KANAALROUTE Vertrekpunt: Afstand:
Grote Markt, Vilvoorde 39 kilometer
Deze fietsroute in het noordwesten van Vlaams-Brabant brengt ons in de toeristisch minder gekende streek van Vilvoorde, Grimbergen en Zemst. Vilvoorde is van oudsher een handelsstadje, ontstaan bij een kruispunt van een landweg met de Zenne. Het is echter altijd ondergeschikt gebleven aan Brussel en Mechelen, die beide ca. 15 km van Vilvoorde verwijderd zijn. In de 14de eeuw bloeide er de lakennijverheid, evenals de ontginning en verhandeling van natuursteen. Ook het brouwers- en schippersambacht ontwikkelden zich. De lakennijverheid geraakte in verval door de concurrentie van de lage loongebieden buiten de steden. De doodsteek kwam er bij de stedenopstand tegen Maximiliaan van Oostenrijk. Als gevolg hiervan verwoestten de Brusselaars in 1489 de stad. Met het uitgraven van het kanaal werd Vilvoorde een knooppunt voor transport, maar dat was niet voldoende om de welvaart te herstellen. Napoleon had het in zijn tijd niet meer over de stad Vilvoorde, maar over het ruraal gebied Vilvoorde. In 1835 werd de aanleg van de spoorwegverbinding Mechelen-Brussel in Vilvoorde aangevat. Het duurde echter tot na 1840 vooraleer de stad industrie begon aan te trekken. Hierdoor groeide ook het inwonersaantal. In de tweede helft van 19de eeuw nam Vilvoorde een belangrijke plaats in tussen de Belgische industriële centra. Na de gouden jaren 60 van de 20ste eeuw ging het snel bergaf. Weer sloeg de concurrentie van de lage loongebieden, in andere landen nu, toe. De sluiting van Renault in 1997 was de zoveelste tegenslag. Nu profileert Vilvoorde zich als mediastad en trekt het technologische bedrijven aan. Tweemaal in de week komen de mensen vanuit Grimbergen en Zemst naar de markt. De derde maandag na Pasen is er jaarmarkt, een traditie sinds 1853. Toen werden voor het eerst wedstrijden (prijskampen) georganiseerd voor de kwekers van paarden van het Belgisch trekras. Ook nu nog vormen zij de grootste attractie van de jaarmarkt. Op Vastenavond gaat de carnavalsstoet uit, geleid door de “Orde van de Pjeirefretters”. Ook deze manifestatie trekt de inwoners uit Grimbergen en Zemst naar de stad. Vilvoorde is vergroeid met het Zeekanaal en heeft er voor een groot deel haar industriële bloei aan te danken. Het kanaal is nog altijd een belangrijke verkeersas voor het goederentransport, maar het stadsbestuur verleende gaandeweg geen vergunningen meer voor de vervuilende industrie, en zo komt het dat men voor de stille getuigen van het industrieel verleden niet aan de kanaaloevers, maar in het centrum moet zijn. Machineonderdelen staan er als standbeelden in het straatbeeld geïntegreerd. Recent hebben nog enkele andere beelden hun intrede gedaan, w.o. dat van een Brabants trekpaard, van “Dikke Pie” en van “Brabants trots” op de Grote Markt. Jan Portaels, die leefde van 1818 tot 1895, was één van de illustere inwoners van Vilvoorde. Zijn neoclassicistische en romantische doeken kunt u bewonderen in het stadhuis. Een andere beroemdheid uit het verleden is de Engelse Bijbelvertaler en theoloog William Tyndale, die hier in 1535 in de kerker belandde en terechtgesteld werd op de Grote Markt. Aan de Mechelsesteenweg staat te zijner eer een gedenkteken en de Vilvoordse protestantse gemeenschap werd naar hem genoemd. In hun gebouwen aan de Lange Molenstraat richtten ze een Tyndalemuseum in. In 1609 kwam Jan-Baptist Van Helmont zich hier als geneesheer vestigen. Door zijn wetenschappelijke experimenten kreeg hij last met de Inquisitie, maar hij legde toch maar de grondslag voor de moderne scheikunde. Zijn naam prijkt op één van de twee ziekenhuizen.
