Didactische Technologie
Peter Lakeman, Jetske Vleugel, Jaap Wilmink HvA DOO Mens en Technologie
Leerjaar 3, 2012 2013
Modules
Voorwoord 1
Digitaliseren van lesstof
2
Technologie in het onderwijs
3
Digitale portfolio’s
4
Elektronische leeromgevingen
5
Infographics
6
Technologie in de flipped classroom
7
Starten met sociale media in het onderwijs
Slotwoord
Bijlagen: 1
Kennisbasis Grafimedia
2
Kennisbasis lerarenopleiding mens en technologie
Voorwoord
Inleiding In het derde jaar van de opleiding Mens en Technologie van de HvA hebben wij, Jaap Wilmink, Jetske Vleugel en Peter Lakeman, onze ontworpen wereld gewijd aan het thema ‘Didactische Technologie’. Wat didactische technologie inhoudt, waarom we voor dit onderwerp gekozen hebben en op welke manier we deze ontworpen wereld uitgewerkt hebben verantwoorden wij hieronder.
Wat is Didactische Technologie? Didactische Technologie is een begrip welke wij zelf in het leven hebben geroepen. Didactische komt uiteraard van ‘didactiek’ en technologie staat voor de systematische en praktische toepassing van technologische geletterdheid. Door de coherentie van didactiek en technologie is dit een onderwerp welke op dit moment een belangrijk onderdeel aan het worden is in de professionalisering van het onderwijs en met name van de docent. Een voorbeeld van een toepassing van didactische technologie is het gebruik video’s in de les die onder andere als instructiemodel ingezet kunnen worden.
Waarom hebben wij gekozen voor Didactische Technologie? Het gebruik van technologie is op dit moment een speerpunt in het onderwijs. Wij hebben in de dagelijkse praktijk gemerkt dat in het onderwijs veel docenten en ook het management moeite hebben met het gebruik en de implementatie van technologische vernieuwingen. Het gebruik van email is voor de meesten onderhand niet weg te denken uit de dagelijkse praktijk, een enkeling daar gelaten. Ook het digibord wint aan ruimte in de scholen. De meeste scholen beschikken over 1 of meerdere van deze schoolborden. Helaas hebben wij geconstateerd dat het gebruik ervan (vaak) niet veel anders is dan het ouderwetse krijtjesbord. Het bord wordt meestal door de (gemiddelde) docent gebruikt om op te schrijven met een leuk gekozen kleurtje en om soms een filmpje op te laten zien. Deze laatste toepassing verschilt echter niet veel van het filmpje laten zien op de voormalig aanwezige tv. Bovenstaande constateringen hebben ertoe bijgedragen dat wij ons af zijn gaan vragen waarom er niet meer gebeurt op het gebied van technologische toepassingen in klassen situaties. Er is zoveel meer met didactische technologie mogelijk dan dat er nu gebruik van wordt gemaakt. Wij zijn nieuwsgierig geworden naar de reden hiervan. Is dit een kwestie van onwetendheid, het niet kunnen gebruiken van deze toepassingen, angst, is het een kwestie van tijdgebrek of zijn er andere belemmerende factoren die het toepassen van technologie in de weg staat? Zelf maken wij veelvuldig gebruik van technologie in onze les. We krijgen regelmatig positieve reacties van onze leerlingen en collega’s. Daarnaast merken wij ook dat met name de collega’s het ‘wel leuk’ vinden wat wij doen, maar zelf pretenderen hier de tijd of kennis niet voor te bezitten om dit ook toe te gaan passen in hun eigen les.
Kortom: het is tijd voor de ontworpen wereld Didactische Technologie.
Doelgroep en vorm Wij hebben ervoor gekozen uit te gaan zoeken of een aantal toepassingen die op dit moment in onderwijsland actueel zijn, daadwerkelijk lastig toe te passen zijn, veel tijd kosten of op een andere manier onbruikbaar voor de dagelijkse onderwijspraktijk zijn. We hebben een aantal thema’s gekozen om ons in te gaan verdiepen. Nadat wij ons in die thema’s verdiept hebben, gaan wij proberen dit zelf toe te passen in onze lessen, en beschrijven we hier kort onze bevinden over. Een aantal thema’s gaan wij proberen over te brengen op onze medestudenten cq collega’s. Daarbij proberen wij hen te laten inzien welke mogelijkheden dit biedt voor hun dagelijkse lespraktijk. Wij proberen hierbij de eventuele drempels die men vooraf ziet weg te nemen en men te laten ondervinden dat het gebruik van technologie in de les niet moeilijk is en veel voordelen met zich mee kan brengen. Het gebruik van technologie in de les is niet voldoende om een geslaagd concept neer te zetten. De didactiek speelt hierin ook een grote rol. Belangrijk is dat men na gaat denken over de manier waarop technologie in de les ingezet kan worden en wat voor voordelen men hieruit hoopt te halen. Wij hebben onszelf verdiept in de verschillende thema’s. De informatie die wij hebben gevonden hebben wij gebruikt om in een voor onszelf werkbaar document te plaatsen, ingedeeld in afzonderlijke modules. De modules zijn bedoeld als handvat voor onszelf op het moment dat wij collega’s of andere geïnteresseerden middels bijvoorbeeld workshops willen informeren over en laten kennis maken met de verschillende technologische en didactische mogelijkheden. De ontworpen wereld bestaat naast de tekstuele thema’s ook uit een aantal onderdelen die bij de ontworpen wereld horen. Zo hebben wij onder andere een workshop verzorgd en daarnaast ook een aantal video’s gemaakt om te testen in onze eigen lespraktijk.
Digitaliseren van lesstof
Peter Lakeman, Jetske Vleugel, Jaap Wilmink HvA DOO Mens en Technologie Leerjaar 3, 2012 - 2013
Inhoudsopgave Inleiding module 1.1 Wat is digitaliseren? 1.2 Waarom digitaliseren? 1.3 Vooroordelen 1.4 Bezwaren 1.5 Meerwaarde 1.6 Wie digitaliseert? 1.7 Digitaliseren van toetsen 1.8 Slotwoord
Inleiding module In het onderwijs wordt de laatste jaren steeds vaker gesproken over digitaal lesmateriaal. Aantekeningen, uitleg en lessen moeten via een online platform aangeboden worden en in de toekomst moet dit zelfs tijdens de les via een pc of tablet te bekijken zijn. Wij hebben gemerkt dat er al veel digitaal lesmateriaal online beschikbaar is voor zowel leerling als docent. Veel lesmateriaal sluit helaas vaak maar gedeeltelijk aan op de les die wij als docent voor ogen hebben. Er moet veelal nog wat aangepast worden of er zijn slechts onderdelen uit de digitale les bruikbaar. Lesboeken zijn vaak handmatig ingescand en de structuur en vindbaarheid van het beschikbare materiaal ontbreekt. Dit alles zorgt ervoor dat wij gemerkt hebben dat wanneer er gesproken wordt over digitaal lesgeven men dit veelal associeert met een verhoogde werkdruk en een lastig uit te voeren handeling. Wij willen in deze module gaan uitzoeken waarom men wil gaan digitaliseren, wat de meerwaarde eigenlijk zou kunnen zijn van het digitaliseren van lesmateriaal en of hier ook bezwaren aan kleven. Indien dit digitaliseren van lesmateriaal voordelen biedt, wie is er dan verantwoordelijk voor de aanlevering van het digitale lesmateriaal. Ook zijn wij benieuwd naar de mogelijkheden van digitaal toetsen.
Activiteiten Het doel van deze module is een antwoord te verkrijgen op de de volgende onderwerpen m.b.t. het digitaliseren van lesstof: Wat is digitaliseren, wie digitaliseert, waarom digitaliseren we, welke vooroordelen en bezwaren zijn er, wat is de meerwaarde van het digitaliseren van lesstof en wat zijn de mogelijkheden m.b.t. het digitaliseren van toetsen?
Technologische aspecten Middels verscheidene bronnen gaan wij ons verdiepen in het onderwerp ‘digitaliseren van lesstof’.
Didactische aspecten Deze module heeft geen directe didactische aspecten welke wij gaan opleveren.
Bronnen ● Onderzoek: Leren met meer effect. ○ www.impress.nl/klanten/kennisnet/images/downloadartikel/Leren_met_meer_ effect.pdf ● www.jisctechdis.ac.uk/techdis/technologymatters ● workshop : http://onlineworkshops.kennisnet.nl/digitaal-leermateriaal ● Coursera, Fundamentals of Online Education: Planning and Application. Georgia tech ● http://docentvo.kennisnet.nl/3616/trends-in-leermiddelen-digitalisering-komt-op-gang
Koppeling kennisbasis Kennisbasis grafimedia: 2.2 Keuze in productie 2.3 Nieuwe media 4.1 Interactieve media 4.2 De rol van interactieve media in het onderwijs Zie bijlage 1 (kennisbasis grafimedia)
Koppeling pijlers mens en technologie 1.1 Technologische thema’s 2.1 Belangrijkste invloeden 2.4 Maatschappelijk perspectief 2.6 Historische ontwikkelingen 2.8 Cultuurfenomenen 2.11 Relatie tussen technologie en maatschappelijke waarden 3.6 Kansrijke en innovatieve varianten van een ontwerp beoordelen. 3.7 Diverse informatiebronnen gebruik Zie bijlage 2 (kennisbasis mens en technologie)
Koppeling kennisbasis docent technische beroepen A Identiteit A1 Beroepsidentiteit, Door het digitaliseren van lesstof kan de docent zelf de lesstof samenstellen waardoor de interactie met de leerling vergroot. A2 Professionele beroeps- en kennisontwikkeling Digitaliseren zorgt voor nieuwe vormen van didactische modelen. A3 Roldifferentiatie A4 Medewerker binnen de onderwijs organisatie B Content B1 Technologische inhoud, Lesstof digitaliseren door bijvoorbeeld video en een quiz. B2 Technologische geletterdheid B3 ICT toepassingen binnen het onderwijs Doormiddel van digitaliseren zijn de toepassingen binnen het onderwijs voor IT oplossingen binnen handbereik.
C Context C1 Leeromgeving Een moderne leeromgeving kan niet zonder digitale lesstof. C2 Onderwijsomgeving / organisatie Digitaliseren vergroot de uitwisseling van lesstof in de keten. C3 Maatschappelijke context / onderwijsbeleid D Doelgroep D1 Beginsituatie D2 Belevingswereld D3 Communicatie D4 Differentiatie binnen de doelgroep E Didactische methode E1 Denk- en leerprocessen E2 Intuitieve begrippen E3 Motivatietheorieen E4 Didactische modellen en werkvormen E5 Evalueren en beoordelen
1.1 Wat is digitaliseren? Digitaliseren is het omzetten van een analoge bron (bijvoorbeeld foto of tekst) naar een digitaal bestand. Doorgaans gebeurt het digitaliseren van documenten met een scanner. Feitelijk is bij elke uitgeverij het lesmateriaal allang gedigitaliseerd, er gaan alleen maar digitale bestanden van uitgevers naar drukkers, en vervolgens worden het boeken.
1.2 Waarom digitaliseren? Digitaliseren Het opslaan als digitaal bestand kent veel voordelen, het kan makkelijker verspreid worden, het is makkelijker mee te nemen, het is toegankelijker en als je het goed archiveert sneller vindbaar. Met digitaal leermateriaal is het eenvoudiger om maatwerk te leveren. Bijvoorbeeld aan leerlingen die sneller of juist langzamer leren dan de andere leerlingen. Ook is digitaal leermateriaal, indien juist gedigitaliseerd, interactiever dan papieren leermateriaal en kan het sneller aangepast worden. Randvoorwaarden 1. Niet ‘hetzelfde voor een lagere prijs’, maar ‘meer voor eenzelfde of lagere prijs’. 2. Technologie en digitalisering zijn middelen, geen doelen. 3. Opdelen in leerobjecten, zodat het vindbaar en arrangeerbaar is. 4. Lange leerlijnen zichtbaar maken, vanwege overzicht voor docent en leerlingen. 5. Het moet variatie in werkvormen bevorderen en diverse leer- en doceerstijlen bedienen. 6. Makkelijk toegankelijk voor docenten en leerlingen. Verschillende invalshoeken Als we onszelf de vraag stellen: “Waarom zouden we gaan digitaliseren in het onderwijs?”, dan moeten we deze vraag wel gaan bekijken vanuit verschillende invalshoeken; - vanuit de visie van de student - vanuit de visie van de docent - vanuit de visie van opleidingsinstelling Digitalisering en de student: Tijd- en plaats onafhankelijk Alles is digitaal beschikbaar Onderwijs op maat Flexibiliteit Aantrekkelijk onderwijs dat motiveert Verrijking Verdieping
Digitalisering en de instelling Nieuwe doelgroepen bereiken Reputatie vergroten Onderwijs op de kaart zetten Lesmateriaal verbeteren Aansluitingsproblemen oplossen Kosten beperken
Digitalisering en de docent Tijd- en plaats onafhankelijk Tijd besparen: automatiseren van handwerk Delen en hergebruiken Contacttijd effectief benutten Studenten boeien Voorwaarde: net zo gemakkelijk als krijtjesbord
1.3 Vooroordelen Het digitaliseren van lesstof kent niet alleen maar voorstanders. Veel docenten plaatsen een kritische noot bij het digitaliseren van lesstof. Over het algemeen wordt onder veel docenten het digitaliseren van lesstof als volgt gezien: Een tekst die voorheen in een boek of op papier stond wordt ingescand en kan vervolgens gelezen worden op de pc of tablet. De docenten zien hier de voordelen niet van in. Dit is ook begrijpelijk want het digitaliseren van lesstof bestaat namelijk niet alleen uit het inscannen of digitaal maken van stukken tekst. Er kan nog veel meer door het gebruik van interactieve lesprogramma’s. Naast het feit dat veel mensen niet weten wat er allemaal mogelijk is, hebben docenten ook nog te maken met het gebruik van heel veel verschillende digitale programma’s. Denk hierbij aan e-mail, leerlingvolgsysteem, ELO enz. Sommige docenten kunnen de snelle opkomst van al deze digitale programma’s niet bijbenen en zijn blij als ze tijdens hun les gebruik kunnen maken van de reguliere lesboeken. Volgens sommigen kost het digitaliseren van lesstof ook veel tijd. Deze gedachte kan voortkomen uit het niet weten hoe het programma waarmee gedigitaliseerd moet worden werkt. Dan kost dit inderdaad veel tijd. Wat hierbij vaak nog wel vergeten wordt is dat als iets eenmaal gedigitaliseerd is je dit keer op keer weer kunt gebruiken. Tot slot nog een laatste opmerking hierover: Ga niet digitaliseren om het digitaliseren, maar zorg dat het nut heeft.
1.4 Bezwaren Buiten de vooroordelen die docenten hebben op digitale leermiddelen zijn er ook een aantal gegronde bezwaren. Om een beeld te krijgen van de bezwaren die men zou kunnen ervaren volgt hier een overzicht ingedeeld in vier categorieën,, te weten: ● Infrastructuur; de hardware die zorgt voor de ontsluiting van de informatie. ● Interpersoonlijk; het effect op de onderlinge relatie. ● Digitale verwerking; hoe kan de informatie worden afgegeven en opgenomen. ● Toetsing; het onderdeel van de leermethode dat zich moeilijk laat digitaliseren maar waar wel vele voordelen te behalen zijn. 1. Infrastructuur ● Digitale opslag is niet altijd inzichtelijk voor de docent en de collega’s. Waar staan de digitale leermiddelen en de readers e.d. Zijn deze voor alle betrokkenen te bereiken en ook weer terug te vinden? Is er een back-up van gevoelige informatie? Dit zijn zaken die meestal niet of nauwelijks worden geregeld. Het kost tijd en moeite dit eerst in kaart te brengen. ● Beveiliging van gevoelige informatie zoals toetsen. ● Bedrijfszekerheid; is het netwerk online? Zijn leermiddelen altijd toegankelijk? ● Archivering; waar en op welke manier wordt informatie actueel gehouden? ● Veiligstellen van databank; zijn de cijfers nog correct na overzetten in verschillende software pakketten? ● Beheer van informatie kost tijd en vraagt om accuratesse en veel afstemming onder collega’s. 2. Interpersoonlijk ● Het is als docent moeilijk om te bepalen of studenten wel of niet samenwerken. ● Het beoordelen van de werkhouding in een digitale leeromgeving is moeilijk vast te stellen, dus ook het vroegtijdig signaleren van een gebrek aan motivatie. ● Identificatie problemen; is de persoon daadwerkelijk wie hij of zij zegt te zijn. Dit geldt vooral voor toetsingen. ● Voor leerlingen in een peergroep is het moeilijk te bepalen hoe iemand zich voelt. Zeker in de pubertijd en jonge adolescentie leidt dit al snel tot problemen in de samenwerking. 3. Digitale verwerking ● Lezen van boeken die gedigitaliseerd zijn is niet voor iedereen goed te doen. ● Naslagwerk; als een leerling informatie wil terugzoeken is dit soms niet meer mogelijk, rechten zijn vervallen of informatie is verplaatst en niet meer terug te vinden. ● De kennis van de docent van digitale middelen; de meeste docenten zullen eerst kennis van software en andere digitale handelingen moeten opdoen voordat er mee gewerkt kan worden. Dit kost tijd en geld wat niet altijd beschikbaar is. ● Digitale leerlijnen moeten nog zelf ontwikkeld worden. Het lesboek geeft een leerlijn en een opbouw in structuur en diepgang. Digitale leerlijnen zijn nog beperkt aanwezig. Wat veel extra tijd van de docent vraagt.
4. Toetsing ● Open vragen zijn moeilijk te digitaliseren. Door het weglaten van open vragen kan het zijn dat de kennis van de leerling niet optimaal getest wordt. ● Aanpassen van het cesuur na het maken van een toets gaat minder gemakkelijk omdat deze vastgelegd is. ● Gewenning m.b.t. digitale toetsen is bij invoering een belangrijk aandachtspunt. ● Fraudegevoelig; veel stof kan met plakken en knippen worden geconcipieerd. Ook het bepalen van de identiteit van een leerling die digitaal een toets maakt is moeilijker vast te stellen. De zogenaamde authenticatie. ● Reproduceerbaarheid; content wat door leerlingen in voorgaande jaren is geproduceerd is gemakkelijker te verkrijgen en weer toe te passen.
Er zijn ook een aantal drogredeneringen die over het digitaliseren van het onderwijs gaan. Zo is de interactie tussen leerlingen niet groter of beter omdat ze gemakkelijk via social media met elkaar in contact zijn. Het aanbieden van digitale content levert niet een betere kennisoverdracht op. De stelling “met een druk op de knop” gaat vaak vooraf aan grote hoeveelheid basale informatie die eerst zal moeten worden gedigitaliseerd en vervolgens beheerd moet worden. Ondanks alle digitale leermiddelen, op afstand leren en in eigen tijd leren, blijft het van groot belang om samen te komen en in gesprek met docent en medeleerlingen de stof te bespreken.
1.5 Meerwaarde In uitgestrekte gebieden die een lange reis tijd naar een onderwijsinstelling tot gevolg heeft kan digitaliseren een meerwaarde opleveren. Digitalisering kan hier de afstand overbruggen, lesmateriaal wordt via elektronische leeromgevingen aangeboden en dit voorkomt reistijd. Meerwaarde is tijdswinst voor de student. Het brengt ons tot de vraag: welke meerwaarde heeft digitalisering van lesmateriaal voor de docent en leerling? Het gebruik van digitaal leermateriaal stelt docenten in staat om meer in te spelen op de wensen en mogelijkheden van de leerlingen. Het leermateriaal kan zowel wat betreft vorm, inhoud, plaats als tijd worden afgestemd op de individuele leer- en ontwikkelbehoefte van de leerling. Hiermee biedt digitaal lesmateriaal de mogelijkheid de effectiviteit van het leren sterk te vergroten. De leerling werkt alleen aan die stof die hem op dat moment het beste in zijn ontwikkeling verder helpt. Verder wordt het voor docenten eenvoudiger om leermateriaal te bewerken. Dit komt zowel door de technologische ontwikkelingen als door het ruime aanbod van digitaal materiaal, zoals film, muziek en foto. Het bewerken van leermateriaal biedt docenten niet alleen de mogelijkheid om het onderwijs meer conform hun eigen wensen in te richten, maar biedt hen tevens de kans om zichzelf verder te ontwikkelen.
1.6 Wie digitaliseert De uitgeverijen zijn van oudsher de leveranciers geweest voor scholen van leermiddelen. Het lesmateriaal, voornamelijk in de vorm van boeken, is een grote bron van inkomsten. Net zoals in de muziekindustrie hebben de uitgeverijen onvoldoende oog gehad voor de ontwikkelingen op de markt. De vraag naar digitale leermiddelen is groter dan het aanbod. Ook op de veranderingen in didactische werkvormen van de afgelopen jaren hebben de uitgeverijen maar matig gereageerd. Deze ontwikkeling waarbij er minder klassikaal les wordt gegeven, maar meer wordt gestuurd op de persoonlijke ontwikkeling, heeft de vraag naar digitale oplossingen vergroot. Het is dus vaak de visie van een schoolleiding maar overwegend de docent zelf geweest die leermiddelen heeft gedigitaliseerd in de afgelopen jaren. Op dit moment zijn er nog weinig aanbieders van digitale leermiddelen die gehele leerlijnen aanbieden. Ook het aanpassen van de (digitale) lesstof op de grote verscheidenheid aan didactische werkvormen is haast niet mogelijk. Het is dus een taak van de school en de docent om te komen tot een volledige en werkbare digitale werkvorm. Een paar educatieve uitgeverijen die digitale lesstof aanbieden zijn: ● Thieme Meulenhoff, biedt bestaande boeken digitaal aan via de app Schooltas. ● Malmberg, biedt digitale boeken aan via de app Ebook Pack. ● Noordhoff, biedt bestaande boeken digitaal aan via de app Studiekit. Men ziet voornamelijk protectionisme bij uitgeverijen van leermiddelen verenigd in de GEU (Groep Educatieve Uitgeverijen). Zelf geven zij ook aan dat de transitie van boeken naar digitale lesprogramma’s een kostbare aangelegenheid is.
1.7 Digitaliseren van toetsen Digitaal toetsen houdt in dat de toets middels een al dan niet online toetsapplicatie via de computer wordt afgenomen. Daardoor ontstaan andere mogelijkheden in plaats en tijd en vorm om de toets af te nemen. Daarnaast kan het beoordelen van de toets eenvoudiger en sneller plaatsvinden. Deze laatsten is een grote meerwaarde voor de meeste docenten. Digitale toetsprogramma’s kunnen worden gebruikt voor het toetsen van voorkennis. Deze vorm wordt instaptoetsen genoemd. Ter oefening kan de student een tussentijdse toets maken. Ter afsluiting van een onderdeel kan er een eindtoets worden gegeven. Een digitale toetsapplicatie heeft globaal de volgende functionaliteiten: ● Een vragenbank. Vragen kunnen worden opgeslagen in een zogeheten questionbank, zodat de docent eenvoudig zijn vragen kan hergebruiken. Dit kan tijdswinst opleveren. Daarnaast kunnen ook gemakkelijker (automatisch) verschillende versies van toetsen worden gegenereerd. ● Diverse typen vragen. Naast de mogelijkheden die een papieren toets heeft (zoals verschillende open en gesloten vragen), biedt een digitale toets meer mogelijkheden qua vraagtypen. Zo kan de docent diverse multimediale materialen (audio, video etc.) gebruiken om de vraag te ondersteunen. De docent kan vragen interactief vormgeven, zoals bijvoorbeeld de zogenaamde ‘hot spot’ vragen, waarbij de leerling ter beantwoording van een vraag het juiste gebied in een afbeelding moet aanklikken. Vervolgens kan de docent daar weer feedback of hints aan verbinden. De docent kan vragen samenstellen waarbij de leerling de antwoorden in de goede volgorde moet zetten. Dergelijke gesloten vragen kunnen met digitaal toetsen gemakkelijk automatisch worden beoordeeld. ● Variëteit in toetsvragen per student. Door parameters in de vraag variabel te maken, kan eenzelfde toets verschillende antwoorden hebben. Ook kunnen toetsen adaptief gemaakt worden, wat wil zeggen dat het toetsverloop afhankelijk is van de antwoorden die de leerling geeft. ● Automatische beoordeling. Vooral gesloten vragen kunnen gemakkelijk automatisch worden beoordeeld. Open vragen kunnen soms ook automatisch beoordeeld worden. Het gaat dan om korte tekst of een numeriek antwoord. Bij langere teksten blijft handmatige beoordeling vooralsnog noodzakelijk, het voordeel is dan alleen dat de tekst beter leesbaar is. ● Feedback mogelijkheid. De docent kan automatische feedback verbinden aan de antwoorden op een vraag (bijvoorbeeld een suggestie of tip geven bij een fout antwoord). Daarnaast kan de docent ook zelf, per beantwoorde vraag, een reactie sturen naar de leerling indien nodig. ● Analyse mogelijkheden. Doordat de resultaten van de toetsen digitaal worden verwerkt, kan de docent met de meeste toetsapplicaties de toetsvragen ook eenvoudig analyseren (itemanalyse en toetsanalyse). Docenten kunnen hiermee inzicht krijgen in de kwaliteit van de gestelde items en of die items passen bij de afgenomen toets. De analyses kunnen worden ingezet bij de kwaliteitsverbetering van het onderwijs.
Door toetsvragen nogmaals toe te passen kunnen verschillende versies worden gegenereerd wat handig kan zijn bij het afnemen van toetsen bij leerlingen die bijvoorbeeld ziek zijn geweest en de toets op een later moment gaan maken. Dit is dan ook een belangrijke reden om digitale toetsen in te zetten bij grote aantallen leerlingen. Ook kan een tijdsbeperking worden aangebracht, zodat leerlingen alleen binnen een bepaalde periode kunnen deelnemen aan de toets. Bij het afnemen van toetsen met een digitaal toetssysteem, kan de docent ervoor zorgen dat een leerling alleen toegang heeft tot het betreffende toetssysteem (of andere programma’s). Op deze manier kan frauderen (door bijvoorbeeld Facebook of internetbronnen te raadplegen) worden beperkt. Er kleven ook een aantal nadelen aan digitaal toetsen. Zo moet er o.a. nog heel goed nagedacht worden over de volgende zaken: 1 Autenthicatie van de leerling; is degene die de toets maakt, ook degene die zegt wie hij/zij is? 2 Op dit moment ligt het accent (nog) op cognitief toetsen. 3 Open vragen zijn vooralsnog lastig te digitaliseren. Er zijn diverse applicaties waar wij zelf ook mee hebben getest: ● Edmodo ● Articulate Storyline ● Google formulieren met Flubaroo Deze applicaties hebben allen dezelfde ‘problemen’ als hierboven beschreven staan. Open vragen zijn prima in te vullen in Edmodo, zodat ze later nog handmatig kunnen worden nagekeken, maar in Storyline kan dat bijvoorbeeld weer niet. Hier kun je wel een 10-tal juiste antwoorden inzetten, zodat er een beperkte vorm van open vragen mogelijk is. Flubaroo is gratis en een handige aanvulling op de Google sheets applicatie, waarbij je middels een plugin de toets automatisch kunt laten nakijken en beoordelen.
1.8 Slotwoord Doordat we verschillende bronnen geraadpleegd hebben waaronder de workshop ‘Digitaal leermateriaal’ van Kennisnet, zijn wij tot de ontdekking gekomen dat het digitaliseren van lesstof op dit moment nog op een zeer provisorische manier plaatsvindt. Als je alleen al bedenkt dat de schrijver zijn stof al digitaal aanlevert aan de drukker, die er vervolgens weer een analoog boek van maakt, waarbij wij er vervolgens weer digitale lesstof van proberen te maken. Dit is een begrijpelijke manier als je het oppervlakkig bekijkt, maar als je er goed over nadenkt, dan is dit feitelijk te absurd om te doen. Digitaliseren bij de bron, of in ieder geval het gebruiken van de digitale bron is noodzakelijk om tot een goede digitale lesstof te komen. Dit zou tevens een goede basis zijn om de bestaande digitale lesstof verder uit te werken tot toekomstvaste interactieve lesstof van de 21e eeuw, waarbij we de bestaande bron niet hoeven te verlaten. Daarnaast hebben wij ook gezien dat het digitaliseren van lesstof wel voordelen biedt voor zowel docent als leerling en inmiddels niet meer uit het onderwijs is weg te denken. Hierbij willen we wel een aantal kanttekeningen plaatsen, namelijk dat het digitaliseren van lesstof gestructureerd dient te worden, zowel in het digitaliseren van lesstof als het arrangeren hiervan. Daarnaast dient de docent geschoold te worden in de manier waarop hij de digitale lesstof in kan zetten in zijn lessen.
Technologie in het onderwijs
Peter Lakeman, Jetske Vleugel, Jaap Wilmink HvA DOO Mens en Technologie Leerjaar 3, 2012 - 2013
Inhoudsopgave Inleiding module 2.1 Technologie: doel of middel? 2.2 Leidt inzet van technologie tot beter onderwijs? 2.3 Welke voordelen biedt de inzet van technologie in de les? 2.4 Welke nadelen biedt de inzet van technologie in de les? 2.5 Implementatie Didactische Technologie. 2.6 Beschikbare laagdrempelige technologie. 2.7 Workshop video instructie. 2.8 Slotwoord.
Inleiding module “Docenten voeren veranderingen vaak in slowmotiontijd in. Daardoor is sprake van veel onderbenutte technologie. Computers zijn al in de jaren ’80 ingevoerd. Pas de laatste jaren worden zij in toenemende mate gebruikt door docenten. Uit eerdere bijdragen van Larry Cuban kun je overigens concluderen dat hij alle begrip heeft voor dit trage tempo (hoge werkdruk, weinig ruimte voor professionalisering, weinig onderwijskundig leiderschap, onvoldoende ondersteuning, enzovoorts).” Citaat: Wilfred Rubens Bovenstaande citaat van Wilfred Rubens schetst exact de huidige situatie zoals wij deze op dit moment in het onderwijs tegenkomen. Daarnaast hebben wij gemerkt dat docenten en vaak ook het management niet of nauwelijks op de hoogte zijn van de mogelijkheden op het gebied van Didactische Technologie. Men vraagt zich af, of het gebruik van Didactische Technologie eigenlijk wel een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van het onderwijs. Didactische Technologie wordt op dit moment nog maar minimaal ingezet en de vraag die hierbij ontstaat is; gebruikt men die technologie met een bepaalde didactische visie of gebruikt met dit omdat het ‘wel leuk is’. Docenten die zelf wel enthousiast zijn over het gebruik van Didactische Technologie in hun les gebruiken het vaak ook nog maar mondjesmaat. Een andere ontwikkeling die wij gezien hebben is dat Didactische Technologie soms ook opgelegd wordt door het management. Er wordt bijvoorbeeld een studiedag over het gebruik van het digibord georganiseerd waarbij men uitleg krijgt over de werking van dit bord, zonder daar een duidelijke didactische meerwaarde van te benoemen. Of als die meerwaarde wel genoemd wordt gaat die vlieger weer niet voor iedere docent op. Na zo’n studiedag verwatert de kennis die is opgedaan omdat men er zelf niet mee aan de slag gaat. Wij vragen ons af hoe het kan dat wanneer dit soort ontwikkelingen gestimuleerd worden er toch niet optimaal gebruik van wordt gemaakt. Komt dit door het gebrek aan kennis over deze didactische toepassing, ziet men de meerwaarde er niet van in of is er nog een andere drempel waardoor men deze technologie niet gaat gebruiken?
