5
Dicht op elkaar
Achtergrondinformatie Hoofdstuk 5 gaat over het westelijk deel van Nederland. Centraal in les 1 staat de Randstad als dichtbevolkt, economisch belangrijk deel van Nederland. In les 2 draait het om de economische en natuurlijke kenmerken van West-Nederland. In les 3 komen de havens van Rotterdam en de luchthaven Schiphol aan de orde.
1 Wonen en werken Het stedelijk gebied de Randstad
De Randstad is een stedelijk gebied met een aaneenschakeling van steden en dorpen. De steden van de Randstad liggen als een ring om een landelijk gebied: het Groene Hart. De Randstad wordt als één gebied gezien, maar niet als zodanig bestuurd. Dat levert problemen op. Het economisch belang van de Randstad voor Nederland is heel groot, maar steden hebben onderling soms tegenstrijdige belangen. Ruim de helft van de inwoners van Nederland woont in de Randstad. Mediapark Hilversum
Het Mediapark is een bedrijventerrein in Hilversum waar veel televisie- en radioproducties worden gemaakt. In 1961 ontving de Nederlandse Televisie Stichting (nu NOS) de vergunning voor de bouw van de eerste radiostudio’s op een groot braakliggend terrein in Hilversum-Noord. Toen het gebouwencomplex klaar was, verhuisden de radiocollega’s van de Nederlandse Radio Unie ernaartoe. Tegenwoordig herbergt het Mediapark, behalve radio- en televisiestudio’s, ook veel toeleveringsbedrijven voor de media. En in 2006 ging de ‘Media Experience’ van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid open. De ‘Media Experience’ bestaat uit een spraak makende interactieve presentatie en een unieke museumcollectie van ruim tachtig jaar omroep geschiedenis.
2 Zee en natuur Bloemen
Mede dankzij Schiphol is de bloemenveiling in Aalsmeer heel belangrijk geworden in de inter nationale handel van bloemen. Zestig procent van de totale wereldhandel van bloemen wordt via Schiphol geïmporteerd of geëxporteerd. Vanuit Afrika en Zuid-Amerika worden dagelijks ongeveer twee vrachtvliegtuigen met bloemen ingevlogen. Die bloemen worden geveild in Aalsmeer en gaan nog dezelfde dag naar bijvoorbeeld Azië of Noord-Amerika. In augustus is het extra druk vanwege de export van honderden tonnen bloembollen naar allerlei bestemmingen over de gehele wereld. Het Groene Hart
Het Groene Hart is een, relatief gezien, landelijk gebied tussen de steden van de Randstad. Het gebied is een belangrijk landbouwgebied. Ook zijn er een aantal natuurgebieden. Mensen komen er voornamelijk om te recreëren. In het gebied liggen een aantal grote en kleine plaatsen. Hoewel de regering heeft bepaald dat het Groene Hart daadwerkelijk groen moet blijven, verschijnen er steeds meer woningen, snelwegen en spoorlijnen (HSL).
3 Varen en vliegen De Rotterdamse haven
Rotterdam was tussen 1962 en 2004 de grootste haven ter wereld, maar deze positie is inmiddels overgenomen door Sjanghai. De haven van Rotterdam is een wereldhaven, door n de gunstige ligging aan de Noordzee; n de grote diepte van de Eurogeul en de haven bekkens op de Maasvlakte; n de goede verbindingen via de Maas en Rijn, pijpleidingen, de Betuwelijn en de snelweg naar de rest van Europa; n een groot en koopkrachtig achterland.
31
227478_HL_6.indb
31
23-06-2008
15:10:42
Tip: De Rotterdamse haven is opgenomen in de
Canon van Nederland. Op de site http://entoen.nu staan naast inhoudelijke achtergrondinformatie ook verwijzingen naar jeugdliteratuur en activi teiten over dit onderwerp. Maasvlakte II
Sinds het ontstaan van de haven zijn er veel uitbreidingen geweest. In het midden van de 20e eeuw werd de Botlek aangelegd. Daarna volgde in de jaren zestig de Europoort en in de jaren zeventig de Eerste Maasvlakte. De Tweede Maasvlakte, die in 2013 in gebruik genomen zal worden, ontstaat door zand op te spuiten tot zo’n 5 meter boven NAP. De havens worden zo breed en diep dat zelfs de allergrootste schepen van de wereld kunnen afmeren. De werkgelegenheid zal toenemen van 71.000 naar 77.200 banen. Schiphol
In april 1916 werd door de minister van Oorlog goedkeuring verleend voor de aankoop van grond aan de rand van de Stelling van Amsterdam, om er een militair vliegveld in te richten. Schiphol is de derde luchthaven van Europa op het gebied van vracht en nummer zestien in de wereld. Via Schiphol gaat ruim 1,5 miljoen ton aan goederen de wereld over. Daarnaast zijn er ruim 46 miljoen passagiers, waardoor Schiphol qua passagiervervoer op de vierde plaats in Europa en op de twaalfde plaats in de wereld staat. Schiphol beschikt over zes start- en landings banen: de Buitenveldertbaan, de Kaagbaan, de Oostbaan (ook wel Fokkerbaan), de Aalsmeerbaan, de Zwanenburgbaan en de Polderbaan. De Polderbaan ligt het verst van de terminal. Taxiën naar deze baan duurt minimaal vijftien minuten.
32
227478_HL_6.indb
32
23-06-2008
15:10:42
1 Wonen en werken Informatieblok
Groene Hart, Randstad, Purmerend, Amstelveen, Hoofddorp, Nieuwegein, Enkhuizen, Wieringermeer
Leskern Centraal staat de Randstad als dichtbevolkt, economisch belangrijk deel van Nederland.
Lesbeschrijving
Lesdoelen n De
kinderen weten dat er in West-Nederland een ‘kring’ van (grote) steden ligt. n Ze weten dat bepaalde voorzieningen en steden aan elkaar gebonden zijn. n Ze weten dat in Nederland de meeste mensen een dienstverlenend beroep hebben. n Ze kennen de vijf categorieën dienst verlenende beroepen. n Ze kunnen uit elke categorie een beroep beschrijven.
1 Introductie Vraag de kinderen naar hun ervaringen met en kennis over Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag. In groep 5 ging in hoofdstuk 5 een les over Amsterdam. Daarbij kwamen onder andere de opbouw van de stad, de grote huizen aan de grachten en de Jordaan aan bod. Vertel de kinderen dat hoofdstuk 5 van groep 6 gaat over de steden in West-Nederland.