BEZIENSWAARDIGHEDEN 1. Stadhuis van Vilvoorde Het classicistisch stadhuis werd gebouwd tussen 1870 en 1873 naar de plannen van architect Trappeniers. In het stadhuis bevindt zich een omvangrijke collectie schilderijen, waaronder deze van de vermaarde Jean-François Portaels en zijn school. Er zijn ook talrijke bustes van oud-burgemeesters en de buste van koning Albert naar de hand van Rik Poot, bronsgieter afkomstig uit een Vilvoordse familie en wereldberoemd door zijn beelden in verlorenwas techniek. In het stadhuis bevindt zich eveneens het prachtige grote glasraam van de Brusselse glazenier Louis de Contini (Overijse, 1854). Het huidige glasraam is echter een kopie. Het origineel werd in 1919, bij de ontploffing van de kruitfabriek van Favier (het "Poeierke") helemaal vernield. 2. De Met Tegenover het stadhuis staat de “Met”, een beschermde en overdekte markthal. Vroeger werd de wekelijkse markt er gehouden en nadien vervulde het gebouw een aantal losse functies. De auto's van de gemeentediensten en politie werden er een tijdje gestald, de stempelcontrole vond er plaats, in de kelders kwam zelfs een tijdlang een schietstand. De markthal is beschermd sinds 1974 en werd in 1989 in pacht gegeven aan een privéonderneming, die de restauratie op zich nam. Sinds 1993 bevindt er zich een brasserie met terras, een luxueuze feestzaal en een aantal vergaderzalen. 3. William Tyndalekerk & Tyndale Museum In het kerkgebouw van de Protestantse kerk William Tyndale-Silo werd in 1986 ook het William Tyndalemuseum ingericht. Je maakt hier kennis met het levenswerk van Tyndale, en met zijn tijd- en geestesgenoten: Thomas More, Luther, Erasmus..... Naast een overzicht van de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel en de verschillende Bijbelvertalingen, geeft dit museum een overzicht van het leven van William Tyndale, de priester en Bijbelvertaler uit Wales. Tyndale ijverde in de zestiende eeuw voor de vertaling van de bijbel in de volkstaal, hij werd schuldig bevonden aan ketterij en ter dood veroordeeld. Postuum verkreeg William Tyndale één jaar later erkenning, wanneer Cromwell de uitgave van de bijbel in het Engels beval en het in Engeland verplicht stelt om in iedere kerk een vertaling van de bijbel te leggen. Ter nagedachtenis werd in het Tyndalepark in Vilvoorde een monument van hem opgericht. 4. De Kijk-Uit De Kijk-uit is één van de meest merkwaardige beschermde gebouwen in het centrum van Vilvoorde. Momenteel is er een restaurant gevestigd. Vermoedelijk gaat dit huis terug tot de 15de of 16de eeuw. Het gebouw is gekenmerkt door een overheersende Spaanse stijl. Wat de eigenlijke bestemming van de Kijk-uit precies was, blijft een mysterie. Sommige bronnen beweren dat het gebouw, na het verdwijnen van het kasteel van Vilvoorde, fungeerde als uitkijktoren. 5. Onze-Lieve-Vrouw van Goede Hoop-kerk In de 14de eeuw werd begonnen met de bouw van de huidige kerk, ontworpen in gotische stijl door bouwmeester Adam Gherijs. De bestaande Romaanse dorpskerk uit de 10de eeuw werd vervangen door een grote, nieuwe kerk. In de daaropvolgende eeuwen werd er steeds verder gebouwd aan deze toch wel imposante kerk. Buiten valt de fijne balustrade op. Deze omzoomt het gehele gebouw. Binnen trekt vooral het barokke koorgestoelte uit 1663 de aandacht. Dit is afkomstig uit de voormalige priorij van Groenendaal. De beelden van het hoofdaltaar zijn van Frans Duquesnoy, die ook “Manneke Pis” maakte. In de linkerkapel hangt er een voor België uniek schilderij: “De bewening van Christus” van Anibale Carachi (1560-1609). De beroemde fresco’s in het Farnese-paleis te Rome zijn eveneens van zijn hand, er zou in heel België geen enkel ander doek van deze schilder zijn. In het hoogkoor hangt een triptiek van Portaels. Er zijn ook verschillende mooi bewaarde oude grafstenen.