Bronnen ● Hertveldt, F., Vanneste, P., & Wylin, B. (1997). Internet, een nieuw didactisch medium. De Boeck Hoger. ● Website van Dhr. Wilfred Rubens http://www.te-learning.nl/blog/ ● Bestaande onderzoeken op dit gebied. ● L. Hilgers, T. van Zadelhoff, 2012, Boektweepuntnul ● L. Hilgers, T. van Zadelhoff, 2012, Handboektweepuntnul, sociale media in het onderwijs. ● http://www.eduapp.nl ● http://www.vlor.be/advies/advies-inzake-het-gebruik-van-ict-het-secundair-onderwijs
Activiteiten Het doel van deze module is een antwoord te verkrijgen op de de volgende onderwerpen m.b.t. technologie in het onderwijs. Een aantal vragen waar wij in deze module antwoord op willen verkrijgen zijn: Is het gebruik van Didactische Technologie een doel of middel, leidt inzetbaarheid van technologie tot beter onderwijs, hoe kan men Didactische Technologie het beste integraal invoeren en wat zijn de voor- en nadelen van het gebruik van technologie in de les? Om antwoord te krijgen op deze vragen gaan wij ons middels verscheidene bronnen verdiepen in het onderwerp ‘Technologie in het onderwijs’. Daarnaast gaan wij een workshop verzorgen voor onze medestudenten cq collega’s waarin we hen leren gebruik te maken van een onderdeel van de op dit moment aanwezige laagdrempelige technologie.
Technologische aspecten Doordat wij ons verdiepen in technologie in het onderwijs, sluit deze module perfect aan bij het technische deel van de opleiding Mens en Technologie. Didactische aspecten Wij verzorgen aan onze medeleerlingen een workshop “videoinstructie”. Verantwoording kennisbasis Kennisbasis grafimedia: 2.3 Nieuwe media 4.2 De rol van interactieve media in het onderwijs 5.5 Communicatie 5.6 Financiën Zie bijlage 1 (kennisbasis grafimedia)
Koppeling pijlers mens en technologie 1.7 Systeemgrenzen 2.4 Maatschappelijk perspectief 2.6 Historische ontwikkelingen 2.10 Consequenties van ontwikkelingen en innovaties 2.11 Relatie leggen tussen technologie en maatschappelijke waarden 2.12 Belangrijkste evoluties en innovaties 3.6 Kansrijke en innovatieve varianten van een ontwerp beoordelen. 4.1 Belangrijkste fasen 4.6 Recente ontwikkelingen in de technologie Zie bijlage 2 (kennisbasis mens en technologie)
Koppeling kennisbasis docent technische beroepen A Identiteit A1 Beroepsidentiteit; Door het digitaliseren van lesstof kan de docent zelf de lesstof samenstellen waardoor de interactie met de leerling vergroot. A2 Professionele beroeps- en kennisontwikkeling; Digitaliseren zorgt voor nieuwe vormen van didactische modellen. A3 Roldifferentiatie A4 Medewerker binnen de onderwijs organisatie B Content B1 Technologische inhoud; Lesstof digitaliseren door bijvoorbeeld video en een quiz. B2 Technologische geletterdheid B3 ICT toepassingen binnen het onderwijs; Door middel van digitaliseren zijn de toepassingen binnen het onderwijs voor IT oplossingen binnen handbereik. C Context C1 Leeromgeving; Een moderne leeromgeving kan niet zonder digitale lesstof. C2 Onderwijsomgeving/organisatie; Digitaliseren vergroot de uitwisseling van lesstof in de keten. C3 Maatschappelijke context/onderwijsbeleid D Doelgroep D1 Beginsituatie D2 Belevingswereld D3 Communicatie D4 Differentiatie binnen de doelgroep E Didactische methode E1 Denk- en leerprocessen E2 Intuïtieve begrippen E3 Motivatietheorieën E4 Didactische modellen en werkvormen E5 Evalueren en beoordelen
2.1 Technologie: doel of middel? Technologie biedt docenten handvatten die zij nodig hebben om efficiënter te werken en beter te reageren op de individuele behoeften van de leerlingen. Gebruiksgemak is van doorslaggevend belang voor de inzet van Didactische Technologie. Technologie welke het leven van de docent makkelijker maakt en hem in staat stelt beter les te geven, hoeft zichzelf niet te bewijzen en zal vanzelf aanslaan. Docenten hebben genoeg aan hun hoofd en het gebruik van Didactische Technologie is voor hen daarom geen doel op zich: alleen als het de docent ontlast, en niet extra belast, zal Didactische Technologie worden ingezet. Een goed doordachte didactiek is belangrijk, maar helaas wordt Technologie nog te veel als doel op zich ingezet. Het gebruik van een interactief whiteboard is interessant maar voegt op zichzelf natuurlijk weinig interactie toe.Ook de toepassing van web 2.0 applicaties zoals Twitter maakt leren leuker. Didactische Technologie kan het vak van docent verlichten. Dit kan bijvoorbeeld door het gebruik van video instructies. De inzet van Didactische Technologie kan de lessen uitdagender maken. Dit kan bijvoorbeeld door interactieve lesstof aan te bieden. De lessen kunnen door het gebruik van Didactische Technologie dus inhoudelijk verrijkt worden. Het is dan echter wel van belang dat er vooraf door de docent goed nagedacht wordt over de meerwaarde van de het gebruik van de technologie. Technologie gebruiken omdat het ‘leuker’ zou zijn is geen optie. Dan is men puur bezig met de lessen ‘opleuken’ in plaats van dat het er inhoudelijk beter van wordt. De inzet van technologie wordt pas Didactische Technologie wanneer er een goed concept achter schuilt en hier dus vooraf goed over nagedacht wordt.
2.2 Leidt inzet van techologie tot beter onderwijs? De meeste technologieën zoals het schoolbord, de beamer of de tv gaan uit van klassikale instructie. De beamer heeft daardoor bijvoorbeeld niet geleid tot ander onderwijs. Het was een handig hulpmiddel, maar vernieuwend was het niet. Hoe beter technologie aansluit bij de didactische opvattingen van een docent, des te eerder deze zal worden ingezet. Wanneer technologie dus een vervanger is voor het huidige lessysteem (zoals de beamer) zal dit dus niet per definitie leiden tot beter onderwijs. De inzet van technologie kan leiden tot betere prestaties bij leerlingen. Dit hangt echter af van de competenties van de docent. Is de docent in staat om vanuit de lesdoelen en de behoefte van de leerlingen de juiste technologie op het juiste moment en op de juiste wijze in te zetten? Dat vraagt dus: ● Kennis van technologie – Welke programma’s, websites en tools kan de docent inzetten en hoe? ● Kennis van de leerling – Wat heeft deze leerling in deze situatie en bij dit vak nodig? ● Kennis van de leerstof – Welke doelen komen er aan bod? Hoe zitten de leerlijnen van de verschillende leergebieden in elkaar? De verandering van de informatieoverdracht door het gebruik van internet vraagt het onderwijs zich aan te passen. Enerzijds door het veranderen van de maatschappij anderzijds door het veranderen van de doelgroep, de leerling. Didactische technologie maakt het onderwijs beter omdat; ● het onderwijs effectiever en efficiënter wordt ingericht. ● het onderwijsvernieuwing stimuleert die nodig is in een vernieuwende maatschappij. ● het onderwijs op maat mogelijk maakt. ● het de werkdruk van docenten vermindert. ● het positieve effecten heeft op leerprestaties. ● het leren aantrekkelijk en gevariëerder maakt. De inzet van technologie in het onderwijs kan leiden tot beter onderwijs, mits op een juiste wijze toegepast en wederom met een goed doordacht didactisch concept. Het op een juiste manier toepassen van technologie verreist technologische kennis en vaardigheden van de docent.
2.3 Welke voordelen biedt de inzet van technologie in de les? Er zijn veel voordelen te noemen van het gebruik van technologie in het onderwijs. Zo is het bijvoorbeeld de manier om in te spelen op de leefwereld van de leerlingen. Met technologie trek je de aandacht van de leerlingen en motiveer je hen, de les kan aantrekkelijker en boeiender worden. Leerlingen kunnen zich slechts een korte tijd concentreren. Het afwisselen van werkvormen en het daarin verwerken van technologie is een manier om leerlingen bij de les te houden. Het gebruik van technologie biedt eveneens de mogelijkheid om leerstof concreter te maken bijvoorbeeld aan de hand van audiovisuele ondersteuning. Leerefficiëntie verhogen Door de inzet van technologie in het onderwijs kunnen de leerlingen op verschillende manieren leren. ●
Actief, door de leerlingen actief te laten bezig zijn met de leerstof.
●
Constructief, aan de hand van het gebruik van een discussieforum.
●
Coöperatief, samenwerken in 1 bestand dat online gedeeld is.
●
Authentiek, geen fictieve voorbeelden in een boek maar de leerlingen zoeken echte sites met voorbeelden.
●
Informeel leren, d.m.v. het spelen van games met hierin een informatieve verwerking.
Differentiatie Door het gebruik van technologie in het onderwijs kan er onderwijs op maat geboden worden voor elke leerling. Niet iedereen heeft dezelfde leerstijl en leertempo. Didactische Technologie biedt de mogelijkheid om deze factoren op de individuele leerling af te stemmen, waarbij elke leerling de voor hem of haar gepaste leerstijlondersteunende middelen , zoals audio-, visueelen/of tekstmateriaal, en het voor hem of haar gepaste tempo kan uitkiezen en volgen. Zo zorgt de docent ervoor dat de differentiatie binnen de klas niet uit het oog verloren wordt. Tijd, plaats en tempo onafhankelijk leren Het leren is niet langer tijds- en plaatsgebonden. Leerlingen kunnen waar en wanneer ze maar willen bezig zijn met de te verwerken stof. Dit kan handig zijn wanneer leerlingen bijvoorbeeld gedurende een (langere) termijn de lessen niet kunnen bijwonen. Daarnaast kan het ook een verbetering van de communicatie opleveren tussen leerlingen, docenten en ouders. Ook tussen leerlingen onderling kan er sprake zijn van een verbeterde communicatie en samenwerking. Dit kan bijvoorbeeld via e-mail, fora en leerplatvormen. Hierdoor kunnen documenten doorgespeeld worden, wat tijd spaart bij het schrijfwerk van de leerling. Nog een voordeel is dat digitale leerstof gedeeld kan worden met leerlingen en docenten over de hele wereld. Dit biedt de mogelijkheid tot internationale samenwerking tussen docenten en tussen leerlingen.
Leerproblemen Didactische Technologie kan ingezet worden om leerlingen met beperkingen de mogelijkheid te bieden om samen met leeftijdsgenoten aan dezelfde leerstof te verwerken. Leerlingen met visuele beperkingen kunnen geholpen worden door audio-ondersteuning van de leerstof en leerlingen met auditieve beperkingen kunnen geholpen worden door visuele ondersteuning. Ook leerlingen die een motorische stoornis hebben of beperkt zijn in hun bewegingsvrijheid, hebben op deze manier toegang tot de leerstof die niet plaatsgebonden is. Verrijking van de lesstof Het visualiseren van de leerstof zorgt er vaak voor dat leerlingen de les sneller in zich opnemen. De leerling kan interactieve oefeningen maken of bepaalde zaken, die anders moeilijk te tonen zijn vanwege de kosten (vb. vlieguren), het gevaar (vb. nucleaire training), milieubelasting (vb. chemische experimenten) of de praktische onmogelijkheid (vb. tocht door de bloedsomloop) ervan, door middel van simulatie ervaren. Zo kunnen de leerlingen bijvoorbeeld aan de hand van Google Earth makkelijk en gratis een virtueel bezoek brengen aan plaatsen over de hele wereld.
2.4 Welke nadelen biedt de inzet van technologie in de les? Het gebruik van Didactische Technologie heeft ook nadelen. Het bekijken en gebruiken van leerstof door leerlingen thuis vereist dat de leerling in het bezit is van een computer met toegang tot internet. Ook dan beschikt niet iedere leerling over dezelfde technologische toepassingen die de leerling nodig heeft bij de verwerking van de lesstof. Dit kan leiden tot een groeiende sociaal economische kloof tussen leerlingen. Gemakzucht Het gevaar bestaat dat de gemakzucht bij de leerlingen toeneemt. Leerlingen schrijven huiswerk niet meer in hun agenda, en wanneer de docent het opgegeven huiswerk niet online publiceert, of het systeem plat ligt, verschuilt de leerling zich hierachter als excuus om het niet te hoeven maken cq leren. De verantwoordelijkheid wordt bij de docent en bij het systeem gelegd in plaats van dat de leerling verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen taken. Afleiding Internet biedt behoorlijk wat afleidingen, waardoor de kans bestaat dat leerlingen minder geconcentreerd met de leerstof bezig zijn dan wanneer ze de leerstof verwerken vanuit een gewoon lesboek. Om een les niet in chaos te laten eindigen, moet de docent goed voorbereid zijn en duidelijke afspraken maken zodat de leerlingen niet afdwalen. Randvoorwaarden Voor het toepassen en verwerken van Didactische Technologie in het onderwijs is ook de nodige, vaak gevoelige, apparatuur vereist, die wegens omstandigheden tijdelijk onbruikbaar kan zijn (vb. problemen met internetverbinding). Hierdoor verliezen zowel de docent als de leerling kostbare tijd. Ook de lokalen zelf moeten voorzien worden van de nodige faciliteiten om het werken met de technologie mogelijk te maken (vb. internetverbinding, beamer, projectiescherm, e.d.). Met andere woorden, op school moet de infrastructuur voor computers in orde zijn. Competenties Meestal weten leerlingen meer van technologie dan de docent. Daarom is het noodzakelijk dat de docent over voldoende kennis beschikt m.b.t. de technologie die hij wenst te gebruiken. De overvloed aan informatie op het internet en de toegankelijkheid ervan maakt dat leerlingen in aanraking kunnen komen met foutieve informatie. De leerlingen moeten betrouwbare bronnen kunnen onderscheiden van de foutieve bronnen en deze kritisch kunnen benaderen.
2.5 Implementatie Didactische Technologie. De invoering van onderwijsvernieuwing d.m.v. Didactische Technologie is gebaat bij een integrale aanpak. De vernieuwing begint bij een onderwijskundige noodzaak, een visie op onderwijs en ict, de doelen die men wil bereiken en hoe Didactische Technologie daarin past. Na het vaststellen van de onderwijskundige visie m.b.t. het gebruik van Didactische Technologie moeten er keuzes gemaakt worden: ● Welke ict-infrastructuur is er nodig? ● Welk digitaal leermateriaal gaat er gebruikt worden? ● Welke deskundigheid hebben de docenten nodig? Kennisnet heeft hiervoor het model van de vier bouwstenen ontwikkeld. In dit model wordt heel duidelijk omschreven welke 4 bouwstenen er een rol spelen bij de implementatie van Didactische Technologie. Deze 4 bouwstenen dienen continue op elkaar afgestemd te worden voor een optimale invoering van onderwijsvernieuwing d.m.v. Didactische Technologie. Visie, deskundigheid, digitaal leermateriaal en ict-infrastructuur zijn vier bouwstenen van een integrale aanpak die voortdurend op elkaar afgestemd moeten worden. Als 1 van deze vier bouwstenen niet goed afgestemd is op de rest, of als hier weinig tot geen aandacht aan besteed wordt dat zal het doorvoeren van onderwijsvernieuwingen d.m.v. Didactische Technologie bemoeilijkt worden.
Visie Een gezamenlijk ervaren onderwijskundige noodzaak en daarmee samenhangende onderwijskundige visie en doelen vormen het vertrekpunt van onderwijskundige veranderingen. De noodzaak moet dus niet alleen vanuit de directie komen want dan gaat de invoering niet slagen. Docenten dienen er de meerwaarde of zelfs noodzaak van in te zien. Ook andersom werkt dit zo. Een docent die er de noodzaak van inziet, maar onder een directie werkt die een andere visie heeft zal het als zeer moeizaam ervaren om didactische technologie door te voeren in zijn lessen.
Deskundigheid Onderwijsvernieuwing met ict vereist (nieuwe) competenties van docenten. Deze zijn deels afhankelijk van het type onderwijsvernieuwing die scholen nastreven. docenten die Didactische Technologie in hun onderwijs een vaste plek willen geven, moeten op de eerste plaats een positieve houding hebben tegenover veranderingen en tegenover Didactische Technologie en digitale leermiddelen. Als zij de voordelen van Didactische Technologie zien, heeft dat een positieve invloed op hun motivatie. docenten die deze voordelen niet zien, zijn minder geneigd vanuit zichzelf Didactische Technologie te gebruiken. Op de tweede plaats moeten ze kennis hebben van wat er aan leermiddelen beschikbaar is en de technische en didactische mogelijkheden ervan kennen. Het gaat dan om de volgende competenties: ● Kunnen omgaan met het repertoire van nieuwe media voor het onderwijsleerproces. ● Media kritisch kunnen selecteren voor het onderwijsleerproces. ● Het repertoire aan nieuwe media bijhouden en uitbreiden. ● In staat zijn om media in te zetten bij het faseren en begeleiden van leerprocessen. ● Op de juiste manier kunnen ontwikkelen van onderwijsmaterialen met behulp van nieuwe media. ● Technisch vaardig kunnen omgaan met nieuwe media. In het proces van onderwijsvernieuwing met Didactische Technologie is het dus van belang de deskundigheid te bevorderen. Er moet aandacht besteed worden aan zaken als zelfvertrouwen, routines los durven laten en pedagogisch-didactische competenties gerelateerd aan nieuwe onderwijsvormen. Docenten leren het liefst leren door ‘te doen’. Dat wil zeggen door in de eigen praktijk dingen uit te proberen en door ‘de kunst af te kijken’. Juist de ruimte om te experimenteren, om bij collega’s te kijken en elkaar feedback te geven zou meer aandacht moeten krijgen in onderwijsorganisaties. De schoolleiding moet docenten daarom de ruimte bieden om te experimenteren, samenwerking te faciliteren en te stimuleren. Digitaal leermateriaal Al enige tijd klagen docenten er over dat er onvoldoende leermateriaal beschikbaar is en dat zij dit lastig kunnen vinden. Docenten kunnen door de online beschikbaarheid eenvoudiger leermateriaal vinden in verschillende educatieve databases. Hiertoe hebben zij in theorie de beschikking over een breed aanbod aan digitaal leermateriaal. Desondanks blijven docenten aangeven dat zij behoefte hebben aan voldoende kwalitatief goed digitaal leermateriaal. Een aandachtspunt hierbij is dat de docenten over de juiste competenties moeten beschikken om dit materiaal te zoeken, te vinden en in hun onderwijs in te passen.
Ict-infrastructuur Docenten moeten toegang hebben tot goede technologische voorzieningen. De technologische infrastructuur moet aansluiten bij de behoeften die docenten op dat moment ervaren. Naarmate docenten meer gebruik maken van Didactische Technologie stellen zij steeds hogere eisen aan de technologische infrastructuur. Het is daarnaast van belang eventuele technische problemen zo snel mogelijk te verhelpen en om docenten goede technische ondersteuning te bieden. Terugkerende technische problemen en een gebrek aan technische ondersteuning zijn slecht voor het zelfvertrouwen van docenten en kunnen er toe leiden dat zij in hun toekomstige lessen geen gebruik meer maken van Didactische Technologie. Naast bovengenoemde vier bouwstenen spelen nog 2 factoren een belangrijke rol bij onderwijsvernieuwing, namelijk ‘eigenaarschap’ en ‘noodzaak’. Eigenaarschap en noodzaak Eigenaarschap en noodzaak hangen sterk samen: het gaat erom dat alle betrokkenen zich eigenaar voelen van de noodzaak. Als de betrokkenen op een school (het management, de docenten en soms ook de leerlingen) allemaal de onderwijskundige noodzaak van een vernieuwing ervaren en prioriteit willen geven aan het inzetten van de Didactische Technologie, dan is er sprake van gedeeld eigenaarschap. Wij hebben gemerkt dat het management vaak niet zelfstandig in staat is om draagvlak te creëren bij docenten, waardoor er geen gedeeld eigenaarschap mogelijk is. Docenten kunnen zich vaak nauwelijks vinden in het beleid en de planning ten aanzien van onderwijsvernieuwing in het algemeen en in dit geval m.b.t. Didactische Technologie. Docenten hebben veelal andere doelen dan beleidsmakers of spreken een andere taal als het gaat om Didactische Technologie. Ook voelen zij zich vaak onvoldoende betrokken bij het beleid en zijn doorgaans niet tevreden over de onderwijskundige steun. Als docenten de vernieuwing die het management inzet niet ondersteunen, komt deze niet op gang of beklijft die niet. Docenten kunnen eigen ideeën hebben over veranderingen die zij in hun onderwijs willen aanbrengen en de wijze waarop zij Didactische Technologie willen inzetten. Bij de implementatie van Didactische Technologie is het van belang dat de 4 bouwstenen, zoals eerder genoemd, volledig op elkaar aansluiten. Gebeurt dit niet dan bemoeilijkt dit de implementatie van Didactische Technologie. Daarnaast is het ook van belang dat de docent die met Didactische Technologie aan de slag gaat hier open voor staat en het belang hiervan inziet.
2.6 Beschikbare laagdrempelige technologie. Er is op dit moment veel technologie voor het onderwijs beschikbaar. Veel docenten weten echter niet van het bestaan van deze software. De vele vooroordelen met betrekking tot de nieuwe technologie bevorderen ook niet het gebruik ervan. De docenten hebben het al druk genoeg en om dan ook nog eens een softwarepakket of online dienst uit te proberen is dan vaak te veel gevraagd. Er zijn echter ook veel laagdrempelige technologieën beschikbaar. Zo zijn er diverse websites waar deze laagdrempelige technologie behandeld worden. Hieronder staan een aantal programma’s die snel en goed toepasbaar zijn voor docenten die willen leren werken in een digitale omgeving. ● Screenr Een programma om een deel van je beeldscherm mee op te nemen en alle handelingen te volgen inclusief jouw stem. ● Socrative Een internet vraagbaak voor en van docenten. ● Slideshare Presentaties met je eigen stem in de video. ● Present.me Presentatie met je stem en gezicht in één beeld. ● Game Studio Hiermee kun je je eigen spel maken. ● Voki Ingetypte tekst wordt voorgelezen en nagetypt. ● Voice thread Je kunt zelf multimedia plaatsen en anderen kunnen commentaar plaatsen. Uiteraard zijn er nog vele anderen en is dit slechts een minimale opsomming van de beschikbare programma’s.
2.7 Workshop video instructie Wij zijn van mening dat er op dit moment veel programma’s beschikbaar zijn waarmee je op een leuke, eenvoudige en leerzame manier didactische technologie kunt gebruiken in je lessen. Omdat één van de grote bezwaren van docenten ten aanzien van het gebruik van Didactische Technologie in de les de onbekendheid/moeilijkheid van het programma is, willen wij het tegendeel aantonen. Wij hebben voor onze medestudenten (en toekomstige docenten) een workshop video instructie verzorgd. In deze workshop hebben wij onze medestudenten een aantal programma’s aangereikt die zij hoogstwaarschijnlijk nog niet kenden. Na een korte introductie, maar zonder directe uitleg en/of instructie van het programma hebben wij de medestudenten de opdracht gegeven een korte video instructie met het programma te maken. Verder kregen zij de opdracht het programma en de mogelijkheden hiervan te ontdekken en hun bevindingen van het werken met het programma in een korte presentatie aan hun medestudenten te presenteren. De medestudenten mochten zelf een programma uitkiezen en kregen vervolgens van ons een instructie vel met hierop de beschrijving van de opdracht en de link naar het programma. Aan het eind van de workshop hebben wij de medestudenten gevraagd een korte evaluatie over de workshop in te vullen. De gehele workshop hebben wij op video opgenomen en een compilatie hiervan staat op Youtube. https://www.youtube.com/watch?v=1SqUcvkPBa0 We zijn de workshop gestart met een Prezi. Deze staat op http://prezi.com/cyzq2tmspqlw/workshop-videoinstructie/?auth_key=5f4e7d001179c6697f2e20cc9f4d8fee55968f73&kw=viewcyzq2tmspqlw&rc=ref-1993504
Workshop video instructie. Inleiding Wij gaan jullie vandaag verblijden met een workshop digitale media. Dit houdt in dat wij jullie kennis laten maken met een aantal verschillende media die je op eenvoudige manier kunt inzetten voor je les. Bij toeval hadden we laatst natuurlijk de presentatie van de Khan Academie. Dit sloot naadloos aan op onze module die we op dit moment aan het behandelen zijn in onze ontworpen wereld. We zijn de afgelopen tijd bezig geweest met de modules ‘Digitaliseren van lesstof’ en ‘Technologie in het onderwijs’. Deze laatste module willen wij graag afsluiten in de vorm van een interactieve presentatie. Wij zijn van mening dat er op dit moment heel veel online programma’s beschikbaar zijn die gemakkelijk in de lessen die men nu geeft verwerkt kunnen worden. Helaas hebben wij ook ontdekt dat deze programma’s veelal niet bekend zijn bij de docenten en als ze al bekend zijn, ze vaak niet gebruikt worden. Argumenten zijn dat men het lastig vindt of dat men vaak denkt dat het veel tijd in beslag neemt. Vandaag willen wij aan jullie laten zien dat het helemaal niet veel tijd hoeft te kosten en dat de programma’s ook vaak heel gebruiksvriendelijk zijn. We hebben een 5-tal programma’s uitgelicht die jullie vandaag gaan ontdekken. We gaan jullie straks in groepjes een opdracht geven die jullie uit gaan werken en ook gaan presenteren. Google storybuilder aanzetten korte algemene instructie Dit programma heet Google Story Builder. Met dit programma kun je op een leuke manier een korte instructie geven. Het programma voor vandaag: Jullie gaan straks in groepjes van 3 à 4 personen een instructie maken over een door jullie zelf gekozen onderwerp. De instructie hoeft niet lang te duren. Het doel van deze opdracht is dat jullie in een korte tijd bekend raken met het programma. Vervolgens gaan jullie aan de rest van de klas de gemaakt instructie laten zien. Planning: 45 minuten downloaden/ inloggen en instructie maken. 5 minuten per groepje: eindproduct laten zien. Veel plezier en succes! http://goo.gl/btunn
Videotools welke wij gaan gebruiken in deze workshop: ● ● ● ● ●
Snapguide (iphone/ipad app) Windwows movie maker Jing Powtoon Present.me
Windows (live) movie maker Naam programma Windows (live) movie maker
Website/bron Indien er een versie van windows op de computer draait, dan bezit je over dit programma. Ga naar: Start/alle programma’s/windows (live) movie maker. Mocht je problemen ondervinden, of mocht het programma niet op jouw pc geïnstalleerd zijn dan kun je deze via onderstaande link vinden en downloaden. http://onsoftware.nl.softonic.com/hoe-en-waar-download-je-windows-live-movie-maker
Waar is het programma voor geschikt Met het kosteloze Windows (Live) Movie Maker 2011 maak je snel en gemakkelijk een filmpje van bestaand beeldmateriaal (foto's of video's). Ook het maken van diashows is mogelijk.
Algemene tips Je kunt ook muziek, ondertitels en nog veel meer effecten toevoegen aan je filmpje.
Evaluatie Tijdens de evaluatie willen we graag een korte samenvatting m.b.t. het programma waarmee jullie een filmpje gemaakt hebben. Je kunt hierbij denken aan: ● Is het programma gemakkelijk te downloaden? ● In hoeverre is het programma (on)gebruiksvriendelijk? ● Voor welke doeleinden zou je dit programma geschikt achten?
Powtoon Naam programma Powtoon
Website/bron http://www.powtoon.com/
Waar is het programma voor geschikt Met PowToon kun je animatiefilmpjes maken zoals in bijgaand voorbeeld. De tool is behoorlijk intuïtief en heeft veel mogelijkheden. Het dwingt je wel van tevoren heel goed na te denken wat je precies wilt laten zien. Aan de basis staat namelijk een geluidsbestand dat je eerst zult moeten inspreken en dan uploaden. Daarna kun je pagina's aanmaken en daar allerlei teksten en animaties aan toevoegen.
Algemene tips Nadat je je hebt geregistreerd krijg je op je e-mail een link naar een 4 minuten durend filmpje waarin de basis beginselen van Powtoon uitgelegd worden.
Evaluatie Tijdens de evaluatie willen we graag een korte samenvatting m.b.t. het programma waarmee jullie een filmpje gemaakt hebben. Je kunt hierbij denken aan: ● Is het programma gemakkelijk te downloaden? ● In hoeverre is het programma (on)gebruiksvriendelijk? ● Voor welke doeleinden zou je dit programma geschikt achten?
Jing
Naam programma Jing
Website/bron http://www.techsmith.com/download/jing/
Waar is het programma voor geschikt Jing is gratis software waarmee je alles dat op je scherm gebeurt kunt vastleggen. Niet alleen de beelden maar ook het geluid. De filmpjes kunnen met Jing heel eenvoudig op internet worden gepubiceerd. Bijvoorbeeld op Youtube of op de website van Jing. Maar hosten op een eigen website is ook mogelijk.
Algemene tips De filmpjes kunnen maximaal vijf minuten lang zijn. Maar voor de meeste toepassingen zijn langere video's helemaal niet gewenst. Jing werkt op PC en Mac.
Evaluatie Tijdens de evaluatie willen we graag een korte samenvatting m.b.t. het programma waarmee jullie een filmpje gemaakt hebben. Je kunt hierbij denken aan: ● Is het programma gemakkelijk te downloaden? ● In hoeverre is het programma (on)gebruiksvriendelijk? ● Voor welke doeleinden zou je dit programma geschikt achten?
Present.me Naam programma Present.me
Website/bron https://present.me/
Waar is het programma voor geschikt Present.me is een web service waarmee je presentaties kunt maken via je PowerPointbestanden. Wat dit programma uniek maakt, is dat je een verhaal toe kunt voegen aan de presentatie. Zodra je, je PowerPoint hebt geüpload, kun je een verhaal opnemen via je webcam en microfoon. Hierdoor kun je, je mondelinge presentatie ernaast zetten en is je presentatie compleet. De uiteindelijke presentatie wordt weergegeven me de webcam opname aan de rechterkant en dia's aan de linkerkant.
Algemene tips Bekijk een korte video over hoe je, je eerste Present.me kunt maken via onderstaande link. http://present.me/view/9911-your-first-present-me Evaluatie Tijdens de evaluatie willen we graag een korte samenvatting m.b.t. het programma waarmee jullie een filmpje gemaakt hebben. Je kunt hierbij denken aan: ● Is het programma gemakkelijk te downloaden? ● In hoeverre is het programma (on)gebruiksvriendelijk? ● Voor welke doeleinden zou je dit programma geschikt achten?
Snapguide Naam programma Snapguide
Website/bron http://snapguide.com/download/
Waar is het programma voor geschikt In de applicatie kunnen gebruikers hun eigen gids/handleiding maken met een beschrijving, verschillende stappen en foto’s en video’s. Geschikt voor IOS besturingssytemen
Algemene tips Je kunt voorbeelden van Snapguide handleidingen bekijken op de website van Snapguide. Daarnaast kun je via onderstaande link een kort filmpje bekijken waarin uitgelegd wordt hoe Snapquide werkt.
http://www.youtube.com/watch?v=uTlAVZKrXcM
Evaluatie Tijdens de evaluatie willen we graag een korte samenvatting m.b.t. het programma waarmee jullie een filmpje gemaakt hebben. Je kunt hierbij denken aan: ● Is het programma gemakkelijk te downloaden? ● In hoeverre is het programma (on)gebruiksvriendelijk? ● Voor welke doeleinden zou je dit programma geschikt achten?
