullie en doe ik opstaan over jullie mijn goede woord om jullie te doen keren naar deze plaats. Want ik alleen ken de plannen die ik heb met jullie’ - uitspraak van JHWH ‘plannen van vrede, niet van kwaad, om jullie te geven een toekomst en hoop. Roep tot mij en ga, bid tot mij en ik zal horen naar jullie. Jullie zullen mij zoeken en vinden als jullie mij zoeken met heel je hart. En ik zal mij laten vinden door jullie’ - uitspraak van JHWH ‘omkeren zal ik je gevangenschap. Ik verzamel jullie uit alle volkeren en uit alle plaatsen waarheen ik jullie heb verstoten’ - uitspraak van JHWH ‘en ik doe jullie keren naar de plaats vanwaar ik jullie heb weggevoerd in ballingschap.’
11
12 13 14
3. Ezra 1 1
2
3
4
In het eerste jaar van Cyrus, koning van Perzië: om te vervullen het woord van JHWH uit de mond van Jeremia heeft JHWH de geest gewekt van Cyrus, koning van Perzië. Hij liet een stem gaan door heel zijn koninkrijk en ook op schrift: ‘Zo spreekt Cyrus, koning van Perzië: “Alle koninkrijken van de aarde heeft hij mij gegeven, JHWH, de God van de hemelen, en hij heeft mij opgedragen om voor hem te bouwen een huis in Jeruzalem, in Juda. Wie onder jullie tot heel zijn volk behoort: moge zijn God met hem zijn, laat hij gaan, opwaarts, naar Jeruzalem in Juda, en laat hij bouwen het huis van JHWH, de God van Israël hij is de God die in Jeruzalem woont. Maar ieder die niet gaat en blijft op de plaats waar hij als vreemdeling woont, hij zal de mannen van zijn plaats die wel gaan, met zilver en goud ondersteunen, met have en vee, en daarbij ook nog een gave voor het huis van God in Jeruzalem.”’
2
4. Jesaja 45 1 Zo spreekt JHWH tot zijn gezalfde, tot Cyrus die ik bij zijn rechterhand heb genomen om volkeren neer te stoten voor zijn aangezicht openend de lendenen van koningen, om voor zijn aangezicht deuren te openen, en poorten, dat zij niet meer worden gesloten: 2 ‘Ik ga uit voor jouw aangezicht, obstakels zal ik effenen, bronzen deuren zal ik open breken, ijzeren grendels zal ik wegslaan. 3 Ik zal jou geven de schatten van de duisternis, de kostbaarheden die verborgen waren, dat jij zult weten dat ik het ben, JHWH, die jou roept bij je naam, ik, de God van Israël. 4 Omwille van mijn dienstknecht Jakob en Israël, mijn uitverkorene heb ik jou geroepen bij je naam, jou een erenaam gegeven, ook al kende jij mij niet. 5 - Ik ben het, JHWH, en geen ander, buiten mij is er geen god. Ik heb jou omgord, ook al kende jij mij niet. 6 Opdat geweten wordt van de opgang van de zon tot aan haar ondergang dat er niets is buiten mij om: ik ben het, JHWH, en geen ander, 7 de boetseerder van het licht en de schepper van de duisternis, de maker van vrede en de schepper van kwaad. Ik ben het, JHWH, die dit alles heeft gemaakt. 8 Dauwt, hemelen, van omhoog en wolken, regent gerechtigheid. Laat de aarde opengaan en haar vrucht bevrijding zijn en dat ook gerechtigheid ontkiemen zal. Ik, JHWH, heb ze geschapen. 9 O wee hem die in het geding gaat met zijn boetseerder, een scherf onder scherven op de akker. Zegt soms het leem tot zijn boetseerder: “Wat maak jij?” Zegt soms het maaksel tot zijn maker: “Jij hebt geen handen”? 10 O wee hem die zegt tot zijn vader: “Waarom heb je mij verwekt?” en tot de vrouw: “Waarom heb jij barensweeën doorstaan?”’ 11 Zo spreekt JHWH, de heilige van Israël, zijn boetseerder: ‘Wil je weten waartoe mijn kinderen bestemd zijn? Wou jij je bemoeien met het werk van mijn handen? 12 Ik heb de aarde gemaakt, ik zelf, en de mensheid op aarde heb ik geschapen. Ik zelf - mijn handen hebben de hemelen uitgespreid en al hun heerscharen staan onder mijn bevel. 13 Ik ben het die hem gewekt heeft, Cyrus, in gerechtigheid en al zijn wegen heb ik gebaand. Hij zal mijn stad herbouwen, hij zal mijn ballingen vrij laten gaan, niet om geld, niet om geschenken’ zegt JHWH der heerscharen. 3