6. Domein “DRIE FONTEINEN” Het stadsdomein “DRIE FONTEINEN”, meer dan 50 ha groot, ontleent zijn naam aan een fontein die door de Brusselaars in 1565 ter hoogte van de sluis op het kanaal werd opgericht. Die fontein had vier sproeikoppen, maar omdat de schippers vanaf hun boot er slechts drie van de vier zagen, hadden zij het over “Drie Fonteinen". De oorsprong van het park zelf is veel later te situeren, meer bepaald op het einde van de 18de eeuw. Jan Walckiers van Galmaarden, een Brussels bankier, kocht hier toen een groot aantal eigendommen. Op één van zijn eigendommen bouwde hij een classicistisch kasteel, dat tijdens de Tweede Wereldoorlog platgebombardeerd werd. Toen het park in 1956 door de stad Vilvoorde aangekocht werd, was het al een mooi aangelegd park, circa 50 hectaren groot, met een pracht van een Engelse landschapstuin. Tussen de oranjerie (nu Brasserie) en de plaats waar het kasteel vroeger stond, werd de huidige Franse tuin aangelegd. 7. VTM In 1991 vestigde zich hier de commerciële televisiezender VTM. De kantoren, televisiestudio’s en parkings vormen een complex dat 7 ha beslaat. Tegenover het VTM-gebouw ging de bouw van een Business Park van start. In een eerste fase komen er zes kantoorgebouwen (200 à 3 000 m²) voor bedrijven uit de dienstverlenende sector. De Kamer voor Handel en Nijverheid van Halle-Vilvoorde vestigt in het eerste gebouw haar “Huis van de Ondernemer”. Ook Unisource zal hier 600 mensen tewerkstellen, en de informatica-dochter van luchthavenexploitant BIAC zou hier eveneens haar tenten opslaan. Wordt Vilvoorde een groeipool van technologische bedrijvigheid? 8.Tangebeekbos Op nauwelijks 7 km van de Grote Markt van Brussel en vlak langs de grote Brusselse buitenring ligt het domeinbos Tangebeekbos, een oase van rust en natuur. Bij wandelaars en joggers is het bos goed bekend, ze worden verwend met goede wandelpaden, picknickbanken en een schuilhut. 9. Brusselse skyline Niet geoefende fietsers zullen misschien wel moeten afstappen, maar dit geeft ze de gelegenheid om eens achterom te kijken en de Brusselse skyline te overschouwen. Je kan de Heizelpaleizen, het Atomium, de Japanse Toren, de appartementsblokken van de Mettewielaan te Molenbeek en zelfs de VRT-toren aan de Reyerslaan te Schaarbeek zien. 10. Museum voor de Oudere Technieken (MOT) In het Guldendal, een fraai 17de-eeuws L-vormig gebouw in traditionele bak- en zandsteenstijl met bogengalerij, bevindt zich een afdeling van het Museum voor de Oudere Technieken. Je kan er de belangrijkste collectie houtbewerkingsgereedschap van het land bekijken. In de kelderverdieping wordt getoond hoe de huisvrouw vroeger waste en streek. Ook de watermolens die langs de Maalbeek gelegen zijn, maken ook deel uit van het M.O.T. 11. Ruïne Prinsenkasteel Het Prinsenkasteel waarvan een forse ruïne bewaard bleef, is het vroegere verblijf van de Heren van Grimbergen. Het huidige kasteel dateert uit het begin van de 17de eeuw, maar onderging later nog verschillende verbouwingen. Nadat het door de Duitse bezetter in 1944 in brand werd gestoken, bleven de buitenmuren als ruïne bestaan. Het kasteel heeft een U-vormig grondplan en is aan twee hoeken voorzien van torens. De met water gevulde gracht wijst erop dat de eerste vesting een defensief karakter had. Eén van de torens werd recent gerestaureerd en binnenkort wordt hij de blikvanger van een permanente “bouwwerf anno 1600”. Een houten stelling, een hefkraan en steenhouwersmaterieel zullen hier opgesteld worden om de bezoeker een inzicht te geven in de steenbewerking en de bouwtechnieken van de 16de tot de 18de eeuw.
