17 september 2013
DGA Nieuwsbrief: Belastingplan 2014 c.a.
In het kader van en vooruitlopend op Prinsjesdag heeft de regering verschillende wetsvoorstellen bij de Tweede Kamer ingediend. De voor u mogelijk relevante onderdelen van de diverse voorstellen hebben wij op een rijtje gezet.
1. Eenmalige verlenging van de 16% werkgeversheffing over loon hoger dan EUR 150.000 De vorig jaar geïntroduceerde 16% werkgeversheffing over het door een werknemer in 2012 genoten loon, voor zover het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking (inclusief bonussen) hoger was dan EUR 150.000, wordt éénmalig verlengd. De vormgeving is ongewijzigd, hetgeen kort gezegd impliceert dat een werkgever in 2014 een 16% werkgeversheffing verschuldigd wordt, indien en voor zover het in 2013 door een werknemer genoten loon uit tegenwoordige dienstbetrekking hoger is dan EUR 150.000. Het object van de heffing wordt geacht te zijn genoten op 31 maart 2014, hetgeen in de meeste gevallen betekent dat deze heffing op de loonbelastingaangifte over de maand maart 2014, i.e. in april 2014, moet worden afgedragen. Tegen de afdracht in 2013 over 2012, ook wel “crisisheffing 2013”, is door veel inhoudingsplichtigen bezwaar aangetekend. De inhoudingsplichtigen die daartegen bezwaar hebben gemaakt wordt de mogelijkheid geboden een vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst te sluiten, waardoor hun bezwaarschriften zullen worden afgedaan in lijn met de uitkomst van een aantal bij de belastingrechter nog te voeren proefprocedures. Ook tegen de voorgestelde crisisheffing 2014 kan desgewenst te zijner tijd, i.e. in april/mei 2014, bezwaar worden aangetekend.
2. Beperking hypotheekrenteaftrek Zoals reeds aangekondigd in het regeerakkoord stelt de regering in de Hervormingsagenda woningmarkt een verlaging van het maximale aftrekpercentage van de hypotheekrente voor. Voor alle hypothecaire leningen wordt vanaf 2014 het maximale aftrektarief (52% in de vierde schijf) in stappen van een half procentpunt per jaar verminderd. Dit zal gebeuren in 28 jaarlijkse stappen van een half procentpunt naar
uiteindelijk 38 procent. Voorgesteld wordt de opbrengst jaarlijks budgettair neutraal terug te sluizen naar de groep van belastingplichtigen die door de maatregel wordt geraakt.
3. Loondervingsstamrecht Per 1 januari 2014 komt de vrijstelling in de loonheffing voor aan werknemers toe te kennen loondervingsstamrechten te vervallen. Dit betekent dat vergoedingen die worden ontvangen ter vervanging van gederfd of te derven loon, zoals ontslagvergoedingen, op het moment van toekenning in de belastingheffing worden betrokken. De op 31 december 2013 bestaande stamrechtaanspraken worden door deze maatregel niet getroffen. Voor deze bestaande aanspraken zal in het jaar 2014 de mogelijkheid bestaan de waarde van de aanspraak in één keer te laten uitkeren tegen een gereduceerd tarief en zonder heffing van revisierente. De tariefsreductie wordt vormgegeven door de uitkering slechts voor 80% in aanmerking te nemen bij de heffing van inkomstenbelasting (box 1: progressief tarief). Het bovenstaande geldt overeenkomstig voor stamrechtspaarrekeningen en stamrechtbeleggingsrechten.
4. Nieuwe vrijstelling schenkbelasting Van 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015 mag onder voorwaarden éénmalig tot EUR 100.000 belastingvrij worden geschonken. De vrijstelling is van toepassing wanneer de schenker: - een eigen woning schenkt, of - een bedrag schenkt waarmee de begiftigde: - een eigen woning aankoopt; - een eigenwoningschuld of restschuld van een vervreemde eigen woning (gedeeltelijk) aflost; - kosten maakt voor verbetering of onderhoud van de eigen woning; of - rechten van erfpacht, opstal, of beklemming met betrekking tot de eigen woning afkoopt. Deze vrijstelling geldt voor iedereen en is dus niet beperkt tot schenkingen van ouders aan een kind. Echter, indien een kind reeds eerder gebruik heeft gemaakt van de bestaande verhoogde vrijstellingen wordt het bedrag van EUR 100.000 verminderd met die eerder genoten vrijstellingen. Andersom geldt dat indien een kind gebruik heeft gemaakt van de vrijstelling van EUR 100.000, hij niet meer gebruik kan maken van de andere verhoogde vrijstellingen.
5. Periodieke giften bij onderhandse akte Voor het in aanmerking nemen van periodieke giften aan algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) en verenigingen met ten minste 25 leden als persoonsgebonden aftrek in de inkomstenbelasting, is met ingang van 2014 niet langer een notariële akte van schenking vereist. De belastingplichtige kan de periodieke gift dan ook bij onderhandse akte van schenking overeenkomen met de ANBI of vereniging. De inhoud van de onderhandse akte moet aan bepaalde voorwaarden voldoen.
