Christelijk Centrum Groningen 06 maart 2011
Deze outline past maar gedeeltelijk bij de gehouden preek, vanwege een alternatieve preek. PREDIKING: Inleiding In de serie kwaliteit van leven zijn we nu bezig met de uitwerking daarvan. Het gaat dan om hoe we als nieuwe schepping in relatie staan tot God, de ander en de samenleving. In wezen is het een concentrische cirkel: God: onze relatie met God - als individu: leven vanuit Zijn genade, in gemeenschap met Hem en tot Zijn eer. Daarover hebben we veel gesproken in de afgelopen weken; - en als kerk; Gods heerlijkheid zichtbaar maken en Zijn koninkrijk verbreiden Onze broeders en zusters: we hebben niet een soort privéleven als gelovigen, maar zijn in één lichaam in Christus met elkaar verbonden: ‘want door één Geest zijn wij allen tot [into] één lichaam gedoopt (1 Kor. 12:13). Zie ook de preek van Emmanuel zondag j.l.: ‘op elkaar acht geven’ (Hebr. 10:24). De mensen die God niet kennen [de wereld]: de opdracht van de kerk is om Jezus’ getuigen te zijn (Hand. 1:8) en niet om samenkomsten te houden. Hoe? - door de evangelieverkondiging in woord en daad (‘mijn getuigen’); en door - de samenleving te doortrekken met het Koninkrijk van God (‘zout en licht’). Lezen: Matth. 6:9,10; Hand. 1:4-8; Rom. 1:16: Want ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek. 1. Onze status: getuigen van Christus We zijn allemaal geroepen om getuigen van Jezus te zijn; ongeacht wat wij daarvan vinden: ‘gij zult Mijn getuigen zijn’ (vgl. Jona). Dat betekent dat God van ons bereidheid vraagt om met anderen te delen wat we zelf ontvangen hebben. Getuige zijn is een status, niet een activiteit. M.a.w. in alles wat we doen en zeggen, zijn we een getuige. Maar het belangrijkste is om getuige te zijn van de hoop die in ons leeft (1 Petr. 3:15,16). Je kunt alleen maar getuige zijn als je zelf in relatie met Jezus leeft. Als je kennis van God alleen maar verstandelijk is, of als je leeft zonder overleg met God, heb je geen getuigenis. Dan kun je alleen spreken over de christelijke leefwijze, maar dat is meer een morele wet dan een levende relatie met God. We getuigen vanuit onze identiteit in Christus: leven met God is het beste wat er is. In een houding als Mozes toen hij zijn schoonvader Chobab uitnodigde om met hen mee te gaan, want ‘je zult het goed bij ons hebben’ (Num. 10:29). Christenen zijn geneigd zich weg te cijferen (Saul verstopte zich achter het pakgoed), maar dat is niet juist; bovendien onthouden wij anderen de weg tot verlossing, als we ons onzichtbaar maken (wat zou je doen als je iemand op zijn dood af zag lopen?). 2. Ons uitgangspunt als christenen: onze relatie met God, onze Vader We leven vanuit onze relatie met God, niet vanuit kennis, opvoeding of religie. Onze status van ‘getuige zijn’ ontlenen we niet aan het feit dat we christelijk zijn, maar dat we door Jezus opnieuw een relatie met God hebben. Dat is ook onze verkondiging: laat je met God verzoenen (2 Kor. 5:20). Wij hebben een relatie met God en zullen daarom in de eeuwigheid bij Hem zijn; zij die dat niet hebben, zullen voor eeuwig verloren zijn (naar de hel gaan). Dat is een motivatie om ons niet te schamen voor ons getuigenis (Rom. 1:16), ook al lijkt de boodschap van het evangelie ‘dwaasheid’ voor de mensen (1 Kor. 1:18,23).