12. Norbertijnenabdij De abdijkerk van Grimbergen wordt beschouwd als één van de mooiste en meest harmonieuze barokkerken in de Lage Landen. Onder het abbatiaat van Carolus Fernandez de Velasco werd in 1660 de bouw aangevat van deze kerk volgens de plannen van de norbertijn Gilbert van Zinnick (1627 - 1665). De kerk bestaat uit een lang priesterkoor met toren, een transept met halfrond gesloten armen en een slechts twee traveeën tellend schip. De kerk had normaal twee traveeën langer moeten worden maar omwille van bepaalde redenen werd een voorlopige muur (stopgevel) geplaatst. De kruising wordt bekroond door een koepeltoren. In 1700 waren de werken dermate gevorderd dat de kerk kon worden ingewijd en de allereerste eucharistie werd er opgedragen met kerstnacht 1700. In 1999, op het hoogfeest van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, werd aan de kerk de eretitel van basiliek verleend. De kerk doet naast abdijkerk tevens ook dienst als parochiekerk. De patronen van de abdijkerk zijn de apostelen Petrus en Paulus, de patroon van de parochiekerk is St.-Servaas. 13. Abdijbiermuseum In de voormalige abdijhoeve is een klein brouwerijmuseum ingericht, waar uiteraard alle aandacht gaat naar het “Grimbergen”-abdijbier. Sinds de oprichting van de abdij in 1128 tot aan de Franse Revolutie brouwden de Grimbergse Norbertijnen bier. Het bier van de abdij diende voor de kloosterlingen zelf en voor de pelgrims en reizigers die er een onderkomen vonden. De brouwersketel verdween. Toen de abdij in 1834 heropgericht werd, kreeg het herstel van het kloosterleven voorrang op de heropbouw van de brouwerij. De brouwerij AlkenMaes neemt sinds 1958 de productie van de “Grimbergen” op zich. 14. Volkssterrenwacht MIRA Volkssterrenwacht MIRA is opgericht in 1967 door pater Pieraerts, aangesloten bij de abdij van Grimbergen. De oorspronkelijke sterrenwacht bevond zich volledig in gebouwen van de abdij, maar in 2000 werd een ruime uitbreiding aangebouwd. De sterrenwacht beschikt over een uitgebreide tentoonstellings- en experimenteerruimte, verscheidene multimediazalen en wellicht het uitgebreidste astronomische instrumentarium van een Belgische volkssterrenwacht, met twee vaste telescoopkoepels, een vast opgestelde zonnetelescoop en een hele verzameling grote en kleine verplaatsbare instrumenten. Ook een weerstation ontbreekt niet. 15. Liermolen De molen dankt zijn naam aan de familie Van Lier, die er de oorspronkelijke eigenaar van was, maar in 1341 werd de molen door de abdij aangekocht. De huidige gebouwen zijn opgetrokken in witgekalkte bak- en zandsteen en dateren uit de 17de en de 18de eeuw en maken, samen met de Tommenmolen en zijn bijgebouwen, deel uit van het Museum voor de Oude Technieken. Het houten molenmechanisme bleef niet enkel bewaard, maar wordt ook geregeld in werking gesteld. 16. Kasteel D'Overschie of Kasteel de Vorst Aanvankelijk bevond zich op deze plek een steenpoel waaruit de witte zandsteen werd gedolven waarmee de abdijkerk gebouwd is. Het huidige kasteel werd gebouwd omstreeks 1905, ter vervanging van een 18de-eeuws kasteel. De bouwheer was de familie d’Overschie uit Nederland, het ontwerp kwam van Octave Flanneau, die ook het Brusselse Egmontpaleis heropbouwde in 1905-1906. 17. Charleroyhoeve De Charleroyhoeve is een restant van het meest prestigieuze (semi-)gesloten pachthof van de abdij van Grimbergen. De hoeve in traditionele bak- en zandsteenstijl werd in 1665 gebouwd. Haar naam verwijst naar Karel II, die in de 17de eeuw koning van Spanje was en landsheer van de Spaanse Nederlanden. De fraaie rondbogige inrijpoort vermeldt 1741, het jaar waarin de boerderij werd vernieuwd. De bijgebouwen dateren uit de 19de eeuw. Bij een hevige brand in 1976 werd het woonhuis gedeeltelijk vernield. De hoeve maakt sinds 1980 deel uit van het beschermde dorpsgezicht van de Maalbeekvallei. De gebouwen hebben, na een restauratie van het complex, een culturele bestemming gekregen. 18. Tommenmolen Deze 16de-eeuwse voormalige watermolen behoorde ooit tot de abdij van Grimbergen. Een restauratie kwam er in 1971 waarna het gebouw werd opgenomen in het Museum voor Oudere Technieken (MOT). De houten moleninstallatie die gebruikt werd om het koren te malen is bewaard gebleven.