2 Opdrachten voorbespreken Activiteiten 1 Introductie 2 Opdrachten voorbespreken 3 Opdrachten maken 4 Kort nabespreken
10 minuten 5 minuten 25 minuten 5 minuten
Materiaal – leerlingenboek bladzijde 40-42 – werkboek bladzijde 34-35, 40 en 70 – antwoordenboek bladzijde 34-35, 40 en 70 – kopieerblad Lastige woorden 5.1 – Junior Bosatlas – eventueel software – voor extra activiteit 1: atlassen – voor extra activiteit 2: internet
Aandachtspunten n Neem
met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. n De kinderen kunnen de topografie oefenen op de computer.
Sleutelbegrippen en lastige woorden de hoofdstad, de file, het mediapark, het station, de goederen, de handel, de horeca, het vervoer, de overheid, de zorg, de Randstad, het Groene Hart, de tentoonstelling, de modeontwerper, de diamantwinkel, de artiest, de presentator, de zorg
Topografie Noord-Holland, Amsterdam, Haarlem, Zaandam, Alkmaar, Den Helder, Hilversum, Haarlemmermeer, Schiphol, Noordzeekanaal, Texel, Zuid-Holland, Den Haag, Rotterdam, Leiden, Gouda, Dordrecht, Delft, Zoetermeer, Schiedam, Alphen aan den Rijn, Rijnmond, Nieuwe Waterweg, Utrecht (provincie), Utrecht (stad), Amersfoort, Amsterdam-Rijnkanaal, Lek,
227478_HL_6.indb
33
Wijs de kinderen op de kaart van Nederland, boven aan bladzijde 40 van het leerlingenboek. Weten de kinderen over welk deel van Nederland dit hoofdstuk gaat? Welke provincies zijn dat? (West-Nederland: Noord- en Zuid-Holland en Utrecht) Kijk ook samen met de kinderen naar de kaart op bladzijde 40-41: de legenda geeft aan dat het bewoonde gebied (= oranje) de ‘Randstad’ heet en de akkers en weilanden (= groen) het ‘Groene Hart’. Deze termen komen uitgebreider aan bod in les 2. De cijfers op de kaart komen overeen met de genummerde afbeeldingen en met de tekstjes eromheen. Besteed extra aandacht aan afbeelding 4 op bladzijde 42: dit schema laat zien welke beroepsgroepen je vooral tegenkomt in de Randstad. Opdracht 7 is misschien lastig, omdat de kinderen zelf de link moeten leggen tussen een beroep en een beroepsgroep én omdat er twee keuzemogelijkheden overblijven.
3 Opdrachten maken De kinderen die dit aankunnen, verwerken zelfstandig de leerstof met behulp van het werkboek. Ze kunnen ook de steropdrachten 9 en/of 10 maken. Voor opdracht 10 hebben de kinderen tekenpapier nodig. U gaat aan de slag met de zwakkere kinderen.
4 Kort nabespreken Bespreek de antwoorden eventueel klassikaal met de kinderen. Controleer of ze bij opdracht 7 de juiste beroepsgroepen hebben geschreven onder de foto’s van beroepen.
33
23-06-2008
15:10:42
Extra activiteiten 1 Het DAM-spel In groep 5 hebben de kinderen geleerd dat Amsterdam in het jaar 1200 bestond uit een aantal huizen die bij een dam in de Amstel stonden. Daar werden goederen verhandeld. Er zijn nog veel meer steden bij een dam ontstaan. Geef (groepjes) kinderen een atlas en papier. Wie kent of zoekt de meeste damsteden? (bijvoorbeeld: Rotterdam, Schiedam, Zaandam, Spaarndam, Obdam, Monnickendam, Volendam, Edam, Leidschendam, HardinxveldGiessendam, Leerdam) Vertel de kinderen dat ze op de kaarten van Noord- en Zuid-Holland moeten zoeken.
2 Film over Amsterdam Bekijk op http://beeldbank.schooltv.nl de aflevering ‘Amsterdam die grote stad’ uit de serie ‘Vroeger & zo’. Het filmpje over de geschiedenis van het ontstaan van de stad, de verschillende uitbreidingen en de pakhuizen duurt 2:11 minuten.
34
227478_HL_6.indb
34
23-06-2008
15:10:42
2 Zee en natuur Lesbeschrijving
Informatieblok
1 Introductie Leskern Centraal staat het multiperspectief kijken naar West-Nederland: de economie (de visserij, de marine, het Westland, de bollenstreek) en het sociale aspect (verstedelijking tegenover recreatie).
Laat een paprika (of andere kasgroente) aan de kinderen zien en stel vragen zoals: Wat is dit? Waar is het gegroeid? Als ik met Kerstmis een paprika wil eten, kan dat dan? Hoe kan dat? Groeien zulke planten ook in het wild? Waar dan?
2 Opdrachten voorbespreken Lesdoelen kinderen kunnen voorbeelden geven van hoe mensen in West-Nederland hun geld verdienen. n Ze weten dat in het dichtstbevolkte deel van Nederland twee belangrijke landbouwgebieden liggen: het Westland en de Bollenstreek. n Ze weten dat in de Randstad wordt gezorgd voor open ruimte (het Groene Hart).
Besteed even aandacht aan afbeelding 3 in het leerlingenboek op bladzijde 44. De legenda zegt dat het groene gebied (het Groene Hart) voor landbouw en recreatie is. Wat kun je dan in het Groene Hart tegenkomen? Het blauwe gebied is voor tuinbouw. Weten de kinderen nog wat dat is? Bij opdracht 5a in het werkboek moeten de kinderen de passende zin uit de gelezen tekst in hun leerlingenboek overschrijven.
Activiteiten
3 Opdrachten maken
n De
1 Introductie 2 Opdrachten voorbespreken 3 Opdrachten maken 4 Kort nabespreken
5 minuten 5 minuten 30 minuten 5 minuten
De kinderen maken zelfstandig de opdrachten in het werkboek. Ze doen dit individueel of in groepjes. U helpt de zwakkere kinderen. Kinderen die klaar zijn met de opdrachten, kunnen de steropdrachten 9 en/of 10 maken.
