TOELICHTING BIJ ONTWERP-AKKOORD
GROEP VAN TIEN VAN 14 OKTOBER 2015
De Groep van Tien bereikte op 14 oktober 2015 een ontwerp-akkoord over enkele belangrijke dossiers, waaronder o.a. de rendementsgarantie voor aanvullende pensioenen, de mogelijkheid om het aanvullend pensioen op te nemen vóór de ingang van het wettelijk (vervroegd) pensioen en de outplacementverplichtingen van werkgever en werknemer. Deze nota geeft een toelichting bij de verschillende elementen van het ontwerp-akkoord. 1. TERUG EEN HAALBARE RE NDEMENTSGARANTIE WAP 1.1.
HUIDIGE RENDEMENTSGARANTIE WAP WAS ONHAALBAAR
De Wet Aanvullende Pensioenen legt aan de werkgever de verplichting op om een minimum rendement te garanderen op de werkgevers- en werknemersbijdragen die in het aanvullend pensioenplan worden betaald. Deze minimum rendementsgarantie WAP bedraagt vandaag 3,75% op de werknemersbijdragen en 3,25% op de werkgeversbijdragen. De werkgever kan zelf niet voor dit minimum rendement zorgen. De Wet Aanvullende Pensioenen verplicht hem om het beheer van het pensioenplan te externaliseren, d.w.z. over te dragen aan een pensioeninstelling. Deze verplichting werd ingevoerd om de veiligheid van de aanvullende pensioengelden te garanderen. Ze worden zo afgezonderd van het vermogen van de onderneming en beschermd tegen diens mogelijke financiële moeilijkheden. 95% van de werkgevers vertrouwt het beheer van het pensioenplan toe aan een verzekeraar, waarmee een groepsverzekering tak 21 wordt afgesloten. De verzekeraar biedt de werkgever een gewaarborgd rendement per jaar en is verplicht om grotendeels in overheidsobligaties te beleggen om dit rendement zeker te kunnen halen. Tot 2012 boden de verzekeraars een jaarlijks gewaarborgd rendement van 3,25% / 3,75% en meer. De werkgever kon zo steeds voldoen aan de minimum rendementsgarantie WAP. In 2012 is de langetermijnrente op overheidsobligaties in de eurozone echter in vrije val gegaan. In september 2015 stond ze op 1,04%. Als gevolg hiervan hebben de verzekeraars hun jaarlijks gewaarborgd rendement verminderd naar 1,5% tot 1,25%. Deze verminderde rendementen zijn wel enkel van toepassing op nieuwe premies die na de wijziging zijn gestort. Premies van vóór die wijziging blijven opgerent worden aan de eerder gewaarborgde rentevoeten (4,75% of 3,25% of 2,25%). Dit is haalbaar omdat die premies bij storting (enkele jaren geleden) belegd zijn in lange termijnobligaties aan de toenmalige hoge jaarlijkse rendementen. De verzekeraars bieden op de premies die sinds 2012 zijn gestort dus een gewaarborgd rendement dat een flink stuk onder de minimum rendementsgarantie WAP ligt. Het saldo valt ten laste van de werkgever, die het geld op tafel moet leggen als de werknemer op pensioen gaat of uit dienst treedt en zijn pensioenreserves naar zijn nieuwe werkgever overdraagt.
1
Deze kosten dreigen op termijn hoog op te lopen en zetten een rem op de uitbreiding van de tweede pensioenpijler. De stortingen in groepsverzekeringen zijn in het jaar 2014 met ruim 4% gedaald. Er worden nog amper nieuwe verzekeringen afgesloten omdat de werkgevers het risico te hoog vinden. 1.2.
ONTWERP-AKKOORD GROEP VAN TIEN
Het ontwerp-akkoord van de Groep van Tien voorziet om de minimum rendementsgarantie WAP aan te passen als volgt:
VARIABELE
RENDEMENTSGARANTIE
WAP
In plaats van een vast percentage wordt de rendementsgarantie variabel, volgens onderstaande formule: Vanaf 2016: rendementsgarantie (RG) = 65% x gemiddeld rendement van de OLO 10 jaar over 24 maanden (24 maanden = 2014 + 2015). Vanaf 2018: rendementsgarantie (RG) = 75% x gemiddeld rendement van de OLO 10 jaar over 24 maanden (24 maanden = 2016 + 2017). Vanaf 2020: rendementsgarantie (RG) = 85% x gemiddeld rendement van de OLO 10 jaar over 24 maanden (24 maanden = 2018 + 2019). De verhoging van de percentages in 2018 en 2020 kan maar doorgang vinden na positief advies van de toezichthouder over de verzekerbaarheid van het resultaat van de formule. Dit betekent dat de Nationale Bank moet bevestigen dat de verzekeraars dit rendement inderdaad kunnen aanbieden, zonder in een financiële gevarenzone te komen. De werkgever is dus zeker dat hij een verzekeraar zal kunnen vinden die een gewaarborgd rendement biedt dat de minimum rendementsgarantie WAP dekt. Het nieuwe percentage van de rendementsgarantie wordt elk jaar volgens bovenstaande formules berekend en gaat vervolgens automatisch in op 1 januari van elk jaar. Om te vermijden dat de rentevoet te vaak varieert, verandert hij alleen bij een wezenlijk verschil (+/- 0,25 bp.).