Evaluatie over de workshop van Peter, Jaap en Jetske Namen deelnemers: .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... Gebruikte programma: .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... Wat vond je van het programma dat je gebruikt hebt? .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... Wat vond je van de inhoud van de workshop? .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... Denk je in de toekomst dit te gaan gebruiken? .......................................................................................................................... .......................................................................................................................... Heb je nog tips en/of tops? .......................................................................................................................... ..........................................................................................................................
2.8 Slotwoord. In deze module hebben wij onder andere gekeken of de inzet van technologie in het onderwijs ook daadwerkelijk tot beter onderwijs leidt. Daarnaast hebben wij ons verdiept in de vraag; hoe Didactische Technologie het beste ingevoerd kan worden. Ook hebben wij bekeken welke voorof nadelen er te benoemen zijn het gebruik van Didactische Technologie in het onderwijs. De inzet van technologie in het onderwijs kan inderdaad leiden tot beter onderwijs, mits op een juiste wijze toegepast en met een goed doordacht didactisch concept. Het op een juiste manier toepassen van technologie verreist technologische kennis en vaardigheden van de docent. Daarnaast is het van belang dat men bij de invoering van Didactische Technologie rekening houdt met het feit dat deze invoering breed gedragen dient te worden. De invoering van Didactische Technologie heeft een geringere kans van slagen wanneer 1 van de eerder genoemde 4 bouwstenen ontbreekt of wanneer daar te weinig aandacht aan geschonken wordt. Daarnaast is het ook van belang dat de docent die met Didactische Technologie aan de slag gaat hier open voor staat en het belang hiervan inziet. Er zijn verschillende voordelen te noemen die voortvloeien uit het gebruik van Didactische Technologie, denk hierbij aan differentiatie, tijd en plaats onafhankelijk leren, verrijking van de lesstof en vergrote leeropbrengst. Aan de andere kant zijn er ook een aantal nadelen te noemen, zoals gemakzucht en het feit dat niet iedere docent wellicht over de juiste technologische kennis en competenties beschikt. Wij zijn echter van mening dat de nadelen niet opwegen tegen de voordelen. De nadelen die op dit moment veelal genoemd worden zijn volgens ons redelijk eenvoudig te ondervangen door het maken van juiste afspraken met de leerlingen en het aanbieden van scholing voor de docent. Over het algemeen geldt het volgende: De inzet van technologie wordt pas Didactische Technologie wanneer er een goed concept achter schuilt en hier dus vooraf goed over nagedacht wordt.
Digitale portfolio’s
Peter Lakeman, Jetske Vleugel, Jaap Wilmink HvA DOO Mens en Technologie Leerjaar 3, 2012 - 2013
Inhoudsopgave Inleiding module 3.1 Wat is een digitaal portfolio? 3.2 Soorten portfolio’s. 3.3 Opbouw van een portfolio. 3.4 Meerwaarde van een digitaal portfolio. 3.5 Portfolio systemen. 3.6 Instructie video e-portfolio voor leerling. 3.7 Slotwoord.
Inleiding module De laatste jaren gaan steeds meer scholen gebruik maken van de technologische mogelijkheden om producten van leerlingen digitaal op te slaan. Het opslaan van producten van leerlingen dient goed georganiseerd en begeleid te worden. Voor het organiseren hiervan zijn applicaties beschikbaar die in de vorm van een 'digitaal portfolio' op de markt worden gebracht. Naast de organisatorische mogelijkheden bieden deze programma’s ook de mogelijkheid om een selectie van de producten aan de buitenwereld te laten zien. Het is te vergelijken met een soort ‘showcase’. Het gebruik van een digitaal portfolio vraagt om een andere benadering van het onderwijs. Niet de docent, maar de leerling is leidend binnen een leertraject. De leerling bewijst middels het portfolio dat hij de vereiste vaardigheden, kennis en houding beheerst. Op dit moment zijn veel scholen bezig om een juist portfoliosysteem op te zetten of te implementeren. Wij hebben gemerkt dat dit een actueel onderwerp is waarbij bij de meeste scholen nog veel vragen m.b.t. het digitaal portfolio spelen.
Bronnen ● Tartwijk, J. van, e.a. (2003). werken met een elektronische portfolio. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff ● Digitale Universiteit, Kemps (2004) drie scenario’s portfolio implementatie ● Digitale Universiteit, Ritzen (2004) gebruik van portfolio in competentiegericht onderwijs. ● (Red.), L. P. & E. van der H. (2005). Digitaal onderwijs is anders. Garant.
Activiteiten Het doel van deze module is om een antwoord te verkrijgen op de de volgende onderwerpen m.b.t. digitale portfolio’s. Een aantal vragen waar wij in deze module antwoord op willen verkrijgen zijn: Wat is een digitaal portfolio? Hoe zijn portfolio systemen opgebouwd? Welke soorten portfolio’s zijn er en wat is eigenlijk de meerwaarde van het werken met een digitaal portfolio? Daarnaast gaan wij met onze eigen leerlingen een portfoliosysteem testen en laten wij de leerlingen hun eigen opzet voor hun portfolio maken.
Technologische aspecten Wij gaan ons verdiepen in de verschillende mogelijkheden van een digitaal portfolio. Wij gaan een video instructie maken voor leerlingen waarin uitgelegd wordt hoe ze een digitaal portfolio kunnen maken. Didactische aspecten We gaan onze eigen leerlingen een digitaal portfolio laten maken. Tijdens dit proces inventariseren wij de ervaringen van zowel leerling als leerkracht.
Verantwoording kennisbasis Kennisbasis grafimedia: 1.3 Muziek/geluidsfragmenten 1.4 Animated GIF bestanden 1.5 Koppeling van animatie aan tekst en objecten 1.6 Actieknoppen en hyperlinks 2.3 Nieuwe media, 3.1 Typografie Zie bijlage 1 (kennisbasis grafimedia)
Koppeling pijlers mens en technologie 1.6 Methoden van systeemanalyse 1.7 Systeemgrenzen 2.8 Cultuurfenomenen 2.10 Consequenties van ontwikkelingen en innovaties 2.11 Relatie leggen tussen technologie en maatschappelijke waarden 3.6 Kansrijke en innovatieve varianten van een ontwerp beoordelen. Zie bijlage 2 (kennisbasis mens en technologie)
Koppeling kennisbasis docent technische beroepen A Identiteit A1 Beroepsidentiteit; Door het digitaliseren van lesstof kan de docent zelf de lesstof samenstellen waardoor de interactie met de leerling vergroot. A2 Professionele beroeps- en kennisontwikkeling; Digitaliseren zorgt voor nieuwe vormen van didactische modellen. A3 Roldifferentiatie A4 Medewerker binnen de onderwijs organisatie B Content B1 Technologische inhoud; Lesstof digitaliseren door bijvoorbeeld video en een quiz. B2 Technologische geletterdheid B3 ICT toepassingen binnen het onderwijs; Door middel van digitaliseren zijn de toepassingen binnen het onderwijs voor IT oplossingen binnen handbereik. C Context C1 Leeromgeving; Een moderne leeromgeving kan niet zonder digitale lesstof. C2 Onderwijsomgeving/organisatie; Digitaliseren vergroot de uitwisseling van lesstof in de keten. C3 Maatschappelijke context/onderwijsbeleid
D Doelgroep D1 Beginsituatie D2 Belevingswereld D3 Communicatie D4 Differentiatie binnen de doelgroep E Didactische methode E1 Denk- en leerprocessen E2 Intuïtieve begrippen E3 Motivatietheorieën E4 Didactische modellen en werkvormen E5 Evalueren en beoordelen
3.1 Wat is een digitaal portfolio? Een digitaal portfolio, ook wel elektronisch portfolio of e-portfolio genoemd, is een verzameling van doelgericht bij elkaar gebrachte digitale gegevens en documenten (bestanden), die worden beheerd door de leerling. De leerling maakt in zijn portfolio een mappenstructuur aan waarin zijn werk komt te staan. Dit ‘portfolio’ wordt over het algemeen gebruikt door leerlingen om aan beoordelaars en studiebegeleiders inzicht te geven in hun ontwikkeling gedurende de opleiding. Daarnaast biedt het portfolio goede mogelijkheden tot (peer- en zelf-) reflectie en ondersteunt het eigenaarschap van de eigen ontwikkeling van leerlingen. Competenties De aandacht voor competentiegericht leren en een steeds grotere zelfstandigheid van de leerling neemt sterk toe. Hierdoor ontstaat er veel belangstelling voor het werken met digitale portfolio’s. Door portfoliogegevens te verzamelen is het mogelijk het leerproces te sturen aan de hand van gewenste en reeds behaalde competenties en vaardigheden. Daarnaast is het mogelijk de resultaten aan anderen te tonen. Competenties hoeven niet binnen één (onderwijs)instelling te zijn opgedaan, maar kunnen gedurende een heel leven opgebouwd worden. Competentieontwikkeling vindt tenslotte niet alleen plaats in het onderwijs, maar ook op de arbeidsmarkt. In het kader van een leven lang leren is de opslag van portfoliogegevens van groot belang. Er moet dus wel nagedacht worden over het eigenaarschap. Bijna alle digitale portfolio's zijn webbased. Zo kan er vanuit huis door de leerling aan het portfolio gewerkt worden en is de leerling binnen school niet werkplek afhankelijk. Vaak wordt gewerkt met een inlogprocedure, waardoor de leerling onzichtbaar kan werken en zelf kan kiezen wanneer het werk voor publiek zichtbaar is. Om het portfolio te kunnen voorzien van beeld en eventueel ook geluid schaffen veel scholen scanapparatuur, fotocamera's en eventueel videocamera's aan. Op deze manier kan er inzicht worden gegeven in het papieren werk of kan een fysieke opdracht of toneelstuk zichtbaar worden gemaakt. De leerling kan zelf ook middels zijn of haar smartphone foto en video toevoegen.
3.2 Soorten portfolio’s. In dit hoofdstuk bespreken wij de verschillende soorten portfolio’s. Er zijn 2 invalshoeken die men hierin kan onderscheiden. Zo heeft een portfolio altijd een bepaald doel en daarnaast kan een portfolio in verschillende vormen verschijnen. Niet iedere verschijningsvorm past bij ieder doel. We gaan hieronder allereerst in op de verschillende doelen die een portfolio kan hebben. Vervolgens zullen wij de meest voorkomende verschijningsvormen bespreken. Doel portfolio Er zijn verschillende doelen m.b.t. het gebruik van een portfolio. Een portfolio van een kunstenaar heeft als functie aan geïnteresseerden (meestal potentiële opdrachtgevers) te laten zien waartoe de kunstenaar in staat is. Een dergelijk portfolio wordt meestal aangeduid als ‘showcase-portfolio’ of ‘presentatie-portfolio’. Een leerlingportfolio kan datzelfde doen, maar het kan voor nog veel meer doeleinden gebruikt worden. Aan een leerlingportfolio kunnen vier functies worden toegeschreven: ● Een portfolio kan gebruikt worden om zoveel mogelijk informatie over de leerling te verzamelen. ● Het kan dienen als reflectie-instrument. ● Het kan gebruikt worden als bewijsinstrument. ● Het kan gebruikt worden als etalage waarin leerlingen zichzelf presenteren aan de buitenwereld.
Verzamelportfolio De meest ‘basale’ functie van een portfolio is het verzamelen van informatie over de leeractiviteiten en leerprestaties van een leerling. In het portfolio worden cijfers bewaard van repetities, werkstukken etc., maar ook lesroosters en planningen vinden een plaats in het portfolio. Het portfolio heeft dan uitsluitend de functie een objectieve weergave te zijn van het leertraject van de leerling.
Bewijsmateriaal Een portfolio kan ook gebruikt worden als bewijsmateriaal. De leerling kan in zijn portfolio laten zien dat hij beschikt over bepaalde kennis of competenties. De waarde van die bewijzen is soms overigens wel discutabel; welke bewijskracht heeft een rapportcijfer? Of een werkstuk dat door een groep leerlingen gemaakt is?
Etalagefunctie Een portfolio kan ook gezien worden als de plek waar de leerling laat zien wat hij kan. Dat werkt heel stimulerend. De leerling is trots op zijn eigen presteren en in het portfolio kan hij laten zien wat hij kan. In een portfolio worden de prestaties van de leerling niet vergeleken met die van andere leerlingen, maar met zijn eigen prestaties tot dan toe. De leerling kan zich in het portfolio presenteren op zijn eigen sterke punten. Een digitaal portfolio biedt de mogelijkheid aan leerlingen om zich op een eenvoudige manier online te presenteren, een optie die door leerlingen over het algemeen erg gewaardeerd wordt. Wel zal de leerling bij het ontwikkelen van het digitale portfolio zich vooraf moeten realiseren wie toegang kan krijgen tot zijn portfolio. Wordt het portfolio voor iedereen toegankelijk of krijgen alleen ouders, vrienden en bekenden of toekomstige werkgevers toegang tot het portfolio? Ook is het belangrijk om in de gaten te houden wat de leerling wil presenteren: is het portfolio uitsluitend bedoeld om te laten zien dat hij voldoet aan de door de school of hemzelf gestelde leerdoelen? Of wordt het portfolio ook gebruikt voor potentiële werkgevers of om een stageplek te verkrijgen? Een presentatieportfolio biedt het onderwijs veel mogelijkheden om de leerling te coachen hoe de leerling zich het beste aan anderen kan presenteren. Niet alles kan men immers op het web zetten: de netiquetteregels moeten uiteraard gerespecteerd worden. De vraag is ook of de leerling zelf mag bepalen welke informatie wordt opgenomen in het portfolio of dat dit door de school wordt bepaald. Ook kan aandacht besteed worden aan hoe de leerling zichzelf kan presenteren aan anderen, bijvoorbeeld bij het zoeken naar een stageadres of een toekomstige werkgever.
Evaluatieportfolio Het evaluatieportfolio is bedoeld om leerlingen te laten reflecteren op hun eigen prestaties. Dat kan natuurlijk beperkt worden tot een evaluatie achteraf, maar men kan er ook voor kiezen de leerling telkens tussentijds te laten reflecteren. Hierbij kan de leerling bepalen of de doelen behaald zijn, of de doelstellingen bijgesteld moeten worden of dat wellicht een ander pad bewandeld moet worden om de doelstellingen te behalen. De docent kan bepalen aan welke doelstellingen de leerling moet voldoen en uiteraard spelen daarin de eindtermen van het onderwijs ook een rol. De leerling kan zichzelf ook doelen stellen en daarop reflecteren. De docent kan telkens dezelfde vragen volgens een vastgesteld patroon terug laten komen bij een evaluatie, door de leerling bij ieder bestand dat hij in het portfolio plaatst steeds dezelfde vragen te laten beantwoorden. Maar men kan er ook voor kiezen een evaluatie meer vrij te laten en de leerling zelf te laten vertellen hoe hij de opdracht heeft ervaren. De opdrachten en werkstukken kunnen door de leerling zelfstandig geëvalueerd worden, in overleg met de leraar, een stagebegeleider maar ook in overleg met medeleerlingen. Doel portfolio tot slot Uiteraard kunnen de bovengenoemde functies niet altijd los van elkaar gescheiden kunnen worden. Een evaluatieportfolio kan aantonen dat een leerling in staat is te reflecteren op zijn eigen functioneren en een verzamelportfolio kan gebruikt worden als presentatieportfolio. Het is wel verstandig dat als men besluit om in het onderwijs gebruik te gaan maken van een portfolio, men eerst gaat besluiten aan welke van de genoemde functies de prioriteit gegeven wordt.
Verschijningsvormen Naast de verschillende doelen die een portfolio kan hebben, kan ook de verschijningsvorm verschillend zijn. Website Er zijn verschillende mogelijkheden om een digitaal portfolio op te bouwen. Zo zou men kunnen overwegen om de leerlingen een eigen website te laten bouwen. Er is veel software beschikbaar die het bouwen van een website eenvoudig maakt. Ook kan men op diverse sites terecht om online een site te bouwen. Wat men daarbij wel in de gaten moet houden is of het mogelijk is om zo’n website over te zetten naar een ander domein. Dit is belangrijk om vooraf te checken omdat het handig kan zijn dat de leerling het portfolio mee kan nemen naar een andere school of naar een werkgever. Een website kan goed ingezet worden als presentatie-portfolio. Weblog Een andere mogelijkheid om een portfolio te bouwen is om de leerlingen te vragen een weblog te bouwen. Een weblog is een soort digitaal dagboek waarin de eigenaar van het log verslag doet van wat hem bezighoudt. Een bijkomend voordeel van een weblog is dat daar volop ruimte wordt geboden voor reacties op hetgeen geschreven wordt. Op die manier kunnen er discussies ontstaan, tussen de docent en de leerling, maar ook tussen leerlingen onderling. Een weblog kan vooral goed ingezet worden als evaluatie-portfolio. Dedicated portfolio Een dedicated portfolio is een programma waarvan de enige functie is dat het een portfolio kan bevatten. Het dedicated portfolio kan zowel een programma binnen een eigen netwerk als een online dienst zijn. Wat belangrijk is om vooraf te checken is wat er met de bestanden uit het portfolio gebeurt op het moment dat de online dienst stopt met bestaan. Bij een portfolio wat gebaseerd is op een programma dat draait op een eigen netwerk, is het belangrijk dat men zich afvraagd wat er met de bestanden gebeurt op het moment dat de eigenaar van het portfolio niet meer verbonden is met de instelling. Het portfolio is immers bezit van de instelling en niet van de eigenaar zelf. Een dedicated portfolio kan vooral goed worden ingezet als bewijsmateriaal.
3.3 Opbouw van een portfolio. De opbouw van een portfolio is belangrijk op het moment dat de eigenaar de onderdelen van zijn portfolio ter bezichtiging of beoordeling aan wil bieden. De lezer moet gemakkelijk naar de onderdelen kunnen navigeren en ook de beschrijvingen van de onderdelen moeten makkelijk te vinden zijn. Daarnaast is het belangrijk dat de eigenaar ook de mogelijkheid heeft zichzelf voor te stellen aan de bezoeker van zijn portfolio. In onderstaande afbeelding van Kennisnet is te zien hoe een e-portfolio is opgebouwd. Er is sprake van drie onderdelen: ● ● ●
Persoonlijke gegevens: Worden door de eigenaar bij de start van het e-portfolio ingevuld en als nodig bijgewerkt. Resultaten: Dit onderdeel zal steeds aangevuld worden met nieuwe documenten en activiteiten. Showcase/ CV: Een samenvatting van de eerder genoemde punten om aan anderen te laten zien.
3.4 Meerwaarde van een digitaal portfolio. Voordat men gebruik ging maken van digitale portfolio’s werden er wel papieren portfolio’s aangelegd. Dit gebeurde veelal door leerlingen die een creatieve studie wilden gaan volgen, denk hierbij aan de kunstacademie of een studie in de richting van fotografie. De portfolio’s bestonden uit grote mappen met daarin het gemaakte werk van de leerling. Met de komst van digitale portfolio’s kan in principe iedereen een impressie van zijn werk en de daarbij verworven competenties weergeven. Naast het feit dat een portfolio maken en bijhouden nu voor iedereen van toegevoegde waarde kan zijn, zijn er nog een aantal andere voordelen te onderscheiden in het gebruik van digitale portfolio’s ten opzichte van de papieren versie. Een digitaal portfolio stelt de leerling in staat om geluids- en videofragmenten in zijn portfolio op te nemen. Een ander voordeel van een digitaal portfolio is dat dit via internet bereikbaar is waardoor het portfolio onafhankelijk van plaats en tijd bereikbaar is voor iedereen die aan het portfolio wil werken of het wil bekijken. Als het portfolio gebruikt wordt als bewijsmateriaal, heeft een digitaal portfolio de mogelijkheid om de inhoud te ‘freezen’. Bij ieder ingeleverd onderdeel komt een datum- en tijdstempel en de ingeleverde inhoud kan niet meer worden gewijzigd. Ook later kan dit weer als bewijsmateriaal dienen voor de onderwijsinstelling om te bewijzen dat de opleiding legitiem werkt.
3.5 Portfolio systemen. Er zijn inmiddels al vele portfolio systemen op de markt. Hieronder een kleine opsomming van een aantal portfolio systemen met daarbij de belangrijkste kenmerken beschreven. Follow-me Dit portfolio past in de onderwijsvisie 'natuurlijk leren'/competentiegericht leren waarin de leerling eigenaar is van het verzamelportfolio. Het heet daarom ook een Leerling-volg-jezelfsysteem. De leerling verzamelt bewijzen en koppelt deze aan volginstrumenten als leerlijnen en ontwikkelingslijnen. Hij vraagt aan medeleerlingen, docenten en stagebegeleiders om ook hun mening op die lijnen te plaatsen. De mentor/coach kan vanuit zijn eigen omgeving dit allemaal overzien en uiteindelijk met de leerling een 'portfoliogesprek' voeren. Hij stelt (in overleg met de leerling) vast waar de leerling zich op de lijnen bevindt en waaraan deze de komende periode kan gaan werken. Mijneportfolio Met het mijneportfolio pakket kan de leerling eenvoudig een eigen portfolio website bouwen en beheren zonder kennis van internet-code. Learning4u Dit portfolio is ontwikkeld voor het voortgezet- en hoger onderwijs. Er wordt een duidelijke koppeling naar het bedrijfsleven gemaakt maar is een internetapplicatie speciaal ontwikkeld voor interactie tussen de leerling en de docent. Het beheer ligt bij de leerling. De aangeleverde content wordt online beoordeeld. Cockpit Dit is een kinderleeromgeving waar een portfoliodeel in geïntegreerd is. Het heeft een leerlingdeel en een docentdeel, waardoor het ook past in een onderwijsomgeving die niet grotendeels leerlinggestuurd is. Samenwerkend leren als werkvorm staat centraal. Fronter Fronter is een elektronische leeromgeving (ELO) waar een portfoliodeel ingebouwd kan worden. TeleTOP/itslearning TeleTOP is een ELO waarin tevens een portfolio kan worden ingezet. De leerling is hiervan eigenaar en nodigt zelf bezoekers uit. In het portfolio kunnen bestanden worden verzameld en is er ruimte voor reflectie en feedback. Daarnaast kunnen competentie- of leerlijnenscans worden aangeboden. N@Tschool N@Tschool! is een elektronische leeromgeving, waarbinnen een portfolio systeem wordt aangeboden. De digitale leerstof wordt aangeboden in de vorm van studieroutes, te vergelijken met een reeks lessen van een vak. Een aantal studieroutes samen vormt een studieprogramma. Het werken aan een studieroute kan online plaatsvinden, maar de materialen kunnen ook gedownload worden en offline worden gebruikt.
3.6 Instructievideo e-portfolio voor leerlingen. We hebben met onze eigen leerlingen een digitaal portfolio aangemaakt. Dit is gedaan met het online programma mijneportfolio: http://www.mijneportfolio.nl/ Wij hebben gekozen voor deze applicatie, omdat deze erg eenvoudig is en laagdrempelig in het gebruik. Het is ook een Nederlands product. De brugklas leerlingen konden na het zien van de instructiefilm snel aan de slag en konden in het computerlokaal redelijk zelfstandig een portfolio aanmaken. De instructievideo die de leerlingen van ons kregen staat op: http://youtu.be/-UTpXfNeS7Q Het portfolio van Janna de Vries (een van onze testleerlingen) staat op: http://jannadevries.mijneportfolio.nl/ Het is gebleken dat de leerlingen al snel zelf een portfolio konden maken. De leerlingen waarbij we dit hebben getest zijn in de leeftijd van 11 tot 13 jaar. Niet alle begrippen waren dan ook direct duidelijk. De kreten waar ze (nog) niets mee wisten te doen waren: ‘POP’, ‘netwerk en referenties’, ‘stages’ en ‘werkervaring’. Standaard staan deze elementen wel aan, maar voor onze testleerlingen was dit net een brug te ver. Er staan op de website een aantal instructievideo’s, maar we wilden er natuurlijk zelf ook één maken. Voordat de leerlingen een portfolio website mochten maken moesten ze eerst de instructievideo bekijken. De leerlingen vonden deze duidelijk genoeg. De leerlingen vonden het leuk om zo’n portfolio te maken, maar zodra ze zelf hun gang mochten gaan, werd het al snel een speelse website. Het is een uitdaging om ze te laten beseffen dat het gaat om de structuur en de inhoud en niet om de ‘opleuk zaken’. Al met al lukte het prima om ook de werkstukjes erin te zetten middels foto’s.
3.7 Slotwoord. In deze module hebben wij onder andere gekeken naar de definitie van een digitaal portfolio en de verschillende soorten digitale portfolio’s. Daarnaast hebben we gekeken naar de opbouw van het gebruik van een digitaal portfolio en de meerwaarde van een digitaal portfolio. Een digitaal portfolio is een verzameling van doelgericht bij elkaar gebrachte digitale gegevens en documenten, die worden beheerd door de leerling. Een portfolio heeft altijd een bepaalde functie, zo kan een portfolio bijvoorbeeld dienen als evaluatiemiddel of het kan een etalagefunctie hebben. Er zijn ook verschillende verschijningsvormen, denk bijvoorbeeld aan een website of een weblog. De vorm die het beste bij het portfolio van de eigenaar past hangt af van het doel wat hij daarmee wenst te bereiken. Een portfolio dient een duidelijke opbouw te hebben. Dit is nodig zodat de bezoekers cq beoordelaars van het portfolio eenvoudig kunnen navigeren binnen de verschillende onderdelen van het portfolio. Daarnaast is het belangrijk dat de eigenaar ook de mogelijkheid heeft zichzelf voor te stellen aan de bezoeker van zijn portfolio. Het gebruik van digitale portfolio’s in het onderwijs heeft een duidelijke meerwaarde. Leerlingen worden eigenaar van hun eigen leerproces en leren reflecteren op hun werk.
Elektronische leeromgevingen
Peter Lakeman, Jetske Vleugel, Jaap Wilmink HvA DOO Mens en Technologie
Leerjaar 3, 2012 - 2013
Inhoudsopgave Inleiding module 4.1 Wat is een elektronische leeromgeving? 4.2 Verschillende functies van een ELO. 4.3 Voor- en nadelen ELO 4.4 Soorten ELO’s en andere leerplatformen. 4.5 Noodzakelijke randvoorwaarden. 4.6 Didactische toepassingen 4.7 Implementatie van een elektronische leeromgeving. 4.8 Slotwoord
Inleiding module Er wordt de afgelopen tijd veel gesproken over elektronische leeromgevingen. Verschillende soorten software verschijnt op de markt. Instellingen en bedrijven experimenteren ermee en vragen zich af hoe ze dit moeten integreren in de schoolomgeving. Wij verdiepen ons in deze module in het fenomeen ELO. We gaan uitzoeken wat een ELO nu precies is, wat de meerwaarde hiervan is en hoe een ELO geïmplementeerd kan worden in een schoolomgeving. Daarnaast zijn wij ook benieuwd naar de randvoorwaarden waarmee men rekening dient te houden bij het kiezen en invoeren van een ELO.
Bronnen ● ●
● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●
Awouters, V., & Schuer, J. (2005). Digitale didactiek: De elektronische leeromgeving als krachtig hulpmiddel bij competentieleren. De Boeck Hoger. Docentprofessionalisering met behulp van een Elektronische Leeromgeving Tijdschrift voor Medisch Onderwijs, Volume 30, Number 6 - SpringerLink. (n.d.). Retrieved October 24, 2012, from http://www.springerlink.com/content/t6706376t8nt82g8/ Online masterklas; Elo van de toekomst https://www.youtube.com/watch?feature=player_detailpage&v=NVI3tVcD8Hg Onderzoek van IT-workz over elektronische leeromgevingen. http://www.itworkz.nl/media/6404/WhitepaperOnlineLeeromgevingen.pdf http://www.lerarendirect.be/archief/2010/29-september-2010/scholen-amper-bezig-metsociale-netwerksites http://www.paljasken.be/enquete-sociale-netwerken-en-onderwijs-de-resultaten/ http://news.cnet.com/8301-19518_3-10459983-238.html http://thejournal.com/Articles/2009/09/16/Social-Networking-in-Schools-Incentives-forParticipation.aspx?Page=2 http://sociale-netwerken.wikispaces.com/Nut+van+sociale+netwerken http://wilfredrubens.typepad.com/files/twitterinonderwijs.pdf https://www.impulscentrum.be/static/tips/januari2010.htm http://www.socofi.nl/nieuwslog/sociale-netwerken/sociale-netwerk-sites-in-nederland-enbelgie.htm http://wilfredrubens.typepad.com/wilfred_rubens_weblog/2010/10/meer-socialenetwerksites-voor-het-onderwijs-in.html http://secondlife.com
Activiteiten Het doel van deze module is een antwoord te verkrijgen op de de volgende onderwerpen m.b.t. elektronische leeromgevingen in het onderwijs. Een aantal vragen waar wij in deze module antwoord op willen verkrijgen zijn: Wat is een elektronische leeromgeving, welke soorten zijn er en welke functies kunnen we daarin onderscheiden? Hoe kan men een elektronische leeromgeving toepassen en implementeren in het onderwijs? En heeft een elektronische leeromgeving een toegevoegde meerwaarde? Technologische aspecten Wij gaan verschillende elektronische leeromgevingen bekijken en de belangrijkste kenmerken hiervan benoemen. We bekijken de verschillende mogelijkheden m.b.t. het gebruik van een ELO in een onderwijsomgeving. Ook zullen wij aandacht schenken aan de manier van implementatie van een ELO cq leerplatform. Didactische aspecten Deze module heeft geen directe didactische aspecten welke wij gaan opleveren. Wel bekijken we op welke manier de ELO in de lespraktijk ingezet kan worden en welke meerwaarde dit oplevert voor zowel de docent als leerling.
Verantwoording kennisbasis Kennisbasis grafimedia: 1.3 Muziek/geluidsfragmenten 1.4 Animated GIF bestanden 1.5 Koppeling van animatie aan tekst en objecten 1.6 Actieknoppen en hyperlinks 2.3 Nieuwe media, 3.1 Typografie
Koppeling pijlers mens en technologie 1.6 Methoden van systeemanalyse 1.7 Systeemgrenzen 2.8 Cultuurfenomenen 2.10 Consequenties van ontwikkelingen en innovaties 2.11 Relatie leggen tussen technologie en maatschappelijke waarden 3.6 Kansrijke en innovatieve varianten van een ontwerp beoordelen.
Koppeling kennisbasis docent technische beroepen A Identiteit A1 Beroepsidentiteit; Door het digitaliseren van lesstof kan de docent zelf de lesstof samenstellen waardoor de interactie met de leerling vergroot. A2 Professionele beroeps- en kennisontwikkeling; Digitaliseren zorgt voor nieuwe vormen van didactische modellen. A3 Roldifferentiatie A4 Medewerker binnen de onderwijs organisatie B Content B1 Technologische inhoud; Lesstof digitaliseren door bijvoorbeeld video en een quiz. B2 Technologische geletterdheid B3 ICT toepassingen binnen het onderwijs; Door middel van digitaliseren zijn de toepassingen binnen het onderwijs voor IT oplossingen binnen handbereik. C Context C1 Leeromgeving; Een moderne leeromgeving kan niet zonder digitale lesstof. C2 Onderwijsomgeving/organisatie; Digitaliseren vergroot de uitwisseling van lesstof in de keten. C3 Maatschappelijke context/onderwijsbeleid D Doelgroep D1 Beginsituatie D2 Belevingswereld D3 Communicatie D4 Differentiatie binnen de doelgroep E Didactische methode E1 Denk- en leerprocessen E2 Intuïtieve begrippen E3 Motivatietheorieën E4 Didactische modellen en werkvormen E5 Evalueren en beoordelen
4.1 Wat is een elektronische leeromgeving? De term elektronische leeromgeving wordt in het onderwijs te pas en te onpas gebruikt. Een ELO omvat de technische voorzieningen (hardware, software) die de interactie faciliteert tussen het proces van leren, de communicatie die nodig is voor dat leren en de organisatie van het leren. Wanneer we spreken over digitale faciliteiten, materialen en begeleiding spreken we over een elektronische leeromgeving. In de praktijk wordt vaak over een elektronische leeromgeving gesproken wanneer er; ● Lesmateriaal via internet of intranet beschikbaar gesteld is. ● Communicatiemogelijkheden zijn via internet of intranet (onder andere e-mail, chatten). ● Een of andere vorm van registratie is van activiteiten en/of resultaten. ● Een regeling is van rechten en plichten. (toewijzen van opdrachten). Voor het onderwijs zijn er inmiddels tal van online leerplatformen beschikbaar in de vorm van ELO’s (Elektronische Leeromgevingen). Daarnaast zien we steeds vaker voorbeelden waarbij social media middelen en platformen ingezet worden als virtueel leernetwerk om een gevarieerd en effectief lesaanbod mogelijk te maken. Leren kan dus in de huidige tijd fysiek in de klas, maar ook virtueel in een ELO, via social media platformen of in een combinatie daarvan, zoals bij Blended Learning. Hier gaan wij later in dit document verder op in.
