Derde zondag van Pasen, 10 april 2016 in de Martinikerk ds. Jan Willem Nieboer Gelezen:Openbaring 5: 1-14 en Lucas 24: 35-48 Gezongen: Psalm 33: 1, 3 en 5, Lied 303, Lied 280 1-5, Agnus Dei (samen met seniorenkoor), Lied 749, Zondaglied. Tekst: Job Heeger (bewerkt). melodie van Lied 243, Tallis' Canon, Lied 650 en Hear wês mei ús oant in oare kear AGNUS DEI Deze week overleed Jules Schelvis. Een van de 50 overlevenden van Sobibor. Een vernietigingskamp waar vrijwel iedereen op de dag van aankomst vermoord werd. 170.000 mensen, voornamelijk joden. Uit Nederland 34.000 joden. Dat is heel Sneek. Jules Schelvis verloor er op de dag van aankomst zijn vrouw Rachel. Zij was 20, hij 22 jaar Aan het eind van de oorlog werden alles sporen van het kamp door de Nazi's grondig uitgewist. Maar het verhaal van deze breekbare man was sterker. Hij voorkwam dat Sobibor in de vergetelheid zou verdwijnen. Hij hield de waarheid overeind. En meer dan dat. Jules Schelvis was mede-aanklager bij het proces tegen een van de kampbewaarders van Sobibor: John Demjanjuk. In zijn requisitoir voor de rechtbank zei hij: Bij allen die in Sobibor dienst hebben gedaan, om het even welke afschuwelijke, onmenselijke en walgelijke daden zij hebben begaan, ontbrak het geringste spoor van humaniteit. John Iwan Demjanjuk was daarop geen uitzondering. Vandaag keer ik terug naar de humanistische idealen die mijn ouders mij hebben bijgebracht. (….) Uit respect voor mijn humanistische ouders verzoek ik de rechtbank, deze oude man, die al jaren gevangen zat, geen vrijheidsstraf op te leggen.1 Zo hield Schelvis niet alleen de waarheid overeind, maar ook de menselijkheid. Vanmorgen horen we hoe Jezus nog een keer verscheen na zijn dood. Ik houd m'n hart een beetje vast. Hoe ver kun je gaan? Lucas weet van geen ophouden, na Pasen. Hij gaat maar door.
1 Voor de hele tekst van het requisitoir van Schelvis zie: http://www.joodswelzijn.nl/HulpverleningMediation/Proces-Demjanjuk/Requisitoiren/Requisitoir-Jules-Schelvis.aspx
Het opstandingsverhaal laat het mysterie nog wat in stand, er is alleen een leeg graf en mannen in bliksemende kleren. Maar Lucas gaat nog een stapje verder: De Emmaüsgangers: Jezus komt in beeld en verdwijnt zodra hij herkend wordt. 'Zo is het wel mooi geweest Lucas', denk ik dan, 'je vraagt meer dan het uiterste van mijn voorstellingsvermogen'. Maar Lucas stoort zich voor geen meter aan mijn voorstellingsvermogen. Hij gaat evenzo vrolijk nog een stap verder. Jezus verschijnt helemaal, je kunt hem voelen, hij is geen geest. En om dat te bewijzen gaat ie ook nog een gebakken visje eten... Op het moment dat dat visje bij Jezus naar binnengaat, haak ik af. Dit gaat er bij mij niet in. 'Je kunt me meer vertellen Lucas. Er zijn grenzen aan mijn geloof.' Hoe nu verder? Misschien maar beginnen bij het stukje voor ik afhaak; voor het gebakken visje. Jezus komt in hun midden en zijn eerste woord is: vrede. Shalom, dat is een gewone groet voor die tijd. Shalom betekent trouwens meer dan vrede; de allereerste betekenis is ongedeerd, heelhuids2. Dat is gek, want tegelijk zegt hij: 'Kijk naar mijn handen en mijn voeten, ik ben het zelf. Ik ben het, kijk maar naar mijn wonden'. Dat is bepaald niet ongedeerd. Vreemd, hier blijf ik haken. Tot twee keer toe wijst Jezus op zijn wonden. Ik vind dat verwarrend, maar ergens ook heel mooi. Hier verschijnt geen triomfantelijke, superheld; een overwinnaar van de dood. Maar een beschadigd mens met huid en haar. En toch: Shalom, ongedeerd. Kan dat? Kan dat samengaan? Ik denk aan Jules Schelvis, een man die zoveel onmenselijkheid heeft meegemaakt. Hoe hij beschadigd was, dat kan alleen hijzelf vertellen. Maar wat hij zei, daar voor die rechtbank: Uit respect voor mijn humanistische ouders verzoek ik de rechtbank, deze oude man, die al jaren gevangen zat, geen vrijheidsstraf op te leggen. Juist dat, wat ze als eerste wilden breken daar in Sobibor, de menselijkheid, was bij hem ten diepste heel gebleven. Zwaar gehavend, maar ongedeerd. Is dat misschien opstanding? In de liturgie staat een schilderij van Francisco Zurbaran. Agnus Dei, heet het, Lam Gods.
