LESMAP
Het Ongerijmde Het Ongerijmde is in de eerste plaats een gezelschap van spelers. Spelers die er bewust voor kiezen aan de slag te gaan met materiaal uit het klassieke theaterrepertoire. Niet met de bedoeling om door een ingewikkelde, intellectuele analyse tot een vergezochte interpretatie te komen, maar via spel en scenografie een persoonlijke en hedendaagse visie neer te zetten.
De wetmatigheden van o. a. komedies, tragedies, conversatiestukken etc. worden blootgelegd via transparant acteren. De spelers wisselen van realistische inleving enerzijds naar het doorprikken van de situatie anderzijds. Het bewust combineren van verschillende speelstijlen, het optrekken en neerhalen van de vierde wand, het rechtstreeks aanspreken van het publiek, spelen met de chronologie, knippen in scènes enz. houdt de toeschouwer alert en nieuwsgierig.
Naast deze specifieke manier van spelen wordt er ook veel aandacht besteed aan het zoeken naar theatrale beelden. Voor dit visuele aspect halen we onze inspiratie uit film, fotografie, schilder- en beeldhouwkunst, etc. Abstractie van decor, geluids- en lichteffecten creëren een specifieke sfeer en prikkelen de verbeelding van het publiek.
Als gezelschap trachten we theater te maken dat de diverse toeschouwer op verschillende niveaus aanspreekt. Vertrekkende vanuit een heldere vertelling en steeds op zoek naar culturele referenties streven we – van de eerste repetitie tot en met de laatste voorstelling – naar toegankelijke theaterproducties die bij verschillende bevolkingscategorieën weerklank vinden.
DIE WAERACHTIGE ENDE SEER WONDERLYCKE HISTORIE VAN MARIKEN VAN NIEUMEGHEN DIE MEER DAN SEVEN JAREN MET DEN DUVEL WOONDE ENDE VERKEERDE. AUTEUR: ANONIEM JAAR: CIRCA 1500 I.KORTE INHOUD: Mariken woont bij haar oom Ghijsbrecht. Op een dag stuurt Ghijsbrecht zijn nicht naar de markt in Nijmegen om inkopen te doen. Omdat Nijmegen toch op een drietal uur stappen ligt stelt hij voor dat Mariken niet in ’t donker terugkeert, maar bij haar Moeie, zijn zuster, de nacht doorbrengt. Wanneer Mariken echter bij haar Moeie gaat aankloppen, scheldt die haar de huid vol. Haar tante had vlak voordien ruzie gemaakt over de arrestatie van hertog Arnold van Gelre door zijn zoon Adolf. Hierdoor was zij zo buiten zichzelf van woede dat Mariken het moet ontgelden. De beschuldigingen van de Moeie zijn zo grof dat Mariken helemaal van streek besluit de nacht onder de blote hemel door te brengen. Ze is zo gekrenkt en verloren dat het haar niets meer uitmaakt of God of de duivel haar komt helpen. De duivel hoort dit en verschijnt in de vorm van Moenen met één oog. Als ze met hem meegaat belooft hij haar alle talen van de wereld en de zeven vrije kunsten te leren, nl. Astronomie, geometrie, aritmetica, logica, grammatica, muziek, en retoriek maar niet de necromantie (zwarte magie). Hij vraagt Mariken haar naam te veranderen, Maria heeft voor hem een heel negatieve bijklank. Mariken ziet dit echter niet zitten. Ze komen tot een compromis: m, de eerste letter blijft behouden en voortaan wordt Emmeken de roepnaam van Mariken. Samen vertrekken ze naar 's-Hertogenbosch om na een paar dagen door te reizen naar Antwerpen. In Antwerpen leiden ze een zondig leven. Vele mensen vinden de dood door hun escapades. Na zeven jaar met de duivel te hebben opgetrokken, keert Mariken terug naar Nijmegen, om haar familie te bezoeken. Op de markt wordt het wagenspel van Masscheroen opgevoerd. In dit spel vraagt Masscheroen, een onderduivel, aan God waarom de mensen, wanneer zij oprecht berouw tonen, steeds opnieuw vergiffenis krijgen. Mariken beseft dat er ook voor haar een kans op vergiffenis is en krijgt berouw. Hierdoor wordt Moenen zo kwaad dat hij haar hoog de lucht in gooit. Mariken valt naar beneden maar overleeft de val. Ze vindt haar oom terug tussen de toeschouwers. Ghijsbrecht weet Moenen te verdrijven. Om vergiffenis te krijgen, gaan Mariken en Ghijsbrecht naar de bisschop in Keulen. Deze durft echter geen absolutie uit te spreken omwille van de omvang van de zonde. Ze trekken verder naar de paus in Rome, daar krijgt Mariken als straf drie ijzeren ringen om hals en
armen. Deze zullen pas afvallen als het zondig leven haar vergeven is. Mariken trekt zich terug in het Witte Vrouwenklooster in Maastricht, waar na jaren van boetedoening de ringen afvallen. Daarna leeft Mariken nog twee jaar en sterft vredig omstreeks 1500. Na haar overlijden worden de drie ringen boven haar graf gehangen.