19. Hof Te Poddegem Het is een middeleeuwse versterkte hoeve, waarvan de vierkante toren vermoedelijk teruggaat tot de 14de eeuw. Enkele eeuwen later werden een paar vleugels toegevoegd. In de 13de en het eerste kwart van de 14de eeuw werd het hof bewoond door een familie Van Poddegem, naar wie het nog steeds genoemd wordt. De L-vormige vleugels uit de 18de eeuw ondergingen belangrijke wijzigingen. 20. Voormalig vliegveld van Grimbergen Het vliegveld werd in 1939 aangelegd en door het Duitse leger gebruikt tijdens de Tweede Wereldoorlog. De twee cirkelvormige vliegtuighangars op het vliegveld van Grimbergen werden in 1947 gebouwd naar ontwerp van Alfred Hardy (1900-1965). In 1946 vroeg hij een patent aan op een nieuw constructief principe, de betonnen paddenstoelconstructie, waarvan de hallen in Grimbergen de eerste en tegelijk ook de meest impressionante toepassingen zouden worden. In 2008 werden deze loodsen beschermd als monument. 21. Oyenbrugmolen Deze molen, gelegen aan de Maalbeek, maakte oorspronkelijk deel uit van het "Hof van Oyenbrugge" en is genoemd naar de familie van Oyenbrugge. Oorspronkelijk was het een oliemolen die omgevormd werd tot graanmolen. In 1980 werd de molen beschermd als monument. De 17de-eeuwse Oyenbrugmolen werd met smaak gerestaureerd, maar is privé-eigendom en dus niet toegankelijk voor publiek. 22. Verbrande Brug Het gehucht dat zich aan de kanaaloevers ontwikkelde is bekend als “Verbrande Brug”. De naam stamt uit 1577, toen de houten brug over de Vaart afgebrand werd door het Spaanse garnizoen uit Vilvoorde. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog was de Verbrande Brug nogmaals het toneel van een tragische gebeurtenis. Korporaal Tresignies werd er op 26 augustus 1914 door Duitse soldaten doodgeschoten toen hij de brug probeerde open te draaien om zijn Compagnie de gelegenheid te geven het kanaal over te steken. Zijn gedachtenis wordt geëerd met een gedenkplaat bij de brug. 23. Zeekanaal Brussel-Schelde Vandaag heeft men het over het Zeekanaal Brussel-Schelde, maar oorspronkelijk heette deze waterweg de Willebroekse Vaart. Het werd gegraven tussen 1550 en 1561 met de bedoeling Brussel een vlottere verbinding te verzekeren met de Schelde en de Noordzee. De Zenne was in de 16de eeuw immers niet meer zo geschikt voor de zich ontwikkelende scheepvaart, was ook niet steeds bevaarbaar en de Brusselse handel wilde ook komaf maken met de hoge tolgelden die Mechelen hief op haar vrachtvervoer. Vandaar dus dat men de Vaart bij Willebroek in de Rupel liet uitmonden en niet bij het Mechelse Zennegat. De eerste Vaart had amper een diepgang van 1,90 tot 2,20 meter en was 8 tot 10 meter breed. De schepen, die ook zeilen hadden, werden meestal door mannen of vaartkapoenen voortgetrokken. Later gebeurde dat met paarden over jaagpaden. Vanaf 1868 maakten de schippers gebruik van een sleepketting van 28 km, die op de bodem van de vaart lag. In 1829 werd het kanaal verdiept en na 1900 nogmaals uitgediept tot 6,20 m, terwijl de breedte varieerde tussen 60 en 90 meter. De in 1896 gestichte NV Zeekanaal en Haveninrichting van Brussel beheerde vanaf dan het Zeekanaal en na de Eerste Wereldoorlog konden zeeschepen tot 5.000 ton tot Brussel varen. Onze hoofdstad werd een zeehaven. Sinds november 1997 is de nieuwe sluis van Wintam in gebruik en mondt het kanaal rechtstreeks in de Schelde uit. Het zeekanaal heeft een recreatieve functie. De laatste jaren kent de echte pleziervaart op het kanaal weer veel succes. De vroegere jaagpaden en dijken worden gretig in gebruik genomen door wandelaars en fietsers. 24. Kasteel en hoeve van Groenveld of Kasteel van Vroenevelde De benaming van dit kasteel is afkomstig van het woord 'vroente'. In de Frankische tijd was een vroente een plaats waar de bewoners vrij hun vee konden laten grazen, hout sprokkelen en turfsteken. Door schenking kwam het domein in het bezit van de Abdij van Grimbergen, die er een hoeve bouwde. In de 19e en de 20e eeuw werd deze omgebouwd tot een kasteel. Het uitzicht van de hoeve werd hierbij wel min of meer bewaard.