3. Ons perspectief in het getuigen: het Koninkrijk van God Jezus’ opdracht was niet om ‘gelovigen’ te maken, maar ‘discipelen’ (Matth. 28:19). M.a.w. Hij wil dat mensen worden toegevoegd aan het Koninkrijk van God. Het Koninkrijk van God is die levenssfeer waar God geëerd wordt en waar Zijn wil gedaan wordt. Zoals Hij het oorspronkelijk bedoeld heeft. Toen Johannes de Doper Jezus aankondigde sprak hij; ‘het Koninkrijk van God is nabij gekomen’ (Matt. 3:2). En Jezus herhaalt dat als Hij Zijn bediening begint (4:17). Deze aankondiging gaat terug op Daniël 2:44: ‘Maar in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid...’ Jezus kwam niet om ons naar de hemel te brengen, maar om het Koninkrijk van God te herstellen. Deel daarvan is dat de mensen weer verzoend worden met God. Het doel is dat God weer gaat genieten van wat Hij gemaakt heeft en geëerd wordt. Een christen die alleen leeft om behouden of gezegend te worden en niet voor het herstel van het Koninkrijk van God, die heeft het evangelie niet begrepen. Gods doel is niet alleen dat de mensheid weer met Hem verzoend wordt, maar dat ook de hele schepping weer ondergeschikt wordt aan Hem: ‘Uw wil geschiede, zowel in de hemel als op aarde’. Dat gebeurt ten volle bij de komst van Jezus, maar nu al op elke plaats waar het licht van het Koninkrijk van God schijnt, door ons. Dat beweegt ons om bv. tot een zegen voor de buurt te zijn: niet om zieltjes te winnen, maar om het Koninkrijk van God zichtbaar te maken. Ook op die manier zijn we getuigen van Jezus. Je kunt misschien niet goed praten, maar wel vriendelijk zijn, iemand begroeten, rommel opruimen etc. Na Jezus’ Hemelvaart is de kerk gesteld tot de vertegenwoordiger van het Koninkrijk van God op aarde. Door de zondeval is de mens zijn eigen weg gegaan en leeft tot zijn eigen eer en niet tot Gods eer. Maar hij leeft ook tot zijn eigen verderf als de relatie met God niet hersteld wordt. Onze eerste opdracht is om de mens weer in relatie met God te brengen: ‘wij zijn gezanten van Christus’ (2 Kor. 5:20). Dat doen we door hen het evangelie te verkondigen en ze te maken tot discipelen. Maar dat doen we ook door onze invloed te laten gelden in onze omgeving, op school en werk, de politiek, in gerechtigheid etc. Zowel individueel als als kerk! Om effectief te kunnen zijn in het discipelen, is een gezonde kerk nodig, met goed leiderschap, een gezonde leer en zorg voor de leden. Om als kerk effectief te zijn, moet ze daaraan werken. 4. Onze houding in het getuigen Hoe kunnen we effectief getuige zijn? Enkele opmerkingen: Realiseren dat we een mandaat van God hebben om te getuigen: Matth. 28:19,20: ‘Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.’ Markus 16:15 en 16: ‘En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping. Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden.’ 2 Kor. 5:18 en 19: ‘En dit alles is uit God, die door Christus ons met Zich verzoend heeft en ons de bediening der verzoening gegeven heeft, welke immers hierin bestaat, dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was, door hun hun overtredingen niet toe te rekenen, en dat Hij ons het woord der verzoening heeft toevertrouwd. ‘ Wat voor aansporingen hebben we nog meer nodig? Wij zijn ervaringsdeskundigen, we hebben de redding ervaren en spreken over wat we weten: ‘Ik heb redding aangekondigd en redding gebracht, jullie hoorden het van