HOUTSNEDE MARIKEN EN DEN DUVEL
II. HISTORISCH KADER
1. De tijdsgeest A. Algemeen Vijf eeuwen geleden, hadden alle levensgevallen veel scherpere uiterlijke vormen dan nu. Tussen leed en vreugde, tussen rampen en geluk scheen de afstand groter dan tegenwoordig voor ons het geval is. Al wat men beleefde had nog die graad van onmiddellijkheid en absoluutheid, die de vreugde en het verdriet vandaag nog hebben in een kindergeest. Elke levensgebeurtenis, elke daad was omringd met nadrukkelijke en uitdrukkelijke vormen. Geboorten, huwelijken, het sterven, stonden door het sacrament in de glans van het goddelijke mysterie. Maar ook minder belangrijke acties zoals een reis, een arbeid, een bezoek, waren begeleid door duizend zeges, ceremonies, spreuken en omgangsvormen. Alle dingen des levens hadden een pronkende en gruwelijke openbaarheid. Elke stand, elke orde, elk bedrijf was kenbaar aan zijn kleed. Rechtspleging, venten van koopwaar, bruiloft en begrafenis, het kondigde zich luid aan met ommegang, kreet, klaagroep en muziek. Ook in het uiterlijk aanschijn van stad en land heerste die tegenstelling en die bontheid. Maar hoe hoog en zwaar de stenen huizen van de edelen of koopheren ook mochten zijn, de kerken bleven met hun omhoogrijzende torens de aanblik der stad beheersen en het geluid van de klokken, was het enige dat het gedruis van het drukke leven overstemde. De moderne mens maakt zich doorgaans geen voorstelling van de teugelloze buitensporigheid en ontvlambaarheid van het middeleeuws gemoed. Van diep roerende werking moeten bijvoorbeeld de processies zijn geweest, die in bange tijden soms weken na elkaar, dag na dag liepen. De vorstelijke intochten, voorbereid met al de zinrijke kunstvaardigheid, waarover men beschikken kon. De veelvuldige terechtstellingen waren kijkspelen met moraal, daar de middeleeuwse justitie slechts twee uiterste kende: de volle maat van wrede straf of de genade. B. In dit stuk. Het historisch kader waarbinnen dit drama zich afspeelt, is de Bourgondische wereld in haar grootste expansieperiode. Philips De Goede, die in 1419 Vlaanderen erfde van Jan Zonder Vrees was in 1428 feitelijk meester geworden over Holland en zeeland en werd in 1433 officieel erkend als graaf van deze gewesten. Utrecht was een protectoraat dat hij sedert 1456 liet besturen door zijn bastaardzoon David en sindsdien oefende hij ook druk uit op Gelre, welks hertog Arnold gehuwd was met een nicht van hem. Arnold leefde in voortdurende strijd met zijn buren en met zijn onderdanen wegens de grote schulden die hij door zijn krijgstochten maakte, waarvoor hij telkens steden en domeinen verpandde. Hij
haalde zich de haat van Philips De Goede op de hals, die Arnolds gemalin, Catharina Van Kleef en hun zoon Adolf tegen hem opstookte. Er ontstond een felle partijstrijd, waarbij Nijmegen en Venlo aan de zijde van Adolf stonden. In 1464 deed Adolf een bedevaart naar Jeruzalem. Na zijn terugkeer verloofde hij zich aan het Bourgondische hof met Catharina Van Bourbon. Daar werd het plan beraamd tot de beruchte daad die in dit stuk een cruciale rol speelt: Arnolds gevangneming door zijn eigen zoon, Adolf, te Grave. Een discussie over dit politieke voorval brengt Marikes moeie in zo’n staat, dat ze Mariken de huid vol scheldt. Wanneer de oude hertog weer vrij komt, is ze zelfs zo buiten zinnen dat ze zichzelf de keel oversnijdt.