25. Sas te Humbeek Aan de overkant van het kanaal staan eenvoudige rijwoningen, waarvan de meeste verbouwd werden. Van een sas of sluis is er vandaag geen spoor meer. Die verdween in 1906 na de ingebruikname van een nieuwe sluis te Kapelle-op-den Bos. De wijknaam bleef echter in gebruik. De betonnen hefbrug, ingehuldigd in 1968, brengt ons aan de overkant van het kanaal. 26. Gerechtshof Op de hoek met de Kleine Mechelstraat, bevindt zich een overblijfsel van een oud huis, waarin ooit het “Gerechtshof van Humbeek” ondergebracht was. Het werd rond 1700 gebouwd in opdracht van graaf Jacques Le Cocq, de toenmalige graaf van Humbeek. Zijn wapenschild, dat duidelijk naar zijn naam verwijst (cocq = haan) prijkt boven de deur. 27. Bos van Aa Het terrein gekend als ‘Bos van Aa’ was oorspronkelijk landbouwzone. Tussen 1968 en 1972 werd het gebruikt als bergingssite voor grondspecie bij de modernisering van het Zeekanaal Brussel-Schelde en de bouw van de sluis van Zemst. In 2001 kreeg het terrein de nabestemming ‘natuur'. Tegenwoordig wordt er aan zandontginning gedaan op het terrein, maar uiteindelijk zou er opnieuw natuurontwikkeling komen. In verschillende delen van het Bos van Aa is er vandaag een zeer waardevolle pioniersvegetatie tot ontwikkeling gekomen. 28. Sluis van Zemst Deze vervangt sinds 1973 de oude sluizen van Willebroek en Kapelle-op-den-Bos en kan een duwkonvooi tot 10 000 ton versassen. Ze is 205 m lang en 22 m breed en heeft een verval van 9 m. De bediening van de sluis gebeurt vanaf een toren, van waaruit de sluiswachter alle bewegingen van de schepen kan volgen. 29. Kasteel Koningsteen De historiek van het domein gaat terug tot in de 13de eeuw wanneer de adel op het jachtdomein vertoefde. Het kasteeltje zelf dateert van 1880 dat reeds een rijke achtergrond achter de rug heeft. Het huidige kasteel Koningsteen is, na eeuwen van uitbreiding en restauraties, nog slechts een verre herinnering aan de middeleeuwse "laathof" van de voorname Brusselse familie Pipenpoy, die vanaf 1226 schepenen en burgemeesters leverde aan de Brabantse hoofdstad. Pas in 1671 kreeg het zijn benaming "Coninckxsteen" en dit op verzoek van de toenmalige eigenaar. In 1948 werd door Victor Raeymaekers een unieke school gestart voor Lichamelijke Opvoeding voor meisjes. Nu is het Koningsteen een centrum om de moderne mens toe te laten zichzelf terug te vinden, zijn groeikracht als het ware te ontdekken. 30. Halvesteenstraat Waarom die straat met deze naam bedacht werd, merkt u bij het begin ervan. Naast een kapelletje bij de straathoek ligt de mysterieuze halve steen, die in 1968 tot “monument” verheven werd. Hij werd omstreeks 1930 opgegraven en is sindsdien met diverse raadsels omgeven geweest. Was het een offersteen van de druïden, die hier op een open plaats in het bos hun eredienst hielden? Was het misschien een mijlpaal of een grenssteen? Of moeten we er de sokkel in herkennen van een stenen kruis? Op een figuratieve kaart van 1775 is er alleszins de vermelding Styne Cruys, ofte halven steen. 31. Mariakapel Deze werd in 1956 gebouwd ter ere van O.-L.-Vrouw-van-Scherpenheuvel. Devotie kreeg hier vorm in gloeilampversiering. 32. Kasteeldomein Linterpoort Het is een classicistisch gebouw uit het laatste kwart van de 18de eeuw, dat gebouwd werd door baron van Volden de Sandberg. De tuin is zeer regelmatig aangelegd en biedt een mooi zicht op het landbouwgebied en de dorpskern van Eppegem. Het parkdomein bevat enkele prachtige oude bomen. De naam van het kasteel verwijst naar de oorspronkelijke met lindebomen afgezette poort.