6. Aanpak constructies met APV’s Per 1 januari 2010 heeft de wetgever maatregelen getroffen teneinde te voorkomen dat vermogen dat is ondergebracht in bijzondere rechtsvormen zoals een Angelsaksische trust of een Antilliaanse Stichting Particulier Fonds, voor fiscale doeleinden zou kunnen zweven. Indien sprake is van een zogenoemd afgezonderd particulier vermogen (APV: vermogen dat is ondergebracht in zo’n bijzondere rechtsvorm en waarmee meer dan bijkomstig een particulier belang wordt nagestreefd) wordt het daarin ondergebrachte vermogen (onder andere voor de heffing van inkomstenbelasting)
2
toegerekend aan de inbrenger. Indien echter zo’n APV onderworpen is aan een reële belastingheffing wordt het daarin ondergebrachte vermogen niet (langer) meer toegerekend aan de inbrenger. Volgens de regering is gebleken dat op oneigenlijke wijze gebruik wordt gemaakt van deze uitzondering door zonder heffing van inkomstenbelasting een aanmerkelijk belang (zijnde een belang van 5% of meer in een BV, NV of vergelijkbare rechtspersonen) in zo’n APV onder te brengen. Indien de voorgestelde wijziging wordt aangenomen, zal met ingang van 2014 – indien op basis van de hoofdregel een aanmerkelijk belang niet langer meer aan de inbrenger kan worden toegerekend – het onderbrengen van een aanmerkelijk belang in een APV als een fictieve vervreemding worden aangemerkt, hetgeen leidt tot heffing van inkomstenbelasting over het verschil tussen de waarde in het economische verkeer en de verkrijgingsprijs van het aanmerkelijk belang (tegen een tarief van 25%). Tevens wordt voorgesteld dat de introductie van deze fictieve vervreemding niet kan worden gebruikt om een negatief verschil tussen de waarde in het economische verkeer en de verkrijgingsprijs (verlies) eerder in aanmerking te nemen. Daarnaast zal de voorgestelde fictieve vervreemding ook kunnen leiden tot inning van een conserverende aanslag die bij een eerdere emigratie van de aandeelhouder is opgelegd. Ten slotte wordt een maatregel voorgesteld om te voorkomen dat een APV kan worden gebruikt om een specifieke renteaftrekbeperking in de sfeer van de heffing van vennootschapsbelasting te omzeilen.
7. Voorgestelde wijzigingen kindregelingen In het wetsvoorstel Wet hervorming kindregelingen wordt voorgesteld de kindregelingen, zoals bijvoorbeeld de kinderbijslag, drastisch te versoberen. Door afschaffing en samenvoeging van de huidige elf kindregelingen blijven slechts de volgende vier regelingen over: de kinderbijslag, het kindgebonden budget, de combinatiekorting en de kinderopvangtoeslag. Voorgesteld wordt de volgende fiscale regelingen uit de Wet inkomstenbelasting 2001 met ingang van 2015 af te schaffen: - persoonsgebonden aftrek levensonderhoud kinderen: deze aftrek geeft ouders van kinderen jonger dan 21 jaar waarvoor geen recht op kinderbijslag bestaat of waarvan het kind zelf geen recht heeft op studiefinanciering een forfaitaire aftrek per kwartaal voor de kosten van levensonderhoud. - ouderschapsverlofkorting: deze heffingskorting voorziet ouders in een financiële bijdrage voor het inkomensverlies als gevolg van opname van ouderschapsverlof. - (aanvullende) alleenstaande ouderkorting: een alleenstaande belastingplichtige heeft hier recht op als hij/zij meer dan zes maanden geen partner heeft, zorgt voor een kind jonger dan 18 jaar dat hij/zij in belangrijke mate onderhoudt en dat op hetzelfde adres woont.