1. Het theater A. Algemeen Vaak wordt beweerd dat het Westerse theater tweemaal ontstaan is: een keer bij de Antieke Grieken en een keer in de middeleeuwen. De manier waarop het theater opnieuw verschijnt, verloopt merkwaardig gelijk aan het ontstaan van het Griekse theater, nl. uit de religie. De eerste vormen van het middeleeuwse theater zijn ontstaan in de kerken tijdens de liturgische handelingen op grote feestdagen, zoals Pasen, Kerstmis, enz. Aangezien de spelepisodes nog integraal deel uitmaakten van de eredienst was het speelvlak het koor van een kerkgebouw, voor de processies eventueel uitgebreid tot de hele kerk. De vertolkers van het liturgische drama waren ook de voltrekkers van de eredienst: de celebrant, diaken, enz. Zij gingen gekleed in liturgische gewaden zoals o.a. een kazuifel of koorkap. Ook andere rekwisieten en attributen van de eredienst werden aangewend. De gebaren en handelingen welke de “acteurs” verrichtten waren eveneens van liturgische oorsprong. Ze bestonden uit kniebuigingen, het heffen van handen, het zwaaien met wierookvaten of het presenteren van liturgische attributen aan het volk. Al die gebaren hadden een symbolische betekenis. Toon en stijl van de voorstellingen waren algemeen plechtig en verheven. Aanvankelijk gebeurde dit in het Latijn. Later deden steeds meer personages hun intrede, de apostelen werden bijvoorbeeld geïntroduceerd, of soldaten bij Jezus’ terechtstelling, waardoor een element van realisme in het spel binnendrong. De waardigheid van de liturgie werd doorbroken en er werd plaats gemaakt voor fantasie en speldrang. De voorstellingen verhuisden naar het plein voor de kerk, de volkstaal deed haar intrede en tegelijk daarmee ook meer wereldse onderwerpen.
Vandaar dat het middeleeuwse theater kan ingedeeld worden in religieus theater en profaan theater.
Binnen het Religieuze theater onderscheiden we drie soorten spelen.
De Mysteriespelen: Deze spelen behandelen het leven van Christus, bvb zijn lijden en verrijzenis (de passiespelen), het leven van Maria, enz. Bij ons waren de Bliscappen van Maria uiterst beroemd. Zij werden voor het eerst opgevoerd in Brussel omstreeks 1450 De Heiligen- of Mirakelspelen: Zij behandelen een bekend verhaal dat samenvalt met een heiligenleven of met een mirakel dat zich zou hebben afgespeeld en waarbij Maria of een heilige een rol zou hebben gespeeld. De 15de- en 16de- eeuwse moraliteiten: Dit is allegorisch theater impliceert enerzijds de voorstelling en anderzijds de betekenis waarnaar de voorstelling verwijst en die absoluut op een zedenles moet eindigen. Het bekendste voorbeeld hier is Elkerlyck.
Het Profane theater wordt onderverdeeld in:
- Kluchten of sotternieën: Zij dateren waarschijnlijk reeds uit de 13de, 14de-eeuw en werden opgevoerd om een mengeling tot stand te brengen van ernst en spot. Abele spelen: Formeel zijn de abele spelen vergelijkbaar met de mysterie- en mirakelspelen, nl. episch, er wordt een gekend verhaal verteld. Inhoudelijk komt de hoofsheid hier aan bod.