4.2 Verschillende functies van een ELO. De eerste ELO’s werden vooral ingezet om studenten de gelegenheid te bieden om onafhankelijk van de schoolomgeving te kunnen studeren. In de ELO werd lesmateriaal aangeboden en vaak ook toetsmateriaal en er was (beperkt) gelegenheid om met de docent te communiceren. De moderne ELO’s bieden nog steeds deze functionaliteiten, maar hebben inmiddels meer mogelijkheden. Er is een plek om lesmaterialen te bewaren en ter beschikking te stellen, er kunnen toetsen gemaakt worden of geïmporteerd vanuit andere programma’s en er zijn uitgebreide communicatiemogelijkheden voor docenten en studenten, bijv. via mail en fora of via een chatprogramma. Daarnaast bieden veel ELO’s de mogelijkheid om leerlingen het gemaakte werk op te laten slaan, in werkmappen of in portfolio’s. Tegenwoordig zijn de ELO’s veelal geïntergreerd in een MLS (management Learning System), zoals bijvoorbeeld bij het, in het Nederlandse onderwijs veel gebruikte programma, Magister het geval is.
Vaak wordt als reden om een ELO aan te schaffen het argument genoemd dat het makkelijk is als iedereen op het goede moment onafhankelijk van plaats of tijd kan beschikken over het lesmateriaal. De ELO wordt dan ingezet als een digitale bibliotheek waar zowel de leerling als de leraar terecht kan om materialen in te zien, oude lessen te herzien of nieuw materiaal bij te plaatsen. Dat blijft niet beperkt tot het lesmateriaal van één cursus of één vak, in de ELO kan ook informatie over een andere cursus, vak of soms van een andere opleiding, locatie of school bekeken worden. Zo kan gekeken kan worden of bepaalde materie al eerder in een ander vak aan de orde is gekomen en hoe dat behandeld is. De ELO werkt dus volgens een vakoverschrijdend concept. Het is natuurlijk reuze makkelijk voor bijvoorbeeld een scheikundeleraar die zijn leerlingen zelfstandig een onderzoek uit wil laten voeren, als hij weet dat in het vorige trimester bij biologie aan de orde is gekomen hoe een onderzoek aangepakt moet worden of als de leraar Duits een leerling kan verwijzen naar de lessen over het meewerkend voorwerp bij Nederlands als hij de derde naamval bij Duits gaat uitleggen. Zou het niet handig zijn als het materiaal dat door een collega van een andere school is ontwikkeld gebruikt kan worden voor het ontwikkelen van eigen lesmateriaal?
Een tweede functie van een ELO binnen het onderwijs kan zijn dat hiermee andere onderwijsvormen ondersteund kunnen worden dan frontaal, klassikaal onderwijs. Leerlingen kunnen zelfstandig aan de slag, het lesmateriaal kan adaptief gemaakt worden door in te stellen dat bepaalde cursussen of cursusonderdelen verplicht voldoende gescoord moeten worden om een andere cursus of cursusonderdeel benaderbaar te maken, het werken in groepen kan ondersteund worden door de verschillende communicatiemodules etc.
Een derde functie van een ELO is de mogelijkheid om de leerling te volgen in zijn activiteiten, de resultaten vast te leggen en op verschillende manieren zichtbaar te maken. Denk hierbij niet alleen aan de resultaten van de toetsen, maar ook bijvoorbeeld aan de deelname van de leerling in de groepen, de manier waarop hij communiceert enz. In een ELO worden niet alleen de toetsresultaten van de leerlingen opgeslagen, maar ook kan vastgelegd worden op welke onderdelen en tijden hij heeft ingelogd op het systeem, of hij aan forumdiscussies of chatsessies heeft deelgenomen en wat daarin zijn bijdrage was. In zijn portfolio worden de uiteindelijke resultaten van zijn activiteiten vastgelegd, en, afhankelijk van de invulling van het onderwijs, zijn leerdoelstellingen en de reflecties op zijn eigen functioneren en kunnen. Daarnaast waarderen leerlingen vaak het feit dat ze altijd de beschikking hebben over alle informatie en de mogelijkheid om met hun docenten en medeleerlingen te overleggen. Denk bijvoorbeeld aan het terugkijken van wiskunde/natuurkunde instructies tijdens het leren voor een proefwerk, die uitleggen hoe bepaalde formules gebruikt dienen te worden.
4.3 Voor- en nadelen ELO. Een ELO heeft op een aantal vlakken een toegevoegde meerwaarde bij het gebruik in het onderwijs. Er zijn een aantal algemene voordelen te noemen maar daarnaast zijn er ook voor de schooldirectie, de docent en de leerling specifieke voordelen te benoemen. ●
Digitaal lesmateriaal is makkelijk aan te bieden en te ordenen. Een ELO sluit – mits goed ingezet – aan bij de belevingswereld van leerlingen.
●
Een ELO ondersteunt tijd- en plaatsonafhankelijk leren.
●
Een ELO maakt het mogelijk te differentiëren in zowel tempo als in de hoeveelheid stof (bijvoorbeeld het kunnen aanbieden van verdiepingsstof).
●
Een ELO maakt het mogelijk om ouders meer te betrekken bij leeractiviteiten van de leerling.
●
Een ELO kan de docent – na initiële tijdinvestering – tijdwinst opleveren doordat materiaal kan worden hergebruikt en ook makkelijker kan worden uitgewisseld met collega’s.
●
Via de ELO kan een duidelijke structuur neergezet worden m.b.t. de te behandelen stof (studiewijzer).
Voordelen voor schooldirectie De directie heeft met een ELO de mogelijkheid om alle documentatie over de school elektronisch beschikbaar te stellen. Het bespaart de directie en het secretariaat daarmee heel wat werk. De leerlingen en docenten kunnen alle in te vullen papieren thuis downloaden of eventueel printen. De communicatie tussen de directie, de docenten en de leerlingen verloopt ook vlotter. Men kan docenten, die bijvoorbeeld thuis zijn wegens ziekte of die niet dagelijks op school moeten zijn, onmiddellijk op de hoogte brengen van eventuele beslissingen en praktische informatie. Voordelen voor docenten Niet alleen de communicatie over de dagelijkse gang van zaken in de school verloopt vlotter. De docent heeft met een ELO een instrument in handen om de communicatie met de leerlingen te verbeteren. De docent kan bijvoorbeeld de uitleg van een taak, opdracht, jaarwerk of daguitstap in het kader van zijn lessen op de ELO plaatsen. Bovendien krijgt de docent de mogelijkheid om ook met de leerlingen te communiceren. Hij kan zelfs op de ELO een taak of test laten uitvoeren. De docent zou bijvoorbeeld een leertraject op de ELO kunnen zetten zodanig dat elke leerling die op eigen tempo en naar eigen interesse kan doorlopen. Op die manier kan de docent differentiëren.
Voordelen voor leerlingen Leerlingen moeten zich geen zorgen meer maken over eventueel gemiste lessen, afspraken en opdrachten. Als de docenten alles in goede banen leiden, vinden ze alle informatie over de school en over hun vakken op de ELO. Bovendien hebben de leerlingen met de oefeningen en feedback op de ELO en eigen gepersonaliseerde leeromgeving thuis of op school.
Nadelen Naast de voordelen die te noemen zijn m.b.t. het gebruik van een ELO in het onderwijs zijn er ook een aantal nadelen te benoemen. ●
● ●
● ●
Vaak zijn docenten, directie en leerlingen niet voldoende op de hoogte van de mogelijkheden van een ELO. Cursussen daaromtrent binnen de school zijn dus zeker noodzakelijk. Er is minder persoonlijk contact tussen de directie, docenten en leerlingen, omdat vele afspraken voortaan elektronisch kunnen gebeuren. Het kan wel eens gebeuren dat leerlingen en/of docenten zeer veel gebruik maken van bijvoorbeeld het elektronisch berichtensysteem, wat tot overlast kan leiden, zowel praktisch (een overload van de server) als "psychologisch" (de leraar die een toestroom van paniekerige berichten krijgt van leerlingen net voor de examens). In dat geval moeten er goede afspraken gemaakt worden. Andersom geldt dit ook, leerllingen kunnen evenals de docent last ervaren van een overload aan berichtgevingen. Er zijn nog steeds leerlingen die thuis geen toegang tot het internet hebben. Enkel communiceren via een ELO is daarom niet voldoende. Momenteel gebruiken de verschillende instellingen van het hoger en het secundair onderwijs verschillende ELO's. Het kan dus moeilijk zijn om digitale leermaterialen uit te wisselen met instellingen die een andere ELO gebruiken.
4.4 Soorten ELO’s en andere leerplatformen. Er zijn veel online platformen beschikbaar. Er is onderscheid te maken in de meer formele online leerplatformen, dit zijn platformen die specifiek ingericht zijn voor onderwijsdoeleinden (bijvoorbeeld itslearning, Magister etc) en de meer informele online leerplatformen. Hieronder verstaan we platformen die van origine niet als onderwijsplatform ontwikkeld zijn, maar die hier wel voor te gebruiken zijn. Voorbeelden zijn: Facebook, Yammer etc. Op dit moment zien we dat online leerplatformen de sociale aspecten van de informele online platformen combineren met elementen van formele online platformen. Voorbeelden hiervan zijn Maxclass en Schoology. Tot slot zijn er de clouddiensten, zoals bijvoorbeeld Microsoft Office365 for education, waarbij functionaliteiten t.b.v. samenwerking en communicatie zijn toegevoegd aan het standaard (Office) aanbod, waardoor ze inzetbaar zijn als online leerplatform. Hieronder hebben we een selectie van een aantal online leerplatformen gemaakt, onderverdeeld in: ● ● ● ●
Informele online leerplatformen Formele online leerplatformen. Mix van formele/informele online leerplatformen. Cloud platformen.
Informele online leerplatformen Een informeel platform (ook wel sociaal netwerk site of een online sociaal netwerk genoemd) is een internetdienst waarmee gebruikers een sociaal netwerk kunnen creëren en onderhouden. Meestal gebeurt dit door het aanmaken van een online profiel, dat de gebruikers vervolgens kunnen koppelen aan de profielen van anderen. Dit sociale netwerk kan bestaan uit een al bestaand offline (IRL) sociaal netwerk, maar kan ook bestaan uit internetgebruikers die elkaar nog nooit ontmoet hebben. Vaak heeft het netwerk echter een gemengd karakter. Een sociaal netwerk site wordt gebruikt om bijvoorbeeld persoonlijke ervaringen, meningen, nieuws en andere informatie te delen met anderen. Een sociaal netwerk platform maakt gebruik van inhoud die door gebruikers wordt geleverd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een twitterlijst over een technisch onderwerp zoals duurzame energie.
Voorbeelden online leerplatformen Facebook is een social netwerk site, waar gebruikers hun persoonlijke interesses delen met anderen. Gebruikers kunnen een persoonlijk profiel aanmaken en anderen die ook een profiel hebben uitnodigen om vriend te worden. Iedere gebruiker kan (net zoals bij Twitter) op een zogenaamde prikbord (in het Engels: “wall”) berichtjes plaatsen. Deze berichtjes kunnen gaan over waar ze mee bezig zijn, waar ze aan denken of wat hun mening is. Een gebruiker kan ook zijn persoonlijke contact informatie in zijn of haar profiel plaatsen. Men kan met elkaar communiceren via publieke en privé berichten. Yammer is een social netwerk wat zich richt op de communicatie binnen bedrijven. Het is gebaseerd op de functionaliteiten van Twitter en Facebook. Inschrijven en eenvoudig gebruik op Yammer zijn gratis, maar als een instelling zijn eigen Yammerdienst wil opzetten moet daarvoor betaald worden. Yammer selecteert de collega’s door alleen mensen in een groep toe te laten die een bevestigd e-mailadres hebben van de betreffende onderwijsorganisatie. Formele online leerplatformen Een formeel online leerplatform is een platform dat gebruikers in staat stelt om via internet lesmateriaal aan te bieden, te communiceren en het leerproces te organiseren.
Voorbeelden formele online leerplatformen Itslearning beschikt over een uitgebreide reeks instrumenten die docenten en leerlingen optimaal ondersteunen in het leerproces. Het platform bevat diverse hulpmiddelen, zoals digitale toetsen, online discussiefora, blogs, dashboards en een tekstbewerker, die men onder andere in kan zetten om de leerlingen te betrekken bij het onderwijs.
Schoolmaster biedt Magister aan. Dit is een uitgebreid administratiepakket voor het onderwijs, waarmee bijvoorbeeld de volgende taken worden ondersteund: ● Het invoeren van leerlingen. ● Het berekenen van SE-cijfers volgens de PTA’s. ● Het invoeren van absenties. ● Het maken van ouderbijdrage facturen en roosters. Met Magister kan een onderwijsinstelling automatisch SMS-jes en e-mails versturen aan leerlingen, ouders en personeelsleden. De onderwijsinstelling kan berichten versturen op het moment dat er gegevens ingevoerd worden, bijvoorbeeld op het moment dat een leerling absent gemeld wordt, moet nakomen of als er een les uitvalt.
SharePoint is een platform van Microsoft dat dient als een raamwerk voor het opzetten van een website/portaal voor informatie-uitwisseling en online samenwerking binnen een groep of organisatie, zoals dat vaak op een intranet gebeurt. Een belangrijk onderdeel hiervan is de bibliotheek waarin documenten kunnen worden opgeslagen. De opgeslagen documenten kunnen verrijkt worden met metadata die aan een document zijn gekoppeld en bibliotheken kunnen versiebeheer hebben. Andere functionaliteiten die in SharePoint bestaan voor het uitwisselen van informatie zijn onder andere fora, enquêtes, taken en agenda's. Doel hierbij is dat informatie op de juiste manier met de juiste persoon gedeeld kan worden.
Mix van formele/informele online leerplatformen Deze platformen zijn specifiek ontwikkeld voor gebruik in het onderwijs en maken gebruik van bepaalde functionaliteiten die ook bij social media toegepast worden. Het is dus een mix van functies binnen het formele en informele platform.
Voorbeelden van een mix van formele/informele online leerplatformen Edmodo is een online community, speciaal ontwikkeld voor gebruik in het onderwijs. Men zou kunnen stellen dat het een kruising is tussen Facebook en een elektronische leerplatform. Het belangrijste verschil zit hem in het feit dat Edmodo gericht is op besloten groepen. MaxClass is een online communicatieplatform voor op school en thuis. Scholen kunnen communiceren met leerlingen, ouders, docenten en andere stafleden. Een school op MaxClass is flexibel in te richten met virtuele klassen of andere groepen zoals bijvoorbeeld de MR. Schoology is een gratis, web-based learning management system (LMS) en opgezet als een social network. Dit platform is specifiek gericht op educatie. Bovendien zijn hier een aantal administratieve functionaliteiten als cijferregistratie, inlevermodus etc. ingebouwd. Dit platform richt zich met name op samenwerken en communicatie onderling.
Cloud platformen Een cloud platform is gebaseerd op cloud computing, een vorm van IT waarbij de toepassingen en/of IT-resources (zoals opslag- en verwerkingscapaciteit) als dienst via internet wordt afgenomen zonder dat de afnemer in eigen software hoeft te investeren. Een clouddienst is overal toegankelijk en vanaf nagenoeg elk type randapparatuur met internettoegang te gebruiken. Voorbeelden van cloud platformen Met Google Apps is het mogelijk om online samen te werken en bestanden en documenten met elkaar te delen. Verschillende gebruikers kunnen gelijktijdig aan hetzelfde document werken en hun documenten bewaren in de cloud. Office 365 is een suite van producten die door Microsoft "in de cloud" wordt aangeboden als service. Exchange Online, SharePoint Online, Lync Online en Office 2010 zijn allen onderdeel van deze online dienstverlening.
4.5 Noodzakelijke randvoorwaarden Wanneer een school gebruik wil gaan maken van een online leerplatform is het belangrijk om zowel technisch als functioneel kritisch te kijken naar de factoren die hier van belang zijn. Zo kan een leerplatform de juiste functionele kenmerken bevatten, maar bijvoorbeeld op het onderdeel "privacy" een onvoldoende scoren. Het is dan belangrijk om te bepalen hoeveel waarde gehecht wordt aan het onderdeel "privacy". HIeronder een overzicht op zowel technisch als functioneel gebied van een aantal online leerplatformen.
Technisch aspect
Omschrijving
Programma-installatie
Is het nodig om software te installeren op de computer om het online platform te benaderen?
Account / profiel maken
Is het nodig om een account of profiel aan te maken met persoonlijke gegevens of kan men direct aan de slag zonder inloggen?
Privacy
Is de privacy van de gebruiker en gegevens die hij/zij plaatst in het online leerplatform (dus de documentatie) gewaarborgd of is de informatie voor mensen buiten de gevormde community beschikbaar (bijvoorbeeld voor de organisatie die het platform exploiteert?)
Kosten (accounts en beheer)
Zijn er kosten verbonden per gebruiker of per omgeving voor de deelnemers? Of is deelname gratis?
Gebruiksgemak (docent)
Kan de gebruiker laagdrempelig omgaan met het programma of dient hij/zij voorafgaand aan het gebruik extra training te volgen voor het optimaal benutten van de omgeving?
Opslag capaciteit
Hoeveel MB opslagcapaciteit is er beschikbaar voor opslaan van lesmateriaal?
Externen
Kunnen externe partijen (ouders, stagebedrijf etc.) ook deelnemen in het online leerplatform?
Customizen
Kan de lay-out van de omgeving aangepast worden aan specifieke wensen/eisen van de school?
Subgroepen
Kunnen er in het online leerplatform subgroepen aangemaakt worden, die onafhankelijk van elkaar kunnen werken (ze zien elkaars werk dan niet)?
App
Is er een app ontwikkeld om het online leerplatform ook makkelijk mobiel (via tablet of smartphone) te gebruiken?
Rechten
Is het mogelijk om rechtenrollen voor gebruikers apart in te stellen? (bijvoorbeeld: deelnemer, administrator, beheerder)
Rapportage
Zijn er rapportagemogelijkheden om te monitoren wat de voortgang of gebruik van de student is geweest? Bijvoorbeeld tijdsregistratie van online zijn en activiteit per leerling kunnen zien.
Koppeling systemen
Is het mogelijk om de gegevens van andere leerplatformen te koppelen aan dit platform? (cijferregistratie, roostergegevens, portfolio etc.)
Benaderbaarheid
Is het leerplatform alleen vanuit school te benaderen, of ook vanuit andere locaties (huis, stageplaats etc.)
Deelnemerscapaciteit
Hoeveel deelnemers kunnen tegelijkertijd samenwerken?
Minimum startleeftijd
Wat is de minimumleeftijd waarop gebruikers kunnen deelnemen aan het online leerplatform?
Functioneel aspect
Omschrijving
Prikbord/mededelingen
Is er een mogelijkheid voor de gebruiker om korte berichten centraal te delen met de andere gebruikers?
Documentenopslag
Is er een mogelijkheid voor de gebruiker om Office documenten op te slaan?
Toevoegen video
Is het mogelijk om videofragmenten te embedden in het online leerplatform?
Poll
Is het mogelijk om een poll of (mini)enquête te maken in het platform?
Toets
Is het mogelijk om een toets af te nemen via het leerplatform?
Directe Feedback
Is het mogelijk om direct feedback te geven aan de gebruiker?
Kalender/events
Kun je events of bijeenkomsten inplannen via het leerplatform?
Forum/ Discussie
Is het mogelijk om een discussie te starten met gebruikers binnen het leerplatform?
Chatfunctie
Is het mogelijk voor gebruikers om onderling te chatten met elkaar?
Videochatten
Is het mogelijk voor gebruikers om onderling te videochatten met elkaar?
Infrastructurele voorzieningen, organisatie, kosten, en mankracht Niet alleen in onderwijskundig opzicht stelt de aanschaf van een ELO eisen aan de school, ook de infrastructurele voorzieningen van de school moeten voorbereid zijn op het gebruik van een digitale leeromgeving. ● Hoeveel leerlingen moeten tegelijkertijd gebruik kunnen maken van de ELO? ● Zijn er voldoende computers in school en zijn de verbindingen naar de server waarop de ELO geplaatst is snel genoeg? ● Waar wordt de ELO gehost? ○ Richt de school zelf een server in en wordt de ELO op school onderhouden? ○ Wordt er gebruik gemaakt van de hostingservice van de eigenaar van de ELO? ○ Kiest de school voor een ELO die gebaseerd is op Open Source software en wordt die gehost en onderhouden door een derde partij? Het voordeel van die laatste optie is dat de ELO maximaal ingericht kan worden volgens de eigen wensen. Dat kan overigens tegelijkertijd een nadeel zijn: als bepaalde standaarden verlaten worden is uitwisseling met informatie binnen andere ELO’s vaak lastiger. Een ELO moet ook beheerd en onderhouden worden. De technische kant hiervan kan wellicht uitbesteed worden aan iemand buiten de school, maar de inhoud van de ELO moet bewaakt worden. Wie krijgt welke bevoegdheden voor het onderhoud van de ELO: wie mag informatie plaatsen, veranderen, wachtwoorden toekennen en wijzigen enz. Hoe zorgt men ervoor dat alle betrokkenen zich aan de afspraken houden en dat de informatie binnen de ELO niet veroudert? Er moeten gedragscodes opgesteld worden voor al degenen die te maken hebben met de ELO, zowel voor docenten maar ook voor de leerlingen want ook zij zullen informatie plaatsen binnen de ELO. Ontwikkelen de docenten zelf zonodig materiaal voor de ELO, wordt er binnen de school iemand aangesteld om dat te doen of wordt die taak bij een externe partij neergelegd?
4.6 Didactische toepassingen De manier waarop de inhoud in de ELO wordt aangeboden en later getoetst, hangt af van het didactisch scenario dat men als school wil volgen en van de gehanteerde onderwijskundige uitgangspunten: ● De simpele instructie, waarbij de leerstof wordt gepresenteerd en eenvoudige of complexe (zelf)toetsen worden ingebouwd om na te gaan of de leerling de aangeboden stof beheerst. ● Samenwerkend leren of probleemgestuurd onderwijs, waarbij de inhoud op complexere manieren wordt gepresenteerd. In de verschillende scenario’s worden andere leeractiviteiten verlangd, andere opdrachten gegeven en het leerproces en de leeruitkomsten worden ook op een andere wijze geëvalueerd. De software van de meeste ELO’s is gebaseerd op een neutrale onderwijskundige visie en didactiek en is daarom op meerdere wijzen inzetbaar. Er zijn ook ELO’s specifiek voor een bepaalde vorm van leren, zoals samenwerkend leren of constructief leren. ELO’s en sociale netwerksites Er moet gezocht worden naar welke soort van curriculum-gebaseerde activiteiten er door middel van sociale netwerksites bereikt kunnen worden. Hiervoor zijn veel tools beschikbaar. Het is belangrijk dat de docent van een sociale netwerk site een sociaal lerend netwerk maakt. Op deze manier creeëert de docent vernieuwende pedagogie, door communities, digitale bronnen en Web 2.0 tools te combineren. Dit zal de leerlingen ondersteunen te voldoen aan de einddoelen. ePals ePals is een sociale netwerksite speciaal ontworpen voor scholen. ePals biedt samenwerkende projecten aan dat klassen met elkaar verbindt over meer dan 200 landen. Er wordt gewerkt aan thema’s rond biodiversiteit, geschiedenis en rechten van de mens. Er zijn ook projecten rond global warming, natuurrampen, water en het klimaat. Het is de bedoeling dat docenten de vragen stellen, onderwerpen kiezen waaraan gewerkt dient te worden en de gezamenlijke opdrachten opstellen. De leerlingen krijgen hierdoor de kans om het volgende te ontwikkelen: ● Computer geletterdheid. ● Kritisch denken. ● Multiculturele vriendschappen. ● Schrijfvaardigheid ● Leren samenwerken. ● Actualiteiten kennis.
Twitter Hoewel het er oorspronkelijk niet voor ontworpen is, is Twitter ook zeer goed toe te passen in het onderwijs. Leerlingen kunnen zo bijvoorbeeld tijdens de lessen vragen stellen en beantwoorden en is er veel meer interactie mogelijk. Uit een onderzoek in de Verenigde Staten ‘Twitterende student haalt beter cijfers’ bleek zelfs dat de betrokkenheid van de studenten geneeskunde die Twitter gebruikten voor opdrachten en discussies dubbel zo groot was als de betrokkenheid van de studenten die niet twitterden. Bovendien haalden ze ook iets betere resultaten. Een ander voorbeeld is het houden van een Twitter spreekuur door de docent, zodat de leerlingen voor een toets vragen kunnen stellen aan de docent en aan elkaar.
Second Life Second life is een driedimensionele virtuele wereld waar je vrij kan rondlopen en oneindig veel mogelijkheden hebt. Men kan in deze wereld stappen door middel van een ‘avatar’ die je aanmaakt en aanpast naar hoe je het zelf wilt. Je kunt ook huizen, gebouwen of andere voorwerpen ontwerpen. Second life is dus geen realiteit, maar men spreekt echter van een interrealiteit. Dat wil zeggen de reële wereld omgezet naar een virtuele wereld. Avatars kunnen zich in de virtuele wereld verplaatsen door te lopen, te zwemmen, te vliegen en ook door teleportatie. Avatars kunnen met elkaar communiceren via tekstchat, voicechat en instant messaging. Ze kunnen elkaar ook afbeeldingen of objecten doorsturen. Er bestaan ook groepen, die dan informatie sturen of voordelen verlenen. Zogenaamde landeigenaren kunnen webradiostream en video’s tonen.
Toepassingen in het onderwijs Second life is niet enkel een ‘spelletje’ dat kinderen of volwassenen kunnen spelen. Het kan veel verder gaan dan dat. Vele bedrijven en instellingen hebben er al virtuele vestigingen of gebruiken het voor andere professionele doeleinden. Zo ook het onderwijs. Veel scholen werken op dit moment al met verschillende digitale leerplatformen. Dat is nodig omdat Real life bijeenkomsten soms niet of moeilijk te organiseren zijn. Het probleem van tijd en ruimte kan weggewerkt worden door ICT tools als e-mail, Twitter of blackboard. Op andere vlakken schieten deze dan weer tekort. Denk bijvoorbeeld aan het ontbreken van directe feedback of ‘presence’, wat onontbeerlijk is voor een goed leerproces. Hiervoor kan second life dus een oplossing bieden. Er zijn al heel wat instellingen van het Hoger Onderwijs die experimenteren met second life als elektronische leeromgeving. Een onderzoeksrapport over het gebruik van second life in het onderwijs door Dr. W.J. Trooster van het Lectoraat ICT en Onderwijsinnovatie toont aan dat er verschillende voordelen zijn: - SL bevordert de sociale interactie. - SL bevordert zelfsturing door de studenten,. - SL geeft studenten meer het gevoel de leertaken aan te kunnen. - SL bevordert de intrinsieke motivatie van de studenten. - SL bevordert de leerresultaten van de studenten (Trooster 2010).
4.7 Implementatie van een elektronische leeromgeving Bij de implementatie van een ELO zijn er 3 fasen te onderscheiden. Het is van belang om te bepalen in welke fase de school zich bevindt en daar de aanpak op af te stemmen. De pioniersfase. Enkele leraren raken enthousiast en gaan werken met een ELO, ze zijn geïnteresseerd in ictaspecten, besteden er veel (eigen) tijd aan en proberen dingen uit in de eigen klas. Ze vertellen bij gelegenheid hun successen aan collega’s en proberen hen soms over te halen om mee te doen waardoor een olievlekwerking ontstaat. De pilotfase De groep van pioniers wordt uitgebreid met andere gemotiveerde collega’s en er gaat planmatiger gewerkt worden. Er worden één of meer (kleinschalige) projecten opgezet. Ervaringen worden opgedaan en plannen zonodig bijgesteld. Tussentijdse resultaten worden getoond aan andere collega’s. Brede belangstelling wordt gewekt door nuttige dingen binnen de ELO aan te bieden. Brede invoeringsfase Een aanzienlijk deel van de leraren maakt min of meer routineus gebruik van de ELO. Zij die nog niet eerder deelnamen, haken aan en kunnen door ervaren collega’s een handje worden geholpen. Het gebruik van de ELO maakt deel uit van de standaardwerkwijzen in de school. Het gebruik van de ELO past (steeds meer) binnen het beleidskader en de onderwijsvisie van de secties/school. Tips en aandachtspunten De volgende tips en aandachtspunten kunnen van pas komen bij de implementatie van een ELO in het onderwijs: ● Schakel expertise in, maar interne input is noodzakelijk. ● Digitaliseren = formaliseren. Denk na over rollen en verantwoordelijkheden en handel daar ook naar. ● Eerst organiseren, dan automatiseren. Zorg dat er eerst helder is wat er moet gebeuren en dat er duidelijke afspraken gemaakt zijn (zowel intern, als met een externe partij). Ga dan pas aan de slag. ● Zorg dat de mensen beschikbaar zijn, ook om te evalueren. ● Wacht niet te lang: het kost veel tijd. Maak een realistisch plan. ● Gebruik naast de functionaliteit ook andere kwaliteitscriteria, zoals betrouwbaarheid, bruikbaarheid, efficiency, overzetbaarheid en onderhoudbaarheid.
4.8 Slotwoord Een ELO is een digitale leeromgeving waarbij lesmateriaal via bijvoorbeeld internet beschikbaar gesteld wordt. Een ELO dient niet puur als verzamelbak voor allerlei lessen, aantekeningen en uitreksels. Het is de bedoeling dat de docent een duidelijke struktuur aanlegt waardoor de leerling goed in staat is de voor hem benodigde informatie op een eenvoudige manier terug te vinden. Er zijn een groot aantal voordelen te noemen van het gebruik van een ELO. Zo is het voor een docent eenvoudig om met een leerling te communiceren. Daarnaast kan de docent materiaal hergebruiken en middels de studiewijzer lessen en opdrachten klaarzetten voor de leerling. De docent kan controleren wie er wel en niet aan de taak gewerkt hebben en hoe lang dit geweest is. Ook voor de leerling zijn er veel voordelen te noemen van het gebruik van een ELO. Zo is het voor de leerling prettig dat alle aanvullende informatie en opdrachten gestructureerd bij elkaar staan. Een filmpje welke de docent tijdens de les heeft laten zien ter verduidelijking van een onderwerp is eenvoudig terug te vinden en nogmaals te bekijken. Ook kan een leerling in een ELO samenwerken met een andere leerling. Vragen stellen of een discussie starten over een bepaald onderwerp valt ook onder de mogelijkheden. Helaas kunnen we ook een aantal nadelen van het gebruik van een ELO benoemen. Het merendeel van de leerlingen heeft thuis de beschikking over internet, desondanks is er nog een klein deel van de leerlingen die hier geen beschikking toe heeft. Dit kan het werken met een ELO bemoeilijken. Een ander nadeel is dat doordat alle informatie en aantekeningen door de docent aangeleverd worden de leerling hier zelf geen verantwoordelijkheid meer voor neemt. Daarnaast kan het zijn dat als het systeem een keer niet werkt door een storing of update, de leerling niet weet wat het huiswerk was en ‘kon het dus niet gemaakt worden’. Bij de implementatie van het gebruik van een ELO in de school dient men vooraf goed te bedenken welke functies van de ELO van belang zijn voor de specifieke wensen van de school. Ook hier geldt dat een duidelijke visie de grondslag is van de implementatie, en dat draagvlak een voorwaarde is om de implementatie te doen laten slagen.