3
8. Voorstel voor een nieuw heffingssysteem voor de inkomstenbelasting en de schenk- en erfbelasting De regering stelt met betrekking tot de inkomstenbelasting en de schenk- en erfbelasting een nieuw heffingssysteem voor. Het voorgestelde systeem zou moeten leiden tot meer rechtszekerheid voor “goedwillenden” en een hardere aanpak van “kwaadwillenden”. Vereenvoudiging aanslagregeling Belastingplichtigen krijgen eerder duidelijkheid over hun belastingafrekening. Hoofdregel wordt dat de inspecteur binnen drie maanden na ontvangst van de aangifte een definitieve aanslag oplegt. Als deze termijn niet haalbaar is, bijvoorbeeld omdat de aangifte een nadere beoordeling vergt of de inspecteur de belastingschuld om een andere reden nog niet kan vaststellen, ontvangt de belastingplichtige de aanslag uiterlijk 15 maanden na ontvangst van de aangifte door de Belastingdienst. In dat geval ontvangt de belastingplichtige wel tussentijds een bericht, meestal in de vorm van een (nadere) voorlopige aanslag. De belastingplichtige kan verder in een periode van 18 maanden na ontvangst van de aangifte door de Belastingdienst om herziening van de (voorlopige) aanslag verzoeken. Indien de inspecteur een herzieningsverzoek afwijst, kan de belastingplichtige tegen deze beschikking in bezwaar en bij afwijzing van het bezwaar, in beroep gaan. In bijzondere gevallen waarin de termijnen voor het vaststellen van de aanslag of voor herziening ontoereikend blijken, stelt de regering opschorting van de termijnen voor. Bij vragen van de inspecteur is de opschortingstermijn beperkt tot maximaal zes maanden. Voornoemde wijzigingen gaan gelden voor (voorlopige) aanslagen die betrekking hebben op tijdvakken of tijdstippen gelegen op of na een bij koninklijk besluit vast te stellen datum (waarschijnlijk 1 januari 2016). Verruiming bevoegdheid tot navordering Naast de bestaande mogelijkheid tot het opleggen van een navorderingsaanslag in geval van een zogenoemd ‘nieuw feit’ zal straks ook kunnen worden nagevorderd indien de belastingplichtige wist of behoorde te weten dat te weinig belasting is geheven. Wijziging navorderingstermijnen Voor belastingplichtigen die niet te kwader trouw zijn (door de regering aangeduid als “goedwillenden”) wordt de navorderingstermijn verkort van vijf jaren na ontstaan van de belastingschuld naar drie jaar gerekend vanaf ontvangst van de aangifte door de Belastingdienst. In geval van kwade trouw wordt de navorderingstermijn voor de inkomstenbelasting en de schenk- en erfbelasting verlengd van vijf jaren te rekenen vanaf het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan naar twaalf jaren na ontvangst van de aangifte door de Belastingdienst. Deze wijzigingen van de navorderingstermijnen zullen mogelijk reeds direct na het aannemen van het wetsvoorstel in werking treden en gelden ook voor bestaande gevallen. Elektronisch verkeer In het voorstel is opgenomen dat al het berichtenverkeer tussen de Belastingdienst en de burger in de toekomst uitsluitend elektronisch plaatsvindt. Iedere burger krijgt een zogeheten berichtenbox, een persoonlijke en beveiligde elektronische postbus bij de overheid. Omdat het berichtenverkeer niet ineens volledig en verplicht kan worden ingevoerd, zal worden gewerkt met een ingroeimodel.
4
9. Tijdelijke versoepeling inkeerregeling In verband met de voornoemde verlenging van de navorderingstermijn voor “kwaadwillenden”, heeft de staatssecretaris van Financiën op 2 september 2013 bij besluit bekendgemaakt dat hij de inkeerregeling voor aanslagbelastingen tijdelijk versoepelt. Aan de belastingplichtige die vóór 1 juli 2014 alle voor de belastingheffing relevante gegevens aan de Belastingdienst verstrekt, voordat hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de Belastingdienst bekend is of zal worden met niet aangegeven vermogen of inkomsten, wordt geen boete opgelegd.
10. Voorstel tot wijziging percentages belasting- en invorderingsrente Voor de belastingjaren vanaf 2012 is de heffingsrente reeds vervangen door de belastingrente. De aanpassing van de renteregeling strekt tot het voorkomen van “sparen bij de fiscus” en beoogt vereenvoudiging. Doel van deze renteregeling is dat belastingplichtigen die binnen korte termijn na afloop van het belastingjaar de aangifte hebben ingediend of die door middel van verzoeken om voorlopige aanslagen zorgen voor de betaling van de verschuldigde belasting, in principe niet te maken krijgen met belastingrente. Zoals reeds aangekondigd in het regeerakkoord stelt de regering in de Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente voor om voor de belastingrente en de invorderingsrente een ondergrens in te voeren. De invorderingsrente alsmede de belastingrente, uitgezonderd de belastingrente ter zake van vennootschapsbelasting, wordt gesteld op de wettelijke rente voor niet-handelstransacties, met een ondergrens van 4%. Voor de belastingrente ter zake van vennootschapsbelasting, die is gekoppeld aan de wettelijke rente voor handelstransacties, wordt een ondergrens van 8% voorgesteld. Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld, aanvaarden Loyens & Loeff N.V. en alle andere entiteiten, samenwerkingsverbanden, personen en praktijken die handelen onder de naam ‘Loyens & Loeff’, geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene informatie en kan niet worden beschouwd als advies.
Disclaimer Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld, aanvaarden Loyens & Loeff N.V. en alle andere entiteiten, samenwerkingsverbanden, personen en praktijken die handelen onder de naam ‘Loyens & Loeff’, geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene informatie en kan niet worden beschouwd als advies.
www.loyensloeff.com