mij, niet van een vreemde. Jullie zijn mijn getuige – spreekt de HEER –,dat ik werkelijk God ben en dat ik blijf wat ik ben...’ (Jes. 43:12). Wij hebben ‘gezien en geproefd dat de Here goed is’ (Psalm 34:9) en: Psalm 37:25: ‘Jong ben ik geweest, ook ben ik oud geworden, maar – een rechtvaardige heb ik niet verlaten gezien, noch zijn nageslacht zoekende brood.’ Hand. 4:20: ‘want wij kunnen niet nalaten te spreken van wat wij gezien en gehoord hebben.’ Je kunt alleen getuigen als je ‘erbij geweest’ bent, als je het ervaren hebt. Anders is je getuigenis niet waarachtig en heb je misschien nodig dat je je eerst bekeert (vgl. Opb. 2:4: ‘Ik heb tegen je... je eerste liefde verzaakt hebt.’) In een godvruchtige houding: met ‘zachtmoedigheid en vreze en met een goed geweten’ (1 Petr. 3:15,16). We gaan geen discussies aan om gelijk te krijgen, of laten ons niet door mensen uit de tent lokken met ‘dwaze strijdvragen’ (2 Tim. 2:23). We willen harten winnen, geen discussies. In een houding van nederigheid en bewogenheid: wij hebben onze behoudenis niet verdiend, het is genade. Dit drijft ons ertoe om dienstbaar te zijn aan de verkondiging van het evangelie: ‘jood met de jood en Griek met de Griek’ (1 Kor. 9:20-22; 10:32) Wij verkondigen niet onze wijsheid, maar het geheimenis van het Koninkrijk van God. 1 Kor. 2:1-5: ‘Ook ben ik, toen ik tot u kwam, broeders, niet met schittering van woorden of wijsheid u het getuigenis van God komen brengen. Want ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en die gekruisigd. Ook kwam ik in zwakheid, met veel vrezen en beven tot u; mijn spreken en mijn prediking kwam ook niet met meeslepende woorden van wijsheid, maar met betoon van geest en kracht, opdat uw geloof niet zou rusten op wijsheid van mensen, maar op kracht van God.’ 1 Kor. 2:7: ‘maar wat wij spreken, als een geheimenis, is de verborgen wijsheid Gods, die God (reeds) van eeuwigheid voorbeschikt heeft tot onze heerlijkheid.’ 1 Kor. 2:13: ‘Hiervan spreken wij dan ook met woorden, die niet door menselijke wijsheid, maar door de Geest geleerd zijn..’ Mensen komen niet tot bekering door onze spreekvaardigheid of onze overredingskracht, maar door de kracht van het evangelie (‘een kracht Gods’) Niet alleen in woorden, maar ook met ‘betoon van geest en kracht’ (1 Kor. 2:5). M.a.w. dat we ons ernaar uitstrekken om ‘wonderen en tekenen’ te zien gebeuren als begeleiding van ons getuigenis: ‘terwijl ook God getuigenis daaraan geeft door tekenen en wonderen en velerlei krachten en door de heilige Geest toe te delen naar zijn wil.’ (Hebr. 2:4). (Hand. 14:3; Rom. 15:19)
5. Manieren van getuigen Er is geen specifieke methode om een getuige te zijn. Het vereist geen specifieke begaafdheid of bekwaamheid, zelfs geen speciale roeping, want we zijn allen geroepen om getuigen te zijn. Maar hoe kunnen we dan getuigen zijn?
Tijdens het normale leven. We zijn getuigen in de manier waarop we met mensen omgaan, met hen spreken en tijd voor hen maken (vgl. Micha 6:8). Persoonlijk traktaat/ uitnodiging. Als je met mensen in gesprek raakt en ze verder wilt helpen kan een persoonlijk traktaat helpen. Daarop staat kort jouw getuigenis en een uitnodiging voor de kerk en/of de Kleine groep. Door gastvrij en vriendelijk te zijn; thuis zowel als in de kerk. Mensen begroeten of een praatje maken. In een omgeving waar christenen zijn, zou niemand zich ‘verloren’ moeten voelen. Het is een keus om vrijmoedig te zijn en met iemand in gesprek te gaan. De Kleine groep is bij uitstek een plaats waar mensen gastvrijheid en zorg kunnen ontmoeten. Maar dan moet het wel uitnodigend zijn.....