Materiaal – leerlingenboek bladzijde 43-45 – werkboek bladzijde 36-37 en 40 – antwoordenboek bladzijde 36-37 en 40 – kopieerblad Lastige woorden 5.2 – eventueel Junior Bosatlas – eventueel software – paprika of andere kasgroente – voor activiteit 1: verschillende kleuren crêpepapier, eventueel kleurplaten – voor activiteit 2: begeleiders
4 Kort nabespreken
Aandachtspunten
1 Creatieve corso
n Neem
De kinderen ontwerpen op een vel papier (niet te groot!) een tekening met duidelijke in te kleuren vakken (of gebruik hiervoor mooie kleurplaten). Ze draaien van diverse kleuren crêpepapier kleine balletjes: deze stellen bloemen voor. Ze beplakken hun tekening met de balletjes tot een kunstwerk een corso waardig!
met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. n In deze les wordt teruggegrepen op de kaart van les 1 (afbeelding 1 op bladzijde 40-41 van het leerlingenboek). n De kinderen kunnen de topografie oefenen op de computer.
Bespreek alleen de werkboekopdrachten als u is opgevallen dat de kinderen een bepaalde opdracht lastig vonden. Bij opdracht 7 moeten de kinderen hebben begrepen dat het Groene Hart geen natuur gebied is! Het is wel landelijk (weilanden), met een paar recreatiemogelijkheden.
Extra activiteiten
2 Op bezoek in de kas Sleutelbegrippen en lastige woorden de vissershaven, de trawler, sonar, de Koninklijke Marine/de marine, de Randstad, de tuinbouw, de kassen, de bloembol, de veiling, het Groene Hart, de tuinder, het Westland, het bloemencorso, de verkoop plaats, de kustwacht
Ga eens met de kinderen op bezoek bij een tuinkas in de buurt. Tip: Veel mensen hebben een kleine kas in hun volkstuintje staan!
35
227478_HL_6.indb
35
23-06-2008
15:10:43
3 Varen en vliegen Lesbeschrijving
Informatieblok
1 Introductie Leskern Centraal staan de luchthaven Schiphol en de zeehaven Rotterdam. Aan bod komen de kenmerken van de haven in Rotterdam en de kenmerken van Schiphol.
Lesdoelen n De
kinderen weten dat de haven van Rotterdam en de luchthaven Schiphol voor veel werkgelegenheid zorgen. n Ze kennen verschillende soorten vervoermiddelen die in de haven aanwezig zijn. n Ze weten dat de haven van Rotterdam de rest van Europa (met name Duitsland) als achterland heeft.
Activiteiten 1 Introductie 2 Opdrachten voorbespreken 3 Opdrachten maken 4 Kort nabespreken
10 minuten 5 minuten 25 minuten 5 minuten
Materiaal – leerlingenboek bladzijde 46-48 – werkboek bladzijde 38-40 – antwoordenboek bladzijde 38-40 – kopieerblad Lastige woorden 5.3 – eventueel Junior Bosatlas – eventueel software – voor extra activiteit 1: internet
Aandachtspunten n Neem
met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. n De kinderen kunnen de topografie oefenen op de computer.
Sleutelbegrippen en lastige woorden de zeehaven, de vracht, de loods, de sleepboot, het zeeschip, de Betuwelijn, de container, het binnenvaartschip, de tanker, het massagoed, de lading, de havenmeester, de douane, de import/invoer, de export/uitvoer, de doorvoer, de exportgoederen, inchecken, het bagageruim, de lopende band
Vraag de kinderen of ze wel eens met het vliegtuig op reis zijn geweest. Wat weten ze te vertellen over Schiphol?
2 Opdrachten voorbespreken Controleer of de kinderen begrijpen dat de cijfers van afbeelding 1 op bladzijde 46-47 in het leerlingenboek overeenkomen met de genummerde teksten eromheen. Neem het schema boven aan bladzijde 47 nog even door met de kinderen. Hierin worden belangrijke begrippen voor deze les duidelijk uitgelegd. Controleer of de kinderen weten hoe ze een woordspin moeten maken bij opdracht 7 in het werkboek.
3 Opdrachten maken De kinderen die dit aankunnen, verwerken zelfstandig de leerstof met behulp van het werkboek. Zij kunnen ook de steropdrachten 9 en/of 10 maken. U gaat aan de slag met de zwakkere kinderen.
4 Kort nabespreken Bespreek de opdrachten eventueel kort na met de kinderen. Beseffen ze nu hoeveel banen de haven van Rotterdam en de luchthaven Schiphol opleveren? Kunnen ze hier zelf voorbeelden bij bedenken?
Extra activiteiten 1 Filmpje Op de site http://beeldbank.schooltv.nl zijn filmpjes te vinden over verschillende onderwerpen die met de haven van Rotterdam te maken hebben, bijvoorbeeld over olietankers, het schip en containers.
2 Schipholtoneel Verdeel de klas in tweetallen. Elk tweetal speelt een beroep op Schiphol. Welke beroepen kunnen de kinderen bedenken? (baliemedewerk(st)er (grondsteward(es), douane, paspoortcontrole (marechaussee), chauffeur (om koffers en goederen naar het vliegtuig te brengen), laadpersoneel (om koffers en goederen in het vliegtuig te laden), steward(es), pilo(o)t(e)). Twee andere kinderen spelen de passagiers. Wie komen ze allemaal tegen en wat doen/zeggen ze?
36
227478_HL_6.indb
36
23-06-2008
15:10:43
4 Toets Lesbeschrijving
Informatieblok
1 Samenvatting lezen Doel De kinderen laten hun kennis en inzicht zien met betrekking tot de leerstof van hoofdstuk 5: Dicht op elkaar.
Activiteiten 1 Samenvatting lezen 2 Toets maken 3 Toets bespreken
10 minuten 2 x 15 minuten 5-10 minuten
Lees samen met de kinderen de samenvatting nog een keer door. Geef hun de gelegenheid vragen te stellen.