2 Het woord stamt uit het Ugaritisch, waar het de betekenis heeft van onbezeerd, intact, in goede gezondheid, in harmonie zijn.
Francisco de Zurbaran, Agnus Dei. 1635-1640 Museo del Prado, Madrid Zurbaran was een Spaans schilder die twee dingen heel goed kon schilderen, die voor schilders het allermoeilijkst zijn: Onderwerpen die wit zijn en stoffen; die schilderde hij zo, dat je ze bijna kon aanraken. In dit schilderij vind je beide terug. Een wit lammetje dat je – als er naar kijkt – gewoon kunt voelen. Zo zacht, zo weerloos. Het hoort te springen en te dartelen, maar het ligt gelaten te wachten. Z'n pootjes bij elkaar gebonden. Hier ligt de menselijkheid. Overgeleverd aan de wereld. Zurbaran heeft een stuk of zeven van deze lammetjes geschilderd. Sommige hebben een ragfijn aureooltje boven hun kop. Hier heeft hij dat ook weggelaten. Het is niet nodig. Zie je hoe teder het licht van boven zijn vachtje streelt. Dat is genoeg. Dit Lammetje wordt gezien, daarboven. Agnus dei qui tollis peccata mundi. Lam Gods dat de zonden van de wereld wegdraagt. Ontferm u over ons en geef ons vrede. Dat lam is Jezus. Hij had moeten spelen, springen en dartelen. Zijn waarheid is de weg naar levensvreugde. Maar, er is iets in ons dat weerloosheid niet duldt. Er is iets in ons dat zachtheid minacht, dat hardheid verlangt. We moeten gehard worden, eelt op de ziel kweken, weerbaar worden.
De wereld is hard en je moet niet over je heen laten lopen. Er is iets in ons dat een altaar opricht voor onkwetsbaarheid. Daarop offeren we alles wat ons helpt om ongedeerd te blijven. Alles. Zelfs, dit lammetje; onze diepste menselijkheid. Het werd geslacht. Geofferd. Toen daar op Golgotha. En evengoed daar in Sobibor: 170.000 keer. Soms zetten wij mensen alles op alles om onze menselijkheid te vernietigen. Vanmorgen horen wij het verhaal dat Jezus opstond. Met zijn wonden. Hij wenst ons shalom toe: heelheid. En laat tegelijk zijn wonden zien. Alsof hij een andere weg wijst; die van de weerloosheid. Ik probeer het te vatten. Maar dan eet hij dat gebakken visje. Als een soort bewijs: “Kijk ik ben geen geest, ik kan eten”. Dat vind ik zo banaal. Daar snap ik niks van. Of, zou het te maken hebben met het verhaal hiervoor. Bij de Emmaüsgangers brak hij het brood en werd hij herkend. Hier eet hij vis. Brood en vis. En wacht eens, als hij het voor hun ogen op eet, zegt hij iets. Over dat hij moest lijden en sterven en op de derde dag zou opstaan. Zo opent hij hun verstand. Voor wie schreef Lucas eigenlijk? Voor de eerste volgelingen van Jezus, joods en niet-joods die zelf niet begrepen werden en vervolgd werden in het militaristische, macho-Rome. Hoe zouden zij dit verhaal gehoord hebben? Zou dat visje te maken kunnen hebben met hun geheime herkenningsteken. Ichthus: vis; de eerste letters van dat woord vormden voor hen een minigeloofsbelijdenis: Jezus, Christus, Zoon van God, Redder. Het is gebakken, door het vuur gegaan dat visje; het is geofferd. Zou Lucas met dit visje zijn lezers een hart onder de riem steken. En met hen al zijn volgelingen die in een harde wereld, de weg van de weerloosheid proberen te gaan. Om hun verstand te openen voor die waarheid die zo kwetsbaar is. Zo weerloos dat je je hart vasthoudt. Dit kan toch niet goed komen met dat lammetje! Ja, dat kan wel.
In het visioen van Johannes wordt diezelfde weerloze waarheid in een boekrol aangedragen. Niemand kan hem openen. Niemand. Alleen de leeuw van Juda. Je verwacht iets imponerends. Iets dat respect afdwingt en als vanzelf alle aandacht naar zich toetrekt. Maar het is weer dat lammetje. Dat geslachte lammetje. Alleen hij kan de waarheid openen. Wat staat er in die boekrol. Wat is die waarheid? Kijk, het is de verrezen Heer met zijn gewonde handen. Daar gaat Hij door de eeuwen, de jaren, de dagen, de uren heen. Heel zorgvuldig verzamelt hij ieder moment dat ergens de menselijkheid behoed werd, tegen alle lompheid in. Hij verzamelt wat gebroken werd en beschadigd. Wat geofferd werd en waar om gehuild werd. Het is juist in de rafels, de barsten en de wonden, dat hij vindt wat van waarde is. Maar hij verzamelt ook het geluk dat mensen elkaar gaven, de dankbaarheid en de verwondering. Ieder moment waarin mensen elkaar en zichzelf vergeving gunden. Alles van waarde vindt hij in zijn weerloosheid. Niets ontgaat hem. Hij verzamelt het zorgvuldig in zijn beschadigde handen en zegt: Kijk, dit is mijn Koninkrijk.