B. In dit stuk Mariken Van Niemeghen situeert zich binnen het religieuze theater: De strijd tussen goed en kwaad, hemel en hel, God en de duivel. Geheel de middeleeuwen door kwam de Mariaverering in de literatuur dikwijls tot uiting. Ook Mariken Van Nieumeghen is in de eerste plaats een hulde aan Onze-Lieve-Vrouw: De naam van het hoofdpersonage is een afgeleidde van Maria, in het wagenspel dat in Nijmegen wordt opgevoerd treedt Maria op als bemiddelares : ze verdedigt de mens in de discussie tussen God en de duivel. Het was de bedoeling van de auteur aan te tonen, dat welke zonden de mens ook bedreven heeft, hij door berouw en met de hulp van Maria, vergiffenis kan bekomen. Mariken Van Nieumeghen is een mirakelspel: Wanneer Mariken vergiffenis krijgt voor haar zonden verdwijnen haar ijzeren ringen op miraculeuze wijze.
2. Personages A. Algemeen De personages in het middeleeuwse toneel, zijn volstrekt geen mensen van vlees en bloed, zoals wij ze tegenwoordig kennen. Zij kennen geen nuance, persoonlijkheid, psychologie of individualiteit. Ze zijn tot in het extreme gespleten: aan de ene kant bezitten ze een mystiek ‘ik’, dat als zodanig deel heeft aan God, opgenomen is in de goddelijke genade. Aan de andere kant vertegenwoordigen ze het verderfelijke aardse ‘ik’, van een onnoemelijke zwakheid voor de natuurlijke driften, zoals sex, honger, angst, enz.
B. In dit stuk Het gaat hier om een spel van gebeurtenissen: de tafereeltjes volgen elkaar tamelijk los op en normaal zou men weinig karakterontwikkeling verwachten, maar toch vertoont dit stuk een sterke typering van de personages: de figuren zijn geen typen, geen symbolen voor deugden en ondeugden. Ze leven hun eigen zelfstandig leven en de verschillende gebeurtenissen in het verhaal zijn een logisch uitvloeisel van hun karakter. Mariken: Doorheen alles sympathiek. In goed en in kwaad blijft zij algemeen menselijk. Moenen: Is een duivel maar op de eerste plaats een gentlemen. Al heeft hij een fysiek gebrek, maar één oog, toch slaagt hij erin met mooie woorden en beloftes om Mariken voor zich te winnen. Hij laat geen enkele situatie onbenut om zijn duivelse plannen uit te voeren. Slechts naar het einde toe, wanneer hij de controle over Emmeken verliest toont hij zijn ware duivelse natuur. De Moei: Wordt als personage heel extreem voorgesteld. Zij bezit geen enkele nuance. Omwille van de politieke situatie komt enkel het slechte in haar naar boven. In spreken en handelen is zij een ware helleveeg. Heer Gijsbrecht: Is een diep Godvruchtige pastoor, eenvoudig in het gewone leven, kordaat wanneer de duivel hem tot radicale maatregelen dwingt. De gezellen in de herberg, de paus, etc. etc.
III. WAAROM DIT STUK: Het is de bedoeling aan de hand van dit stuk op zoek te gaan naar middeleeuwse symboliek en rituelen. De begrippen God en de duivel zijn zo diep in ons collectief geheugen verankerd, dat je niet hoeft te “geloven” om geïntrigeerd te zijn. Ook het menselijke, herkenbare aspect van deze tekst: goed is soms kwaad en kwaad soms goed, blijft ook vandaag relevant. Dit 16de eeuwse stuk vormt een uitdaging om tot een hedendaagse enscenering te komen zonder afbreuk te doen aan de middeleeuwse thematiek.
Portret van paus Innocentius X
Studie naar Velázquez´ portret van paus Innocentius X
Velázquez (17de eeuw)
Francis Bacon (1953)
Aan de hand van middeleeuwse schilderkunst zijn we op zoek gegaan naar beelden die we in de enscenering hebben geabstraheerd tot een dramatische, hedendaagse voorstelling. De studie van Francis Bacon illustreert de manier waarop we tewerk zijn gegaan. Door abstractie van het beeld bereikt hij een enorme dramatiek die het portret een meerwaarde geeft. De herkenbaarheid van het originele werk blijft sterk aanwezig. Ook bij de vertaling en bewerking van de middeleeuwse tekst naar hedendaagse spreektaal werd door ons gestreefd naar herkenbaarheid het eenvoudige, soms bijna naïeve taalgebruik en de rijmvorm hebben we behouden. Meestal was die: aabb, maar vaak ook: abab en heel af en toe zelfs: abaabbcbccdcdd.