Infographics
Peter Lakeman, Jetske Vleugel, Jaap Wilmink HvA DOO Mens en Technologie Leerjaar 3, 2012 - 2013
Inhoudsopgave Inleiding 5.1 Wat zijn infographics? 5.2 Soorten infographics. 5.3 Infographics in het onderwijs. 5.4 Een infographic maken. 5.5 Tools om eenvoudig infographics te maken. 5.6 Slotwoord.
Inleiding module Een beeld zegt vaak meer dan duizend woorden. Onze hersenen zijn namelijk visueel ingesteld. Er komen steeds meer infographics beschikbaar, en niet zonder reden: het maakt het onderwerp een stuk duidelijker en sprekender. Door gebruik te maken van een beperkt aantal woorden, maar met genoeg duidelijk beeldmateriaal wordt snel iets duidelijk gemaakt. Een goede infographic is in staat om complexe processen of grote hoeveelheden data begrijpelijk en inzichtelijk te maken.
Bronnen ● Casey, P., & Miller, W. (2011). The World Reduced to Infographics: From Bodily Functions by Popularity and Five Reasons You’re Not Fat Enough to the Sociopathic Nature of Cats and Repressive Society Ratings: Footloose to 1984. Ulysses Press. ● http://www.fennavankesteren.nl/Scriptie_FennavanKesteren_v1.pdf ● John Grimwade, Frédérik Ruys, Ramses Reijerman, Remy Jon Ming ea. (2008) "Infographics in Nederland"# ● Sandra Rendgen, Julius Wiedemann (2012), Information Graphics. Taschen, ISBN 9783-8365-2879-5 ● http://www.infographics.eu/ How infographics make learning interesting Education Web Design http://educationwebdesign.com/how-infographics-make-learning-interesting/ ● Nederlands eerste infographics event http://www.den-dopper.com/2008/03/25/nederlands-eerste-infographics-event-deel-1/ ● http://www.info-graphics.nl/nl/interactief/
Activiteiten In deze module gaan wij ons verdiepen in het onderwerp infographics. Wij proberen een antwoord te vinden op de volgende vragen: Welke soorten infograpics zijn er te onderscheiden en hoe kunnen we deze in het onderwijs inzetten? Welke tools zijn er om als docent zelf een infographic te maken?
Technologische aspecten Deze module heeft geen directe Technologische aspecten welke wij gaan opleveren. Wij gaan ons wel verdiepen in het maken van infographics, waardoor deze module wel aansluit bij de grafimedia aspecten Didactische aspecten Doordat wij ons verdiepen in infographics en de vertaalslag maken naar het gebruik hiervan in het onderwijs creeëren we een koppeling naar de didactische aspecten.
Verantwoording kennisbasis Kennisbasis grafimedia: 1.3 Muziek/geluidsfragmenten 1.4 Animated GIF bestanden 1.5 Koppeling van animatie aan tekst en objecten 1.6 Actieknoppen en hyperlinks 2.3 Nieuwe media, 3.1 Typografie Zie bijlage 1 (kennisbasis grafimedia)
Koppeling pijlers mens en technologie 4.2 Het begrip kleur 4.5 Kleur menging 4.6 De sbd kan de recente ontwikkelingen in de technologie 5.6 Plan van aanpak Zie bijlage 2 (kennisbasis mens en technologie)
Koppeling kennisbasis docent technische beroepen A Identiteit A1 Beroepsidentiteit; Door het digitaliseren van lesstof kan de docent zelf de lesstof samenstellen waardoor de interactie met de leerling vergroot. A2 Professionele beroeps- en kennisontwikkeling; Digitaliseren zorgt voor nieuwe vormen van didactische modellen. A3 Roldifferentiatie A4 Medewerker binnen de onderwijs organisatie B Content B1 Technologische inhoud; Lesstof digitaliseren door bijvoorbeeld video en een quiz. B2 Technologische geletterdheid B3 ICT toepassingen binnen het onderwijs; Door middel van digitaliseren zijn de toepassingen binnen het onderwijs voor IT oplossingen binnen handbereik. C Context C1 Leeromgeving; Een moderne leeromgeving kan niet zonder digitale lesstof. C2 Onderwijsomgeving/organisatie; Digitaliseren vergroot de uitwisseling van lesstof in de keten. C3 Maatschappelijke context/onderwijsbeleid
D Doelgroep D1 Beginsituatie D2 Belevingswereld D3 Communicatie D4 Differentiatie binnen de doelgroep E Didactische methode E1 Denk- en leerprocessen E2 Intuïtieve begrippen E3 Motivatietheorieën E4 Didactische modellen en werkvormen E5 Evalueren en beoordelen
5.1 Wat zijn infographics? Een infographic of informatieve illustratie geeft een informatieve weergave van verschillende objecten met een combinatie van tekst en beeld. Dit kan voorkomen in de vorm van een kaart, grafiek, bord, instructieve tekening of een interactieve applicatie. Een infographic is bedoeld voor het overdragen van informatie, data en kennis. Het wordt toegepast door journalisten in nieuws- en achtergrondartikelen, in financiële jaarverslagen, in openbaar vervoerssystemen als verklarend beeld en voor wetenschappelijke of educatieve doeleinden.
De herkomst van de infographic. Er is bewijs gevonden dat we ongeveer 12000 jaar terug al bezig waren met het visualiseren van informatie. Men maakte tekeningen op rotswanden. Dit deden ze door daar figuren in te krassen. Men noemt dit Petroglyph. Men is dus al eeuwen bezig met het maken van visuele informatie, wat men tegenwoordig infographics noemt. Een goed voorbeeld uit de geschiedenis van de infographic is Henry Beck’s Map of London Underground.
In 1930 hadden de ontwerpers van de kaart van de Londense Metro een probleem. De routes werden te complex om overzichtelijk weer te kunnen geven. De werkloze technische (Electro) tekenaar Henry Beck vertaalde de ingewikkelde kaart van de Londense metro in een overzichtelijke plattegrond met rechte lijnen. Henry Beck deed alsof hij een schets voor een printplaat aan het maken was. Hij heeft gebruik gemaakt van rechte lijnen met verschillende kleuren en hij heeft geen hoeken gebruikt die groter zijn dan 45 graden.
5.2 Soorten infographics. Infographics zijn een goede manier om met name ingewikkelde informatie visueel weer te geven. Er zijn verschillende soorten infographics met ieder hun specifieke doel te onderscheiden. Zo zijn er: ● Illustratieve infographics ● Data infographics ● Iconen ● Infographic in disguise ● Kaarten infographic ● Interactieve infographic
Illustratieve infographics
Illustrative infographics hebben als doel gegevens of een proces uiteen te zetten. Hierbij speelt de vormgeving een grote rol. Doordat de vormgeving de aandacht trekt is het een goede manier om mensen te interesseren voor complexe materie. De informatie beklijft beter door de combinatie van data met visuele informatie. Hierdoor is het werken met infographics ook een goede aanvulling voor het onderwijs en als werkvorm inzetbaar.
Data infographics
De illustratieve infographics staan tegenover de data-infographics, met cijfers of gegevens. Hierbij staat de analyse centraal. Deze infographics komen vaak voor in wetenschappelijke publicaties, maar worden inmiddels ook steeds vaker ingezet bij beleids communicatie. Het grafische aspect wordt wel steeds belangrijker.
Iconen Een infographic op z’n allersimpelst maar een zeer goed voorbeeld is een verkeersbord. Een verkeersbord legt met de grootste eenvoud uit wat men moet doen in soms heel complexe situaties. Deze vorm van infographics worden ook wel iconen genoemd.
Infographic in disguise Daarnaast is er de ‘infographic in disguise’. Hieronder verstaat men simpelweg de gepimpte grafiek. Het líjken wel infographics, maar het zijn eigenlijk plaatjes met wat cijfers en met een aantal visuele effecten. Ze beschrijven geen proces en vertellen geen verhaal, maar vallen wel onder de noemer ‘infographic’.
Kaarten infographics
In een kaarten infographic wordt de wereldbol of kaart van een bepaalde omgeving gebruikt als basis voor de locatie geörienteerde data. Op een visuele manier wordt hier relevante data gepresenteerd over een bepaald gebied.
Interactieve infographics
Bij interactieve infographics wordt gebruik gemaakt verschillende technologieën, zoals de toevoeging van geluiden, animaties of interacties. Zo kun je een statische schoolplaat omtoveren tot een interactief verhaal, waar nog meer informatie geïmplementeerd kan worden. Een mooi voorbeeld van een educatieve infographic is bovenstaande infographic van wo2online. Deze infographic laat op een interactieve wijze de eerste vijf dagen van de tweede wereldoorlog in Nederland zien. De grote meerwaarde van interactieve infographics is dat door het aanspreken van meerdere zintuigen de informatie nog beter beklijft en interessanter wordt. Daarnaast wordt de emotie en de beleving van het onderwerp bij het gebruik van interactieve infographics gestimuleerd.
5.3 Infographics in het onderwijs. Om infographics op een juiste manier toe te passen in het onderwijs dient de docent rekening te houden met een aantal zaken, waaronder met name de werking van het geheugen van de leerling. Het brein is pas volledig ontwikkeld rond het 25e levensjaar. Voor het 25e levensjaar maakt het brein allerlei ontwikkelingen door. Er zijn een aantal elementen wat betreft cognitieve ontwikkeling die kenmerkend zijn voor bijvoorbeeld de leerling in het voortgezet onderwijs. Het feit dat het metrieke stelsel voor de leerling van het voortgezet onderwijs zo moeilijk te begrijpen is heeft met de fase van de cognitieve ontwikkeling te maken. Als docent moeten wij rekening houden met: ● Lagere overdrachtssnelheid van informatie. ● Minder probleemoplossend vermogen. ● Moeite met overzicht houden. ● Slechtere concentratie. ● Minder vermogen tot abstraheren. ● Minder relativeringsvermogen. Er zijn niet alleen maar negatieve zaken te noemen m.b.t. de cognitieve ontwikkeling van de leerling. Een groot voordeel m.b.t deze periode is de fantasierijke belevingswereld. Door het gebruiken van deze fantasierijke belevingswereld kan de leerling beter informatie opslaan. Dit leidt vervolgens tot effectiever leren. Indien de docent een infographic wil maken voor deze doelgroep dient hij ervoor te zorgen dat de fantasie geprikkeld wordt. Zo zou hij de leerling zelf een verhaal kunnen laten maken of laten tekenen omtrent een onderwerp dat op dat moment geleerd dient te worden. Dit kan bijvoorbeeld vlak voor een toets gebruikt worden als diagnostische toets. Naast de fantasierijke belevingswereld zijn de leerlingen rond deze leeftijd explorerend. Men kan hierop inspelen door de infographic gelaagd aan te bieden, waardoor de leerlingen op zoek moeten gaan naar bepaalde informatie. De infographic dient een goede structuur te hebben en mag geen onduidelijkheden bevatten. Dit helpt de leerlingen bij het beter begrijpen van de informatie. Leerlingen kunnen infographics gebruiken als informatiebron, maar kunnen deze ook zelf gaan maken als samenvatting van de geleerde stof. .
5.4 Een infographic maken. Bij het ontwerpen van een infographic is het belangrijk om te weten wat voor soort informatie er overgedragen moet worden.De informatie kan op verschillende manieren overgebracht worden, maar dit hangt mede af van de omvang van de data. Er zijn feitelijk 7 stappen nodig om een goede infographic te maken.
De zeven stappen naar een goede infographic. 1 2 3 4 5 6 7
Onderzoek doen Zorg voor feiten en conclusies Bedenk een invalshoek Maak een visuele opzet Bepaal het kleurenschema Selecteer of maak opvallende afbeeldingen Redigeer
De ingrediënten van een infographic. Er zijn een aantal onmisbare elementen voor het maken van een infographic. ● Data ● Doelgroep ● Structuur ● Opbouw ● Vormgeving ● Stroytelling ● Emotie en beleving ● Humor ● Testen
Data Het begint allemaal met de data die verzameld moet worden voor de infographic. De bronnen die geraadpleegd worden moeten wel de juiste informatie bevatten. Juist bij het gebruik van informatie die via internet gevonden wordt moet hier speciaal op worden gelet. Een tip hiervoor is niet af te gaan op één bron, maar om meerdere bronnen te raadplegen over dezelfde informatie. Bestaande onderzoeksrapporten zijn natuurlijk ook een goede bron. Doelgroep De gebruiker is de belangrijkste factor tijdens het proces van het ontwerpen van een infographic. De infographic moet aansluiten bij de doelgroep waarvoor de infographic dient. Als de informatie uit de infographic niet wordt begrepen, is het doel niet bereikt. De doelgroep kan in kaart gebracht worden door middel van het schrijven van één of meerdere personalia’s Hiermee wordt de doelgroep tot leven gebracht en worden de randvoorwaarden in kaart gebracht.
Structuur Het is belangrijk om van te voren een informatiestructuur op te bouwen. Dit kan met behulp van het tekenen een flowchart. Een flowchart laat het proces zien wat de gebruiker doorloopt. Het laat alle keuzes en gevolgen zien. Er moet een logische structuur zijn en de gebruiker moet niet verdwalen. Opbouw Bij de opbouw moet bedacht worden waar alle elementen van de infographic komen te staan. Bij het maken van interactieve infographics moet er goed nagedacht worden over de plaatsing van bijvoorbeeld knoppen. Met behulp van een wireframe kan de opbouw van de infographic bepaald worden. In een wireframe komen alle losse elementen.
Vormgeving Iedere doelgroep is gevoelig voor andere typografie, kleur of stijl. Er dient rekening gehouden te worden met de manier waarop de doelgroep aangesproken wenst te worden. Een andere mogelijkheid is dat de een infographic gemaakt wordt binnen een bepaald thema. Het is dan raadzaam om onderzoek te doen naar deze stijl en desgewenst een moodboard te maken. Zeker bij een infographic geldt: “less is more”. Storytelling Naast het feit dat de structuur van het verhaal binnen de infographic goed moet zijn, moet het vooral bij educatieve infographics, een uitdagend en interessant verhaal worden. Het grote voordeel van het concept storytelling binnen een infographic is dat het omvormen van informatie naar een verhaal leidt tot betere kennisverwerking. Emotie en beleving Minstens zo belangrijk is de rol van emotie en beleving. Het aanspreken van emoties helpt bij het inleven en onthouden van de informatie. Met emotie en beleving kan de gebruiker in de wereld van het thema geplaatst worden. Humor Het is handig om humor te gebruiken in infographics. Humor in het verhaal wat er overgebracht wordt, maar ook in de vorm. Humor wordt gebruikt om de lezer in een stemming te brengen, wat helpt om de infographic beter te begrijpen. Testen Een absoluut onmisbaar element is het testen van de infographic. Hiermee wordt de infographic terug gekoppeld naar de gebruiker, die de belangrijkste factor is tijdens het ontwerpproces.
Do’s & don'ts m.b.t. het maken van een infographic. Do’s
Don’ts
Gebruik volledige woorden, geen afkortingen of iets dergelijks.
Ingewikkelde afkortingen waardoor de gebruiker teveel bezig is met de tekst.
Woorden/zinnen van links naar rechts horizontaal.
Woorden en zinnen die in verschillende richtingen lopen.
Korte tekst die de data uitlegt.
Slecht ontwerp waardoor er te veel tekst nodig is voor verduidelijking.
Labels worden in de visuele data beeld geïntegreerd, er is geen extra legenda nodig.
Te uitgebreide legenda waardoor de gebruiker steeds moet omschakelen tussen tekst en ontwerp.
Goede vormgeving, maakt men nieuwsgierig.
Te veel onnodige beelden waardoor de infographic rommelig overkomt.
Gebruikte kleuren zijn zo gekozen dat ook de kleurenblinden en de slechtzienden deze kunnen lezen.
Slecht gekozen kleuren die niet voor iedereen even makkelijk te lezen zijn.
Tekst is goed afgestemd op de graphic zodat deze duidelijk te zien is.
Tekst te dicht op elkaar en vetgedrukt waardoor deze niet goed te lezen is.
Hoofd- en kleine letters niet vet gedrukt.
Alleen maar hoofdletters.
5.5 Tools om eenvoudig infographics te maken.
Indien je als docent zelf infographics wilt maken zijn er diverse tools beschikbaar. Middels een template kan er met een paar eenvoudige aanpassingen de bestaande template worden geconverteerd tot een persoonlijke en unieke infographic. Hieronder hebben wij een aantal voorbeelden van deze tools en hun mogelijkheden beschreven. Visual.ly Visual.ly is een gratis online tool waarmee je een aantal voorgeselecteerde infographics kunt samenstellen. De site is vooral opgezet voor vormgevers die hier een account kunnen aanmaken en hun infographics onder de aandacht kunnen brengen. Visual.ly voegt steeds nieuwe templates toe. Zo kan je bijvoorbeeld automatisch een infographic over jouw facebookgebruik in elkaar zetten. Picktochart Wanneer je kiest voor een gratis profiel bij Picktochart kun je gebruik maken van een beperkt aantal templates. Voor een financiële vergoeding heb je de beschikking over veel meer templates en krijg je ook het watermerk van Picktochart niet meer in de infographic. Picktochart werkt eenvoudig. Download een template en pas deze naar eigen inzicht aan. Je kunt de kleuren aanpassen, het lettertype en je kunt heel makkelijk grafiekjes toevoegen. Een goede tool om je eerste eenvoudige infographic in elkaar te klikken. Easel.ly Met Easel.ly kun je je verhaal gemakelijk en op een mooie manier visualiseren. Je kiest een template en kunt makkelijk alle plaatjes en teksten aanpassen. Het eindresultaat kun je downloaden of op de server van Easel.ly laten staan. Infogr.am Infogr.am geeft gratis een paar voorbeelden van grafieken in een bepaalde opmaak die je makkelijk kunt aanpassen qua kleur en zo kunt gebruiken in je eigen infographic. HohliCharts Met Hohlicharts maak je makkelijk diagrammen en grafieken. Je kiest een manier van opmaak voor je grafiek, voert de labels en de data in en je hebt een grafiek die je kunt gebruiken. AmCharts Met AmCharts maak je makkelijk een grafiek, in html of flash. Je krijgt direct de juiste embedcode die je kunt gebruiken voor bijvoorbeeld een website. Google Charts tool Ook met de Google Charts tool maak je in een handomdraai de mooiste grafieken die je makkelijk kunt hergebruiken.
Draw.io Met draw.io kun je online op een zeer overzichtelijke manier een infographic maken. Er kunnen afbeeldingen gezocht worden via Google binnen het programma en er zijn al veel pictogrammen standaard beschikbaar. Wordle Met Wordle maak je woordwolken. Je geeft een tekst of een url op en vervolgens wordt er een woordwolk gemaakt die je qua kleur en lettertype kunt aanpassen. Icon Archive Natuurlijk wil je in je infographic alleen de leukste plaatjes en het beste icoontje gebruiken. Op Icon Archive vind je ruim 300.000 icoontjes die je (gratis) kunt gebruiken voor in de infographic. Inkscape Ben je zelf wel handig en kun je je eigen infographics maken, misschien heb je dan toch nog wel wat aan Inkscape. Inkscape is een gratis vectortooltje waarmee je je eigen afbeeldingen kunt maken. Het kan veel dat programma’s als illustrator en Corel Draw ook kunnen, maar het is wel gratis.
5.6 Slotwoord. Een infographic kan van toegevoegde waarde zijn bij het gebruik in het onderwijs. De infographic kan een hulpmiddel zijn bij een leerproces. Een groot voordeel van het gebruik van een infographic in het onderwijs is dat hij complexe informatie compact kan maken mits er rekening gehouden wordt met de basisingrediënten voor het ontwerpen van een infographic. Denk hierbij aan de data, doelgroep, structuur, opbouw, vormgeving, storytelling, emotie en beleving, en humor. Met een interactieve infographic kan er bijvoorbeeld, door middel van geluid en beeld, getoond worden hoe iets werkt. Door het toevoegen van nieuwe technologische elementen kan het proces van leren leuker en effectiever worden. Bij het ontwerpen van een infographic is het van belang dat de ontwerper zich goed realiseert met welk doel en voor welke doelgroep de infographic gemaakt wordt. Als de infographic niet goed aansluit op de doelgroep, wordt de informatie niet begrepen en mist de infographic dus zijn doel.
Technologie in de flipped classroom
Peter Lakeman, Jetske Vleugel, Jaap Wilmink HvA DOO Mens en Technologie Leerjaar 3, 2012 - 2013
Inhoudsopgave Inleiding module 6.1 Wat verstaan we onder de flipped classroom? 6.2 De basis van de flipped classroom. 6.3 TPACK. 6.4 Voordelen. 6.5 Bezwaren. 6.6 De rol van de docent. 6.7 Voorwaarden voor een succesvolle ‘flipped classroom’. 6.8 Programma’s t.b.v. het flipped classroom model. 6.9 Eigen ervaringen met de flipped classroom. 6.10 Slotwoord
Inleiding module In het traditionele onderwijssysteem gaan de leerlingen naar school om daar de lessen te volgen. De flipped classroom heeft een andere (bijna tegenovergestelde) benadering. Leerlingen kunnen opgenomen lessen of instructies online bekijken en later ook terug kijken. Het online aspect zorgt voor vele mogelijkheden, met name het tijdstip en locatie waar leerlingen het digitale materiaal kunnen bekijken.
Bronnen ● ● ● ● ●
Bergmann, J., & Sams, A. (2012). Flip Your Classroom: Reach Every Student in Every Class Every Day. International Society for Technology in educ. Pitler, H., Hubbell, E. R., & Kuhn, M. (2012). Using Technology with Classroom Instruction That Works, 2nd Edition. ASCD. http://www.te-learning.nl http://flipdeklas.wikispaces.com/Didactische+inzet http://fdroog.wordpress.com/2012/05/20/flip-de-klas-werkt/
Activiteiten Wij gaan uitzoeken wat er nodig is om een les volgens de flipped classroom methode te geven, welke technologie er op dit moment beschikbaar is om de flipped classroom te kunnen gebruiken en wat de voordelen en de bezwaren zijn om de flipped classroom in te zetten. Daarnaast gaan we zelf een les volgens deze methode maken en testen met onze eigen leerlingen.
Technologische aspecten De technologische aspecten komen hier aan bod doordat we ons gaan verdiepen in de technologische benodigdheden om een les volgens het flipped classroom principe te maken.
Didactische aspecten De didactische aspecten komen hier aan bod doordat we een les gaan maken en geven volgens het flipped classroom principe aan onze eigen leerlingen.
Verantwoording kennisbasis Kennisbasis grafimedia: 1.1 Het maken van een presentatie met behulp van bestaande programma’s 3.4 Beeldschermtypografie Zie bijlage 1 (kennisbasis grafimedia)
Koppeling pijlers mens en technologie 2.4 Maatschappelijk perspectief 2.10 Consequenties van ontwikkelingen en innovaties 2.11 Relatie leggen tussen technologie en maatschappelijke waarden 4.6 Recente ontwikkelingen in de technologie Zie bijlage 2 (kennisbasis mens en technologie)
Koppeling kennisbasis docent technische beroepen A Identiteit A1 Beroepsidentiteit; Door het digitaliseren van lesstof kan de docent zelf de lesstof samenstellen waardoor de interactie met de leerling vergroot. A2 Professionele beroeps- en kennisontwikkeling; Digitaliseren zorgt voor nieuwe vormen van didactische modellen. A3 Roldifferentiatie A4 Medewerker binnen de onderwijs organisatie B Content B1 Technologische inhoud; Lesstof digitaliseren door bijvoorbeeld video en een quiz. B2 Technologische geletterdheid B3 ICT toepassingen binnen het onderwijs; Door middel van digitaliseren zijn de toepassingen binnen het onderwijs voor IT oplossingen binnen handbereik. C Context C1 Leeromgeving; Een moderne leeromgeving kan niet zonder digitale lesstof. C2 Onderwijsomgeving/organisatie; Digitaliseren vergroot de uitwisseling van lesstof in de keten. C3 Maatschappelijke context/onderwijsbeleid D Doelgroep D1 Beginsituatie D2 Belevingswereld D3 Communicatie D4 Differentiatie binnen de doelgroep
E Didactische methode E1 Denk- en leerprocessen E2 Intuïtieve begrippen E3 Motivatietheorieën E4 Didactische modellen en werkvormen E5 Evalueren en beoordelen
6.1 Wat verstaan we onder de flipped classroom?
‘Flipping the classroom’ is inmiddels een bekend begrip in onderwijsland en betekent letterlijk ‘het omdraaien van de les’. Vaak wordt er ook gesproken over ‘flipping the class(room)’ of ‘flip de klas’ en sinds kort wordt er ook wel gesproken over ‘Blended learning’. Heel kort gezegd komt het erop neer dat docenten hun lesstof aanbieden door middel van filmpjes die als huiswerk worden bekeken. Tijdens de les kan de docent de beschikbare tijd besteden aan het begeleiden van leerlingen bij het maken van de opdrachten, die anders als huiswerk werden gemaakt. De afgelopen jaren is de populariteit van aanbieders van educatieve filmpjes enorm gestegen en hebben docenten deze vorm van het aanbieden van instructie of lesstof ontdekt en verwelkomt. De ‘flipped classroom’ houdt meer in dan alleen maar het aanbieden van filmpjes als huiswerk en het maken van de opdrachten in de les. Flipping the classroom is een organisatievorm van onderwijs waarbij de klassikale ‘kennisoverdracht’ wordt vervangen door video’s en eventuele andere vormen van online instructie. Leerlingen kunnen de kennis hierdoor buiten de schoolmuren en de reguliere lessen tot zich nemen. Er is zo meer klassikale tijd beschikbaar voor het beantwoorden van vragen, individuele aandacht, verdieping en activerende didactiek.
Flipping the classroom kan bijdragen aan gedifferentieerd onderwijs en maakt het voor leerlingen mogelijk om instructie te krijgen op hun eigen tempo. Door de vele mogelijkheden die flipping the classroom biedt heeft de docent de mogelijkheid om tijdens zijn lessen te differentiëren naar niveau, leerstijl en leertempo, de leerlingen eigenaar te laten worden van hun eigen leerproces en hen in aanraking te brengen met de beste docenten ter wereld. Flipping the Classroom gaat ook niet per definitie om het verschuiven van de les naar thuis. Flipping the classroom is een concept dat door docenten zelf eenvoudig opgepakt kan worden. Vanuit het flippen van de les kan er ook makkelijker overgestapt worden naar andere concepten, bijv. Universal Design for Learning (UDL), onderzoeksgericht onderwijs en probleemgestuurd onderwijs en ‘21e eeuws onderwijs’. Het flippen van de les/het onderwijs is voor de docent een laagdrempelige manier om zijn onderwijs naar eigen inzicht te vernieuwen.
6.2 De basis van de flipped classroom. In 2006 waren het twee scheikundedocenten in de Verenigde Staten, Jonathan Bergmann en Aaron Sams, die door middel van screencasts de lesstof voorafgaand aan de les aan hun leerlingen aanboden en op deze wijze een ‘omgekeerde instructie’ verzorgden. Tijdens de les hadden de scheikundedocenten de tijd om hetgeen de leerlingen bekeken hadden te bespreken, te verdiepen en ermee aan de slag te gaan. Pas in 2010 werd voor het eerst de term “the flipped classroom” gebruikt door Daniel Pink, welke een artikel schreef over Karl Fisch. Fisch, Amerikaans wiskundedocent, was ook een pionier op het gebied van de ‘omgekeerde instructie’: “Lectures at night, ‘homework’ during the day”, zo luidde zijn devies en Pink (2010) noemde het de “Fisch Flip”. Fisch schreef zijn inspiratie toe aan de twee scheikundedocenten. Pas in 2011 werd de term “Flipping the Classroom” echt bekend, toen Salman Khan de instructievorm omschreef tijdens zijn TED talk (Makice, 2012). De kerngedachte van de ‘flipped classroom’ is: hoe kan de docent de tijd in de klas het beste benutten? Technologische ontwikkelingen -zoals online video- maken het opnemen en ontsluiten van instructies mogelijk, kritiek op de traditionele manier van lesgeven bevordert de ontwikkeling van dit didactisch alternatief. Bij de flipped classroom bestuderen leerlingen uitleg in eigen tijd, en wordt de tijd in de klas gebruikt voor discussies, het beantwoorden van vragen, voor verdieping en verwerkingsopdrachten. De leerlingen kunnen ook zelf presentaties verzorgen. Doordat de leerlingen zelf actief met de lesstof bezig zijn, beklijft de stof beter. Aanvankelijk werd er vanuit gegaan dat de uitleg alleen via video werd gegeven. Daarbij werd vaak verwezen naar bestaande video’s, bijvoorbeeld van de Khan Academy of TEDeX. Maar het is ook mogelijk om andere media hiervoor te gebruiken, zoals artikelen of podcasts. De flipped classroom wordt tegenwoordig beschouwd als een middel om onderwijs vorm te geven waarbij de leerling meer centraal staat, en een actieve rol vervult.
6.3 TPACK. Wat van belang is bij het aanbieden van een les volgens het flipped classroom concept is de manier waarop een docent Didactische Technologie inzet in de les. De samenhang tussen de manier waarop een les wordt aangeboden, de inhoud van de les en welke technische ondersteuning daarbij ingezet kan worden, wordt in de wetenschappelijke literatuur TPACK beschreven. (TPACK = Technological Pedagogical Content Knowledge).
Het doel van het TPACK-model is duidelijk maken wat voor soort kennis een docent nodig heeft om ict op een effectieve manier in te zetten in het onderwijs. De drie elementen van het model (didactiek, vakinhoud en technologie) moeten in samenhang worden toegepast voor een optimaal resultaat. Een onderdeel hiervan is Flipping the Classroom.
Neem een gemiddelde les op een middelbare school. Deze duurt 50 minuten en bestaat bijvoorbeeld uit: ● huiswerk nakijken ● instructie geven (grootste deel van de les) ● huiswerk opgeven voor de volgende les En de les is weer voorbij. Een vraag die een docent zichzelf zou kunnen stellen is: hoe kan ik nu optimaal gebruik maken van de (korte) tijd dat ik mijn leerlingen persoonlijk zie? Een antwoord hierop zou kunnen zijn: door de instructie te digitaliseren/automatiseren en plaats- en tijdonafhankelijk aan te bieden, met een filmpje bijvoorbeeld. Hierdoor wint de docent tijd, die hij met de klas kan besteden aan het gezamenlijk maken van opdrachten, persoonlijke begeleiding of het uitvoeren van projecten. Om dit model aan te bieden zijn onderstaande componenten van belang. 1 vakinhoud (wat ga ik uitleggen?) 2 didactiek (hoe werkt dat als dit ‘op afstand gaat’) 3 techniek (hoe maak, deel of vind ik zo’n filmpje) Inderdaad: TPACK.