2 Toets maken Deel de toetsen uit of laat de kinderen de toets opzoeken op de computer. De kinderen maken de toetsen zelfstandig. U vindt de antwoorden op kopieerblad Antwoorden toets 5.1 en 5.2, blad 1-2. Normering toets 5.1:
Materiaal – kopieerblad Samenvatting 5, blad 1-2 – kopieerblad Toets 5.1, blad 1-2 – kopieerblad Toets 5.2, blad 1-2 – kopieerblad Antwoorden toets 5.1, blad 1-2 – kopieerblad Antwoorden toets 5.2, blad 1-2 – eventueel software
Aandachtspunten n Geef
de kinderen als voorbereiding op Toets 5.1 één of meer dagen van tevoren de samenvatting mee naar huis om te leren. n U kunt de toetsen ook op een ander moment laten maken en nabespreken. n Toets 5.1 bestaat uit kennis-, inzicht- en vaardigheidsvragen over de basisstof. n Toets 5.2 checkt de kennis van de topografie en kan ook op de computer worden gemaakt. n Bereid eventueel de verdiepingsopdrachten van de volgende les voor. n Voor verdiepingsopdracht 5.1: eventueel boeken uit het documentatiecentrum. n Voor verdiepingsopdracht 5.2: stuk stevig papier/karton, eventueel een plattegrond van Schiphol, plastic plakpapier of lamineerfolie. n Voor verdiepingsopdracht 5.3: eventueel wegenkaarten, busboekje, treinboekje enzovoort, computer met mailprogramma en printer. n Voor verdiepingsopdracht 5.4: boeken uit het documentatiecentrum/de bibliotheek, eventueel een (digitale) camera (met geluid).
Sleutelbegrippen
opdracht
per goed antwoord
maximaal
1
2,5 punten
8 x 2,5 = 20
2
2 punten
5 x 2 = 10
3
2,5 punten
6 x 2,5 = 15
4
2,5 punten
4 x 2,5 = 10
5
5 punten
3 x 5 = 15
6
2,5 punten
4 x 2,5 = 10
7
2,5 punten
4 x 2,5 = 10
8
2 punt
5 x 2 = 10
totaal
100
Normering toets 5.2: opdracht
per goed antwoord
maximaal
1
3 punten
10 x 3 = 30
2
3 punten
5 x 3 = 15
3
2,5 punten
16 x 2,5 = 40
4
3 punten
5 x 3 = 15
totaal
100
Daarbij kunt u het volgende als leidraad per toets gebruiken: Aantal punten 81-100 60-80 minder dan 60
Beheersing goed voldoende onvoldoende
alle sleutelbegrippen uit les 1, 2 en 3
3 Toets bespreken Topografie alle topografie uit les 1, 2 en 3
Ga ook eens vanuit een andere invalshoek in op zaken die voor de meeste kinderen nog lastig blijken te zijn.
37
227478_HL_6.indb
37
23-06-2008
15:10:43
5 Kies wijzer Lesbeschrijving
Informatieblok
1A Verdiepingsopdracht maken Doelen A Kinderen die de toetsen goed of voldoende maakten, verdiepen hun kennis en inzicht met behulp van een verdiepingsopdracht (volg de aanwijzingen onder A). B Kinderen die de toets met betrekking tot de aardrijkskundige inhoud onvoldoende hebben gemaakt, maken herhalings opdrachten (volg de aanwijzingen onder B). C Kinderen die de topografietoets onvoldoende hebben gemaakt, maken herhalings opdrachten (volg de aanwijzingen onder C).
De kinderen die de toetsen voldoende of goed hebben gemaakt, nemen bladzijde 41 van het werkboek voor zich. U vertelt kort welke vier verdiepingsopdrachten er zijn (opdracht 3 tot en met 6 van de Kies wijzer). De kinderen kiezen vervolgens een opdracht en gaan daarmee zelfstandig aan de slag. De aanwijzingen daarvoor vinden ze op de kopieerbladen Verdiepings opdracht 5.1 tot en met 5.4. Daarna hebt u de gelegenheid om met de kinderen die de toetsen onvoldoende hebben gemaakt de herhalingsopdrachten door te nemen. U kunt er ook voor kiezen om dit op een ander tijdstip te doen.
Activiteiten
1B Herhalingsopdrachten maken
1A 1B 1C 2
Verdiepingsopdracht maken Herhalingsopdrachten maken Herhalingsopdrachten maken Kort nabespreken
45 minuten 20 minuten 25 minuten 10 minuten
De kinderen die de toets met betrekking tot de aardrijkskundige inhoud onvoldoende hebben gemaakt, maken de opdrachten op Herhalingsblad 5.1. Ze hebben daarbij het leerlingenboek nodig. Daarna nemen ze de samenvatting nog een keer door.
Materiaal 1A werkboek bladzijde 41 1A kopieerbladen Verdiepingsopdracht 5.1 tot en met 5.4 1A voor verdiepingsopdracht 5.1: eventueel boeken uit het documentatiecentrum 1A voor verdiepingsopdracht 5.2: stuk stevig papier/karton, eventueel een plattegrond van Schiphol, plastic plakpapier of lamineerfolie 1A voor verdiepingsopdracht 5.3: eventueel wegenkaarten, busboekje, treinboekje enzovoort, computer met mailprogramma en printer 1A voor verdiepingsopdracht 5.4: boeken uit het documentatiecentrum/de bibliotheek, eventueel een (digitale) camera (met geluid) 1B 1B 1B 1B
1C Herhalingsopdrachten maken De kinderen die de topografietoets onvoldoende hebben gemaakt, maken de opdrachten op Herhalingsblad 5.2, blad 1-2.
2 Kort nabespreken Tot slot controleert u of de kinderen de stof nu wel voldoende beheersen. Stel hun mondeling nog enkele vragen. Laat ook de kinderen die een verdiepingsopdracht hebben gemaakt aan het woord over de opdracht.
kopieerblad Herhalingsblad 5.1 kopieerblad Antwoorden herhaling 5.1 leerlingenboek bladzijde 40-48 kopieerblad Samenvatting 5, blad 1-2
1C kopieerblad Herhalingsblad 5.2, blad 1-2 1C kopieerblad Antwoorden herhaling 5.2, blad 1-2 1C Junior Bosatlas
Aandachtspunt De kinderen kunnen de verdiepingsopdracht op een ander moment afmaken.
38
227478_HL_6.indb
38
23-06-2008
15:10:43
6
Help! Natte voeten!
Achtergrondinformatie Dit hoofdstuk gaat over Nederland en de strijd tegen het water. In les 1 staan de polders centraal. Les 2 gaat in op de strijd tegen het zeewater en de Deltawerken. Les 3 behandelt de strijd tegen het rivierwater.