5. Ezra 1 5
6
7
8
9
10
11
6. Ezra 3 1
2
3
4
5
6
7
Toen stonden zij op, de hoofden der vaderen van Juda en Benjamin, de priesters en de Levieten, allen wier geest God heeft gewekt om te gaan, opwaarts, om te bouwen het huis van JHWH in Jeruzalem. En allen die rondom hen waren ondersteunden hen met zilver en met goud, met have en vee, met kostbaarheden en daarbij nog hun vrijwillige gave. De koning, Cyrus, gaf de dingen van het huis van JHWH terug. Nebukadnezar had ze uit Jeruzalem meegevoerd en ze neergezet in het huis van zijn eigen god. Cyrus, de koning van Perzië, gaf ze terug door de hand van Mitredat, de schatbewaarder, die ze telde voor Sjeesjbazar, de grootvorst van Juda. En dit zijn hun aantallen: bekkens van goud: dertig, bekkens van zilver: duizend, offerschalen: negenentwintig, bekers van goud: dertig, bekers van verschillende soorten zilver: vierhonderdtwintig, andere dingen: duizend. Alle dingen van goud en van zilver: vijfduizend en vierhonderd. Dit alles bracht Sjeesjbazar mee, opwaarts, uit Babel naar Jeruzalem, toen de ballingen opwaarts gingen.
Toen de zevende maand was aangebroken en de kinderen van Israël in hun steden waren, toen kwamen zij bijeen, het volk, als één man, in Jeruzalem. Hij stond op, Jesjoe’a, zoon van Jozadak, en zijn broeders, de priesters, en Zeroebavel, zoon van Sje’altiël, en zijn broeders. Zij bouwden het offeraltaar van de God van Israël om van daar rookoffers te doen opstijgen zoals geschreven staat in de Thora van Mozes, de man Gods. Zij grondvestten het offeraltaar op zijn vroegere fundamenten, ook al waren zij doodsbang voor de bevolking van het land. Zij deden opstijgen van daar rookoffers voor JHWH, rookoffers voor de morgen en voor de avond. Zij vierden Soekkot-Loofhuttenfeest, zoals geschreven staat, met rookoffers dag na dag, het voorgeschreven aantal per dag. En daarna brandoffers, telkens aan het begin van de maand en voor alle heilige tijden van JHWH die zijn vastgesteld, en daarbij nog alle vrijwillige gaven voor JHWH. Vanaf dag een van de zevende maand begonnen zij rookoffers te doen opstijgen voor JHWH maar de Hal van JHWH was nog niet gegrondvest. Zij gaven zilver aan de steenhouwers en de timmerlieden en eten en drinken en olie aan de Sidoniërs en de Zorieten om cederhout te brengen uit Libanon naar de zee bij Jaffa waartoe Cyrus, koning van Perzië, hen had gemachtigd. 4
7. Ezra 7 1
2 3 4 5 6
En na deze woorden onder het koningschap van Artaxerxes, koning van Perzië: Ezra, zoon van Seraja, zoon van Azarja, zoon van Chilkia, zoon van Sjaloem, zoon van Zadok, zoon van Achitoev, zoon van Amarja, zoon van Azarja, zoon van Merajot, zoon van Zerachja, zoon van Oezi, zoon van Boeki, zoon van Avisjoe’a, zoon van Pinchas, zoon van Elazar, zoon van Aäron, de hoofdpriester deze Ezra ging opwaarts uit Babel. Hij was een schriftgeleerde, doorkneed in de Thora van Mozes die JHWH, de God van Israël, gegeven had. Omdat de goede hand van JHWH, zijn God, op hem was, gaf de koning hem alles waar hij om vroeg.
