s ie
s
at
ie
re l e al
rt ic ve
rn e
re l
at
at te in
rn e
ex te
di
en
st
ui
to
re l
ef
en
ie
s
in
g
DEONTOLOGISCHE CODE
basiswaarden
FEDERALE OVERHEIDSDIENST
BINNENLANDSE ZAKEN
De maatschappij is de laatste jaren sterk geëvolueerd en daarbij kritischer en mondiger geworden. Zij verlangt van de overheid correctheid, snelheid en een hoge kwaliteit in haar dagelijkse dienstverlening. De maatschappij vraagt dat de overheid het goede voorbeeld geeft. Een beroepsethiek ondersteunt ons in deze voorbeeldfunctie en helpt ons om het vertrouwen van de burger in de overheid te waarborgen en/of te herstellen. Een aantal hervormingen hebben de ambtenaar bovendien omgevormd tot een verantwoordelijk individu, een medewerker in het proces, een geëmancipeerde werkkracht met volwaardige rechten en plichten. De deontologische code van de FOD Binnenlandse Zaken wil aan al haar personeelsleden daarom een leidraad aanbieden, een positief hulpmiddel dat hen in moeilijke of niet evidente omstandigheden weet te zeggen welk gedrag gepast is. Deze brochure is een samenvatting van de deontologische code zelf, waarin u een meer volledige bespreking van de voorgestelde waarden en normen kan terugvinden. Ik wens u een aangename lectuur en hoop dat deze deontologische code voor u een houvast kan betekenen. Monique De Knop
Inleiding Wat is het doel van de deontologische code? De deontologische code van de FOD Binnenlandse Zaken heeft als belangrijkste doelstellingen: - het aanbieden van een geheel van ethische en professionele rechten en plichten die de leden van de FOD Binnenlandse Zaken bij de uitoefening van hun functies dienen in acht te nemen; - het creëren van een houvast om enerzijds, het gedrag van de leden te begeleiden en anderzijds, een zekere bescherming te bieden tegen invloeden van buitenaf; - het ethische en professionele gedrag van de leden van de FOD te stimuleren en te normeren om zo bij te dragen aan de kwalitatieve verbetering van de werking van de FOD Binnenlandse Zaken.
Voor wie is de code bestemd? Deze code is van toepassing op alle personeelsleden van de FOD Binnenlandse Zaken, ongeacht hun statutaire toestand, hun graad, rang of functie. De code is ook van toepassing op het Commissariaatgeneraal voor de vluchtelingen en de staatlozen, op het personeel dat ter beschikking is gesteld van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht en van de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen, op de personeelsleden van andere overheidsdiensten die bij de FOD Binnenlandse Zaken gedetacheerd zijn en op het personeel van de FOD Binnenlandse Zaken die bij een andere overheidsdienst gedetacheerd is.
Wat houdt de code in? De deontologische code gaat in de eerste plaats over de waarden en normen die de organisatie dragen en die door de leden van de organisatie beleefd worden. In 2002 legde de FOD Binnenlandse Zaken reeds zes basiswaarden vast, die haar organisatiecultuur kenmerken: -
de de de de de de
loyaliteit verantwoordelijkheid beschikbaarheid kwaliteit van de dienstverlening toegankelijkheid opleiding
Aanvullende ethische waarden die in het geheel van de werking van onze diensten aan bod dienen te komen zijn: - respect voor de menselijke waardigheid; - objectieve, rechtvaardige en faire behandeling van ambtenaren en burgers; - aandacht voor de fysieke, mentale en sociale gezondheid van het personeel; - toepassing van het principe van de verdienste in de evaluatie van het personeel; - strikte onpartijdigheid t.a.v. politieke mandatarissen en burgers; - openheid en transparantie; - integriteit; - publieke verantwoording.
Deze deontologische code vormt het basisdocument voor de FOD Binnenlandse Zaken en bevat de fundamentele waarden en normen van het openbaar ambt. Deze waarden en normen kunnen naargelang de eisen van de verschillende diensten nog gespecificeerd worden, zolang de principes van de code maar niet worden geschaad. De deontologische code van de FOD Binnenlandse Zaken is ingedeeld in vijf grote hoofdstukken: 1. De basiswaarden 2. De dienstuitoefening 3. Externe relaties op het werk (met mensen van buiten de FOD) 4. Interne relaties op het werk (met mensen van binnen de FOD) 5. Verticale relaties op het werk (medewerkers met leidinggevenden van de FOD en omgekeerd) In wat volgt lichten we voor u de voornaamste punten uit elk hoofdstuk toe.