Dat er vele docenten zijn die zweren bij een lesmethode uit de vorige eeuw is een feit. Zo gebruikt het merendeel van de docenten nog altijd een lesboek, gecombineerd met een (krijt)bord. Dit kan effectief zijn als de docent heel vertrouwd met de methode is. De docent weet zijn zeer uitgebreide vakinhoudelijke kennis op een effectieve manier over te dragen aan zijn leerlingen en geeft zowel op vakinhoudelijk en didactisch gebied op een voldoende niveau les. In Nederland wordt er op verschillende manieren aan de verbetering van de didactische en inhoudelijke vaardigheden van de leraren gewerkt. Helaas is lang niet iedereen even ver en er is weinig aandacht voor de technologische vaardigheden van leraren.
6.4 Voordelen. Een van de grootste, door onderzoek van het U.S. Department of Education (2010), bewezen voordelen van het gebruik van online leren middels video is dat leerlingen controle hebben over het tempo en de frequentie waarop de inhoud aangeboden wordt. Hiermee zijn leerlingen zelf in staat lesstof, die zij niet begrijpen of die verdere verduidelijking nodig hebben, zo vaak als ze willen te herhalen. Onderdelen waarin de leerlingen interesse hebben worden middels het leren door video vaker bekeken. Daarnaast stimuleert het leren middels video ook onderdelen waarin zij interesse hebben vaker te bekijken. Leerlingen zullen waarschijnlijk positiever reageren op de leerstof daar die door deze manier van aanbieden veel dichter bij hun belevingswereld staat en waarin het visuele element sterk aanwezig is. Een ander voordeel is dat het bekijken van zo’n video niet plaats- en tijdgebonden is. Leerlingen kunnen het filmpje thuis bekijken, daarnaast kunnen de leerlingen in hun eigen tijd en tempo de theorie en vaardigheden eigen maken. Als ze iets niet meteen begrijpen kunnen ze het filmpje net zo vaak afspelen als ze zelf willen. Tijdens de les kunnen ze de aangeleerde theorie en vaardigheden oefenen waar de docent bij is. De docent heeft zo veel meer mogelijkheden om in de gaten te houden hoe de leerlingen werken, wat ze lastig vinden en waar ze extra hulp bij nodig hebben, dan wanneer ze thuis aan de slag gaan (het ‘ouderwetse’ huiswerk). De docent hoeft niet meer een groot deel van de les te besteden aan uitleg, die voor sommige leerlingen te lang duurt en voor anderen weer te snel gaat. Ook in de les werken leerlingen in hun eigen tempo. De leerling die de stof snel oppikt kan doorwerken en de leerling die wat meer moeite heeft krijgt extra uitleg op maat. De snelle leerlingen kunnen lessen missen en die tijd besteden aan een vak waar ze meer moeite mee hebben of aan een verbredingsproject. Door het gebruik van het flipped classroom concept heeft de docent meer tijd om leerlingen persoonlijk te begeleiden bij het maken van hun opdrachten en komt er ook meer tijd vrij voor andere werkvormen: ● Er is meer tijd beschikbaar voor het aanpakken van lastige problemen of discussies. ● Er kan meer in groepen worden gewerkt. ● Er is meer tijd voor onderzoeken en samenwerken. Doordat de docent steeds vaker video’s maakt die volgens het flipped classroom concept ingezet kunnen worden zal de docent in het ontwikkelen hiervan ook steeds vaardiger worden. Op den duur is het voor de docent nog maar een kleine moeite om zo’n video te maken. De ‘flipped classroom’ biedt ook allerlei technologische voordelen. Afhankelijk van de wijze waarop het materiaal wordt aangeboden, kan bijvoorbeeld worden bijgehouden hoe vaak een filmpje wordt gedownload en/of bekeken. Ook blijft het materiaal beschikbaar en kan het dus in andere klassen of jaren weer worden gebruikt. Dit levert tijdwinst op.
Van grote meerwaarde is de mogelijkheid tot interactie met en tussen de leerlingen bij het bekijken van de lesstof. Wanneer de video’s via de ELO (elektronische leeromgeving) worden gedistribueerd (wat er tegelijkertijd voor zorgt dat de filmpjes gestructureerd en overzichtelijk verzameld worden), kunnen leerlingen interactief bezig zijn met de stof, bijvoorbeeld op het forum van de ELO. Op momenten dat de leerling de stof niet begrijpt kan verdiepende stof worden aangeboden, in een filmpje eenvoudig vindbaar in de ELO. Nieuwe technologische mogelijkheden bieden de leerlingen zelfs de mogelijkheid om in het filmpje opmerkingen te plaatsen, of vragen te stellen. Deze kunnen later door de leerling zelf worden bekeken of, wanneer de opmerkingen ‘openbaar’ worden geplaatst, behandeld worden door de docent of beantwoord worden door medeleerlingen. Ook is het mogelijk voor de docent om in de video een opdracht te plaatsen of een vraag te stellen die eerst moet worden beantwoord, voordat het filmpje verder kan worden bekeken. Deze nieuwe technologische ontwikkelingen maken de ‘flipped classroom’ nog interessanter en bieden veel perspectieven voor de succesvolle inzet van dit onderwijsconcept. Bij de inzet van een ‘flipped classroom’ moet er echter wel goed worden nagedacht. Zo moet er bijvoorbeeld worden nagedacht of deze onderwijsvorm aansluit bij de lesstof, hoe de vrijgemaakte tijd in de les zelf gaat worden gebruikt en of de kwaliteit van de video’s goed genoeg zijn. Een docent die het flipped classroom concept op een juiste manier inzet, heeft een goede balans tussen de inhoud, didactiek en technologie gevonden. Dit leidt tot een duidelijke meerwaarde t.o.v. de ‘traditionele’ manier van lesgeven: ● Zo heeft hij tijdens de les meer tijd voor het beantwoorden van vragen van de leerlingen, omdat deze de instructie al hebben gehad. ● Hij analyseert de frequentie waarmee de video’s zijn bekeken om na te gaan waar aanvullende instructie nodig is. ● Het digitaliseren van zijn vakinhoud gaat steeds sneller naarmate hij meer ervaring heeft met het maken van de korte videolessen. ● Er vindt meer interactie plaats tijdens de les. ● Er is meer tijd voor maatgerichte uitleg. ● Het is eenvoudiger om te differentiëren. ● Het gemiddelde cijfer van de leerlingen ligt een half punt hoger dan voorheen. Uit bovenstaande opsomming blijkt dat het bij de integratie van technologie in het onderwijs niet gaat om het centraal stellen van het middel zelf, maar om zo effectief mogelijk gebruik te kunnen maken van de onderwijstijd. Technologie kan hierbij ondersteunen en is daarbij altijd in samenhang met de inhoud en de didactiek. Om dit goed te kunnen doen heb je als docent kennis nodig over de mogelijkheden die technologie biedt.
6.5 Bezwaren. Een van de meest gehoorde bezwaren is dat het maken van een les volgens het flipped classroom concept werkdrukverhogend zou zijn. “Voor elke les een filmpje maken is veel werk.” wordt gezegd “En we hebben het al veel te druk.” Nu is dat deels waar. Zeker in het begin, als men nog weinig routine heeft, is het maken van zo’n filmpje een klus. Inmiddels is er allerlei software waarmee de technische kant eenvoudiger geworden is. Wat in het begin veel tijd kost, is het in logische volgorde zetten van de uitleg die de docent inspreekt. Maar in principe is het niet veel anders dan wat de docent al deed wanneer hij iets op het bord uitlegde. Men schrijft of tekent en vertelt er wat bij. Er moet even wat handigheid verkregen worden bij het tekenen en het tegelijkertijd inspreken van het verhaal. Een ander bezwaar is dat video’s van anderen vaak maar gedeeltelijk te gebruiken zijn i.v.m. de niet altijd overeenkomende inhoud. Dit zorgt ervoor dat het gebruiken van door een ander ontwikkeld materiaal niet of gedeeltelijk mogelijk is. Door het gebruik van het flipped classroom concept loopt men het risico geen vernieuwend onderwijs toe te passen, maar om een verouderde didactische aanpak van een nieuwe verpakking te voorzien. Indien alle lessen in de toekomst gegeven zouden worden volgens het flipped classroom concept zou dat mogelijk kunnen betekenen dat de leerlingen, indien lessen vooral uit instructies bestaan, elke dag thuis vijf uur video zou moeten gaan bekijken. Het is dus van belang om de instructievideo zo efficiënt mogelijk op te bouwen. De flipped classroom vergt professionalisering van docenten. Veel docenten in het onderwijs weten niet hoe zij leren op een andere manier kunnen faciliteren. Bij de flipped classroom gaat het nadrukkelijk niet alleen om het creëren van video’s, maar voornamelijk over het op een andere manier invullen van de contacttijd met de leerlingen. Het hanteren van het flipped classroom concept brengt een aantal didactische dilemma’s met zich mee waar over nagedacht dient te worden. Een didactische uitdaging is een methode te vinden waardoor de docent bevordert dat de leerlingen de online video’s bij de flipped classroom daadwerkelijk bekijken. Een mogelijkheid om dit op te lossen is door gebruik te maken van Just-in-Time Teaching en Peer Instruction. In deze aanpak staat een online opdracht centraal. Daarin beantwoorden leerlingen twee conceptuele vragen die ze zonder de video te bekijken, niet kunnen maken. Daarnaast beantwoorden leerlingen een feedback-vraag. Een andere oplossing zou het bekijken van de video in klassenverband kunnen zijn. De docent krijgt in elk geval enige vorm van interactie als dit in klassikaal verband gedaan wordt. Via quizzes kunnen leerlingen feedback krijgen en met het materiaal aan de slag gaan. Wat ook een goede mogelijkheid is, is het betrekken van leerlingen bij de ontwikkeling van de video’s.
6.6 Voorwaarden voor een succesvolle ‘flipped classroom’. Bij het inzetten van de ‘flipped classroom’ als onderwijsvorm is het belangrijk dat er goed wordt nagedacht over de reden van inzet van video’s in het leerproces. Er moeten vragen worden gesteld als: ● Waarom laat ik mijn de lesstof van te voren bekijken? En heel belangrijk: ● Waaraan besteed ik de tijd in mijn les die ik hierdoor overhoud en anders kan gebruiken? De reden waarom men kiest voor de ‘flipped classroom’ moet deel uitmaken van een onderwijsmodel waar de docent voor kiest. Het zomaar inzetten van filmpjes als huiswerk zal niet direct leiden tot betere leerresultaten. Alleen wanneer hier een doordacht concept achter zit, zal de ‘flipped classroom’ een succes kunnen worden. Ook moet de docent zichzelf vragen stellen als: ● Hoe krijg ik mijn leerlingen zover om de lessen ook daadwerkelijk thuis te bekijken? ● Hoe lang duren mijn filmpjes? ● Hoe lang houdt mijn leerling het vol om naar een eenzijdig verhaal te kijken? Om de flipped classroom succesvol te kunnen implementeren als instructievorm in het onderwijs zijn er een aantal voorwaarden waar meb rekening mee dient te houden. Zo is het belangrijk om de leerlingen het belang van het bekijken van het materiaal te benadrukken. Geef de leerlingen bijvoorbeeld ook de opdracht minimaal één of twee vragen te formuleren over het bekeken filmpje. Een tip kan zijn om een ‘controle’-vraag te stellen in de les, die alleen kan worden beantwoord wanneer het filmpje is bekeken. Ook moet er nagedacht worden over wat er in de video overgebracht dient te worden aan de leerlingen. Er moet dus goed worden nagedacht over de inhoud van de filmpjes en het doel ervan. Ook is de kwaliteit van de filmpjes van groot belang voor het slagen van het onderwijsconcept. Niet alleen technisch gezien, maar ook inhoudelijk. Hoe worden de filmpjes interessant voor de leerlingen? Het sleutelwoord hierbij is betrokkenheid. Zoals ook het geval is in de les, zal de docent ervoor moeten zorgen dat de les interessant genoeg is voor de leerling om het filmpje te bekijken. Een tip hierbij is om in het filmpje verrassende elementen te verwerken. Een grapje hier en daar of een komisch accent kan de leerling betrokken houden en stimuleren de video’s te (blijven) bekijken. Daarnaast is de technische kwaliteit van de filmpjes van belang. Wanneer de filmpjes niet werken of van slechte beeldkwaliteit zijn, zullen leerlingen mogelijk sneller afhaken.
Stappenplan flipped classroom. In het flipped classroom model van Jackie Gerstein, die hieronder weergegeven staat, staan alle activiteiten geordend die samenhangen met Flipping the Classroom. De bovenste helft van de cirkel vertegenwoordigt de activiteiten die gezamenlijk plaatsvinden. De inhoud en de verwerking van de lessen vindt zelfstandig plaats.
Fase 1: gezamenlijke activiteit Het model is cyclisch: de cyclus start rechtsboven bij een gezamenlijke activiteit-fase. Leerlingen worden betrokken bij het onderwerp middels een experiment, game of een andere hands-on activiteit. Het doel van deze activiteit is het wekken van de interesse in het onderwerp. Denk hierbij bijvoorbeeld aan scheikundige experimenten of technologische proefjes. Fase 2: zelfstandig met de inhoud aan de slag Vervolgens gaan de leerlingen zelfstandig in de inhoud-fase aan de slag met de concepten die ze tijdens het experiment hebben ervaren. Zo kunnen ze kijken wat experts te zeggen hebben over het betreffende onderwerp en achterliggende theorie tot zich nemen middels video’s of podcast-lessen. Websites als Khan-Academy en TED Ed kunnen hierbij een rol spelen. In dit onderdeel is het ook van belang om verwerkingsvragen over deze inhoud aan te bieden. Dit kan op verschillende manieren gefaciliteerd worden zoals middels chat, een Google Docs formulier, online toetsje of de elektronische leeromgeving van de school. Fase 3: verwerking van inhoud In de derde fase vindt de verwerking plaats van de inhoud die in fase 1 en 2 zijn aangeboden. Middels geschreven, zelf gefilmde of opgenomen verwerkingsopdrachten wordt betekenis gegeven aan de inhoud van de leerstof. Fase 4: presentatie resultaat Tijdens de laatste fase presenteren de leerlingen wat ze geleerd hebben en passen ze de kennis toe op een manier die voor hen zinvol is.
6.7 De rol van de docent. Door het concept van de flipped classroom toe te passen verandert de rol van de docent. Sommige docenten hebben het idee dat het concept van de de flipped classroom de docent minder belangrijk maakt. Dat is naar onze mening onjuist. Docenten hebben wel degelijk een belangrijke rol in het leerproces van hun leerlingen. Docenten dragen niet alleen waardevolle bronnen aan, zij moeten bovendien in staat zijn om individuele vragen te behandelen waarvoor verdiepende kennis noodzakelijk is. Daarnaast zullen zij misconcepties van leerlingen moeten kunnen analyseren en bespreken. Een docent die volgens het concept van de flipped classroom werkt dient te beschikken over een aantal vaardigheden en competenties die volgens de TPACK benadering als volgt beschreven kunnen worden: ● ●
●
Didactische Kennis (PK): de docent weet welke vormen van activerende didactiek ingezet kunnen worden tijdens de les. Inhoudelijke kennis (CK): de docent is goed op de hoogte van de inhoud van les en welke elementen van belang zijn. Omdat de lesinhoud idealiter moet worden verwerkt tot een filmpje van maximaal 10 minuten zouden vooral de kernaspecten hierin opgenomen moeten worden. Aanvullingen hierop met opdrachten en verwerkingsopgaven moeten veelal op maat gemaakt worden. Technische kennis (TK): de docent dient kennis te hebben van de technische mogelijkheden om filmpjes te maken en deze te verspreiden onder de leerlingen. Maar ook het ontwerpen van het aanvullende materiaal is hier een onderdeel van.
Door het werken middels het flipped classroom concept verandert de rol van de docent van kennisoverdrager naar begeleider van het leerproces. De docent heeft veel meer tijd om de leerlingen te begeleiden bij het maken van de opdrachten of het verdiepen in de stof en dus veel meer individueel contact. Naast het feit dat de docent meer tijd heeft voor de individuele leerling, is er ook veel meer ruimte voor andere werkvormen, de tijd in de les komt vrij voor het aanpakken van lastige problemen of discussies, er is meer ruimte voor het werken in groepjes, er kan onderzoek worden gedaan en leerlingen kunnen samenwerken.
6.8 Programma’s t.b.v. het flipped classroom model De laatste tijd zijn er een flink aantal programma’s ontwikkeld waarmee het eenvoudiger wordt om een les volgens het flipped classroom concept te ontwikkelen. De programma’s werken voor een groot deel op dezelfde manier. Namelijk door middel van 2 belangrijke kenmerken. Zo kan de docent bij de meeste programma’s de visuele informatie in de vorm van video’s, foto’s en/of tekeningen e.d. vastleggen. Nadat deze informatie naar tevredenheid is vastgelegd is het mogelijk om er een ‘voice-over’ bij op te nemen. Dit houdt in dat de docent zelf, vaak mondeling, de uitleg verzorgt bij de visuele informatie. Door middel van deze programma’s wordt het eenvoudiger om lessen volgens het flipped classroom concept te ontwikkelen, wat een groot voordeel is voor het continueren en uitbouwen van dit concept. Nu deze programma’s er zijn zullen er hoogstwaarschijnlijk langzaamaan steeds meer docenten dit concept uit willen proberen en valt daarmee het bezwaar dat het maken van een les volgens het flipped classroom concept tijdrovend en niet opweegt tegen de voordelen hiervan (gedeeltelijk) weg. Een aantal voorbeelden van deze programma’s zijn: Educreations. Dit is een app voor de iPad waarbij de docent op het scherm kan tekenen en tegelijk zijn spraak op kan nemen. De docent kan ook afbeeldingen invoegen om zo levendige filmpjes te maken. Explain Everything Met de app Explain everything kan de docent net als bij Educreations eenvoudig een film maken van tekeningen en teksten. De mogelijkheden zijn echter veel groter en men kan de app koppelen aan bijvoorbeeld Evernote en Box (apps voor externe opslag). Het is ook mogelijk om met deze app een interactie met een website te laten zien en zo instructie te geven over deze website. Screenr Screenr is een online toepassing die op de pc te gebruiken is om screencasts te maken. Alles wat men doet en zegt wordt direct opgenomen. Jing Dit programma dient men op de pc te installeren, zodat deze op de achtergrond altijd aanwezig is. Hierdoor kan men ten allen tijden beschikken over de tool. Met deze tool kan men zowel screenshots maken alsook screencasts. (screenshot is een enkele afbeelding van het scherm en een screencast is een video van de handelingen op het scherm).
6.9 Eigen ervaringen met de flipped classroom. Vanzelfsprekend hebben wij het flipped classroom principe ook in onze eigen werkomgeving gebruikt. Zo hebben wij zelf meerdere filmpjes gemaakt over de lesstof en hebben we instructie video’s gemaakt. Wij hebben de volgende video’s gemaakt en getest volgens het flipped classroom principe: ● 1. Een instructievideo over solderen. http://youtu.be/DxjQ_t8TxvU ● 2. Een instructievideo over het aflezen van een multimeter. http://www.elektroblokken.nl/Meten01.html ● 3. Een video waarin serie- en parallel schakelingen uitgelegd worden. http://youtu.be/wahRe7Yhu88
Voordelen die wij ondervonden hebben tijdens onze flipped classroom test les: ● Je hoeft als docent maar 1x het verhaal te doen, (namelijk tijdens de opname van het filmpje), i.p.v. van voor elke klas die je les geeft hetzelfde verhaal te houden. ● Leerlingen die ziek zijn missen de uitleg niet want die is immers online te bekijken. ● Leerlingen die de stof niet na 1x vertellen/laten zien begrijpen kunnen de uitleg nogmaals terugkijken. ● De dag voor de toets werd het filmpje vele malen bekeken (in het geval van filmpje 2 en 3). ● Leerlingen vertelden dat zij het fijn vonden dat er in de klas niet een lange uitleg gegeven werd, maar dat degenen die het filmpje en de inhoud ervan begrepen direct aan het werk konden. Leerlingen die het filmpje en de inhoud ervan nog niet begrepen hadden, kregen extra aandacht van de docent, wat als prettig ervaren werd.
Beperkingen die wij ondervonden: ● Je moet er tijd in investeren, het blijkt een moeilijke opgave om een filmpje te maken. ● Je moet de film meerdere malen maken om deze optimaal te krijgen. Vooraf kun je namelijk niet precies inschatten waar de leerlingen het beste op reageren. ● Je loopt het risico dat de leerlingen geen aantekeningen meer maken, want ze zien het later wel. ● Niet alle leerlingen maken hun huiswerk en in dit geval hadden niet alle leerlingen het filmpje bekeken. Wat hiervoor handig zou zijn, is als de leerlingen vervolgens in de les met hun eigen device de film alsnog zouden kunnen bekijken. (uiteraard wel met een aantekening dat zij hun huiswerk niet ‘gemaakt’ hebben).
6.10 Slotwoord. Het flipped classroom concept kent vele voordelen maar staat daarnaast nog in de kinderschoenen qua ontwikkeling en uitvoering. Een belangrijk aandachtspunt is dat het flipped classroom concept niet draait om het vervangen van de uitleg in een filmpje. Er dient goed nagedacht te worden over het doel van het uitleggen middels een filmpje. De meerwaarde die het op zou kunnen leveren is dat, omdat er vooraf goed nagedacht wordt door de docent over zijn uitleg, dit de uitleg helderder en duidelijker maakt. Daarnaast is het mogelijk om de uitleg te ondersteunen met duidelijke voorbeelden. Het is dus absoluut niet de bedoeling dat er lukraak een filmpje wordt gemaakt waar vooraf niet over s nagedacht . Een ander voordeel van het gebruik van het flipped classroom concept is dat het, mits juist uitgevoerd, de docent tijdwinst zou moeten opleveren m.b.t. de tijd die hij heeft met zijn leerlingen in de klas. Hierdoor is er mogelijkheid tot verdieping, andere werkvormen en (individuele) hulp aan leerlingen die de stof niet of niet voldoende begrijpen. Er is op deze manier dus een goede mogelijkheid tot differentiëren. Omdat het flipped classroom concept nog aan het begin van zijn ontwikkeling staat valt hiermee nog veel winst te behalen. Docenten hebben nog niet altijd begrepen dat het bij het flipped classroom concept niet gaat om een filmpje van de uitleg, maar dat er een goed didactisch verhaal achter dient te schuilen. Hierdoor wemelt het op dit moment van de ´losse´ filmpjes die ingezet worden als klassikaal ´uitlegmoment´. Een positief punt van het flipped classroom concept is dat men meer na gaat denken over de huidige vorm van onderwijs. Hoe kan de docent zijn toch al beperkte tijd met zijn leerlingen optimaal inzetten en dit alles zonder dat de werkdruk van de docent hoger wordt? Er zijn nu nog veel docenten die het flipped classroom concept wel interessant vinden maar niet goed weten hoe ze dit zelf toe kunnen passen in hun les. Het feit dat men nadenkt over deze vorm van lesgeven en daarbij het eigen onderwijs kritisch bekijkt is een goede stap in de richting van onderwijsvernieuwing. Ook op technologisch gebied valt nog heel wat winst te behalen. Het is op dit moment niet zo heel moeilijk meer om een goed programma te vinden voor het maken van een flipped classroom item. Echter de stappen die daarna volgen kunnen nog wel verder ontwikkeld worden. Waar plaats ik de filmpjes? Hoe kan ik ze op een handige manier ordenen en open stellen voor mijn leerlingen? Een andere veel gehoorde wens is het tot beschikking willen hebben van een controle middel waarmee bepaald kan worden welke leerling de filmpjes wel of niet bekeken heeft en of de leerling de controle vragen wel of niet juist beantwoord heeft. Er is weinig controle mogelijk op de taak die de leerling heeft, namelijk zelf thuis de filmpjes bekijken en de controle vragen maken. We zien dat er de laatste tijd gehoor gegeven wordt aan deze kwestie. Zo bestaat er bijvoorbeeld de website www.knowmia.com waarop de filmpjes geplaatst kunnen worden en de docent kan inloggen om te bekijken welke leerlingen de filmpjes wel en niet bekeken hebben enz. Dit programma is één van de weinigen op dit moment die deze functie aanbiedt. Het
mooiste zou uiteraard zijn dat zo’n soort programma geïntegreerd wordt in de ELO die op een school gebruikt wordt, waarbij de resultaten van de leerlingen direct gekoppeld kunnen worden aan de tijd die ze besteed hebben om de filmpjes te bekijken. Pas dan is het mogelijk om een goed beeld te krijgen van de daadwerkelijke moeite die een leerling in het tot zich nemen van de stof heeft gestoken en de resultaten die hieruit voortgevloeid zijn. Wij zijn van mening dat dit toekomst muziek is maar wel muziek die in de nabije toekomst gedraaid gaat worden.
Starten met sociale media in het onderwijs
Peter Lakeman, Jetske Vleugel, Jaap Wilmink HvA DOO Mens en Technologie Leerjaar 3, 2012 - 2013
Inhoudsopgave Inleiding module 7.1 Sociale media als didactische werkvorm. 7.2 Sociale media in relatie tot de school. 7.3 Sociale media en leeropbrengsten. 7.4 Implementatie van sociale media. 7.5 Sociale media protocol. 7.6 Slotwoord
Inleiding module Op steeds meer onderwijsinstellingen is men de mogelijkheden die sociale media kunnen bieden voor het onderwijs aan het onderzoeken. Sociale media kunnen heel goed ingezet worden ter profileringg van de school, maar kunnen daarnaast ook gebruikt worden door de docent tijdens de les of aansluitend op een les. In deze module gaan wij bekijken wat ervoor nodig is om een school te laten starten met social media in het onderwijs.
Bronnen ● ● ● ●
www.smihopedia.nl http://www.boektweepuntnul.nl/ http://www.vo-raad.nl/ http://www.kennisnet.nl/themas/sociale-media/
Activiteiten Wij gaan uitzoeken wat er nodig is om sociale media in te zetten en actief te gebruiken in het onderwijs. Hierbij kijken wij niet alleen naar de didactische kant, maar ook naar zaken als schoolprofilering en beheersbaarheid.
Technologische aspecten Deze module heeft geen directe technologische aspecten.
Didactische aspecten Deze module heeft geen directe didactische aspecten.
Verantwoording kennisbasis Kennisbasis grafimedia: 1.1 Het maken van een presentatie met behulp van bestaande programma’s 3.4 Beeldschermtypografie Zie bijlage 1 (kennisbasis grafimedia)
Koppeling pijlers mens en technologie 2.4 Maatschappelijk perspectief 2.10 Consequenties van ontwikkelingen en innovaties 2.11 Relatie leggen tussen technologie en maatschappelijke waarden 4.6 Recente ontwikkelingen in de technologie Zie bijlage 2 (kennisbasis mens en technologie)
Koppeling kennisbasis docent technische beroepen A Identiteit A1 Beroepsidentiteit; A2 Professionele beroeps- en kennisontwikkeling; A3 Roldifferentiatie A4 Medewerker binnen de onderwijs organisatie B Content B1 Technologische inhoud; B2 Technologische geletterdheid B3 ICT toepassingen binnen het onderwijs; C Context C1 Leeromgeving; C2 Onderwijsomgeving/organisatie; C3 Maatschappelijke context/onderwijsbeleid D Doelgroep D1 Beginsituatie D2 Belevingswereld D3 Communicatie D4 Differentiatie binnen de doelgroep E Didactische methode E1 Denk- en leerprocessen E2 Intuïtieve begrippen E3 Motivatietheorieën E4 Didactische modellen en werkvormen E5 Evalueren en beoordelen
7.1 Sociale media als didactische werkvorm Sociale media kunnen een toegevoegde waarde hebben voor het onderwijs. Dit geldt vooral bij scholen waarin de leerling en het leerproces centraal staan, waarin activerende werkvormen worden gebruikt en waarin interactie en communicatie een belangrijke rol spelen. Om sociale media op een nuttige manier in te zetten voor het leren, dient men zich te verdiepen in didactiek, technologie en de wijze waarop didactiek en technologie elkaar beïnvloeden. Om alle kansen goed te kunnen benutten moet men voldoende oog hebben voor de technologische mogelijkheden. De techniek moet echter niet voorop staan. Van belang is om te vertrekken vanuit leerdoelen en niet vanuit de techniek. Het gebruiken van sociale media is niet een doel op zich, maar levert vele extra's en variatie op in het onderwijs. Bij de inzet van sociale media is er een grote kans dat het onderwijs een betekenis krijgt die voor leerlingen boeiend is en waar buiten de school ook iets mee gedaan wordt. Didactische kracht van sociale media. ● Sociale media kunnen helpen een krachtige, afwisselende leeromgeving te creëren. Er zijn tal van voorbeelden van sociale media die het mogelijk maken om een afwisselende en motiverende leeromgeving te creëren. Een belangrijk kenmerk daarbij is de authenticiteit. ● Sociale media stellen leerlingen in staat om kennis te creëren. Sociale media zijn bij uitstek geschikt om leerlingen actief aan de slag te laten gaan met het verzamelen, filteren, verwerken en delen van informatie. ● Dankzij sociale media kunnen leerlingen hun producten nu aan een veel breder publiek tonen. Dat werkt niet alleen heel motiverend, maar het zorgt er ook voor dat leerlingen extra veel zorg besteden aan de producten. ● Sociale media kunnen de muren van de school doorbreken. Dankzij sociale media komen leerlingen en docenten gemakkelijk in aanraking met verschillende opvattingen over een bepaald onderwerp waarvan men kan leren. ● Sociale media helpen denk- en samenwerkingsprocessen transparant te maken. Leerlingen kunnen samenwerken aan documenten, maar tegelijkertijd biedt het een tool waarbij de docent de historie van de ontwikkeling van het document kan bekijken. Op die manier kan de docent nagaan welke leerlingen een actieve, en welke leerlingen een minder actieve rol hebben gespeeld in het samenwerkingsproces. ● Sociale media helpen leerlingen te denken in netwerken, de relaties en systemen. ● Sociale media lenen zich bij uitstek voor het activeren van voorkennis. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de inzet van YouTube of het online zetten van een poll. ● Sociale media lenen zich ook voor het evalueren van de lesstof.
7.2 Sociale media in relatie tot de school Er zijn verschillende invalshoeken om te kijken naar de inzet van sociale media in het onderwijs.
Schoolorganisatie Als men kijkt naar de inzet van sociale media vanuit de schoolorganisatie, dan bestaat er een behoefte om de inzet van sociale media goed te reguleren. Er zal vooral gekeken worden naar de gevaren en de mogelijkheden om deze zoveel mogelijk te beperken. Het opstellen van een social media protocol is vooral vanuit de visie van de schoolorganisatie wenselijk. Kernbegrippen hierbij zijn: ● Social media protocol ● Privacy ● Beheersbaarheid ● Faciliteren
School profilering In het verlengde van de visie vanuit de schoolorganisatie, hoort ook de positionering van de school zelf. Op dit moment gebeurt dat voornamelijk via een website. Deze is echter, in verhouding tot sociale media, statisch van opzet. Het beheer van de website en de invulling van de content ligt bij een klein aantal mensen. Het zou een minder statisch geheel vormen wanneer alle leerlingen en docenten ingezet zouden kunnen worden bij het genereren van positieve content met betrekking tot de school. Hier liggen vele kansen voor de inzet van sociale media, waarbij de eventuele gevaren niet onderbelicht mogen blijven. Kernbegrippen hierbij zijn: ● Positieve vibe creëren ● Instroom nieuwe leerlingen ● Invulling vacatures ● Ouder contact ● “Wij zijn trots op onze school”
Leerlingen De leerlingen kijken vanuit een geheel andere invalshoek naar de inzet van sociale media. Voor de meeste leerlingen is het gebruik van sociale media een dagelijkse gewoonte. Zij maken al gebruik van smartphones en staan continue in verbinding met elkaar. Het delen van informatie is een tweede natuur geworden. Kernbegrippen hierbij zijn: ● 24/7 informatie beschikbaar ● Samen leren ● Informatie vergaren ● Erkenning ● Privacy
Docenten De docenten staan feitelijk tussen de schoolorganisatie en de leerlingen in. De inzet van sociale media kan de les positief, maar ook negatief beïnvloeden. De inzet van sociale media kan de werkdruk verlagen en het werkplezier verhogen. Ook hier liggen voldoende kansen. Kernbegrippen hierbij zijn: ● Ook buiten schooltijden contact ● Uitdagende nieuwe werkvormen ● Samenwerking met collega’s ● Informatie vergaren ● Kortere lijntjes met collega’s, leerlingen, ouders en de school ● Privacy
7.3 Sociale media en leeropbrengsten Juist bij actieve werkvormen waarbij het draait om participatie, productie en samenwerking (onderaan in de piramide) scoren sociale media goed. Bij die actieve werkvormen levert de inzet van sociale media rijke leeropbrengsten op.