7
Zij gingen opwaarts naar Jeruzalem, uit de kinderen van Israël, uit de priesters en de Levieten, de zangers, de poortwachters en de tempeldienaars, in het zevende jaar van Artaxerxes, de koning.
8
Hij kwam in Jeruzalem, in de vijfde maand, dat was het zevende jaar van de koning. Want op de eerste van de eerste maand had hij de opgang uit Babel aanvaard en op de eerste van de vijfde maand kwam hij in Jeruzalem omdat de goede hand van zijn God op hem was, omdat Ezra zijn hart erop gericht had de Thora van JHWH te onderzoeken en te volbrengen en in Israël voorschrift en regel te onderwijzen.
9
10
11
En dit is een afschrift van de brief die de koning, Artaxerxes, had gegeven aan Ezra, de priester, de schriftgeleerde schriftgeleerde in de woorden van de opdrachten van JHWH en van zijn voorschriften over Israël:
12
‘Artaxerxes, koning der koningen, aan Ezra, priester, schriftgeleerde in de wet van de God der hemelen enzovoort… Door mij is een bevel uitgevaardigd dat iedereen die tot het volk Israël behoort en in mijn koninkrijk woont, ook zijn priesters en Levieten dat ieder die vrijwillig met u naar Jeruzalem wil gaan, ook gaan mag, nu gij van de zijde des konings en zijn zeven raadsheren gezonden zijt om in Juda en Jeruzalem onderzoek te doen naar de wet van uw God die in uw hand is.’
13
14
vertaling Huub Oosterhuis en Alex van Heusden
5
Korte overweging Huub Oosterhuis 42.360 mannen keerden terug met hun vrouwen en kinderen, én met 200 zangers en zangeressen! Stel, ik was één van 42.360 kerels, en ik moest mijn verhaal vertellen. Wat zou ik vertellen? Israëls eerste koning, Saul, de ongelukkige, en na hem David, de legendarische. En toen zijn mollige troonopvolger de verfijnde litterator - drenk mij met de kussen van uw mond ijdelheid der ijdelheden Salomo, minnaar van de vrouwen uit alle volkeren, en van hun goden. En hij stierf. Zijn zoon Rechabeam sprak: Heeft mijn vader jullie geslagen met touwen Ik zal jullie geselen met schorpioenen. En zo gebeurde, en zo bleef het, vier eeuwen. Amos brulde. Elia tegen Achab en Izebel en hun Baalsprofeten schreeuwde. Israël hoorde niet, Juda verhardde, Jerusalem hooggezeten donderde in de afgrond Nebukadnessar sleepte ons weg naar Babel, terug naar af. Overstikkende ballingenkolonie aan de stromen van de Kebar. Ik was zeven, zocht mijn toevlucht in het leerhuis van Ezechiël de visoenenpriester: leerde letters lezen, woorden spellen, de Naam. Veertig jaar later stortte Babel in. Van onze nieuwe heerser kwamen boden ons melden dat wij mochten blijven of gaan. Ga, jij, sprak Ezechiël, zoals ooit Abram ging, keer naar Juda, bouw de stad weer op.
6
Mijn ouders, stokoud, aangepaste ingezetenen, mijn oudste broer een grote godenbeeldenwinkelier, mijn eigen kinderen overtuigde assimilanten stevig in het bankwezen: dag vader moeder dochters zonen dag Babel – Knekelhuis, groots en meeslepend wil ik leven nog één keer. Je bent gek, zei de familie. Ja ik ben gek, daarom ga ik Ik liep vier maanden Kwam ik door de verkoolde stadspoort Jerusalem binnen, klom ik over de puinhopen sprak ik de Naam uit, groet en zegen, zeiden ze: Wie is dat? Nooit van gehoord. ’Ik zal er zijn’? Een god? Waar dan? Voor wie? Voor mij? Hond in het wild, hoer in het slop? Ja voor jou, wist ik, en voor jou. Maar wist niet hoe.