Hoofdstuk I : De basiswaarden De deontologische code van de FOD Binnenlandse Zaken baseert zich op de volgende fundamentele basiswaarden:
Grondwettelijke rechten en vrijheden Menselijke waardigheid De grondwettelijke rechten en vrijheden van iedereen staan centraal in de relatie tussen de overheid en de bevolking. Rechten en vrijheden in combinatie met de menselijke waardigheid moeten te allen tijde en in alle omstandigheden gewaarborgd zijn én blijven.
Verbod van discriminatie In de onderlinge contacten tussen het personeel en in de contacten van het personeel met de bevolking kan geen enkele vorm van discriminatie toegestaan worden.
Integriteit De integriteit van de overheid is rechtsreeks verbonden aan het principe van de uitoefening van het openbaar gezag: integriteit heeft niet alleen te maken met onkreukbaarheid en onpartijdigheid, maar ook met rechtvaardigheid, klantgerichtheid, vakbekwaamheid, geloofwaardigheid en vertrouwen.
Integriteit houdt niet alleen in dat de overheid de wet moet doen respecteren, maar ook dat ze daarin een voorbeeld moet zijn: rechtvaardig handelen door middelen en bevoegdheden op de juiste manier te gebruiken. De burger moet vertrouwen kunnen hebben in de overheid en in haar ambtenaren.
Loyauteit Loyauteit betekent dat de opdrachten plichtsgetrouw worden uitgevoerd (met respect voor wettelijkheid. Het wil ook zeggen dat er constructief en met kennis van zaken wordt meegewerkt aan de voorbereiding en de evaluatie van die opdrachten.
Discretie Vrijheid van meningsuiting is een grondwettelijk gewaarborgd recht. Ambtenaren genieten daarenboven van een spreekrecht en het recht om met collega’s, chefs en medewerkers informatie uit te wisselen, ideeën te toetsen en een eigen standpunt te verdedigen. Tegenover de burger bestaat daarenboven het recht en zelfs de plicht om informatie te verschaffen. De overheid heeft echter ook het recht om de vrijheid van meningsuiting te beperken om redenen van openbaar en algemeen belang (bv. in het kader van de veiligheid en de openbare orde).
Hoofdstuk II : De dienstuitoefening Houding en waardigheid van het ambt In de uitoefening van de dienst onthoudt men zich van een kwetsende, denigrerende of aanstootgevende houding, kledij en taalgebruik ten opzichte van iedereen met wie men beroepshalve in contact komt. Elke gedraging die de waardigheid van het ambt ernstig in het gedrang kan brengen, dient vermeden te worden.
Professioneel gedrag De kwaliteit van het werk wordt in hoge mate bepaald door het professioneel gedrag van de mensen. Dit veronderstelt dat zij beschikken over een voldoende theoretische kennis; een aangepaste praktische vaardigheid en de fysische en psychische paraatheid om het werk op een professionele wijze uit te voeren.
Beschikbaarheid Beschikbaarheid betekent in de eerste plaats het fysiek aanwezig zijn daar waar de dienst moet uitgevoerd worden én het besteden van de diensttijd aan dienstzaken. Verder betekent het ook dat men aanspreekbaar en beschikbaar dient te zijn voor diegenen die op de dienst een beroep doen.
Het gebruik van communicatiemiddelen De communicatiemiddelen worden op een eerlijke en integere wijze gebruikt, volgens de behoeften van de dienst. Merk op dat hierbij op elk ogenblik het privé-leven van iedereen geëerbiedigd en beschermd zou moeten blijven.
Gebruik van alcohol, drugs, geneesmiddelen en roken op het werk Het gebruik van middelen die een nefaste invloed kunnen uitoefenen op de dienstuitoefening dienen vermeden te worden, tenzij daarvoor een psychosociale dan wel medische reden bestaat.
Hoofdstuk III : De externe relaties Externe relaties zijn alle betrekkingen, contacten en communicatie van de leden van de FOD Binnenlandse Zaken met het personeel van andere overheidsdiensten, met de burgers en met ieder ander persoon die zich op het Belgische grondgebied bevindt.
Dienstverlening In het kader van de dienstverlening aan de burgers, de overheid en andere openbare diensten staan de belangen van de partners centraal. Er wordt gewerkt in een permanente geest van dienstverlening en dit onder meer door blijk te geven van een persoonlijke betrokkenheid bij het werk dat men doet.
Het gebruik van dwang Het gebruik van dwang met andere dan wettelijke motieven kan niet toegestaan worden. Dwang kan enkel dan gebruikt worden als het absoluut noodzakelijk is. Zij die gerechtigd zijn dwang te gebruiken dienen daar door de werkgever behoorlijk op te worden voorbereid.