33. Kasteel Wolfslinde Kasteel Wolfslinde in 1545 bekend als 't Hoff te Vuyst, eigendom van de familie de Rycke. Het huidig landhuis werd opgetrokken in 1925. 34. Kasteel Impel Het kasteel vindt zijn oorsprong in een middeleeuwse motte, een omgrachte versterking. Misschien herinnert u zich nog de Oyenbrugmolen te Grimbergen? Weet dan dat Impel vanaf 1437 gedurende twee eeuwen in het bezit was van dezelfde familie. Het huidige gebouw dateert oorspronkelijk van 1783. 35. Hoeve der Moortel Deze hoeve werd gebouwd in 1770. Ook deze gerestaureerde hoeve vindt haar oorsprong in het klassieke mottetype van de 11de - 12de eeuw. Dit hof was reeds in de eerste helft van de 13de eeuw uitgebouwd tot een volwaardig bedrijf met eigen gronden en een leenhof. Jan van Cobbenbosch, die het hof in handen had van 1437 tot 1474, was leenman van de heren van Grimbergen. De vijver is nog een overblijfsel van de ringgracht. 36. Dorent-Nelebroek De vochtige valleigronden zijn over een oppervlakte van 70 ha geklasseerd als landschap en sinds 1981 tevens bestemd als natuurreservaat op het gewestplan. Het betreft een oud cultuurlandschap waarbij de dichtheid van houtige lijnelementen opvalt, naast de waardevolle graslanden en enkele prachtige afgesneden Zennemeanders. 37. Sint-Clemenskerk te Eppegem Dit is een neogotisch gebouw dat opgericht werd in 1921-1922, maar eigenlijk een grondige herstelling is van een kerk die amper tien jaar ouder was. Die was in 1914 tijdens de Eerste Wereldoorlog zwaar beschadigd. Uiteraard had Eppegem reeds veel vroeger een kerkje. Romaanse en laatgotische architectuurelementen zijn nog aan te treffen in het interieur van de toren en het koor. 38. Wijk "Far West" of tuinwijk Maurits Duché Het omstreeks 1920 ontstane Maurits Duchéhof is een tuinwijk, gebouwd door de toenmalige huisvestingsmaatschappij “De Vilvoordse Haard”, nu “Inter-Vilvoordse Maatschappij voor Huisvesting”. Het project werd mogelijk dankzij de schenking van meer dan 2 ha grond door de firma Duché. De ontwerpers slaagden erin een harmonisch geheel te construeren: zij bouwden woonblokjes van vier woonhuizen met acht woongelegenheden, vooraan enkele vierkante meters hof en achteraan een grote tuin. Het enige café aan de rand van deze wijk werd in de volksmond “In de Far West” genoemd, vandaar de huidige benaming van de wijk waar heel wat huisjes opgeknapt en aangepast werden aan de huidige bewoners, en die in heel Vlaanderen bekend werd door een liedje van Kris De Bruyne. 39. Onze-Lieve-Vrouw-Ten-Troostkerk De Onze-Lieve-Vrouw-Ten-Troostkerk hoort toe aan het Karmelietessenklooster. De basiliek heeft een zeshoekige laatgotische centraalbouw uit 1663-1665 en is vrij sober ingericht. Achter het altaar in het koor bevindt zich een het beeld van Onze-Lieve-Vrouw-Van-Troost uit de 13de eeuw, waarschijnlijk een schenking van de echtgenote van Hendrik II van Brabant. In de noordertoren bevindt zich een deur en een getralied raam, waarachter zich het klooster van de orde van Karmel bevindt. Deze orde, ook wel Karmelietessen genoemd, is één van de strengste kloosterordes die er bestaan. De toegangspoort tot het klooster bevindt zich in een vrij nieuwe vleugel in de Trooststraat. De toegang tot de basiliek, die in tegenstelling tot het klooster steeds toegankelijk is voor het publiek, ligt aan de Leuvensestraat.