1 Nederland: polderland De Beemster en andere droogmakerijen
In de 17e eeuw veranderen 52 meren in NoordHolland, met een oppervlakte van ongeveer 30.000 hectare, in land. De waterbouwkundige Jan Adriaanszoon Leeghwater was betrokken bij de drooglegging van de Beemster, de Purmer, de Wijde Wormer, de Heerhugowaard en de Schermer. De Beemster werd tussen 1608 en 1612 door 43 molens drooggemalen. De inpoldering werd betaald door rijke kooplieden. Zij investeerden het geld dat ze in deze Gouden Eeuw verdienden. Men wilde de grond benutten voor landbouw en om buitenhuizen op te bouwen. De IJsselmeerpolders
In 1916 was er een hoge waterstand in de Zuiderzee. Dagenlange noordwesterstorm, hevige regen en een hoge waterafvoer door de rivieren leidden tot dijkdoorbraken. Delen van Noord-Holland, Utrecht, Noord-Overijssel en Fryslân overstroomden. Het hele eiland Marken kwam onder water te staan en daarbij vielen zestien doden. De overstroming leidde ertoe dat het plan van ir. Cornelis Lely uit 1913 om de Zuiderzee af te sluiten en in te polderen, werd geaccepteerd in de Tweede kamer. Allereerst werden de Afsluitdijk (1932) en de proefpolder Andijk aangelegd. In de polder, die 40 hectare groot was, kon men uitproberen hoe men moest omgaan met de verzilte (zoute) bodem. In de jaren daarna werden de Wieringermeerpolder, de Noordoostpolder, Oostelijk Flevoland en de dijk Enkhuizen-Lelystad aangelegd. Deze dijk was bedoeld ten behoeve van de drooglegging van het Markermeer, maar de politiek besliste anders: de laatste polder werd niet de Markerwaard, maar Zuidelijk Flevoland.
2 De Deltawerken Springtij, stormvloed, springvloed
De zon en de maan hebben aantrekkingskracht op het water. Daardoor ontstaan de getijden: eb en vloed. Als de zon, de maan en de aarde op één lijn staan (bij nieuwe en volle maan) is de aantrekkingskracht het grootst en is het springtij (springvloed) ofwel een hoge vloed. Bij halve maan werken de zwaartekracht van de zon en de maan elkaar tegen. De getijdenverschillen zijn dan minder groot. Dit noemt men: doodtij. Als het ten tijde van springtij stormt, komt het zeewater extreem hoog te staan. Dat gebeurde in de nacht van 31 januari 1953. Doordat het getij zoals we dat in Nederland kennen vooral wordt veroorzaakt door de invloed van maan en zon op het water van de Atlantische Oceaan, treedt springtij in Nederland op ongeveer drie dagen ná volle maan. Zo lang heeft de ‘vloedgolf’ nodig om bij Nederland te komen. De Maeslantkering
Bij Hoek van Holland ligt de Maeslantkering. Dit laatste onderdeel van de Deltawerken was in 1997 gereed. Bij een dreigende overstroming door zware storm vanuit zee sluiten twee enorme deuren de Nieuwe Waterweg (360 meter breed) af. Op deze manier worden ongeveer 1 miljoen inwoners van Zuid-Holland beschermd tegen het hoge water. De stormvloedkering is bijna even lang als de Eiffeltoren in Parijs en is in gewicht zelfs vier keer zo zwaar. Naar verwachting moet de kering eenmaal per tien jaar worden afgesloten. Over vijftig jaar zal, vanwege de stijging van de zee spiegel, de stormvloedkering vaker moeten sluiten: eenmaal per vijf jaar.
3 Ruimte voor de rivier! Ruimte voor de rivier
Het klimaat verandert: de winters worden natter en er vallen vaker extreme hoeveelheden neerslag. Een gevolg is dat rivieren meer water moeten verwerken, waardoor de kans op overstromingen toeneemt. Alleen de dijken verhogen biedt geen 39
227478_HL_6.indb
39
23-06-2008
15:10:44
oplossing. Soms is de ondergrond zo slap dat dat niet mogelijk is zonder speciale constructies (die erg veel geld kosten). Ook hebben dijkverhogingen nadelige gevolgen voor het (cultuurhistorische) landschap en de natuur. Bovendien neemt het risico op grote problemen toe: wanneer een zeer hoge dijk toch bezwijkt, zijn de gevolgen voor het land veel groter dan bij een eventuele dijkdoorbraak in de huidige situatie. Daarom wordt het plan ‘Ruimte voor de rivier’ uitgevoerd. Dit beleidsplan bestaat uit veertig maatregelen die het Nederlandse stroomgebied van de Rijn en een gedeelte van de Maas beter moeten beschermen tegen overstromingen. Er worden bijvoorbeeld dijken verlegd, nevengeulen gegraven of uiterwaarden verlaagd. De overheid probeert de aanpassingen aan de rivier te combineren met de ontwikkeling van nieuwe natuur of met economische activiteiten zoals grind- of kleiwinning. Bronnen voor meer informatie: www.ruimtevoorderivier.nl www.flevolandbovenwater.nl www.entoen.nu (de Canon van Nederland)
40
227478_HL_6.indb
40
23-06-2008
15:10:44
1 Nederland: polderland Lesbeschrijving
Informatieblok
1 Introductie Leskern Deze les gaat over polders, vroeger en nu, met als voorbeelden het ontstaan van de Beemster (in de 17e eeuw) en de IJsselmeerpolders (in de 20e eeuw).
Deze les gaat over polders. Herinneren de kinderen zich nog uit hoofdstuk 3 wat dat zijn? Waarom ging Nederland waterland droogleggen en op die manier nieuw land vormen? (bevolkingsgroei en angst voor overstromingen) Vertel de kinderen dat ze daarover gaan lezen.
Lesdoel
2 Opdrachten voorbespreken
De kinderen weten wat polders zijn, hoe ze zijn ontstaan en hoe ze worden gebruikt.