MINIMUM
EN MAXIMUM RENDEMENTSGARANTIE
WAP
Ongeacht het resultaat van bovenstaande formules mag het percentage van de rendementsgarantie niet dalen onder het minimum van 1,75% en niet boven 3,75% uitstijgen. Als gevolg van de huidige lage rente op overheidsobligaties zal de nieuwe rendementsgarantie WAP vanaf 1 januari 2016 minstens voor een jaar 1,75% bedragen.
WERKGEVERSBIJDRAGEN,
WERKNEMERSBIJDRAGEN EN KOSTEN
De minimum rendementsgarantie WAP die van toepassing is op de werknemersbijdragen is gelijk aan de garantie die van toepassing is op de werkgeversbijdragen. Het toepassingsgebied van de garantie blijft onveranderd. Dit betekent dat de werkgeversbijdragen nog steeds verminderd worden met de kosten (beperkt tot 5%) voordat de rendementsgarantie wordt berekend.
HORIZONTALE
WERKING RENDEMENTSGARANTIE
2
WAP
Het toepassingsgebied van de minimum rendementsgarantie WAP wordt aangepast voor werkgevers die het beheer van hun pensioenplan hebben toevertrouwd aan een verzekeraar die een gewaarborgd rendement biedt (tak 21). Dit betekent concreet dat de huidige minimum rendementsgarantie WAP van toepassing zal blijven op de werkgevers- en werknemersbijdragen die vóór 1 januari 2016 gestort zijn en de reserves die met deze bijdragen opgebouwd worden. Deze bijdragen zullen in de toekomst dus opgerent worden aan 3,25% / 3,75%. De nieuwe minimum rendementsgarantie WAP zal van toepassing zijn op alle premies die vanaf 1 januari 2016 worden gestort. Op 1 januari 2017 wordt de rendementsgarantie WAP opnieuw vastgesteld. Deze garantie zal dan van toepassing zijn op alle premies die vanaf 1 januari 2017 worden gestort, enz.
OVERLIJDENSDEKKING
VOOR NIEUWE SLAPERS
Slapers zijn werknemers / aangeslotenen die uit dienst zijn getreden en hun reserves niet overgedragen hebben naar de onthaalstructuur van de werkgever. Slapers hebben volgens de WAP een 0% rendementsgarantie. Dit betekent dat de ex-werkgever enkel moet garanderen dat de reserve die bij uitdiensttreding is opgebouwd, niet achteruitgaat. Ondertussen krijgen slapers wel nog het gewaarborgd rendement dat de verzekeraar aan alle aangeslotenen van het aanvullend pensioenplan biedt, of ze nog in dienst zijn of niet. Vandaag worden sommige slapers ermee geconfronteerd dat er geen overlijdensdekking in het plan voorzien is. Als ze overlijden vóór de pensioenleeftijd / vóór ze hun pensioenkapitaal kunnen opnemen, zijn de reserves verloren voor de nabestaanden. Het ontwerp-akkoord van de Groep van Tien voorziet dat aangeslotenen die slaper worden vanaf 1 januari 2016 standaard een overlijdensdekking moeten krijgen, zonder medisch onderzoek. De overlijdensdekking wordt niet door de ex-werkgever, maar door de slaper gefinancierd via zijn reserve. Hij moet geen individueel tarief onderhandelen met de verzekeraar, maar er zal een gunstiger collectief tarief gelden. Een slaper zal er ook voor kunnen kiezen om geen overlijdensdekking te nemen. Deze keuze moet expliciet zijn en gemaakt worden binnen een periode van één jaar, volgend op het einde van de arbeidsovereenkomst. 2. MINIMUMLEEFTIJD VOOR OPNAME AANVULLEND PE NSIOEN Tijdens het begrotingsconclaaf van juli 2015 besliste de regering dat de opname van het aanvullend pensioen voortaan automatisch verbonden zou zijn met de effectieve ingang van het wettelijk (vervroegd) pensioen. Daarbij werden reeds enkele overgangsmaatregelen voorgesteld. Het ontwerpakkoord van de Groep van Tien voorziet nu aanvullende bijsturingen, teneinde ongewenste effecten te vermijden:
De mogelijkheid van uitkering van de prestatie (liquidatie) uitbreiden tot werknemers die verder blijven werken, ook al vervullen zij de voorwaarden om in vervroegd pensioen te gaan; De mogelijkheid om het aanvullend pensioenkapitaal vanaf 60 jaar op te nemen, uitbreiden naar alle werknemers die in of vόόr 1958 zijn geboren (58 jaar in 2016); De mogelijkheid om het aanvullend pensioenkapitaal vanaf 60 jaar op te nemen, uitbreiden naar alle werknemers die ontslagen zijn met het oog op SWT vanaf ten vroegste 55 jaar, in het kader van een sociaal plan dat vόόr 1 oktober 2015 is afgesloten en neergelegd; SWT gelijkstellen met werkloosheid om te genieten van het belastingtarief van 10% in geval van liquidatie van het kapitaal op 65 jaar (in plaats van 16,5%). 3
3. VERPLICHTINGEN INZAKE OUTPLACEMENT VOOR WE RKNEMER EN WERKGEVER De huidige verplichtingen voor werkgevers en werknemers inzake outplacement (outplacement vanaf 45 jaar (cao nr. 82) en outplacement bij herstructurering) zijn niet meer afgestemd op de nieuwe regels voor werklozen inzake beschikbaarheid op de arbeidsmarkt. Het ontwerp-akkoord van de Groep van Tien voorziet dat deze rechten en verplichtingen afgestemd worden op het stelsel van beschikbaarheid waar de werknemer onder valt. Het is aan de werknemer om een attest aan de RVA te vragen m.b.t. zijn stelsel van beschikbaarheid en dit mee te delen aan de werkgever. Deze kennisgeving vormt het vertrekpunt van de verdere procedure (termijnen en sanctie). Als de werknemer niet beschikbaar moet zijn voor de arbeidsmarkt, heeft noch de werknemer noch de werkgever rechten of verplichtingen inzake outplacement. Als de werknemer volledig beschikbaar moet zijn voor de arbeidsmarkt (inclusief DISPO-procedure) geldt het volgende: verplichting voor de werkgever om vervolgens outplacement aan te bieden; verplichting voor de werknemer om een aanbod te vragen (zo de werkgever dit niet automatisch doet); verplichting voor de werknemer om outplacement te volgen. Als de werknemer aangepast of passief beschikbaar moet zijn geldt het volgende: vanaf 60 jaar (vanaf 2017/18 62 jaar) geen automatisch aanbod outplacement, maar wel op uitdrukkelijk verzoek; tegenover die kost en plicht voor de werkgever moet dan ook de plicht voor de werknemer staan om daarop in te gaan en effectief naar behoren het outplacement te volgen; vóór 60 jaar (vanaf 2017/18 62 jaar) gelden dezelfde regels als wanneer de werknemer volledig beschikbaar moet zijn. Aan de verplichtingen en de rechten respectievelijk in hoofde van de werkgever en de werknemer zijn sancties gekoppeld. In geval van een tewerkstelling minder dan halftijds, blijft outplacement in toepassing van cao 82 enkel mogelijk op uitdrukkelijk verzoek van de werknemer (dus zoals nu geen automatisch recht). 4. DEELTIJDSE WERKNEMERS/WERKLOZEN MET INKOMENSGARANTIE-UITKERING Recent werd voorzien dat deeltijdse werknemers/werklozen met een inkomensgarantie-uitkering (IGU-ers) actief beschikbaar moeten zijn voor de arbeidsmarkt en daarop ook gecontroleerd moeten worden. Minister Kris Peeters heeft de sociale partners uitgenodigd om hierover concrete voorstellen te doen. De Groep van Tien heeft hierover de volgende afspraken gemaakt:
Voor IGU’ers met een contract minder dan een halftijdse betrekking geldt gedurende de eerste 12 maanden actieve beschikbaarheid; nadien geldt de aangepaste beschikbaarheid, maar dan met minstens éénmaal per 24 maanden controle. Voor IGU’ers met een contract dat minstens een halftijdse betrekking bedraagt, geldt de aangepaste beschikbaarheid, maar dan met minstens éénmaal per 24 maanden controle. Voor alle IGU’ers die op 1 oktober 2015 55 jaar of ouder zijn, geldt de passieve beschikbaarheid. 4
5. TIJDELIJKE WERKLOOSHEID 5.1.
BEPERKING AANTAL DAGEN
De regering wil een besparing op het budget van de tijdelijke werkloosheid realiseren door een maximum aantal dagen economische werkloosheid voor arbeiders per jaar en per werkgever op te leggen. De sociale partners zullen daaromtrent een gezamenlijk alternatief voorstel uitwerken, met de bedoeling om daarover met de bevoegde minister in overleg te treden en tot een gedragen oplossing te komen. 5.2.