IV. RELEVANTIE NAAR SCHOLEN TOE In het vijfde en zesde jaar van het humaniora wordt de middeleeuwse literatuur behandeld. Mariken Van Nieumeghen is een klassieker van eigen bodem die in geen enkele literatuurgeschiedenisles mag ontbreken. Dit stuk, met zijn Oudnederlandse taal, zijn profane en geestelijke thematiek, zijn historische symboliek… biedt de leerlingen de gelegenheid kennis te maken met een literair aspect van ons waardevolle cultuurpatrimonium.
V.EEN VOORBEELD VAN DE WISSELWERKING: MIDDELEEUWSE SCHILDERKUNST/ENSCENERING. DE BRUILOFT VAN KANA van Hiëronymus Bosch
Een van de hoofdthema’s van dit stuk is de strijd tussen goed en kwaad, God en duivel om de menselijke ziel. In het stuk wordt de duivel voorgesteld met één oog. Aanvankelijk presenteert hij zich als gentlemen, maar naar het slot toe komt zijn ware, gewelddadige aard naar boven. In de schilderijen van Bosch wordt de duivel vaak monsterlijk voorgesteld: half mens half beest, met hoorns, vleugels, bokkenpoten, stekels, enz.
Door een doordacht lichtplan, waarin de duivel vaak met een rode spot belicht wordt, en door het fysieke spel van de acteur, refereert het beeld in bepaalde scènes naar het inferno van Bosch. In de Bruiloft van Kana , zijn beide thema’s nl. goed en kwaad duidelijk aanwezig. De celebrant, met de rug naar ons toe, stelt de antichrist voor. Net als in het toneelstuk, wordt de duivel hier als mens voorgesteld met een lichamelijk gebrek, hij ziet eruit als een dwerg. De geknoopte band die hij over zijn schouder draagt wijst op ketterij. Zijn geheven linkerhand verraadt dat hij vertrouwd is met de zwarte magie. De genodigden links verbeelden de ondeugden van de mensheid. Rechts op het schilderij zit Christus, in een zegenende houding. De L-vormige witte tafel staat voor morele en spirituele onkreukbaarheid. Ook in onze enscenering wordt het kwade meestal links gesitueerd. De zegenende houding van de paus, de scène met Ghijsbrecht als gekruisigde Christus verwijzen naar het goede. Moenen benadert Marieken voor het eerst ’s nachts. Zij schrikt wel even, maar al heel vlug geeft zij zich aan hem over, al weet zij best: “ ghi sijt die viant vander hellen.” en met wellust stort zij zich in het leven van werelds vermaak. De uil die half verborgen zit, wordt geassocieerd met de nacht en de duistere krachten. De zwaan die op het dienblad wordt binnengebracht, staat als symbool voor Venus en duidt op onkuisheid.
VI.DE ACTEURS: Brenda Bertin is geboren in Gent in 1969 en werd algauw gebeten door de ‘Speelmicrobe’ . Ze speelde als kind bij het Speeltheater Gent (nu Kopergieterij) en reisde rond met de productie ‘Vogelvrij’, een kindermusical. Ze studeerde aan het voormalige Studio Herman Teirlinck Instituut en de Kleine Akademie. Brenda werkte o.a. voor NTGent, KVS, MuziekLod, Theater Artemis met regisseurs als Dirk Tanghe ( Jungleboek) , Jean-Pierre De Decker ( Lulu) , Eric De Volder ( Diep in het bos). Ze speelde mee in o.a. Daens van Stijn Coninx en verschillende kortfilms. De laatste jaren was ze vooral actief betroken bij Studio Orka, waar ze producties creëerde en speelde op locatie in binnen- en buitenland ( Lava, Mijnheer Porselein) Ook was zij een collega van Machteld Timmermans op de set van 16 + en kwam alzo bij ’t Ongerijmde terecht in de productie ‘ Emmeken’.
Gordon Wilson is afkomstig uit Schotland. Hij volgde zijn theateropleiding aan The University College Cardiff in Wales en I’ Ecole Jacques Lecoq in Parijs. Hij is al bijna 30 jaar actief in het theater, eerst in het Verenigd Koninkrijk, later in Spanje en vanaf 1987 in België. Hij speelde in diverse grote projecten: Hedendaagse opera, openluchtproducties, danstheater, jeugdtheater, enz. Hij speelde bij De Kopergieterij, Ultima Thule, Theater Artemis, Tirasila, Ensemble Leporello, de KVS, le Théatre National. Soms in ’t Frans, soms in ’t Nederlands en heel af en toe in het Engels.