Wijs de kinderen op de kaart van Nederland, boven aan bladzijde 49 van het leerlingenboek. Weten de kinderen over welke delen van Nederland dit hoofdstuk gaat? (Zeeland en Flevoland) De Beemster, die ook aan de orde komt in deze les, ligt in Noord-Holland, maar dient als voorbeeld hoe polders vroeger werden drooggelegd. Attendeer de kinderen op de afbeeldingen 1-4 op bladzijde 49: het stripverhaal moeten ze lezen van linksboven naar linksonder en daarna van rechtsboven naar rechtsonder. Kijk ook samen met de kinderen naar de kaarten op bladzijde 50 en 51 van het leerlingenboek. Vergelijk afbeelding 5 met afbeelding 6: Zien de kinderen wat er is veranderd? Welke verschillen vallen hun op? Op afbeelding 8 zien ze in de legenda dat het over gemalen gaat (die ‘malen’ het water met pompen weg). Afbeelding 7 laat het gemaal van de buitenkant zien.
Activiteiten 1 Introductie 2 Opdrachten voorbespreken 3 Opdrachten maken 4 Kort nabespreken
10 minuten 5 minuten 25 minuten 5 minuten
Materiaal – leerlingenboek bladzijde 49-51 – werkboek bladzijde 42-43, 48 en 71 – antwoordenboek bladzijde 42-43, 48 en 71 – kopieerblad Lastige woorden 6.1 – Junior Bosatlas – eventueel software – voor extra activiteit 1: internet – voor extra activiteit 2: vouwblaadjes, gekleurd knutselpapier, splitpennen, keukenrol, karton, een voorbeeldtekening van een windmolen
Bij opdracht 6 zoeken de kinderen alle gewassen die ze kunnen vinden in de woordzoeker. In het leerlingenboek worden ze verder niet behandeld.
Aandachtspunten
3 Opdrachten maken
n Neem
De kinderen die dit aankunnen, verwerken zelfstandig de leerstof met behulp van het werkboek. Let op! Deze les geeft veel informatie in een compacte tekst, en kan dus lastig zijn. U helpt de zwakkere kinderen in groepjes of individueel. Kinderen die klaar zijn met de opdrachten, kunnen de steropdrachten 9 en/of 10 maken.
met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. n Deze les geeft veel informatie in een compacte tekst, en kan daarom lastig zijn. n De kinderen kunnen de topografie oefenen op de computer.
Sleutelbegrippen en lastige woorden de overstroming, de ringdijk, de dijk, de droogmakerij, de ringvaart, de watersnoodramp, de polder, de waterbouwkundige, de polder, het gemaal, NAP, de waterstand, het polderland, de Afsluitdijk
Topografie Zeeland, Middelburg, Vlissingen, Goes, Terneuzen, Noordzee, Oosterschelde, Westerschelde, Walcheren, Schelde-Rijnkanaal, Zeeuws-Vlaanderen, Flevoland, Noordoostpolder, Oostelijk Flevoland, Zuidelijk Flevoland, Almere, Lelystad, Emmeloord, IJsselmeer, Markermeer
4 Kort nabespreken Bespreek de opdrachten eventueel met de kinderen. Bij opdracht 4 is de tweede zin (Er is geen eb en vloed meer) niet expliciet in het leerlingenboek behandeld! Hebben de kinderen begrepen dat de Afsluitdijk ervoor heeft gezorgd dat de eb en vloed van de zee geen rol meer spelen in het IJsselmeer? Controleer of de kinderen begrijpen dat bij opdracht 5 in het werkboek geen van de verklaringen uitdrukkelijk fout is, maar dat het gaat om de beste verklaring.
41
227478_HL_6.indb
41
23-06-2008
15:10:44
Extra activiteiten 1 Droppie water De site www.droppiewater.nl is de website van de Unie van Waterschappen die speciaal is gemaakt voor kinderen van de basisschool. De site bestaat uit verschillende onderdelen die ingedeeld zijn per groep. Voor groep 4, 5 en 6 zijn er voornamelijk interactieve tekeningen.
2 Windmolens bouwen In de tijd van Leeghwater waren er nog geen gemalen. Windmolens langs de ringdijk moesten het water wegpompen. De kinderen bouwen zelf windmolens van kosteloos materiaal. Ten slotte proberen ze hun molens buiten uit: draaien de wieken in de wind?
42
227478_HL_6.indb
42
23-06-2008
15:10:44
2 De Deltawerken Lesbeschrijving
Informatieblok
1 Introductie Leskern De Deltawerken staan in deze les centraal.
Lesdoelen n De
kinderen kennen de oorzaken en gevolgen van de Watersnoodramp in 1953. n Ze kunnen verschillende oplossingen noemen die overlast in de toekomst moeten voorkomen. n Ze kunnen voor- en nadelen van deze oplossingen noemen. n Ze weten dat de verbeterde voorzieningen voor meer werk en verkeer hebben gezorgd.
Activiteiten 1 Introductie 2 Opdrachten voorbespreken 3 Opdrachten maken 4 Kort nabespreken
5 minuten 5 minuten 30 minuten 5 minuten
Begin deze les door beelden te laten zien van de Watersnoodramp van 1953. Bekijk bijvoorbeeld met de kinderen ‘Watersnoodramp 1953’ (1:27 min) op Schooltv-beeldbank (http://beeldbank.schooltv.nl). Vertel de kinderen dat men na deze ramp besloot ervoor te zorgen dat dit nooit meer zou kunnen gebeuren. Hoe dat werd aangepakt, leren de kinderen in deze les. Als start van de les kunt u ook (een hoofdstuk uit) het boek Oosterschelde Windkracht 10 van Jan Terlouw voorlezen. Het boek gaat over de Watersnoodramp van 1953 in Zeeland.
2 Opdrachten voorbespreken Besteed kort aandacht aan afbeelding 2 op bladzijde 53 van het leerlingenboek. Begrijpen de kinderen dat de afbeeldingen 1- 4 (met stukjes tekst) corresponderen met de cijfers op de kaart? Bij opdracht 3 in het werkboek zoeken de kinderen Terneuzen op in hun atlas (kaart: Zeeland).
Materiaal
3 Opdrachten maken
– leerlingenboek bladzijde 52-54 – werkboek bladzijde 44-45 en 48 – antwoordenboek bladzijde 44-45 en 48 – kopieerblad Lastige woorden 6.2 – Junior Bosatlas – eventueel software – ‘Watersnoodramp 1953’ op Schooltv-beeldbank (http://beeldbank.schooltv.nl) of het boek Oosterschelde Windkracht 10, Jan Terlouw – voor extra activiteit 2: tekenpapier en houtskool (om te tekenen)
De kinderen maken zelfstandig de opdrachten in het werkboek. U kunt de zwakkere kinderen hierbij, individueel of in groepjes, helpen. Kinderen die klaar zijn met de opdrachten, kunnen de steropdrachten 9 en/of 10 maken.