7.4 Implementatie van sociale media Docenten zijn soms nog huiverig om sociale media in hun onderwijs te gebruiken. Enerzijds door onbekendheid en anderzijds door de privacy-issues. Bij het enthousiasmeren van de docenten is het belangrijk om de meerwaarde van sociale media aan te tonen. Dat kan het eenvoudigst door het laten zien van voorbeelden en het zelf laten ervaren. Geef docenten scholing en de ruimte om te experimenteren. Fouten maken mag, dat hoort bij het leerproces. Na eigen ervaring zal het enthousiasme vanzelf komen. Komt het niet, accepteer dan dat deze docent misschien niet ‘2.0’ is maar wel een goede docent kan zijn die in ieder geval een oprechte poging heeft ondernomen om zich in de nieuwe media te verdiepen. Overigens komt de angst meestal voort uit gebrek aan kennis.
Starten met sociale media op school. Het beste kan gestart worden met het benaderen van de docenten die zelf al actief zijn op Twitter, Facebook of LinkedIn. Dit kunnen collega’s zijn die dit alleen in hun privé-tijd doen, maar ook docenten die al op kleine schaal sociale media voor hun lessen inzetten. Juist door te starten met collega’s die al gebruik maken van sociale media en daar meer over willen weten kan er een enthousiaste kerngroep gecreërd worden. Probeer zeker niet de overige collega’s over te halen om min of meer tegen hun wil sociale media te gebruiken. Dit leidt tot veel weerstand en negatieve energie gaat zeker niet werken.
Vorm met een aantal mensen uit de organisatie een kerngroep met één persoon die een voortrekkersrol heeft en de verantwoordelijkheid draagt. Deze persoon moet wel commitment hebben van het management. Geef deze mensen uit de kerngroep tijd om te besteden aan beleidsontwikkeling en het uitdragen van de mogelijkheden van sociale media en kennis over sociale media. Zij kunnen missiewerk verrichten en anderen enthousiasmeren om ook sociale media in te zetten. Op die manier wordt de kans vergroot dat mensen de meerwaarde van het gebruik van sociale media door hun vakgenoten/collega’s zien en er zelf mee aan de slag gaan.
Het is een inkopper: ‘be good and tell it’. Maak bekend dat informatie over de school verspreid wordt via Twitter of Facebook; dan zullen docenten op de sites kijken en er op een gegeven moment wellicht ook gebruik van maken.
Stappenplan voor de invoering van sociale media op school 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Opstellen social media protocol. Doel bepalen bij inzet sociale media op school (profilering, leraar 2.0, werkvorm etc.). Inventariseren bij collega’s wie al sociale media gebruikt. Keuze maken welke sociale media platformen gebruikt gaan worden. Inventariseren en claimen van gebruikersnamen op sociale media. Betrekken enthousiaste en/of nieuwsgierige docenten. Inventariseren bij vakgroepen/teams naar mogelijkheden en wensen. Opstellen praktische afspraken bij gebruik sociale media op school. Organiseren workshops over mogelijkheden van sociale media in de les. Starten met sociale media monitoring en verantwoordelijken aanwijzen. Opstellen plan profilering van de school op sociale media. Opstellen plan ouders/verzorgers communicatie middels sociale media.
7.5 Sociale media protocol Nog relatief weinig schoolbesturen en scholen hebben een eigen protocol voor het omgaan met sociale media als Hyves, Facebook en Twitter. Als een school zo’n protocol niet heeft, kan dat leiden tot discussies en zelfs ernstige conflicten met docenten, leerlingen en ouders over wat wel en niet is toegestaan. Heldere richtlijnen voor het gebruik van sociale media zijn daarom van groot belang. De VO-raad heeft een sociale media protocol opgesteld, die is overgenomen door een aantal scholen, maar waar ook zeer veel negatieve reacties uit zijn ontstaan door sociale media experts. Het sociale media protocol van de VO-raad laat nagenoeg niets toe op school qua sociale media en is in onze ogen een onwerkbaar document. Wij hebben dit protocol als basis gebruikt, maar aangepast tot een in onze ogen werkbaar document voor zowel de school, de docent alsook de leerlingen en hun ouders/verzorgers. Dit protocol stelt de gebruikers in staat actief te werken met sociale media, maar geeft duidelijke richtlijnen alsook sancties. Dit sociale media protocol kan gedupliceerd en gebruikt worden voor scholen in het voortgezet onderwijs.
Protocol sociale media Voorbeeldschool Sociale media zoals Hyves, Twitter, Facebook, YouTube en LinkedIn zijn niet meer weg te denken in het dagelijks leven, dus ook niet bij ons op school. Het biedt extra mogelijkheden voor begeleiding, om andere werkvormen toe te passen en om kennis uit te wisselen. Daarnaast biedt het de mogelijkheid om te laten zien dat je trots bent op je school en kan het een bijdrage leveren aan een positief imago van Voorbeeldschool. Van belang is te beseffen dat je met berichten op sociale media net zo gemakkelijk (onbewust) de goede naam van de school en betrokkenen kunt schaden. Daarom vragen wij om bewust met sociale media om te gaan. Voorbeeldschool vertrouwt erop dat haar medewerkers, leerlingen en andere betrokkenen zoals bijvoorbeeld vrijwilligers verantwoord omgaan met sociale media en heeft dit protocol ontwikkeld om iedereen die bij de organisatie betrokken is, of zich daarbij betrokken voelt, daarvoor richtlijnen te geven.
Uitgangspunten ● Voorbeeldschool onderkent het belang van sociale media. ● Dit protocol draagt bij aan een goed en veilig school-- en onderwijsklimaat. ● Dit protocol bevordert dat de medewerkers, leerlingen en andere betrokkenen op de sociale media communiceren in het verlengde van de missie en visie van onze school en de reguliere fatsoensnormen. In de regel betekent dit dat we respect voor elkaar hebben en iedereen in zijn waarde laten. ● De gebruikers van sociale media dienen rekening te houden met de goede naam van Voorbeeldschool en van iedereen die betrokken is bij deze organisatie.
●
Het protocol dient Voorbeeldschool, haar medewerkers, leerlingen en andere betrokkenen tegen zichzelf en anderen te beschermen tegen de mogelijke negatieve gevolgen van de sociale media.
Doelgroep en reikwijdte ● Dit protocol is bedoeld voor alle betrokkenen die deel uitmaken van Voorbeeldschool, dat wil zeggen, medewerkers, leerlingen en betrokkenen die op een andere manier verbonden zijn aan Voorbeeldschool zoals bijvoorbeeld vrijwilligers. ● De richtlijnen in dit protocol hebben enkel betrekking op school gerelateerde berichten of wanneer er een overlap is tussen school, werk en privé. Sociale media in de school A. ● ●
● ●
●
●
Voor alle gebruikers (medewerkers, leerlingen en andere betrokkenen). Het is medewerkers en leerlingen uitsluitend toegestaan sociale media te gebruiken tijdens de lessen indien dit in het kader van de les en/of school is. Het is betrokkenen toegestaan om kennis en informatie te delen, met dien verstande dat het de betrokkenen niet schaadt en de normale fatsoensnormen in acht worden genomen. De betrokkene is persoonlijk verantwoordelijk voor de inhoud die hij/zij publiceert op de sociale media. Elke betrokkene dient zich ervan bewust te zijn dat de gepubliceerde teksten en uitlatingen voor onbepaalde tijd openbaar zullen zijn, ook na verwijdering van het bericht. Het is betrokkenen niet toegestaan om foto--‐ , film--‐ en geluidsopnamen van school gerelateerde situaties op de sociale media te zetten tenzij betrokkenen hier uitdrukkelijk toestemming voor plaatsing hebben gegeven. Alle betrokkenen nemen de fatsoensnormen in acht. Als fatsoensnormen worden overschreden (bijvoorbeeld: mensen pesten, kwetsen, stalken, bedreigen, zwartmaken of anderszins beschadigen) dan neemt de organisatie passende maatregelen. Zie ook: Sancties en gevolgen voor medewerkers en leerlingen.
B. Voor medewerkers tijdens werksituaties. ● Medewerkers hebben een bijzondere verantwoordelijkheid bij het gebruik van sociale media: privémeningen van medewerkers kunnen eenvoudig verward worden met de officiële standpunten van onze school. Indien een medewerker deelneemt aan een discussie die (op enigerlei wijze) te maken heeft met Voorbeeldschool, dient de medewerker te vermelden dat hij/zij hier werkzaam is. ● Als online communicatie dreigt te ontsporen, dient de medewerker direct contact op te nemen met zijn/haar leidinggevende om de te volgen strategie te bespreken.
●
Bij twijfel of een publicatie welke in strijd is met de richtlijnen in dit protocol, neemt de medewerker contact op met zijn/haar leidinggevende. Bij twijfel geldt: niet publiceren.
C. Voor medewerkers buiten werksituaties ● Het is de medewerker toegestaan om school gerelateerde onderwerpen te publiceren mits het geen vertrouwelijke of persoonsgebonden informatie over de school, zijn medewerkers, leerlingen, ouders/verzorgers en anderen betrokkenen betreft. Tevens mag de publicatie de naam van Voorbeeldschool niet schaden. ● Indien de medewerker over Voorbeeldschool publiceert dient hij/zij het bericht te voorzien van de melding dat de standpunten en meningen in dit bericht de eigen persoonlijke mening zijn en los staan van eventuele officiële standpunten van de organisatie. ● De medewerker dient zich ervan bewust te zijn dat een profielfoto op sociale media openbaar is voor iedereen, ook al ben je geen ‘vrienden’. De medewerker plaats dan ook geen profielfoto op de sociale media die zijn /haar geloofwaardigheid als professional aantast.
Sancties en gevolgen voor medewerkers en leerlingen ●
Medewerkers die in strijd handelen met dit protocol maken zich mogelijk schuldig aan plichtsverzuim. Alle correspondentie omtrent dit onderwerp wordt opgenomen in het personeelsdossier.
●
Afhankelijk van de ernst van de uitlatingen, gedragingen en gevolgen worden naar medewerkers toe passende rechtspositionele maatregelen genomen welke variëren van waarschuwing, berisping, schorsing, ontslag en ontslag op staande voet.
●
Leerlingen, die in strijd met dit protocol handelen, maken zich mogelijk schuldig aan verwijtbaar gedrag. Alle correspondentie omtrent dit onderwerp wordt opgenomen in het leerlingdossier.
●
Afhankelijk van de ernst van de uitlatingen, gedragingen en gevolgen worden naar leerlingen toe passende maatregelen genomen die variëren van waarschuwing, schorsing of verwijdering van school.
Indien de uitlatingen van leerlingen en/of medewerkers mogelijk een strafrechtelijke overtreding inhoudt, zal door Voorbeeldschool aangifte bij de politie worden gedaan.
7.6 slotwoord Het gebruik van sociale media in het onderwijs kan voor zowel leerling, docent als onderwijsinstelling van grote meerwaarde zijn, mits goed toegepast. Wij hebben gemerkt dat een groot deel van de onderwijsinstellingen zich wel zijdelings bezighoudt met het gebruik van sociale media, maar daarnaast ook bang is om dit middel in te zetten in de dagelijkse onderwijspraktijk. Dit is ook wel begrijpelijk, want er zijn tal van voorbeelden te noemen van sociale media uitingen die negatief in het nieuws zijn gekomen of een negatief effect hebben veroorzaakt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan project X in Haren. Door het gebruik van sociale media op een juiste en verantwoorde manier toe te passen is het mogelijk om hiermee positieve effecten te bereiken en kan dit het onderwijs leuker, interessanter en minder statisch maken. Met dat laatste bedoelen wij dat het onderwijs van tegenwoordig niet alleen maar door de docent aangeleverd hoeft te worden. Een leerling kan iets meemaken, lezen op internet of gezien hebben op het nieuws wat hij vervolgens aandraagt bij klasgenoten en docenten via sociale media. Een gesprek of discussie hierover is niet ondenkbaar. Door het gebruik van sociale media in het onderwijs is het mogelijk allerlei discussies en actuele onderwerpen bij de dagelijkse lespraktijk te betrekken.Daarnaast werkt het ook andersom; door sociale media kun je je als school, docent of leerling profileren in de wereld en met name in onderwijsland. Docenten dienen indien nodig geschoold te worden in het omgaan met sociale media en kunnen vervolgens met elkaar, mogelijk in werkgroepen, didactische toepassingen bedenken die bij hun onderwijs past. Er dient hiervoor wel een duidelijke visie aanwezig te zijn m.b.t. het gebruik van sociale media in het onderwijs waarin heldere afspraken geformuleerd zijn. Een social media protocol kan hierbij uitkomst bieden.
Slotwoord Afgelopen jaar hebben wij, Jaap Wilmink, Jetske Vleugel en Peter Lakeman, onze ontworpen wereld gewijd aan het thema ‘Didactische Technologie’. Dit begrip welke wij zelf in het leven hebben geroepen, heeft voor ons het afgelopen jaar een duidelijke betekenis gekregen. Alle elementen die van toepassing zijn op technologische onderwijsvernieuwing vallen samen onder de noemer Didactische Technologie. Wij hadden ons aan het begin van dit jaar ten doel gesteld het onderwerp ‘Didactische Technologie’ op te delen in verschillende modules om op deze manier verschillende thema’s binnen dit onderwerp te kunnen uitwerken en belichten. Gedurende het proces van informatie verzamelen en arrangeren hebben wij verschillende thema’s langs zien komen die allen perfect aan zouden sluiten bij Didactische Technologie. Hieruit blijkt dat Didactische Technologie op dit moment een zeer actueel thema is en waar vanuit onderwijsland veel interesse in is. Wij gebruikten zelf al een aantal tools en concepten die binnen de besproken thema’s vallen. Doordat wij ons nu verdiept hebben in de visie en (wetenschappelijke) achtergrond van het gebruik van deze technologische lesmethoden hebben wij meer inzicht gekregen in de manier waarop dit toegepast dient te worden en de theoretische achtergrond waarom juist deze methode goed werkt. Wij hadden onszelf ten doel gesteld onze kennis over te dragen en uit te dragen naar onze medestudenten cq (toekomstige) collega’s. Dit hebben wij afgelopen jaar bewerkstelligd door een aantal workshops te verzorgen m.b.t. thema’s binnen de Didactische Technologie. Ook hebben wij een aantal didactisch technologische concepten zelf uitgetest in praktijksituaties, namelijk door dit met onze eigen leerlingen in de klas toe te passen. Een voorbeeld hiervan is het flipped classroom concept wat wij getest hebben met onze eigen leerlingen en het digitale portfolio wat wij met onze eigen leerlingen gemaakt hebben. Onze bevindingen m.b.t. het toepassen van Didactische Technologie in het onderwijs zijn over het algemeen positief. Er zijn wel een aantal kanttekeningen te maken m.b.t. het gebruik hiervan. Zo dient de docent ervoor open te staan en een duidelijke visie te formuleren ten aanzien van de les en het doel wat hierbij hoort. Daarnaast moet hij geen angst hebben dat één en ander niet vlekkeloos verloopt. Didactische Technologie staat voor een groot deel nog in de kinderschoenen en het testen hiervan en vervolgens aanpassen en mogelijk nog een keer aanpassen van de les horen bij dit proces van onderwijsvernieuwing. Dit gezegd hebbende willen wij nog een andere factor aanstippen waarmee rekening gehouden dient te worden m.b.t. het toepassen van Didactische Technologie. Dit betreft namelijk de randvoorwaarden. Bedenk je goed dat niet alle randvoorwaarden altijd en overal goed werken, denk hierbij aan het gebruik van internet (met de nodige geblokkeerde websites), het gebruik van een beamer (welke mogelijk niet in praktijklokalen aanwezig is en houdt ook rekening met de voorzieningen waarover leerlingen al dan niet thuis beschikken. Het gebruik van technologie in de les zorgt er nog niet voor dat dit ook onder de noemer Didactische Technologie valt. Technologie wordt pas Didactische Technologie wanneer hier een concept met daarin een duidelijke visie aan ten grondslag ligt. Een laatste opmerking; laat je vooral niet leiden door alle valkuilen en beren op de weg, maar doe, test, beleef en geniet van Didactische Technologie in je onderwijs!
Bijlagen
1
Kennisbasis Grafimedia
2
Kennisbasis lerarenopleiding mens en technologie
15 oktober 2009
Kennisbasis Grafimedia Thema 1. Werken met Grafische presentatieprogramma’s
Categorie/kernconcept 1.1 Het maken van een presentatie met behulp van bestaande programma’s
1.2 Diamodellen
1.3 muziek/geluidsfragmenten
1.4 animated GIF bestanden
1.5 Koppeling van animatie aan tekst en objecten 1.6 Actieknoppen en hyperlinks
Kennisbasis Grafimedia
Omschrijving van de categorie Studenten moeten inzicht krijgen van het gebruik van presentaties in het onderwijs. Alsmede de verschillende mogelijkheden van de presentatievormen die gebruikt kunnen worden binnen het onderwijs, met name de interactie naar de leerlingen is een van de onderdelen. Binnen de presentatieprogramma’s zijn er keuzes voor het werken met diamodellen of templates, de student weet welke vorm hij kiest en kan hier een onderbouwing voor geven Binnen presentaties is het mogelijk om geluids en of muziek bestanden in te voegen. De student heeft kennis van geluids/muziekbestanden en kan deze bestanden implementeren in een presentatie
Opmerking Workshop “presenteren”
De presentaties kunnen worden ondersteund door animatie en of GIF bestanden Hiervoor heeft de student kennis van. - GIF bestanden - Animaties - Relatie tussen GIFF en animaties - Invoegen van bestanden - Gebruik en toepassing van de bestanden Het gebruik van animatie kan op verschuillende manieren, de student kan de animatie koppelen aan verschillende tekst en of objecten Binnen een presentatie is het mogelijk om bijvoorbeeld het werken met keuze menu’s hierbij kan er binnen de presentatie gewerkt worden met verschillende niveaus. De student heeft inzicht in werken met keuzemenu’s en hyperlinks
Pagina 1
1-4-2010
Thema 2. Grafimedia Branche
Categorie/kernconcept 2.1 Overzicht van de totale Grafimedia Branche
Omschrijving van de categorie De grafimedia is een branche met veel verschillende beroepen en disciplines de student moet aan kunnen geven hoe de branche organisatie in elkaar steekt en deze informatie toegankelijk maken voor leerlingen
Opmerking Trend rapport , Grafimedia in cijfers
2.2 Inzicht in de verschillende beroepen De student moet kunnen verklaren en interpreteren hoe binnen de Branche de kwalificatie structuur binnen de Grafimedia branche is opgebouwd.
Kennisbasis Grafimedia
2.3 Ontwikkelingen binnen de Grafimedia Branche
De ontwikkelingen binnen de branche gaan erg snel mede door de automatisering en de ICT verdwijnen beroepen en komen er nieuwe werkzaamheden/ functies bij. De student moet inzicht hebben in de consequenties van deze veranderingen binnen de Grafimedia Branche
2.4 Inzicht in de cijfers binnen de Branche
Jaarlijks komt er van het KVGO een overzicht van de omzetcijfers binnen de Branche de student moet deze cijfers kunnen toelichten
2.5 Inzicht in de verschillende opleidingsmogelijkheden binnen de grafimedia Branche
Er zijn veel opleidingsmogelijkheden binnen de Branche, de student moet duidelijk kunnen maken welke opleidingsrichting een leerling het beste kan kiezen en welke mogelijkheden deze keuze met zich meebrengt
2.6 Inzicht in de werkgelegenheid binnen de Grafimedia Branche
Een student moet inzicht hebben in de werkgelegenheid om op deze werkgelegenheid binnen de Grafimedia sector om leerlingen hiervan op de hoogte te brengen
Pagina 2
1-4-2010
Thema 3. Grafimedia Techniek “Typografie”
Kennisbasis Grafimedia
Categorie/kernconcept 3.1 Typografie
Omschrijving van de categorie Typografie is de basis om boodschappen goed over te brengen het is een van de grondbeginselen van de Grafimedia. De student heeft kennis van - de letter - de vormen - Typografische maatsystemen - Lettertypes en classificatie - Ethische eigenschappen - Opgemaakte teksten
3.2 Typografische Vormgeving
Naast de letters is het vormgeven van groot belang. Hierbij zijn de basisbegrippen belangrijk. Naast de basisbegrippen moet de student inzicht hebben in: - vormen van pagina’s - systeemtypografie - vormgevingselementen - communicatieve eigenschappen - productgerichte vormgeving
3.3 gebruik van kleur
Bij het juist brengen van en boodschap is kleurgebruik een van de manieren om een boodschap aanspreekbaar te maken. De student heeft inzicht in het verschillend kleurgebruik binnen de typografie - kleurgebruik - contrasten - kleurtoepassingen - invloedsfactoren
3.4 Beeldschermtypografie
Beeldschermen zijn een heel ander medium dan papier. De student heeft inzicht in: - verschil tussen beeldscherm/papier - contrast in relatie tot kwaliteit - opbouw van een letter - resolutie dpi
Pagina 3
Opmerking Vormen van letters
1-4-2010
- eisen die worden gesteld - toepassingsmogelijkheden - speciale beeldschermletters
Thema 4 Grafimedia techniek “Kleurenleer”
Kennisbasis Grafimedia
Categorie/kernconcept 4.1 Het begrip licht
Omschrijving van de categorie De student kan uitleggen dat Elektromagnetische golven de basis zijn voor lichtenergie, dat golfbewegingen van het licht wordt weegegeven in een frequentie. Dat elektromagnetische golfen deel uit maken van het elektromagnetische spectrum in dat door de zon wordt uitgezonden. Dat het zichtbare licht slechts een klein deel is van het totale spectrum. En dat de golflengte varieert van 380 tot 760nm
4.2 Het begrip kleur
Een student kan verklaren hoe kleuren ontstaan. Hij kan verklaren hoe het spectrum ontstaat. De student heeft inzicht in het waarnemen van kleuren en aangeven in welke gebieden dit is ingedeeld. - breking van licht - werking van een prisma - reflectie van het witte licht
4.3 Absorptie en reflectie
Een student kan verklaren de functie van: - absorptie - reflectie - licht - het oog Daarnaast kan de student verklaren welke samenhang hierbij een rol speelt
Pagina 4
opmerking DVD “Kleurenleer”
1-4-2010
Thema 5 Arbo en Milieu
Kennisbasis Grafimedia
4.4 Werking van het oog
De student kan de werking van het oog verklaren met name op: - de functie van het netvlies - de gevoelige cellen in het oog - kegeltjes - staafjes - functie van pigmenten - zichtgebied
4.5 Kleur menging
De student kan aangeven hoe kleurmening tot stand komt, hij kan daarbij verklaren: - de primaire licht kleuren - de primaire inktkleuren - auditieve kleurmenging - subtractieve kleurmening
4.6 Eigenschappen van inkt
De student heeft inzicht in de verschillende eigenschappen van inkt en de invloed hiervan bij het zien van kleuren. - transparantie - dekkend - kleurtoon - helderheid - verzadiging - complementaire kleuren
Categorie/kernconcept 5.1 wetgeving
Omschrijving van de categorie De student heeft kennis en inzicht in de arbeidsomstandigheden, veiligheid en milieu in de Grafimedia branche. - arbo wet - verantwoordelijkheid - rechten en plichten - RI&E
Pagina 5
opmerking Workshop Arbo/Milieu
1-4-2010
Kennisbasis Grafimedia
5.2 Veiligheid
De student heeft inzicht in de veiligheidseisen binnen de arbo wetgeving. mbt risico’s - mechanisch - elektrisch - thermisch - chemisch - fysisch - biologisch En de verschillende soorten gevaren die hierbij kunnen optreden.
5.3 Gezondheid
De student heeft kennis en inzicht in de gezondheidsrisico’s op de werkplek Gezondheidsrisico’s zijn : - blootstelling aan schadelijke stoffen - blootstelling aan grote temperatuursverschillen - gehoorschade door lawaai, - rug klachten door te zware belasting - overspannenheid door te zware werkdruk.
5.4 Welzijn
De student heeft inzicht in de verschillende aspecten voor het welzijn van de werknemers. Elementen die invloed hebben op het welzijn van werknemers zijn - de inrichting van de werkplek - temperatuur,licht - het werken naar eigen inzicht - de vakbekwaamheid - de voorziening binnen het bedrijf Alle aspecten rond de arbo zijn er met name ook op gericht om het ziekteverzuim terug te dringen. De grafimedia branche heeft daar zelfs een convenant voor afgesloten.
Pagina 6
1-4-2010
Thema 6. Vakdidactiek 1
Kennisbasis Grafimedia
5.5 Risico inventarisatie & evaluatie
De student heeft kennis en inzicht in de verschillende aspecten van een risico-inventarisatie en evaluatie - inventariseren van de risico’s - analyseren van de risico’s - vergelijking van de risico’s met de norm - pstellen van een plan van aanpak - RI&E Grafimedia
5.6 Plan van aanpak
De student heeft inzicht in een plan van aanpak, waarin wordt aangegeven op welke wijze de risico’s beheerst zullen worden en welk tijdspad daarbij wordt gehanteerd.
5.7 Milieu
De student heeft inzicht en kennis van milieu eisen die worden gesteld door de overheid of Grafimedia branche.. Bij milieuverontreiniging kunnen we drie soorten onderscheiden - bodemverontreiniging - luchtverontreiniging - waterverontreiniging In de grafimedia branche wordt veel gewerkt met oplosmiddelen en vluchtige stoffen en chemicaliën om ervoor te zorgen dat de verontreiniging beperkt blijf zijn hier over milieu afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in conventen. De student heeft kennis van deze afspraken
Convenant vluchtige stoffen van de Grafimedia
Categorie/kernconcept 6.1 Competentiegericht onderwijs
Omschrijving van de categorie Competenties, kwalificatie structuur
opmerking
6.2 Leeromgeving
Doel, functie en inrichting van praktijklokalen, wetgeving, inventaris, risicoanalyse, ontruimingsplan
Pagina 7
1-4-2010
Kennisbasis Grafimedia Thema 1. Ontwerpen / Vormgeven
Kennisbasis Grafimedia
6.3 Leergebieden 6.4 Leerinhouden
Relaties tussen vakken leggen, werkplekkenstructuur Analyseren van leerinhouden, cases ontwikkelen in competentie gericht onderwijs
6.5 Methoden
Bestaande methoden analyseren, lessen ontwerpen, uitvoeren, -evalueren (formatief en summatief)
6.6 Onderzoek
Opzetten, uitvoeren en analyseren van systematisch onderzoek van bestaande technieken en/of bereidingswijzen; variaties ontwerpen in bereidingsschema’s, technieken plannen
Categorie/kernconcept 1.1 Grondbeginselen
Omschrijving van de categorie Grafische vormgeving is het visueel vormgeven van ideeën in verschillende media, met als doel om mensen iets mee te delen. Dit vereist de inzet van zowel artistieke als technische vaardigheden. Bij grafische vormgeving wordt zowel visuele expressie als creativiteit nagestreefd in de presentatie van tekst en afbeeldingen. De student heeft kennis en inzicht in de grondbeginselen van het ontwerpen en vormgeven
1.2 Ideeën ontwikkelen
Het werken met een “mood board” of prikbord brengt het denkproces op gang en zal vaak een grote bijdrage leveren aan het ontwikkelen van het uiteindelijke ontwerp. De student kan het denkproces op gang zetten met behulp van verschuillende technieken: - brainstoming - mindmapping - moodboard
1.3 ideeën visualiseren
Vaak worden ideeën eerst op papier gezet dmv schetsten.
Pagina 8
opmerking Grafisch Ontwerpen het nieuwe handboek voor visuele communicatie
1-4-2010
Hierbij zal er in eerste instantie ruwe invallen worden geschetst. Hierna zal er worden gekozen voor een concept. Uiteindelijk moet deze visualisatie leiden tot een ontwerpschets. De student kan dmv van schetsen concepten opstellen.
Kennisbasis Grafimedia
1.4 Ontwerpprogramma’s
De ontwerper/vormgever heeft de keuze uit verschillende software programma’s om zijn ontwerp verder uit te werken en op te maken.de student heeft kennis van de relevante softwarepakketten oa. - Adobe,Photoshop, illustrator en InDesign. - Macromedia, Freehand en Dreamwever. Voor het opmaken wordt binnen de grafimedia branche ook veel gebruik gemaakt van Quark XPress. Ook is er veel sofware voor webdesign en zijn er animatieprogramma’s De student heeft inzicht in de verschillende relevante programma’s., en kan een vertaling maken naar de inzet van de verschillende softwarepakketten.
1.5 Opmaak
Als een ontwerp klaar is voor de opmaak zal er gekeken moeten worden naar het formaat het stramien en de marges. Met de basisindeling wordt structuur en orde aangebracht in het ontwerp De student heeft kennis en inzicht in - vlakverdeling - wit marge - opmaak - bruto/netto formaat
1.6 Opmaakstijlen
De opmaak kent twee basisstijlen de symmetrische en de asymmetrische en de integratie van beide stijlen. De student heeft inzicht in de verschillen tussen deze opmaakstijlen, en kan deze interpreteren
Pagina 9
1-4-2010
Thema 2. Grafimedia productie
Kennisbasis Grafimedia
Categorie/kernconcept 2.1 Voorbereiding
Omschrijving van de categorie Werkinstructie voorafgaand aan de productie moet voldoen aan voorwaarden. De student heeft inzicht in de onderstaande aanlevervoorwaarden - Tekst aangeleverd, - fonts, - beeldmateriaal - lay-out. Ook zijn er software programma’s die deze controle uitvoeren. Flight check en Pitsstop zijn twee van deze systemen. De student moet kennis hebben van deze bovenstaande of andere relevante programma’s
2.2 Keuze in productie
Er zijn diverse mogelijkheden voor de productie. Keuzes kunnen gemaakt worden uit conventionele print, digitale print., database, DVD of webproducties. Al deze verschillende productievormen kennen een eigen weg voor de klaarmaken van het ontwerp voor het produceren. De student moet inzicht hebben in de verschillende productiewijze met de daarbij horende procedures.
2.3 Nieuwe media
Internet in combinatie met de groeiende breedbandverbinding heeft een grote invloed op de gedrukte media. Met name de mobile technologie speelt een belangrijke rol. Nieuws en andere informatie die via de mobile telefoon naar de gebruikers wordt gezonden. E-Books zijn digitale boeken die een groot gebruikersgemak hebben en worden steeds beter. De student moet kennis en inzicht hebben in de nieuwe media en weten welke invloed deze heeft op de Grafimedia.