7
Amsterdamse Studentenekklesia Orde van dienst – 24 februari 2008 - Voorspel - Welkom - Kinderkring - Inleiding 1. 2 Kronieken 36:17-21 2. Jeremia 29:1-14 3. Ezra 1:1-4 4. Jesaja 45:1-13 5. Ezra 1:5-11 - Vraag en antwoord Huub Oosterhuis en Alex van Heusden 6. Ezra 3:1-7 7. Ezra 7:1-14 - Vraag en antwoord Huub Oosterhuis en Alex van Heusden - Intermezzo en collecte - Als Gij bestaat (Verzameld Liedboek 149) - Drempelgebed In den beginne het woord roeping opdracht en zegen. In den beginne het licht – licht erbarm u, woord ontferm u, kom bevrijden. Ere zij U daar in de hoge, hier in ons midden. Kome vrede op aarde. Kome uw woord bij ons aan. Uw woord, dat de eeuwen voorziet, onze dagen behoedt, het kome geladen met kracht als de opgaande zon. - Als Gij bestaat (VL 149) 8
- Korte overweging - Die de aarde boetseerde (VL 696) - Viering van eucharistie Hier begint de dienst van de tafel, viering van eucharistie, laat ons bidden. Gij die uw gemeente bijeen roept hier en waar ook ter wereld, die ons raakt met uw woord, die ons kent van gezicht, niet vergeet onze namen: kom over ons met uw geest. - Tafelgebed: Gij die weet (VL 612) Moge het delen van dit brood en deze beker ons sterken in de hoop dat een nieuwe wereld komen zal waar brood en recht en liefde is genoeg voor allen. - Brood en wijn - Wie zijn leven (VL 441) - Mededelingen - Kaddisj (niet opgenomen) Antoine Oomen - Voorbeden - Onze Vader (VL 246) - Zegen - Als God ons thuisbrengt (VL 122)
9
Tijdtafel 800 722 690-620 621 609-597 597 586 559-530 539 538 530-522 525 522-486 516 486-465 465-424 458 445 432-404 336-330 331 331-301 301-200 201-133 200-135 166 164 135-63 63 37-4 6-66 66-74 70
begin Assyrische rijk Israël, rijk van tien stammen, door Assyrië veroverd Juda vazal van Assyrische rijk politieke hervorming onder koning Josia Juda vazal van Egypte na slag bij Megiddo Nebukadnezar van Babylon verovert Jeruzalem; eerste deportatie verwoesting van Jeruzalem, tweede deportatie Cyrus, koning van Perzië Cyrus verovert Babylonische rijk decreet van Cyrus: de ballingen mogen terugkeren Cambyses, koning van Perzië Cambyses verovert Egypte Darius I, koning van Perzië inwijding van herbouwde heiligdom in Jeruzalem Xerxes I, koning van Perzië (= Ahasjverosj van het boek Ester) Artaxerxes I, koning van Perzië Ezra komt aan in Jeruzalem Nechemja wordt stadhouder van Juda Peloponnesische oorlog tussen Athene en Sparta Darius III, koning van Perzië slag bij Gaugamela; Alexander de Grote verovert Perzië begin van Hellenistische periode Juda onder huis van Ptolemaios (Egypte) opkomst van Rome als mediterraan imperium Juda onder huis van Seleukos (Syrië) begin opstand der Makkabeese broeders herinwijding van het heiligdom in Jeruzalem dynastie der Hasmoneeën in Jeruzalem de Romeinse veldheer Pompeius verovert Jeruzalem Herodes de Grote Judea provincie van het Romeins imperium eerste Judeese opstand tegen Rome verwoesting van Jeruzalem
10