Aandachtspunten n Neem
met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. n De kinderen kunnen de topografie oefenen op de computer.
Sleutelbegrippen en lastige woorden de Deltawerken, de springvloed, de dijk, de dam, de watersnoodramp, de overstroming, het Deltaplan, de zee-arm, de stormvloedkering, het binnenwater, de zeevis, de mossel, de oester, het toeristenseizoen
4 Kort nabespreken Bespreek alleen de werkboekopdrachten als u is opgevallen dat de kinderen een bepaalde opdracht lastig vonden. Controleer tot slot of ze nu het verschil weten tussen een dijk, een dam en een stormvloed kering.
Extra activiteiten 1 Stellen De Watersnoodramp van 1953 was een van de ergste rampen uit de Nederlandse geschiedenis. De kinderen schrijven een verslag alsof ze er zelf bij waren. Ze beschrijven de paniek; of ze wel of niet konden vluchten; hoe ze op hulp moesten wachten; in welke vorm die hulp uiteindelijk kwam, enzovoort. Ze kunnen kiezen voor een dagboekvorm of voor een artikel voor de krant.
2 Tekenen De kinderen maken een eenvoudige tekening (met houtskool) van een schrijnende situatie tijdens de Watersnoodramp.
43
227478_HL_6.indb
43
23-06-2008
15:10:44
3 Ruimte voor de rivier! Informatieblok
regen en smeltwater) en daardoor over de dijk (de ‘rand’) stromen. Deze les gaat in op hoe de overlast van rivierwater wordt opgelost.
Leskern Centraal in deze les staat dat het Nederlands waterprobleem niet alleen van de zee komt, maar tevens van de regen en rivieren (aanvoerwater).
Lesdoelen kinderen weten dat het water Nederland ook bedreigt via de rivieren. n Ze weten dat veel smeltwater en regenval de rivieren overvol doen raken. n Ze weten dat de overheid de rivieren meer ruimte geeft en dat combineert met natuurontwikkeling.
2 Opdrachten voorbespreken Controleer of de kinderen begrijpen dat de cijfers van afbeelding 1 op bladzijde 55 in het leerlingenboek overeenkomen met de genummerde teksten ernaast. Wijs de kinderen er ook op dat de afbeeldingen 3, 4 en 5 horen bij de tekst ‘Help! Hoog water!’
n De
Activiteiten 1 Introductie 2 Opdrachten voorbespreken 3 Opdrachten maken 4 Kort nabespreken
10 minuten 5 minuten 25 minuten 5 minuten
Materiaal – leerlingenboek bladzijde 55-57 – werkboek bladzijde 46-48 – antwoordenboek bladzijde 46-48 – kopieerblad Lastige woorden 6.3 – Junior Bosatlas – eventueel software – voor extra activiteit 1: internet – voor extra activiteit 2: begeleiders of internet – voor extra activiteit 3: internet
Aandachtspunten n Neem
met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. n De kinderen kunnen de topografie oefenen op de computer.
Sleutelbegrippen en lastige woorden het smeltwater, de zijrivier, de wateroverlast, de rivierdijk, de zomerdijk, de winterdijk, de uiterwaard, het binnendijks land, het buitendijks land, het natuurgebied, de Rijn, het bergstroompje
Lesbeschrijving
44
Wijs de kinderen erop dat de bovenste afbeelding van opdracht 4 in het werkboek zware regenval laat zien.
3 Opdrachten maken De kinderen die dit aankunnen, verwerken zelfstandig de leerstof met behulp van het werkboek. Kinderen die klaar zijn met de opdrachten, kunnen de steropdrachten 9 en/of 10 maken. U gaat aan de slag met de zwakkere kinderen.
4 Kort nabespreken Bespreek de opdrachten kort na met de kinderen. Besteed extra aandacht aan opdracht 1, die gaat over de rivier in hun omgeving. Vergelijk opdracht 5 met afbeelding 5 in het leerlingenboek.
Extra activiteiten 1 Beheer zelf het water De interactieve site www.gisactief.nl/beheerzelf.htm laat de kinderen zien wat er gebeurt bij het uitvoeren van verschillende maatregelen en wat het effect van zo’n maatregel is op het waterpeil. De kinderen kiezen zelf of ze het waterpeil laten stijgen of dalen en of ze binnendijks of buitendijks bouwen.
2 Watermuseum Bezoek met de klas het Watermuseum in Arnhem. Er zijn meer dan vijftig interactieve presentaties. Die laten bijvoorbeeld zien hoe sluizen en gemalen een overstroming voorkomen, hoe ons rioleringsstelsel werkt en hoe mensen over de hele wereld omgaan met water. De vaste tentoonstelling in het souterrain is onderverdeeld in drie thema’s: Water en natuur, Water in Nederland en Water en de wereld. Is een bezoekje niet mogelijk? Bezoek dan de website www.watermuseum.nl. Er staan leuke opdrachten voor kinderen op, bijvoorbeeld SuperBever helpen een dijkdoorbraak te voorkomen.
1 Introductie
3 Filmpje
U kunt deze les starten met een gesprek met de kinderen over in bad gaan: Wat gebeurt er als je de kraan niet op tijd dichtdraait? Maak dan de overstap naar rivieren: die kunnen extra vol water zitten (door
U kunt de kinderen een filmpje op Schooltv-beeldbank (http://beeldbank.schooltv.nl) laten zien, bijvoorbeeld ‘Overstroming van de rivier’ (1:12 minuten).
227478_HL_6.indb
44
23-06-2008
15:10:44
4 Toets Lesbeschrijving
Informatieblok
1 Samenvatting lezen Doel De kinderen laten hun kennis en inzicht zien met betrekking tot de leerstof van hoofdstuk 6: Help! Natte voeten!
Activiteiten 1 Samenvatting lezen 2 Toets maken 3 Toets bespreken
10 minuten 2 x 15 minuten 5-10 minuten
Lees samen met de kinderen de samenvatting nog een keer door. Geef hun de gelegenheid vragen te stellen.