Pagina 10
opmerking Het nieuwe Productiehandboek
1-4-2010
Thema 3. Colormanagement
Kennisbasis Grafimedia
2.4 Afwerking
Een printproductie zal uiteindelijk moeten worden afgewerkt om het naar de consument te distribueren. Vouwen, snijden binden vergaren en verzamelen zijn de meest voorkomende afwerkingprocedures . De student moet kennis en inzicht hebben in de verschillende afwerkingprocessen
Categorie/kernconcept 3.1 Voorspelbaarheid van kleuren
Omschrijving van de categorie Om te kunnen voorspellen hoe een kleur er uit gaat zien in een print- of webproductie moet er zicht zijn op de gedragingen van de verschillende apparaten zoals camera, scannes,beeldschermen, printer en drukpersen. De student heeft inzicht in de voorspelbaarheid van kleuren in de verschillende uitingen.
3.2 Kleurruimte
Kleurruimte is voor velen een abstract begrip maar wel precies hetgeen waar bij color- management om draait. We kunnen kleurruimte ook zien als kleurbereik. De kleurruimte word vastgelegd in een waarde CIE-Lab. Dit is een beschrijving van het menselijk oog kan zien vastgelegd in absolute waardes en dus apparaat onafhankelijk. De student heeft kennis van de CIE-Lab waardes.
3.3 RGB
Stuur hetzelfde RGB signaal naar twee verschillende monitoren er de kleur zal verschillend zijn. De reden hiervan is dat RGB geen kleur beschrijft maar een mengverhouding voor de beeldbuis is .De student heet kennis en inzicht in de opbouw van een RGB signaal.
3.4 CMTK
CMYK zegt iets over de mengverhouding van inkt die worden opgebracht, maar nog niets over de kleur. Ook hier geldt we willen weten wat en bepaalde CMYK waarde op een specifiek papier op een specifieke
Pagina 11
opmerking Workshop “Colormanagement”
1-4-2010
printer/pers gegenereerd. Hiervoor zullen vaak omzetting moeten worden gedaan. De software in computers regelt dit allemaal voor ons. De student heeft kennis en inzicht in de verschillende instellingen die moeten worden gedaan mbt het kalibreren van het beeldscherm en het instellen van kleurprofielen .
Thema 4. Interactieve media
Kennisbasis Grafimedia
3.5 ICC profielen
Het International Color Consortium ICC heeft een standaard vastgelegd waarin precies beschreven staat hoe een kleurprofiel moet worden opgebouwd. Een ICC profiel geeft aan welke kleurruimte een apparaat heeft en hoe die kleuren gemaakt worden. Anders gezegd welke waarden in RGB of CMYK zorgen voor welke kleuren . Deze kleuren worden vastgelegd in de Lab-ruimte, De student heeft inzicht in de verschillende ICC profielen.
Categorie/kernconcept 4.1 interactieve media
Omschrijving van de categorie Internet in combinatie van het groeiende gebruik van breedband verbindingen heeft een grote invloed in de Grafimedia Ook de “oude” media hebben hierdoor een andere werkwijze gekregen. De student heeft inzicht in de nieuwe media en de gevolgen hiervoor binnen de Grafimedia.
4.2 De rol van interactieve media in het onderwijs
De rol van de interactieve media binnen het onderwijs staat nog in de kinderschoenen maar is bijna niet meer weg te denken. Interactieve software gaat de lesboeken vervangen. Het digitale schoolbord doet zijn intrede. En de serious games zorgen voor een andere manier van competenties verwerven. De student heeft inzicht in de veranderende rol van de interactieve media binnen het onderwijs
Pagina 12
opmerking Workshop “Internet” in het onderwijs. Workshop “Games” in het onderwijs
1-4-2010
Thema 5.Bedrijfskunde
Kennisbasis Grafimedia
4.3 Games in het onderwijs
Games bieden het onderwijs volgens verschillende onderzoeken zeker mogelijkheden. Daarbij wijzen zij onder andere op ondersteuning bij het aanleren van complexe vaardigheden waarbij samenwerking tussen leerenden essentieel is. Andere voordelen zijn de aansluiting bij de ervaringswereld van de huidige generatie leerlingen en de mogelijkheid om veilig en goedkoop te experimenteren. De student heeft inzicht van de mogelijkheden van de “serious games” binnen het onderwijs
Categorie/kernconcept 5.1 Processen in een bedrijf
Omschrijving van de categorie Een organisatie is een geheel van verschillende processen, hoe verhouden die processen zich tot elkaar en hoe kunnen zij een geheel vormen. Processtroomschema’s geven een goed beeld hoe de organisatie is opgebouwd. Daarnaast is het een zeer bruikbaar systeem om processen aan te sturen. De student heeft kennis en inzicht in bedrijfsprocessen en hun samenhang hiertussen.
5.2 organisatiestructuren
Elke organisatie zal zijn identieke organisatie schema hebben. Er zijn echter drie basisvormen waaruit alle organisatieschema’s zijn opgebouwd. Deze organogrammen geven aan hoe de verantwoordelijkheden binnen een organisatie zijn vastgelegd. Ook maakt het duidelijk welke communicatie structuur er wordt gevoerd. De student heeft kennis en inzicht in de verschillende organisatiestructuren en kan deze toelichten
5.3 Management
Binnen de organisatie zal er sturing moeten worden gegeven aan de mensen die er werken. Het management van een organisatie zal zich bezig houden met plannen, organiseren, delegeren en het coachen van de
Pagina 13
opmerking Workshop “Bedrijfskunde”
1-4-2010
5.4 Marketing
5.5 Communicatie
Kennisbasis Grafimedia
medewerkers. Om op deze wijze het beleid om te zetten in operationele doelen. De student heeft kennis en inzicht in verschillende management technieken. Kort gezegd bestaat marketing uit ‘alle activiteiten die erop gericht zijn om de koper en verkoper dichter bij elkaar te brengen. De middelen die marketing daarvoor kan gebruiken zijn de technieken kort samengevat met de 5 p’s namelijk: 1. Product 2. Prijs 3. Promotie 4. Plaats 5. Personeel Een marketingplan wordt afgeleid van de andere plannen die een organisatie maakt. Uiteindelijk wordt het jaarplan van een bedrijfsonderdeel uitgewerkt in marketingplannen per Product - Markt - technologie Combinatie (PMC). Kenmerkend voor zo’n PMC is dat het gaat om een homogene deelmarkt die met een apart marketingprogramma (de 5 p’s) wordt benaderd. De student heeft inzicht in de verschillende marketingtechnieken en kan een marketing plan toelichten die gericht is op en PMC Op welke wijze wordt er binnen organisatie gecommuniceerd, heerst er een vergadercultuur, worden er veel ad-hoc zaken besproken, worden alle afspraken vastgelegd, is er een goede basis voor werkoverleg, welke cultuur heerst er binnen de organisatie? Allemaal facetten die de communicatie bepalen. Aangezien de communicatie nog steeds zorgt voor 70% van de problemen binnen organisaties is het van groot belang hier goed zicht op te hebben. De student heeft inzicht in de verschillende communicatie vaardigheden
Pagina 14
1-4-2010
5.6 Financiën
Vaste-, variabele kosten constante kosten kostprijsberekening, resultaat break-even analyse zijn allemaal zaken die moeten worden berekend wil de organisatie een heldere kostprijs kunnen calculeren. Naast deze kostenberekening zijn er ook verschillende financiële kengetallen om de positie van een bedrijf vast te stellen. - Current ratio - Quick ratio - REV - RTV - Winstmarge - Omzetsnelheid De student heeft inzicht in de kostenstructuur van een organisatie en kan de financiële kengetallen interpreteren.
Kennisbasis Grafimedia Thema 1. Digtaliseren/digitale workflow
Kennisbasis Grafimedia
Categorie/kernconcept 1.1 digitale workflow
Omschrijving van de categorie Deze term omschrijft het gehele digitale productieproces. Het begint met het digitaliseren van beeld en tekst en eindigt met het eindproduct. De student heeft inzicht in het aanleveren van digitaal materiaal en bestandsformaten
1.2 aanleveren digitaal materiaal
Het aanleveren van digitaal materiaal is van groot belang bij een digitale workflow. Om het proces zo soepel mogelijk te laten verlopen wordt hier veel aandacht aan besteed. De bestanden moeten compleet zijn, voorzien van de juiste fonts, en de juiste resolutie voor het beeldmateriaal. Verschillende software pakketten zorgen voor een goede controle hierop. - Preflight - Pitsstop
Pagina 15
opmerking
1-4-2010
De student heeft kennis en inzicht in de aanlevereisen voor een digitale workflow
Thema 2.Datverwerking
Kennisbasis Grafimedia
1.3 bestandsformaten
Het aanleveren van verkeerde bestandsformaten kunnen voor grote problemen zorgen in het verwerken hiervan. De student heeft kennis en inzicht in de volgende bestandsformaten; -DCS -EPS -GIF -Jpeg -PDF/ cPDF -Postscript -TIFF -JDF
1.4 Digitaal toetsen
Een van de grote voordelen van digitale (online) toetsing, boven het afnemen van toetsen op papier, is dat studenten anytime en anywhere uitgedaagd kunnen worden om te leren. Studenten krijgen via de computer direct een beoordeling voor hun toets, zonder tussenkomst van een docent. Ook goede feedback kan automatisch gegeven worden. Dat is prettig en leerzaam voor de student en scheelt de docent nakijktijd. Door gebruik te maken van verschillende vraagvormen en toevoeging van afbeeldingen, video of simulaties kan een heel nieuw terrein van toetsvragen en toetsen worden aangeboden aan leerlingen. De student heeft inzicht in verschillen digitale toetssystemen en kan deze gebruiken
Categorie/kernconcept 2.1 Database
Omschrijving van de categorie Alle gegevens moeten worden opgeslagen in een database. Een database is de uitgangspositie voor elk Grafimedia bedrijf. De gedigitaliseerde content zal vanuit deze database kunnen worden gebruikt voor
Pagina 16
Dit onderdeel toetsen op relevantie. Door de invoering van het competentiegerichte onderwijs ontstaat er een andere wijze van toetsen
1-4-2010
verschillende uitingen. De student heeft kennis en inzicht in de werking van een database.
Thema 3.Workflow management
Thema
Kennisbasis Grafimedia
2.2 Dataverwerking
Deze stap binnen de digitale workflow omvat de preflight-controle. de kleurcorrectie proevencontrole impositie het RIPen het cPDF en JDF - Crossmedia alsmede het uitwissen van de digitale bestanden middel XML technologie. De student heeft kennis en inzicht in de dataverwerking van het digitale workflow
Categorie/kernconcept 3.1 Doel en functie van workflow’s
Omschrijving van de categorie Een flowchart is een grafische representatie van alle activiteiten in een proces, en wordt gemaakt met behulp van symbolen. Deze symbolen hebben een gestandaardiseerde betekenis. Door het gebruik van deze symbolen zijn flowcharts makkelijk te interpreteren. De student heeft inzicht en kennis van het opzetten van workflows En kan het doel en functie hiervan verklaren
3.2 Processen omzetten in workflow’s
De student kan werkprocessen omzetten in een, procesflowchart of een procesbeschrijvende flowchart
3.3 Beheersing van workflow’s
De student kan de flowchart analyseren en voorstellen doen voor verbetering opdat de processen beter kunnen worden beheerst
Categorie/kernconcept
Omschrijving van de categorie
Pagina 17
Workshop “Workflowmanagement”
1-4-2010
4. Vakdidactiek 3
4.1 Vakdidactiek 4.2 Competentiegericht onderwijs 4.3 Leeromgeving
Competenties, kwalificatie structuur Doel, functie en inrichting van praktijklokalen, wetgeving, inventaris, risicoanalyse, ontruimingsplan Relaties tussen vakken leggen, werkplekkenstructuur Analyseren van leerinhouden, cases ontwikkelen in competentie gericht onderwijs
4.4 Leergebieden 4.5 Leerinhouden
4.6 Methoden
Bestaande methoden analyseren, lessen ontwerpen, uitvoeren, -evalueren (formatief en summatief)
4.7 Onderzoek
Opzetten, uitvoeren en analyseren van systematisch onderzoek van bestaande technieken en/of bereidingswijzen; variaties ontwerpen in bereidingsschema’s, technieken plannen Opzetten stappenplannen van motorische vaardigheden
4.8 Stappenplan
Thema 5.Praktijk/ kennisverrijking binnen de printmedia / interactieve media
Kennisbasis Grafimedia
4.9 Practicum
Plaats en functie van practica, opzetten, organiseren, uitvoeren en evalueren van een onderzoekspracticum voor vmbo en/of mbo
4.10 Coaching 4.11 Beoordelen
Ontwerpen van ontwikkelingsopdrachten voor leerlingen Door summatieve en/of formatieve evaluatie ontwikkelen en uitvoeren van beoordelingen van portfolio, klassiek assessment en peer-assessment
Categorie/kernconcept 5.1 Kennisverrijking op een door de student zelf gekozen onderdeel van zijn/haar vakgebied, waarin de kennis niet voldoende is
Omschrijving van de categorie Doel van deze opdracht is dat de student de gelegenheid krijgt een studie te doen naar een onderdeel in de Grafimedia branche. Uitgangspunt is dat geen enkele student de volle breedte van de Grafimedia technieken beheerst en de ontwikkelingen daarin kent. De student bepaalt in overleg met de mentor/docent het onderwerp voor nadere studie.
Pagina 18
opmerking
1-4-2010
De student kan hierbij kijken naar kennis die hij/zij eventueel zou kunnen gebruiken voor het afstuderen!
Thema 6. Bedrijfsstage binnen de printmedia / interactieve media
Categorie/kernconcept 6.1 werkervaring opdoen middels een werkstage
Thema 7. Research evt in combinatie met afstudeeropdracht
Categorie/kernconcept 7.1 Zelfstandig een keuze maken binnen het onderwijs concept voor het uitwerken van een project. De keuze kan ook voortkomen uit de kennisverrijking en/of bedrijfsstage die gevolgd is. Ook een combinatie van een project met een kennisverrijking en bedrijfsstage is mogelijk
Kennisbasis Grafimedia
Omschrijving van de categorie Hoe langer een docent in het onderwijs werkt en hoe meer uren je per week maakt, hoe moeilijker het is om de vakkennis up-to-date te houden. Zeker in dit enorm innovatieve vakgebied! Doe een bedrijfsstage van tenminste 5 werkdagen in een bedrijf in de printmedia of interactieve media. De student kan hierbij denken aan: - Een vakgebied dat nog relatief onbekend is maar waarin wel les wordt gegeven of gaat geven; - Een vakgebied dat wel goed bekent is maar wilt - onderzoeken of er nieuwe ontwikkelingen zijn; - Checken of het lesmateriaal nog wel voldoet; - Het leggen van contacten voor bedrijfsbezoeken - met leerlingen
Omschrijving van de categorie De zelfstandige keuze die de student maakt is een eerste stap naar het afstuderen. Het onderwerp wat wordt gekozen moet een relatie hebben met zijn/haar afstudeerproject. Het kan uiteenlopen van een onderzoek, aanpakken van een probleemstelling of een eigen thema dat wordt uitgewerkt. Het is de bedoeling dat de stappen uit de onderzoekslijn hierbij worden gehanteerd. Het is aan te bevelen dat het project gebruikt kan worden bij het afstuderen.
Pagina 19
opmerking
opmerking
1-4-2010
Kennisbasis Grafimedia
Pagina 20
1-4-2010
Kennisbasis curriculumlijn Vak en Vakdidactiek tweedegraads lerarenopleiding Mens en Technologie Inleiding De kennisbasis tweedegraads lerarenopleiding Mens en Technologie is ontwikkeld op grond van de visie en uitgangspunten, zoals verwoord in het document “Visie en uitgangspunten curriculum tweedegraads lerarenopleiding Mens en Technologie”, Hogeschool van Amsterdam, Domein Onderwijs en Opvoeding, Afdeling VO/BVE, Projectgroep Herontwerp Technische Opleidingen, Amsterdam, 27 januari 2010. In dit document zijn de 5 pijlers benoemd en nader uitgewerkt die de visie weergeven waarop de vak- en vakdidactieklijn voor een tweedegraads docent technologie gebaseerd is. In dit document gaan we nader in op de invulling van deze 5 pijlers. Tevens formuleren we een aantal aspecten (competenties), waar de startbekwame docent technologie aan moet voldoen. Ten slotte beschrijven we de werkwijze bij het ontwerpen en schrijven van modules, die de vaklijn van de opleiding bepalen. Als voorbeeld hebben we een ontwerp van een module “mobiele telefonie” toegevoegd. 1. De pijlers Het onderwijsconcept technologie voor de lerarenopleiding technologie gaat uit van een drietal ontwikkelingslijnen: de vak- en vakdidactieklijn technologie, de stagelijnen en de professionele ontwikkellijn. Het curriculum van de vaklijn technologie wordt gekenmerkt door een vijftal pijlers. Pijler 1: Technologische concepten Het centrale concept technologie (the nature of technology): Pijler 2: Technologie en samenleving Technologie en samenleving (technology and society): Pijler 3: Ontwerpen en vormgeven (Design) Pijler 4: Handelen in de technologische wereld De interactie tussen mens en de technologie (abilities in the technological world) Pijler 5: De ontworpen wereld Toepassingen en technologiegebieden(the designed world)
-1 / 8 -
Hogeschool van Amsterdam, Domein O&O 2. Kenschets van de 5 pijlers Een nadere typering van de 5 pijlers geeft een overzicht van de essentiële onderdelen van ieder van de pijlers.
1.Technologische Concepten
2.Technologie en Samenleving
3. ONTWER PEN
4. Handelen in technologische wereld
Materie, energie en informatie
Mens, samenleving en technologie
Ontwerpvraag en probleemschets
Bewust handelen
1. Systeem en systeemgrens 2. element 3. component 4. eigenschappen (van materie) 5. fenomenen
1. technologie en wetenschap 2. technologie en maatschappij 3. innovatie en evolutie (nietdarwinistisch) 4. cultuurfenomen en
1. proces (design) 2. problemsolving 3. innovatie
5. Ontworpen wereld; technologisch e domeinen Specialisaties Jaar 3
1. veiligheid gezondheid 2. milieu 3. risicoanalyse 4. vormgeving
3. Kennisbasis Het niveau van de ontwikkeling van de vakinhoudelijke competentie van de opleiding wordt weergegeven in een kennisbasis in de vorm van aspecten (competenties). Dit profiel laat zien waartoe een startbekwame docent (sbd) qua vak en vakdidactiek in staat zou moeten zijn. In de matrix wordt de koppeling aangebracht met de modules van de curriculumlijn vak en vakdidactiek in de jaren 1 en 2. Dat zijn: 1.1 W+W Wonen en woonomgeving 1.2 M+T Mobiliteit en transport 1.3 Med Medical 1.4 Sch Schiphol 2.1C+I Communicatie en Informatie 2.2 Rob Robotica 2.3+2.4 De ontworpen technologische wereld
1.3 Kennisbasis lerarenopleiding Mens en Technologie.doc
-2/8-
Hogeschool van Amsterdam, Domein O&O - 3.1. Technologische Concepten De pijler technologische concepten beschrijft de karakteristieken van en reikwijdte van technologie, de belangrijkste concepten van technologie en de relaties tussen technologie en andere werkvelden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een benadering van een technologisch thema vanuit het systeemdenken. Een systeem bestaat uit subsystemen, die opgebouwd zijn uit componenten, en verbindingen daartussen die het mogelijk maken samen te werken. Componenten zijn relevant voor wat betreft hun eigenschappen met betrekking tot materie, (het overbrengen van) energie en informatie.
1.1
1. Technologische Concepten De sbd kan technologische thema’s benaderen vanuit het systeemdenken.
1.2
Hij kan systemen analyseren en onderverdelen in elementen, componenten, eigenschappen, en koppelen aan fenomenen vanuit science.
1.3
De sbd kan het systeem en zijn onderdelen analyseren op de aspecten materie, (het overbrengen van) energie en informatie. Hij is in staat de achterliggende mechanismen en wetmatigheden te benoemen.
1.4
De sbd kan de belangrijkste theoretisch concepten van verwante vakken in het bijzonder natuurkunde, scheikunde, wiskunde, biologie en handvaardigheid in verband brengen met het technologisch concept van een systeem. De sbd kan de belangrijkste chemische en mechanische eigenschappen van materialen (zoals sterkte, stijfheid, slijtagecoëfficiënt,elasticiteit, vervormbaarheid, hardheid, dichtheid, warmte-isolatie, elektrische weerstand/geleidbaarheid, magnetisme en corrosiebestendigheid) in verband brengen met het technologisch concept van een systeem. De sbd kan methoden van systeemanalyse noemen en beschrijven en kan deze toepassen op alledaagse gebruiksvoorwerpen en technische systemen.
1.5
1.6
1.7
De sbd kan de systeemgrenzen van een systeem bepalen en omschrijven.
1.3 Kennisbasis lerarenopleiding Mens en Technologie.doc
module 1.1 W+W 1.2 M+T 1.4 Sch 1.1 W+W 1.2 M+T 1.3 Med 1.4 Sch 2.1 C+I 2.2 Rob 1.1 W+W 1.2 M+T 1.3 Med 1.4 Sch 2.1 C+I 2.2 Rob 1.1 W+W 1.2 M+T 1.3 Med 2.2 Rob 1.1 W+W 1.2 M+T 1.3 Med 2.2 Rob
1.1 W+W 1.2 M+T 1.3 Med 1.4 Sch 2.1 C+I 2.2 Rob 1.1 W+W 1.2 M+T 1.4 Sch 2.1 C+I 2.2 Rob
-3/8-
Hogeschool van Amsterdam, Domein O&O - 3.2. Technologie en Samenleving De pijler Technologie en samenleving beschrijft de culturele, sociale, economische en politieke effecten van technologie, de effecten van technologie op de omgeving, de rol van de maatschappij in de ontwikkeling en het gebruik van technologie en de invloed van technologie vanuit de geschiedenis.
2.1
2. Technologie en Samenleving De sbd kan de belangrijkste invloeden van de technologie op de maatschappij en v.v. benoemen aan de hand van een thema.
2.2
De sbd kan de duurzaamheidaspecten van een technologisch thema benoemen.
2.3
De sbd kan de belangrijkste indicatoren van de duurzaamheid van een thema (materiaalkeuze, biologische en chemische afbreektijd, herbruikbaarheid, onderhoudbaarheid, energieverbruik) benoemen. De sbd kan onderzoek verrichten naar de eisen aan een technologisch thema vanuit maatschappelijk perspectief. Hij kan relevante conclusies trekken en deze conclusies onderbouwen. De sbd kan een eigen standpunt verwoorden en beargumenteren op grond van waarden en normen op gebied van onder meer milieu en duurzame ontwikkeling, biotechnologie, delfstoffen, ergonomie, medische fysica, milieuchemie en milieufysica. De sbd kan voorbeelden noemen van historische ontwikkelingen van technologie gerelateerd aan de wederzijdse beïnvloeding tussen technologie en samenleving. De sbd kan de invloed van mensen en maatschappelijke ontwikkelingen op de ontwikkeling en duurzaamheid van technologische thema’s analyseren en benoemen.
2.4
2.5
2.6
2.7
module 1.1 W+W 1.2 M+T 2.1 C+I 1.1 W+W 1.2 M+T 1.4 Sch 1.1 W+W 1.2 M+T 1.4 Sch 1.3 Med 2.1 C+I 2.2 Rob 1.3 Med 1.4 Sch 2.2 Rob 1.1 W+W 1.2 M+T 1.3 Med 1.1 W+W 1.2 M+T 2.1 C+I
2.8
De sbd is in staat de cultuurfenomenen en maatschappelijke betekenis van een technologisch thema te beschrijven.
1.3 Med 2.1 C+I
2.9
De sbd is in staat de belangrijkste ontwikkelingen in de wetenschapsgeschiedenis, de filosofie en maatschappij te beschrijven aan de hand van een bepaald thema. De sbd kan de consequenties van ontwikkelingen en innovaties van een technologisch thema voor het individu, de maatschappij, het milieu, arbeid en beroep en de economie beschrijven.
1.1 W+W 1.2 M+T 1.3 Med 1.1 W+W 1.2 M+T 1.3 Med 2.1 C+I 2.2 Rob 1.3 Med 2.1 C+I
2.10
2.11
2.12
De sbd kan een relatie leggen tussen technologie en maatschappelijke waarden en normen. Hij kan deze relatie in grote lijnen omschrijven en duiden. De sbd kan de belangrijkste evoluties en innovaties rondom een thema beschrijven.
1.3 Kennisbasis lerarenopleiding Mens en Technologie.doc
1.2 M+T 1.3 Med 2.1 C+I 2.2 Rob
-4/8-
Hogeschool van Amsterdam, Domein O&O - 3.3. Ontwerpen Ontwerpen (Design) is een fundamentele lijn in het curriculum, want ontwerpen is wat technologie onderscheidt als domein.
3.1
3. Ontwerpen De sbd kan bij een technologisch thema een probleem of een behoefte herkennen en specificeren. Hij kan bij een ontwerpvraag ontwerpeisen formuleren.
module 1.1 W+W 1.2 M+T 1.3 Med 1.4 Sch 2.1 C+I 2.2 Rob 1.1 W+W 1.2 M+T 1.3 Med 2.2 Rob
3.2
De sbd kan de verschillende fasen van de productlevenscyclus benoemen. Hij kan de belangrijkste eigenschappen van het concept integraal ontwerpen en iteratief werken aan een ontwerpopdracht omschrijven.
3.3
De sbd kan bij een ontwerpvraag relevante materialen selecteren op basis van de ontwerpeigenschappen van de materialen. Hij kan relevante ontwerpmethodieken, verbindingen en bewerkingsmethoden bij een ontwerpvraag selecteren en zijn keuze motiveren.
1.1 W+W 1.2 M+T 1.3 Med 1.4 Sch 2.1 C+I 2.2 Rob
3.4
De sbd kan bij een ontwerpvraag principeoplossingen op basis van fysische en technische kennis formuleren.
3.5
De sbd kan bij een ontwerpvraag relaties leggen tussen functie en vorm van constructies, en kan hiervan voorbeelden geven.
3.6
De sbd kan kansrijke en innovatieve varianten van een ontwerp beoordelen.
3.7
De sbd is in staat van diverse informatiebronnen gebruik te maken bij het probleemoplossend en onderzoekend handelen (problemsolving). De sbd kan onderzoek verrichten naar de eisen aan een technologisch thema vanuit technologisch perspectief. De spd kan de belangrijkste milieuaspecten van het technologisch thema omschrijven.
1.1 W+W 1.2 M+T 1.3 Med 1.4 Sch 2.1 C+I 2.2 Rob 1.1 W+W 1.2 M+T 1.3 Med 2.2 Rob 1.1 W+W 1.2 M+T 1.4 Sch 2.1 C+I 2.2 Rob 2.1 C+I 2.2 Rob
3.8 3.9
3.10
De spd kan op grond van een systeemanalyse voorstellen doen voor het verbeteren van een ontwerp in een concrete situatie.
1.3 Kennisbasis lerarenopleiding Mens en Technologie.doc
2.1 C+I 2.2 Rob 1.2 M+T 1.4 Sch 2.1 C+I 2.1 C+I 2.2 Rob
-5/8-
Hogeschool van Amsterdam, Domein O&O - 3.4. Handelen in technologische wereld Het handelen in de wereld van de technologie beschrijft de manieren waarop technische producten en systemen worden gebruikt en onderhouden, waarop producten en systemen worden ontworpen en de manieren waarop producten en systemen worden geëvalueerd.
4.1 4.2
4.3
4. Handelen in technologische wereld De spd kan de belangrijkste fasen van de levenscyclus van een technologisch thema benoemen. De spd kan aangeven waarom en hoe materialen, die bij het ontwerp van een thema gebruikt worden, veilig en milieubewust verwerkt worden. De sbd kan onderzoek verrichten naar de eisen aan een thema vanuit het perspectief van veiligheid en milieu.
4.4
De sbd kent de belangrijkste principes van het concept “risico” (kans x effect), en kan deze toepassen op een thema.
4.5
De sbd kan de belangrijkste informatie over milieu-, gezondheids- en veiligheidsaspecten van een technologisch thema aangeven. De sbd kan de recente ontwikkelingen in de technologie in beroepen, bedrijven en arbeidssituaties rondom een technologisch thema benoemen. De sbd kan de invloed van de vormgeving op de ergonomische eigenschappen van een thema benoemen.
4.6
4.7
module 1.2 M+T 2.1 C+I 1.1 W+W 1.2 M+T 2.1 C+I 1.2 M+T 1.3 Med 1.4 Sch 2.2 Rob 1.1 W+W 1.2 M+T 1.3 Med 1.4 Sch 2.1 C+I 2.2 Rob 1.2 M+T 1.3 Med 2.1 C+I 2.2 Rob 1.1 W+W 1.3 Med 2.1 C+I
- 3.5 Ontworpen wereld. De ontworpen wereld (the designed world) geeft aandacht aan verschillende gebieden, zoals de medische sector en de agrarische sector. Aandacht voor energietechnologie, informatie & communicatie, transport, productietechnologie en technologie in de wereld van de constructies.
5.1
5.2
5. Ontworpen wereld De spd kan de werking van producten en de ontwikkelprocessen van het technologisch thema beschrijven en verklaren op het terrein van gebieden zoals biofysica (het menselijke lichaam), ergonomie, (geo)fysica, medische fysica, milieuchemie, chemische technologie, landbouwchemie, chemie en gezondheid, energie, productkunde en natuurstoffen. De spd kent de eigenschappen van en de ontwerpprincipes binnen een van deze terreinen.
1.3 Kennisbasis lerarenopleiding Mens en Technologie.doc
-6/8-
Hogeschool van Amsterdam, Domein O&O 4. Ontwikkeling module De modules die in de lerarenopleiding tweedegraads worden aangeboden hebben tot doel om kennis, vaardigheden en houding, zoals in de kennisbasis genoemd, te ontwikkelen. Het ontwikkelen van een module met een technologisch thema vindt vanuit de volgende systematiek plaats. Het startpunt vormt het ontwerp van een technologisch thema: de ontwerpvraag, het ontwerpproces, de innovatieve waarde van een technologisch thema op basis van pijler 1, het technologisch concept. Het thema wordt dan geanalyseerd en ingedeeld in de systeemonderdelen, op basis van de begrippen materie, energie en informatie. Pijler 2 en 4 geven vervolgens de invalshoeken om het technologisch thema vanuit de maatschappelijke en menselijke kant te bekijken.
Samenleving
Ontwerp Module met technologisch thema
Technologisch systeem vanuit invalshoek materie, energie en informatie.
Handelen in technologische wereld
1.3 Kennisbasis lerarenopleiding Mens en Technologie.doc
-7/8-
Hogeschool van Amsterdam, Domein O&O 5. Voorbeeldmodule Mobiele telefonie De startbekwame leraar kan de technische ontwikkelingen rondom mobiele (massa)communicatiemiddelen benoemen en de maatschappelijke gevolgen ervan met voorbeelden toelichten. Hij kan de basiscomponenten van een mobiel communicatiesysteem vaststellen en beschrijven. Hij kan belangrijke concepten rondom de werking van mobiele communicatiemiddelen en systemen benoemen, uitleggen en hanteren. Hij kan de verschillende aspecten van mobiele communicatiesystemen met elkaar vergelijken. Technologische concepten: - Informatiesignalen - Draadloze informatieoverdracht - Netwerken - radiogolven - analoge en digitale modulatie (GSM en UMTS). Maatschappelijk aspecten: - Vormen van mobiele communicatie, communicatiemiddelen, toepassings- en gebruiksmogelijkheden en maatschappelijk belang Ontwerpen: - onderdelen - besturingssystemen - functies Technologisch handelen: - gezondheidsrisico’s - privacy Ontworpen wereld - ICT-technologie
1.3 Kennisbasis lerarenopleiding Mens en Technologie.doc
-8/8-