Kwaliteit Kwaliteit hangt voor een groot deel af van de wijze waarop de dienst georganiseerd, geleid en beheerd wordt. Het andere deel wordt ingevuld door de medewerkers zelf. Kwaliteit is dus een zaak van iedereen, van de basis tot de top.
Onkreukbaarheid Onkreukbaarheid betekent dat je geen misbruik maakt van de middelen en faciliteiten die je ter beschikking staan. Dit betekent met andere woorden dat je noch jezelf noch een ander mag bevoordelen op een wijze die je normaal niet toekomt.
Onpartijdigheid De administratie moet blijk geven van een constante onpartijdigheid in haar handelen. De relatie met burgers en/of andere partners mag dus niet bepaald worden door politieke, filosofische of godsdienstige overtuigingen. Dit geldt evenzeer voor de contacten met overheden en politieke mandatarissen. Eens men persoonlijk betrokken geraakt, zou men zich dienen te onthouden om nog verder tussen te komen.
Respect voor het privéleven Bij de behandeling van informatie over personen (hetgeen in onze FOD overvloedig gebeurt) dient de fysieke en geestelijke integriteit van deze personen maximaal beschermd te worden. Dit wil zeggen: alle aspecten van het privéleven incluis. Daarenboven is elke vorm van indiscretie uit den boze.
Toegankelijkheid Het is onaanvaardbaar dat een burger of instantie geen toegang of antwoord krijgt. De FOD moet toegankelijk zijn, open en doorzichtig voor iedereen die daar nood aan heeft.
Verantwoordelijkheid Iedereen is verantwoordelijk voor de taken die hem of haar zijn toegewezen. Iedereen zou hierover ook verantwoording moeten kunnen afeggen.
Hoofdstuk IV : De interne relaties Onder interne relaties worden verstaan: alle betrekkingen, contacten en communicatie tussen de personeelsleden van de FOD Binnenlandse Zaken onderling.
Positieve werksfeer Het creëren en/of handhaven van een positieve werksfeer is een permanente bezorgdheid van iedereen. Door elkaar te respecteren in de dagdagelijkse omgang en ongewenst gedrag achterwege te laten, kan éénieder bijdragen tot deze positieve ambiance op de werkvloer.
Collegialiteit Collegialiteit wordt gekenmerkt door een wederzijds vertrouwen, een open en oprechte benadering van de taken en het bespreekbaar maken van de eventuele problemen.
Hoofdstuk V : De verticale relaties Onder verticale relaties worden verstaan: alle betrekkingen, contacten en communicatie tussen de personeelsleden van de FOD Binnenlandse Zaken met hun leidinggevende ambtenaren én omgekeerd.
Leidinggeven De kwaliteit van de openbare dienst wordt niet enkel bepaald door het werk van haar ambtenaren en medewerkers, maar evenzeer door het management van de leidinggevenden. Zij staan in grote mate in voor het creëren van een positieve werkomgeving en –sfeer. De leidinggevende ambtenaren dragen bovendien een grote verantwoordelijkheid in het doen naleven van de principes van deze deontologische code. Omgekeerd dienen de ambtenaren en medewerkers van de FOD respect op te brengen voor de leidinggevende ambtenaren. Dit veronderstelt niet alleen de plichtsgetrouwe uitvoering van de taken, maar ook de aandacht en waardering voor hun werk.
Het ministerieel niveau Relaties met het ministerieel niveau worden evenzeer beheerst door de fundamentele principes van de deontologie.
Meningsverschillen Meningsverschillen over de uitvoering van opdrachten worden in onderling overleg tussen alle betrokkenen geregeld.
Tot slot Een integer beleid is het werk van iedereen. Het is vrijwel onmogelijk een integer beleid te voeren wanneer niet iedereen een zichtbare aanleiding geeft tot het toepassen van de principes van de deontologie. Politici, bewindslieden, mandaathouders en andere hoge verantwoordelijken hebben de plicht een hoog niveau van integriteit in de uitoefening van hun functies te tonen. Hun engagement bestaat er in de eerste plaats in om het goede voorbeeld te geven. In de tweede plaats nemen zij die maatregelen die enkel op hun niveau kunnen genomen worden, door bv. te werken aan de regelgeving en aan de randvoorwaarden van de dienstuitoefening, onder meer door het ter beschikking stellen van mensen en middelen. In deze omstandigheden moet van de medewerkers kunnen verwacht worden dat zij hun uiterste best doen om de lijn verder door te trekken en hun optimale medewerking te verlenen aan de uitvoering van de opdrachten.
FOD Binnenlandse Zaken © 2006