2 Toets maken Deel de toetsen uit of laat de kinderen de toets opzoeken op de computer. De kinderen maken de toetsen zelfstandig. U vindt de antwoorden op kopieerblad Antwoorden toets 6.1 en 6.2, blad 1-2. Normering toets 6.1:
Materiaal – kopieerblad Samenvatting 6, blad 1-2 – kopieerblad Toets 6.1, blad 1-2 – kopieerblad Toets 6.2, blad 1-2 – kopieerblad Antwoorden toets 6.1, blad 1-2 – kopieerblad Antwoorden toets 6.2, blad 1-2 – eventueel software
Aandachtspunten n Geef
de kinderen als voorbereiding op Toets 6.1 één of meer dagen van tevoren de samenvatting mee naar huis om te leren. n U kunt de toetsen ook op een ander moment laten maken en nabespreken. n Toets 6.1 bestaat uit kennis-, inzicht- en vaardigheidsvragen over de basisstof. n Toets 6.2 checkt de kennis van de topografie en kan ook op de computer worden gemaakt. n Bereid eventueel de verdiepingsopdrachten van de volgende les voor. n Voor verdiepingsopdracht 6.1: boeken uit de bibliotheek en/of het documentatiecentrum, eventueel een printer. n Voor verdiepingsopdracht 6.2: boeken uit de bibliotheek en/of het documentatiecentrum, een zandtafel, stokjes, karton in verschillende kleuren, eventueel een digitale camera. n Voor verdiepingsopdracht 6.3: twee grote vellen papier, boeken uit de bibliotheek en/of het documentatiecentrum.
opdracht
per goed antwoord
maximaal
1
3 punten
6 x 3 = 18
2
4 punten
3 x 4 = 12
3
2 punten
4x2=8
4
5 punten
2 x 5 = 10
5
3 punten
4 x 3 = 12
6
5 punten
2 x 5 = 10
7
2,5 punten
8 x 2,5 = 20
8
2,5 punten
4 x 2,5 = 10
totaal
100
Normering toets 6.2: opdracht
per goed antwoord
maximaal
1
4 punten
8 x 4 = 32
2
3 punten
6 x 3 = 18
3
3 punten
4 x 3 = 12
4
3 punten
6 x 3 = 18
5
5 punten
4 x 5 = 20
totaal
100
Daarbij kunt u het volgende als leidraad per toets gebruiken:
Sleutelbegrippen alle sleutelbegrippen uit les 1, 2 en 3
Topografie alle topografie uit les 1, 2 en 3
Aantal punten 81-100 60-80 minder dan 60
Beheersing goed voldoende onvoldoende
3 Toets bespreken Besteed aandacht aan zaken die u zijn opgevallen en geef aan hoe u een en ander hebt gewaardeerd. Ga ook eens vanuit een andere invalshoek in op zaken die voor de meeste kinderen nog lastig blijken te zijn.
45
227478_HL_6.indb
45
23-06-2008
15:10:45
5 Kies wijzer Lesbeschrijving
Informatieblok
1A Verdiepingsopdracht maken Doelen A Kinderen die de toetsen goed of voldoende maakten, verdiepen hun kennis en inzicht met behulp van een verdiepingsopdracht (volg de aanwijzingen onder A). B Kinderen die de toets met betrekking tot de aardrijkskundige inhoud onvoldoende hebben gemaakt, maken herhalings opdrachten (volg de aanwijzingen onder B). C Kinderen die de topografietoets onvoldoende hebben gemaakt, maken herhalings opdrachten (volg de aanwijzingen onder C).
De kinderen die de toetsen voldoende of goed hebben gemaakt, nemen bladzijde 49 van het werkboek voor zich. U vertelt kort welke vier verdiepingsopdrachten er zijn (opdracht 3 tot en met 6 van de Kies wijzer). De kinderen kiezen vervolgens een opdracht en gaan daarmee zelfstandig aan de slag. De aanwijzingen daarvoor vinden ze op de kopieerbladen Verdiepings opdracht 6.1 tot en met 6.4. Daarna hebt u de gelegenheid om met de kinderen die de toetsen onvoldoende hebben gemaakt de herhalingsopdrachten door te nemen. U kunt er ook voor kiezen om dit op een ander tijdstip te doen.
Activiteiten
1B Herhalingsopdrachten maken
1A Verdiepingsopdracht maken 1B Herhalingsopdrachten maken 1C Herhalingsopdrachten maken 2 Kort nabespreken
45 minuten 20 minuten 25 minuten 10 minuten
De kinderen die de toets met betrekking tot de aardrijkskundige inhoud onvoldoende hebben gemaakt, maken de opdrachten op Herhalingsblad 6.1. Ze hebben daarbij het leerlingenboek nodig. Daarna nemen ze de samenvatting nog een keer door.
Materiaal 1A werkboek bladzijde 49 1A kopieerbladen Verdiepingsopdracht 6.1 tot en met 6.4 1A voor verdiepingsopdracht 6.1: boeken uit de bibliotheek en/of het documentatie centrum, eventueel een printer 1A voor verdiepingsopdracht 6.2: boeken uit de bibliotheek en/of het documentatiecentrum, een zandtafel, stokjes, karton in verschillende kleuren, eventueel een digitale camera 1A voor verdiepingsopdracht 6.3: twee grote vellen papier, boeken uit de bibliotheek en/of het documentatiecentrum 1B 1B 1B 1B
1C Herhalingsopdrachten maken De kinderen die de topografietoets onvoldoende hebben gemaakt, maken de opdrachten op Herhalingsblad 6.2, blad 1-2.
2 Kort nabespreken Tot slot controleert u of de kinderen de stof nu wel voldoende beheersen. Stel hun mondeling nog enkele vragen. Laat ook de kinderen die een verdiepingsopdracht hebben gemaakt aan het woord over de opdracht.
kopieerblad Herhalingsblad 6.1 kopieerblad Antwoorden herhaling 6.1 leerlingenboek bladzijde 49-57 kopieerblad Samenvatting 6, blad 1-2
1C kopieerblad Herhalingsblad 6.2, blad 1-2 1C kopieerblad Antwoorden herhaling 6.2, blad 1-2 1C Junior Bosatlas
Aandachtspunt De kinderen kunnen de verdiepingsopdracht op een ander moment afmaken.
46
227478_HL_6.indb
46
23-06-2008
15:10:45