Alpha. Dit is een machtig middel om ongelovigen te bereiken met het evangelie. Het is in een cursusvorm en gericht op het begrijpelijk uitleggen van het evangelie. Dan is het aan de mensen of ze er iets mee willen. Dit is de manier waarop Paulus het deed. Sterk element is het samen eten. Door profetisch getuigen. Het voorbeeld hiervan zien we in het verhaal van Johannes 4: 17: de vrouw bij de put. Jezus openbaart wat in haar hart is (zie ook 1 Kor. 14:24,25). (ook wel treasure hunting genoemd). Kerken planten. Dit is de meest effectieve manier van uitbreiding van het Koninkrijk van god. Je brengt niet alleen het evangelie, maar ook de kerk naar de mensen toe. Ze komen niet alleen tot geloof, maar worden ook in hun eigen omgeving gediscipeld. Bemoeienis met de samenleving. Dit is lang verwaarloosd binnen het evangelisch christendom. Maar onze opdracht om de schepping terug te brengen ‘onder de heerschappij van God’ begint niet pas als Jezus terugkomt, maar nu al. Christenen komen op tegen onrecht, dichtbij en veraf en beïnvloeden de maatschappij (vgl. William Wilberforce; chr. partijen).
6. De reacties op ons getuigen Overal waar Jezus oprecht gepredikt wordt zijn er twee reacties: 1. Woede, boosheid, afwijzing Voorbeelden hiervan vinden we in Hand. 7 in de reactie op Stefanus’ preek en zien we ook terug op andere plaatsen in het N.T.: reactie op Paulus, vervolging van de kerk etc. M.n. totalitaire regimes of streng religieuze stromingen (Joden, Islam, streng christelijken) voelen zich door het evangelie aangetast in hun machtsbasis en bestrijden het daarom met verve. De Bijbel predikt de ‘vrijheid in Christus’ en daar zijn zij dikwijls niet van gediend. Ook voor onze samenleving is de prediking van Christus een aanstoot, omdat mensen niet met hun zonde geconfronteerd willen worden. 2. Bekering. Hét voorbeeld daarvan is de reactie van het volk in Hand. 2:37 op de prediking van Petrus: ‘wat moeten we doen?’. Waar mensen oprecht zoekende zijn, willen ze ook consequenties verbinden aan wat ze horen door hun leven aan Jezus te geven. Naarmate in ons getuigenis het evangelie van Jezus meer centraal staat, zul je meer van deze uitersten tegenkomen. De maatschappij van nu heeft als regel dat je mensen niet moet confronteren, maar iedereen ‘in zijn waarde’ moet laten. Helaas vind je deze houding ook vaak bij christenen, maar ondertussen gaan mensen wel naar de hel ‘in hun waarde’. Slot: We worden opgeroepen om wijs en gevoelig te zijn, maar het evangelie van Jezus is een aanstoot voor mensen die het niet willen horen: 1 Kor. 1:22-24: ‘Immers, de Joden verlangen tekenen en de Grieken zoeken wijsheid, doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid, maar voor hen, die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, (prediken wij) Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods.’ Wij zijn geroepen als getuigen, we hoeven alleen maar te staan als getuigen, God moet de wasdom geven (1 Kor. 3:6,7). Onze veiligheid hierin is Gods Zaak, Hij zal ons staande houden (Rom. 14:4; 1 Kor. 10:13). Wij hoeven alleen te doen waartoe we geroepen zijn: Hem bekend maken. God zal Zijn evangelie openbaren, niet gebaseerd op onze talenten, charisma, intellect, gebouw etc., maar op Hem. Matt. 10:18-20: ‘gij zult ook geleid worden voor stadhouders en koningen om Mijnentwil, tot een getuigenis voor hen en voor de volken. 19 Wanneer zij u overleveren, maakt u dan niet
bezorgd, hoe of wat gij spreken zult; want het zal u in die ure gegeven worden wat gij spreken moet; 20 want gij zijt het niet, die spreekt, doch het is de Geest uws Vaders, die in u spreekt.’