REFERENTIEJAAR TIJDELIJKE WERKLOOSHEID BEDIENDEN
De sociale partners vragen dat het referentiepunt voor de invulling van de voorwaarden om beroep te doen op het stelsel van tijdelijke werkloosheid voor bedienden als volgt wordt aangepast: mogelijkheid om een daling van 10% (verlies aan omzet, bestellingen, …) aan te tonen ten opzichte van: ofwel het kalenderjaar 2008; ofwel het kalenderjaar KJ-1 of KJ-2; ofwel om een gemotiveerde aanvraag in te dienen bij de bevoegde minister. Bedrijven die momenteel een erkenning hebben, moeten geen nieuwe erkenningsprocedure doorlopen. 6. WERKHERVATTING NA TWEE MAANDEN ARBEIDSONGESCHIKTHEID De sociale partners vernemen dat aangepaste voorstellen zullen worden voorgelegd. Zij zullen deze voorstellen bekijken en daaromtrent een gezamenlijk voorstel uitwerken, met de bedoeling om daarover met de bevoegde ministers in overleg te treden en tot een gedragen oplossing te komen. 7. PRAKTISCHE PROBLEMEN SWT 7.1.
AFLOOP OPZEGGINGSTERMIJN
Het KB SWT voorziet dat de leeftijdsvoorwaarde van de verschillende cao’s SWT ten laatste bereikt moet zijn (i) op het einde van de arbeidsovereenkomst; of (ii) ofwel gedurende de periode waarin de cao van toepassing is, ofwel gedurende de periode waarin de cao van toepassing is die deze cao verlengt, voor zover de verlengende cao dezelfde leeftijdsvoorwaarde voorziet. Dit betekent dat de opzegtermijn na afloop van de toepasselijke cao mag verstrijken, maar enkel als de verlengde cao de leeftijdsvoorwaarde niet optrekt. Wanneer de opzegtermijn dus verstrijkt na de geldigheidsduur van de cao, kan de werknemer zijn recht op SWT verliezen als die cao de leeftijdsvoorwaarde optrekt. De sociale partners vragen om dit aan te passen. 7.2.
KLIKSYSTEEM OVERGANG SCAO’S
Om het optrekken van de leeftijdsvoorwaarde van het algemeen SWT stelsel (cao nr. 17) naar 62 jaar te verzachten, heeft men in het KB SWT in een tijdelijk overgangsregime voorzien. Sectoren (en bedrijven) hadden de mogelijkheid om vóór 1 juli 2015 een cao te sluiten en neer te leggen die nog in een leeftijd van 60 jaar voorziet. Werknemers kunnen op basis van zo’n cao dan nog op 60 jaar op SWT als ze (i) ontslagen worden tijdens de geldigheidsperiode van deze cao; (ii) de leeftijd van 60 jaar 5
bereiken uiterlijk op het einde van de arbeidsovereenkomst en tijdens de geldigheidsperiode van de cao; en (iii) op het einde van de arbeidsovereenkomst een voldoende lange loopbaan achter de rug hebben. Het zogenaamde “kliksysteem” is niet op dit SWT stelsel van toepassing, terwijl het wel geldt in algemene SWT stelsels. Het “kliksysteem” komt er op neer dat een werknemer die tijdens de geldigheidsperiode van de cao de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden bereikt, zijn recht op SWT in de toekomst behoudt. Als hij vervolgens ontslagen wordt buiten de geldigheidsperiode van de cao, heeft hij toch nog recht op SWT. Dit om te vermijden dat een verstrenging van de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden niet tot het vervroegd ontslag van deze mensen zou leiden (om ze nog snel van SWT te laten genieten). De sociale partners vragen daarom dat het KB SWT aangepast zou worden opdat het kliksysteem ook van toepassing zou zijn op de cao’s die vóór 1 juli 2015 zijn afgesloten en neergelegd en die nog in een leeftijd van 60 jaar voorzien. 8. INVOERING KLIKSYSTEEM BESCHIKBAARHEID VOOR DE ARBEIDSMARKT Werknemers die in tempore non suspecto gebruik hebben gemaakt van het vastkliksysteem voor wat betreft het behoud van de toegang tot SWT (instapvoorwaarden) en dus het engagement namen om langer te blijven werken, genieten niet van dit vastkliksysteem voor wat de regels inzake de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt betreft. Die regels zijn intussen gewijzigd en verstrengd, waardoor deze werknemers dreigen te worden gestraft voor de keuze die zij maakten om langer te werken. Daarom vragen de sociale partners aan de regering om het vastkliksysteem ook te laten gelden voor de toepassing van de regels inzake de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt. Werknemers die gebruik hebben gemaakt van het vastkliksysteem voor de instapvoorwaarden voor SWT, zouden dan ook kunnen blijven genieten van het regime inzake beschikbaarheid dat op het ogenblik van het vastklikken van toepassing was. 16.10.2015
6