Met zijn eigen gezelschap, THE PRIMITIVES, heeft hij sinds 1995 een tiental kleinschalige producties gemaakt, die vooral in het buitenland gespeeld werden: Korea, Australië, Finland, het Midden Oosten,…
Danny Timmermans is bij toeval terecht gekomen in de klas van “Meester, hij begint weer!” en maakte daar zijn TV debuut. Ook bij toeval is hij bij het amateurtheater in Mechelen zijn eerste stappen op de planken gaan zetten. Op die planken loopt hij nog altijd rond. Hij speelde mee in een vijftal producties bij figurentheater “DE MAAN” waar ook zijn regie debuut tot stand kwam, “De jongen Van Zee” van Ignace Cornelissen. Verder was hij medeoprichter en acteur bij het gezelschap “DE KOMEET” waar hij meespeelde in oa.: “Popcorn” van Ben Elton en “Beestig” van Nicky Silver. Momenteel is hij ook te zien bij het gezelschap “ENSEMBLE LEPORELLO”, waar hij België en Nederland afreist met de voorstellingen “Fool For Love” en “Beestenbende”. Voor HET ONGERIJMDE is dit, na “Julius” van Shakespeare en “Tsjechov In Love” zijn derde productie. Voor de televisie is hij voornamelijk bekend als Robin uit “Buiten De Zone” of als ‘Tom’ uit “W817”. Hij speelde ook mee in oa. Smos (Ketnet), en Flikken (één).
VII.DE REGISSEUR Machteld Timmermans werd geboren op 27 oktober 1970 te Hasselt. Ze studeerde sociologie aan de K. U. Leuven maar na twee kandidatuurjaren ging ze naar Brussel om daar een toneelopleiding te volgen aan het Koninklijk Conservatorium. In 1996 behaalde ze haar diploma “meester in de dramatische kunst” en werd datzelfde jaar geëngageerd door het repertoiregezelschap ENSEMBLE LEPORELLO. Daarnaast speelt/speelde ze o.a. bij BRONKS, TONEELGROEP CEREMONIA, MUZIEKTHEATER TIRASILA, HET ONGERIJMDE e.a. Ze gaf les aan de stedelijke academie van Zaventem en regisseerde bij zowel beroeps- als amateurgezelschappen. Vanaf 1996 vertolkte ze rollen in verschillende televisieproducties. Ze was te zien in: Dokters (VTM), Wittekerke (VTM), Thuis (VRT), W817 (Ketnet), 16+ (VRT), Kinderen van Dewindt (VRT), e. a.
VIII. BIBLIOGRAFIE HUIZINGA Johan, Herfsttij der middeleeuwen, Olympus, 1941 BLOCKMANS Wim en HOPPENBROUWERS Peter, Eeuwen des onderscheids, een geschiedenis van middeleeuws Europa, Prometheus, Amsterdam, 2002 JANSSENS Jozef, De middeleeuwen zijn anders, Davidsfonds, Leuven, 1993 E.H. GOMBRICH, Eeuwige schoonheid, Uniboek, Houten, 2007 VAN PUYVELDE Leo, Schilderkunst en tooneelvertoningen op het einde van de middeleeuwen, W. Siffer, Gent, 1912 GIOPRGI Rosa, Kunstbibliotheek: Engelen en duivels, Ludion, Gent, 2006 PASQUINELLI Barbara, Kunstbibliotheek: Gebaar en expressie, Ludion, Gent, 2007 BATTISTINI Mathilde, Kunstbibliotheek: Symbolen en allegorieën, Ludion, Gent, 2004 BATTISTINI Mathilde, Kunstbibliotheek: Astrologie, magie en alchemie, Ludion, Gent, 2007 BOSING Walter, Alle schilderijen van Bosch, Taschen, Keulen, 2008 KRUYSKAMP C., Mariken Van Nieumeghen, Pelkmans, Kapelle, 1992 NOWE J., Nu hoort wat men u spelen zal. theater in de middeleeuwen, Leuven 2000